gepubliceerd op 27 februari 2004
Uittreksel uit arrest nr. 28/2004 van 11 februari 2004 Rolnummer 2853 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 81, 2 o , van de faillissementswet van 8 augustus 1997, ingesteld door A. Lambert. Het Arbitragehof, same wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoe(...)
ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 28/2004 van 11 februari 2004 Rolnummer 2853 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 81, 2o, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, ingesteld door A. Lambert.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters L. François, R. Henneuse, L. Lavrysen, J.-P. Snappe en E. Derycke, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 1 december 2003 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 2 december 2003, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 81, 2o, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, door A. Lambert, wonende te 4920 Aywaille, rue Petit Plain 6B. Op 17 december 2003 hebben de rechters-verslaggevers R. Henneuse en E. Derycke, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen een arrest van onmiddellijk antwoord te wijzen. (...) II. In rechte (...) B.1. Artikel 81 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals gewijzigd bij de wet van 4 september 2002, bepaalt : « Verschoonbaar kan niet worden verklaard : [...] 2o de gefailleerde natuurlijke persoon die is veroordeeld wegens inbreuk op artikel 489ter van het Strafwetboek, wegens diefstal, valsheid, knevelarij, oplichting of misbruik van vertrouwen, noch hij die als bewaarnemer, voogd, beheerder of andere rekenplichtige niet tijdig rekening en verantwoording heeft gedaan en niet tijdig heeft afgerekend. » B.2.1. Tegen die bepaling voert de verzoekende partij een enig middel aan, dat is afgeleid uit het arrest van het Hof nr. 39/2003 van 3 april 2003 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 5 juni 2003).
B.2.2. Met dat arrest heeft het Hof verklaard dat het voormelde artikel 81, 2o, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schond.
B.5 en B.6 van dat arrest luiden : « B.5. Het in het geding zijnde onderscheid berust op een objectief criterium, namelijk het al dan niet veroordeeld zijn wegens een van de in artikel 81 van de faillissementswet bedoelde misdrijven, en is pertinent ten opzichte van de doelstelling van de wetgever : uit de opgesomde misdrijven blijkt dat het telkens gaat om strafbare feiten die de dader als onbetrouwbaar doen overkomen voor het uitoefenen van bepaalde commerciële activiteiten.
B.6. Evenwel dient te worden onderzocht of de maatregel niet klaarblijkelijk onevenredig is met het nagestreefde doel.
Het absolute karakter van de in artikel 81 bepaalde uitsluiting van verschoonbaarheid heeft voor de betrokken gefailleerde zeer ernstige gevolgen, daar diegenen die veroordeeld zijn wegens een in de in het geding zijnde bepaling bedoeld misdrijf, automatisch van de gunstmaatregel van de verschoonbaarheid worden uitgesloten, zonder dat de rechter de mogelijkheid wordt gegeven na te gaan of de betrokkene een voldoende betrouwbare handelspartij zou zijn, wiens handelsactiviteit het algemeen belang zal dienen met voldoende waarborgen voor de toekomst. Hij zal de omstandigheden van het faillissement niet kunnen beoordelen, noch de houding van de gefailleerde ten opzichte van de curator.
Evenmin zal de rechter kunnen nagaan of de opgelopen veroordeling op enigerlei wijze te maken heeft met de uitgeoefende handelsactiviteit.
De uitsluiting van de verschoonbaarheid geldt bovendien zonder dat aan de rechter wordt toegestaan rekening te houden met het tijdstip van de bedoelde veroordeling, die kan dateren van vóór het uitoefenen van enige handelsactiviteit.
Een dergelijke, in de tijd onbeperkte, absolute en automatische uitsluiting van verschoonbaarheid van gefailleerden die veroordeeld zijn wegens gelijk welk in artikel 81 van de faillissementswet opgesomd misdrijf, welk ook het tijdstip moge zijn waarop het werd gepleegd, gaat verder dan wat noodzakelijk is om de nagestreefde doelstelling te bereiken : uit niets blijkt dat het verlenen van enige beoordelingsbevoegdheid, zij het met specifieke motiveringsplicht, dienaangaande aan de rechter, afbreuk zou doen aan de doelstellingen van de wetgever. » B.3. Artikel 4, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op grond waarvan het beroep is ingesteld, bepaalt, na de wijziging ervan bij artikel 3 van de bijzondere wet van 9 maart 2003 : « Voor de Ministerraad, voor de Regering van een Gemeenschap of van een Gewest, voor de voorzitters van de wetgevende vergaderingen op verzoek van twee derde van hun leden of voor iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die doet blijken van een belang staat een nieuwe termijn van zes maanden open voor het instellen van een beroep tot vernietiging tegen een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, wanneer het Hof, uitspraak doende op een prejudiciële vraag, verklaard heeft dat die wet, dat decreet of die in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel een van de in artikel 1 bedoelde regels of artikelen van de Grondwet schendt. [...] » B.4. Wegens motieven die identiek zijn aan die van de overwegingen B.5 en B.6 van het voormelde arrest nr. 39/2003, weergegeven onder B.2.2, dient artikel 81, 2o, van de faillissementswet van 8 augustus 1997 te worden vernietigd.
Om die redenen, het Hof vernietigt artikel 81, 2o, van de faillissementswet van 8 augustus 1997.
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 11 februari 2004.
De griffier, L. Potoms.
De voorzitter, M. Melchior.