Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 augustus 2007
gepubliceerd op 17 augustus 2007

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 2007 tot uitvoering van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007012347
pub.
17/08/2007
prom.
03/08/2007
ELI
eli/besluit/2007/08/03/2007012347/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 AUGUSTUS 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 2007 tot uitvoering van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, inzonderheid op artikel 13, vervangen bij de wet van 11 juli 2006, de artikelen 37, 38, 46, § 1, en 52, en artikel 65, gewijzigd bij de wet van 11 juli 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 2007 tot uitvoering van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, inzonderheid op de artikelen 16, 17, 18, 24, 31, 32, 36 en 43;

Gelet op het advies van de Beheerscomité van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, gegeven op 21 december 2006;

Gelet op het advies nr. 1.591 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 30 januari 2007;

Gelet op het advies van de Inspecteur van financiën, geven op 8 maart 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van onze Minister van Begroting, geven op 10 mei 2007;

Gelet op het advies nr. 43.193/1 van de Raad van State, gegeven op 14 juni 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 16 van het koninklijk besluit van 23 maart 2007 tot uitvoering van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen wordt vervangen als volgt : «

Art. 16.Zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van titel III van de wet : 1° de werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het havenbedrijf;2° het varend personeel dat ressorteert onder het Paritair Comité voor de zeevisserij;3° de uitzendkrachten van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren;4° de werklieden, werksters en leerlingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de diamantnijverheid en -handel.».

Art. 2.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 17.Zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van titel IV, hoofdstuk II, afdeling 3, van de wet : 1° de werklieden, werksters en leerlingen van de ondernemingen die ressorteren onder de hierna genoemde paritaire comités of subcomités : a) het Paritair Subcomité voor de haven van Antwerpen, « Nationaal Paritair Comité der haven van Antwerpen » genaamd, uitsluitend wat de havenarbeiders van het algemeen contingent betreft die worden tewerkgesteld in het kader van een arbeidsovereenkomst gesloten voor onbepaalde tijd en die erkend zijn overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 juli 2004 betreffende de erkenning van havenarbeiders in de havengebieden die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 8 juni 1972 betreffende de havenarbeid;b) het Paritair Subcomité voor de haven van Brussel en Vilvoorde;c) het Paritair Subcomité voor de haven van Gent;d) het Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort;e) het Paritair Subcomité voor de haven van Zeebrugge-Brugge;f) het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen;g) het Paritair Comité voor de diamantnijverheid en -handel;2° de uitzendkrachten van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren.».

Art. 3.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 18.Zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van titel IV, hoofdstuk II, afdeling 4, van de wet : de uitzendkrachten van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren. ».

Art. 4.Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 24.Het maximumbedrag van de betalingen welke door het Fonds worden uitgevoerd, wordt voor elke werknemer vastgesteld als volgt : 1° voor de lonen, de vergoedingen en de voordelen die verschuldigd zijn op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, met uitzondering van de opzeggingsvergoeding die uit de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voortvloeit : 6.750 euro; 2° voor het vakantiegeld dat aan de bedienden verschuldigd is op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst : 4.500 euro; 3° voor de opzeggingsvergoeding die uit de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voortvloeit : het bedrag dat wordt bekomen door van het maximumbedrag, bedoeld in het tweede lid, de bedragen, van betalingen verricht door het Fonds voor de lonen, de vergoedingen, de voordelen en het vakantiegeld bedoeld in 1° en 2° af te trekken.4° voor de aanvullende vergoeding bij brugpensioen : het bedrag dat verschuldigd is krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst nr.17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen;

Het maximumbedrag van de betalingen door het Fonds verricht met toepassing van titel IV, hoofdstuk II, afdeling 3, van de wet, mag 23.000 euro per werknemer en per sluiting van onderneming niet overschrijden. Dit maximumbedrag wordt gebracht op 24.000 euro vanaf 1 januari 2008 voor de sluitingen van onderneming waarvan de datum van de sluiting, bepaald overeenkomstig of krachtens artikel 3 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, plaatsvindt vanaf 1 januari 2008.

Dit maximumbedrag is echter niet van toepassing op de betaling van de aanvullende vergoeding bij brugpensioen. ».

Art. 5.Artikel 31 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 31.Het maximumbedrag van de overbruggingsvergoeding is gelijk aan het bedrag dat wordt bekomen door van het maximumbedrag zoals bedoeld in artikel 32, de bedragen van de betalingen die door het Fonds worden verricht voor de lonen, vergoedingen, voordelen en vakantiegeld zoals bedoeld in artikel 24, eerste lid, 1° en 2°. Voor de toepassing van deze bepaling omvat het vakantiegeld zoals bedoeld in artikel 24, eerste lid, 2°, eveneens het vakantiegeld verschuldigd op de overbruggingsvergoeding. ».

Art. 6.Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 32.Voor de werknemers die recht hebben op de overbruggingsvergoeding, mag het maximumbedrag van de betalingen die door het Fonds worden verricht met toepassing van artikel 35, § 2, lid 2, en artikel 41 van de wet 23.000 euro per werknemer niet overschrijden. Dit maximumbedrag wordt gebracht op 24.000 euro vanaf 1 januari 2008 voor de sluitingen van onderneming waarvan de datum van de sluiting, bepaald overeenkomstig of krachtens artikel 3 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, plaatsvindt vanaf 1 januari 2008. ».

Art. 7.In artikel 36 van hetzelfde besluit worden de woorden « zijn de artikelen 36 en 37 » vervangen door de woorden « zijn de artikelen 37 en 38 ».

Art. 8.In artikel 43, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « 49 en 51 » vervangen door de woorden « 49, 51 en 52 ».

Art. 9.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 20 september 1967 tot uitvoering van de artikelen 3, vierde lid, 5, 15, tweede lid, en 17 van de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen;2° het koninklijk besluit van 20 februari 1968 waarbij de wijze wordt bepaald waarop het gemiddelde van de tijdens een kalenderjaar tewerkgestelde werknemers wordt berekend;3° het koninklijk besluit van 18 januari 1973 tot bepaling van de voorwaarden waaronder het beheerscomité van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers kan afzien van de terugvordering ten laste van de werknemers van de ten onrechte betaalde vergoedingen wegens ontslag;4° het koninklijk besluit van 1 augustus 1975 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers van de koopvaardij die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen;5° het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 tot vaststelling van de criteria waaraan een onderneming moet beantwoorden opdat het beheerscomité van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers haar herstructurering met een sluiting kan gelijkstellen;6° het koninklijk besluit van 6 juli 1967 ter uitvoering van artikel 6 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers;7° het koninklijk besluit van 18 januari 1973 tot bepaling van de voorwaarden waaronder het beheerscomité van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers kan afzien van de terugvordering ten laste van de werknemers van de ten onrechte betaalde vergoedingen, lonen en vakantiegelden;8° het koninklijk besluit van 14 maart 1975 getroffen in uitvoering van het artikel 3 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers;9° het koninklijk besluit van 28 juli 1978 getroffen in uitvoering van de artikelen 3 en 10 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers;10° het koninklijk besluit van 12 maart 1981 getroffen in uitvoering van artikel 3 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers;11° het koninklijk besluit van 6 mei 1985 tot aanwijzing van de categorieën van werknemers voor wie het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers tussenkomst in de betaling van de aanvullende vergoeding verschuldigd aan ontslagen bejaarde werknemers;12° het koninklijk besluit van 4 juli 1975 getroffen in uitvoering van artikel 2 van de wet van 12 mei 1975 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers;13° het koninklijk besluit van 6 mei 1985 tot aanwijzing van de categorieën van werknemers voor wie het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers tussenkomt in de betaling van de aanvullende vergoeding verschuldigd aan ontslagen bejaarde werknemers;14° het koninklijk besluit van 17 juli 1985 tot vaststelling van het maandelijks maximumbedrag van de overbruggingsvergoeding;15° het koninklijk besluit van 17 juli 1985 tot uitvoering van artikel 11 van de wet van 12 april 1985 waarbij het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers belast wordt met de uitbetaling van een overbruggingsvergoeding;16° het koninklijk besluit van 15 juni 1987 tot uitvoering van artikel 9 van de wet van 12 april 1985 waarbij het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van onderneming ontslagen werknemers belast wordt met de uitbetaling van een overbruggingsvergoeding;17° de artikelen 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 21 mei 1991 tot vaststelling van de berekenings- en betalingsmodaliteiten van de bijkomende vergoeding verschuldigd aan de personeelsafgevaardigde of de kandidaat-personeelsafgevaardigde in het kader van de procedure tot erkenning van een dringende reden.

Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2007.

De artikelen 4, 5 en 6 zijn van toepassing op sluitingen van ondernemingen waarvan de datum van sluiting, bepaald overeenkomstig of krachtens artikel 3 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, plaatsvindt vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 11.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 augustus 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 26 juni 2002, Belgisch Staatsblad van 9 augustus 2002. Wet van 3 juli 2005, Belgisch Staatsblad van 19 juli 2005.

Wet van 23 december 2005, Belgisch Staatsblad van 30 december 2005.

Wet van 11 juli 2006, Belgisch Staatsblad van 24 augustus 2006.

Wet van 27 december 2006, Belgisch Staatsblad van 28 december 2006.

^