gepubliceerd op 09 augustus 2002
Wet betreffende de sluiting van de ondernemingen
26 JUNI 2002. - Wet betreffende de sluiting van de ondernemingen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Definities en toepassingsgebied HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet verstaat men onder : 1° werknemers : personen die, krachtens een overeenkomst, tegen loon arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon;2° werkgevers : de personen die de onder 1° genoemde werknemers tewerkstellen;3° onderneming : a) de technische bedrijfseenheid bedoeld in artikel 14, § 1, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, elke afdeling van de onderneming wordt hiermee gelijkgesteld;b) de onderneming zonder handels- of industriële finaliteit;elke afdeling van de onderneming wordt hiermee gelijkgesteld.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wat voor de toepassing van deze wet onder onderneming zonder handels- of industriële finaliteit moet worden verstaan.
De beoefenaars van vrije beroepen worden voor de toepassing van deze wet met ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit gelijkgesteld.
Voor de toepassing van deze wet moet onder beoefenaars van vrije beroepen worden verstaan : elke zelfstandige beroepsactiviteit van levering van diensten of goederen die geen handelsdaad of ambachtelijke activiteit uitmaakt in de zin van de wet van 18 maart 1965 op het ambachtsregister en die niet beoogd wordt door de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, met uitsluiting van activiteiten van landbouw en veeteelt; 4° verbrekingsvergoeding : de vergoeding bedoeld bij de artikelen 39 en 40 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;5° Fonds : het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, ingesteld door artikel 27.
Art. 3.§ 1. Voor de toepassing van deze wet verstaat men onder sluiting van een onderneming de definitieve stopzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming, wanneer het aantal werknemers is verminderd tot onder het vierde van het aantal werknemers dat er gemiddeld was tewerkgesteld tijdens het kalenderjaar dat aan het jaar van de stopzetting van de activiteit voorafgaat.
De Koning kan afwijken van de bepalingen van het eerste lid wat de voorwaarde inzake het aantal werknemers die nog tewerkgesteld blijven betreft, enerzijds, en de referteperiode van een kalenderjaar, anderzijds. § 2. De sluiting wordt geacht in te gaan op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin het aantal tewerkgestelde werknemers gedaald is tot onder het vierde van het in het eerste lid van § 1 bedoelde gemiddelde. § 3. De Koning bepaalt de wijze waarop het gemiddelde van de tijdens een kalenderjaar tewerkgestelde werknemers wordt berekend.
Art. 4.Het beheerscomité van het Fonds kan de verplaatsing van de exploitatiezetel of de fusie van de onderneming gelijkstellen met een sluiting van de onderneming. Het legt de datum vast van de verplaatsing van de exploitatiezetel en van de fusie van de onderneming.
Art. 5.Het beheerscomité van het Fonds kan de herstructurering van een onderneming gelijkstellen met een sluiting van een onderneming, voor zover deze ten minste het dubbele van het aantal collectieve ontslagen heeft teweeggebracht dat vereist is opdat de reglementering betreffende het collectief ontslag van toepassing is en voor zover deze beantwoordt aan de criteria vastgelegd door de Koning en onder voorbehoud van een door het beheerscomité van het Fonds goedgekeurd terugbetalingsplan dat beantwoordt aan de door de Koning vastgestelde voorwaarden. Het beheerscomité van het Fonds legt de aanvangsdatum en de duur van de herstructurering, die twee jaar niet mag overschrijden, vast.
Art. 6.§ 1. De Koning bepaalt wat men moet verstaan onder overgang van een onderneming krachtens overeenkomst. Het beheerscomité van het Fonds legt de datum vast van de overgang van een onderneming krachtens overeenkomst. § 2. Voor de toepassing van deze wet verstaat men onder niet-overgenomen werknemers in geval van overgang van onderneming krachtens overeenkomst, de ontslagen werknemers wier arbeidsovereenkomst beëindigd werd vóór de datum van de overgang van een onderneming krachtens overeenkomst of ter gelegenheid van deze overgang.
Art. 7.Voor de toepassing van deze wet, verstaat men onder : 1° overname van de activa : - hetzij de vestiging van een zakelijk recht op het geheel of een deel van de activa van een failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord met het verderzetten van de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan; - hetzij de verderzetting van de hoofdactiviteit van de onderneming of van een afdeling ervan door een werkgever die niet het geheel of een deel van de activa van de failliete onderneming of van de onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord heeft overgenomen; het is niet van belang of de hoofdactiviteit van de onderneming wordt verder gezet met werknemers die opnieuw werden aangeworven door de werkgever die de activa heeft overgenomen of door derden.
Op voorstel van het beheerscomité van het Fonds, kan de Koning andere situaties gelijkstellen met een overname van de activa; 2° niet-overgenomen werknemers in geval van overname van de activa na faillissement of gerechtelijk akkoord : de werknemers die de in artikel 42 vastgestelde voorwaarden niet vervullen;3° datum van het faillissement : de datum van faillietverklaring in de zin van artikel 6 van de Faillissementswet van 8 augustus 1997;4° de datum van het gerechtelijk akkoord : de datum waarop de rechtbank van koophandel de definitieve opschorting van betaling toestaat met toepassing van artikel 33 van de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord.Het beheerscomité van het Fonds legt de datum vast van de overname van de activa na faillissement of gerechtelijk akkoord.
Art. 8.Voor de toepassing van deze wet verstaat men onder "aanvullende vergoeding bij brugpensioen" : de vergoeding die bepaald wordt bij een in de Nationale Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomst waarbij een aanvullende vergoeding wordt toegekend aan sommige oudere werknemers indien zij worden ontslagen of door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités in een paritair orgaan of die van toepassing is op een onderneming, die in soortgelijke voordelen voorziet als die van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 9.Deze wet is van toepassing op de werknemers en hun werkgevers.
Art. 10.§ 1. Titel II, titel III, en titel IV, hoofdstuk II, afdeling 21, van deze wet zijn enkel van toepassing op de ondernemingen die gedurende het laatst verlopen kalenderjaar gemiddeld ten minste twintig werknemers tewerkstelden.
De Koning bepaalt de wijze waarop het gemiddelde van de tijdens een kalenderjaar tewerkgestelde werknemers wordt berekend. § 2. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het bij § 1, eerste lid, bedoelde aantal werknemers verminderen. Hij maakt van deze bevoegdheid gebruik op advies van het bevoegd paritair comité of subcomité en voor het geheel of een gedeelte van de werkgevers die onder de bevoegdheid van dit paritair comité of subcomité vallen. Dit advies wordt daarentegen door de Nationale Arbeidsraad gegeven indien de verordening tot de bevoegdheid van verscheidene paritaire comités of subcomités behoort. Bij ontstentenis van bevoegde paritaire comités of subcomités of indien deze niet werken, wordt het advies eveneens door de Nationale Arbeidsraad gegeven. Het advies wordt meegedeeld binnen vier maanden nadat het verzoek daartoe is gedaan, zoniet mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan.
Art. 11.De Titels II, III, IV, hoofdstuk II, afdelingen 1, 2, 4, 5, 6 en 8, zijn niet van toepassing op ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, deze bepalingen geheel of gedeeltelijk toepasselijk verklaren op deze ondernemingen.
Art. 12.§ 1. Titel IV, hoofdstuk II, afdeling 4, van deze wet is enkel van toepassing in geval van overname van de activa binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum van het faillissement, of binnen enige andere termijn vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad en door de Koning algemeen verbindend verklaard.
Wanneer de activiteit voorlopig door de curatoren of door een derde onder hun toezicht wordt verdergezet met het geheel of enkel een gedeelte van de activa van de onderneming, wordt de in het eerste lid bedoelde overnametermijn op negen maanden gebracht. § 2. Titel IV, hoofdstuk II, afdeling 4, van deze wet is enkel van toepassing in geval van overname van de activa binnen een termijn van negen maanden vanaf de datum van het gerechtelijk akkoord.
Art. 13.Na advies van het bevoegd paritair orgaan, kan de Koning de werknemers die door Hem worden aangeduid, uitsluiten van het voordeel van deze wet of van sommige bepalingen ervan, wanneer hun voordelen van dezelfde aard worden toegekend bij collectieve arbeidsovereenkomsten die door Hem algemeen verbindend werden verklaard.
Art. 14.Van de voordelen van deze wet wordt uitgesloten de werknemer die, door een in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke uitspraak, is veroordeeld wegens een strafbaar feit inzake het beheer van de onderneming die het voorwerp uitmaakt van een sluiting in de zin van de artikelen 3, 4 en 5.
Indien het in het eerste lid bedoelde strafbaar feit aanleiding heeft gegeven tot een strafvervolging, worden de rechten die voortvloeien uit de toepassing van deze wet geschorst tot op het ogenblik dat van vervolging wordt afgezien of tot op het ogenblik van de vrijspraak.
Art. 15.Wordt uitgesloten van de voordelen van titel III : 1° de werknemer die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;2° de werknemer die, vóór of ter gelegenheid van de sluiting van de onderneming, recht heeft op de in artikel 51 voorziene waarborg van het Fonds voor de betaling van de in artikel 8 bedoelde aanvullende vergoeding bij brugpensioen;3° de werknemer die voldoet aan de voorwaarden om recht te hebben op een overbruggingsvergoeding zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk II, afdeling 4. TITEL II. - Informatie in geval van sluiting van ondernemingen
Art. 16.De paritaire comités en subcomités hebben als opdracht om, bij een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, de aan de sluiting van de onderneming voorafgaande informatie alsmede de wijzen waarop zij aan de betrokken overheden, instellingen en werknemers wordt meegedeeld, vast te stellen.
Art. 17.Bij ontstentenis van een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, bepaalt Hij de aan de sluiting van de onderneming voorafgaande informatie alsmede de wijzen waarop zij aan de betrokken overheden, instellingen en werknemers wordt meegedeeld.
TITEL III. - Sluitingsvergoeding HOOFDSTUK I. - Betrokken werknemers
Art. 18.In geval van sluiting, bedoeld in de artikelen 3 en 4, heeft de werknemer, met ten minste één jaar anciënniteit in de onderneming en aan wiens arbeidsovereenkomst, die voor onbepaalde duur werd gesloten, een einde wordt gemaakt ofwel door de werkgever, ofwel door de werknemer wegens feiten die in hoofde van de werkgever een dringende reden uitmaken, tijdens de periode gaande van de twaalfde maand die, naargelang het geval, de datum van de sluiting of de datum van de verplaatsing van de exploitatiezetel of de fusie van de onderneming voorafgaat, recht op een sluitingsvergoeding ten laste van zijn werkgever tot het einde van de twaalfde maand die volgt op deze data.
Op voorstel van het bevoegd paritair orgaan, kan de Koning de in het eerste lid bepaalde anciënniteit van één jaar in de onderneming vervangen door één jaar anciënniteit in de ondernemingen die onder hetzelfde paritair orgaan ressorteren en tevens de berekeningsmodaliteiten ervan bepalen.
Voor de bedienden wordt de in het eerste lid bepaalde termijn van twaalf maanden die, naargelang het geval, de datum van de sluiting van de onderneming of de datum van de verplaatsing van de exploitatiezetel of de fusie van de onderneming voorafgaat, gebracht op achttien maanden.
Voor de werknemers die aan de vereffeningswerkzaamheden van de onderneming deelnemen, wordt de in het eerste lid bepaalde termijn van twaalf maanden die, naargelang het geval, een aanvang neemt op de datum van de sluiting van de onderneming of op de datum van de verplaatsing van de exploitatiezetel of van de fusie van de onderneming, gebracht op drie jaar.
Deze sluitingsvergoeding is evenwel niet verschuldigd : 1° ingeval van ontslag door de werkgever om een dringende reden;2° indien de werknemer door zijn werkgever of door diens toedoen onmiddellijk in een andere onderneming wordt tewerkgesteld met behoud van zijn loon en zijn anciënniteit en hij door deze nieuwe werkgever binnen een termijn van zes maanden niet ontslagen wordt;3° indien de werknemer een schriftelijk aanbod tot tewerkstelling als bedoeld in 2°, vergezeld van een schriftelijke verbintenis van de werkgever die hem in dienst wenst te nemen, heeft geweigerd.
Art. 19.Ingeval van herstructurering bedoeld in artikel 5, genieten enkel de werknemers die ontslagen worden tijdens de herstructureringsperiode, welke overeenkomstig datzelfde artikel is vastgesteld, van de toepassing van deze titel, voorzover zij één jaar anciënniteit tellen in de onderneming, en zij aangeworven werden in het kader van een arbeidsovereenkomst gesloten voor onbepaalde duur.
Op voorstel van het bevoegd paritair orgaan, kan de Koning de in het eerste lid bepaalde anciënniteit van één jaar vervangen door één jaar anciënniteit in de ondernemingen die onder hetzelfde paritair orgaan ressorteren en tevens de berekeningsmodaliteiten ervan bepalen.
Art. 20.De in geval van overgang van de onderneming krachtens overeenkomst niet-overgenomen werknemers, die beantwoorden aan de bij artikel 18 vastgestelde voorwaarden, hebben recht op een sluitingsvergoeding voor zover aan volgende voorwaarden is voldaan : - de niet-overgenomen werknemers vertegenwoordigen ten minste 20 % van het personeel dat gemiddeld werd tewerkgesteld tijdens het laatste kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de verandering van werkgever heeft plaatsgehad; - op datum van de overgang van de onderneming krachtens overeenkomst moeten er ten minste twintig niet-overgenomen werknemers zijn.
De Koning bepaalt de wijze waarop het gemiddelde van de tijdens een kalenderjaar tewerkgestelde werknemers wordt berekend.
Art. 21.In geval van overname van de activa na faillissement of gerechtelijk akkoord, onderworpen aan de bepalingen van titel IV, hoofdstuk II, afdeling 4, hebben de niet-overgenomen werknemers die beantwoorden aan de bij artikel 18 vastgestelde voorwaarden, recht op een sluitingsvergoeding voor zover aan volgende voorwaarden is voldaan : - de niet-overgenomen werknemers vertegenwoordigen ten minste 20 % van het personeel dat gemiddeld werd tewerkgesteld tijdens het laatste kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin het faillissement of het gerechtelijk akkoord heeft plaatsgehad; - op datum van de overname van activa na faillissement of gerechtelijk akkoord moeten er ten minste twintig niet-overgenomen werknemers zijn.
De Koning bepaalt de wijze waarop het gemiddelde van de tijdens een kalenderjaar tewerkgestelde werknemers wordt berekend.
Art. 22.In geval van sluiting van een onderneming bedoeld in de artikelen 3 en 4 en in geval van overgang van de onderneming krachtens overeenkomst bedoeld in artikel 6, kan het beheerscomité van het Fonds beslissen dat de sluitingsvergoeding eveneens moet worden toegekend aan de werknemers wier arbeidsovereenkomst in haar uitvoering is geschorst op de data vastgesteld overeenkomstig de artikelen 3, 4 en 6 en die na deze periode van schorsing hun werk niet meer kunnen hervatten. HOOFDSTUK II. - Sluitingsvergoeding
Art. 23.§ 1. De vergoeding toegekend aan de werknemers bedraagt 116,56 EUR perjaar anciënniteit in de onderneming of, met toepassing van artikel 18, tweede lid, per jaar anciënniteit in de ondernemingen die ressorteren onder hetzelfde paritair orgaan, met een maximum van 2.331,19 EUR. Onder dezelfde voorwaarden hebben de werknemers daarenboven recht op een toeslag van 116,56 EUR per leeftijdsjaar boven vijfenveertig jaar, met een maximum van 2.331,19 EUR. Deze bedragen worden gekoppeld aan de spilindex 114,20 en worden verhoogd of verminderd overeenkomstig artikel 4 van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen.
De verhoging of vermindering wordt toegepast vanaf de tweede maand die volgt op het einde van de periode van twee maanden tijdens dewelke het gemiddeld indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt. § 2. Aan de anciënniteits- en leeftijdsvoorwaarden moet zijn voldaan de dag waarop de opzeggingstermijn begint te lopen of, bij verbreking zonder opzegging, op de dag dat de arbeidsovereenkomst wordt verbroken.Voor de in artikel 22 bedoelde werknemers moet aan deze anciënniteits- en leeftijdsvoorwaarden zijn voldaan, naargelang het geval, op de data vastgesteld overeenkomstig de artikelen 3, 4 en 6. § 3.Voor de berekening van de anciënniteit in de onderneming dient men rekening te houden met de periode gedurende dewelke de werknemer zonder onderbreking in dienst van dezelfde onderneming is gebleven evenals met de periodes van onvrijwillige werkloosheid, onmiddellijk voorafgaand aan en gevolgd door een periode van tewerkstelling in dezelfde onderneming. De periodes van tewerkstelling bij een andere werkgever worden gelijkgesteld met arbeidsperiodes bij zijn werkgever op voorwaarde dat de werknemer deze betrekking heeft aanvaard om aan de werkloosheid te ontsnappen en dat hij vervolgens bij zijn eerste werkgever teruggekeerd is.
Art. 24.De Koning kan het bedrag wijzigen van de in artikel 23 bedoelde sluitingsvergoeding.
Art. 25.De sluitingsvergoeding mag gecumuleerd worden met de verbrekingsvergoeding, de uitkeringen voor sociale zekerheid en met de vergoedingen bedoeld in artikel 16 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden.
Art. 26.De werkgever betaalt de sluitingsvergoeding uit binnen een periode van vijftien dagen die volgt op de data vastgesteld overeenkomstig de artikelen 3, 4 en 6 of, in geval van ontslag na deze datum, binnen een periode van vijftien dagen die volgt op de kennisgeving van het ontslag.
Voor de in artikel 22 bedoelde werknemers, moet de werkgever de sluitingsvergoeding betalen binnen vijftien dagen die volgen op de kennisgeving van de beslissing van het beheerscomité van het Fonds, genomen met toepassing van hetzelfde artikel.
TITEL IV. - Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers HOOFDSTUK I. - Oprichting en werking
Art. 27.Bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt een Fonds opgericht onder de naam "Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers". Dit Fonds heeft rechtspersoonlijkheid.
Art. 28.§ 1. Het Fonds wordt beheerd door een beheerscomité, dat samengesteld is uit de leden die zetelen in het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. De administrateur-generaal van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en zijn adjunct worden belast met het dagelijks beheer van het Fonds. § 2. Voor de aangelegenheden die uitsluitend betrekking hebben op de ondernemingen bedoeld in artikel 2, 3°, b) , worden de bevoegdheden van het beheerscomité uitgeoefend door een bijzonder comité dat paritair is samengesteld uit vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van de werkgevers van de ondernemingen bedoeld in artikel 2, 3°, b) , en vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties.
Dit bijzonder comité wordt voorgezeten door de voorzitter van het beheersomité bedoeld bij § 1.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de samenstelling van dit bijzonder comité en benoemt de leden ervan. Onder voorbehoud van afwijkingen vastgesteld door de Koning, werkt dit bijzonder comité volgens dezelfde regels als die welke bepaald zijn voor het beheerscomité bedoeld in § 1.
Art. 29.Het toezicht op het Fonds wordt uitgeoefend door de regeringscommissarissen en de revisoren die toezicht uitoefenen op de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
Art. 30.Het beheer van en het toezicht op het Fonds worden uitgeoefend overeenkomstig de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op het beheer van en het toezicht op de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. De Koning kan het Fonds vrijstellen van de naleving van sommige van deze bepalingen.
Wat de ondernemingen zonder handels- en industriële finaliteit betreft, houdt het Fonds een afzonderlijke boekhouding. Geen enkele overdracht kan plaatsvinden tussen de boekhouding die betrekking heeft op de ondernemingen bedoeld in artikel 2, 3°, a) en die welke betrekking heeft op de ondernemingen zonder handels- en industriële finaliteit.
Art. 31.Het Fonds wordt gelijkgesteld met het Rijk voor de toepassing van de wetten betreffende de zegel-, griffie- en de hypotheekrechten, betreffende de met zegel gelijkgestelde taksen, alsmede betreffende de andere rechtstreekse of onrechtstreekse belastingen. Het is vrijgesteld van alle belastingen of taksen ten voordele van de provincies en de gemeenten.
Art. 32.De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening stelt, tegen betaling, de diensten, het personeel, de uitrusting en de inrichtingen die nodig zijn voor de werking van het Fonds te zijner beschikking. HOOFDSTUK II. - Opdrachten van het Fonds Afdeling 1. - Sluitingsvergoeding
Art. 33.Het Fonds heeft als opdracht aan de betrokken werknemers de in Titel III bedoelde sluitingsvergoeding uit te betalen indien de werkgever, de curator of de vereffenaar ze niet heeft uitbetaald overeenkomstig artikel 26. Afdeling 2. - Vergoeding wegens collectief ontslag
Art. 34.In geval van faillissement, gerechtelijk akkoord of overgang van de onderneming krachtens overeenkomst, heeft het Fonds eveneens als opdracht de vergoeding wegens collectief ontslag uit te betalen, die verschuldigd is krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad aan de niet-overgenomen werknemer die geen recht heeft op de sluitingsvergoeding verschuldigd krachtens de artikelen 20 en 21.
De niet-overgenomen werknemer heeft recht op deze vergoeding onder de voorwaarden bepaald in artikel 18. Wanneer het Fonds de krachtens dit artikel verschuldigde vergoeding betaalt, moet hij de vergoeding niet meer op basis van artikel 35 betalen. Afdeling 3. - Lonen, vergoedingen en voordelen
Art. 35.§ 1. Wanneer de werkgever zijn geldelijke verplichtingen tegenover zijn werknemers niet nakomt bij sluiting van de onderneming in de zin van de artikelen 3, 4 en 5 of bij overname van de activa die niet onderworpen is aan afdeling 4 van dit hoofdstuk, heeft het Fonds eveneens als opdracht hun te betalen : 1° de lonen verschuldigd krachtens de individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten;2° de vergoedingen en voordelen verschuldigd krachtens de wet of krachtens individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten. § 2. In geval van overname van activa onderworpen aan de bepalingen van afdeling 4 van dit hoofdstuk moet het Fonds de in § 1, 1° en 2°, bedoelde geldelijke verplichtingen betalen aan de niet-overgenomen werknemers wanneer de vroegere werkgever zijn verbintenissen tegenover zijn werknemers niet nakomt.
Aan de werknemer die recht heeft op de overbruggingsvergoeding, moet het Fonds eveneens de in § 1, 1° en 2°, bedoelde geldelijke verplichtingen betalen, met uitzondering van de verbrekingsvergoeding, wanneer de vroegere werkgever zijn verbintenissen tegenover zijn werknemers niet nakomt. § 3. In geval van overgang van de onderneming krachtens overeenkomst, betaalt het Fonds aan de niet-overgenomen werknemer de in § 1, 1° en 2° bedoelde geldelijke verplichtingen uit, wanneer de vroegere werkgever zijn verbintenissen tegenover zijn werknemers niet nakomt.
Art. 36.§ 1. De bepalingen van artikel 35 zijn van toepassing wanneer aan de arbeidsovereenkomst een einde is gekomen in de loop van de twaalf maanden voorafgaand aan de data vastgesteld overeenkomstig de artikelen 3, 4 en 6 tot het einde van de periode van twaalf maanden die een aanvang neemt op dezelfde data. Voor de werknemers die deelnemen aan de vereffeningswerkzaamheden van de onderneming, wordt de termijn van twaalf maanden die een aanvang neemt op de data vastgesteld overeenkomstig de artikelen 3, 4 en 6, op drie jaar gebracht.
Voor de bedienden wordt de in het eerste lid bepaalde termijn van twaalf maanden, die aan de sluiting van de onderneming of aan de vervanging van de werkgever voorafgaat, op achttien maanden gebracht. § 2. De in § 1 bedoelde termijnen zijn niet van toepassing op de ontslagen werknemers : 1° op wie de betaling van de opzeggingsvergoeding in maandtermijnen overeenkomstig artikel 39bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten van toepassing is, voorzover het enkel de bij artikel 39bis bedoelde vergoeding betreft;2° die recht hebben op de aanvullende vergoeding bij brugpensioen bedoeld in artikel 8;3° die het voordeel genieten van een beslissing uitgesproken na verloop van een gerechtelijke procedure, die vóór de sluiting geldig werd ingeleid, en dit voor de bedragen die voortvloeien uit deze beslissing.
Art. 37.De Koning kan een maximumbedrag voor de betalingen door het Fonds vaststellen.
Art. 38.Inzake de aanvullende vergoeding bij brugpensioen bedoeld in artikel 8, moet het Fonds enkel tussenkomen voor de categorieën van werknemers die door de Koning worden aangewezen.
Art. 39.Bij betwisting over het door het Fonds te betalen bedrag van de in artikel 35 bedoelde lonen, vergoedingen en voordelen betaalt het Fonds bij wijze van voorschot het bedrag uit waarover geen enkele betwisting bestaat. In hetzelfde geval betaalt het Fonds, wat de bedienden betreft, bij wijze van voorschot op de verbrekingsvergoeding, de minimumvergoeding uit in overeenstemming met de opzeggingstermijnen bedoeld in artikel 82, § 2 en § 3, tweede lid, van bovengenoemde wet van 3 juli 1978.
Art. 40.Vooraleer over te gaan tot de betaling van de verbrekingsvergoeding, die een periode dekt gedurende dewelke voorlopige werkloosheidsuitkeringen of voorlopige arbeidsongeschiktheidsuitkeringen werden uitbetaald met toepassing van de reglementering betreffende de werkloosheidsverzekering of de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, kan het Fonds het bedrag van deze uitkeringen of vergoedingen aftrekken van het bedrag van de verbrekingsvergoeding en stort het dit aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of aan de verzekeringsinstelling van de werknemer. Afdeling 4. - Overbruggingsvergoeding
Art. 41.Van zodra de in artikel 12 vastgestelde voorwaarden vervuld zijn, hebben de werknemers wier activiteit werd onderbroken ten gevolge van het faillissement of het gerechtelijk akkoord, en die opnieuw in dienst werden genomen door de werkgever die de activa heeft overgenomen, recht op een overbruggingsvergoeding ten laste van het Fonds voor de periode die ingaat op de datum van de onderbreking van hun activiteit volgend op de gehele of gedeeltelijke onderbreking van de activiteit van de onderneming en die eindigt op de dag van de indienstneming door de nieuwe werkgever.
Art. 42.Om recht te hebben op de overbruggingsvergoeding moeten de werknemers : 1° ofwel op de datum van het faillissement of het gerechtelijk akkoord verbonden zijn door een arbeids- of leerovereenkomst, ofwel ontslagen zijn tijdens de maand die aan deze datum voorafgaat en recht hebben op een verbrekingsvergoeding die op deze datum niet volledig werd uitbetaald;2° en na het faillissement of het gerechtelijk akkoord met de werkgever die de activa heeft overgenomen een arbeidsovereenkomst of leerovereenkomst hebben gesloten : - hetzij vooraleer de overname van de activa plaatsvindt; - hetzij op het ogenblik van de overname van de activa; - hetzij binnen een bijkomende termijn van zes maanden na de overname van de activa.
Bij opeenvolgende overnames van het geheel of een deel van de activa, loopt deze bijkomende termijn van zes maanden vanaf de laatste volledige of gedeeltelijke overname van de activa. Wanneer verschillende delen van de activa op verschillende ogenblikken werden overgenomen, begint deze termijn te lopen voor elk deel van de activa, vanaf het ogenblik van zijn overname.
In afwijking van het eerste lid, 2°, wordt de termijn van indienstneming van de werknemers, in de in artikel 12, § 1, tweede lid, en § 2 bedoelde gevallen, beperkt tot twaalf maanden na het faillissement of gerechtelijk akkoord.
Art. 43.De overbruggingsvergoeding is niet verschuldigd voor de periodes gedekt door een verbrekingsvergoeding betaald door of voor rekening van de werkgever, de curator, de vereffenaar of een Fonds voor bestaanszekerheid.
Bij gedeeltelijke betaling van de verbrekingsvergoeding, heeft de werknemer enkel recht op een overbruggingsvergoeding voor de periode die deze, gedekt door die vergoeding, overschrijdt.
Art. 44.§ 1. De overbruggingsvergoeding is niet verschuldigd wanneer de werknemer, na door de werkgever die de activa heeft overgenomen, te zijn in dienst genomen op grond van een arbeidsovereenkomst met een beding van proeftijd, tijdens de proeftijd wordt ontslagen of zelf ontslag neemt. § 2. De overbruggingsvergoeding is evenmin verschuldigd voor : 1° de periodes gedekt door een loon of een vergoeding verschuldigd tijdens de periode van volledige of gedeeltelijke onderbreking van de activiteit van de onderneming of tijdens een deel ervan;2° de periodes gedekt door sociale zekerheidsuitkeringen die door de Koning met loon of met een vergoeding worden gelijkgesteld, wanneer de werknemer verbonden is door een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst tijdens de periode van volledige of gedeeltelijke onderbreking van de activiteit van de onderneming of tijdens een deel ervan.
Art. 45.Wanneer de werknemer niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst tijdens de periode van volledige of gedeeltelijke onderbreking van de activiteit van de onderneming of tijdens een deel ervan, kan het Fonds op het bedrag van de overbruggingsvergoeding de bedragen inhouden die bij wijze van voorschot werden betaald met toepassing van de wetten betreffende de werkloosheid en de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en stort ze, naargelang het geval, over aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of aan de verzekeringsinstelling van de werknemer.
Art. 46.§ 1. De overbruggingsvergoeding is gelijk aan het brutoloon dat de werknemer geniet op het ogenblik van de onderbreking van de activiteit, begrensd tot een bedrag dat door de Koning vastgesteld is.
De Koning bepaalt wat voor de toepassing van deze afdeling moet worden verstaan onder loon. In het kader van deze afdeling moet het Fonds aan de bediende, die opnieuw in dienst werd genomen door de werkgever die de activa heeft overgenomen, een vergoeding betalen die gelijk is aan het vakantiegeld dat zou verschuldigd geweest zijn voor de periode gedekt door de overbruggingsvergoeding.
De Koning bepaalt de volgorde waarin het Fonds de betalingen moet verrichten bedoeld in hoofdstuk IV en deze afdeling.
De Koning kan een totaal maximumbedrag van de tegemoetkoming van het Fonds vastleggen. § 2. De Koning legt de berekeningswijzen van de overbruggingsvergoeding vast wanneer de werknemer tewerkgesteld werd in een voltijdse of deeltijdse arbeidsregeling waarvan de wekelijkse arbeidsduur berekend wordt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 20bis en 26bis , § 1, van de arbeidswet van 16 maart 1971 of van artikel 11bis van de bovenvermelde wet van 3 juli 1978. Afdeling 5. - Tegemoetkoming bij overmacht
Art. 47.Bij sluiting van de onderneming in de zin van artikel 3 op grond van overmacht, moet het Fonds aan de werknemers wier arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen wegens de definitieve onmogelijkheid om deze overeenkomst verder uit te voeren, ten gevolge van deze sluiting van de onderneming, de bij artikel 35 bedoelde vergoedingen uitbetalen die aan hen door hun werkgever verschuldigd zouden zijn geweest indien zij door hem zouden zijn ontslagen.
Art. 48.De uitbetaling van deze vergoedingen mag het Fonds maar doen voorzover het geval van overmacht door het beheerscomité van het Fonds werd erkend.
De Koning kan criteria vastleggen waaraan deze erkenning moet voldoen. Afdeling 6. - De bijkomende vergoedingen verschuldigd aan sommige
beschermde werknemers
Art. 49.De Koning kan, bij verzuim van de werkgever, het Fonds belasten met de uitbetaling van de bijkomende vergoeding verschuldigd aan de personeelsafgevaardigde of aan de kandidaat-personeelsafgevaardigde met toepassing van artikel 9 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden.
Art. 50.Het Fonds betaalt de bijkomende vergoeding vanaf het ogenblik dat de Inspectie van de Sociale Wetten vaststelt dat deze niet betaald is geworden binnen de termijnen vastgesteld door of krachtens artikel 9 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. Afdeling 7. - Aanvullende vergoeding bij brugpensioen
Art. 51.Bij verzuim van de werkgever is het Fonds eveneens belast met de betaling van de aanvullende vergoeding bij brugpensioen bedoeld in artikel 8.
Art. 52.Het Fonds kan enkel tussenkomen voor de door de Koning aangewezen categorieën van werknemers.
De Koning kan een maximumbedrag vastleggen voor de betalingen die door het Fonds uitgevoerd worden. Afdeling 8. - Tijdelijke werkloosheid
Art. 53.Het Fonds neemt een deel ten laste van de werkloosheidsuitkeringen die door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening worden uitbetaald aan de werknemers wier arbeidsovereenkomst in haar uitvoering is geschorst met toepassing van de artikelen 49, 50 en 51 van bovengenoemde wet van 3 juli 1978.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van het beheerscomité van het Fonds en van de Nationale Arbeidsraad, het bedrag van het deel dat door het Fonds ten laste genomen wordt.
Art. 54.§ 1. De opbrengst van de bijzondere forfaitaire bijdrage ten laste van de werkgevers, bedoeld in artikel 18 van de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van sommige bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992, wordt jaarlijks in mindering gebracht van het bedrag dat, met toepassing van artikel 53, ten laste is van het Fonds. § 2. Het beheerscomité van het Fonds kan de betaling van de bijdrage bepaald in artikel 18 van bovengenoemde wet van 10 juni 1993 geheel of gedeeltelijk kwijtschelden aan de werkgever die : 1° werkloosheidsdagen invoert om reconversiemogelijkheden te vrijwaren en die voldoet aan de voorwaarden die daartoe door de Koning worden bepaald;2° of die geconfronteerd wordt met aanhoudend slecht weer. De vrijstelling die gesteund is op de in het eerste lid, 2° bepaalde reden, kan door het beheerscomité alleen worden verleend op verzoek van het bevoegde paritair comité waaronder de werkgever ressorteert.
Het paritair comité steunt zijn aanvraag op de gegevens van het Koninklijk Meteorologisch Instituut.
De Koning bepaalt de nadere uitvoeringsmodaliteiten van dit artikel. § 3. De Koning bepaalt de nadere regels en de termijnen van de uitbetaling aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, van het gedeelte, bedoeld in artikel 53, dat ten laste is van het Fonds.
Hij kan ten laste van het Fonds de verplichting voorzien tot het storten van voorschotten om de uitbetaling door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening te dekken. Afdeling 9. - Uitsluiting of beperking van bepaalde tegemoetkomingen
van het Fonds
Art. 55.De Koning kan bepaalde tegemoetkomingen van het Fonds uitsluiten of beperken. HOOFDSTUK III. - Inkomsten van het Fonds
Art. 56.De inkomsten van het Fonds bestaan uit de opbrengst van de in artikel 60 bedoelde bijdragen, bijdrage-opslagen en nalatigheidsintresten die hem gestort worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden onder Belgische vlag, alsmede uit de opbrengst der terugbetalingen uitgevoerd krachtens de artikelen 60 tot 64.
Deze inkomsten zijn eveneens bestemd tot dekking van de uitgaven van het Fonds inzake de diensten, het personeel, de uitrusting en de inrichtingen die de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening krachtens artikel 32 ter beschikking stelt van het Fonds, alsmede de last van de krachtens artikel 57 aangegane leningen.
Art. 57.Teneinde het hoofd te bieden aan onvoorziene uitgaven, kan het Fonds leningen aangaan onder de vorm van kredietvoorschotten ten belope van de werkelijke behoeften, behalve voor de ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit.
Art. 58.§ 1. De Koning kan, na advies van het beheerscomité van het Fonds en van de Nationale Arbeidsraad, aan de werkgevers die onder de toepassing vallen van deze wet, elk jaar de betaling van de bijdragen opleggen waarvan Hij het bedrag vaststelt. Hij bepaalt, na advies van het beheerscomité van het Fonds en van de Nationale Arbeidsraad, een bijzondere bijdrage voor de ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit.
Het geraadpleegde orgaan deelt zijn advies mede binnen twee maanden nadat hem het verzoek is gedaan, zoniet mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. § 2. De bijdragen zijn verschuldigd vanaf het eerste jaar dat men onderworpen is aan de bepalingen van deze wet. Voor de toepassing van de artikelen 33 en 34 moet de betaling van de bijdragen, verschuldigd voor het jaar tijdens hetwelk de onderneming ten minste gemiddeld twintig werknemers heeft tewerkgesteld, maar gebeuren vanaf het volgende kalenderjaar.
Art. 59.De Koning kan de werkgevers met werknemers die uitgesloten zijn van de toepassing van alle of sommige bepalingen van deze wet, geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de betalingen van de bijdragen.
Art. 60.De bijdragen verschuldigd krachtens deze wet zijn volgens de modaliteiten en binnen de termijnen die door de Koning worden vastgesteld, respectievelijk betaalbaar aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of aan de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden onder Belgische vlag naargelang de werkgevers onder de toepassing vallen van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders of van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij.
De niet-betaling binnen de aldus vastgestelde termijnen brengt de toepassing mee van de bijdrage-opslagen en de nalatigheidsintresten, berekend volgens dezelfde bedragen en onder dezelfde voorwaarden als degene die vastgesteld zijn door hoger vermelde wet van 27 juni 1969 en de besluitwet van 7 februari 1945, alsmede door hun uitvoeringsbesluiten.
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden onder Belgische vlag kunnen ten laste van het Fonds de administratiekosten terugvorderen die voortspruiten uit de toepassing van artikel 56 en de vorige leden van dit artikel.
Art. 61.§ 1. De werkgever, de curator of de vereffenaar moet aan het Fonds, wanneer het tot uitbetaling is overgegaan, het volgende terugbetalen : 1° het bedrag van de vergoedingen die het Fonds met toepassing van artikel 33 heeft uitbetaald;2° het bedrag van de lonen, vergoedingen en voordelen die het Fonds met toepassing van artikel 35 heeft uitbetaald;3° het bedrag van de bijkomende vergoeding die het Fonds met toepassing van artikel 49 heeft uitbetaald;4° het bedrag van de aanvullende vergoeding bij brugpensioen die het Fonds met toepassing van artikel 51 heeft uitbetaald. § 2. Het Fonds treedt van rechtswege in de rechten en de vorderingen van de werknemer tegenover de werkgever, curator of vereffenaar voor : 1° het bedrag van de vergoedingen die het Fonds in toepassing van artikel 33 heeft uitbetaald;2° het bedrag van de lonen, vergoedingen en voordelen die het Fonds met toepassing van artikel 35 heeft uitbetaald;3° het bedrag van de bijkomende vergoeding die het Fonds met toepassing van artikel 49 heeft uitbetaald;4° het bedrag van de aanvullende vergoeding bij brugpensioen die het Fonds met toepassing van artikel 51 heeft uitbetaald.
Art. 62.Het Fonds treedt van rechtswege : 1° in de rechten en plichten van de Staat voor de inning bij de werkgever, de curator of de vereffenaar van de door het Fonds gedane fiscale inhoudingen;2° in de rechten en plichten van de in artikel 67 bedoelde instellingen voor de inning van de door het Fonds betaalde sociale bijdragen bij de werkgever, de curator of de vereffenaar.
Art. 63.§ 1. In geval van gelijkstelling van een herstructurering van een onderneming met een sluiting van een onderneming, legt het beheerscomité van het Fonds de duur vast van de periode waarbinnen de bedragen, die door het Fonds bij wijze van voorschot werden uitbetaald, moeten worden terugbetaald; deze periode begint te lopen vanaf het einde van de herstructureringsperiode. Het kan deze periode tot terugbetaling inkorten of verlengen, zonder een door de Koning vastgesteld maximum te overschrijden. § 2. Wanneer een herstructurering van een onderneming met een sluiting van een onderneming wordt gelijkgesteld, kunnen enkel de werknemers, die werden ontslagen tijdens de overeenkomstig artikel 5 vastgestelde herstructureringsperiode, genieten van de tegemoetkomingen van het Fonds. Voor elke herstructurering legt het beheerscomité van het Fonds de nadere regels vast voor de tegemoetkoming van het Fonds, waaronder het aantal werknemers dat bij de herstructurering betrokken is alsmede de totale kostprijs. Het aantal werknemers en de daarmee overeenstemmende kostprijs moeten worden bepaald op basis van de verschillende tegemoetkomingen van het Fonds.
Art. 64.§ 1. De werkgever, de curator of de vereffenaar moeten het Fonds het bedrag terugbetalen van de vergoeding wegens collectief ontslag die het heeft uitbetaald krachtens artikel 34. Zij moeten het Fonds eveneens het bedrag terugbetalen van de fiscale inhouding die op de in het eerste lid bedoelde vergoeding werd verricht. § 2. De werkgever, bijgestaan door de commissaris inzake opschorting, de curator of de vereffenaar van de failliete onderneming of van de onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord moeten het Fonds het bedrag terugbetalen van de overbruggingsvergoeding die het heeft uitbetaald krachtens artikel 41.
Zij moeten het Fonds eveneens het bedrag terugbetalen van de fiscale inhouding die op de in het eerste lid bedoelde vergoeding werd verricht en van de sociale bijdragen betaald door het Fonds. § 3. Wanneer de werkgever de bijkomende vergoeding, die het Fonds met toepassing van artikel 49 heeft betaald, moet terugbetalen, kan de Koning, onverminderd de intresten, een toeslag bepalen op de aan het Fonds verschuldigde bedragen om de bijkomende administratieve kosten te dekken die deze opdracht met zich meebrengt. HOOFDSTUK IV. - Uitbetaling door het Fonds
Art. 65.Wat de in de artikelen 35, 41, 47, 49 en 51 bedoelde vergoedingen betreft, wordt het verzoek tot betaling bij het Fonds ingediend op initiatief van de werknemer. Wat de vergoedingen bepaald bij de artikelen 33 en 34 betreft, komt het Fonds tussen op basis van informatie, die verstrekt wordt door de werkgever, de curator of de vereffenaar, of op verzoek van de werknemer.
De Koning bepaalt de nadere regels voor de indiening van dit verzoek, de inlichtingen die de werkgever, de curator of de vereffenaar en de werknemer aan het Fonds moeten verstrekken en de termijn gedurende welke het dossier van de werknemer moet bewaard worden alsmede de nadere regels voor deze bewaring. In geval van faillissement, van gerechtelijk akkoord, of na vereffening van de onderneming hebben de curatoren, vereffenaars, lasthebbers of de werkgever die de activa heeft overgenomen, dezelfde verplichtingen als de werkgever.
De Koning bepaalt de wijze waarop de betalingen door het Fonds geschieden, alsmede de formaliteiten die het Fonds moet vervullen bij die betalingen.
Art. 66.Het Fonds moet tot uitbetaling zijn overgegaan binnen drie maanden vanaf de dag waarop het beheerscomité deze wet toepasselijk heeft verklaard en waarop het volledige individuele dossier van de werknemer en het volledig dossier van de onderneming bij het Fonds zijn voor de toepassing van de opdrachten bedoeld bij de artikelen 33, 34, 35, 41, 47 en 49 en ten laatste binnen de vijftien maanden na de datum van de sluiting.
Het Fonds moet tot uitbetaling zijn overgegaan binnen zestig dagen vanaf de dag waarop het individueel volledig dossier door de werknemer ingediend werd in uitvoering van de in artikel 51 bedoelde opdracht.
De Koning bepaalt wat verstaan wordt onder een volledig dossier van de onderneming en een volledig individueel dossier van de werknemer.
De intresten zijn van rechtswege verschuldigd vanaf de dag volgend op de laatste dag waarop de uitbetaling had moeten verricht zijn.
Art. 67.§ 1. Wanneer het Fonds de in de artikelen 35, 41 en 47 bedoelde betalingen verzekert, moet het : 1° de inhoudingen doen die opgelegd worden met toepassing van de belastingswetgeving, de wetgeving betreffende de sociale zekerheid en de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid en de ingehouden bedragen aan de in artikel 60 bedoelde instellingen en aan de Staat overdragen;2° aan de in artikel 60 bedoelde instellingen de werkgeversbijdragen betalen die opgelegd worden door de wetgeving betreffende de sociale zekerheid en de bijzondere of collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid. In afwijking van punt 2°, moet het Fonds enkel de werkgeversbijdragen betalen die opgelegd worden door de wetgeving inzake sociale zekerheid wanneer hij de in artikel 41 bedoelde overbruggingsvergoeding betaalt. § 2. Wanneer, bij verzuim van de werkgever, het Fonds de in de artikelen 33, 34, 49 en 51 bedoelde betalingen doet, moet hij de inhoudingen verrichten die krachtens de belastings- en sociale wetgeving zijn opgelegd.
Art. 68.In geval van gelijkstelling van een herstructurering met een sluiting met toepassing van artikel 5, worden de bedragen die door de werkgever worden uitbetaald aan de werknemers die bij de herstructurering betrokken zijn en waarvoor de tegemoetkoming van het Fonds gevraagd en verkregen werd, aan elke werknemer uitbetaald in naam en voor rekening van het Fonds ten belope van het volledig individueel bedrag van zijn tegemoetkoming. HOOFDSTUK V. - Informatie van het Fonds
Art. 69.Bij sluiting van zijn onderneming of bij wijziging van werkgever ten gevolge van een overgang van een onderneming krachtens overeenkomst, waarvoor een aanvraag tot tegemoetkoming van het Fonds werd ingediend, moet de werkgever deze hiervan op de hoogte brengen.
De Koning bepaalt de termijnen waarbinnen deze kennisgeving aan het Fonds moet worden gedaan alsmede de inlichtingen die de werkgever moet verstrekken.
De Koning bepaalt de nadere regels volgens dewelke de werkgever bij het Fonds het bewijs moet leveren van de betalingen die hij overeenkomstig artikel 68 voor rekening van het Fonds gedaan heeft.
De Koning bepaalt de inlichtingen die de werkgever aan het Fonds moet meedelen bij sluiting van de onderneming ten gevolge van overmacht, en waarvoor een aanvraag tot tegemoetkoming van het Fonds werd ingediend.
De lasthebbers, curatoren en de vereffenaars hebben, alsmede de werkgever die de activa heeft overgenomen, dezelfde verplichtingen als deze die ten laste van de werkgever vallen en zij voldoen hieraan onder dezelfde voorwaarden.
Bovendien moeten de curator of de vereffenaar het Fonds inlichten over de overdracht van het geheel of een deel van de activa van de failliete onderneming of van een onderneming die het voorwerp is van een gerechtelijk akkoord.
De Fondsen voor bestaanszekerheid moeten het Fonds alle inlichtingen verstrekken die nodig zijn voor de bepaling van zijn tegemoetkoming. HOOFDSTUK VI. - Verzaking
Art. 70.Onder de door de Koning bepaalde voorwaarden kan het beheerscomité van het Fonds verzaken aan de terugvordering ten laste van de werknemers van alle ten onrechte betaalde bedragen. HOOFDSTUK VII. - Verjaring
Art. 71.Verjaren na drie jaar de vorderingen waarover de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden onder Belgische vlag beschikken tegen de werkgever op wie deze wet van toepassing is uit hoofde van niet-betaling der bijdragen, bijdrage-opslagen en nalatigheidsintresten binnen de vereiste termijnen.
Drie jaar na de datum van de betaling verjaren de vorderingen ingesteld tegen de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, alsook tegen de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden onder Belgische vlag tot terugbetaling van niet-verschuldigde betaling van bijdragen.
Art. 72.Eén jaar vanaf de dag dat het dossier van de werknemer volledig is en goedgekeurd door het beheerscomité van het Fonds, verjaren de rechtsvorderingen inzake de uitbetaling van de in artikel 18 bedoelde sluitingsvergoeding en van de bij de artikelen 33, 34, 35, 41, 47, 49 en 51 bepaalde tegemoetkomingen.
Deze termijn kan geschorst worden door een ingebrekestelling gericht aan het Fonds. De Koning bepaalt wat moet verstaan worden onder ingebrekestelling.
TITEL V. - Raadpleging van de Nationale Arbeidsraad
Art. 73.Voor het uitoefenen van de bevoegdheden die Hem door deze wet zijn toegekend, wint de Koning het advies in van de Nationale Arbeidsraad. De Nationale Arbeidsraad deelt zijn advies mede binnen twee maanden nadat hem het verzoek daartoe is gedaan, zoniet mag aan de adviesvereisten worden voorbijgegaan.
TITEL VI. - Toezicht en sancties HOOFDSTUK I. - Toezicht
Art. 74.Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.
Art. 75.De Minister van Financiën, de Minister van Justitie, met inbegrip van de parketten en de griffies der Hoven en van alle rechstcolleges van de rechterlijke orde, alsmede de instellingen van sociale zekerheid zijn gehouden, wanneer zij daartoe worden aangezocht door de Administrateur-generaal van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, hem alle in hun bezit zijnde inlichtingen te verstrekken, hem, zonder verplaatsing, van alle in hun bezit zijnde akten, stukken, registers en om het even welke bescheiden inzage te verlenen, en hem alle inlichtingen, afschriften of uittreksels te laten nemen, welke de Administrateur-generaal voor het uitvoeren van de opdrachten van het Fonds nodig acht. Van de akten, stukken, registers, bescheiden of inlichtingen met betrekking tot de rechtspleging mag evenwel geen inzage worden verleend zonder uitdrukkelijk verlof van de procureur-generaal. HOOFDSTUK II. - Strafbepalingen
Art. 76.Onverminderd de artikelen 269 en 271 tot 274 van het Strafwetboek worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met een geldboete van 26 tot 500 EUR of met een van die straffen alleen 1° de werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers, curatoren en vereffenaars die zich schuldig hebben gemaakt aan een overtreding van de bepalingen van titels II, III, en de artikelen 61, 64, 65 en 69 en hun uitvoeringsbesluiten;2° eenieder die het krachtens deze wet georganiseerd toezicht heeft verhinderd;3° de werkgever die de activa heeft overgenomen, zijn aangestelden of lasthebbers die zich schuldig hebben gemaakt aan een overtreding van de bepalingen van de artikelen 65 en 69 en hun uitvoeringsbesluiten.
Art. 77.Bij herhaling binnen een jaar na een vorige veroordeling, kan de straf het dubbel van het maximum bedragen.
Art. 78.De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de geldboeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers werden veroordeeld.
Art. 79.Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, uitgezonderd hoofdstuk V, maar met inbegrip van hoofdstuk VII en van artikel 85, zijn toepasselijk op de misdrijven bepaald bij deze wet.
Art. 80.De strafvordering wegens een overtreding van de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan verjaart na verloop van drie jaren na het feit waaruit de vordering is ontstaan.
TITEL VII. - Wijzigingsbepalingen
Art. 81.Een artikel 3bis , luidend als volgt, wordt in de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, ingevoegd : « Art. 3bis . De werknemer heeft recht op de betaling, door de werkgever, van het hem verschuldigde loon. Dit recht op de betaling van het loon heeft betrekking op het loon, vooraleer de in artikel 23 bedoelde inhoudingen in mindering zijn gebracht. »
Art. 82.Artikel 10 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 10.Voor het loon is van rechtswege rente verschuldigd met ingang van het tijdstip waarop het eisbaar wordt.
Die rente wordt berekend op het loon, vooraleer de in artikel 23 bedoelde inhoudingen in mindering zijn gebracht. »
Art. 83.In artikel 19, eerste lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 3°bis , ingevoegd bij de wet van 12 april 1965, vervangen bij de wet van 13 januari 1977 en gewijzigd bij de wet van 22 januari 1985, wordt vervangen als volgt : « 3°bis .Voor de werknemers bedoeld in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, het loon zoals bepaald in artikel 2 van genoemde wet, vooraleer de in artikel 23 van genoemde wet bedoelde inhoudingen in mindering zijn gebracht, zonder dat het bedrag daarvan 7.500 EUR mag te boven gaan; deze beperking wordt niet toegepast op de vergoedingen die in het loon begrepen zijn en die verschuldigd zijn aan dezelfde personen wegens beëindiging van hun aanstelling.
Het hierboven bepaalde bedrag wordt om de twee jaar aangepast door de Koning, na advies van de Nationale Arbeidsraad. - De schuldvorderingen van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers gegrond : a) op artikel 61, § 1, 2° en § 2, 2° van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen voor de bedragen die het heeft betaald in uitvoering van artikel 35 van dezelfde wet;b) op artikel 62, 1° en 2° van dezelfde wet voor de inhoudingen die het heeft gedaan op de in a) bedoelde bedragen en die het heeft betaald ingevolge artikel 67, § 1, 1° van dezelfde wet.»; 2° 4°ter , eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr.535 van 31 maart 1987, het koninklijk besluit van 19 mei 1995 en de wet van 25 januari 1999, wordt aangevuld als volgt : « , alsmede de schuldvorderingen van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, gegrond op artikel 62, 2°, van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen. »; 3° 4°quinquies , ingevoegd bij de besluitwet van 28 december 1944 en vervangen bij de wet van 22 januari 1985, wordt vervangen door de volgende bepaling « 4°quinquies .De schuldvorderingen van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers tegenover de werkgevers, de curatoren en de vereffenaars gegrond op artikel 67, § 1, 2°, van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen, in zover die schuldvorderingen niet meer bij wettelijke indeplaatsstelling kunnen ingevorderd worden, en de schuldvorderingen van hetzelfde Fonds, gegrond op de artikelen 61, § 1, 10, 3° en 4° en § 2, 1°, 3° en 4°, 64, § 1, eerste lid en § 2, eerste lid, van dezelfde wet. »
Art. 84.Artikel 1, 10° en 11°, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten in geval van inbreuk op sommige sociale wetten wordt vervangen door de volgende bepaling : « 10° de werkgever, de curatoren en de vereffenaars die zich schuldig maken aan overtreding van de bepalingen van titels II, III, en van de artikelen 61, 64, 65 en 69 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen en van hun uitvoeringsbesluiten; 11° de werkgever die een overname van activa heeft verricht, zijn aangestelden of mandatarissen die een overtreding hebben begaan op de bepalingen van de artkelen 65 en 69 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen en van hun uitvoeringsbesluiten;».
TITEL VIII. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 85.Het Fonds neemt de rechten en plichten, de activa en de passiva over van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, opgericht bij artikel 9 van de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen.
Art. 86.Tot hun opheffing blijven de koninklijke besluiten van kracht die genomen werden in uitvoering van : 1° de wet van 27 juni 1960 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen;2° de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen;3° de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;4° de wet van 12 mei 1975 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de ingeval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;5° de wet van 12 april 1985 waarbij het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers belast wordt met de uitbetaling van een overbruggingsvergoeding;6° artikel 9, vijfde lid, van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden;7° titel IV, hoofdstuk I, afdeling 2 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen. De koninklijke besluiten tot algemeen verbindend verklaring van beslissingen van paritaire comités inzake de methodes tot voorafgaande informatie en herplaatsing bij sluiting van een onderneming, blijven van toepassing tot hun opheffing of hun vervanging door besluiten die in uitvoering van deze wet zijn genomen of door collectieve arbeidsovereenkomsten die door de Koning algemeen verbindend zijn verklaard. Dit lid is niet van toepassing op de bepalingen die niet overeenstemmen met deze wet of haar uitvoeringsbesluiten.
De inbreuken op de besluiten die krachtens dit artikel van kracht blijven, worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van titel VI.
Art. 87.De Koning mag de bepalingen van bestaande wetten wijzigen om ze aan te passen aan de bepalingen van deze wet.
Art. 88.Worden opgeheven : 1° de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen;2° de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;3° de wet van 12 mei 1975 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de ingeval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;4° de wet van 12 april 1985 waarbij het Fonds tot vergoeding van de ingeval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers belast wordt met de uitbetaling van een overbruggingsvergoeding;5° artikel 9, vijfde lid, van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden;6° titel IV, hoofdstuk I, afdeling 2 van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen;7° de artikelen 20 en 22 van de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van sommige bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992; zoals tot op heden gewijzigd.
Art. 89.§ 1. Deze wet is van toepassing op : 1° de gevallen van sluiting van ondernemingen waarbij de sluitingsdatum na de datum van haar inwerkingtreding valt;2° de gevallen van verplaatsing van de exploitatiezetel of van de fusie van de onderneming die gelijkgesteld wordt met een sluiting van de onderneming waarbij de datum na de datum van haar inwerkingtreding valt;3° de gevallen van overname van de activa waarbij de datum van het faillissement of het gerechtelijk akkoord na de datum van haar inwerkingtreding valt;4° de verzoeken tot herstructurering waarbij de indieningsdatum na de datum van haar inwerkingtreding valt. § 2. De bepalingen, opgeheven door artikel 88, blijven evenwel van toepassing op : 1 ° de gevallen van sluiting van ondernemingen waarbij de sluitingsdatum niet later dan de datum van inwerkingtreding van deze wet valt; 2° de gevallen van de verplaatsing van de exploitatiezetel of van de fusie van de onderneming die gelijkgesteld wordt met een sluiting van de onderneming waarbij de datum niet later dan de datum van inwerkingtreding van deze wet valt;3° de gevallen van overname van de activa waarbij de datum van het faillissement of gerechtelijk akkoord niet later dan de datum van inwerkingtreding van deze wet valt;4° de verzoeken tot herstructurering waarbij de indieningsdatum niet later dan de datum van de inwerkingtreding van deze wet valt.
Art. 90.§ 1. De Koning bepaalt de datum waarop deze wet in werking treedt. § 2. In afwijking van artikel 89, § 1, zijn de afdelingen 3 en 7 van hoofdstuk II van Titel IV voor de ondernemingen zonder handels- of industriële finaliteit zoals bedoeld bij artikel 2, 3°, b) , van toepassing : 1° op de sluitingen van ondernemingen waarbij de sluitingsdatum ten vroegste zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet valt;2° op gevallen van verplaatsing van de exploitatiezetel of van fusie van de onderneming die gelijkgesteld wordt met een sluiting van de onderneming, waarvan de datum ten vroegste zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet valt;3° op de verzoeken tot herstructurering waarvan de indieningsdatum ten vroegste zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet valt. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 26 juni 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Verwijzingen stukken 2001-2002. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Nr. 1 : Wetsontwerp. - Nrs. 2 en 3 : Amendementen. - Nr. 4 : Verslag. - Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie. - Nr. 6 : Gecoördineerde tekst. - Nr. 7 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag : 2 mei 2002.
Senaat.
Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat. - Nr. 2 : Amendementen. - Nr. 3 : Verslag. - Nr. 4 : Amendementen. - Nr. 5 : Beslissingen om niet te amenderen.
Handelingen van de Senaat : 13 juni 2002.