Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 27 maart 2002
gepubliceerd op 10 april 2002

Besluit van de Waalse Regering houdende oprichting van een Fiscale Cel van het Waalse Gewest

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2002027347
pub.
10/04/2002
prom.
27/03/2002
ELI
eli/besluit/2002/03/27/2002027347/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 MAART 2002. - Besluit van de Waalse Regering houdende oprichting van een Fiscale Cel van het Waalse Gewest


De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 1;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van het Gewest;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2000 betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Waalse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2001;

Overwegende dat de oprichting van een vaste administratieve structuur eigen aan het Gewest die belast is met de uitvoering van alle fiscale bevoegdheden voorafgegaan moet worden door de oprichting van een fiscale cel die meer bepaald bestaat uit deskundigen die als opdracht hebben de uitvoering van analysewerkzaamheden met betrekking op de functies, de procedures, het opstellen van een inventaris van personele en logistieke middelen, evenals de voorbereiding van de overheveling van de diensten van de federale Overheid en de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest;

Overwegende dat het van belang is dat bedoelde cel meer bepaald samengesteld wordt uit federale ambtenaren die bedoelde fiscale bevoegdheden beheersen;

Gelet op de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de Gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de Gewesten;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 februari 2002;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 28 februari 2002;

Gelet op de instemming van de Minister van Ambtenarenzaken;

Gelet op het protocol nr. 346 van Sectorcomité XVI, opgesteld op 22 maart 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat bedoelde administratieve structuur geïmplementeerd dient te worden zodat de doelstellingen die de Waalse Regering voor ogen heeft op het vlak van de uitoefening van de fiscale bevoegdheden, bereikt kunnen worden;

Overwegende dat er in een regelgevende grondslag voor de terbeschikkingstelling van het personeel voorzien dient te worden;

Op de voordracht van de Minister van Begroting;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Er wordt een voorlopige Fiscale Cel bij de Waalse Regering opgericht, met als opdracht de Regering bij te staan in de uitvoering van de overheveling van de fiscale bevoegdheden vermeld in de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot wijziging van de bijzondere wet van 16 januari 1989; hierna genoemd « de Cel ».

Bedoelde cel wordt rechtstreeks onder het gezag van de Minister van Begroting geplaatst.

Hij wordt opgericht voor een duur van drie jaar.

De Waalse Regering beslist bij besluit over de datum waarop de opdracht beëindigd wordt.

Art. 2.De Cel heeft als opdracht de Waalse Regering bij te staan in de uitvoering van de overheveling van de fiscale bevoegdheden bedoeld in artikel 3 van de bijzondere financieringswet van 13 juli 2001 tot wijziging van de bijzondere wet van 16 januari 1989.

In die zin waakt bedoelde cel erover : 1° dat de administratieve en technische opvolging van beide fiscale samenwerkingsakkoorden (Agentschap voor Vermogensinformatie en informatie-uitwisseling) verricht wordt;2° dat de analyse van de middelen die gebruikt worden voor elke gewestelijke belasting bedoeld in artikel 3 van de financieringswet uitgevoerd wordt en dat de kostenstructuur opgesteld wordt;3° dat er een verslag wordt opgesteld over de doelmatigheid van de overheveling, per belastinggeheel, van de inningsdiensten van de Franse Gemeesnchap en van de federale Overheid naar het Gewest;4° dat er een operationeel overhevelingsplan wordt opgesteld met betrekking tot de personele middelen, de bestuursinformatica en -logistiek naar het Gewest;5° dat er aanbevelingen worden geformuleerd over een herorganisatie van alle over te hevelen diensten, rekening houdend meer bepaald met het inningwetboek van 6 mei 1999 met het oog op hun uiteindelijke integratie in de toekomstige fiscale structuur;6° dat er op gewestelijk vlak een globaal organisatieschema wordt opgesteld van de nieuwe belastingdiensten en dat er dientengevolge een administratieve structuur wordt voorgesteld waarin bedoelde diensten ondergebracht kunnen worden;7° dat de daadwerkelijke overheveling van de verschillende gewestelijke, gemeenschaps- en federale diensten naar de gewestelijke belastingadministratie georganiseerd wordt.

Art. 3.Voor elke opdracht wordt er een operationeel plan uitgewerkt met de vooropgestelde doelstellingen, een omschrijving van de uit te voeren acties en de in te zetten middelen, evenals een tijdschema.

Bedoeld plan wordt door de Minister van Begroting goedgekeurd.

Art. 4.De Cel stelt om de drie maanden een activiteitenverslag op ten behoeve van de Minister van Begroting, waarin de werkzaamheden van de Cel samenvattend omschreven worden.

De Minister van Begroting brengt elk kwartaal verslag uit aan de Waalse Regering over de stand van de werkzaamheden van de Cel.

Art. 5.§ 1. De Cel wordt geleid door een consultant die aangewezen wordt na een onderhandelingsprocedure met bekendmaking. Bedoelde consultant moet over het profiel beschikken van een hoger opgeleid manager in de privé-sector met bovendien een significante ervaring in een federale belastingadministratie. § 2. Naast de leider van de Cel bedoeld in § 1 bestaat de Fiscale Cel verder uit : a) een personeelslid van niveau 1 van de federale belastingadministratie die houder is van een loonschaal van minimum 10 S3;b) een personeelslid van niveau 1 van de federale belastingadministratie die houder is van een loonschaal van minimum 10 S2;c) vijf personeelsleden van niveau 1;d) een personeelslid van niveau 2+. § 3. De personen bedoeld in dit artikel worden aangewezen door de Waalse Regering, op de voordracht van de Minister van Begroting.

Art. 6.De wedden van de personeelsleden aangewezen door de Waalse Regering gaan ten laste van de begroting van het Waalse Gewest.

Art. 7.§ 1. Onverminderd artikel 9 wordt de personeelsleden van de Cel bedoeld in artikel 1 die geen deel uitmaken van het personeel van de diensten van de Waalse Regering of, meer in het algemeen, van om het even welke overheidsdienst een toelage toegewezen in plaats van de wedde, vastgesteld volgens de hiernavolgende loonschalen van toepassing op het personeel van de Ministeries : A5 : voor een personeelslid van niveau 1;

A6 : voor de andere personeelsleden van niveau 1;

B1 : voor het personeelslid van niveau 2+. § 2. Het personeelslid van niveau 2+, bedoeld in § 1 van dit artikel, krijgt een bijkomende toelage die gelijk is aan de bijkomende toelage voorzien voor het uitvoerend personeel bij artikel 12 van het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2000 betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Waalse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2001.

Art. 8.§ 1. Indien het personeel bedoeld in artikel 5, § 2, letters c en d, reeds de hoedanigheid van personeelslid van de diensten van de Regering bezit, wordt het gedetacheerd uit de dienst waar het te werk is gesteld voor de duur van de aanwijzing. § 2. De bezoldiging, evenals de maaltijdcheques van de ambtenaren en de contractuele personeelsleden die gedetacheerd zijn uit de diensten van de Regering blijven ten laste van laatstgenoemden. De contractuele personeelsleden van de diensten van de Regering behouden op dezelfde wijze als de statutaire personeelsleden hun bezoldiging vermeerderd met de toelage bedoeld in artikel 9.

Art. 9.Er wordt aan de personeelsleden die naar de Cel worden gedetacheerd een toelage verleend die vastgesteld is als volgt : § 1. Het personeelslid bedoeld in artikel 5, § 2, letter a, krijgt een jaarlijkse toelage die gelijk is aan de kabinetstoelage die voorzien is voor adviseurs bij artikel 13 van het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2000 betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Waalse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2001. § 2. De personeelsleden bedoeld in artikel 5, § 2, letters b en c, krijgen een jaarlijkse toelage die gelijk is aan de kabinetstoelage die voorzien is voor attachés bij artikel 13 van het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2000 betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Waalse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2001. § 3. Het personeelslid bedoeld in artikel 5, § 2, letter d, krijgt een jaarlijkse toelage die gelijk is aan de kabinetstoelage die voorzien is voor uitvoerende personeelsleden bij artikel 13 van het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2000 betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Waalse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2001. § 4. De geldelijke toestand van de personeelsleden van de Cel die zonder deel uit te maken van de diensten van de Regering evenwel deel uitmaken van een Ministerie, een dienst van het Rijk of een andere overheidsdienst, van een overheidsbedrijf bedoeld in de wet van 21 maart 1991, een instelling van openbaar nut bedoeld in de wet van 27 juni 1921, publiekrechtelijke rechtspersoon opgericht op grond van artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, of van een gesubsidieerde onderwijsinstelling, wordt als volgt geregeld : 1° indien de werkgever ermee instemt om de wedde verder te betalen, krijgt de betrokken persoon de jaarlijkse toelage voorzien bij artikel 9;indien de werkgever de wedde eist, betaalt het Waalse Gewest aan de oorspronkelijke dienst de bezoldiging van het personeelslid van de Cel, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en elke andere toelage en vergoeding terug zoals berekend overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de personeelsleden van de Cel in hun oorspronkelijke instelling, eventueel vermeerderd met de werkgeversbijdragen; 2° indien de werkgever de betaling van het loon opschort, krijgt de betrokken persoon een jaarlijkse toelage in de plaats van de wedde, vermeerderd met de jaarlijkse toelage voorzien bij artikel 9 die evenwel noch meer noch minder mag bedragen dan de bezoldiging vermeerderd met de bijkomende weddebedragen, premies en vergoedingen allerhande in ruime zin en met de toelage die de betrokken persoon zou krijgen indien de bepalingen onder 1° op hem van toepassing zouden zijn.

Art. 10.De personeelsleden van de Cel kunnen geen enkele andere bijkomende vergoeding krijgen dan de toelagen bedoeld in de artikelen 7, § 2, en 9 van dit besluit.

Art. 11.Onverminderd artikel 10 krijgen de personeelsleden bedoeld in artikel 5, § 2, letters c en d, kindergeld, geboortepremie, haard- of standplaatstoelage, vakantiegeld, eindejaarspremie en enige andere vergoeding tegen de percentages en de voorwaarden voorzien voor het personeel van de diensten van de Regering.

Art. 12.§ 1. De bepalingen voorzien voor de leden van het personeel van de Waalse ministeries en openbare instellingen op wie de statuten van de ambtenaren van het Gewest van toepassing zijn inzake verblijf- en rondreiskosten voortvloeiende uit dienstreizen en uit het gebruik van het openbaar vervoer, zijn mutatis mutandis van toepassing op de personeelsleden van de Cel. § 2. Er kan een jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor verblijfkosten verleend worden aan de personeelsleden bedoeld in artikel 5, § 2, van dit besluit, ter vervanging van de maaltijdcheques.

Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld met verwijzing naar de vergoedingen voorzien bij artikel 21, § 3, van het besluit van de Waalse Regering van 26 mei 2000 betreffende de Kabinetten van de Ministers van de Waalse Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 juli 2001; het bedrag van de vergoeding beantwoordt aan : a) de vergoeding van een adviseur voor het personeelslid van niveau 1 bedoeld in artikel 5, § 2, letter a;b) de vergoeding van een attaché voor de personeelsleden van niveau 1 bedoeld in artikel 5, § 2, letters b en c;c) de vergoeding van het uitvoerend personeel voor het personeelslid van niveau 2+ bedoeld in artikel 5, § 2, letter d. De vergoeding is verschuldigd per maand, op het einde van de termijn en kan in geval van deeltijdse arbeid prorata temporis worden uitbetaald.

De vergoeding wordt enkel verleend indien het ambt waaraan hij verbonden is, tijdens één en dezelfde maand gedurende meer dan vijf dagen wordt uitgeoefend.

De vergoeding blijft behouden tijdens afwezigheden die niet langer duren dan vijf dagen tijdens één en dezelfde maand.

Indien de vergoeding niet verschuldigd is voor de volle maand, wordt ze pro rata temporis uitbetaald naar rato van één dertigste van het maandbedrag per dag.

Art. 13.De toelagen bedoeld in de artikelen 7 en 9 worden maandelijks na afloop van de termijn betaald. De maandelijkse toelage is gelijk aan één twaalfde van het jaarlijks bedrag. Indien de maandelijkse toelage niet volledig verschuldigd is, wordt hij in dertigsten betaald, overeenkomstig de regel voorzien bij het geldelijk statuut van het personeel van de Ministeries.

Art. 14.§ 1. De Minister van Begroting kan volgens de hiernavermelde voorwaarden een forfaitaire vertrektoelage verlenen aan de personen die een ambt hebben bekleed in de Cel bedoeld in artikel 1 van dit besluit en die geen enkel beroeps- of vervangingsinkomen noch een rustpensioen genieten. Een overlevingspensioen of het bestaansminimum dat verleend wordt door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn worden niet beschouwd als vervangingsinkomen. § 2. Bedoelde forfaitaire toelage houdt het volgende in : - één maand toelage die in de plaats komt van de wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van drie tot zes maanden; - twee maanden toelage die in de plaats komen van de wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van zes maanden tot één jaar; - drie maanden toelage die in de plaats komen van de wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van één jaar tot achttien maanden; - vier maanden toelage die in de plaats komen van de wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van achttien maanden tot twee jaar; - maximum vijf maanden toelage die in de plaats komen van de wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van twee jaar en meer. § 3. De vertrektoelage wordt bij maandelijkse bedragen toegekend. De voorwaarde voor toekenning ervan is dat betrokkene maandelijks een verklaring op erewoord indient waaruit blijkt dat hij tijdens de betrokken periode geen beroepsbedrijvigheid heeft uitgeoefend of dat hij na tegeldemaking van zijn rechten één van de voorwaarden voorzien in § 4 vervult. § 4. In afwijking van § 1 kan de Minister van Begroting een forfaitaire vertrektoelage toekennen aan de personen die functies vervuld hebben in de Cel en die ofwel uitsluitend houder zijn van één of meerdere deeltijdse functies in een dienst die onder een wetgevende macht ressorteert, bij een overheid of in een instelling van het gesubsidieerd onderwijs of van één of meerdere pensioenen ten laste van de Schatkist en die verband houden met één of meerdere onvolledige loopbanen, ofwel werkloosheidsuitkering, wettelijke ziekteverzekeringsuitkeringen of moederschapsuitkeringen genieten.

De vertrektoelage wordt dan vastgesteld overeenkomstig § 2 en wordt na afweging verminderd met het totaalbedrag dat aan betrokkene verschuldigd is voor de overeenstemmende periode ter vergoeding van onvolledige functies of als pensioen al naargelang het bedrag van de forfaitaire vertrektoelage verband houdt met de uitoefening van een voltijdse of deeltijdse prestatie en in elk geval met de inkomsten die voortvloeien uit werkloosheidsuitkering, wettelijke ziekteverzekeringsuitkeringen of moederschapsuitkeringen. § 5. De bijkomende toelage bedoeld in § 2 van toelage 7 en de toelagen en vergoedingen voorzien in de artikelen 9, 11 en 12 evenals de inkomsten die volgens de bepalingen van het Wetboek op de inkomstenbelastingen 1992 niet in aanmerking komen voor de bepaling van het aantal personen ten laste, worden niet in overweging genomen voor de bepaling van de forfaitaire vertrektoelage. Er is geen enkele vertrektoelage verschuldigd aan de personen die uit eigen wil hun ambt neerleggen.

Art. 15.Er wordt delegatie verleend aan de Kabinetschef van de Minister van Begroting om elke uitgave vast te leggen en goed te keuren die aangerekend kan worden op basisallocatie 11.01 van programma 01 van organisatieafdeling 40 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest en die betrekking heeft op de wedden en vergoedingen van het personeel bedoeld in artikel 5, § 2, van dit besluit.

Art. 16.Er wordt delegatie verleend aan de leider van de Cel bedoeld in artikel 5, § 1, van dit besluit om elke uitgave tot en met een bedrag van 5.000 euro vast te leggen, goed te keuren en te ordonnanceren die aangerekend kan worden op basisallocatie 12.05.01 van titel 1 van programma 01 van organisatie-afdeling 40 en op basisallocatie 75.05 van titel 2 van programma 01 van organisatieafdeling 40 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest.

Art. 17.§ 1. De vaste hulpdienst voor de administratieve en geldelijke aangelegenheden van de ministeriële kabinetten is belast met de administratieve bijstand in personeelszaken voor de Cel en met de afhandeling van de wedden, vergoedingen en toelagen die worden toegekend aan het personeel bedoeld in artikel 5, § 2. § 2. Er wordt delegatie verleend aan de adviseur die verantwoordelijk is voor de vaste hulpdienst om elke uitgave te ordonnanceren die vastgelegd is door de eerste of afgevaardigde ordonnateur en die aangerekend kan worden op basisallocatie 11.01 van programma 01 van organisatieafdeling 40 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest en die betrekking heeft op de wedden, vergoedingen en toelagen die toegekend worden aan het personeel bedoeld in artikel 5, § 2.

Art. 18.Voorvermelde bepalingen hebben niet als gevolg de ontheffing van de eerste ordonnateur uit zijn macht om alle uitgaven bedoeld in dit besluit vast te leggen, goed te keuren en te ordonnanceren.

Art. 19.Het Ministerie van het Waalse Gewest stelt de lokalen, de kantoren en het meubilair die nodig zijn voor de goede werking van de cel, te zijner beschikking.

De informatica-uitrusting wordt ter beschikking van de cel gesteld.

Voor het overige kan bedoelde uitrusting aangekocht of gehuurd worden tegen de voowaarden uitgedrukt in artikel 20.

Art. 20.Mits naleving van de bepalingen ter regeling overheidsopdrachten stelt de leider van de cel dienstcontracten voor, meer bepaald met het oog op de samenwerking met consultancykantoren die hem in diens opdracht bijstaan. Hij bereidt eventueel de aankoopvoorstellen voor die noodzakelijk zouden zijn als aanvulling op de materiële middelen bedoeld in artikel 19.

Art. 21.Dit besluit treedt in werking de dag van diens bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 22.De Minister van Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 maart 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN

^