gepubliceerd op 18 juni 1997
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen
6 MEI 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen beoogt om, in uitvoering van de beslissingen genomen op het begrotingsconclaaf, over te gaan tot de sluiting van overtollige acute ziekenhuisbedden, Omtrent bedoelde wijzigingen werd ruim overleg gepleegd met de Gemeenschappen/Gewesten, wat aanleiding gaf tot een quasi consensus omtrent de te nemen maatregelen.
I. Doelstelling. 1. De bestaande erkenningsnormen, vervat in het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, zullen strikt moeten nageleefd worden, onverminderd bepaalde overgangsmaatregelen. 1.1.1. Ieder algemeen ziekenhuis moet over minimum 150 bedden, de nodige basisdiensten en functies en medische permanentie beschikken; de groepering zal niet langer kunnen aangegrepen worden om ziekenhuizen in stand te houden die niet aan deze minimumvereisten voldoen.
Binnen de ziekenhuissector zal een schaalvergroting gerealiseerd worden, door de groeperingen en fusies tussen ziekenhuizen aan te moedigen, onder meer via de afschaffing van de verplichte inlevering van 5% van het globaal aantal bedden ingeval van vrijwillige fusie vóór het einde van 1998. 1.1.2. Met het oog op een optimale aanwending van de beschikbare middelen dienen zoveel mogelijk overlappingen in het aanbod van diensten vermeden te worden.
Bovendien vereist de specialisering van de geneeskunst en de bediening van gesofistikeerde apparatuur de aanwezigheid van medisch, verpleegkundig en paramedisch personeel van uiteenlopende disciplines, aanwezigheid die slechts kan gegarandeerd worden wanneer de ziekenhuizen een voldoende activiteitsniveau halen.
Ziekenhuizen worden bijgevolg aangezet tot betere taakverdeling en complementariteit, door ze aan te sporen tot samenwerking. Dit gebeurt door het statuut van de groepering te revaloriseren.
Bovendien zal er een specifiek kaderbesluit genomen worden dat het statuut van de ziekenhuisassociatie omschrijft, waarbij een samenwerking rond één of meerdere diensten of functies wordt beoogd. 1.2. Wat de verplichte aanwezigheid van de 5 basisfuncties binnen de muren van het ziekenhuis betreft wordt er een versoepeling doorgevoerd. 1.3. De bestaande erkenningsnormen inzake minimum activiteitsniveau van een kraaminrichting zullen strikt moeten worden nageleefd. 1.4. De bestaande erkenningsnorm inzake de minimum bedcapaciteit van een pediatriedienst, zal strikt moeten nageleefd worden. 1.5. De eerstvolgende toepassing van de vastgestelde bezettingsnormen wordt vervroegd tot 1 oktober 1997. 2. De noodzaak blijft om samenwerkingsvormen tussen ziekenhuizen te bevorderen. 2.1. Voor de groeperingen worden er bijkomende voorwaarden gesteld, gericht op de daadwerkelijke samenwerking tussen de groeperende ziekenhuizen. 2.2. Tegelijkertijd worden de regels voor het aangaan van een fusie versoepeld. Met name wordt de verplichting om op termijn te komen tot een vestiging op één enkele plaats opgeheven en wordt de maximale kilometerafstand tussen twee ziekenhuizen die fusioneren opgetrokken. 3. Parallel met de verplichte afbouw van bedden wordt een vrijwillige beddenafbouw gestimuleerd.4. Met het oog op het maximaal behoud van de tewerkstelling zal 50% van de gerealiseerde besparingen, teweeggebracht door verplichte sluiting op macro-niveau, ten gunste van de tewerkstelling gerecycleerd worden.Voor wat de vrijwillige sluiting betreft wordt dat gedeelte van de 50% besparing, dat niet naar de instelling zelf terugvloeit, op macro-niveau en ten gunste van de tewerkstelling gerecycleerd.
II. Genomen maatregelen. 1. Minimale bedcapaciteit ziekenhuizen. 1.1.1. Het juridisch kader is geschapen voor de sluiting, op 1 januari 1998, van alle acute ziekenhuizen die op 1 oktober 1997 niet beschikken over 150 bedden, exclusief bedden in gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) bestemd voor patiënten met psychogeriatrische en chronische aandoeningen en voor patiënten met een ongeneeslijke ziekte die zich in een terminale fase bevinden en palliatieve zorg behoeven, de nodige basisdiensten en functies en medische permanentie en die in de loop van 1997 geen fusie realiseren.
De verplichting om over 150 bedden te beschikken geldt niet voor de geïsoleerde geriatriediensten. Ingeval van groepering of fusie met een geïsoleerde G-dienst worden de bedden van deze geïsoleerde dienst niet in rekening genomen voor de vaststelling van het minimum aantal bedden.
De gefusioneerde ziekenhuizen moeten, in hun globaliteit, beantwoorden aan voormelde norm.
De bestaande afwijking dat een ziekenhuis slechts moet beschikken over een minimum van 120 bedden, exclusief de bedden in gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) bestemd voor patiënten met psychogeriatrische en chronische aandoeningen en voor patiënten met een ongeneeslijke ziekte die zich in een terminale fase bevinden en palliatieve zorg behoeven, zo het gevestigd is in een gemeente van 25 000 inwoners of minder en het dichtst bijgelegen ziekenhuis, ten minste 15 km verder ligt, blijft behouden.
Er wordt tevens een afwijking voorzien voor die ziekenhuizen met minder dan 120 bedden, wanneer het dichtstbijzijnde ziekenhuis, behorend tot dezelfde Gemeenschap, zich op een afstand van minimum 50 km bevindt. 1.1.2. Het inhoudelijk beter invullen van de groepering belet niet dat ziekenhuizen worden aangemoedigd om fusies aan te gaan. Ziekenhuizen die voor 31 december 1998 overgaan tot vrijwillige fusie dienen geen bedden in te leveren, ziekenhuizen die na die datum overgaan tot vrijwillige fusie moeten ieder slechts een aantal bedden inleveren gelijk aan 5% van het aantal bedden van het kleinste fusionerende ziekenhuis. 2. Minimum aanwezigheid van 5 functies in het ziekenhuis 2.1. Het koninklijk besluit van 30 januari 1989 wordt gewijzigd in die zin dat het voortaan zal volstaan dat een ziekenhuis, voor wat de klinische biologie en de ziekenhuisapotheek betreft, de basisactiviteiten kan verrichten. Het begrip basisactiviteit zal later geëxpliciteerd worden. 2.2. Voor wat de prestaties betreft die de basisactiviteit te buiten gaan zal het volstaan dat het ziekenhuis, via samenwerkingsakkoorden, beroep kan doen op een volledig uitgebouwd laboratorium voor klinische biologie en een volledig uitgebouwde ziekenhuisapotheek. 3. Minimum aanwezigheid van 2 basisdiensten in het ziekenhuis. De verplichting om over een C-dienst én een D-dienst te beschikken wordt gewijzigd in de verplichting over een dienst te beschikken waar zowel chirurgische activiteiten als activiteiten in het domein van de inwendige geneeskunst worden verricht.
De verplichtingen die nu aan elk der bedoelde diensten (C-en D-diensten) opgelegd worden, worden gecumuleerd opgelegd aan de nieuwe gemengde C-D-dienst (de minimum bedcapaciteit van de C-D-dienst bedraagt 60). 4. Afwijking op het basisconcept van het ziekenhuis. Op de verplichting om te beschikken over 150 bedden,een dienst waar zowel chirurgische activiteiten als activiteiten in het domein van de inwendige geneeskunst wordt verricht (C-D-dienst) en een andere basisdienst en 5 basisfuncties, wordt een afwijking voorzien voor ziekenhuizen die terzelfdertijd chirurgische verstrekkingen en verstrekkingen van inwendige geneeskunst verrichten exclusief voor kinderen of voor de behandeling van tumoren. 5. Minimaal activiteitsniveau van kraaminrichting (400 bevallingen). 5.1. De nodige aanpassingen zijn aangebracht om de datum van de eerstvolgende toepassing van de norm inzake het minimum activiteitsniveau van een kraaminrichting te vervroegen tot 1 oktober 1997. Deze toepassing zal gebaseerd zijn op de gegevens van de jaren 1994, 1995 en 1996. 5.2. De kraaminrichtingen, die gemiddeld, gedurende 3 opeenvolgende jaren, het activiteitsniveau van 400 bevallingen per jaar niet bereiken, zullen op 1 januari 1998 moeten sluiten, tenzij : 1° het ziekenhuis dat over bedoelde kraaminrichting beschikt in de loop van 1997 een fusie realiseert.In voorkomend geval zal, indien het activiteitsniveau van die kraaminrichting lager is dan 275 bevallingen, de kraaminrichting van het gefusioneerde ziekenhuis, ten laatste 2 jaar na de publikatie van het besluit tot wijziging van voormeld besluit van 30 januari 1989, een homogene dienst op één vestigingsplaats moeten vormen.
Deze gefusioneerde kraaminrichting zal moeten beantwoorden aan alle vigerende erkenningsnormen en normen inzake het activiteitsniveau; 2° wanneer de kraaminrichting, voor wat deze toepassing van de normen inzake activiteitsniveau betreft, gedurende het jaar 1996 vooralsnog het niveau van de 400 bevallingen bereikte. 5.3. Indien het ziekenhuis het bewijs levert dat er, gedurende één der in 5.1. bedoelde referentiejaren, belangrijke verbouwingswerken verricht werden die het activiteitsniveau van de kraaminrichting in negatieve zin beïnvloedden, wordt bedoeld referentiejaar bij de berekening van het activiteitsniveau voor die dienst geneutraliseerd.
De bewijsvoering zal erin bestaan de vergunning voor de werken, afgeleverd door de bevoegde Gemeenschaps/Gewestminister voor te leggen. Een kopie van bedoelde vergunning dient overgemaakt te worden aan het Bestuur van de Gezondheidszorg van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
Indien meerdere kraaminrichtingen, gelegen in dezelfde gemeente niet voldoen aan bovenvermelde activiteitsnorm, wordt de activiteitsnorm slechts toegepast op de minst performante dienst of diensten behoudens andersluidend onderling akkoord tussen betrokken ziekenhuizen,zodanig dat er in de bedoelde gemeente een kraaminrichting blijft bestaan. 5.4. De bestaande afwijking voor kraaminrichtingen die opgericht zijn in een gebied waar de dichtstbijzijnde soortgelijke dienst zich minstens 25 km verder bevindt of in een gemeente met minstens20 000 inwoners waarbij de dichtstbijzijnde soortgelijke dienst zich minstens 15 km verder bevindt blijft behouden en wordt aangevuld met die ziekenhuizen waarvoor het dichtstbijzijnde ziekenhuis, behorend tot dezelfde Gemeenschap, zich op een afstand van minimum50 km bevindt. 6. Minimale bedcapaciteit en minimaal activiteitsniveau in pediatriediensten (15 bedden bezet aan 70 %) 6.1. De nodige wijzigingen zijn aangebracht teneinde het juridisch kader te scheppen voor de sluiting op 1 januari 1998 van iedere pediatriedienst die op 1 oktober 1997 niet beschikt over 15 bedden,bezet aan 70%,gecorrigeerd met het negatief aantal ligdagen (NAL), tenzij het ziekenhuis dat over bedoelde pediatriedienst beschikt, in de loop van 1997 overgaat tot een fusie. De toepassing gebeurt op basis van de pathologieën van de jaren 1993 en 1995. 6.2. In voorkomend geval moet, indien die pediatriedienst over minder dan 10 bedden beschikt, de pediatriedienst van het gefusioneerde ziekenhuis, ten laatste 2 jaar na de publikatie van onderhavig besluit, een homogene dienst op één vestigingsplaats vormen. Deze gefusioneerde dienst zal moeten beantwoorden aan alle vigerende erkenningsnormen en normen inzake activiteitsniveau. 6.3. Indien het ziekenhuis het bewijs levert dat er, gedurende één der in 6.1. bedoelde referentiejaren, belangrijke verbouwingswerken verricht werden die het activiteitsniveau van de pediatriedienst in negatieve zin beïnvloedden, wordt bedoeld referentiejaar bij de berekening van het activiteitsniveau voor die dienst geneutraliseerd.
De bewijsvoering zal erin bestaan de vergunning voor de werken, afgeleverd door de bevoegde Gemeenschaps/Gewestminister voor te leggen. Een kopie van bedoelde vergunning dient overgemaakt te worden aan het Bestuur van de Gezondheidszorg van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
Indien meerdere pediatriediensten, gelegen in dezelfde gemeente, omwille van onderbezetting onder de minimale bedcapaciteitsdrempel zakken, wordt de bezettingsnorm slechts toegepast op de minst performante dienst of diensten behoudens andersluidend onderling akkoord tussen betrokken ziekenhuizen, zodanig dat er in de bedoelde gemeente een pediatriedienst blijft bestaan. 6.4. Pediatriediensten die niet beschikken over 15 bedden kunnen overgaan tot interne reconversie van acute ziekenhuisbedden van een andere kenletter naar E-bedden teneinde de minimale bedcapaciteit te bereiken, indien ze kunnen aantonen dat de pediatrische activiteit in de E-diensten tijdens het dienstjaar 1996, voldoende was om 15 bedden aan 70% te bezetten. 6.5. Pediatriediensten die niet beschikken over 15 bedden kunnen overgaan tot interne reconversie van acute ziekenhuisbedden van een andere kenletter naar E-bedden teneinde de minimale bedcapaciteit te bereiken, indien het ziekenhuis dat over een dergelijke dienst beschikt kan aantonen dat de activiteit in de E-dienst van 1996, voldoende was om 15 bedden aan 70% te bezetten. 6.6. De pediatriediensten die niet beantwoorden aan de in punt 6.1. bedoelde voorwaarden en die in de loop van 1997 nog geen fusie hebben aangegaan moeten op 1 januari 1998 gesloten zijn. 6.7. Voor de pediatriediensten die gelegen zijn in een gemeente als bedoeld in punt 5.4. wordt de bestaande afwijking behouden en wordt aangevuld met die ziekenhuizen waarvoor het dichtstbijzijnde ziekenhuis, behorend tot dezelfde Gemeenschap, zich op een afstand van minimum 50 km bevindt. 7. Toepassing van de normen inzake de bezettingsgraad voor andere diensten dan de kraaminrichtingen. 7.1. De datum van de eerstvolgende toepassing van de normen inzake de minimale bezettingsgraad wordt vervroegd tot 1 oktober 1997. Bedoelde toepassing zal gebaseerd zijn op de pathologie gewogen gegevens van de jaren 1993 en 1995. 7.2. Bedoelde onderbezette bedden moeten op 1 oktober 1997 gesloten zijn.
Bedoeld aantal bedden worden op evenredige wijze verminderd in die groep of groepen van ziekenhuisdiensten die aan de basis liggen van de onderbezetting van het ziekenhuis. 7.3. Indien het ziekenhuis het bewijs levert dat er, gedurende één der in punt 7.1. bedoelde referentiejaren, belangrijke verbouwingswerken verricht werden die de bezettingsgraad van een bepaalde dienst in negatieve zin beïnvloedden, wordt bedoeld referentiejaar bij de berekening van de bezettingsgraad voor die dienst geneutraliseerd.
De bewijsvoering zal erin bestaan de vergunning voor de werken, afgeleverd door de bevoegde Gemeenschaps/Gewestminister voor te leggen. Een kopie van bedoelde vergunning dient overgemaakt te worden aan het Bestuur van de Gezondheidszorg van het Ministerie van Sociale Zaken,Volksgezondheid en Leefmilieu. 8. Bevorderen van de samenwerking tussen ziekenhuizen 8.1. Aan alle groeperingen worden volgende bijkomende voorwaarden gesteld : 1° de taken van het coördinatiecomité van de groepering worden versterkt.Het Comité zal meerdere keren per jaar verplicht samen-komen en een jaarlijks rapport opstellen. Dit rapport moet worden overgemaakt aan de bevoegde Minister en zal een erkenningsvereiste vormen; 2° elke beslissing inzake investeringen, tot oprichting van nieuwe diensten of van nieuwe medisch-technische diensten door de ziekenhuizen van de groepering moet door het coördinatiecomité worden goedgekeurd.Zonder dergelijke beslissing van het coördinatiecomité kunnen geen vergunningen of erkenningen worden afgeleverd; 3° teneinde te komen tot een optimale samenwerking moeten de ziekenhuizen overgaan tot de aanduiding van een hoofdgeneesheer-coördinator, een coördinator van het verpleegkundig departement, een algemeen coördinator evenals tot de oprichting van een gemeenschappelijk medisch comité, samengesteld uit afgevaardigden van de onderscheiden medische raden.De coördinatoren wonen de vergadering van het coördinatiecomité bij; 4° de ziekenhuizen van de groepering behouden ieder hun campus, maar moeten betrachten om tot een efficiënte taakverdeling te komen zodat ze op termijn daadwerkelijk complementair zijn ten opzichte van elkaar.Daartoe moeten ze een plan uitwerken, dat aan de Gemeenschaps- of Gewestminister moet worden overgezonden, welke de toepassing ervan opvolgt.
De groepering mag niet leiden tot mono-specialistische vestigingen (behalve sub-acute geriatrie en Sp-diensten). 8.2. Het toetreden tot een groepering volstaat niet langer om te beantwoorden aan de norm inzake het minimumconcept van het ziekenhuis (150 bedden, een C-D-dienst, een andere basisdienst, vijf basisfuncties en medische permanentie). 8.2.1. Ziekenhuizen die niet beantwoorden aan het minimumconcept van 150 bedden, een C-D-dienst, een andere basisdienst, vijf basis-functies en medische permanentie dienen in de loop van 1997 over te gaan tot fusie (met verplichte inlevering van 5% van de bedcapaciteit). 8.2.2. Voor wat de verplichte bedvermindering ingeval van fusie betreft wordt het principe van de laatst bijgekomene in het fusiebesluit ingeschreven zodat, bij opeenvolgende fusies, de bedvermindering slechts doorgevoerd wordt op het aantal bedden van het ziekenhuis dat tot een reeds bestaande fusie toetreedt. 8.3. Indien ziekenhuizen met een bedcapaciteit van 150 acute bedden of meer, de nodige diensten, functies en medische permanentie, een fusie aangaan moeten ze geen 5% van de bedden afbouwen indien de fusie plaatsvindt voor 31 december 1998 en moeten ze elk slechts een aantal bedden afbouwen, gelijk aan 5% van het aantal bedden van het kleinste fusionerende ziekenhuis, indien de fusie plaatsvindt na 31 december 1998. 8.4. Teneinde groeperingen en fusies te stimuleren wordt de vereiste dat ze slechts tussen maximum drie ziekenhuizen kunnen afgesloten worden geschrapt. 8.5. Binnen de groepering en de fusie moet de homogeniteit van de diensten gegarandeerd worden.
Indien evenwel een ziekenhuis dat van de groepering of fusie deel uitmaakt over één of meerdere types van diensten beschikt waarvan de bedcapaciteit lager wordt dan 2/3 van de vastgestelde minimum bedcapaciteit, moeten de bedden van bedoeld type dienst op dezelfde vestigingsplaats gegroepeerd zijn. De ziekenhuizen moeten in het fusie-of groeperingsplan preciseren op welke wijze de homogeniteit of complementariteit van de groepering of van het fusieziekenhuis op verschillende sites zal geregeld worden.
De ziekenhuizen beschikken over een overgangsperiode van 2 jaar na de ondertekening van de groeperings-of fusie-overeenkomst om hieraan te beantwoorden. Het groeperings- of fusieplan moet door de Gemeenschappen/ Gewesten goedgekeurd worden. 8.6. Indien het gefusioneerde ziekenhuis beschikt over meerdere gelijksoortige ziekenhuisdiensten, eventueel verspreid over verschillende campi,dient ieder van die diensten afzonderlijk te beantwoorden aan alle desbetreffende erkenningsnormen behalve deze inzake minimum bedcapaciteit, mits deze bedcapaciteit niet lager is dan 2/3 van het vastgestelde minimum. 8.7. Bij de in 8.2.1. en 8.3. bedoelde vermindering wordt rekening gehouden met de in de betrokken instelling reeds vroeger gesloten bedden in het kader van een groepering of een fusie.
Eventuele sluiting van bedden in een ziekenhuis dat op het ogenblik van de fusie niet langer deel uitmaakt van de groepering wordt evenwel niet in rekening genomen. 8.8. De onderlinge afstand tussen de ziekenhuizen van de fusie mag niet meer zijn dan 25 km.De ziekenhuizen van de fusie kunnen evenwel verder van elkaar verwijderd zijn wanneer er zich geen twee acute ziekenhuizen binnen die cirkel bevinden.
De ziekenhuizen van de fusie mogen verder dan 25 km van elkaar verwijderd zijn wanneer ze, op 1 december 1996 reeds deel uitmaakten van eenzelfde groepering. 8.9.1. De huidige regeling inzake maximumcapaciteit van het fusieziekenhuis wordt gewijzigd. In beginsel zal de maximum capaciteit niet meer dan 1 000 bedden mogen bedragen. De Gemeenschaps/ Gewestminister kan hierop een afwijking van maximum 10% verlenen voor ziekenhuizen die zich bevinden binnen één der 5 grote agglomeraties (Brussel, Antwerpen, Luik, Gent en Charleroi). 8.9.2. Het uitgangspunt is dat het aantal bedden van een gefusioneerd ziekenhuis een bepaalde capaciteit beter niet overschrijdt. De ratio legis hiervan is dat een ziekenhuis zowel om kwalitatieve als om financieel-economische motieven niet over een te grote capaciteit mag beschikken. Bovendien bestaat ook de vrees dat indien te veel grote ziekenhuizen ontstaan deze allemaal zullen willen beschikken over zware gespecialiseerde en dus dure diensten waarvan bovendien de behoefte beperkt is.
Na analyse van de toestand in het land is evenwel gebleken dat door voornoemde regel een aantal fusies onmogelijk worden gemaakt, inzonderheid in grote agglomeraties, waar twee of meerdere ziekenhuizen samen vrij gemakkelijk over meer dan 1 000 bedden beschikken. Toch kan het aangewezen zijn om in deze situaties fusies te kunnen realiseren precies om rationaliseringen mogelijk te maken, daar waar deze ziekenhuizen over dezelfde soorten van diensten beschikken. Door deze uitzondering te weerhouden zullen geen arbitraire situaties worden gecreëerd omdat de uitzondering beperkt wordt tot grote agglomeraties.Met andere woorden,in het besluit zelf is een duidelijk criterium aangegeven om afwijkingen boven de 1 000 bedden toe te staan. 9. Vrijwillige bedvermindering. 9.1. De vrijwillige bedvermindering wordt gestimuleerd. 9.2. Zoals in het verleden wordt er een schadeloosstelling voorzien voor die ziekenhuizen die overgaan tot een belangrijke afbouw van bedden.
Bovendien zal 50% van de gerealiseerde besparing gerecycleerd worden, met name zal, voor die ziekenhuizen die vrijwillig minstens 10% van hun bedden sluiten 25% van de gerealiseerde besparing terugvloeien naar de instelling. De overige 25% van de gerealiseerde besparing zal op macro-niveau gerecycleerd worden.
Voor die ziekenhuizen die vrijwillig minder dan 10% van de bedden sluiten zal een premie ter vergoeding van zekere vaste kosten uitgekeerd worden. Het saldo van de 50% van de besparing zal eveneens op macro-niveau gerecycleerd worden. 10. Recyclage ingeval van verplichte bedvermindering Ingeval van verplichte bedvermindering zal 50% van de gerealiseerde besparing op macro-niveau gerecycleerd worden.11. Bijkomende mogelijkheden tot reconversie. Aan de ziekenhuizen die vrijwillig bedden sluiten en niet opteren voor één der in punt 9 bedoelde stimuli worden bijkomende mogelijkheden tot reconversie van ziekenhuisbedden naar Sp- en PVT-bedden en naar plaatsen van beschut wonen, geboden worden. Deze reconversie is niet mogelijk in het kader van de verplichte bedvermindering wegens het niet bereiken van het vastgestelde activiteitsniveau. 11. Afwijking op moratorium ingesteld bij het koninklijk besluit van 18 januari 1996 De verplichting tot homogeniteit van diensten binnen de groepering heeft voor gevolg dat het aantal bedden zowel binnen een ziekenhuis als binnen een bepaald type van ziekenhuisdienst zal verhogen. Het blokkeringsbesluit van 18 januari 1996 wordt dan ook aangepast teneinde de ziekenhuizen die van een groepering deel uitmaken in staat te stellen aan deze verplichting te voldoen.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, en gewijzigd door de wetten van 30 december 1988 en 21 december 1994, inzonderheid op artikel 69;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 4 maart 1991, 12 oktober 1993, 23 december 1993, 28 maart 1995, 20 augustus 1996 en 6 mei 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 12 oktober 1993 en 23 december 1993;
Gelet op het advies van de Nationale Raad voor ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Programmatie en Erkenning, uitgebracht op 23 februari 1996;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 84, eerste lid, 2°, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat de besparingsmaatregelen inzake verplichte toepassing van de bestaande erkenningsnormen en verplichte sluiting van onderbezette bedden dringend moeten worden uitgevoerd om enerzijds het financieel evenwicht van de sociale zekerheid te realiseren en om anderzijds de ziekenhuizen hiervan dringend op de hoogte te kunnen stellen;
Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht binnen een termijn van drie dagen;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende nadere omschrijving van de fusie van ziekenhuizen en van de bijzondere normen waaraan deze moet voldoen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 12 oktober 1993 en 23 december 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het punt 2° wordt opgeheven;2° in punt 3° worden de woorden "sub 2° bedoelde diensten of" geschrapt.
Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt opgeheven;2° in punt 2° worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "700 bedden" worden vervangen door de woorden "1 000 bedden";b) de woorden" In het voormelde cijfer zijn bedden in de diensten voor de behandeling van zieken die lijden aan langdurige aandoeningen (kenletter V) niet inbegrepen.|1L worden geschrapt; c) de woorden "bestemd voor patiënten met chronische aandoeningen (kenletter Sp(chronisch))" worden vervangen door de woorden "(kenletter Sp) bestemd voor patiënten met psychogeriatrische en chronische aandoeningen en voor patiënten met een ongeneeslijke ziekte die zich in een terminale fase bevinden en palliatieve zorg behoeven";d) de woorden "kan een afwijking toestaan op het hierboven vermelde aantal bedden, met dien verstande dat de fusie nooit1 000 bedden mag overschrijden, op voorwaarde dat daardoor beter kan worden voldaan aan de algemene doelstellingen zoals bedoeld in artikel 6, 2, 1° van dit besluit" worden vervangen door de woorden "kan een afwijking van maximum 10% toestaan op het hierboven vermelde aantal bedden, voor ziekenhuizen die zich bevinden binnen één der vijf grote agglomeraties (Brussel, Antwerpen, Luik, Gent en Charleroi)";3° in punt 3° worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de woorden "meer dan 10 km" worden vervangen door de woorden "meer dan 25 km";b) de woorden "De ziekenhuizen van de fusie kunnen evenwel verder dan 10 km van elkaar verwijderd zijn wanneer er geen twee acute ziekenhuizen zich binnen bedoelde afstand bevinden" worden vervangen door de woorden "De ziekenhuizen van de fusie kunnen evenwel verder van elkaar verwijderd zijn wanneer er zich geen twee acute ziekenhuizen binnen die cirkel bevinden";c) het wordt aangevuld met het volgende lid: De ziekenhuizen van de fusie mogen verder dan 25 km van elkaar verwijderd zijn wanneer ze, op 1 december 1996 reeds deel uitmaakten van eenzelfde groepering.|1L ; 4° het artikel wordt aangevuld als volgt: |1K 4° binnen de fusie moet de homogeniteit van de diensten gerealiseerd worden. Indien een ziekenhuis dat van de fusie deel uitmaakt over één of meerdere types van diensten beschikt waarvan de bedcapaciteit lager wordt dan 2/3 van de vastgestelde minimum bedcapaciteit, zullen de bedden van bedoeld type dienst op dezelfde vestigingsplaats moeten gegroepeerd zijn, met dien verstande dat, voor wat de C-D-dienst betreft, een minimumbedcapaciteit van 30 bedden op iedere vestigingsplaats volstaat.
De ziekenhuizen beschikken over een overgangsperiode van 2 jaarna de ondertekening van de fusie-overeenkomst om hier aan tebeantwoorden.
De fusies van ziekenhuizen die op het ogenblik van de bekendmaking van dit artikel erkend zijn, beschikken over een overgangsperiode van twee jaar, die aanvangt op de dag van de inwerkingtreding van dit artikel, om te beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in het tweede lid; 5° Indien het gefusioneerde ziekenhuis beschikt over meerdere gelijksoortige ziekenhuisdiensten, eventueel verspreid over verschillende campi, dient ieder van die diensten afzonderlijk te beantwoorden aan de desbetreffende erkenningsnormen, en dit, onverminderd de bepalingen van punt 4°.|1L
Art. 3.In artikel 5 van hetzelfde koninklijk besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° 1 wordt aangevuld als volgt: |1K , met dien verstande dat de vermindering, bij opeenvolgende fusies, slechts doorgevoerd wordt op het aantal bedden van het ziekenhuis dat tot een reeds bestaande fusie toetreedt;2° in 3 worden de woorden "in diensten voor de behandeling van zieken die lijden aan langdurige aandoeningen (kenletter V)" vervangen door de woorden "in gespecialiseerde diensten voor behandeling en revalidatie (kenletter Sp) bestemd voor patiënten met psychogeriatrische en chronische aandoeningen en voor patiënten met een ongeneeslijke ziekte die zich in een terminale fase bevinden en palliatieve zorg behoeven";3° de 4 wordt vervangen door de volgende bepalingen: |1K 4.Bij de in 1 bedoelde vermindering worden de bedden die in het kader van de toepassing van artikel 21 van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 4 maart 1991, 12 oktober 1993, 23 december 1993, 28 maart 1995, 20 augustus 1996 en 6 mei 1997, gesloten werden, in mindering gebracht. |1L; 4° het artikel wordt aangevuld met de volgende paragrafen: |1K 5.De in 1 bedoelde vermindering is niet van toepassing ingeval de fusie aangegaan wordt tussen partners die op het ogenblik van de fusie reeds samen een groepering vormen, mits er, in één of meerdere van de ziekenhuizen die van de groepering deel uitmaken, op het ogenblik van de toetreding tot die groepering reeds een bedvermindering van 5 % van de globale bedcapaciteit van de ziekenhuizen van de groepering geschiedde.
Eventuele sluiting van bedden in een ziekenhuis dat op het ogenblik van de fusie niet langer deel uitmaakt van de groepering wordt evenwel niet in rekening genomen. 6. De in 1 bedoelde vermindering is niet van toepassing op die ziekenhuizen die ieder afzonderlijk beantwoorden aan de normen bedoeld in artikel 2, 1, van voormeld besluit van 30 januari 1989, op voorwaarde dat de fusie gerealiseerd is vóór 1 januari 1999.Indien bedoelde ziekenhuizen na 31 december 1998 fusioneren moeten ze elk een aantal bedden afbouwen, gelijk aan 5% van het kleinste fusionerende ziekenhuis. |1L
Art. 4.In artikel 6, 2, 6° van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "artikel 2, 3, eerste lid of vierde lid, van het voormelde koninklijk besluit van 30 januari 1989" vervangen door de woorden "de voorwaarden bedoeld in artikel 3, 4° en 5°".
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1997.
Art. 6.Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen zijn ieder wat Hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 mei 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA