gepubliceerd op 28 oktober 1997
Faillissementswet
8 AUGUSTUS 1997. Faillissementswet (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.De artikelen 6 en 115 van deze wet regelen een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet; de overige artikelen regelen aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.De koopman die op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en wiens krediet geschokt is, bevindt zich in staat van faillissement.
Degene die geen handel meer drijft kan failliet worden verklaard indien hij heeft opgehouden te betalen toen hij nog koopman was.
De natuurlijke persoon die overleden is nadat hij op duurzame wijze had opgehouden te betalen en wiens krediet geschokt was, kan failliet worden verklaard tot zes maanden na zijn overlijden.
De ontbonden rechtspersoon kan failliet worden verklaard tot zes maanden na het sluiten van de vereffening.
Art. 3.§ 1. Is het centrum van de voornaamste belangen van de koopman gelegen in een andere lidstaat van de Europese Unie, dan kan hij indien hij een vestiging in België heeft, failliet worden verklaard.
Uitgesloten worden evenwel de verzekeringsondernemingen en de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen die diensten verrichten welke het houden van geld of effecten van derden behelzen en de instellingen voor collectieve belegging, indien het centrum van hun voornaamste belangen in een andere lidstaat van de Europese Unie gelegen is.
Dit faillissement is een territoriale insolventieprocedure in de zin van het verdrag betreffende insolventieprocedures, gedaan te Brussel op 23 november 1995. De door dat verdrag bepaalde regelen zijn hierop van toepassing. De gevolgen ervan zijn beperkt tot de goederen van de koopman die zich in België bevinden. § 2. Is het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen in een andere lidstaat van de Europese Unie en is er ten aanzien van hem een insolventieprocedure geopend in die staat, dan kan hij, indien hij een vestiging in België heeft, failliet worden verklaard. Uitgesloten worden evenwel de verzekeringsondernemingen en de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen die diensten verrichten welke het houden van geld of effecten van derden behelzen en de instellingen voor collectieve belegging, indien het centrum van hun voornaamste belangen in een andere lidstaat van de Europese Unie gelegen is.
Dit faillissement is een secundaire insolventieprocedure in de zin van het in de vorige paragraaf vermelde verdrag. De door dat verdrag bepaalde regelen zijn hierop van toepassing. De gevolgen ervan zijn beperkt tot de goederen van de schuldenaar die zich in België bevinden.
Art. 4.De bepalingen van de artikelen 50, tweede lid, 55 en 56 van het Gerechtelijk Wetboek zijn niet toepasselijk op de vorderingen en betekeningen bedoeld in deze wet.
Art. 5.De kennisgevingen die de griffier doet krachtens deze wet, geschieden bij gerechtsbrief.
TITEL II. - Faillissement HOOFDSTUK I. - Aangifte, faillietverklaring en staking van betaling
Art. 6.Onverminderd de bepalingen van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord geschiedt de faillietverklaring bij vonnis van de rechtbank van koophandel waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, hetzij op aangifte van de koopman, hetzij op dagvaarding van een of meer schuldeisers, van het openbaar ministerie, van de voorlopige bewindvoerder als bedoeld in artikel 8 of van de curator van de hoofdprocedure in het geval bedoeld in artikel 3, § 2.
Art. 7.Zowel in geval van aangifte als in geval van vordering tot faillietverklaring kan de rechtbank van koophandel haar beslissing opschorten voor een termijn van vijftien dagen tijdens welke de koopman of het openbaar ministerie een gerechtelijk akkoord kunnen aanvragen.
Art. 8.Wanneer het volstrekt noodzakelijk blijkt en wanneer bepaalde, gewichtige en met elkaar overeenstemmende aanwijzingen bestaan dat de voorwaarden voor het faillissement vervuld zijn, kan de voorzitter van de rechtbank van koophandel de koopman geheel of ten dele het beheer van het geheel of een gedeelte van zijn goederen ontnemen.
De voorzitter beslist, ofwel op eenzijdig verzoekschrift van iedere belanghebbende, ofwel ambtshalve.
De voorzitter wijst een of meer voorlopige bewindvoerders aan vertrouwd met het bestuur van een onderneming en met boekhouden en bepaalt nauwkeurig hun bevoegdheid. De aangifte van het faillissement van de koopman of zijn vertegenwoordiging in de faillissementsprocedure behoren niet tot die bevoegdheid.
De aangewezen voorlopige bewindvoerder moet garanties van onafhankelijkheid en onpartijdigheid bieden. De betrokkene moet gebonden zijn door een deontologische code en zijn professionele aansprakelijkheid moet verzekerd zijn.
De beschikking tot ontneming van het beheer blijft slechts gevolg hebben indien binnen acht dagen na de uitspraak een vordering tot faillietverklaring wordt ingesteld, of wel door de eisende partij, of wel door de voorlopige bewindvoerders ingeval de voorzitter van ambtswege heeft beschikt.
De beslissing vervalt van rechtswege indien het faillissement niet wordt uitgesproken binnen vier maanden na indiening van de vordering tot faillietverklaring. Deze termijn wordt opgeschort voor de duur van het uitstel aan de schuldenaar toegekend of vereist na een heropening van de debatten. Onverminderd de toepassing van artikel 25 van de wetten betreffende het handelsregister, gecoördineerd op 20 juli 1964, wordt de beslissing niet bekendgemaakt.
De voorzitter kan te allen tijde, op verzoekschrift van de voorlopige bewindvoerders, hun bevoegdheden wijzigen. De krachtens dit artikel genomen beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad. De rechtsmiddelen voorgeschreven in de artikelen 1031 tot 1034 van het Gerechtelijk Wetboek kunnen tegen die beslissingen worden aangewend.
De handelingen door de schuldenaar verricht in strijd met de ontneming van het beheer, kunnen niet worden tegengeworpen aan de boedel, indien zij die met hem hebben gehandeld, kennis hadden van de ontneming van het beheer, of indien zij vallen onder een van de drie categorieën van handelingen bepaald bij artikel 17. De curators zijn nochtans niet gehouden de niet-tegenwerpbaarheid in te roepen van handelingen door de gefailleerde verricht in zoverre dit heeft geleid tot verrijking van de boedel.
Indien de schuldenaar over zijn goederen heeft beschikt op de dag van de neerlegging van de beslissing tot ontneming van het beheer, wordt de schuldenaar vermoed over zijn goederen te hebben beschikt na deze beslissing.
Indien een betaling aan de schuldenaar is gedaan na de beslissing tot ontneming van het beheer en deze verrichting niet aan de voorlopige bewindvoerder, belast met het ontvangen van betalingen, is gedaan, wordt diegene die heeft betaald geacht te zijn bevrijd als hij geen kennis had van de bedoelde beslissing.
De kosten van de voorlopige bewindvoerder worden in geval van betwisting door de voorzitter van de rechtbank begroot zoals de kosten van een gerechtsdeskundige. De kosten worden geprovisioneerd door de verzoekende partij of, in geval van ambtshalve aanstelling, door de schuldenaar. In geval van faillissement van de schuldenaar zijn de kosten schulden van de boedel. In het andere geval worden zij definitief geregeld zoals in dit lid bepaald voor de provisies.
Art. 9.De koopman is verplicht, binnen een maand nadat hij heeft opgehouden te betalen, daarvan aangifte te doen ter griffie van de bevoegde rechtbank. Deze bepaling is niet van toepassing op de schuldenaar bedoeld in artikel 3, §§ 1 en 2.
Van deze aangifte wordt door de griffier akte opgemaakt. Uiterlijk op dat moment moeten de aangifte alsmede de gegevens tot staving van de staat van faillissement worden meegedeeld aan de ondernemingsraad of, indien er geen is, het comité voor preventie en bescherming op het werk of, indien er geen is, de vakbondsafvaardiging ingeval er een is opgericht of, indien er geen is, een werknemersafvaardiging. Deze aangifte en deze gegevens worden daar besproken.
Bij faillissement van een vennootschap onder firma moet de aangifte de naam en de woonplaats of zetel van elk der hoofdelijk verbonden vennoten vermelden. Zij moet eveneens de woonplaatsen of zetels vermelden waar zij gevestigd waren gedurende de laatste twaalf maanden en één dag, en de inschrijvingsdata in de burgerlijke stand of het handelsregister; zij wordt gedaan ter griffie van de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen de hoofdvestiging van de vennootschap zich bevindt.
Art. 10.De koopman voegt bij zijn aangifte : 1° de balans van zijn zaken of een nota waarin de redenen worden opgegeven die hem beletten de balans neer te leggen;2° de boeken voorgeschreven in hoofdstuk I van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen;die registers worden afgesloten door de griffier, die vaststelt in welke staat zij zich bevinden of nog, een nota met opgaaf van de redenen die hem beletten die stukken neer te leggen.
De balans bevat een staat van activa en passiva zoals bepaald door de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen alsmede een opgave en een schatting van alle roerende en onroerende goederen van de schuldenaar, de staat van de schuldvorderingen en de schulden, een tabel van de winsten en verliezen, de laatste behoorlijk afgesloten resultatenrekening en een tabel van de uitgaven; zij moet door de schuldenaar echt verklaard, gedagtekend en ondertekend zijn.
De griffier bevestigt onderaan op de aangifte van de koopman en onderaan op de bijgevoegde stukken de datum waarop zij ter griffie zijn neergelegd, en geeft desgevraagd een ontvangstbewijs af.
De afgifte ter griffie van alle andere stukken betreffende het faillissement wordt op dezelfde wijze vastgesteld, zonder dat daarvan een andere akte van neerlegging behoeft te worden opgemaakt.
Art. 11.Bij het vonnis van faillietverklaring benoemt de rechtbank van koophandel onder haar leden, de voorzitter uitgezonderd, een rechter-commissaris. De rechtbank van koophandel stelt een of meer curators aan, al naar de belangrijkheid van het faillissement. Zij beveelt in voorkomend geval een plaatsopneming door de rechter-commissaris, de curators en de griffier. Zij beveelt dat de schuldeisers van de gefailleerde ter griffie aangifte van hun vordering zullen doen binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen, te rekenen van het vonnis van faillietverklaring, en zij beveelt de bekendmaking bedoeld in artikel 38.
Hetzelfde vonnis wijst plaats, dag en uur aan waarop het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen zal worden afgesloten. Dit tijdstip wordt zo gekozen dat er ten minste vijf en ten hoogste dertig dagen verlopen tussen het verstrijken van de termijn van aangifte van de schuldvorderingen en de sluiting van het proces-verbaal van verificatie.
Art. 12.De gefailleerde wordt geacht op te houden te betalen vanaf het vonnis van faillietverklaring of vanaf de dag van zijn overlijden wanneer de faillietverklaring nadien is uitgesproken.
Dit tijdstip mag door de rechtbank alleen worden vervroegd wanneer ernstige en objectieve omstandigheden ondubbelzinnig aangeven dat de betalingen voor het vonnis hebben opgehouden; deze omstandigheden moeten in het vonnis worden vermeld.
Op dagvaarding van de curators betekend aan de gefailleerde of op dagvaarding van iedere belanghebbende betekend aan de gefailleerde en aan de curators, kan de rechtbank, bij een later vonnis, beslissen die datum te wijzigen.
Het vonnis vermeldt de gegevens op basis waarvan de rechtbank het tijdstip bepaalt waarop de betalingen hebben opgehouden.
Een vordering om te doen vaststellen dat de gefailleerde heeft opgehouden te betalen op een ander tijdstip dan blijkt uit het vonnis van faillietverklaring of uit een later vonnis, is niet meer ontvankelijk meer dan zes maanden na de datum van het vonnis van faillietverklaring, onverminderd evenwel de rechtsmiddelen die openstaan tegen het vonnis van faillietverklaring zelf.
Het vonnis mag het tijdstip van staking van betaling niet vaststellen op meer dan zes maanden voor het vonnis van faillietverklaring, tenzij dit vonnis het faillissement betreft van een meer dan zes maanden voor de faillietverklaring ontbonden rechtspersoon waarvan de vereffening al dan niet werd afgesloten, en waarvoor aanwijzingen bestaan dat deze is of wordt bewerkstelligd met de bedoeling nadeel te berokkenen aan de schuldeisers. In dat geval kan het tijdstip van de staking van betaling worden vastgesteld op de dag van het ontbindingsbesluit.
Art. 13.Het vonnis van faillietverklaring wordt in opdracht van de curators aan de gefailleerde betekend.
Het exploot van betekening bevat op straffe van nietigheid, benevens de tekst van de artikelen 14 en 15, aanmaning om aanwezig te zijn bij de sluiting van het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen en er, in voorkomend geval, te vernemen op welke dag of dagen de rechter-commissaris de debatten over de betwiste schuldvorderingen vaststelt.
Art. 14.leder vonnis van faillietverklaring of ieder vonnis waarbij het tijdstip van staking van betaling wordt vastgesteld, is bij voorraad en op de minuut vanaf de uitspraak uitvoerbaar.
Tegen de vonnissen bedoeld in het eerste lid kan verzet worden gedaan door de verstekdoende partijen en derden verzet door de belanghebbenden die daarbij geen partij zijn geweest.
Het verzet is slechts ontvankelijk indien het wordt gedaan binnen vijftien dagen na de betekening van het vonnis. Het derden verzet is slechts ontvankelijk indien het wordt gedaan binnen vijftien dagen na de opneming van het uittreksel van het vonnis in het Belgisch Staatsblad.
De termijn om hoger beroep in te stellen tegen de vonnissen bedoeld in het eerste lid, is vijftien dagen te rekenen van de opneming in het Belgisch Staatsblad van het uittreksel bedoeld in artikel 38 of van de betekening van het vonnis, indien het hoger beroep door de gefailleerde is ingesteld.
Art. 15.Hoger beroep, verzet of derdenverzet tegen het vonnis van faillietverklaring of tegen het vonnis dat de faillietverklaring afwijst, worden zonder verwijl in staat gesteld. Op verzoek van de meest gerede partij wordt de zaak vastgesteld om gepleit te worden binnen een maand volgend op het verzoek tot bepaling van de rechtsdag. HOOFDSTUK II. - Gevolgen van het faillissement
Art. 16.Te rekenen van de dag van het vonnis van faillietverklaring verliest de gefailleerde van rechtswege het beheer over al zijn goederen, zelfs over de goederen die hij mocht verkrijgen terwijl hij zich in staat van faillissement bevindt. Alle betalingen, verrichtingen en handelingen van de gefailleerde en alle betalingen aan de gefailleerde gedaan vanaf de dag van het vonnis, kunnen niet aan de boedel worden tegengeworpen.
De goederen bedoeld in artikel 1408 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de goederen die de beslagene volstrekt nodig heeft voor zijn beroep, bedoeld in het 3° van dat artikel, worden uit het actief van het faillissement gesloten en blijven onder het beheer en ter beschikking van de gefailleerde.
Uit het actief van het faillissement worden eveneens uitgesloten, de bedragen, sommen en uitkeringen die de gefailleerde ontvangt sinds de faillietverklaring voor zover zij krachtens de artikelen 1409 tot en met 1412 van het Gerechtelijk Wetboek of krachtens bijzondere wetten niet voor beslag vatbaar zijn.
Uit het actief van het faillissement worden eveneens uitgesloten, de vergoeding voor schade die aan de persoon is verbonden en die aan de gefailleerde toekomt uit onrechtmatige daad.
Art. 17.Aan de boedel kunnen niet worden tegengeworpen, wanneer zij door de schuldenaar zijn verricht sinds het door de rechtbank bepaalde tijdstip van staking van betaling : 1° alle handelingen waarbij om niet wordt beschikt over roerende of onroerende goederen, alsmede handelingen, verrichtingen of overeenkomsten, vergeldend of onder bezwarende titel, indien de waarde van hetgeen de gefailleerde heeft gegeven, de waarde van hetgeen hij daarvoor heeft ontvangen, aanmerkelijk overtreft;2° alle betalingen, hetzij in geld, hetzij bij overdracht, verkoop, schuldvergelijking of anderszins, wegens niet vervallen schulden, en alle betalingen anders dan in geld of in handelspapier, wegens vervallen schulden;3° alle bedongen hypotheken en alle rechten van gebruikspand of van pand, op de goederen van de schuldenaar gevestigd wegens voordien aangegane schulden.
Art. 18.Alle andere betalingen door de schuldenaar wegens vervallen schulden gedaan, en alle handelingen onder bezwarende titel door hem aangegaan na de staking van betaling en voor het vonnis van faillietverklaring, kunnen niet-tegenwerpbaar verklaard worden, indien zij die van de schuldenaar iets hebben ontvangen of met hem hebben gehandeld, kennis hadden van de staking van betaling.
Art. 19.De rechten van hypotheek en van voorrecht die op geldige wijze verkregen zijn, kunnen ingeschreven worden tot de dag van het vonnis van faillietverklaring.
De inschrijvingen die na het tijdstip van de staking van betaling zijn genomen, kunnen niet-tegenwerpbaar verklaard worden, wanneer meer dan vijftien dagen verlopen zijn tussen de datum van de akte waaruit de hypotheek of het voorrecht volgt, en de datum van de inschrijving.
Art. 20.Handelingen of betalingen verricht met bedrieglijke benadeling van de rechten van de schuldeisers kunnen niet worden tegengeworpen onverschillig op welke datum zij hebben plaatsgehad.
Art. 21.Ingeval een wisselbrief betaald is na het tijdstip bepaald als het tijdstip van de staking van betaling en voor het vonnis van faillietverklaring, kan de vordering tot teruggave slechts worden ingesteld tegen hem voor wiens rekening de wisselbrief is uitgegeven; betreft het een orderbriefje, dan kan de vordering slechts worden ingesteld tegen de eerste endossant.
In beide gevallen moet het bewijs worden geleverd dat hij tegen wie de teruggave wordt gevorderd, ten tijde van de uitgifte van het stuk kennis had van de staking van betaling.
Art. 22.Het vonnis van faillietverklaring heeft tot gevolg dat de niet vervallen schulden opeisbaar worden ten aanzien van de gefailleerde. Is gefailleerde ondertekenaar van een orderbriefje, acceptant van een wisselbrief, of trekker bij gebreke van acceptatie, dan zijn de andere schuldenaars gehouden borg te stellen voor de betaling op de vervaldag, tenzij zij verkiezen dadelijk te betalen.
Niet vervallen schulden die geen rente geven en waarvan de vervaldag meer dan een jaar na het vonnis ligt, worden in het passief echter niet opgenomen dan onder aftrek van de wettelijke rente voor de tijd die nog moet verlopen sedert het vonnis van faillietverklaring en tot de vervaldag.
Ingeval een van de medeschuldenaars een niet vervallen en niet rentegevend orderbriefje of zodanige wisselbrief onmiddellijk betaalt, geschiedt zulks onder aftrek van de wettelijke rente voor de tijd die nog moet verlopen tot de vervaldag.
Art. 23.De rente van schuldvorderingen die niet gewaarborgd zijn door een bijzonder voorrecht, pand of hypotheek, houdt op te lopen vanaf het vonnis van faillietverklaring, doch alleen ten aanzien van de boedel.
De rente van de gewaarborgde schuldvorderingen kan niet worden gevorderd dan van de opbrengst van de goederen die verbonden zijn voor het voorrecht, het pand of de hypotheek.
Art. 24.Na hetzelfde vonnis kan een roerende of onroerende rechtsvordering of een middel van tenuitvoerlegging op de roerende of onroerende goederen niet voortgezet, ingesteld of aangewend worden dan tegen de curators. De rechtbank kan de gefailleerde niettemin als tussenkomende partij toelaten.
De beslissingen die worden gewezen omtrent de rechtsvorderingen voortgezet of ingesteld tegen de gefailleerde persoonlijk, kunnen niet aan de boedel worden tegengeworpen.
Art. 25.Het vonnis van faillietverklaring doet elk beslag gelegd ten verzoeke van de gewone en algemeen bevoorrechte schuldeisers ophouden.
Indien de dag van de gedwongen verkoop van de in beslag genomen roerende of onroerende goederen reeds voor dat vonnis was bepaald en door aanplakking bekendgemaakt, geschiedt die verkoop voor rekening van de boedel.
Wanneer evenwel het belang van de boedel het vereist, kan de rechter-commissaris op verzoek van de curators uitstel of afstel van de verkoop toestaan.
Art. 26.Alle middelen van tenuitvoerlegging strekkende tot betaling van de schuldvorderingen die bevoorrecht zijn op de roerende goederen die tot de failliete boedel behoren, worden geschorst tot aan de sluiting van het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen, behoudens alle maatregelen tot bewaring van recht en het door de eigenaar verkregen recht om verhuurde goederen weer in bezit te nemen.
In dit laatste geval houdt de bij dit artikel bepaalde schorsing van de middelen van tenuitvoerlegging van rechtswege op ten voordele van de eigenaar.
Wanneer evenwel het belang van de boedel het vereist en op voorwaarde dat een tegeldemaking van de roerende goederen kan worden verwacht die de bevoorrechte schuldeisers niet benadeelt, kan de rechtbank op verzoekschrift van de curators, na de betrokken bijzonder bevoorrechte schuldeiser bij gerechtsbrief te hebben opgeroepen, de schorsing van de tenuitvoerlegging bevelen en dit voor een maximumtermijn van een jaar te rekenen van de faillietverklaring. HOOFDSTUK III. - Beheer en vereffening van de failliete boedel Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 27.De curators worden gekozen uit de personen ingeschreven op een lijst opgesteld door de algemene vergadering van de rechtbank van koophandel.
Alleen advocaten ingeschreven op het tableau van de orde van een Belgische balie kunnen op de in het eerste lid bedoelde lijst worden geplaatst. Zij moeten een bijzondere opleiding hebben genoten en waarborgen inzake bekwaamheid bieden op het gebied van vereffeningsprocedures.
De lijst vermeldt tevens voor iedere ingeschrevene de faillissementen waarvoor hij reeds als curator is aangesteld. In ieder geval vermeldt de lijst de naam van de gefailleerde, de datum van de benoeming van de curator en, in voorkomend geval, de datum van de beëindiging van zijn opdracht. De lijst kan kosteloos worden geraadpleegd.
Wanneer de aard en de omvang van een faillissement het vereisen, kan elke andere persoon die voldoet aan de voorwaarden inzake opleiding en de waarborgen biedt bedoeld in het tweede lid, als curator worden toegevoegd wegens bijzondere bekwaamheden.
De Koning bepaalt de procedure van voordracht van de kandidaten bij de rechtbank alsook de termijnen die moeten worden nageleefd bij het onderzoek van de sollicitaties. De Koning kan tevens de voorwaarden inzake opleiding en inzake bekwaamheid op het gebied van vereffeningsprocedures nader bepalen.
Art. 28.Tegen elke beslissing waarbij inschrijving op een lijst van curators wordt geweigerd of waarbij een inschrijving wordt geschrapt, kan hoger beroep worden ingesteld voor het hof van beroep. De debatten hebben plaats met gesloten deuren als de belanghebbende erom verzoekt.
De termijn van hoger beroep is een maand te rekenen van de dag van de kennisgeving van de beslissing. In voorkomend geval beveelt het hof de inschrijving op de lijst.
Art. 29.Een persoon die op de lijst staat kan op eigen verzoek worden geschrapt door de algemene vergadering van de rechtbank van koophandel. De algemene vergadering schrapt eveneens de personen van de lijst die niet meer als advocaat zijn ingeschreven op het tableau van de orde van een Belgische balie. Een persoon kan eveneens van de lijst worden geschrapt ter uitvoering van een vonnis dat is gewezen op dagvaarding door het openbaar ministerie. De debatten hebben plaats met gesloten deuren als de belanghebbende erom verzoekt.
Art. 30.Bij het aanvaarden van hun ambt leggen de aangestelde curators, ten overstaan van de rechtercommissaris, de eed af in de volgende bewoordingen : « Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk. Ik zweer mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk te zullen vervullen. » « Je jure fidélité au Roi, obéissance à la Constitution et aux lois du Peuple belge. Je jure d'accomplir ma mission en honneur et conscience, avec exactitude et probité. » « Ich schwöre Treue dem Konig, Gehorsam der Verfassung und den Gesetzen des belgischen Volkes. Ich schwöre den mir erteilten Auftrag auf Ehre und Gewissen, genau und ehrlich zu erfüllen. »
Art. 31.De rechtbank van koophandel kan te allen tijde de rechter-commissaris vervangen door een van haar andere leden en de curators of een van hen vervangen of hun aantal vermeerderen of verminderen.
De curators van wie de vervanging wordt overwogen, worden vooraf opgeroepen en, na verslag van de rechter-commissaris, gehoord in raadkamer. Het vonnis wordt uitgesproken in openbare terechtzitting.
Het vonnis waarbij de vervanging van een curator wordt gelast, wordt door toedoen van de griffier te zijner kennis gebracht. Het wordt door toedoen van de griffier van de rechtbank van koophandel binnen vijf dagen na de dagtekening bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Een afschrift wordt eveneens ter kennisgeving aan het openbaar ministerie gezonden.
Art. 32.Wanneer een curator wegens strijdigheid van belangen niet langer kan optreden, vraagt hij bij verzoekschrift gericht aan de rechtbank van koophandel de aanstelling van een curator ad hoc. De rechtbank doet uitspraak op verslag van de rechter-commissaris.
Wanneer een curator ad hoc wordt aangesteld ter vervanging van de curator-titularis, dient die curator ad hoc de aanvaarding van zijn opdracht schriftelijk te bevestigen. Na afloop van zijn opdracht maakt hij een verslag op van zijn activiteiten en laat hij zijn staat van kosten en ereloon begroten door de rechtbank, die uitspraak doet op verslag van de rechter-commissaris en na de curator-titularis te hebben gehoord.
De staat van kosten en ereloon van de curator ad hoc wordt door de curator-titularis in zijn eindafrekening opgenomen als kosten van het faillissement.
Art. 33.Het ereloon van de curators wordt bepaald naar verhouding van het belang en de complexiteit van hun opdracht. Het mag niet uitsluitend worden uitgedrukt in een procentuele vergoeding op basis van de gerealiseerde activa. De regels en barema's tot vaststelling van het ereloon worden door de Koning bepaald. Hierbij bepaalt de Koning welke prestaties en kosten door het ereloon worden gedekt. De Koning kan tevens bepalen welke kosten afzonderlijk worden vergoed en op welke wijze ze worden begroot.
Bij elk verzoek tot toekenning van een ereloon wordt een gedetailleerd overzicht van de te vergoeden prestaties gevoegd.
De rechter kan, op verzoek van de curators en op eensluidend advies van de rechter-commissaris provisionele kosten en een provisioneel ereloon vaststellen. Behoudens bijzondere omstandigheden mag het geheel van de provisionele kosten en ereloon niet hoger zijn dan drie vierden van de sommen vastgesteld volgens de door de Koning bepaalde vergoedingsregels. In geen geval kan het provisioneel ereloon worden begroot wanneer de curators de in artikel 34 bedoelde verslagen niet overhandigen.
Art. 34.Tijdens de zesde en de twaalfde maand van het eerste jaar van de vereffening van een faillissement overhandigen de curators aan de rechter-commissaris een omstandig verslag betreffende de toestand van het faillissement.
Dit verslag vermeldt onder meer de ontvangsten, de uitgaven en de uitkeringen en geeft aan wat nog moet worden vereffend en wordt neergelegd in het faillissementsdossier. Hierin wordt tevens de stand van de betwistingen van de schuldvorderingen toegelicht.
Vanaf het tweede jaar van de vereffening moet gemeld verslag slechts om het jaar aan de rechter-commissaris worden overhandigd en in het faillissementsdossier neergelegd.
Art. 35.De rechter-commissaris is er in het bijzonder mee belast toezicht te houden op het beheer en op de vereffening van het faillissement en de verrichtingen ervan te bespoedigen; hij brengt op de terechtzitting verslag uit over alle geschillen waartoe het faillissement aanleiding geeft, behoudens de uitzondering waarin het zesde lid voorziet; hij beveelt de dringende maatregelen die noodzakelijk zijn voor het beveiligen en het bewaren van de goederen van de boedel en hij zit de vergaderingen voor van de schuldeisers van de gefailleerde.
In geval van verhindering van de rechter-commissaris voorziet de voorzitter van de rechtbank in diens vervanging.
Wanneer de rechter-commissaris verslag uitbrengt over de geschillen waartoe het faillissement aanleiding geeft, kan hij geen deel uitmaken van de zetel.
De rechter-commissaris kan buiten zijn arrondissement alle tot zijn opdracht behorende handelingen verrichten, wanneer hij van oordeel is dat ernstige of dringende omstandigheden zulks vereisen.
De beschikkingen van de rechter-commissaris worden gemotiveerd en zijn uitvoerbaar bij voorraad. Tegen die beschikkingen staat beroep open bij de rechtbank.
De rechter-commissaris moet geen verslag uitbrengen betreffende de betwistingen van schuldvorderingen tot opname in het passief.
Art. 36.De procureur des Konings kan bij alle verrichtingen van het faillissement aanwezig zijn, het dossier van het faillissement raadplegen, inzage nemen van de boeken en bescheiden van de gefailleerde, de staat van zijn zaken onderzoeken en zich door de curators alle inlichtingen doen verstrekken die hij dienstig acht.
Art. 37.Tegen de vonnissen in faillissementszaken, die niet het vonnis van faillietverklaring en het vonnis tot vaststelling van de datum van staking van betaling zijn, staat beroep open overeenkomstig het Gerechtelijk Wetboek. Die vonnissen zijn uitvoerbaar bij voorraad.
Geen verzet of hoger beroep staat open tegen : 1. de vonnissen waarbij rechters-commissarissen of curators worden benoemd of vervangen;2. de vonnissen waarbij een uitspraak wordt gedaan over de betwistingen inzake de afgifte, aan de gefailleerde natuurlijke persoon en aan zijn gezin, van het huisraad en de voorwerpen nodig voor eigen gebruik, evenals inzake de toekenning van levensonderhoud aan de gefailleerde natuurlijke persoon en aan zijn gezin;3. de vonnissen waarbij de verkoop van goederen en koopwaren die tot het faillissement behoren, wordt toegestaan of waarbij overeenkomstig artikel 25 uitstel of afstel wordt verleend voor de verkoop van in beslag genomen voorwerpen;4. de vonnissen waarbij uitspraak wordt gedaan op het beroep tegen de beschikkingen die de rechter-commissaris heeft gegeven bij de vervulling van zijn opdracht. Afdeling 2. - Formaliteiten en beheer van het faillissement
Art. 38.Het vonnis van faillietverklaring en het latere vonnis dat de staking van betaling vaststelt, worden door de zorg van de curators binnen vijf dagen na hun dagtekening bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en in minstens twee dagbladen of periodieke uitgaven met regionale spreiding.
Het uittreksel vermeldt : 1. de naam, de voornamen, de plaats en datum van geboorte, de aard van de voornaamste handelsactiviteit alsmede de benaming waaronder die activiteit wordt uitgeoefend, het adres alsmede de plaats van de hoofdvestiging en het inschrijvingsnummer van de schuldenaar in het handelsregister alsook zijn inschrijvingsnummer voor de belasting over de toegevoegde waarde;betreft het een rechtspersoon, de naam, de rechtsvorm, de aard van de voornaamste handelsactiviteit alsmede de benaming waaronder die activiteit wordt uitgeoefend, de zetel alsmede de plaats van de hoofdvestiging en het inschrijvingsnummer van de rechtspersoon in het handelsregister, alsook zijn inschrijvingsnummer voor de belasting over de toegevoegde waarde; 2. de datum van het vonnis van faillietverklaring en de rechtbank die het heeft gewezen;3. in voorkomend geval, de datum van het vonnis waarbij de staking van betaling is vastgesteld, en de datum van die staking;4. de naam, de voornamen en het adres van de curators;5. de termijn om aangifte van de schuldvorderingen te doen;6. de datum en de plaats van de zitting voor de afsluiting van het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen. De opneming wordt bewezen door middel van het Belgisch Staatsblad waarin de genoemde uittreksels zijn verschenen.
Indien de curators vaststellen dat het faillissement mogelijk zal moeten worden gesloten bij gebrek aan actief, verzoeken zij de rechter-commissaris ontlast te worden van de bekendmakingsplicht in de dagbladen of de periodieke uitgaven met regionale spreiding. De kosten van bekendmaking die niet worden gedekt door het actief, zullen ten laste blijven van de curators.
Art. 39.Voor elk faillissement wordt ter griffie een dossier gehouden waarin voorkomen : 1° een voor eensluidend verklaard afschrift van het vonnis van faillietverklaring, van het vonnis dat het tijdstip van de staking van betaling bepaalt en van de beslissingen gewezen na uitoefening van de rechtsmiddelen tegen deze vonnissen;2° het uittreksel van de bekendmakingen bedoeld in artikel 38;3° in voorkomend geval een voor eensluidend verklaard afschrift van de beschikkingen genomen krachtens de artikelen 41, § 2, en 43, derde lid;4° het proces-verbaal van plaatsopneming en de in artikel 43 bedoelde boedelbeschrijving;5° het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen;6° de tabel bedoeld in artikel 71;7° de door de curators opgemaakte verslagen en uitdelingslijsten, bedoeld in de artikelen 34 en 52;8° de door de rechter-commissaris verleende schriftelijke beschikkingen;9° de lijst van de dadingen en de desbetreffende homologaties bedoeld in artikel 58. Elke belanghebbende kan kosteloos inzage nemen van het dossier en kan er een kopie van krijgen mits hij de griffierechten betaalt.
Art. 40.De curators nemen dadelijk na het vonnis van faillietverklaring hun taak op nadat zij ten overstaan van de rechter-commissaris de eed hebben afgelegd bedoeld in artikel 30.
Zij beheren het faillissement als een goed huisvader onder toezicht van de rechter-commissaris.
Art. 41.§ 1. Indien daartoe grond bestaat, vorderen de curators dadelijk de verzegeling, op de wijze bepaald in § 2.
De zegels kunnen worden aangebracht op de magazijnen, de kantoren, de kassen, de portefeuilles, de boeken, de magneetdragers, inzonderheid de informaticadragers, de roerende goederen en de voorwerpen van de gefailleerde.
Bij faillissement van een vennootschap waarin alle vennoten of een deel van hen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden, geschiedt de verzegeling, in voorkomend geval, niet alleen in de zetel van de vennootschap, maar ook in de woonplaats van ieder der hoofdelijk verbonden vennoten. § 2. De curators kunnen aan de rechter-commissaris vragen de verzegeling te bevelen, hetzij bij verzoekschrift, hetzij bij een mondelinge verklaring waarvan de griffier akte opmaakt.
Art. 42.De artikelen 1010, eerste lid, 1011, 1013 en 1015, eerste zin, van het Gerechtelijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsopneming.
Art. 43.Vanaf hun ambtsaanvaarding maken de curators onverwijld en onder toezicht van de rechter-commissaris de beschrijving op van de goederen van de gefailleerde, in zijn tegenwoordigheid of nadat hij behoorlijk is opgeroepen. De rechter-commissaris ondertekent de beschrijving. De ondertekende beschrijving wordt ter griffie van de rechtbank neergelegd om te worden gevoegd bij het faillissementsdossier.
In de beschrijving worden elk van de in artikel 16, tweede lid, bedoelde goederen afzonderlijk beschreven.
De curators kunnen zich, met machtiging van de rechter-commissaris, voor het opmaken van de boedelbeschrijving, alsmede voor het schatten van de voorwerpen, de materiële bewaring van de activa en de verkoop ervan, onder hun verantwoordelijkheid laten bijstaan door degene die zij daartoe geschikt achten.
Art. 44.Wanneer de faillietverklaring heeft plaatsgehad na overlijden en vooraleer de boedelbeschrijving is opgemaakt, of wanneer de gefailleerde overlijdt vooraleer met de beschrijving is begonnen, wordt deze dadelijk opgemaakt met inachtneming van de in artikel 43 voorgeschreven vormen, in tegenwoordigheid of althans na behoorlijke oproeping van de erfgenamen.
Art. 45.Na het opmaken van de boedelbeschrijving worden de koopwaren, het geld, de bescheiden, de titels van schuldvorderingen, de roerende goederen en voorwerpen van de schuldenaar toevertrouwd aan de zorg van de curators, die onderaan op het stuk verklaren ze over te nemen.
De curators mogen aan de gefailleerde of aan een van de bestuurders van de gefailleerde vennootschap de archieven toevertrouwen. Indien nodig worden de archieven hun op eenvoudig verzoek en tegen ontvangstbewijs terugbezorgd.
Indien de curators de archieven niet kunnen teruggeven, zijn ze ertoe gehouden die gedurende tien jaar na de opening van het faillissement te bewaren, behalve indien het faillissement dan niet gesloten is, in welk geval zij ze moeten bewaren tot zes maanden na de sluiting van het faillissement.
De dossiers welke de curators na het faillissement hebben aangelegd moeten zij bewaren volgens de bepalingen eigen aan de balie.
Art. 46.Na hun ambtsaanvaarding beslissen de curators onverwijld of zij de overeenkomsten die gesloten zijn voor de datum van het vonnis van faillietverklaring en waaraan door dat vonnis geen einde wordt gemaakt, al dan niet verder uitvoeren.
De partij die de overeenkomst met de gefailleerde heeft gesloten, kan de curators aanmanen om die beslissing binnen vijftien dagen te nemen.
Indien geen verlenging van termijn is overeengekomen of indien de curators geen beslissing nemen, wordt de overeenkomst geacht door toedoen van de curators te zijn verbroken vanaf het verstrijken van deze termijn; de schuldvordering van de schade die eventueel verschuldigd zou zijn aan de medecontractant wegens de niet-uitvoering, wordt opgenomen in de boedel.
Indien de curators beslissen de overeenkomst uit te voeren, heeft de medecontractant recht, ten laste van de boedel, op de uitvoering van de verbintenis in zoverre zij betrekking heeft op prestaties geleverd na het faillissement.
Art. 47.Indien het belang van de schuldeisers daaraan niet in de weg staat, kan de rechtbank, op verzoek van de curators of van iedere belanghebbende, op verslag van de rechter-commissaris en na de curators en de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad te hebben gehoord of, indien er geen is, het comité voor preventie en bescherming op het werk of, indien er geen is, de vakbondsafvaardiging ingeval er een is opgericht of, indien er geen is, een werknemersafvaardiging, machtiging verlenen opdat de handelsverrichtingen van de gefailleerde voorlopig, geheel of gedeeltelijk, worden voortgezet door de curators of, onder hun toezicht, door de gefailleerde of door een derde. Op verzoek van de curators of van iedere belanghebbende en op verslag van de rechter-commissaris, kan de rechtbank die maatregel te allen tijde wijzigen of herroepen.
De curators kunnen dadelijk na het faillissementsvonnis en na overleg met de representatieve vakbonden of, bij gebreke hiervan, met het aanwezige personeel in het belang van de boedel en in afwachting van de uitspraak van de rechtbank met toepassing van het eerste lid, toestaan dat de handelsverrichtingen worden voortgezet.
Art. 48.De curators kunnen, met toestemming van de rechter-commissaris, aan de gefailleerde natuurlijke persoon en aan zijn gezin het huisraad en de voorwerpen nodig voor eigen gebruik afgeven. De curators maken van die zaken een staat op. Zij kunnen eveneens met toestemming van de rechter-commissaris, levensonderhoud toekennen aan de gefailleerde natuurlijke persoon en aan zijn gezin.
Iedere betwisting betreffende de toepassing van dit artikel moet bij verzoekschrift aan de rechtbank worden gericht.
Art. 49.De curators kunnen, zelfs indien het faillietverklarend vonnis wordt bestreden, met machtiging van de rechter-commissaris dadelijk overgaan tot de verkoop van de activa die onderhevig zijn aan spoedig bederf of snelle waardevermindering.
Art. 50.De aan de gefailleerde gerichte brieven of berichten worden afgegeven aan de curators en door hen geopend; indien de gefailleerde aanwezig is, woont hij de opening bij. De brieven en berichten die niet uitsluitend betrekking hebben op de handelsactiviteit van de gefailleerde, worden door de curators aan de gefailleerde bezorgd of medegedeeld op het adres door de gefailleerde aangewezen.
Na de sluiting van het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen kan de gefailleerde natuurlijke persoon de rechter-commissaris verzoeken zelf de aan hem gerichte brieven of berichten te mogen openen.
Bij weigering moet de rechter-commissaris zijn beslissing motiveren, overeenkomstig artikel 35.
Art. 51.Alle schuldvorderingen of geldsommen die aan de gefailleerde verschuldigd zijn, worden door de curators opgespoord en tegen kwijting geïnd.
De gelden afkomstig van verkopingen en invorderingen door de curators gedaan, worden binnen acht dagen na ontvangst in de Deposito- en Consignatiekas gestort. De rechter-commissaris kan evenwel op verzoekschrift de curators machtigen een beperkt bedrag op een bankrekening te bewaren, dienstig voor de lopende verrichtingen. In de beschikking bepaalt de rechter-commissaris het maximumbedrag dat de curators op die rekening mogen bewaren.
Bij nalatigheid zijn de curators interest zoals in handelszaken verschuldigd voor de sommen die zij niet hebben gestort, onverminderd de toepassing van artikel 31.
Art. 52.De betaling van de bedragen toegekend aan de schuldeisers wordt door de curators gedaan op vertoon van een uitdelingslijst door de rechter-commissaris ondertekend en neergelegd in het faillissementsdossier.
De aan de curators bij wijze van ereloon of bij wijze van provisioneel ereloon verschuldigde bedragen, bedoeld in artikel 33, alsmede hun kosten en voorschotten, worden hun betaald op basis van een door de rechter-commissaris geviseerde lijst.
De sommen die bij het afsluiten van het faillissement niet betaald konden worden, moeten bij de Deposito- en Consignatiekas gestort worden ten voordele van de rechthebbende schuldeisers.
Art. 53.De gefailleerde of de bestuurders en zaakvoerders van de gefailleerde vennootschap zijn gehouden gevolg te geven aan alle oproepingen die zij ontvangen van de rechter-commissaris of van de curators en verstrekken hun alle vereiste inlichtingen.
De gefailleerde of de bestuurders en zaakvoerders van de gefailleerde vennootschap zijn verplicht de curators elke adreswijziging mede te delen. Als dit niet gedaan wordt, zijn de oproepingen geacht geldig te zijn verricht op het laatste adres aan de curators medegedeeld.
Art. 54.De curators ontbieden de gefailleerde om in zijn tegenwoordigheid de boeken en bescheiden vast te stellen en af te sluiten.
Art. 55.De rechter-commissaris kan de gefailleerde, diens werknemers en wie dan ook horen, zowel aangaande het onderzoek van de boeken en de boekhoudkundige bescheiden als aangaande de oorzaken en de omstandigheden van het faillissement.
Art. 56.Wanneer een koopman failliet is verklaard na zijn overlijden of wanneer de gefailleerde overlijdt na zijn faillissement, kunnen zijn erfgenamen zich aanmelden of laten vertegenwoordigen bij alle faillissementsverrichtingen.
Art. 57.Te rekenen van hun ambtsaanvaarding zijn de curators op hun persoonlijke aansprakelijkheid gehouden alle handelingen te verrichten tot bewaring van de rechten van de gefailleerde tegen zijn schuldenaars.
Zij zijn eveneens gehouden inschrijving te vorderen van de hypotheken op de onroerende goederen van de schuldenaars van de gefailleerde, indien deze het niet heeft gevorderd.
Zij zijn bovendien verplicht inschrijving te nemen op de onroerende goederen van de gefailleerde, waarvan zij het bestaan kennen.
Bedoelde inschrijvingen worden ten name van de boedel genomen door de curators, die bij hun borderel een kopie van het faillissementsvonnis voegen als bewijs van hun benoeming.
Art. 58.De curators kunnen, met machtiging van de rechter-commissaris en na behoorlijke oproeping van de gefailleerde, dadingen aangaan over alle geschillen waarbij de boedel betrokken is, zelfs wanneer het onroerende rechtsvorderingen en rechten betreft.
Wanneer de dading onroerende rechten betreft of wanneer de waarde van haar voorwerp onbepaald is of 500 000 frank te boven gaat, wordt zij eerst verbindend nadat ze door de rechtbank gehomologeerd is op verslag van de rechter-commissaris. De gefailleerde wordt voor de homologatie opgeroepen.
De curators kunnen ook, met machtiging van de rechtbank van koophandel en na behoorlijke oproeping van de gefailleerde, aan de tegenpartij de beslissende eed opdragen in de geschillen waarin het faillissement betrokken is.
Art. 59.De curators kunnen een beroep doen op de gefailleerde om hen in hun beheer te helpen en voor te lichten. De rechter-commissaris bepaalt de voorwaarden waaronder hij zijn arbeid zal verrichten.
Art. 60.In elk faillissement zijn de curators gehouden, binnen twee maanden na hun ambtsaanvaarding, aan de rechter-commissaris een memorie of kort verslag te overhandigen betreffende de vermoedelijke toestand van het faillissement, de voornaamste oorzaken en omstandigheden ervan en de kenmerken die het vertoont.
De rechter-commissaris doet de memorie, met zijn aanmerkingen, dadelijk toekomen aan de procureur des Konings. Indien zij hem niet is afgegeven binnen de voorgeschreven termijn, geeft hij daarvan kennis aan de procureur des Konings en deelt hem de door de curator opgegeven oorzaken van de vertraging mee.
Art. 61.Indien de gefailleerde of de bestuurders en zaakvoerders van de gefailleerde vennootschap vervolgd worden wegens een strafbaar feit bepaald in de artikelen 489, 489bis of 489ter van het Strafwetboek, of indien er tegen hen een bevel tot medebrenging of tot aanhouding werd verleend, geeft de procureur des Konings daarvan dadelijk kennis aan de rechter-commissaris en aan de curators. HOOFDSTUK IV. - Aangifte en verificatie van de schuldvorderingen
Art. 62.Om in aanmerking te komen voor een uitdeling alsmede om enig recht van voorrang te kunnen uitoefenen, zijn de schuldeisers gehouden aangifte van hun schuldvorderingen, samen met hun titels, ter griffie van de rechtbank van koophandel neer te leggen uiterlijk op de door het vonnis van faillietverklaring bepaalde dag. Op verzoek levert de griffier een ontvangstbewijs af.
De schuldeisers worden daartoe verwittigd door de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en door een rondschrijven dat hun door de curators wordt toegezonden zodra die schuldeisers bekend zijn.
Dit rondschrijven vermeldt plaats, dag en uur, bepaald voor het sluiten van het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen.
Art. 63.Elke aangifte vermeldt de identiteit, het beroep en de woonplaats of, indien het een rechtspersoon betreft, de identiteit, de voornaamste handelsactiviteit en de maatschappelijke zetel van de schuldeiser, het bedrag en de oorzaken van zijn schuldvordering, de eraan verbonden voorrechten, hypotheek- of pandrechten, en de titel waarop zij berust.
De aangifte eindigt met een verklaring gesteld in de volgende bewoordingen : « Ik verklaar in eer en geweten dat deze schuldvordering waar en oprecht is » of « J'affirme en honneur et conscience que ma créance est sincère et véritable »; of « Ich erkläre hiermit auf Ehre und Gewissen dass meine Forderung aufrichtig und wahrheitsgetreu ist ».
Zij wordt getekend door de schuldeiser, of in zijn naam door een gemachtigde; in het laatste geval moet de volmacht aan de aangifte worden gehecht, zij moet het bedrag van de schuldvordering vermelden en de bij dit artikel voorgeschreven verklaring inhouden.
Art. 64.Onder voorbehoud van de toepassing van internationale verdragen, bevat de aangifte van de schuldeiser die zijn woonplaats niet heeft in een lidstaat van de Europese Unie, keuze van woonplaats in het rechtsgebied van de rechtbank die het faillissement heeft uitgesproken.
Heeft hij geen woonplaats gekozen, dan kunnen hem alle betekeningen en mededelingen gedaan worden ter griffie van de rechtbank.
Art. 65.De verificatie van de schuldvorderingen wordt door de curators verricht in tegenwoordigheid of althans na behoorlijke oproeping van de gefailleerde. De titels van de schuldvorderingen worden getoetst aan de boeken en bescheiden van de gefailleerde.
De gefailleerde wordt eveneens gehoord over de vereffening van het faillissement.
Art. 66.Na de aangifte van elke schuldvordering en tot de dag gesteld voor de behandeling van de betwistingen waartoe zij aanleiding geeft, kan de rechter-commissaris, zelfs ambtshalve, bevelen dat de schuldeiser of zijn gemachtigde of iedere persoon die inlichtingen kan verstrekken, persoonlijk zal verschijnen. Hij maakt proces-verbaal op van hun verklaringen. Hij kan ook bevelen dat de schuldeiser zijn boeken overlegt of, krachtens een bevel tot onderzoek daarvan, vorderen dat hem daarvan een uittreksel wordt bezorgd opgemaakt door de rechter van de plaats.
Art. 67.Een proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen wordt, na de beëindiging ervan, door de curators opgesteld en door hen, door de rechter-commissaris en door de griffier ondertekend.
Art. 68.Op de zitting bepaald voor het sluiten van het proces-verbaal van verificatie, geven de curators, op verzoek van elke belanghebbende, kennis van elke aangegeven schuldvordering en van haar eventuele betwisting.
De rechter-commissaris verwijst de betwistingen betreffende de niet aangenomen schuldvorderingen naar de rechtbank en bepaalt de datum en het uur van de debatten.
Indien de curators het bedrag van een aangenomen schuldvordering of van een ingeroepen recht van voorrang betwisten, brengen zij de betrokken schuldeisers daarvan onmiddellijk op de hoogte bij ter post aangetekende brief; deze brief houdt oproeping in om voor de rechtbank te verschijnen op de dag en het uur of, in voorkomend geval, op de dagen en uren door de rechter-commissaris bepaald voor de debatten.
Art. 69.De gefailleerde en de schuldeisers kunnen tegen de verrichte en te verrichten verificaties bezwaren inbrengen, hetzij op de zitting bepaald voor de sluiting van het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen, hetzij later.
Later ingebrachte bezwaren moeten aan de curators en aan de schuldeiser wiens vordering wordt tegengesproken, betekend worden bij een gerechtsdeurwaardersexploot binnen een maand na de datum van de sluiting van het proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen of binnen een maand na de latere aanvaarding van een schuldvordering indien de schuldvordering slechts aanvaard werd na sluiting van het proces-verbaal van verificatie.
Bij gemeld exploot worden de curators en de schuldeiser, alsmede de gefailleerde voor de rechtbank gedaagd teneinde uitspraak te horen doen over de schuldvordering waartegen bezwaar is ingebracht.
Art. 70.Op de dag bepaald voor de behandeling van de betwistingen beslist de rechtbank, zonder voorafgaande dagvaarding, zo mogelijk bij een enkel vonnis, over alle betwistingen. Dit vonnis wordt gewezen, nadat de curators, de gefailleerde en de schuldeisers die bezwaren hebben ingebracht en zij die aangifte hebben gedaan, indien zij verschijnen, zijn gehoord. Tegen het vonnis staat geen verzet open.
Betwistingen die niet onmiddellijk in beraad worden genomen, worden afzonderlijk en verder behandeld volgens de gewone rechtspleging met voorrang boven alle andere zaken.
Art. 71.Ter griffie wordt, onder verantwoordelijkheid van de griffier, voor elk faillissement een in kolommen verdeelde tabel opgemaakt die voor elke aangegeven schuldvordering de volgende vermeldingen bevat : 1° het volgnummer;2° de identiteit, het beroep en de woonplaats, of, indien het een rechtspersoon betreft, de identiteit, de voornaamste handelsactiviteit en de maatschappelijke zetel van de schuldeiser die zijn schuldvordering en zijn titels heeft neergelegd;3° het bedrag van de aangegeven schuldvordering;4° de door de schuldeiser ingeroepen voorrechten en hypotheken;5° de aanvaarding of de betwisting;6° de korte inhoud en de datum van de beslissing over de betwisting;7° de andere inlichtingen waarvan de mededeling aan de belanghebbenden nuttig kan zijn.
Art. 72.De bekende of onbekende schuldeisers die in gebreke blijven hun schuldvorderingen aan te geven of te bevestigen binnen de termijn bij het vonnis van faillietverklaring bepaald, komen niet in aanmerking voor de uitdelingen.
Tot de vergadering bedoeld in artikel 79 hebben de schuldeisers die in gebreke zijn gebleven, het recht opname te vorderen zonder dat hun vordering reeds bevolen uitkeringen kan opschorten. Zij hebben slechts recht op een dividend berekend op het nog niet verdeeld actief en dragen zelf de kosten en uitgaven waartoe de verificatie en de opname van hun schuldvorderingen aanleiding geven.
Het recht opname te vorderen verjaart na verloop van drie jaar te rekenen van het faillietverklarend vonnis, behalve voor de schuldvordering die vastgesteld wordt in een procedure tot tussenkomst of vrijwaring, vervolgd of ingesteld tijdens de vereffening.
Het recht opname te vorderen van een schuldvordering tijdens de vereffening vastgesteld door een andere rechtbank dan de rechtbank die het faillissement heeft uitgesproken, verjaart na verloop van zes maanden te rekenen van de dag waarop het eindvonnis kracht van rechterlijk gewijsde heeft verkregen. HOOFDSTUK V. - Summiere rechtspleging tot sluiting van het faillissement
Art. 73.Wanneer, op welk tijdstip ook, bevonden wordt dat het actief ontoereikend is om de vermoedelijke kosten van beheer en van vereffening van het faillissement te dekken, kan de rechtbank, op verzoek van de curators en nadat de gefailleerde behoorlijk is opgeroepen met een gerechtsbrief die de tekst van dit artikel bevat, de sluiting van de verrichtingen van het faillissement uitspreken. In dat geval treden de schuldeisers opnieuw in de uitoefening van hun afzonderlijke rechtsvorderingen tegen de persoon en de goederen van de gefailleerde, tenzij de rechtbank de gefailleerde verschoonbaar heeft verklaard.
De beslissing tot sluiting van het faillissement, wanneer vastgesteld wordt dat de activa niet zullen volstaan om de vermoedelijke kosten van beheer en van vereffening van het faillissement te dekken, maakt onmiddellijk een einde aan het bestaan van de gefailleerde rechtspersoon, behalve in geval van verschoonbaarheid.
Artikel 180 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935, is van toepassing.
De sluiting van het faillissement wegens ontoereikend actief kan slechts worden uitgesproken wanneer wordt vastgesteld dat de curators het mogelijke hebben gedaan om de werknemers de wettelijk bepaalde sociale bescheiden uit te reiken.
Het vonnis dat de sluiting van het faillissement wegens ontoereikend actief uitspreekt, wordt, door toedoen van de curators, bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Het vonnis beveelt, in voorkomend geval, dat rekening en verantwoording zal worden gedaan door de curators. De rechtbank van koophandel neemt kennis van de geschillen desbetreffende.
De Koning kan de procedure tot het in consignatie geven van later opgedoken activa vaststellen, alsmede de bestemming van deze activa bij nieuw opgedoken passiva.
Art. 74.De tenuitvoerlegging van het vonnis tot sluiting van het faillissement, uitgesproken met toepassing van artikel 73, wordt opgeschort gedurende een maand te rekenen van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK VI. - Vereffening van het faillissement
Art. 75.§ 1. Zodra alle schuldvorderingen definitief zijn aanvaard of verworpen door een, zelfs bestreden, uitvoerbare beslissing, gaan de curators over tot de vereffening van het faillissement. De rechter-commissaris roept de gefailleerde op om hem te horen, in aanwezigheid van de curators, nopens de vereffeningswijze van de activa. Er wordt hiervan een proces-verbaal opgesteld. De curators doen onder meer de onroerende goederen, koopwaren en roerende goederen verkopen; een en ander onder het toezicht van de rechter-commissaris en met naleving van de bepalingen van de artikelen 51 en 52, zonder dat het nodig is de gefailleerde op te roepen.
Zij kunnen op de bij artikel 58 voorgeschreven wijze dadingen aangaan over om het even welke aan de gefailleerde toekomende rechten, niettegenstaande elk verzet zijnerzijds. § 2. De curators kunnen de rechtbank verzoeken, na de gefailleerde behoorlijk te hebben laten oproepen met een gerechtsbrief die de tekst van dit artikel bevat, het faillissement te mogen vereffenen zoals hiervoor is bepaald vanaf de sluiting van het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen of vanaf elke latere datum. De rechtbank beslist op verslag van de rechter-commissaris. § 3. De schuldeisers of de gefailleerde die menen dat hun rechten benadeeld worden door een voorgenomen verkoop van activa, kunnen in kort geding de aanstelling vragen van een curator ad hoc. De aldus aangestelde curator kan aan de rechtbank van koophandel vragen de verkoop te verbieden, in zoverre die verkoop kennelijk indruist tegen de belangen van de betrokkenen. § 4. Indien de curators zulks vorderen, kan de rechtbank in het kader van de vereffening van het faillissement de overdracht van een onderneming in werking bekrachtigen onder voorwaarden die partijen hebben bedongen en waarvan de naleving door de curators of, na sluiting van het faillissement, door elke belanghebbende kan worden vervolgd.
Art. 76.De rechter-commissaris kan te allen tijde een vergadering van schuldeisers of van sommigen onder hen bijeenroepen.
Daarenboven wordt, het derde jaar na de faillietverklaring, ten vroegste een maand en ten laatste drie maanden na de verjaardag van het faillietverklarend vonnis, een vergadering van de schuldeisers gehouden onder voorzitterschap van de rechter-commissaris, waarop nopens de vereffening verslag wordt uitgebracht door de curators.
Nadien kan die vergadering op verzoek van een schuldeiser door de rechter-commissaris worden bijeengeroepen.
De rechter-commissaris beveelt de in het faillissement ingeschreven schuldeisers te verwittigen en bepaalt plaats, dag en uur van de vergadering. Die beschikking wordt ten minste een maand voor de datum van de vergadering in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt door toedoen van de griffier. De bekendmaking kan evenwel, met de toestemming van de rechter-commissaris, worden vervangen door een rondschrijven aan de ingeschreven schuldeisers.
De gefailleerde wordt op die vergadering behoorlijk opgeroepen en kan er gehoord worden nopens de vereffening van de boedel.
De vergaderde schuldeisers kunnen, bij gewone meerderheid, de curators ermede belasten te onderhandelen over een vaste prijs voor het geheel of een gedeelte van de rechten of de rechtsvorderingen die nog niet voldaan zijn, en ze te vervreemden.
Art. 77.De rechter-commissaris beveelt, indien daartoe aanleiding is, een uitdeling aan de schuldeisers en bepaalt tot welk bedrag. Elke betaling die wordt verricht op bevel of met de toestemming van de rechter-commissaris, heeft voor de curators kwijting tot gevolg.
Art. 78.Indien er schuldeisers zijn van wie de vorderingen binnen de voorgeschreven termijn aangegeven en bevestigd zijn, doch die aanleiding hebben gegeven tot geschillen die nog niet definitief zijn beslecht, heeft geen uitdeling plaats dan na reservering van het gedeelte dat overeenstemt met hun schuldvorderingen, zoals zij zijn aangegeven en bevestigd.
Art. 79.Wanneer de vereffening van het faillissement beëindigd is, worden de schuldeisers en de gefailleerde bijeengeroepen door de curators, op bevel van de rechter-commissaris gewezen na inzage van de rekeningen van de curators. De vereenvoudigde rekening van de curators, die het totale bedrag van het actief, de kosten en het ereloon van de curators, de boedelschulden en de verdeling tussen de verschillende categorieën van schuldeisers vermeldt, wordt bij deze oproeping gevoegd.
Op die vergadering wordt de rekening besproken en afgesloten. De schuldeisers geven hun advies over de verschoonbaarheid van de gefailleerde.
Het saldo van de rekening dient voor de laatste uitdeling. Indien er een overschot is, komt dit rechtens toe aan de gefailleerde.
Art. 80.Nadat de rechtbank in voorkomend geval de betwistingen betreffende de rekening heeft beslecht en de rekening zo nodig heeft verbeterd, beveelt zij, op verslag van de rechter-commissaris, de sluiting van het faillissement.
De rechter-commissaris doet, aan de rechtbank in raadkamer mededeling van de beraadslaging van de schuldeisers over de verschoonbaarheid van de gefailleerde en brengt verslag uit over de omstandigheden van het faillissement. De rechtbank beslist of de gefailleerde al dan niet verschoonbaar is. Tegen die laatste beslissing over de verschoonbaarheid kan binnen een maand te rekenen van de bekendmaking derdenverzet worden gedaan door de individuele schuldeisers, of door de gefailleerde binnen een maand te rekenen van de kennisgeving van het vonnis tot sluiting van het faillissement.
De rechtbank kan beslissen dat het vonnis waarbij de sluiting van het faillissement wordt bevolen, bij uittreksel wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het vonnis moet bekendgemaakt worden wanneer de rechtbank de gefailleerde verschoonbaar verklaart.
De sluiting van het faillissement maakt een einde aan de opdracht van de curators, behalve wat de uitvoering van de sluiting betreft, en houdt een algemene kwijting in.
Art. 81.Verschoonbaar kan niet worden verklaard de gefailleerde of de gefailleerde rechtspersoon van wie de bestuurders veroordeeld zijn wegens inbreuk op artikel 489ter van het Strafwetboek, wegens diefstal, valsheid, knevelarij, oplichting of misbruik van vertrouwen, noch zij die als bewaarnemer, voogd, beheerder of andere rekenplichtige niet tijdig rekening en verantwoording hebben gedaan en niet tijdig hebben afgerekend.
Art. 82.Wanneer de gefailleerde verschoonbaar is verklaard, kan hij niet meer worden vervolgd door zijn schuldeisers.
Wanneer de gefailleerde niet verschoonbaar is verklaard, verkrijgen de schuldeisers opnieuw het recht om ieder afzonderlijk hun rechtsvordering tegen zijn goederen uit te oefenen.
Art. 83.De overeenkomstig artikel 80 uitgesproken beslissing tot niet-verschoonbaarheid van een gefailleerde rechtspersoon, maakt onmiddellijk een einde aan zijn bestaan. Artikel 180 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935, is van toepassing.
De Koning kan de procedure tot het in consignatie geven van later opgedoken activa vaststellen, alsmede de bestemming van deze activa bij nieuw opgedoken passiva. HOOFDSTUK VII. - Soorten schuldeisers en hun rechten Afdeling I. - Medeschuldenaars en borgen
Art. 84.De houder van schuldverbintenissen die door de gefailleerde en insgelijks gefailleerde medeschuldenaars hoofdelijk zijn aangegaan, geëndosseerd of gewaarborgd, komt in aanmerking voor de uitdelingen in elke boedel en komt daarin op voor de nominale waarde van zijn schuldvordering, totdat hij volledig is betaald.
Art. 85.Voor de faillissementen van medeschuldenaars bestaat geen onderling verhaal uit hoofde van betaalde percenten, behalve wanneer de percenten uit die boedels meer bedragen dan de schuldvordering in hoofdsom en toebehoren; in dat geval komt het meerdere, naar de orde der verbintenissen, toe aan die schuldenaars voor wie de andere borg staan.
Art. 86.Wanneer de houder van schuldverbintenissen die door de gefailleerde met andere medeschuldenaars hoofdelijk zijn aangegaan of waarvoor een borg is gesteld, voor het faillissement een voorschot op zijn schuldvordering ontvangen heeft, wordt deze in de boedel slechts opgenomen onder aftrek van dit voorschot en behoudt hij voor het nog verschuldigde bedrag zijn rechten tegen de medeschuldenaars of de borg.
Art. 87.De medeschuldenaar of de borg die gedeeltelijke betaling gedaan heeft, komt in het faillissement op voor alles wat hij tot ontlasting van de gefailleerde betaald heeft. Afdeling II. - Pandhoudende schuldeisers en schuldeisers op roerende
goederen bevoorrecht
Art. 88.De curators kunnen, met machtiging van de rechter-commissaris, te allen tijde het pand ten bate van de failliete boedel inlossen door betaling van de schuld.
Art. 89.Ingeval de curators het pand niet inlossen en de schuldeiser het verkoopt voor een prijs die de schuldvordering te boven gaat, wordt het meerdere door hen geïnd. Bedraagt de prijs minder dan de schuldvordering, dan treedt de pandhoudende schuldeiser voor het ontbrekende op als gewone schuldeiser in de boedel.
Art. 90.Voor de werknemers bedoeld in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, worden het loon, zoals bepaald in artikel 2, eerste lid, van die wet, en de in het loon begrepen vergoedingen die aan dezelfde personen verschuldigd zijn wegens beëindiging van hun dienstbetrekking, ongeacht of die beëindiging voor of na de faillietverklaring plaatsheeft, onder de bevoorrechte schuldvorderingen opgenomen met dezelfde rang en ten belope van dezelfde bedragen als het voorrecht dat aan dezelfde personen wordt toegekend bij artikel 19, 3°bis, van de hypotheekwet van 16 december 1851. Afdeling III. - Rechten van hypothecaire schuldeisers en van op
onroerende goederen bevoorrechte schuldeisers
Art. 91.Wanneer de prijs van de onroerende goederen vroeger dan of tegelijk met die van de roerende goederen verdeeld wordt, treden de bevoorrechte of de hypothecaire schuldeisers die niet geheel voldaan zijn uit de prijs van de onroerende goederen, naar evenredigheid van hetgeen hun nog verschuldigd is, samen met de gewone schuldeisers op ten aanzien van de gelden die aan de chirografaire boedel toekomen, mits hun schuldvorderingen bevestigd en geverifieerd zijn met inachtneming van de hierboven voorgeschreven vormen.
Art. 92.Wanneer tot een of meer uitdelingen van gelden wordt overgegaan voordat de prijs van de onroerende goederen verdeeld is, nemen de op de onroerende goederen bevoorrechte en de hypothecaire schuldeisers daaraan deel naar evenredigheid van het volle bedrag van hun schuldvorderingen, onverminderd de afscheiding die hierna wordt omschreven.
Art. 93.Na de verkoop van de onroerende goederen en de sluiting van de rangregeling onder de hypothecaire en de bevoorrechte schuldeisers, zullen degenen onder hen die ten aanzien van de prijs der onroerende goederen batig gerangschikt zijn voor het volle bedrag van hun schuldvordering, het bedrag dat hun als hypothecaire schuldeisers toegewezen is, slechts ontvangen onder aftrek van hetgeen zij uit de chirografaire boedel hebben verkregen.
De aldus afgetrokken bedragen blijven niet in de hypothecaire boedel, maar worden daarvan afgescheiden en keren terug naar de chirografaire boedel.
Art. 94.Ten aanzien van de hypothecaire schuldeisers die slechts voor een gedeelte batig gerangschikt zijn bij de verdeling van de prijs der onroerende goederen, wordt gehandeld zoals hierna is bepaald. Hun rechten in de chirografaire boedel worden definitief vastgesteld met inachtneming van het bedrag dat hun nog verschuldigd is na die rangschikking met betrekking tot de onroerende goederen, en wat zij bij de vroegere uitdeling meer ontvangen hebben, wordt afgetrokken van het bedrag dat hun als hypothecaire schuldeisers toegewezen is, en in de chirografaire boedel teruggestort.
Art. 95.De hypothecaire schuldeisers die niet batig gerangschikt zijn, worden als gewone schuldeisers beschouwd en als zodanig behandeld met betrekking tot de gevolgen van alle verrichtingen in verband met de chirografaire boedel. Afdeling IV. - Gevolgen van het faillissement van de ene echtgenoot
ten opzichte van de andere
Art. 96.De curators kunnen de roerende en onroerende goederen uit het eigen vermogen van een gefailleerde echtgenoot zowel als uit hun gemeenschappelijk vermogen verkopen zonder de voorafgaande toestemming van de andere echtgenoot of de rechterlijke machtiging, voorgeschreven bij de artikelen 215, § 1, 1418 en 1420 van het Burgerlijk Wetboek.
Art. 97.Indien het huwelijksvermogensstelsel van de echtgenoten wordt ontbonden na de faillietverklaring en voor de sluiting van het faillissement, kunnen noch de echtgenoot van de gefailleerde, noch de curators aanspraak maken op de voordelen die in het huwelijkscontract zijn bepaald.
Art. 98.De gemeenschappelijke schulden die de gefailleerde bij de uitoefening van zijn beroep heeft gemaakt en die niet voldaan zijn door de vereffening van het faillissement, kunnen niet worden verhaald op het eigen vermogen van de echtgenoot van de gefailleerde. HOOFDSTUK VIII. - Uitdeling aan schuldeisers
Art. 99.Het bedrag van het actief van de gefailleerde wordt onder de schuldeisers verdeeld naar evenredigheid van hun vorderingen en na aftrek van de kosten en uitgaven voor het beheer van de failliete boedel, van de uitkeringen tot levensonderhoud aan de gefailleerde en zijn gezin en van hetgeen aan de bevoorrechte schuldeisers betaald is. HOOFDSTUK IX. - Verkoop van de onroerende goederen van de gefailleerde
Art. 100.Indien er geen vervolgingen tot uitwinning van de onroerende goederen zijn begonnen voor de uitspraak van het faillietverklarend vonnis, kunnen alleen de curators tot de verkoop overgaan. De rechter-commissaris beveelt de verkoop op verzoek van de curators of van een hypothecaire schuldeiser. De vormen voorgeschreven in de artikelen 1190 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek worden in acht genomen.
De voorgaande bepalingen vinden geen toepassing op de eerst ingeschreven hypothecaire schuldeiser die na de sluiting van het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen het bezwaarde goed kan doen verkopen overeenkomstig de artikelen 1560 tot 1626 van het Gerechtelijk Wetboek. Wanneer het belang van de boedel het vereist en op voorwaarde dat een tegeldemaking van het bezwaarde goed kan worden verwacht die de hypothecaire schuldeisers niet benadeelt, kan de rechtbank evenwel op verzoekschrift van de curators, na de eerst ingeschreven hypothecaire schuldeiser bij gerechtsbrief te hebben opgeroepen, de schorsing van de tenuitvoerlegging bevelen voor een maximumtermijn van een jaar te rekenen van de faillietverklaring.
Indien onroerende goederen toebehoren aan de van goederen gescheiden gefailleerde en zijn echtgenote of echtgenoot, kan de rechtbank van koophandel de verkoop van deze onverdeelde goederen bevelen, met inachtneming van de rechten van de andere echtgenoot, en nadat deze behoorlijk is opgeroepen. De verkoping kan in dat geval plaatshebben op verzoek van de curators alleen.
Is het onroerend beslag ten kantore van de hypotheekbewaarder overgeschreven, dan kunnen de curators dat te allen tijde stuiten door, met machtiging van de rechtbank van koophandel, na oproeping van de gefailleerde, de in beslag genomen onroerende goederen, met inachtneming van dezelfde vormen, te doen verkopen. In dat geval doen zij ten minste acht dagen vooraf, plaats, dag en uur van de verkoping betekenen aan de vervolgende schuldeiser en aan de gefailleerde.
Zodanige betekening wordt binnen dezelfde termijn aan alle ingeschreven schuldeisers gedaan aan de woonplaats die zij in het inschrijvingsborderel hebben gekozen. HOOFDSTUK X. - Terugvordering
Art. 101.Het faillissement doet geen afbreuk aan het recht van terugvordering van de eigenaar van de goederen die in het bezit zijn van de schuldenaar.
Evenwel kunnen de roerende goederen, verkocht met een beding dat de eigendomsoverdracht opschort tot de volledige betaling van de prijs, slechts op grond van dat beding van de schuldenaar worden teruggevorderd, voor zover dit schriftelijk is overeengekomen uiterlijk op het ogenblik van de levering van het goed. Daarenboven moeten die goederen zich in natura bij de schuldenaar bevinden. Ze mogen derhalve niet onroerend door incorporatie zijn geworden, noch vermengd zijn met een ander roerend goed.
Op straffe van verval moet de rechtsvordering tot terugvordering worden ingesteld voor de sluiting van het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen.
Art. 102.In geval van faillissement kan de eigenaar van nog niet betaald handels- en ander papier dat zich in natura in de portefeuille van de gefailleerde bevindt op de dag van het vonnis van faillietverklaring, dat papier terugvorderen wanneer hij het afgegeven heeft alleen met last om het te innen en het bedrag ervan te zijner beschikking te houden, of het speciaal bestemd heeft voor bepaalde betalingen.
Art. 103.De koopwaren aan de gefailleerde in bewaring gegeven of in consignatie gegeven om te worden verkocht voor rekening van de afzender, kunnen eveneens worden teruggevorderd, zolang zij geheel of gedeeltelijk in natura aanwezig zijn.
Zelfs de prijs van die koopwaren kan worden teruggevorderd in zover hij niet is betaald, noch in waardepapier voldaan, noch in rekening-courant tussen de gefailleerde en de koper verrekend.
Art. 104.De aan de gefailleerde gezonden koopwaren kunnen ook worden teruggevorderd, zolang de overgave niet is geschied in zijn magazijnen of in die van de commissionair die gelast is ze te verkopen voor rekening van de gefailleerde.
De terugvordering is nochtans niet ontvankelijk wanneer de koopwaren, voor hun aankomst, zonder bedrog verkocht zijn op cognossementen of op door de afzender getekende facturen en vrachtbrieven.
De terugvordering geschiedt met inachtneming van de rechten van de pandhoudende schuldeiser die in het bezit van de koopwaren is gesteld door een cognossement of een vrachtbrief.
Art. 105.Hij die een zaak terugvordert, is verplicht voor de terugname in de boedel de door hem in mindering ontvangen bedragen, alsmede alle voorschotten gedaan voor vracht of vervoer, commissie, verzekering of andere kosten terug te geven, en de wegens dezelfde oorzaken verschuldigde bedragen te betalen.
Art. 106.Verkochte koopwaren die nog niet zijn geleverd aan de gefailleerde of nog niet zijn verzonden aan de gefailleerde of voor diens rekening aan een derde, kunnen door de verkoper worden teruggehouden.
Art. 107.In het geval van de artikelen 104 en 106 kunnen de curators, met machtiging van de rechter-commissaris, levering van de koopwaren eisen tegen betaling van de prijs die tussen verkoper en gefailleerde bedongen is.
Art. 108.De curators kunnen met goedkeuring van de rechter-commissaris de verzoeken tot terugvordering van koopwaren, handels- en andere papieren of andere goederen inwilligen.
Indien het belang van de boedel het vereist kunnen de curators evenwel, met de toestemming van de rechter-commissaris, de terugvordering bepaald in artikel 101 afwijzen na betaling van de prijs die tussen verkoper en de gefailleerde is bedongen, met uitsluiting van interesten en strafbedingen, die in voorkomend geval schulden in de boedel blijven.
Indien er een geschil ontstaat, doet de rechtbank op verzoek van de belanghebbenden uitspraak, op verslag van de rechter-commissaris.
TITEL III. - Rehabilitatie
Art. 109.De niet verschoonbaar verklaarde gefailleerde die alle door hem verschuldigde bedragen, hoofdsom, interesten en kosten, geheel heeft voldaan, kan rehabilitatie verkrijgen.
Indien hij vennoot is van een vennootschap onder firma, kan hij geen rehabilitatie verkrijgen dan na te hebben bewezen dat alle schulden van de vennootschap, hoofdsom, interesten en kosten, geheel zijn voldaan.
De gefailleerde kan na zijn overlijden worden gerehabiliteerd.
Art. 110.De verschoonbaar verklaarde gefailleerde wordt geacht gerehabiliteerd te zijn.
Art. 111.Elk verzoek tot rehabilitatie wordt gericht aan het hof van beroep van het rechtsgebied waarbinnen de gefailleerde zijn woonplaats heeft. De verzoeker voegt bij zijn verzoekschrift de kwijtingen en andere bewijsstukken.
Nadat het verzoekschrift aan de procureur-generaal bij het hof van beroep is meegedeeld, zendt deze daarvan door hem voor eensluidend verklaarde expedities aan de procureur des Konings en aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel van de woonplaats van de verzoeker en, indien deze sedert het faillissement van woonplaats veranderd is, aan de procureur des Konings en aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waarbinnen het faillissement zich heeft voorgedaan, en hij gelast hen alle mogelijke inlichtingen in te winnen omtrent de echtheid van de uiteengezette feiten.
Te dien einde draagt de procureur des Konings er zorg voor dat een afschrift van bedoeld verzoek bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad wordt opgenomen.
Art. 112.Iedere schuldeiser wiens schuldvordering, hoofdsom, interesten en kosten, niet geheel is voldaan, en iedere andere belanghebbende kan binnen een maand na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, tegen de rehabilitatie bij eenvoudige akte ter griffie verzet doen onder overlegging van bewijsstukken. De schuldeiser die verzet doet, kan nooit als partij optreden in de procedure tot rehabilitatie.
Art. 113.Na verloop van de termijn bepaald in artikel 112 zenden de procureur des Konings en de voorzitter van de rechtbank van koophandel, ieder afzonderlijk, de door hen ingewonnen inlichtingen en de ingediende akten van verzet aan de procureur-generaal bij het hof van beroep; zij voegen er hun advies over het verzoek aan toe.
De procureur-generaal bij het hof van beroep vordert dat op dit alles een arrest wordt gewezen waarbij het rehabilitatieverzoek wordt toegestaan of geweigerd. Wordt het verzoek geweigerd, dan kan het niet opnieuw worden ingediend dan na verloop van een jaar.
Art. 114.Het arrest waarbij de rehabilitatie wordt toegestaan, wordt toegezonden aan de procureur des Konings en aan de voorzitter van de rechtbanken aan wie het verzoek gezonden is. Deze rechtbanken beve!en dat het arrest in hun registers zal worden overgeschreven.
TITEL IV. - Diverse bepalingen die verband houden met het faillissement HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het Gerechtelijk Wetboek
Art. 115.In artikel 631 van het Gerechtelijk Wetboek worden het eerste en het tweede lid vervangen door de volgende paragraaf : § 1. De rechtbank van koophandel bevoegd om de faillietverklaring uit te spreken, is die welke gelegen is in het rechtsgebied waarbinnen de koopman op de dag van aangifte van het faillissement of van het instellen van de rechtsvordering zijn hoofdinrichting of, indien het een rechtspersoon betreft, zijn zetel heeft. In geval van zetelverplaatsing van een rechtspersoon binnen een termijn van één jaar voorafgaand aan de faillissementsvordering, kan het faillissement eveneens worden gevorderd voor de rechtbank binnen wier rechtsgebied de rechtspersoon zijn zetel had binnen dezelfde termijn. Deze termijn loopt vanaf de openbaarmaking van de zetelverplaatsing in het Belgisch Staatsblad. De rechtbank waartoe men zich het eerst wendt, heeft voorrang boven die waarvoor de zaak later wordt aangebracht.
De rechtbank van koophandel bevoegd om een territoriaal of secundair faillissement met toepassing van artikel 3 van de faillissementswet uit te spreken, is die welke gelegen is in het rechtsgebied waarbinnen de gefailleerde de bedoelde vestiging heeft. Indien er meerdere vestigingen zijn, is de rechtbank waartoe men zich het eerst wendt, bevoegd.
Geschiedt de faillietverklaring in België, dan behoren de desbetreffende geschillen uitsluitend tot de bevoegdheid van de rechtbank in wier arrondissement het faillissement is geopend.
Het eerste lid is van toepassing op de procedure bepaald in artikel 8 van de faillissementswet. De rechtbank die de beslissing tot ontneming van het beheer heeft genomen, blijft uitsluitend bevoegd om het faillissement van de schuldenaar uit te spreken gedurende de termijn bepaald in artikel 8, vijfde lid, van de faillissementswet. »
Art. 116.Artikel 1193ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 februari 1981 en gewijzigd bij de wet van 10 maart 1983, wordt vervangen als volgt : «
Art. 1193ter.- In het geval van artikel 1190 kunnen de curators aan de rechtbank van koophandel de machtiging vragen om uit de hand te verkopen. De curators leggen aan de rechtbank het door een notaris, aangewezen door de rechter-commissaris, opgemaakt ontwerp van verkoopakte voor, onder opgave van de redenen waarom de verkoop uit de hand geboden is.
Hierbij voegen zij een schattingsverslag, opgemaakt door de door hen aangewezen deskundige en een getuigschrift van de hypotheekbewaarder, na de faillietverklaring opgesteld, met vermelding van de bestaande inschrijvingen en alle overschrijvingen van een bevel of een beslag betreffende de te verkopen onroerende goederen. Alle personen die hetzij een inschrijving, hetzij een kantmelding hebben op het betrokken onroerend goed en de gefailleerde moeten worden gehoord of bij gerechtsbrief behoorlijk worden opgeroepen. Zij kunnen van de rechtbank vorderen dat de machtiging om uit de hand te verkopen afhankelijk wordt gesteld van bepaalde voorwaarden zoals een minimumverkoopprijs.
De machtiging wordt verleend indien het belang van de gefailleerde boedel zulks vereist en op advies van de rechter-commissaris. De beschikking bepaalt uitdrukkelijk waarom de verkoop uit de hand het belang van de failliete boedel dient. Deze vorm van verkoop kan van een minimumverkoopprijs afhankelijk worden gesteld.
De verkoping moet overeenkomstig de door de rechtbank aangenomen ontwerpakte geschieden, door de ambtelijke tussenkomst van de notaris die deze heeft opgesteld. Hij verdeelt de prijs overeenkomstig de artikelen 1639 en volgende. Hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank kan ingesteld worden door de verzoeker of door de tussenkomende schuldeisers op de wijze bepaald in artikel 1031. » HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in de strafwetten
Art. 117.Het opschrift van afdeling I van boek II, titel IX, hoofdstuk Il, van het Strafwetboek, gewijzigd bij de wet van 10 oktober 1967, wordt vervangen door het volgende opschrift : « Afdeling I. - Misdrijven die verband houden met de staat van faillissement ».
Art. 118.Artikel 489 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 489.- Met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van honderd frank tot honderdduizend frank of met een van die straffen alleen worden gestraft de kooplieden die zich in staat van faillissement bevinden in de zin van artikel 2 van de faillissementswet, of de bestuurders », in rechte of in feite, van handelsvennootschappen die zich in staat van faillissement bevinden, die : 1° zonder voldoende tegenprestatie, ten behoeve van derden met inachtneming van de financiële toestand van de onderneming te aanzienlijke verbintenissen hebben aangegaan 2° zonder wettig verhinderd te zijn, verzuimd hebben de verplichtingen gesteld bij artikel 53 van de faillissementswet na te leven.»
Art. 119.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 489bis ingevoegd, luidende : «
Art. 489bis.- Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderdduizend frank of met een van die straffen alleen worden gestraft de personen bedoeld in artikel 489 die : 1° met het oogmerk om de faillietverklaring uit te stellen, aankopen hebben gedaan tot wederverkoop beneden de koers of toegestemd hebben in leningen, effectencirculaties en andere al te kostelijke middelen om zich geld te verschaffen;2° verdichte uitgaven of verliezen hebben opgegeven of geen verantwoording hebben verschaft van het bestaan of van de aanwending van de activa of een deel ervan, zoals zij uit de boekhoudkundige stukken blijken op de datum van staking van betaling, en van alle goederen van welke aard ook, die zij naderhand zouden hebben verkregen;3° met het oogmerk om de faillietverklaring uit te stellen, een schuldeiser ten nadele van de boedel betaald of bevoordeeld hebben;4° met hetzelfde oogmerk, verzuimd hebben binnen de bij artikel 9 van de faillissementswet gestelde termijn aangifte te doen van het faillissement;wetens verzuimd hebben naar aanleiding van de aangifte van het faillissement de inlichtingen vereist bij artikel 10 van dezelfde wet te verstrekken; wetens naar aanleiding van de aangifte van het faillissement of naderhand, op de vragen van de rechter-commissaris of van de curators, onjuiste inlichtingen hebben verstrekt. »
Art. 120.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 489ter ingevoegd, luidende : «
Art. 489ter.- Met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderdduizend frank worden gestraft de in artikel 489 bedoelde personen die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden : 1° een gedeelte van de activa hebben verduisterd of verborgen;2° de boeken of bescheiden bedoeld in hoofdstuk I van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, geheel of gedeeltelijk hebben doen verdwijnen;poging tot die wanbedrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderdduizend frank.
Zij die zich aan die wanbedrijven of poging daartoe schuldig hebben gemaakt, kunnen bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33. »
Art. 121.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 489quater ingevoegd, luidende : «
Art. 489quater.- De strafvordering terzake van de strafbare feiten omschreven in de artikelen 489, 489bis en 489ter wordt vervolgd los van enige vordering die bij de rechtbank van koophandel mocht zijn ingesteld. Nochtans kan de staat van faillissement voor de strafrechter niet worden betwist wanneer hij vastgesteld is bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing van de rechtbank van koophandel of van het hof van beroep aan het slot van een procedure waarbij de beklaagde partij was, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger van de gefailleerde vennootschap. »
Art. 122.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 489quinquies ingevoegd, luidende : «
Art. 489quinquies.- Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderdduizend frank of met een van die straffen alleen worden gestraft zij die bedrieglijk : 1° in het belang van de failliet verklaarde koopman of handelsvennootschap, zelfs zonder de medewerking van de koopman of van de bestuurders, in rechte of in feite, van de vennootschap, de activa geheel of ten dele wegnemen, verbergen of helen;2° verdichte of overdreven schuldvorderingen bij het faillissement indienen en bevestigen in eigen naam of door tussenpersonen.»
Art. 123.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 489sexies ingevoegd, luidende : «
Art. 489sexies.- Met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderdduizend frank wordt gestraft de curator die zich schuldig maakt aan ontrouw in zijn beheer. Hij wordt daarenboven veroordeeld tot teruggave en schadeloosstelling die aan de boedel is verschuldigd. De schuldige kan bovendien veroordeeld worden tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33. »
Art. 124.Artikel 490 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 490.- Alle arresten of vonnissen van veroordeling tot een gevangenisstraf, uitgesproken krachtens de artikelen 489, 489bis en 489ter, bevelen dat de beslissing op kosten van de veroordeelde bij uittreksel zal worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Het uittreksel bevat : 1° de naam, de voornamen, de plaats en datum van geboorte, alsmede het adres en het inschrijvingsnummer in het handelsregister, van de veroordeelden en, in voorkomend geval, de handelsnaam of de benaming en de zetel van de faillietverklaarde handelsvennootschappen waarvan zij in rechte of in feite bestuurder zijn;2° de datum van het arrest of van het vonnis van veroordeling en het gerecht dat het heeft uitgesproken;3° de strafbare feiten die tot de veroordelingen aanleiding hebben gegeven en de uitgesproken straffen;wanneer, wegens eenheid van opzet, een enkele straf is uitgesproken uit hoofde van een van de voornoemde strafbare feiten en uit hoofde van andere strafbare feiten, vermelden de uittreksels alle strafbare feiten die met deze ene straf worden gestraft. »
Art. 125.In artikel 623, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, gewijzigd bij de wet van 7 april 1964, worden de woorden « in geval van bedrieglijke bankbreuk » vervangen door de woorden « indien hij veroordeeld is wegens overtreding van artikel 489ter van het Strafwetboek ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in de fiscale wetten
Art. 126.In artikel 184bis van het koninklijk besluit nr. 64 van 30 november 1939 houdende het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, ingevoegd bij de wet van 19 juni 1986 en gewijzigd bij de wet van 22 december 1989, wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « Het eerste lid is slechts van toepassing op de vereffenaars en de curators in het geval dat de veroordeling, de vereffening of rangregeling die de betaling, overschrijving, of teruggave tot gevolg heeft, hen ter kennis wordt gebracht. »
Art. 127.In artikel 427, vierde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden de woorden « artikel 447 van de wet van 18 april 1851 betreffende het faillissement, de bankbreuk en het uitstel van betaling. » vervangen door de woorden « artikel 19 van de faillissementswet ».
Art. 128.In artikel 88, § 3, van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1980, worden de woorden « artikel 447, tweede lid, van boek III van het Wetboek van Koophandel met betrekking tot het faillissement, de bankbreuk en het uitstel van betaling » vervangen door de woorden « artikel 19, tweede lid, van de faillissementswet ». HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van verschillende aard
Art. 129.In artikel 16 van de wet van 18 november 1862 houdende invoering van het warrantstelsel wordt paragraaf 1 vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De uitoefening van de rechten aan de pandhoudende schuldeiser toegekend bij de artikelen 13, 14 en 15, wordt niet opgeschort door het overlijden van de schuldenaar. »
Art. 130.Artikel 9 van de wet van 5 mei 1872 houdende herziening van de bepalingen van het Wetboek van Koophandel betreffende het pand en de commissie wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 9.De uitoefening van de rechten bij de vorige artikelen aan de pandhoudende schuldeiser toegekend, wordt niet geschorst door het overlijden van de schuldenaar of van de derde-pandgever. »
Art. 131.In artikel 12, vierde lid, van de wet van 23 juni 1894 houdende herziening van de wet van 3 april 1851 op de maatschappijen van onderlinge bijstand, worden de woorden « zij die in staat van verklaarde failliet of van rechterlijke ontzegging verkeren of die afstand van goederen hebben gedaan, zolang zij hun schulden niet ten volle betaalden » vervangen door de woorden « zij die van hun rechten zijn ontzet; zij die faillietverklaard zijn, zolang zij hun schuldeisers niet volledig hebben betaald ».
Art. 132.In artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 waarbij aan bepaalde veroordeelden en aan de gefailleerden verbod wordt opgelegd bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen en waarbij aan de rechtbanken van koophandel de bevoegdheid wordt toegekend dergelijk verbod uit te spreken, gewijzigd bij de wetten van 4 augustus 1978, 9 maart 1989 en 22 december 1990 worden in het eerste lid, g, de woorden « enkelvoudige of bedrieglijke bankbreuk » vervangen door de woorden « een van de strafbare feiten omschreven in de artikelen 489, 489bis en 489ter van het Strafwetboek ».
Art. 133.In artikel 1bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1978, worden de woorden « enkelvoudige of bedrieglijke bankbreuk » vervangen door de woorden « een van de strafbare feiten omschreven in de artikelen 489, 489bis en 489ter van het Strafwetboek ».
Art. 134.In artikel 3bis, § 5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1978, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De gefailleerde of een van de personen krachtens § 1 gelijkgesteld met de gefailleerde, worden gedagvaard voor de rechtbank van koophandel op vordering van het openbaar ministerie of van een schuldeiser die niet werd betaald in het faillissement.»; 2° het vierde lid wordt vervangen als volgt : « In voorkomend geval wordt het openbaar ministerie gehoord in zijn advies.».
Art. 135.In artikel 10 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, vervangen bij de wet van 23 september 1985, worden de woorden « Ter zake van gerechtelijk akkoord, van faillissement of van verzoek tot uitstel van betaling » vervangen door de woorden « Ter zake van gerechtelijk akkoord en faillissement ».
Art. 136.In artikel 13 van het koninklijk besluit nr. 72 van 30 november 1939 tot regeling van de beurzen voor de termijnhandel in goederen en waren, van het beroep van de makelaars en tussenpersonen die zich met deze termijnhandel inlaten en van het regime van de exceptie van het spel, wordt het tweede lid, 1°, vervangen als volgt : « 1° de gefailleerden en de personen die veroordeeld zijn wegens overtreding van de artikelen 489, 489bis en 489ter van het Strafwetboek, behalve indien zij gerehabiliteerd zijn; ».
Art. 137.In artikel 25 van de wetten betreffende het handelsregister, gecoördineerd op 20 juli 1964, gewijzigd bij de wetten van 10 oktober 1967, 14 juli 1976, 12 juli 1989 en 19 januari 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° onderdeel 8° wordt vervangen als volgt : « 8° tot faillietverklaring of tot uitspraak van de opheffing van het faillissement, tot uitspraak van de sluiting van de faillissementsverrichting, tot vaststelling van de verschoonbaarheid of niet verschoonbaarheid van de gefailleerde, tot verklaring van rehabilitatie ten aanzien van de gefailleerde »;2° onderdeel 9° wordt vervangen als volgt : « 9° tot veroordeling wegens de strafbare feiten bedoeld in de artikelen 489, 489bis en 489ter van het Strafwetboek »;3° onderdeel 11° wordt opgeheven.
Art. 138.In artikel 310 van de algemene wet inzake douane en accijnzen worden de woorden « of zijn betalingen moet schorsen » geschrapt.
TITEL V. - Bepalingen waarvan de draagwijdte het faillissementsrecht overstijgt HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het Gerechtelijk Wetboek
Art. 139.In artikel 1193 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 18 februari 1981, wordt het derde lid vervangen als volgt : « In alle gevallen kunnen de verzoekers, wegens bijzondere omstandigheden en met instemming van de vrederechter, hetzij in de verkoopsvoorwaarden vermelden, hetzij ter zitting beslissen dat de formaliteit van het hoger bod niet zal worden toegepast. »
Art. 140.In artikel 1621 van hetzelfde Wetboek wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Wanneer er voor de overschrijving van het beslag een vonnis bestaat dat de verkoop van de in beslag genomen onroerende goederen beveelt, hetzij krachtens de artikelen 1186 tot 1191 of 1211, hetzij in enig ander geval waarin de verkoop van de onroerende goederen bij opbod geschiedt, krachtens rechterlijke beslissingen, kan de beslagene, na die overschrijving, de beslaglegger voor de rechter van de plaats waar de goederen gelegen zijn, oproepen om de vervolging van het uitvoerend beslag op onroerend goed gedurende een door deze rechter te bepalen termijn te schorsen, terwijl alles in dezelfde staat blijft. De termijn mag ten hoogste twee maanden bedragen. » HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in de strafwetten
Art. 141.Artikel 490bis van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967, wordt vervangen als volgt : «
Art. 490bis.-Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderdduizend frank of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die bedrieglijk zijn onvermogen heeft bewerkt en aan de op hem rustende verplichtingen niet heeft voldaan.
Dat de schuldenaar zijn onvermogen heeft bewerkt, kan worden afgeleid uit enige omstandigheid waaruit blijkt dat hij zich onvermogend heeft willen maken.
Ten aanzien van de derde die mededader of medeplichtig is, vervalt de strafvordering wanneer hij de hem overhandigde goederen teruggeeft ».
Art. 142.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 492bis ingevoegd, luidende : «
Art. 492bis.- Met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderdduizend frank worden gestraft de bestuurders, in feite of in rechte, van burgerlijke en handelsvennootschappen, alsook van verenigingen zonder winstoogmerk, die met bedrieglijk opzet en voor persoonlijke rechtstreekse of indirecte doeleinden gebruik hebben gemaakt van de goederen of van het krediet van de rechtspersoon, hoewel zij wisten dat zulks op betekenisvolle wijze in het nadeel was van de vermogensbelangen van de rechtspersoon en van die van zijn schuldeisers of vennoten.
De schuldigen kunnen daarenboven veroordeeld worden tot ontzetting van hun rechten overeenkomstig artikel 33. » HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in de wetten op de handelsvennootschappen
Art. 143.In artikel 12, § 1, van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoordineerd op 30 november 1935, gewijzigd bij de wetten van 6 maart 1973, 24 maart 1978, 5 december 1984, 15 juli 1985, 29 juni 1993 en 13 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 3°, c), wordt aangevuld met de volgende zin : « Ingeval de vereffenaar een rechtspersoon is, bevat het uittreksel de aanwijzing of de wijziging van de aanwijzing van de natuurlijke persoon die deze vertegenwoordigt voor de uitoefening van de bevoegdheden van de vereffening »;2° het 5°, c), wordt aangevuld met de volgende zin : « Ingeval de vereffenaar een rechtspersoon is, bevat het uittreksel de aanwijzing of de wijziging van de aanwijzing van de natuurlijke persoon die deze vertegenwoordigt voor de uitoefening van de bevoegdheden van de vereffening »;3° het 6°, lid 2, c), wordt aangevuld met de volgende zin : « Ingeval de vereffenaar een rechtspersoon is, bevat het uittreksel de aanwijzing of de wijziging van de aanwijzing van de natuurlijke persoon die deze vertegenwoordigt voor de uitoefening van de bevoegdheden van de vereffening ».
Art. 144.In dezelfde gecoördineerde wetten wordt een artikel 178ter ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 178ter.- Iedere wijziging van de naam van een vennootschap in vereffening is verboden. »
Art. 145.In dezelfde gecoördineerde wetten wordt een artikel 178quater ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 178quater.-Een beslissing tot verplaatsing van de zetel van een vennootschap in vereffening kan niet worden uitgevoerd dan na homologatie door de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar zetel heeft.
De homologatie wordt bij verzoekschrift aangevraagd door de vereffenaar.
De rechtbank doet uitspraak met voorrang boven alle andere zaken en na het openbaar ministerie te hebben gehoord. Zij verleent de homologatie wanneer zij oordeelt dat de zetelverplaatsing dienstig is voor de vereffening.
Een akte houdende verplaatsing van de zetel van een vennootschap in vereffening kan slechts geldig worden neergelegd overeenkomstig artikel 12 wanneer er een afschrift van de beslissing tot homologatie door de rechtbank van koophandel wordt bijgevoegd. »
Art. 146.In dezelfde gecoördineerde wetten wordt artikel 179, gewijzigd bij de wet van 6 maart 1973, aangevuld met een derde lid, luidend als volgt : « Ingeval de vereffenaar een rechtspersoon is, moet de natuurlijke persoon die hem vertegenwoordigt voor de uitoefening van de vereffening in het benoemingsbesluit worden aangewezen. Iedere wijziging van deze aanwijzing moet overeenkomstig het eerste lid worden besloten en overeenkomstig artikel 12 worden neergelegd en openbaargemaakt. »
Art. 147.In dezelfde gecoördineerde wetten wordt een artikel 185bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 185bis.- In naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid is het lid van een college van vereffenaars dat rechtstreeks of onrechtstreeks een belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met een beslissing of een aan het college voorgelegde verrichting, gehouden artikel 60 na te komen, dat van overeenkomstige toepassing is.
Indien slechts één vereffenaar is benoemd en is hij voor die tegenstrijdigheid van belangen geplaatst, dan stelt hij de vennoten daarvan in kennis en de beslissing mag slechts worden genomen of de verrichting mag slechts worden gedaan voor rekening van de vennootschap door een lasthebber ad hoc.
Indien de vereffenaar de enige vennoot is van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, is artikel 133, § 3, van overeenkomstige toepassing. »
Art. 148.Artikel 201, 3°bis, van dezelfde gecoördineerde wetten, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1961 en gewijzigd bij de wetten van 23 februari 1967, 5 december 1984, 22 december 1989, 29 juni 1993 en 13 april 1995, wordt aangevuld met de volgende woorden « en 178bis ». HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepaling en inwerkingtreding
Art. 149.De wet van 18 april 1851 op het faillissement, de bankbreuk en de opschorting van betaling, gewijzigd bij de wetten van 31 mei 1890, 27 juli 1934, het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935, de wetten van 10 augustus 1946, 18 mei 1956, 29 juli 1957, 24 juli 1962, 12 april 1965, 10 oktober 1967, 2 juli 1969, 27 mei 1974, 17 juli 1975,14 juli 1976, 24 maart 1978, 19 april 1983, 28 maart 1985, 11 april 1989, 14 januari 1993 en 24 december 1993, wordt opgeheven.
Art. 150.De bepalingen van deze wet treden in werking op de datum die de Koning bepaalt en uiterlijk zes maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 3 treedt in werking de dag van de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende insolventieprocedures, gedaan te Brussel op 23 november 1995.
Artikel 13 is slechts van toepassing op de vonnissen van faillietverklaring die worden uitgesproken na de inwerkingtreding van deze wet.
De verplichting, voorgeschreven bij artikel 76, om het derde jaar na de faillietverklaring een vergadering van schuldeisers bijeen te roepen, geldt alleen voor de faillissementen die na de inwerkingtreding van dit artikel worden uitgesproken.
Artikel 101 is slechts van toepassing op bedingen die de eigendomsoverdracht opschorten tot de volledige betaling van de prijs, voor zover dit schriftelijk is overeengekomen na de inwerkingtreding van deze bepaling.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 8 augustus 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld