gepubliceerd op 20 maart 2009
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 29 januari 2009 in zake N.T. tegen de nv « ING België », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 februari 2009, heeft het Hof v « 1. Is artikel 24bis van de wet van 8 augustus 1997, zoals ingevoegd bij de wet van 20 juli 2005 (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 29 januari 2009 in zake N.T. tegen de nv « ING België », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 februari 2009, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Is artikel 24bis van de wet van 8 augustus 1997, zoals ingevoegd bij de wet van 20 juli 2005 en vervolgens gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006, strijdig met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het enkel betrekking heeft op de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde voor de gefailleerde, maar niet op de echtgenoot of ex-echtgenoot van de gefailleerde, doordat die kosteloze borg vanaf het vonnis van faillietverklaring een opschorting van de middelen van tenuitvoerlegging geniet terwijl de echtgenoot van de gefailleerde (of de ex-echtgenoot) die zich persoonlijk heeft verbonden tot de schuld van zijn echtgenoot en die daarvan kan worden bevrijd door de werking van de verschoonbaarheid die aan zijn echtgenoot zou worden toegekend, niet gevrijwaard is tegen elke procedure van tenuitvoerlegging tot op de dag waarop uitspraak zal worden gedaan over de verschoonbaarheid ? 2. Is artikel 24bis van de wet van 8 augustus 1997, zoals ingevoegd bij de wet van 20 juli 2005 en vervolgens gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006, strijdig met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het enkel de opschorting beoogt van de middelen van tenuitvoerlegging, zijnde de maatregelen van gedwongen tenuitvoerlegging, maar niet van de bij overeenkomst geregelde mechanismen, zoals loonoverdracht, die niettemin een schuldeiser toelaten in het vermogen te treden van de persoon die zich heeft verbonden tot de schuld van de gefailleerde, zodat, terwijl de verschoonbaar verklaarde gefailleerde de gevolgen van de verschoonbaarheid ten volle zal genieten voor het passief dat bij de sluiting van het faillissement onbetaald is, de borg, de echtgenoot of de ex-echtgenoot de facto dat voordeel kan worden ontnomen door de tenuitvoerlegging van die maatregelen, die geen middel van tenuitvoerlegging vormen ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4633 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.