gepubliceerd op 23 januari 2004
Wet tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs
12 JANUARI 2004. - Wet tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet en heeft de omzetting tot doel van richtlijn 2001/97/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 4 december 2001 tot wijziging van richtlijn 91/308/EEG van de Raad tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.
Art. 2.Het opschrift van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld wordt vervangen door het volgende opschrift : « Wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. »
Art. 3.In artikel 2 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 april 1994 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 maart 1995 en van 28 december 1999 en bij de wet van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 17°, worden de woorden « in artikel 3, 1°, van hetzelfde besluit », vervangen door de woorden « in artikel 3 van hetzelfde besluit »;2° het eerste lid, 18°, wordt vervangen als volgt : « 18° de bewakingsondernemingen die met toepassing van de artikelen 1, § 1, 3°, en 2 van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, een vergunning hebben verkregen om diensten te verlenen van toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden; »; 3° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « 20° de marktondernemingen van de Belgische gereglementeerde markten, behoudens wat hun openbare opdrachten betreft;21° handelaren in diamant die geregistreerd zijn bij toepassing van artikel 169, § 3, van de programmawet van 2 augustus 2002;22° verzekeringsbemiddelaars zoals bedoeld in de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen, die hun beroepsactiviteiten buiten elke exclusieve agentuurovereenkomst uitoefenen in de groep van activiteiten « leven » waarvan sprake in de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.».
Art. 4.In dezelfde wet wordt een artikel 2ter ingevoegd, luidende : «
Art. 2ter.- Voor zover zij daarin uitdrukkelijk voorzien, zijn de bepalingen van deze wet eveneens van toepassing op de advocaten : 1° wanneer zij hun cliënt bijstaan bij het voorbereiden of uitvoeren van verrichtingen in verband met : a) de aan- of verkoop van onroerend goed of bedrijven;b) het beheren van diens geld, waardepapieren of andere activa;c) de opening of het beheer van bank-, spaar- of effectenrekeningen;d) het organiseren van inbreng die nodig is voor de oprichting, de uitbating of het beheer van vennootschappen;e) de oprichting, uitbating of het beheer van trusts, vennootschappen of soortgelijke structuren;2° of wanneer zij optreden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële verrichtingen of verrichtingen in onroerend goed. ».
Art. 5.In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 april 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een § 1bis wordt ingevoegd, luidende als volgt : « § 1bis.Voor de toepassing van deze wet wordt financiering van terrorisme verstaan in de zin van artikel 2, § 2, b), van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijdingen en van artikel 2 van het Internationaal verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme, goedgekeurd te New York op 9 december 1999. »; 2° in § 2, 1°, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste gedachtestreepje wordt het woord « terrorisme » vervangen door de woorden « terrorisme of de financiering van terrorisme »;b) in het achtste gedachtestreepje worden de woorden « illegaal gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, antihormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking of illegale handel in dergelijke stoffen » vervangen door de woorden « illegaal gebruik bij dieren van stoffen met hormonale werking of illegale handel in dergelijke stoffen »;c) in het tiende gedachtestreepje worden de woorden « van de Europese Unie » vervangen door de woorden « van de Europese Gemeenschappen »;d) in het twaalfde gedachtestreepje worden de woorden « omkoping van openbare ambtenaren » vervangen door de woorden « verduistering door personen die een openbare functie uitoefenen en omkoping »;e) 1° wordt vervolledigd door de volgende streepjes : « - ernstige milieucriminaliteit; - namaak van muntstukken of bankbiljetten; - namaak van goederen; - zeeroverij. »; 3° in § 2, 2°, worden de woorden « of een onwettig openbaar aantrekken van spaargelden » vervangen door de woorden « , het onwettig openbaar aantrekken van spaargelden of het verlenen van beleggingsdiensten, diensten van valutahandel of van geldoverdracht zonder vergunning »;4° in § 2, 3°, worden de woorden « een financiële oplichting » vervangen door de woorden « een oplichting, een misbruik van vertrouwen, een misbruik van vennootschapsgoederen » en worden de woorden « een bedrieglijke bankbreuk » vervangen door de woorden « een misdrijf dat verband houdt met de staat van faillissement »;5° in § 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « in artikel 2 » worden vervangen door de woorden « in de artikelen 2, 2bis en 2ter »;b) de woorden « van witwassen van geld » worden vervangen door de woorden « van witwassen van geld en van financiering van terrorisme ».
Art. 6.In het opschrift van hoofdstuk II van dezelfde wet, worden de woorden « in de artikelen 2 en 2bis » vervangen door de woorden « in de artikelen 2, 2bis en 2ter ».
Art. 7.Artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, wordt vervangen als volgt : «
Artikel 4.- § 1. De in de artikelen 2, 2bis, 1° tot 4°, en 2ter bedoelde ondernemingen en personen dienen hun cliënten en de lasthebbers van hun cliënten te identificeren en hun identiteit te controleren, aan de hand van een bewijsstuk, waarvan een afschrift wordt genomen op papier of op elektronische drager wanneer : 1° ze een zakenrelatie aanknopen waardoor de betrokkenen gewone cliënten worden; 2° de cliënt wenst over te gaan tot het uitvoeren van : a) een verrichting voor een bedrag van 10.000 EUR of meer, ongeacht of zij wordt uitgevoerd in één of in verscheidene verrichtingen waartussen een verband blijkt te bestaan; of b) een verrichting, zelfs wanneer het bedrag lager is dan 10.000 EUR, zodra wordt vermoed dat het gaat om witwassen van geld of om financiering van terrorisme; of c) een geldoverdracht waarvan sprake in artikel 139bis van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs;3° ze twijfelen aan de waarachtigheid of aan de juistheid van de identificatiegegevens over een bestaande cliënt. De identificatie en de controle betreffen de naam, de voornaam en het adres voor natuurlijke personen. Niettegenstaande artikel 5, § 1, betreffen ze voor rechtspersonen en trusts de naam en de zetel van de rechtspersoon, de bestuurders en de kennis van de bepalingen omtrent de bevoegdheid verbintenissen aan te gaan voor de rechtspersoon of de trust. De vereenzelviging slaat ook op het voorwerp en de verwachte aard van de zakenrelatie. § 2. De ondernemingen en personen bedoeld in de artikelen 2, 2bis, 1° tot 4°, en 2ter, moeten een bestendige waakzaamheid aan de dag leggen ten opzichte van de zakenrelatie en een aandachtig onderzoek verzekeren van de uitgevoerde verrichtingen om zich ervan te vergewissen dat deze stroken met de kennis die ze hebben van hun cliënt, van zijn commerciële activiteiten, van zijn risicoprofiel en, indien nodig, van de herkomst van de fondsen. § 3. Wanneer de ondernemingen en personen bedoeld in de artikelen 2, 2bis, 1° tot 4°, en 2ter, hun waakzaamheidsplicht bedoeld in de §§ 1 en 2 niet kunnen nakomen, mogen ze geen zakenrelatie aanknopen of in stand houden. Ze beslissen zo een melding aan de Cel voor financiële informatieverwerking overeenkomstig de artikelen 12 tot 14ter zich opdringt. § 4. De ondernemingen en personen bedoeld in artikel 2, met uitzondering van de 17°, 18° en 21°, mogen de waakzaamheidsplicht bedoeld in de §§ 1 en 2 laten uitvoeren door een derde zaakaanbrenger, voor zover deze eveneens een krediet- of financiële instelling is in de zin van artikel 1 van richtlijn 91/308/EEG of een krediet- of financiële instelling uit een land waarvan de wetgeving waakzaamheidsverplichingen oplegt die evenwaardig zijn met deze bepaald in de artikelen 4 en 5. De lid-Staten van de Financiële Actiegroep worden vermoed aan deze vereiste te voldoen. Op advies van de Cel voor financiële informatieverwerking kan de Koning dit vermoeden uitbreiden tot andere Staten. § 5. De ondernemingen bedoeld in artikel 2, waarvan de activiteiten geldoverdrachten behelzen in de zin van artikel 139bis van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, vermelden bij het overschrijven of overdragen van geld en bij de mededelingen daaromtrent, correcte en dienstige inlichtingen over hun cliënten-opdrachtgevers van de betrokken verrichtingen. Deze ondernemingen bewaren al die inlichtingen en geven ze door ingeval zij als tussenpersoon optreden in een betaalketen. § 6. De toepassingsmodaliteiten van de hierboven opgesomde verplichtingen worden verduidelijkt door de overheden bedoeld in artikel 21 en, desgevallend, via reglement overeenkomstig artikel 21bis, in functie van het risico dat de cliënt, de zakenrelatie of de verrichting vertegenwoordigt. Met betrekking tot § 5 wordt daarbij inzonderheid bepaald onder welke omstandigheden gegevens moeten worden bewaard of ter beschikking gesteld van overheden of van andere financiële instellingen, met dien verstande dat in het reglement in specifieke bepalingen kan worden voorzien voor de grensoverschrijdende overschrijvingen die in batch worden doorgestuurd. ».
Art. 8.Artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij wet van 10 augustus 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 5.- § 1. De ondernemingen en personen bedoeld in de artikelen 2, 2bis, 1° tot 4° en 2ter, moeten de persoon of personen, voor wier rekening de verrichting wordt uitgevoerd, identificeren en alle redelijke maatregelen nemen om hun identiteit te controleren : 1° in geval van twijfel over de vraag of de cliënten bedoeld in artikel 4 handelen voor eigen rekening of in geval van zekerheid dat ze niet voor eigen rekening handelen;2° wanneer de cliënt een rechtspersoon of een trust is. Wanneer de cliënt een rechtspersoon of een trust is, moeten de maatregelen de identificatie inhouden van de natuurlijke persoon of personen die de cliënt in laatste instantie bezitten of controleren.
Wanneer de cliënt of de houder van een controleparticipatie een beursgenoteerde vennootschap is, moeten haar aandeelhouders niet worden geïdentificeerd en moet hun identiteit niet worden nagegaan. § 2. De toepassingsmodaliteiten van de hierboven opgesomde verplichtingen worden verduidelijkt door de overheden bedoeld in artikel 21 en, desgevallend, via reglement overeenkomstig artikel 21bis, in functie van het risico dat de cliënt, de zakenrelatie of de verrichting vertegenwoordigt. ».
Art. 9.In artikel 5bis van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 7 van de wet van 10 augustus 1998, worden de woorden « waarvan afschrift wordt genomen, » vervangen door de woorden « waarvan een afschrift wordt gemaakt, hetzij op papier, hetzij op een elektronische informatiedrager ».
Art. 10.In artikel 6 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A. In het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de in artikel 2 beoogde ondernemingen en personen » worden vervangen door de woorden « de in de artikelen 2, 2bis, 1° tot 4°, en 2ter bedoelde ondernemingen en personen » en de woorden « een in artikel 2 beoogde onderneming of persoon » worden vervangen door de woorden « een in artikel 2, punt 17°, 18° en 21° uitgezonderd, bedoelde onderneming of persoon »;2° het lid wordt aangevuld als volgt : « , dan wel een kredietinstelling of een financiële instelling is die gevestigd is in een staat waarvan de wetgeving gelijkwaardige verplichtingen oplegt als voorgeschreven door richtlijn 91/308/EEG.De Staten die lid zijn van de Financiële Actiegroep tegen het witwassen van geld, worden beschouwd als Staten die aan deze voorwaarde voldoen. De Koning kan dit vermoeden uitbreiden tot andere Staten op advies van de Cel voor financiële informatieverwerking. ».
B. In het tweede lid worden de woorden « de verzekeringsondernemingen bedoeld in artikel 2, 4° » vervangen door de woorden « de verzekeringsondernemingen bedoeld in artikel 2, 4°, en de verzekeringsmakelaars bedoeld in artikel 2, 22° ».
Art. 11.In dezelfde wet wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidende : «
Art. 6bis.- De ondernemingen en personen bedoeld in de artikelen 2, 2bis en 2ter nemen specifieke en passende identificatiemaatregelen om tegemoet te komen aan het grotere risico voor witwassen van geld en voor financiering van terrorisme dat ontstaat wanneer zakelijke betrekkingen of verrichtingen worden aangegaan met een cliënt die met het oog op de identificatie niet fysiek aanwezig is.
De toepassingsmodaliteiten van deze verplichting zullen worden verduidelijkt door de overheden bedoeld in artikel 21 en, desgevallend, via reglement overeenkomstig artikel 21bis. ».
Art. 12.In artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « in de artikelen 2 en 2bis, 3° en 5° » vervangen door de woorden « in de artikelen 2, 2bis en 2ter »;2° in het derde lid worden de woorden « in de artikelen 2 en 2bis, 5° » vervangen door de woorden « in de artikelen 2, 2bis, 1° en 5°, en 2ter »;3° het derde lid wordt aangevuld als volgt : « Zij registreren de uitgevoerde verrichtingen op zodanige wijze dat zij kunnen voldoen aan de verzoeken om inlichtingen bedoeld in artikel 15, binnen de in dat artikel voorgeschreven termijn.».
Art. 13.In artikel 8 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het volgend lid wordt ingevoegd voor het eerste lid : « De ondernemingen en personen bedoeld in de artikelen 2, 2bis en 2ter onderzoeken met een bijzondere aandacht elke verrichting die ze, uit hun aard of door hun ongebruikelijk karakter gelet op de activiteiten van de cliënt, de begeleidende omstandigheden of de hoedanigheid van de betrokken personen, bijzonder vatbaar achten voor het witwassen van geld of voor de financiering van terrorisme.»; 2° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De in de artikelen 2 en 2bis, 5°, bedoelde ondernemingen en personen stellen een schriftelijk verslag op over dit onderzoek;dit verslag wordt toegestuurd aan de in artikel 10 bedoelde personen voor bewaring gedurende de door artikel 7 voorgeschreven termijn. »; 3° in het tweede lid worden de woorden « het witwassen van geld » vervangen door de woorden « het witwassen van geld of de financiering van terrorisme ».
Art. 14.In artikel 9 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « in de artikelen 2 en 2bis » worden vervangen door de woorden « in de artikelen 2, 2bis en 2ter »;2° de woorden « het witwassen van geld » worden vervangen door de woorden « het witwassen van geld en de financiering van terrorisme ».
Art. 15.In artikel 10 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « het witwassen van geld » worden vervangen door de woorden « het witwassen van geld en de financiering van terrorisme »;2° het artikel wordt vervolledigd door de volgende leden : « Bij de interne controleprocedures zal bijzonder rekening worden gehouden met het verhoogde risico voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme bij verrichtingen op afstand als bedoeld in artikel 6bis. De toepassingsmodaliteiten van deze verplichting zullen worden verduidelijkt door de overheden bedoeld in artikel 21 van deze wet en, desgevallend, via reglement overeenkomstig artikel 21bis. ».
Art. 16.In dezelfde wet wordt een hoofdstuk IIbis ingevoegd, bestaande uit de artikelen 10bis en 10ter, luidende : « Beperking van de betalingen in contanten ».
Art. 17.Artikel 10bis van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 10 augustus 1998, wordt in het « Hoofdstuk IIbis. Beperking van de betalingen in contanten » ingevoegd.
Art. 18.Artikel 10bis van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 10 augustus 1998, wordt vervangen als volgt : «
Artikel 10bis.- De prijs van de verkoop van een onroerend goed mag enkel vereffend worden door middel van overschrijving of cheque, uitgezonderd voor een bedrag tot 10 % van de prijs van de verkoop, en voor zover dit bedrag niet hoger is dan 15.000 EUR. De verkoopovereenkomst en -akte moeten het nummer van de financiële rekening vermelden waarlangs het bedrag werd of zal worden overdragen.
Wanneer de in artikel 2, 17°, en artikel 2bis, 1°, bedoelde personen vaststellen dat voornoemde bepaling niet werd nageleefd, brengen zij dit onmiddellijk ter kennis van de Cel voor financiële informatieverwerking. ».
Art. 19.In dezelfde wet wordt een artikel 10ter ingevoegd, luidende : « De prijs van de verkoop door een handelaar van een goed ter waarde van 15.000 EUR of meer mag niet in contanten worden vereffend. ».
Art. 20.In het opschrift van hoofdstuk III van dezelfde wet worden de woorden « in de artikelen 2 en 2bis » vervangen door de woorden « in de artikelen 2, 2bis en 2ter » en worden de woorden « het witwassen van geld » vervangen door de woorden « het witwassen van geld en de financiering van terrorisme ».
Art. 21.In artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 7 april 1995 en van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « het witwassen van geld » vervangen door de woorden « het witwassen van geld en de financiering van terrorisme »;2° in § 2 worden de woorden « in de artikelen 2 en 2bis » vervangen door de woorden « in de artikelen 2, 2bis en 2ter » en wordt de paragraaf aangevuld met de volgende woorden : « De regels aangaande de kennisgeving van inlichtingen waarvan sprake in de artikelen 12 tot 15, door de personen bedoeld in de artikelen 2, 2bis en 2ter, kunnen door de Koning worden vastgesteld op advies van de Cel voor financiële informatieverwerking.»; 3° in § 3 worden de woorden « financiële deskundigen » vervangen door de woorden « financiële deskundigen en een hoger officier, gedetacheerd van de federale politie »;4° het artikel wordt aangevuld met een § 8, luidende : « § 8.Deze autoriteit wordt met de Staat gelijkgesteld voor de toepassing van de wetten en reglementen betreffende de belastingen, heffingen, rechten en vergoedingen van de Staat, de provincies, de gemeenten en de agglomeraties van gemeenten. ».
Art. 22.In artikel 12 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « het witwassen van geld » vervangen door de woorden « het witwassen van geld of de financiering van terrorisme »;2° in § 2, derde lid, worden de woorden « vierentwintig uur » vervangen door de woorden « twee werkdagen »;3° in § 3 worden de woorden « aan de procureur des Konings » vervangen door de woorden « aan de procureur des Konings of aan de federale procureur ».
Art. 23.In artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de woorden « het witwassen van geld » vervangen door de woorden « het witwassen van geld of de financiering van terrorisme » en worden de woorden « het vermeende witwassen van geld » vervangen door de woorden « het vermeende witwassen van geld en de vermeende financiering van terrorisme ».
Art. 24.In artikel 14 van dezelfde wet, worden de woorden « witwassen van geld » vervangen door de woorden « witwassen van geld of op financiering van terrorisme ».
Art. 25.In artikel 14bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De in artikel 2bis, 1° tot 4°, bedoelde personen die, bij de uitoefening van hun beroep, feiten vaststellen waarvan zij weten of vermoeden dat ze verband houden met het witwassen van geld of met de financiering van terrorisme, moeten de Cel voor financiële informatieverwerking daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen. »; 2° in § 2, eerste lid, worden de woorden « het witwassen van geld » vervangen door de woorden « het witwassen van geld of de financiering van terrorisme »;3° dit artikel wordt aangevuld met de volgende paragraaf : « § 3.De in artikel 2ter bedoelde personen die, bij de uitoefening van de in dat artikel opgesomde activiteiten, feiten vaststellen waarvan zij weten of vermoeden dat ze verband houden met het witwassen van geld of met de financiering van terrorisme, moeten de stafhouder van de Orde waartoe zij behoren daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen.
De in artikel 2ter bedoelde personen delen die informatie echter niet mee in het geval zij deze van één van hun cliënten ontvangen of over één van hun cliënten verkrijgen wanneer zij de rechtspositie van hun cliënt bepalen, dan wel die cliënt in of in verband met een rechtsgeding verdedigen of vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen.
De stafhouder controleert of de voorwaarden waarvan sprake in artikel 2ter en in het vorige lid zijn nageleefd. Indien deze voorwaarden zijn nageleefd, bezorgt hij de informatie onmiddellijk aan de Cel voor financiële informatieverwerking. ».
Art. 26.In dezelfde wet wordt een artikel 14quater ingevoegd, luidende : «
Art. 14quater.- De personen bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, 3°, 4°, 6°, 8°, 9°, 10°, 19° en 20°, mogen geen bijkantoor of vertegenwoordigingskantoor openen dat gedomicilieerd, geregistreerd of gevestigd is in een Staat of een gebied, door de Koning aangewezen met toepassing van artikel 14ter. Zij mogen, noch rechtstreeks, noch via de tussenkomst van een financiële holding of van een gemengde financiële holding, een dochtervennootschap die werkzaam is als kredietinstelling, verzekeringsonderneming of beleggingsonderneming verwerven of oprichten die gedomicilieerd, geregistreerd of gevestigd is of wordt in een Staat of een gebied als hierboven bedoeld. »
Art. 27.Artikel 15, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 7 april 1995 en van 10 augustus 1998, wordt vervangen als volgt : « § 1. Wanneer de Cel voor financiële informatieverwerking informatie ontvangt als bedoeld in artikel 11, § 2, mag de Cel of één van haar leden of één van haar personeelsleden, die daartoe is aangewezen door de magistraat die de Cel leidt of door zijn plaatsvervanger, eisen dat binnen de door hen bepaalde termijn alle bijkomende informatie wordt meegedeeld die zij nuttig achten voor de vervulling van de opdracht van de Cel : 1° door alle instellingen en personen bedoeld in de artikelen 2, 2bis en 2ter alsook door de stafhouder bedoeld in artikel 14bis, § 3;2° door de politiediensten, in afwijking van artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, als gewijzigd bij de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten;3° door de administratieve diensten van de Staat;4° door de curatoren in een faillissement;5° door de voorlopige bewindvoerders bedoeld in artikel 8 van de faillissementswet van 8 augustus 1997;6° door de gerechtelijke overheden.Evenwel kunnen inlichtingen door een onderzoeksrechter niet worden medegedeeld aan de Cel zonder uitdrukkelijke toestemming van de procureur-generaal of van de federale procureur en kunnen de inlichtingen verkregen van een gerechtelijke overheid door de Cel niet worden medegedeeld aan een buitenlandse instelling bij toepassing van artikel 17, § 2, zonder de uitdrukkelijke toestemming van de procureur-generaal of van de federale procureur.
De in artikel 2ter bedoelde personen en de in artikel 14bis, § 3 bedoelde stafhouder delen die informatie niet mee als de in artikel 2ter bedoelde personen deze van één van hun cliënten ontvangen of over één van hun cliënten verkrijgen wanneer zij de rechtspositie van hun cliënt bepalen, dan wel die cliënt in of in verband met een rechtsgeding verdedigen of vertegenwoordigen, met inbegrip van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, ongeacht of dergelijke informatie vóór, gedurende of na een dergelijk geding wordt ontvangen of verkregen.
De gerechtelijke overheden, de politiediensten, de administratieve diensten van de Staat, de curatoren in een faillissement en de voorlopige bewindvoerders mogen de Cel voor financiële informatieverwerking op eigen initiatief alle informatie bezorgen die zij nuttig achten voor de vervulling van haar opdracht.
Het openbaar ministerie deelt aan de Cel voor financiële informatieverwerking alle definitieve beslissingen mee die zijn genomen in dossiers in verband waarmee de Cel informatie heeft meegedeeld met toepassing van de artikelen 12, § 3, en 16. »
Art. 28.In artikel 16 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « van witwassen van geld » worden vervangen door de woorden « van witwassen van geld of van financiering van terrorisme »;2° de woorden « aan de procureur des Konings » worden vervangen door de woorden « aan de procureur des Konings of aan de federale procureur »;3° de woorden « Een afschrift van deze informatie wordt door de Cel toegezonden aan één van de nationale magistraten bedoeld in artikel 144bis van het Gerechtelijk Wetboek » worden vervangen door de woorden « Wanneer de informatie wordt meegedeeld aan de procureur des Konings, stuurt de Cel daarvan een afschrift naar de federale procureur ».
Art. 29.In artikel 17 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 7 april 1995 en van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « of de externe deskundigen waarop zij een beroep doet » vervangen door de woorden « , de leden van de politiediensten en de andere ambtenaren die bij haar gedetacheerd zijn alsook de externe deskundigen waarop zij beroep doet »;2° in § 2, tweede lid, worden de woorden « de eenheid voor de coördinatie van de fraudebestrijding van de Europese Commissie » vervangen door de woorden « het Europees bureau voor fraudebestrijding »;3° in § 2, vierde lid, worden de woorden « aan de procureur des Konings » vervangen door de woorden « aan de procureur des Konings of aan de federale procureur »;4° in § 2, vijfde lid, worden de woorden « van de Europese Unie » vervangen door de woorden « van de Europese Gemeenschappen » en worden de woorden « de eenheid voor de coördinatie van de fraudebestrijding van de Europese Commissie » vervangen door de woorden « het Europees bureau voor fraudebestrijding »;5° § 2 wordt aangevuld met de volgende leden : « Wanneer deze mededeling inlichtingen bevat betreffende het witwassen van geld dat afkomstig is van een strafbaar feit dat verband houdt met ernstige en georganiseerde fiscale fraude, waarbij ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden aangewend, of van een strafbaar feit dat onder de bevoegdheid van de Administratie der douane en accijnzen valt, brengt de Cel de Minister van Financiën op de hoogte van die mededeling. Wanneer deze mededeling informatie bevat waarvoor de Staatsveiligheid of de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht inlichtingen aan de Cel hebben verstrekt, deelt ze hen dit mee. »
Art. 30.In artikel 18 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « De mededeling van de in de artikelen 12 tot 14ter bedoelde informatie wordt normaliter gedaan door de persoon die binnen de in de artikelen 2 en 2bis, 5°, bedoelde ondernemingen overeenkomstig artikel 10 is aangesteld, of door de personen bedoeld in de artikelen 2bis, 1° tot 4° en 2ter.»; 2° in het tweede lid worden de woorden « in de artikelen 2 en 2bis, 5°, » vervangen door de woorden « in de artikelen 2, 2bis en 2ter ».
Art. 31.In artikel 19 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de woorden « de in de artikelen 2 en 2bis bedoelde ondernemingen of personen » vervangen door de woorden « de in de artikelen 2, 2bis en 2ter bedoelde ondernemingen of personen en de in artikel 14bis, § 3, bedoelde stafhouder ».
Art. 32.In artikel 20 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de woorden « de in de artikelen 2 en 2bis bedoelde ondernemingen of personen, hun werknemers of hun vertegenwoordigers » vervangen door de woorden « de in de artikelen 2, 2bis en 2ter bedoelde ondernemingen of personen, hun werknemers of hun vertegenwoordigers en de in artikel 14bis, § 3 bedoelde stafhouder ».
Art. 33.In artikel 21 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « in de artikelen 2 en 2bis » vervangen door de woorden « in de artikelen 2, 2bis en 2ter » en worden de woorden « het witwassen van geld » vervangen door de woorden « het witwassen van geld of de financiering van terrorisme »;2° in het tweede lid worden de woorden « de marktautoriteiten van de Belgische gereglementeerde markten » vervangen door de woorden « de overheden belast met het toezicht op de financiële markten », vervallen de woorden « en de tuchtcommissie van de markt bij de Effectenbeursvennootschap van Brussel » en worden de woorden « het witwassen van geld » vervangen door de woorden « het witwassen van geld of de financiering van terrorisme ».
Art. 34.In dezelfde wet wordt een artikel 21bis ingevoegd, luidende : « De autoriteiten die toezicht houden op de ondernemingen en personen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, 3°, 4°, 6°, 8°, 9°, 10°, 11°, 15°, 16°, 19° en 20°, bepalen, bij reglement goedgekeurd door de Koning, hoe de verplichtingen bedoeld in hoofdstuk II ten uitvoer worden gelegd.
Als de toezichthoudende overheden nalaten het in het eerste lid bedoelde reglement vast te stellen of het in de toekomst te wijzigen, is de Koning gemachtigd om dat reglement zelf vast te stellen dan wel te wijzigen. »
Art. 35.In artikel 22 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° worden de woorden « in de artikelen 2 en 2bis » telkens vervangen door de woorden « in de artikelen 2, 2bis en 2ter »;2° het volgende lid wordt tussen het eerste en het tweede lid ingevoegd : « De Cel wordt door de bevoegde autoriteit in kennis gesteld van de definitieve sancties die met toepassing van het eerste lid zijn getroffen.»
Art. 36.Het opschrift van hoofdstuk V van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Sancties bij niet-naleving van artikel 10ter ».
Art. 37.Artikel 23 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 6 april 1995, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 23.- Overeenkomstig artikel 113 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, worden de overtredingen van de bepalingen van artikel 10ter vastgesteld door de ambtenaren die zijn aangesteld door de minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft.
Indien de bepalingen van artikel 10ter niet worden nageleefd door een handelaar, legt de minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, hem een administratieve geldboete op waarvan het bedrag noch 10 % van de ten onrechte in contanten betaalde sommen mag overschrijden, noch meer mag bedragen dan 1.250.000 EUR; de geldboete wordt geïnd ten voordele van de Schatkist door de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen. ».
Art. 38.Artikel 24 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 1998 en bij het koninklijk besluit van 28 december 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 24.- De identificatie of de controle van de identiteit van de natuurlijke en rechtspersonen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet van 12 januari 2004 houdende wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs gewone cliënt zijn van een in artikel 2, 2bis, 1° tot 4°, en 2ter bedoelde instelling of persoon, overeenkomstig artikel 4, zal moeten gebeuren binnen een jaar na de inwerkingtreding van de wet van 12 januari 2004 houdende wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. »
Art. 39.In het opschrift van afdeling VII van hoofdstuk II van titel II van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, wordt het woord « bijkantoren » vervangen door de woorden « dochterondernemingen of bijkantoren ».
Art. 40.In afdeling VII van hoofdstuk II van titel II van dezelfde wet wordt een artikel 33bis ingevoegd, luidende : «
Art. 33bis.- Iedere kredietinstelling die voornemens is om rechtstreeks of via de tussenkomst van een financiële holding of van een gemengde financiële holding in het buitenland een dochteronderneming te verwerven of op te richten die werkzaam is als kredietinstelling of beleggingsonderneming, stelt de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen daarvan in kennis. Bij deze kennisgeving wordt informatie gevoegd over de werkzaamheden, de organisatie, de aandeelhoudersstructuur en de bestuurders van de betrokken onderneming. »
Art. 41.In het opschrift van afdeling VI van hoofdstuk II van titel II van boek II van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, wordt het woord « bijkantoren » vervangen door de woorden « dochterondernemingen of bijkantoren ».
Art. 42.In afdeling VI van hoofdstuk II van titel II van boek II van dezelfde wet wordt een artikel 82bis ingevoegd, luidende : «
Art. 82bis.- Iedere beleggingsonderneming die voornemens is om rechtstreeks of via de tussenkomst van een financiële holding of van een gemengde financiële holding in het buitenland een dochteronderneming te verwerven of op te richten die werkzaam is als kredietinstelling of beleggingsonderneming, stelt de Commissie voor het Bank-, Financie-en Assurantiewezen daarvan in kennis. Bij deze kennisgeving wordt informatie gevoegd over de werkzaamheden, de organisatie, de aandeelhoudersstructuur en de bestuurders van de betrokken onderneming. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 12 januari 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken P. DEWAEL De Minister van Financiën D. REYNDERS De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid Mevr. F. MOERMAN De Staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën , en de Strijd tegen de fiscale fraude, toegevoegd aan de Minister van Financiën H. JAMAR Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota Zitting 2003-2004 Kamer van volksvertegenwoordigers Stukken. - Wetsontwerp, 51-383 - Nr. 1. - Amendement, 51-383 - Nr. 2. - Verslag, 51-383 - Nr. 3 - Tekst aangenomen door de commissie, 51-383 - Nr. 4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 51-383 - Nr. 5.
Integraal verslag. - 18 december 2003.
Zitting 2003-2004 Senaat.
Stukken. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, 3-426 - Nr. 1. - Goedkeuring verslag, 3-426 - Nr. 2.
Handelingen. - 19 december 2003.