gepubliceerd op 19 november 2009
Koninklijk besluit waarbij de referteperiode en de wijze worden bepaald waarop het gemiddelde van de tijdens deze referteperiode tewerkgestelde werknemers wordt berekend met het oog op de inning, door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, van de bijdragen bedoeld in de artikelen 58 en 60 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen
28 OKTOBER 2009. - Koninklijk besluit waarbij de referteperiode en de wijze worden bepaald waarop het gemiddelde van de tijdens deze referteperiode tewerkgestelde werknemers wordt berekend met het oog op de inning, door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, van de bijdragen bedoeld in de artikelen 58 en 60 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, artikel 58, gewijzigd bij de wetten van 11 juli 2006 en 6 mei 2009 en artikel 60;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 maart 2009 tot vaststelling, voor het jaar 2009, van het bedrag en de betalingsmodaliteiten en -termijnen van de bijdragen verschuldigd door de werkgevers waarvan de ondernemingen bedoeld worden in artikel 2, 3°, a), van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 17 december 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 27 januari 2009;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid, gegeven op 20 maart 2009;
Gelet op het advies 46.778/1 van de Raad van State, gegeven op 25 juni 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van de artikelen 58 en 60 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, zullen de bijdragen met betrekking tot het 1e, 2e, 3e en 4e kwartaal van het jaar (n) berekend worden, rekening houdend met het gemiddelde van de tijdens een als volgt gedefinieerde referteperiode tewerkgestelde werknemers : het 4de kwartaal van het voorlaatste jaar (n-2) en het 1e, 2e en 3e kwartaal van het vorig jaar (n-1).
Art. 2.Om het gemiddelde van het tijdens de in artikel 1 bedoelde referteperiode tewerkgestelde aantal werknemers te berekenen, wordt het totaal van de op het einde van elk kwartaal van de referteperiode aangegeven werknemers, gedeeld door het aantal kwartalen waarvoor de werkgever, aan de voornoemde instelling, werknemers aangegeven heeft die onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
Indien op de dag waarop de in het 1ste lid bedoelde berekening gebeurt, een of meer aangiftes die betrekking hebben op de in artikel 1 bedoelde referteperiode ontbreken bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid, wordt voor het ontbrekende tijdvak het rekenkundig gemiddelde van het op de ingediende aangiften voorkomende aantal werknemers genomen.
Art. 3.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 maart 2009 tot vaststelling, voor het jaar 2009, van het bedrag en de betalingsmodaliteiten en -termijnen van de bijdragen verschuldigd door de werkgevers waarvan de ondernemingen bedoeld worden in artikel 2, 3°, a), van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, worden de woorden "gedurende het kalenderjaar 2008" telkens vervangen door de woorden "gedurende de referteperiode bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 oktober 2009 waarbij de referteperiode en de wijze worden bepaald waarop het gemiddelde van de tijdens deze referteperiode tewerkgestelde werknemers wordt berekend met het oog op de inning, door de Rijksdienst voor sociale zekerheid, van de bijdragen bedoeld in de artikelen 58 en 60 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen".
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.
Art. 5.De Minister bevoegd voor sociale zaken en de Minister bevoegd voor werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 oktober 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX. De Minister van Werk, Mevr. J. MILQUET.