gepubliceerd op 03 april 2003
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij vonnis van 3 januari 2003 in zake de v.z.w. Multipen tegen S. Manack, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen « Schenden artikel 80 en artikel 82 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals toepasselij(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof a. Bij vonnis van 3 januari 2003 in zake de v.z.w. Multipen tegen S. Manack, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 8 januari 2003, heeft de Arbeidsrechtbank te Mechelen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 80 en artikel 82 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals toepasselijk per 14 juni 2000, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet bij zoverre zij op geen enkele wijze een rechter toestaan de zaakvoerder van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde van zijn/haar verbintenis tot het betalen van de bijdragen in het sociaal statuut der zelfstandigen (op grond van artikel 3, § 1, in fine , van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, zoals thans van toepassing) te bevrijden, terwijl de verschoonbaar verklaarde gefailleerde, die tot diezelfde betaling hoofdelijk is gehouden, wel is bevrijd ? » b. Bij vonnis van 13 december 2002 in zake J.-P. Vangeel en E. Rutten tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 10 januari 2003, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 82 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals vervangen door artikel 29 van de wet van 4 september 2002 tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de echtgenoot van de gefailleerde, die zich persoonlijk aansprakelijk heeft gesteld voor de schuld van deze laatste, ingevolge de verschoonbaarheid bevrijd is van die verplichting, terwijl de echtgenoot van de gefailleerde die krachtens een wettelijke bepaling met de gefailleerde hoofdelijk gehouden is tot betaling van een schuld van deze laatste, ingevolge de verschoonbaarheid niet bevrijd is van die verplichting. 2. Schendt artikel 82 van de faillisementswet van 8 augustus 1997, zoals vervangen door artikel 29 van de wet van 4 september 2002 tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van vennootschappen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de echtgenoot van de gefailleerde verplicht blijft de belastingschuld van de gefailleerde inzake onroerende voorheffing voor de gezinswoning of personenbelastingen te betalen, terwijl de gefailleerde zelf niet meer verplicht is deze belastingschuld te betalen ? » c.Bij vonnis van 15 januari 2003 in zake de c.v.b.a. Onderling Beroepskrediet tegen de v.o.f. Claus Karel-Van Loo Patricia en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 23 januari 2003, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 82 (nieuw) van de faillissementswet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en roept het in bijzonder een discriminatie in het leven, inzoverre het ertoe leidt dat de hoofdelijk verbonden medeschuldenaar, als echtgenoot van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde, het voordeel van de verschoonbaarverklaring geniet terwijl dit voordeel niet wordt toegekend aan de hoofdelijk verbonden medeschuldenaar, die niet de echtgenoot van de gefailleerde is, zodat de ene niet en de andere wel door de schuldeiser(s) kan worden aangesproken ? » d. Bij arrest van 30 januari 2003 in zake D.Dillen en S. Maes tegen de n.v. Dexia Bank België, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 7 februari 2003, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden artikel 82 van de Faillissementswet, ingevoerd bij de wet van 8 augustus 1997 en artikel 29 van de wet van 4 september 2002, waarbij artikel 82 van de Faillissementswet gewijzigd wordt, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat enkel de kosteloze borg en de echtgenoot van de verschoonbaar verklaarde failliet [lees : gefailleerde] ontslagen worden verklaard van hun verplichtingen voor schulden van de gefailleerde en derhalve de kosteloze en hoofdelijke medeschuldenaars van schulden die enkel de failliet [lees : gefailleerde] aangaan niet van hun verplichtingen worden ontslagen ? Ondergeschikt : Schenden artikel 82 van de Faillissementswet, ingevoerd bij het wet van 8 augustus 1997 en artikel 29 van de wet van 4 september 2002, waarbij artikel 82 van de Faillissementswet wordt gewijzigd, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat geen overgangsbepalingen werden voorzien voor de inwerkingtreding van artikel 82 van de Faillissementswet en de wijziging ervan met betrekking tot bestaande verbintenissen ? » Die zaken zijn respectievelijk ingeschreven onder de nummers 2593, 2595, 2608 en 2628 van de rol van het Hof en werden samengevoegd.
De griffier, L. Potoms.