Etaamb.openjustice.be
Wet van 25 april 2014
gepubliceerd op 14 mei 2014

Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2014009199
pub.
14/05/2014
prom.
25/04/2014
ELI
eli/wet/2014/04/25/2014009199/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

25 APRIL 2014. - Wet houdende diverse bepalingen betreffende Justitie


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

TITEL 2. - Wijziging van artikel 141ter van het Strafwetboek

Art. 2.In artikel 141ter van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 19 december 2003 en vervangen bij de wet van 18 februari 2013, worden de woorden "niet verantwoorde" opgeheven.

TITEL 3. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering HOOFDSTUK 1. - Wijziging van artikel 24 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering

Art. 3.In de Franse tekst van artikel 24, vierde lid, van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 16 juli 2002 en gewijzigd bij de wet van 14 januari 2013, worden in de tweede zin de woorden "juridiction d'instruction" vervangen door de woorden "juridiction de jugement". HOOFDSTUK 2. - Vernietiging van inbeslaggenomen goederen

Art. 4.In het Wetboek van strafvordering wordt een artikel 28novies ingevoegd, luidende : "

Art. 28novies.§ 1. Onverminderd de bepalingen in de bijzondere wetten, kan de procureur des Konings in elk stadium van de strafprocedure, bij schriftelijke en met redenen omklede beslissing de vernietiging bevelen van in beslag genomen goederen die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring.

Tijdens de duur van het gerechtelijk onderzoek is de voorafgaande instemming van de onderzoeksrechter om de maatregel te kunnen nemen, vereist.

De procureur des Konings licht de rechtmatige eigenaar in middels een verhoor, bij aangetekende zending, per telefax of langs elektronische weg van zijn voornemen om de goederen te vernietigen, voor zover deze persoon en zijn adres gekend zijn. Hij nodigt eveneens de rechtmatige eigenaar uit om hem binnen de door hem bepaalde termijn, mede te delen of hij afstand doet van zijn rechten op de in beslag genomen goederen.

De rechtmatige eigenaar die reeds afstand deed van zijn rechten op de te vernietigen goederen moet niet meer worden ingelicht noch verzocht worden om afstand te doen van de voormelde rechten. § 2. De procureur des Konings kan de vernietiging bevelen van goederen die tot één van de volgende categorieën behoren : 1° de goederen die uit hun aard een ernstig gevaar opleveren voor de openbare veiligheid of de volksgezondheid;2° de goederen die bij de opheffing van het beslag de fysieke integriteit of de goederen van personen in ernstige mate kunnen aantasten;3° de goederen die, indien ze opnieuw in omloop worden gebracht, een inbreuk inhouden op de openbare orde, de goede zeden of een wettelijke bepaling;4° de goederen waarvan de kosten van de bewaring in natura wegens de aard of hoeveelheid van de goederen, kennelijk niet evenredig zijn met de verkoopwaarde ervan. § 3. De procureur des Konings duidt in zijn schriftelijke beslissing aan welke goederen vernietigd moeten worden. Hij bepaalt de wijze en de termijn waarbinnen zijn beslissing tot vernietiging wordt uitgevoerd. In spoedeisende gevallen kan de procureur des Konings de vernietiging mondeling bevelen, mits hij zijn beslissing zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigt. § 4. De procureur des Konings wijst een gespecialiseerde prestatieverlener of openbare dienst aan die overgaat tot de vernietiging van het betrokken goed. De procureur des Konings stelt het te vernietigen goed ter beschikking van de aangewezen prestatieverlener of openbare dienst. De leden van de lokale politie of van de federale politie lenen de sterke arm wanneer zij daartoe worden gevorderd.

Hij wijst, in voorkomend geval, het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring aan om in te staan voor de uitvoering en opvolging van zijn beslissing. § 5. Indien het nodig is om de waarheid aan de dag te brengen, beveelt hij voorafgaand aan de vernietiging van het goed, de monsterneming of een foto- of video-opname van het goed. Hij stelt in voorkomend geval een technisch adviseur aan die de gevorderde politiedienst bijstaat tijdens de monsterneming of de opname.

De gevorderde politiedienst legt het genomen monster of de foto- of video-opname ter griffie neer of stelt het genomen monster of de foto- of video-opname ter beschikking van elke andere door de procureur des Konings aangewezen persoon die instaat voor de bewaring ervan tot de opheffing van beslag of de verbeurdverklaring. § 6. De kosten van de vernietiging, het nemen en de bewaring van het monster of de foto- of video-opname alsook de bijstand van een technisch adviseur, zijn gerechtskosten. § 7. De procureur des Konings brengt de beslissing tot vernietiging, binnen een termijn van acht dagen te rekenen van de dagtekening, per aangetekende zending, per telefax of langs elektronische weg, ter kennis van : 1° de persoon lastens wie het beslag werd gelegd of, in voorkomend geval, zijn advocaat;2° de personen die volgens de door de rechtspleging verschafte aanwijzingen bevoegd lijken om rechten te doen gelden op de te vernietigen goederen of, in voorkomend geval, hun advocaat. De kennisgeving bevat de tekst van dit artikel.

Hij zendt geen kennisgeving aan de personen bedoeld bij het eerste lid, 1° en 2°, indien zij voorafgaand en schriftelijk hebben ingestemd met de vernietiging.

De personen bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, kunnen zich tot de kamer van inbeschuldigingstelling wenden binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving van de beslissing tot vernietiging. Deze termijn wordt verlengd met vijftien dagen indien een van deze personen buiten het Rijk verblijft of gevestigd is, tenzij woonplaats is gekozen in België.

Het beroep schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing tot vernietiging van de goederen bedoeld in § 2, 2° tot 4°.

De beslissing tot vernietiging van de in § 2, 1°, bedoelde goederen is van rechtswege uitvoerbaar. De procureur des Konings kan zijn beslissing intrekken of herzien op basis van tegenaanwijzingen die betrekking hebben op het verminderde gevaar voor de openbare veiligheid of de volksgezondheid, of onder oplegging van een of meer voorwaarden die kunnen bijdragen aan de bescherming van de maatschappij tegen een ernstige aantasting van de openbare veiligheid of de volksgezondheid.

De rechtspleging voor de kamer van inbeschuldigingstelling is geschorst : 1° tot er definitief uitspraak is gedaan over het verzoek tot opheffing van het beslag bedoeld in de artikelen 28sexies en 61quater, of geregeld bij bijzondere wetten, met betrekking tot de goederen bedoeld in § 2, 2° tot 4° ;2° tot er definitief uitspraak is gedaan over de vordering tot het verrichten van een onderzoekshandeling overeenkomstig artikel 61quinquies met betrekking tot de goederen bedoeld in § 2, 2° tot 4°, en, in voorkomend geval, de onderzoekshandeling bedoeld in artikel 61quinquies met betrekking tot de goederen bedoeld in § 2, 2° tot 4°, is verricht;3° tot de procureur des Konings de opsporingshandelingen heeft laten verrichten die hij nuttig en noodzakelijk acht voor het opsporingsonderzoek en die ambtshalve of op verzoek van elke belanghebbende met betrekking tot de goederen bedoeld in § 2, 2° tot 4°, zijn bevolen. De procedure verloopt overeenkomstig de bepalingen van artikel 28sexies, § 4, tweede tot achtste lid. § 8. Als de procureur des Konings na de vernietiging van het goed seponeert of de strafprocedure definitief wordt beëindigd met een vrijspraak wegens ongegrondheid van de strafvordering, of met een buitenvervolgstelling wegens gebrek aan bezwaren, kan de rechtmatige eigenaar van de vernietigde zaak aanspraak maken op een schadevergoeding, in de mate dat het goed op rechtmatige wijze opnieuw in omloop had kunnen worden gebracht.

Het bedrag van de vergoeding stemt overeen met de waarde van het vernietigde goed op het tijdstip van de vernietiging.

De vordering tot schadeloosstelling wordt gericht tegen de Belgische Staat in de persoon van de minister van Justitie, in de vorm bepaald door het Gerechtelijk Wetboek.". HOOFDSTUK 3. - Wijziging van artikel 47bis van het Wetboek van strafvordering

Art. 5.In artikel 47bis van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998 en gewijzigd bij de wet van 13 augustus 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 2, eerste lid, 3°, worden de woorden, "met uitzondering van de in artikel 138, 6°, 6° bis en 6° ter, bedoelde wanbedrijven" opgeheven; b) § 2, eerste lid, wordt aangevuld met een 4°, luidende : "4° hij niet van zijn vrijheid is benomen en hij op elk ogenblik kan gaan en staan waar hij wil." c) in § 2, vierde lid, worden de woorden "en 3° " vervangen door de woorden ", 3° en 4° ";d) in § 6 wordt het woord "enkel" opgeheven. HOOFDSTUK 4. - Wijziging van artikel 47quinquies van het Wetboek van strafvordering

Art. 6.Artikel 47quinquies van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 6 januari 2003, wordt aangevuld met een § 5, luidende : " § 5. Blijven vrij van straf de politieambtenaren van de directie van de speciale eenheden van de federale politie die, in het kader van hun opleiding en met het oog op het kunnen uitvoeren van de bijzondere opsporingsmethoden van de observatie en van de infiltratie, strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen bedoeld in het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.

Deze strafbare feiten moeten noodzakelijkerwijze evenredig zijn met het nagestreefde doel van de opleiding, met gebruikmaking van de voorzichtigheid die verwacht mag worden van gespecialiseerde politiediensten, met steeds voorrang voor de verkeersveiligheid en waarbij in redelijkheid alle voorzorgen dienen in acht te worden genomen opdat geen lichamelijk letsel of materiële schade aan derden of zichzelf zou worden toegebracht.

Het plegen van deze strafbare feiten vereist het voorafgaand en schriftelijk akkoord van de federale procureur. Dit akkoord omvat de dagen en de plaatsen waar deze strafbare feiten, in voorkomend geval, kunnen worden gepleegd, alsmede het door de politiedienst gebruikte voertuig en de nummerplaat ervan.

Blijft vrij van straf, de magistraat die machtiging verleent aan een politieambtenaar bedoeld in het eerste lid tot het plegen van strafbare feiten in het kader van de in dit artikel bedoelde opleiding.". HOOFDSTUK 5. - Wijziging van de artikelen 589, 590 en 597 van het Wetboek van strafvordering

Art. 7.In artikel 589, tweede lid, 4°, van het Wetboek van strafvordering, worden de woorden "of een regel van afgeleid recht van de Europese Unie waardoor België is gebonden" ingevoegd na de woorden "internationale overeenkomsten".

Art. 8.In artikel 590, 16°, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "of een regel van afgeleid recht van de Europese Unie waardoor België is gebonden," ingevoegd na de woorden "internationale overeenkomsten".

Art. 9.In artikel 597 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "of een regel van afgeleid recht van de Europese Unie waardoor België is gebonden" ingevoegd na de woorden "internationale overeenkomsten".

TITEL 4. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van de artikelen 91, 92 en 109bis van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 10.In artikel 91 van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 april 2007, wordt tussen het negende en het tiende lid een lid ingevoegd, luidende : "Het hoger beroep tegen beslissingen van de politierechtbank over burgerlijke rechtsvorderingen die tezelfdertijd en voor dezelfde rechters worden vervolgd als de strafvordering, voor zover dit hoger beroep niet gelijktijdig met het hoger beroep op strafgebied wordt behandeld, wordt toegewezen aan een kamer met één rechter. Dit hoger beroep wordt toegewezen aan een kamer met drie rechters indien dit werd gevraagd door de beklaagde, de burgerrechtelijk aansprakelijke partij of de burgerlijke partij bij de verklaring van hoger beroep, of, op straffe van verval, binnen vijftien dagen na de betekening of kennisgeving ervan, door een verklaring op de griffie van de rechtbank die het vonnis heeft gewezen of van de rechtbank die de zaak behandelt in hoger beroep. Deze mogelijkheid wordt vermeld in de dagvaarding.".

Art. 11.In artikel 92, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 3 augustus 1992 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010, wordt het 3° vervangen als volgt : "3° het hoger beroep tegen vonnissen gewezen door de politierechtbank.

In het geval bedoeld in artikel 91, tiende lid, kan de voorzitter steeds ambtshalve het beroep toewijzen aan een kamer met drie rechters."

Art. 12.In artikel 109bis, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 juli 1985 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 april 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met een 3° luidende : "3° het hoger beroep tegen beslissingen over burgerlijke rechtsvorderingen die tezelfdertijd en voor dezelfde rechters werden vervolgd als de strafvordering, voor zover dit hoger beroep niet gelijktijdig met het hoger beroep op strafgebied wordt behandeld."; 2° in het tweede lid worden de woorden "1°, 1° bis en 2° " ingevoegd tussen de woorden "Het in het eerste lid" en de woorden "genoemde hoger beroep";3° het vierde lid, opgeheven bij de wet van 3 augustus 1992, wordt hersteld als volgt : "Het in het eerste lid, 3°, genoemde hoger beroep wordt toegewezen aan een kamer met drie raadsheren in het hof indien dit werd gevraagd door de beklaagde, de burgerrechtelijk aansprakelijke partij of de burgerlijke partij bij de verklaring van hoger beroep, of, op straffe van verval, binnen vijftien dagen na de betekening of kennisgeving ervan, door een verklaring op de griffie van de rechtbank die het vonnis heeft gewezen of van het hof dat de zaak behandelt in hoger beroep.Deze mogelijkheid wordt vermeld in de dagvaarding. De eerste voorzitter kan steeds ambtshalve dit beroep toewijzen aan een kamer met drie raadsheren.". HOOFDSTUK 2. - Wijziging van artikel 259octies van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 13.In artikel 259octies, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "het arrondissement" vervangen door de woorden "het rechtsgebied van het hof van beroep"; 2° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin : "De procureur-generaal wijst de gerechtelijke stagiair aan binnen dit rechtsgebied."; 3° in het vierde lid worden de woorden "op de verst afgelegen" vervangen door de woorden "op de recentste".

Art. 14.De kandidaten die geslaagd zijn voor het vergelijkend toelatingsexamen tot de gerechtelijke stage voor de inwerkingtreding van artikel 13 behouden het recht op voorrang waarbij voorrang wordt verleend aan de geslaagden waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten. HOOFDSTUK 3. - Wijziging van artikel 309bis van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 15.In artikel 309bis, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 april 2003, wordt het woord "drie" vervangen door het woord "vijf". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wetgeving betreffende de rechterlijke organisatie met het oog op versterking van de strijd tegen de fiscale fraude

Art. 16.In artikel 79 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juli 1991 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 mei 2006, wordt tussen het vierde en het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende : "Een of meer door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg aangewezen onderzoeksrechters behandelen bij voorrang de zaken wegens een overtreding van de wetten en de verordeningen in fiscale aangelegenheden.".

Art. 17.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 195bis ingevoegd, luidende : "

Art. 195bis.De rechters bedoeld in de tabel "Aantal rechters gespecialiseerd in strafzaken in fiscale aangelegenheden in de rechtbank van eerste aanleg", gevoegd bij de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, houden zitting in strafzaken wegens een overtreding van de wetten en de verordeningen in fiscale aangelegenheden.

De bepalingen van artikel 190, § 2bis en § 2ter zijn op hen van toepassing.".

Art. 18.In artikel 357, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 april 1999 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 mei 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met het 8°, luidende : "8° een weddebijslag van 2.602,89 EUR aan de rechters bedoeld in de tabel "Aantal rechters gespecialiseerd in strafzaken in fiscale aangelegenheden in de rechtbank van eerste aanleg", gevoegd bij de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, die effectief het ambt uitoefenen. De cumulatie van deze weddenbijslag met de wedde en de weddenbijslagen bedoeld in artikel 360bis mag 62.905,54 EUR niet overschrijden."; 2° in het tweede lid worden de woorden "eerste lid, 4°, " vervangen door de woorden "eerste lid, 4° en 8° " en worden de woorden "en rechters" ingevoegd tussen het woord "substituten" en het woord "houder".

Art. 19.De volgende tabel wordt gevoegd bij de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 december 2012 : Aantal rechters gespecialiseerd in strafzaken in fiscale aangelegenheden in de rechtbank van eerste aanleg.

Zetel/Siège

Aantal rechters gespecialiseerd in strafzaken in fiscale aangelegenheden in de rechtbank van eerste aanleg (begrepen in het aantal rechters) - Nombre de juges répressifs spécialisés en matière fiscale dans le tribunal de première instance (inclus dans le nombre des juges)

Brussel/Bruxelles Antwerpen/Anvers Gent/Gand Brugge/Bruges Luik/Liège Charleroi

3 1 1 1 1 1


Art. 20.De tabel met als opschrift "Aantal rechters gespecialiseerd in strafzaken in fiscale aangelegenheden in de rechtbank van eerste aanleg", bij artikel 19 gevoegd bij de wet van 3 april 1953, wordt vervangen door wat volgt : Aantal rechters gespecialiseerd in strafzaken in fiscale aangelegenheden in de rechtbank van eerste aanleg (begrepen in het aantal rechters).

Brussel - Nederlandstalig/Bruxelles - néerlandophone . . . . . 1

Brussel - Franstalig/Bruxelles-francophone . . . . . 2

Antwerpen/Anvers . . . . . 1

Oost-Vlaanderen/Flandre occidentale . . . . . 1

West-Vlaanderen/Flandre orientale . . . . . 1

Luik/Liège . . . . . 1

Henegouwen/Hainaut . . . . . 1


Art. 21.Artikel 20 treedt in werking op 1 april 2014. HOOFDSTUK 5. - Wijziging van artikel 721 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 22.In artikel 721, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 10 juli 2006, wordt het 7° vervangen als volgt : "7° het door de griffier eensluidend verklaarde afschrift van de beslissingen die in de zaak zijn gewezen;". HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het artikel 742, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 23.In artikel 742, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 10 juli 2006, wordt het woord "hiervan" vervangen door de woorden "van deze neerlegging". HOOFDSTUK 7. - Wijziging van artikel 783 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 24.Artikel 783 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 10 juli 2006, wordt vervangen als volgt : "

Art. 783.De tekst van het vonnis wordt op het zittingsblad gesteld.

Het zittingsblad bevat de minuut van het vonnis en vermeldt bovendien : 1° de dag en het uur waarop de zitting geopend en gesloten is;2° de verrichte proceshandelingen;3° elke behandelde zaak, met opgave van het nummer van inschrijving op de algemene rol en van de namen van de partijen en van hun advocaten. De rechter die de zitting heeft voorgezeten, ziet het zittingsblad na en ondertekent het samen met de griffier.". HOOFDSTUK 8. - Wijziging van artikel 788 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 25.In artikel 788, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2006, wordt de zin "De procureur-generaal doet zich elke maand de processen-verbaal van de zittingen overleggen en gaat na of aan de voorgaande bepalingen voldaan is." vervangen als volgt : "De procureur-generaal kan zich, ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende, de zittingsbladen of de processen-verbaal van de zittingen laten overleggen om na te gaan of aan de voorgaande bepalingen voldaan is.". HOOFDSTUK 9. - Wijziging van artikel 789 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 26.Artikel 789 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2006, wordt vervangen als volgt : "

Art. 789.In het Hof van Cassatie wordt op gelijke wijze gehandeld voor de arresten en de zittingsbladen van dat hof.". HOOFDSTUK 1 0. - Wijziging van artikel 1370 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 27.In artikel 1370 van het Gerechtelijk Wetboek wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "De voorwaarde die onder 1° is gesteld, is niet van toepassing wanneer het om een wettelijke of conventionele erfdienstbaarheid van uitweg gaat en wanneer de ontzetting van bezit of de stoornis veroorzaakt is door geweld of feitelijkheden.". HOOFDSTUK 1 1. - Wijziging van artikel 1717 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 28.In artikel 1717, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 24 juni 2013, worden de woorden " § 2" vervangen door de woorden " § 3". HOOFDSTUK 1 2. - Wijziging van artikel 1727 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 29.Artikel 1727 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 februari 2005 en gewijzigd bij de wet van 15 juni 2005, wordt aangevuld met § 8, luidende : " § 8. Voor de toepassing van dit artikel wordt de kandidaat-notaris gelijkgesteld met een notaris.". HOOFDSTUK 1 3. - Wijziging van diverse artikelen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 30.In de artikelen 639, tweede lid, 674bis, § 6, eerste lid, 729, 734, eerste lid, 735, § 3, tweede lid, 766, eerste lid, 767, § 2, eerste en tweede lid, 769, vierde lid, 770, § 1, derde en vierde lid en 1289ter, tweede en derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 juli 2006, worden de woorden "proces-verbaal van de zitting" telkens vervangen door het woord "zittingsblad".

TITEL 5. - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Strafwetboek

Art. 31.In artikel 34bis van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007, wordt het woord "effectieve" opgeheven.

Art. 32.In artikel 34ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007, wordt het woord "effectieve" opgeheven.

Art. 33.In artikel 34quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007, wordt het woord "effectieve" opgeheven. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten

Art. 34.In artikel 95/2 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt het woord "effectieve" opgeheven;2° in § 2, eerste lid, wordt het woord "effectieve" opgeheven;3° in § 2, tweede lid, worden de woorden "effectieve straf" vervangen door het woord "proeftermijn".

Art. 35.In artikel 95/3, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2006, wordt het woord "effectieve" opgeheven.

Art. 36.In artikel 95/4, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2006, worden tussen het woord "teruggekeerd," en het woord "stelt", de woorden "of uiterlijk vier maanden voorafgaand aan het einde van de termijn van uitstel als bedoeld in artikel 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie" ingevoegd.

Art. 37.In artikel 95/5, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2006, wordt het woord "effectieve" opgeheven.

Art. 38.In artikel 95/8 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2006, waarvan de bestaande tekst het eerste lid zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord "effectieve" opgeheven; 2° het artikel wordt aangevuld met de woorden "of, indien de hoofdstraf met uitstel uitgesproken werd, op het einde van de termijn van uitstel zoals bedoeld in artikel 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie."; 3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "Het vonnis tot vrijheidsbeneming is uitvoerbaar bij voorraad.".

TITEL 6. - Wijzigingen aan de wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering

Art. 39.In de wet van 10 juli 2006 betreffende de elektronische procesvoering wordt het opschrift van hoofdstuk III vervangen als volgt : "Hoofdstuk III. - Elektronische procesvoering in strafzaken".

Art. 40.In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt voor afdeling 1, die afdeling 1/1 wordt, een nieuwe afdeling 1 ingevoegd, luidende "Algemene bepaling".

Art. 41.In afdeling 1, ingevoegd bij artikel 40, wordt een artikel 28/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 28/1.§ 1. Behoudens wanneer de verplichting bestaat om een proceshandeling te stellen via elektronische weg, wordt een processtuk dat op regelmatige wijze elektronisch wordt aangemaakt, neergelegd, gereproduceerd, medegedeeld en bewaard, gelijkgesteld met een op papier gesteld processtuk. § 2. De artikelen van dit hoofdstuk zijn van toepassing binnen het informatiesysteem Phenix. De Koning bepaalt de wijze waarop zij ten uitvoer worden gelegd.".

Art. 42.In artikel 30 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "zal worden opgemaakt" aangevuld met de woorden ", bewaard of gereproduceerd";2° in het derde lid worden de woorden "deze stukken worden opgemaakt" aangevuld met de woorden ", bewaard of gereproduceerd".

Art. 43.In artikel 31 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Het omzetten van op papieren dragers opgemaakte strafdossiers, processtukken en andere stukken naar een elektronisch dossier of naar een elektronische kopie wordt verricht door opname in het elektronische dossier of, naar gelang het geval, in de elektronische kopie via elektronische lezing en bevestiging van de conformiteit met het elektronisch gelezen document door de gekwalificeerde handtekening van de gerechtelijke overheid die tot de omzetting beslist of, naar gelang het geval, van de griffier of de parketsecretaris."; 2° in § 2 worden tussen de woorden "van het parket indien het" en het woord "strafdossier", het woord "elektronisch" ingevoegd;3° in § 4, eerste lid, worden de woorden "De omzetting van een op elektronische drager opgemaakt dossier" vervangen door de woorden "De omzetting van een elektronisch strafdossier" en worden de woorden "en van het volgnummer van het oorspronkelijk stuk" opgeheven.

Art. 44.In artikel 35, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "artikel 46, § 3" vervangen door de woorden "artikel 46, §§ 2 en 3".

Art. 45.In artikel 39 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 31 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "en 26 tot 38" vervangen door de woorden ", 26 tot 28 en 38"; 2° tussen het tweede en het derde lid, wordt een lid ingevoegd luidende : "De artikelen 28/1 tot 37 treden in werking op 1 maart 2014.".

TITEL 7. - Wijzigingen van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding

Art. 46.Artikel 9 van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding wordt vervangen als volgt : "De organen van het Instituut zijn : de raad van bestuur, de directie, het wetenschappelijk comité en de commissies voor de evaluatie van de gerechtelijke stage.".

Art. 47.Artikel 11, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 juli 2008, wordt vervangen als volgt : " § 1. De raad van bestuur bestaat uit veertien leden, gelijk verdeeld tussen de Nederlandse en Franse taalstelsels.

Zijn van rechtswege lid van de raad van bestuur van het instituut : 1° de directeur van het instituut voor gerechtelijke opleiding;2° een afgevaardigde van de minister van Justitie;3° de voorzitters van de benoemings- en aanwijzingscommissies van de Hoge Raad voor de Justitie;4° de leidende ambtenaren van de onderwijsdepartementen van respectievelijk de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap, waarbij deze laatste valt onder het Franse taalstelsel;5° de directeur-generaal van het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid of indien deze laatste tot de Franse taalrol behoort, zijn vertegenwoordiger van de andere taalrol. Worden door de Koning benoemd op voordracht van de minister van Justitie : 1° twee zittende magistraten en twee magistraten van het openbaar ministerie, waarvan een zittende magistraat en een magistraat van het openbaar ministerie voorgedragen door de Hoge Raad voor de Justitie, waarvan een magistraat van de zetel voorgedragen door de eerste voorzitters van de hoven van beroep en een magistraat van het openbaar ministerie voorgedragen door het College van procureurs-generaal;2° twee personen onder degenen bedoeld in artikel 2, 4° tot 10°. De duur van de mandaten bedoeld in het derde lid bedraagt 5 jaar. Ze zijn éénmaal hernieuwbaar.".

Art. 48.Artikel 12 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 12.De directie is belast met het dagelijks bestuur van het Instituut.

Ze is samengesteld uit een directeur van de gerechtelijke opleiding, bijgestaan door een adjunct-directeur.

De directeur is een magistraat.

De directeur en de adjunct-directeur zijn van een verschillende taalrol.

Bij langdurige verhindering van zowel de directeur als de adjunct-directeur kan de raad van bestuur aan de minister van Justitie voorstellen een directielid ad interim aan te duiden. In dat geval wordt het directielid ad interim aangewezen bij koninklijk besluit op voordracht van de minister van Justitie.

Ingeval één van de twee directieleden langdurig afwezig is, legt het overblijvende directielid alle belangrijke beslissingen bedoeld in artikel 13, eerste lid, 3° en 4°, voor akkoord voor aan de regeringscommissarissen.".

Art. 49.In artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 juli 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "drie vierde" vervangen door de woorden "de helft", en wordt de zin "Naargelang van de behoeften kan de raad van bestuur, op gemotiveerd voorstel van de directeur, beslissen de verhouding aan te passen, zonder dat die lager mag zijn dan twee derde, wanneer het opleidingen betreft voor de personen opgesomd in artikel 2, 1° tot 6°, en dan de helft wanneer het opleidingen betreft voor de personen opgesomd in artikel 2, 7° tot 10°." opgeheven; 2° in het derde lid worden de woorden "drie vierde" vervangen door de woorden "de helft" en wordt de zin "Naargelang van de behoeften kan de raad van bestuur, op gemotiveerd voorstel van de directeur, beslissen de verhouding aan te passen, zonder dat deze lager mag zijn dan twee derde." opgeheven.

Art. 50.In artikel 14 van dezelfde wet, wordt het woord "tweemaandelijks" vervangen door de woorden "per kwartaal".

Art. 51.Artikel 18 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 52.Artikel 19 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 53.In artikel 22 van dezelfde wet, worden de woorden "de adjunct-directeurs" vervangen door de woorden "de adjunct-directeur".

Art. 54.Artikel 26, tweede lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "In het kader van deze opdracht brengt het wetenschappelijk comité verslag en advies uit aan de directie en aan de raad van bestuur.".

Art. 55.Artikel 27 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 juli 2008, wordt vervangen als volgt : "Het wetenschappelijk comité bestaat uit twintig leden, gelijk verdeeld tussen de Nederlandse en Franse taalrol.

Het voorzitterschap wordt waargenomen door de directeur van de gerechtelijke opleiding die van rechtswege lid is.

Met uitzondering van de directeur van de gerechtelijke opleiding die van rechtswege lid is, worden als leden benoemd door de minister van Justitie voor een hernieuwbare termijn van vier jaar : 1° vier zittende magistraten waarvan twee voorgedragen door de Verenigde Benoemings- en Aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie en twee door de eerste voorzitters van de hoven van beroep;2° vier magistraten van het openbaar ministerie waarvan twee voorgedragen door de Verenigde Benoemings- en Aanwijzingscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie en twee door het College van procureurs-generaal;3° vier personen onder diegenen bedoeld in artikel 2, 4° tot 10° ;4° twee advocaten respectievelijk voorgedragen de ene door de Orde van de Vlaamse balies en de andere door de Ordre des barreaux francophones et germanophone;5° vier leden van de academische gemeenschap, waaronder twee voorgedragen door de Vlaamse Interuniversitaire Raad en twee door de Conseil Interuniversitaire de la Communauté française de Belgique;6° een lid van het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid, van de andere taalrol dan de directeur. Het wetenschappelijk comité komt minstens vier maal per jaar samen.

De Koning bepaalt welk presentiegeld aan de leden van het wetenschappelijk comité, met uitzondering van de directeur, kan worden toegekend alsook de vergoedingen die hen kunnen worden toegekend als terugbetaling van hun reis- en verblijfskosten.

Het presentiegeld en de vergoedingen zijn ten laste van het Instituut.".

Art. 56.In artikel 39 van dezelfde wet wordt het tweede lid opgeheven.

TITEL 8. - Omzetting van het kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Strafwetboek

Art. 57.In artikel 34ter van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1° worden de woorden "toepassing maken van het artikel 54" vervangen door de woorden "toepassing maken van de artikelen 54 en 57bis";2° in het 2° worden de woorden "toepassing makend van het artikel 57" vervangen door de woorden "toepassing makend van de artikelen 57 en 57bis".

Art. 58.In artikel 34quater, 1°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007, worden de woorden "of tot een gelijkwaardige straf die in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis," ingevoegd tussen de woorden "vijf jaar gevangenis" en de woorden "te zijn veroordeeld".

Art. 59.Artikel 34quinquies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007, wordt aangevuld met een lid, luidende : "Indien de misdrijven die als grondslag voor de herhaling gelden vastgesteld zijn in een veroordeling uitgesproken in een andere lidstaat van de Europese Unie, wordt in alle gevallen een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing bij het dossier der vervolging gevoegd.".

Art. 60.In het eerste boek, hoofdstuk V, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 57bis ingevoegd, luidende : "

Art. 57bis.De bepalingen betreffende de herhaling, bepaald in de artikelen 54 tot 56, worden toegepast in geval van een vroegere veroordeling die in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis.".

Art. 61.In het eerste boek van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk XI ingevoegd, luidende "Wijze waarop rekening wordt gehouden met de in andere staten door strafgerechten uitgesproken veroordelingen".

Art. 62.In hoofdstuk XI, ingevoegd bij artikel 61, wordt een artikel 99bis ingevoegd, luidende : "

Art. 99bis.De veroordelingen uitgesproken door de strafgerechten van een andere lidstaat van de Europese Unie worden in aanmerking genomen onder dezelfde voorwaarden als de veroordelingen uitgesproken door de Belgische strafgerechten en hebben dezelfde rechtsgevolgen als deze veroordelingen.

De in het eerste lid vermelde regel is niet van toepassing op het geval bedoeld in artikel 65, tweede lid.". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering

Art. 63.In artikel 626 van het Wetboek van strafvordering, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "overeenkomstig de artikelen 54 tot 57" vervangen door de woorden "overeenkomstig de artikelen 54 tot 57bis";2° in het tweede lid worden de woorden "overeenkomstig de artikelen 54 tot 57" vervangen door de woorden "overeenkomstig de artikelen 54 tot 57bis"; HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie

Art. 64.In artikel 3, eerste lid, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 maart 1999, worden de woorden "of tot een gelijkwaardige straf die in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis van het Strafwetboek" ingevoegd tussen de woorden "hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden" en de woorden ", indien het feit".

Art. 65.In artikel 8, eerste lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 april 2002, worden de woorden "of tot een gelijkwaardige straf die in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis van het Strafwetboek" ingevoegd tussen de woorden "hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden" en de woorden ", kunnen de vonnisgerechten".

Art. 66.In artikel 13, § 1, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd door de wet van 22 maart 1999, worden de woorden "of tot een gelijkwaardige straf die in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis van het Strafwetboek" ingevoegd tussen de woorden "ten minste een maand" en de woorden "tot gevolg heeft gehad".

Art. 67.In artikel 14 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "of tot een gelijkwaardige straf die in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis van het Strafwetboek," ingevoegd tussen de woorden "meer dan zes maanden" en de woorden "zonder uitstel ten gevolge heeft gehad";2° in § 1bis, eerste lid, worden de woorden "of tot een gelijkwaardige straf die in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis van het Strafwetboek," ingevoegd tussen de woorden "ten hoogste zes maanden" en de woorden "ten gevolge heeft gehad".

Art. 68.In artikel 18bis van dezelfde wet, eerste streepje, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999 en gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, worden de woorden "vierduizend euro in plaats van twee maanden" vervangen door de woorden "twaalfduizend euro in plaats van zes maanden". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten

Art. 69.In artikel 64 van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, gewijzigd bij de wet van 8 juni 2008, wordt het 1° vervangen als volgt : "1° wanneer bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing wordt vastgesteld dat de veroordeelde tijdens de proeftermijn een wanbedrijf of een misdaad, of een gelijkwaardig misdrijf dat in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis van het Strafwetboek, heeft gepleegd.".

Art. 70.In artikel 76, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, wordt het 1° vervangen als volgt : "1° wanneer bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing wordt vastgesteld dat de veroordeelde tijdens de in artikel 80 bedoelde termijn, een wanbedrijf of een misdaad, of een gelijkwaardig misdrijf dat in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis van het Strafwetboek, heeft gepleegd;".

Art. 71.In artikel 95/27, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007, wordt het 1° vervangen als volgt : "1° wanneer bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing wordt vastgesteld dat de ter beschikking gestelde veroordeelde tijdens de in artikel 95/28 bedoelde termijn, een wanbedrijf of een misdaad, of een gelijkwaardig misdrijf dat in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99bis van het Strafwetboek, heeft gepleegd;". HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepaling

Art. 72.Artikelen 69 en 71 zijn niet van toepassing op voorwaardelijke invrijheidstellingen en op invrijheidstellingen onder toezicht toegekend vóór de inwerkingtreding van dit hoofdstuk.

TITEL 9. - Omzetting van het besluit 2009/426/JBZ van de Raad van 16 december 2008 inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van de wet van 21 juni 2004 tot omzetting van het besluit van de raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken

Art. 73.In artikel 7 van de wet van 21 juni 2004 tot omzetting van het besluit van de raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1 wordt het woord "2002/187/JBZ" ingevoegd tussen het woord "Raad" en de woorden "van 28 februari 2002";b) in § 1 worden de woorden "zoals gewijzigd bij het besluit van de Raad 2009/426/JBZ van 16 december 2008," ingevoegd tussen de woorden "van 28 februari 2002," en de woorden "vastgestelde doelstellingen";c) in § 1, 4°, van de Franse tekst wordt het woord "pertinents" vervangen door het woord "applicables";d) in het artikel worden de §§ 1/1 en 1/2 ingevoegd, luidende : " § 1/1.Eurojust enkel handelend door toedoen van het Belgische lid bij Eurojust, kan in het kader van de in de artikelen 3 en 4 van het besluit van de Raad 2002/187/JBZ van 28 februari 2002, zoals gewijzigd bij het besluit van de Raad 2009/426/JBZ van 16 december 2008, vastgestelde doelstellingen en bevoegdheden, aan de federale procureur een verzoek richten dat ertoe strekt : 1° bijzondere opsporingsmethoden toe te passen;2° alle andere voor de opsporing of de vervolging gerechtvaardigde maatregelen te treffen. § 1/2. Eurojust kan in het kader van de in de artikelen 3 en 4 van het besluit van de Raad 2002/187/JBZ van 28 februari 2002, zoals gewijzigd bij het besluit van de Raad 2009/426/JBZ van 16 december 2008, vastgestelde doelstellingen en bevoegdheden, handelend als college, aan de federale procureur een niet-bindend advies richten wanneer : 1° het Belgische lid bij Eurojust en ten minste een ander nationaal lid het niet eens kunnen worden over de oplossing van een jurisdictiegeschil met betrekking tot het instellen van een onderzoek of vervolging; 2° de federale procureur het advies van Eurojust vraagt wegens herhaalde moeilijkheden of weigeringen van een andere lidstaat om verzoeken en beslissingen inzake justitiële samenwerking uit te voeren, voor zover deze moeilijkheden niet kunnen worden opgelost door onderlinge afspraak tussen de bevoegde nationale autoriteiten of door het optreden van de betrokken nationale leden."; e) in § 2 wordt het eerste lid vervangen als volgt : "Ingeval de federale procureur een in §§ 1 tot 1/2 bedoeld verzoek of advies van Eurojust ontvangt, doet hij dit verzoek of advies ofwel toekomen aan de procureur des Konings indien de zaak bij hem reeds aanhangig is gemaakt of, in de gevallen bedoeld in de artikelen 479 en volgende van het Wetboek van strafvordering, aan de reeds geadieerde procureur-generaal, ofwel behandelt hij het verzoek of het advies zelf indien het reeds bij hem aanhangig is gemaakt."; f) in § 2, tweede lid, worden de woorden "of het advies" ingevoegd tussen de woorden "het verzoek" en het woord "behandelt".

Art. 74.In artikel 8 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de §§ 1 tot 3 worden vervangen als volgt : " § 1.Ingeval Eurojust een in artikel 7 bedoeld verzoek of advies formuleert, stelt het Belgische lid bij Eurojust, de procureur-generaal die bevoegd is voor de internationale betrekkingen daarvan zo snel mogelijk in kennis. § 2. De beslissing om geen gevolg te geven aan het in artikel 7 bedoelde verzoek of advies van Eurojust wordt met redenen omkleed en zo snel mogelijk aan het Belgische lid bij Eurojust ter kennis gebracht door de procureur des Konings, de procureur-generaal of de federale procureur die het verzoek of het advies behandelt. § 3. De federale procureur stelt de minister van Justitie in kennis van elke weigering om gevolg te geven aan een verzoek of advies van Eurojust als bedoeld in artikel 7, §§ 1 en 1/2. § 3/1. Ingeval het verzoek uitgaat van Eurojust handelend als college, kan de tenuitvoerlegging ervan enkel worden geweigerd als zij wezenlijke nationale belangen kan schaden of het goede verloop van lopende onderzoeken of de veiligheid van een persoon kan aantasten."; 2° in § 4 worden de woorden ", § 1 en § 1/1," ingevoegd tussen de woorden "artikel 7" en de woorden "bedoeld verzoek".

Art. 75.Artikel 10 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 10.§ 1. Het Belgische lid bij Eurojust zendt de federale procureur alle informatie over die belangrijk is voor opsporingen of vervolgingen die het openbaar ministerie in België instelt. § 2. Bovendien zendt het Belgische lid bij Eurojust alle noodzakelijke informatie aan de federale procureur op diens verzoek.".

Art. 76.In dezelfde wet wordt een artikel 10/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 10/1.§ 1. De federale procureur stelt het Belgische lid bij Eurojust in kennis van alle informatie noodzakelijk voor de uitvoering van diens taken. § 2. Onverminderd andere bestaande informatieverplichtingen en overeenkomstig de tussen hen gemaakte afspraken, stelt de federale procureur het Belgische lid bij Eurojust in kennis van de volgende gegevens : 1° het instellen en de resultaten van een gemeenschappelijk onderzoeksteam, overeenkomstig hoofdstuk III van de wet van 9 december 2004 betreffende de wederzijdse internationale rechtshulp in strafzaken en tot wijziging van artikel 90 van het Wetboek van strafvordering;2° elke zaak waarbij ten minste drie lidstaten betrokken zijn en waarin een verzoek of een besluit inzake justitiële samenwerking aan ten minste twee lidstaten is toegezonden, wanneer : a) het feit strafbaar wordt gesteld met een vrijheidsbenemende straf of maatregel met een maximum van ten minste vijf jaar en betrekking heeft op een van de strafbare feiten bedoeld in de volgende artikelen : - de artikelen 433quinquies tot 433octies van het Strafwetboek; - de artikelen 379, 380, 381 en 383bis van hetzelfde Wetboek; - artikel 2bis van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen; - de artikelen 10 tot 12 van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie; - de artikelen 246 tot 250 van het Strafwetboek; - de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen; - artikel 162 van het Strafwetboek; - artikel 505 van hetzelfde Wetboek; - de artikelen 210bis, 504quater, 550bis en 550ter van hetzelfde Wetboek; of b) er concrete aanwijzingen bestaan over de betrokkenheid van een criminele organisatie zoals bepaald bij de artikelen 324bis en 324ter van hetzelfde Wetboek;of c) er aanwijzingen bestaan van een ernstige grensoverschrijdende dimensie of van ernstige gevolgen op het niveau van de Europese Unie of dat andere dan de rechtstreeks betrokken lidstaten kunnen geraakt worden.3° bevoegdheidsgeschillen die zijn ontstaan of kunnen ontstaan op de bevoegdheidsdomeinen van Eurojust bedoeld in artikel 4 van het besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken;4° gecontroleerde af- en doorleveringen als bedoeld in de artikelen 5, 6 en 8 van het koninklijk besluit van 9 april 2003 betreffende de politionele onderzoekstechnieken waarbij ten minste drie staten betrokken zijn, waaronder ten minste twee lidstaten;5° herhaalde moeilijkheden of weigeringen om verzoeken en beslissingen inzake justitiële samenwerking van een andere lidstaat uit te voeren;6° relevante informatie aangaande de procedures en veroordelingen met betrekking tot strafbare feiten van terroristische aard overeenkomstig artikel 2 van het besluit 2005/671/JBZ van de Raad van 20 september 2005 betreffenden formatie-uitwisseling en samenwerking in verband met strafbare feiten van terroristische aard. § 3. Als uitzondering op de §§ 1 en 2, is de federale procureur niet verplicht in een specifieke zaak informatie te verstrekken als : 1° wezenlijke nationale veiligheidsbelangen daardoor worden geschaad, of 2° de veiligheid van een persoon daardoor in gevaar wordt gebracht. § 4. Indien de informatie wezenlijke nationale veiligheidsbelangen kan schaden of het welslagen van lopende onderzoeken of de veiligheid van een persoon in gevaar kan brengen, kan de federale procureur beslissen deze aan het Belgische lid bij Eurojust over te zenden met het verbod deze zonder zijn toestemming te verspreiden. § 5. De nadere regels van deze informatieuitwisseling worden bepaald in een gemeenschappelijke omzendbrief van de minister van Justitie en van het College van procureurs-generaal.". HOOFDSTUK 2. - Slotbepaling

Art. 77.Artikel 76 treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum.

TITEL 10. - Wijzigingen van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en omzetting van het kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 tot wijziging van kaderbesluit 2002/584/JBZ, kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit 2008/909/JBZ en kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces

Art. 78.In artikel 2, § 6, van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel worden de woorden "het Frans of het Duits" vervangen door de woorden "het Frans, het Duits of het Engels".

Art. 79.In artikel 6, 4°, van dezelfde wet worden de woorden "of ingezetene" ingevoegd tussen de woorden "de betrokken persoon Belg" en de woorden "is of in België verblijft".

Art. 80.Artikel 7 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 7.§ 1. De tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel voor de uitvoering van een vrijheidsbenemende straf of veiligheidsmaatregel kan eveneens worden geweigerd ingeval de betrokkene niet in persoon is verschenen op het proces dat tot het verstekvonnis heeft geleid, tenzij in het Europees aanhoudingsbevel is vermeld dat, overeenkomstig andere in het nationale recht van de uitvaardigende lidstaat bepaalde procedurevoorschriften : 1° de betrokkene tijdig hetzij persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot het verstekvonnis heeft geleid, hetzij met andere middelen daadwerkelijk en officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces en hij eveneens in kennis is gesteld dat een beslissing kon worden genomen wanneer hij niet op het proces zou zijn verschenen;of dat 2° de betrokkene in kennis was gesteld van het geplande proces en een zelf gekozen of een door de Staat aangewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en op het proces ook werkelijk door die raadsman is verdedigd;of dat 3° de betrokkene nadat de beslissing hem werd betekend en hij uitdrukkelijk op de hoogte was gebracht van zijn recht op een nieuwe vonnis- of beroepsprocedure, waaraan de betrokkene het recht heeft om deel te nemen en die het mogelijk maakt om de zaak opnieuw ten gronde te beoordelen, rekening houdend met het nieuwe bewijsmateriaal, en die tot een vernietiging van de oorspronkelijke beslissing kan leiden : a) uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwist;of b) niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend;of dat 4° de beslissing niet persoonlijk aan de betrokkene is betekend, maar : a) hem na overlevering onverwijld persoonlijk zal worden betekend en hij uitdrukkelijk op de hoogte zal worden gebracht van zijn recht op een nieuwe vonnis- of beroepsprocedure, waaraan de betrokkene het recht heeft om deel te nemen en die het mogelijk maakt om de zaak opnieuw ten gronde te beoordelen, rekening houdend met het nieuwe bewijsmateriaal, en die tot een vernietiging van de oorspronkelijke beslissing kan leiden;en b) dat de betrokkene op de hoogte zal worden gebracht over de termijn waarover hij beschikt om een nieuwe vonnisprocedure of hoger beroep aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel. § 2. Ingeval het Europees aanhoudingsbevel wordt uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of veiligheidsmaatregel overeenkomstig de bepalingen van § 1, 4°, en de betrokkene nog niet officieel van de tegen hem bestaande strafprocedure in kennis is gesteld, kan hij wanneer hij van de inhoud van het Europees aanhoudingsbevel in kennis wordt gesteld, verzoeken een afschrift van het vonnis te ontvangen alvorens te worden overgeleverd. De uitvaardigende autoriteit overhandigt het afschrift onmiddellijk na van het verzoek in kennis te zijn gesteld via de uitvoerende autoriteit aan de betrokkene. Het verzoek van de betrokkene vertraagt noch de overleveringsprocedure, noch de beslissing tot tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel. De overhandiging van het vonnis aan de betrokkene geschiedt louter ter kennisgeving en is niet te beschouwen als officiële betekening van het vonnis en doet geen termijnen voor het aantekenen van een nieuwe vonnisprocedure of hoger beroep ingaan. § 3. Ingeval de betrokkene wordt overgeleverd overeenkomstig de bepalingen van § 1, 4°, en een nieuwe vonnisprocedure of hoger beroep heeft aangetekend, wordt diens vrijheidsbeneming in afwachting van de nieuwe vonnisprocedure of hoger beroep en zolang deze niet is voltooid, beoordeeld overeenkomstig het recht van de uitvaardigende staat, hetzij op regelmatige basis, hetzij op verzoek van de betrokkene. Bij die beoordeling wordt in het bijzonder de mogelijkheid tot schorsing of onderbreking van de vrijheidsbeneming overwogen. De nieuwe vonnisprocedure of het hoger beroep wordt na de overlevering tijdig ingeleid.".

Art. 81.In dezelfde wet wordt een artikel 10/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 10/1.Binnen vierentwintig uur na de effectieve vrijheidsbeneming en voor het verhoor door de onderzoeksrechter, wordt aan de betrokkene een schriftelijke verklaring van rechten overhandigd teneinde hem in kennis te stellen : 1° van zijn recht om in kennis te worden gesteld van het bestaan en de inhoud van het Europees aanhoudingsbevel of de signalering;2° van zijn recht op bijstand van een advocaat en een tolk.De bijstand door de advocaat geschiedt volgens de ter zake geldende regels van het Belgische recht. Zulks geldt ook betreffende de eventuele bijstand door een tolk; 3° dat hij voor een onderzoeksrechter zal worden gebracht binnen vierentwintig uur na zijn effectieve vrijheidsbeneming; 4° van de mogelijkheid in te stemmen met zijn overlevering aan de uitvaardigende rechterlijke autoriteit.".

Art. 82.In artikel 11, § 1, van dezelfde wet wordt het 3° opgeheven.

Art. 83.In artikel 11, § 4, van dezelfde wet wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Deze voorwaarden moeten waarborgen dat de betrokkene zich niet aan het gerecht onttrekt.".

Art. 84.Artikel 12 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 85.Artikel 13, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : " § 1. Indien de betrokkene instemt met zijn overlevering wordt deze instemming gegeven ten overstaan van de procureur des Koning, desgevallend in het bijzijn van zijn advocaat en nadat de persoon in kennis is gesteld van de gevolgen van zijn instemming. De procureur des Konings biedt de betrokkene de mogelijkheid om in te stemmen om afstand te doen van de toepassing van het specialiteitbeginsel.".

Art. 86.Artikel 13, § 4, van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 87.In de artikelen 17 en 18 van dezelfde wet wordt de eerste paragraaf aangevuld met de woorden "of aan zijn woonplaats of gekozen woonplaats wordt betekend".

Art. 88.Artikel 19 van dezelfde wet wordt aangevuld met een § 4, luidende : " § 4. Elke vraag van de aangehouden betrokken persoon of het onderzoeksgerecht die het openbaar ministerie noodzaakt om aanvullende inlichtingen te bekomen of om stukken op te vragen betreffende de waarborgen bedoeld in de artikelen 7 en 8, waardoor de behandeling van de zaak uitgesteld dient te worden, wordt van rechtswege beschouwd als een vraag tot uitstel overeenkomstig § 3."

Art. 89.In artikel 22, § 1, van dezelfde wet wordt het woord "definitieve" ingevoegd tussen de woorden "ten laatste tien dagen na de" en de woorden "beslissing tot tenuitvoerlegging".

Art. 90.In artikel 22 van dezelfde wet wordt § 3 vervangen als volgt : " § 3. De overlevering vindt plaats binnen tien dagen, overeenkomstig de overeengekomen nieuwe datum.".

Art. 91.In artikel 23 van dezelfde wet wordt § 3 vervangen als volgt : "In dit geval vindt de overlevering plaats binnen tien dagen, overeenkomstig de overeengekomen nieuwe datum.".

Art. 92.In artikel 24, § 1, van dezelfde wet wordt het derde lid vervangen als volgt : "In dit geval vindt de overlevering plaats binnen tien dagen, overeenkomstig de overeengekomen nieuwe datum.".

Art. 93.In dezelfde wet wordt punt d) van de bijlage vervangen als volgt : "d) Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing : 1. Ja, de betrokkene is in persoon verschenen op het proces dat tot het verstekvonnis heeft geleid.2. Neen, de betrokkene is niet in persoon verschenen op het proces dat tot het verstekvonnis heeft geleid. 3. Indien u het vakje "neen" (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen : 3.1a) de betrokkene is persoonlijk gedagvaard op ... (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot het verstekvonnis heeft geleid. De betrokkene is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt; of 3.1b) de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot het verstekvonnis heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet bij het proces verschijnt; of 3.2. de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of een door de Staat aangewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging bij het proces te voeren, en is bij het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd; of 3.3 nadat de beslissing aan hem was betekend op ... (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, "heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing niet betwist; of "heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend; of 3.4 de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar - de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend, en - de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, en - de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk ... dagen. 4. Gelieve voor het in punt 3.1b), 3.2 of 3.3 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan : . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ".

TITEL 11. - Wijziging van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke

Art. 94.In artikel 33 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke, gewijzigd bij de wet van 13 juni 2006, wordt het woord "geneesheren-inspecteurs- psychiaters" vervangen door het woord "geneesheren-inspecteurs".

TITEL 12. - Diverse bepalingen HOOFDSTUK 1. - Legalisatie Afdeling 1. - Wijziging van artikel 28 van de wet van 25 ventôse jaar

XI op het notarisambt

Art. 95.In artikel 28 van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt wordt het tweede lid vervangen als volgt : "De legalisatie wordt verricht door de minister van Buitenlandse Zaken.". Afdeling 2. - Wijziging van artikel 600 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 96.In artikel 600 van het Gerechtelijk Wetboek worden de woorden "en legaliseert de handtekening van de notarissen en de ambtenaren van de burgerlijke stand van de gemeenten van zijn kanton" opgeheven. Afdeling 3. - Opheffing van de wet van 11 mei 1866 houdende toelating

aan de vrederechters de handtekening van notarissen en ambtenaren van de burgerlijke stand van hun kantons te legaliseren

Art. 97.De wet van 11 mei 1866 houdende toelating aan de vrederechters de handtekening van notarissen en ambtenaren van de burgerlijke stand van hun kantons te legaliseren, gewijzigd bij de wet van 10 oktober 1967, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 2. - Modernisering van de burgerlijke stand

Art. 98.Artikel 34 van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 31 maart 1987, wordt vervangen als volgt : "

Art. 34.De akten van de burgerlijke stand vermelden het jaar en de dag dat zij zijn opgemaakt alsook de voornamen, de naam en de geboortedatum van alle betrokken personen.

De Koning kan modellen van akten vaststellen en, voor zover nodig, vermeldingen aan de akten toevoegen.".

Art. 99.In artikel 38 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 14 januari 2013, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 100.In artikel 71 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 1908, worden de woorden ", van het mannelijke of vrouwelijke geslacht, bloedverwanten of geen bloedverwanten," opgeheven.

Art. 101.Artikel 76, 9°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 4 mei 1999 en 6 april 2010, wordt vervangen als volgt : "9° In voorkomend geval, de voornamen, de naam en de geboortedatum van de getuigen;".

Art. 102.In artikel 78 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 23 mei 2006, worden de woorden "verwant van de overledene of door een derde" opgeheven.

Art. 103.Artikel 79 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 23 mei 2006, wordt vervangen als volgt : "

Art. 79.De akte van overlijden vermeldt : 1° de voornamen, de naam, de woonplaats, de plaats en geboortedatum van de overledene;2° de voornamen en de naam van de echtgenoot, indien de overledene gehuwd dan wel weduwnaar of weduwe was; 3° de voornamen, de naam, de woonplaats en de geboortedatum van de aangever.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen

Art. 104.In artikel 17 van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 augustus 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 7 worden de woorden "tot 137, 139 en 140" vervangen door de woorden "tot 140";2° het artikel wordt aangevuld met een § 9, luidende : " § 9.In voorkomend geval, kunnen de commissarissen de algemene vergadering bijeenroepen. Zij moeten die bijeenroepen wanneer een vijfde van de leden van de vereniging het vragen.

De commissarissen wonen de algemene vergadering bij wanneer deze te beraadslagen heeft op grond van een door hen opgemaakt verslag.".

Art. 105.In artikel 37 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 7 worden de woorden "tot 137, 139 en 140" vervangen door de woorden "tot 140";2° het artikel wordt aangevuld met een § 9, luidende : " § 9.In voorkomend geval, kunnen de commissarissen de raad van bestuur bijeenroepen. Zij moeten die bijeenroepen wanneer de stichter of een vijfde van de leden van de raad van bestuur het vragen.

De commissarissen wonen de raad van bestuur bij wanneer deze te beraadslagen heeft op grond van een door hen opgemaakt verslag.".

Art. 106.In artikel 53 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 6 worden de woorden "tot 137, 139 en 140" vervangen door de woorden "tot 140";2° het artikel wordt aangevuld met een § 9, luidende : " § 9.In voorkomend geval, kunnen de commissarissen het algemeen leidinggevend orgaan bijeenroepen. Zij moeten die bijeenroepen wanneer een vijfde van de leden van het algemeen leidinggevend orgaan het vragen.

De commissarissen wonen de vergaderingen van het algemeen leidinggevend orgaan bij wanneer deze te beraadslagen heeft op grond van een door hen opgemaakt verslag.". HOOFDSTUK 4. - Wijziging van artikel 39 van de Faillissementswet van 8 augustus 1997

Art. 107.Artikel 39 van de Faillissementswet van 8 augustus 1997, gewijzigd bij de wet van 6 december 2005, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2, luidende : " § 2. De in dit artikel vermelde gegevens kunnen eveneens elektronisch worden opgesteld, geregistreerd, geraadpleegd, gewijzigd, opgenomen en bewaard.

De Koning regelt de wijze waarop deze paragraaf wordt toegepast.

De registratie, de raadpleging, de wijziging, de hernieuwing of de verwijdering van de gegevens van het elektronisch dossier kunnen aanleiding geven tot de betaling van een retributie waarvan het bedrag, de voorwaarden en de modaliteiten van inning door de Koning worden bepaald.". HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het Wetboek van vennootschappen

Art. 108.In artikel 184, § 5, van het Wetboek van vennootschappen, vervangen bij de wet van 19 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het 2° wordt vervangen als volgt : "2° alle schulden ten aanzien van derden zijn terugbetaald of de nodige gelden om die te voldoen werden geconsigneerd."; b) tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "Indien een verslag moet worden opgemaakt door een commissaris, een bedrijfsrevisor of een externe accountant overeenkomstig artikel 181, § 1, derde lid, maakt dit verslag melding van deze terugbetaling of consignatie in zijn conclusies.". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van de wet van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties en van het Wetboek van strafvordering

Art. 109.In artikel 3, § 3, van 26 maart 2003 houdende oprichting van een Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring en houdende bepalingen inzake het waardevast beheer van in beslag genomen goederen en de uitvoering van bepaalde vermogenssancties, vervangen bij wet van 27 december 2006, wordt het 3° vervangen als volgt : "3° overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 2, doen overgaan tot de vervreemding van in beslag genomen vermogensbestanddelen, na toelating van het openbaar ministerie of van de onderzoeksrechter en overgaan tot de terbeschikkingstelling van vervreemdbare vermogensbestanddelen aan de federale politie;".

Art. 110.In artikel 4 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 27 december 2006 en gewijzigd bij de wet van 30 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 wordt het woord "tien" vervangen door het woord "twintig"; 2° in § 3 wordt het tweede lid vervangen als volgt : "De directeur houdt een register bij van de personen en categorieën van personen die deze gegevens kunnen raadplegen en houdt dit register ter beschikking van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.".

Art. 111.In dezelfde wet wordt een artikel 9bis ingevoegd, luidende : "

Art. 9bis.§ 1. De directeur van het Centraal Orgaan kan, voor de duur die hij bepaalt, het vermogensbestanddeel dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een uitvoerbare beslissing tot vervreemding bij toepassing van het artikel 28octies of het artikel 61sexies van het Wetboek van strafvordering, met voorafgaand akkoord van de magistraat die de vervreemdingsbeslissing genomen heeft, ter beschikking stellen van de federale politie, onder de volgende voorwaarden : 1° het vermogensbestanddeel is hetzij eigendom van de verdachte of de inverdenkinggestelde, of de eigenaar ervan kan niet binnen een redelijk tijdsbestek worden geïdentificeerd of bereikt, hetzij ter beschikking gesteld van een criminele organisatie bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek, of van de vermoedelijke plegers van de misdrijven bedoeld in artikel 90ter, §§ 2, 3 en 4 van het Wetboek van strafvordering;2° het vermogensbestanddeel is in beslag genomen tijdens een gerechtelijk onderzoek of een opsporingsonderzoek naar strafbare feiten die gepleegd zijn in het kader van een criminele organisatie, bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek, of naar de wanbedrijven of misdaden bedoeld in artikel 90ter, §§ 2, 3 en 4, van het Wetboek van strafvordering;3° de federale politie gebruikt het vermogensbestanddeel als een goed huisvader in het raam van haar werking die ertoe strekt misdrijven bedoeld in 1° te bestrijden of te voorkomen;4° de federale politie beschikt nog niet, of slechts in onvoldoende mate over soortgelijke vermogensbestanddelen en het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel is nuttig voor de werking bedoeld in 3° ;5° de wijze waarop de federale politie het vermogensbestanddeel mag aanwenden mag de bruikbaarheid ervan voor de bewijsvoering à charge of à décharge niet onmogelijk maken. De directeur brengt zijn beslissing per faxpost of via elektronische weg ter kennis van de magistraat die de toelating heeft verleend voor de vervreemding van het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel. § 2. De directeur-generaal van de gerechtelijke politie, of zijn afgevaardigde, mag het in beslag genomen vermogensbestanddeel dat ter beschikking gesteld is van de federale politie onder bovenvermelde voorwaarden ter beschikking stellen van de lokale politie. De directeur-generaal geeft hiervan kennis aan de directeur van het Centraal Orgaan. § 3. Het vermogensbestanddeel mag niet worden ter beschikking gesteld van de centrale of gedeconcentreerde gerechtelijke dienst, of van de politiezone van de lokale politie, die het betrokken vermogensbestanddeel in beslag heeft genomen. § 4. De directeur van het Centraal Orgaan laat, voor het vermogensbestanddeel in gebruik wordt genomen door de politiedienst, een beschrijving van de staat van het goed opmaken en bepaalt de waarde ervan. De directeur laat de beschrijving en waardebepaling voegen bij het strafdossier. § 5. De tenuitvoerlegging van de beslissing tot vervreemding van het in beslag genomen vermogensbestanddeel zoals hierboven bedoeld, wordt geschorst tot de beëindiging van de terbeschikkingstelling. § 6. Het rechtsmiddel als bedoeld in de artikelen 28sexies en 61quater van het Wetboek van strafvordering kan slechts worden ingesteld binnen een maand vanaf de inbeslagneming als bedoeld in § 1. De verzoeker mag geen verzoekschrift met hetzelfde voorwerp toezenden of neerleggen vooraleer een termijn van een jaar is verstreken te rekenen vanaf, hetzij de dag van de laatste beslissing die betrekking heeft op hetzelfde voorwerp, hetzij de dag van het verstrijken van de hoger bedoelde termijn van een maand. § 7. In geval van teruggave van het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel aan de rechtmatige eigenaar, geeft elke minwaarde ingevolge gebruik van het vermogensbestanddeel, na compensatie met de eventuele meerwaarde, aanleiding tot vergoeding ten laste van de Staat, de gemeente of de meergemeentezone. § 8. In geval van verbeurdverklaring bij equivalent kan deze veroordeling ten uitvoer worden gelegd op het nog steeds ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel of op de geldsom die in de plaats is gesteld van het vervreemde vermogensbestanddeel.

De opbrengst van het te gelde gemaakte vermogensbestanddeel dat ter beschikking is gesteld van de politie wordt verhoogd met het bedrag van de door de strafrechter bepaalde minwaarde en dit bedrag heeft betrekking op de duurtijd van de terbeschikkingstelling.

Ingeval het ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel tijdens de strafprocedure werd vervreemd, wordt de geldsom die ervoor in de plaats is gesteld, verhoogd met het bedrag van de door de strafrechter bepaalde minwaarde en dit bedrag heeft betrekking op de periode die aanvangt op de datum van de terbeschikkingstelling en die eindigt op de datum waarop de toelating tot vervreemding effectief werd uitgevoerd.

De betaling van de minwaarde aan de ambtenaar van de federale overheidsdienst Financiën die bevoegd is voor de invordering van de verbeurdverklaring bij equivalent kan, in voorkomend geval, ten laste vallen van de Staat, de gemeente of de meergemeentezone.".

Art. 112.In artikel 35 van het Wetboek van strafvordering wordt § 2, ingevoegd bij wet van 24 december 2002, opgeheven.

Art. 113.In artikel 89 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1997, 28 november 2000, 19 december 2002 en 24 december 2002, worden het tweede en het derde lid opgeheven. HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het Wetboek van internationaal privaatrecht

Art. 114.In artikel 119, § 2, van het Wetboek van internationaal privaatrecht, wordt het 1° aangevuld met de woorden ", onverminderd de individuele uitoefening van de rechten bedoeld in artikel 5, 2, van Verordening nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures.". HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van de wet van 6 december 2005 betreffende de opmaak en financiering van actieplannen inzake verkeersveiligheid

Art. 115.In artikel 5, § 2, van de wet van 6 december 2005 betreffende de opmaak en financiering van actieplannen inzake verkeersveiligheid, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "Het aan de federale overheidsdienst Justitie toegekende bedrag kan ook gebruikt worden ter financiering van het bij justitie beheerde deel van het afhandelingsproces enkel met het oog op een optimale inning van de verkeersboetes.".

Art. 116.Artikel 6, derde lid, van dezelfde wet, wordt aangevuld met de woorden "en voor de financiering van het bij de federale overheidsdienst Justitie beheerde deel van het afhandelingsproces, enkel met het oog op een optimale inning van de verkeersboetes". HOOFDSTUK 9. - Bijdrage in de kosten van de Kansspelcommissie

Art. 117.Het koninklijk besluit van 26 november 2012 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2013 wordt bekrachtigd met uitwerking op de dag van zijn inwerkingtreding. HOOFDSTUK 1 0. - Wijzigingen van het Wetboek van de Belgische nationaliteit

Art. 118.In artikel 11 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, vervangen bij de wet van 4 december 2012, worden in de Franse tekst de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, eerste lid, 1°, wordt het woord "parents" vervangen door het woord "auteurs";b) in § 1, tweede lid, worden de woorden "du parent" vervangen door de woorden "d'un auteur";c) in § 2, eerste lid, worden de woorden "par les parents" vervangen door de woorden "par les auteurs" en worden de woorden "pour autant que les parents" vervangen door de woorden "pour autant que les auteurs";d) in § 2, tweede lid, worden in de eerste zin de woorden "de ses deux parents," vervangen door de woorden "de ses deux auteurs,";e) in § 2, tweede lid, wordt in de derde zin het woord "parent" vervangen door het woord "auteur";f) in § 2, derde lid, wordt in de inleidende zin het woord "parent" vervangen door het woord "auteur";g) in § 2, derde lid, a), wordt het woord "parents" vervangen door het woord "auteurs";h) in § 2, derde lid, b), worden de woorden "du parent" vervangen door de woorden "de l'auteur".

Art. 119.In artikel 12bis, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in 3°, d), worden de woorden "de ouder is van een Belgisch minderjarig of niet-ontvoogd minderjarig kind" vervangen door de woorden "de ouder of adoptant is van een Belgisch kind dat de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt of niet ontvoogd is vóór die leeftijd".b) in de Franse tekst van 3°, e), eerste streepje, wordt het woord "fondé" vervangen door het woord "organisé".

Art. 120.In artikel 15, § 2, derde, vierde, vijfde en zesde lid van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 december 2012, wordt het woord "aanvraag" telkens vervangen door het woord "verklaring".

Art. 121.In artikel 19, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 december 2012, worden de woorden "die de leeftijd van achttien jaar heeft" vervangen door de woorden "die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt".

Art. 122.In artikel 23 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "een ouder die Belg was" vervangen door de woorden "een ouder of een adoptant die Belg was";2° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid luidende : "Het Hof spreekt de vervallenverklaring niet uit indien dit tot gevolg zou hebben dat de betrokkene staatloos zou worden, tenzij de nationaliteit verkregen werd ten gevolge van een bedrieglijke handelwijze, door valse informatie of door verzwijging van enig relevant feit.In dat geval, zelfs indien de betrokkene er niet in geslaagd is zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen, zal de vervallenverklaring van de nationaliteit slechts uitgesproken worden na het verstrijken van een redelijke termijn die door het Hof aan de belanghebbende werd toegekend om te pogen zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen.". 3° in § 8 wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Daarenboven wordt van het arrest melding gemaakt op de kant van de akte van overschrijving van de inwilligingen van de nationaliteitskeuze of van de verklaring waarbij belanghebbende de Belgische nationaliteit heeft verkregen of van de naturalisatie van de verweerder of van de in België opgemaakte of overgeschreven akte van geboorte indien op deze akte een kantmelding van verwerving van de Belgische nationaliteit is aangebracht.";

Art. 123.In artikel 23/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "een ouder die Belg was" vervangen door de woorden "een ouder of een adoptant die Belg was";2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : "De rechter spreekt de vervallenverklaring niet uit indien dit tot gevolg zou hebben dat de betrokkene staatloos zou worden, tenzij de nationaliteit verkregen werd ten gevolge van een bedrieglijke handelwijze, door valse informatie of door verzwijging van enig relevant feit.In dat geval, zelfs indien de betrokkene er niet in geslaagd is zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen, zal de vervallenverklaring van de nationaliteit slechts uitgesproken worden na het verstrijken van een redelijke termijn die door de rechter aan de belanghebbende werd toegekend om te pogen zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen."; 3° in § 3 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "Daarenboven wordt van het vonnis of het arrest melding gemaakt op de kant van de akte van overschrijving van de inwilligingen van de nationaliteitskeuze of van de verklaring waarbij belanghebbende de Belgische nationaliteit heeft verkregen of van de naturalisatie van de verweerder of van de in België opgemaakte of overgeschreven akte van geboorte indien op deze akte een kantmelding van verwerving van de Belgische nationaliteit is aangebracht.". HOOFDSTUK 1 1. - Het recht van opstal

Art. 124.Artikel 1 van de wet van 10 januari 1824 over het recht van opstal wordt vervangen als volgt : "

Art. 1.Het recht van opstal is een zakelijk recht om gebouwen, werken of beplantingen te hebben voor het geheel of een deel, op, boven of onder andermans grond.

Het opstalrecht kan gevestigd worden door elke titularis van een onroerend zakelijk recht, binnen de grenzen van zijn recht.".

Art. 125.In artikel 5 van dezelfde wet wordt het woord "grondeigenaar" vervangen door de woorden "opstalgever of diens rechtsopvolger".

Art. 126.In artikel 6 van dezelfde wet wordt het woord "grondeigenaar" vervangen door de woorden "opstalgever of diens rechtsopvolger".

Art. 127.Artikel 7 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 7.Indien het recht van opstal gevestigd is op, boven of onder een grond, waarop of waaronder zich reeds gebouwen, werken en beplantingen, bevonden, welker waarde door de opstalhouder niet voldaan is, zal de opstalgever of diens rechtsopvolger, bij het eindigen van het recht van opstal, al die voorwerpen terug nemen, zonder daarvoor tot enige schadeloosstelling gehouden te zijn.". HOOFDSTUK 1 2. - Commandverklaring

Art. 128.In artikel 1590, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek worden de woorden "de eerste werkdag na die waarop de wettelijke termijn voor het doen van een hoger bod verstrijkt" vervangen door de woorden "binnen de termijn waarbinnen de aanwijzing van lastgever met vrijstelling van het evenredig registratierecht kan gebeuren". HOOFDSTUK 1 3. - Gedematerialiseerde biedingen

Art. 129.Artikel 1193, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 15 mei 2009, wordt aangevuld met de volgende zin : "De biedingen kunnen zowel fysieke als gedematerialiseerde biedingen zijn. De verkoopsvoorwaarden bepalen de wijze, de voorwaarden en de termijn voor het doen van de biedingen.". HOOFDSTUK 1 4. - Wijzigingen van de wet van 25 ventôse jaar XI tot regeling van het notarisambt wat de verzekeringsverplichting van de notarissen, de uitoefening van het ambt in een notarisvennootschap en de beperking van de aansprakelijkheid betreft Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 130.In de wet van 25 ventôse jaar XI tot regeling van het notarisambt wordt het opschrift van afdeling 1 van titel II vervangen als volgt : "Getal en spreiding van de kantoren, boekhouding en verzekering van de notarissen".

Art. 131.Artikel 34ter van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 1935 en opgeheven bij de wet van 4 mei 1999, wordt hersteld in de volgende lezing : "

Art. 34ter.Iedere notaris die zijn ambt uitoefent buiten een notarisvennootschap is gehouden een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid aan te gaan via een door de Nationale kamer van notarissen goedgekeurde verzekeringsovereenkomst die ten minste het bedrag van vijf miljoen euro moet waarborgen.".

Art. 132.Het opschrift van afdeling 3 van titel II van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : "Uitoefening van het notarisambt in vennootschap".

Art. 133.Artikel 50 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 4 mei 1999, wordt vervangen als volgt : "

Art. 50.§ 1. Een notaris kan, alleen of in associatie, zijn ambt uitoefenen in een vennootschap.

Deze vennootschap moet de vorm aannemen van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

De notaris blijft nochtans persoonlijk titularis van het notarisambt.

De notarissen mogen hun ambt, noch geheel noch gedeeltelijk, buiten de notarisvennootschap uitoefenen behalve in het geval dat zij optreden als plaatsvervanger. § 2. Associaties kunnen worden gevormd door : 1° notarissen waarvan de standplaats gelegen is in hetzelfde gerechtelijk arrondissement;2° kandidaat-notarissen die zijn opgenomen op het tableau bijgehouden door een kamer van notarissen, op voorwaarde dat de associatie minstens één notaris-titularis bevat;3° vennootschappen waarvan de aandelen toebehoren aan de onder 1° en 2° genoemde personen en waarvan het kader wordt bepaald door de Nationale kamer van notarissen, met dien verstande dat eenzelfde persoon niet tegelijk kan deelnemen aan de associatie via deze vennootschap en als natuurlijke persoon. § 3. De notarisvennootschap heeft tot enig doel het uitoefenen, al dan niet in associatie, van het ambt van notaris. Zij mag geen andere goederen bezitten dan die omschreven in artikel 55, § 1, a), eerste lid. § 4. De aansprakelijkheid van de vennoten is beperkt tot hun inbreng.

De aansprakelijkheid van de notarisvennootschap is beperkt tot een bedrag van vijf miljoen euro. De notaris blijft hoofdelijk aansprakelijk met de vennootschap voor de overtredingen die hij heeft begaan met bedrieglijk oogmerk of met het doel om schade te berokkenen, zonder afbreuk te doen aan het verhaalrecht van de vennootschap ten aanzien van de notaris.

De notarisvennootschap is gehouden een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid aan te gaan via een door de Nationale kamer van notarissen goedgekeurde verzekeringsovereenkomst die het in het tweede lid bepaalde maximum moet waarborgen. § 5. De oprichtingsakte van de notarisvennootschap en de statutenwijzigingen worden aangenomen onder opschortende voorwaarde van goedkeuring door de kamer van notarissen van de zetel van die vennootschap.

De kamer van notarissen onderzoekt de akten op hun wettelijkheid en verenigbaarheid met de regels van de deontologie. De betrokkenen kunnen tegen een negatieve beslissing van de kamer van notarissen beroep instellen bij de Nationale kamer van notarissen.

Overeenkomsten die ten definitieve titel worden gesloten of zelfs stilzwijgend worden uitgevoerd, zonder goedkeuring van de kamer van notarissen, kunnen worden nietig verklaard en kunnen aanleiding geven tot een hogere tuchtstraf.".

Art. 134.In artikel 51 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 4 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, eerste lid, wordt de eerste zin aangevuld met de woorden "of "notarisvennootschap"" en wordt de tweede zin opgeheven;2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.a) De zaakvoerders of bestuurders van de notarisvennootschap mogen enkel één of meer notarissen zijn, die hun ambt uitoefenen in die notarisvennootschap en/of een of meer vennootschappen bedoeld in artikel 50, § 2, 3°. In het laatste geval wordt een notaris die zijn beroep uitoefent in de notarisvennootschap aangeduid als vaste vertegenwoordiger voor de uitoefening van dit mandaat. b) Tenzij de vennootschap wordt ontbonden of haar doel wordt gewijzigd, is overdracht van aandelen onder levenden of overgang ervan wegens overlijden, slechts toegelaten aan een vennoot, de door de Koning als opvolger van een vennoot benoemde notaris of een nieuwe vennoot.De instemming van de overige vennoten is evenwel vereist voor de overdracht van aandelen of de overgang ervan aan een vennoot of aan een nieuwe vennoot.

Bij gebreke van instemming zijn de vennoten ertoe gehouden zelf de aandelen van hun vroegere vennoot over te nemen middels de betaling van de vergoeding bepaald in artikel 55, § 3, b)."; 3° in § 4 wordt het woord "vennoot" vervangen door de woorden "notaris van de notarisvennootschap";4° in § 5, eerste lid, word het woord "geassocieerd" opgeheven;5° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt : " § 6.In het geval van een associatie, worden de akten ingeschreven in een enkel repertorium dat op naam van de notarisvennootschap staat.

Dit repertorium wordt bewaard samen met de daarin ingeschreven akten door de notaris-titularis die is aangewezen in het contract tot oprichting van de vennootschap.

Bij gebrek aan overeenstemming, komen de minuten en repertoria toe aan de notaris van de notarisvennootschap die het laatst benoemd werd als notaris-titularis en de archieven komen toe aan de instrumenterende notaris.

Wanneer de in het eerste lid bedoelde notaris-titularis geen vennoot meer is, of in geval van ontbinding van de vennootschap, worden die akten en repertoria zo spoedig mogelijk overgedragen aan een andere notaris-titularis, van de vennootschap overeenkomstig de vorige leden of, bij gebreke, aan de nieuw benoemde notaris-titularis. De procureur des Konings wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van deze overdracht.

In geval van ontbinding van de vennootschap wordt haar boekhouding toevertrouwd aan de notaris-titularis die is aangewezen in het contract tot oprichting van de vennootschap.".

Art. 135.In artikel 52, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 4 mei 1999, worden de woorden "50, § 4" vervangen door de woorden "50, § 5".

Art. 136.In artikel 54, derde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 4 mei 1999, worden de woorden "51, § 1" vervangen door de woorden "51, § 6".

Art. 137.In artikel 55 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 4 mei 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, b), eerste lid, worden de woorden "een vennootschap bedoeld in artikel 50, § 1, b)" vervangen door de woorden "een meerhoofdige vennootschap bedoeld in artikel 50, § 2";2° in § 2 worden de woorden "51, § 3" vervangen door de woorden "51, § 3, b)". Afdeling 2. - Overgangsbepaling

Art. 138.De notarissen die in functie zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de artikelen 130 tot 137 en die reeds hun ambt uitoefenen in een notarisvennootschap, alleen of in associatie, beschikken over een termijn van drie jaar vanaf de inwerkingtreding van dit hoofdstuk om hun vennootschap aan te passen aan de bepalingen van deze wet indien zij hieraan niet zou beantwoorden. Zolang deze aanpassing niet is gebeurd, genieten zij niet van de beperking van de aansprakelijkheid zoals bepaald in artikel 50, § 4, van de wet van 25 ventôse jaar XI tot regeling van het notarisambt.

De notarissen en notarisvennootschappen zijn er evenwel toe gehouden binnen een termijn van zes maanden vanaf de inwerkingtreding van dit hoofdstuk een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid aan te gaan overeenkomstig artikel 34ter en artikel 50, § 4, van dezelfde wet. HOOFDSTUK 1 5. - Doorhaling van de ambtshalve hypothecaire inschrijving en van de overschrijving van een uitvoerend beslag op onroerend goed - Wijzigingen van de hypotheekwet van 16 december 1851 en van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 139.Artikel 92, tweede lid, van de hypotheekwet van 16 december 1851 wordt aangevuld met de volgende zin : "Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 1653 van het Gerechtelijk Wetboek, geldt hetzelfde voor de ambtshalve inschrijvingen uitgevoerd in overeenstemming met artikel 35.".

Art. 140.Artikel 1570 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met een lid luidende : "Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 1653, wordt de doorhaling van overschrijvingen betreffende uitvoerend beslag op onroerend goed of hun vernieuwing verkregen hetzij in overeenstemming met de artikelen 92 tot 94 van de hypotheekwet van 16 december 1851, hetzij op voorlegging van een exploot van betekening waarvan de akte van handlichting ondertekend door de schuldeiser gehecht is, onverminderd artikel 1584 van het Gerechtelijk Wetboek.". HOOFDSTUK 1 6. - Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving en verwerping van nalatenschap ten overstaan van een notaris

Art. 141.Artikel 784 van het Burgerlijk Wetboek wordt vervangen als volgt : "

Art. 784.De verwerping van een nalatenschap wordt niet vermoed : zij kan alleen gedaan worden op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de erfenis is opengevallen, in een bijzonder daartoe gehouden register, of ten overstaan van een notaris.

Wanneer de verwerping ten overstaan van een notaris wordt gedaan, stuurt deze de verklaring van verwerping, binnen de volgende vijftien dagen, bij aangetekende zending aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de erfenis is opengevallen, met het oog op de inschrijving ervan in het register bedoeld in het eerste lid.".

Art. 142.In artikel 793 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 10 oktober 1967 en gewijzigd bij de wetten van 3 januari 1983 en 29 april 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De verklaring waarbij een erfgenaam te kennen geeft dat hij deze hoedanigheid slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving aanneemt, moet worden afgelegd op de griffie van de rechtbank van het arrondissement waar de erfenis is opengevallen of ten overstaan van een notaris;zij moet worden ingeschreven in het register waarin de akten van verwerping worden opgenomen bedoeld in artikel 784."; 2° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "Wanneer de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving ten overstaan van een notaris wordt gedaan, stuurt deze de verklaring van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving, binnen de volgende vijftien dagen, bij aangetekende brief aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van het arrondissement waar de erfenis is opengevallen, met het oog op de inschrijving ervan in het register en de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bedoeld in het eerste en tweede lid.".

Art. 143.In artikel 1185 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 14 juli 1976, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden ", of ten overstaan van een notaris"; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "Wanneer de verwerping ten overstaan van een notaris wordt gedaan, handelt deze overeenkomstig artikel 784, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.". HOOFDSTUK 1 7. - Wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen

Art. 144.In de tabel die gevoegd is bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 juli 2012, wordt de rubriek 12 - Justitie, aangevuld als volgt : "Benaming van het organiek begrotingsfonds : 12 - X Fonds voor de Verkeersveiligheid Aard van de toegewezen ontvangsten : Maximaal 5 % van het toegekende bedrag bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 6 december 2005 betreffende de opmaak en financiering van actieplannen inzake verkeersveiligheid.

Aard van de gemachtigde uitgaven : - Financiering van de uitvoering van de alternatieve maatregelen of alternatieve straffen die onder andere betrekking hebben op de verbetering van de verkeersveiligheid. - Financiering van het bij de federale overheidsdienst Justitie beheerde deel van het afhandelingsproces enkel met het oog op een optimale inning van de verkeersboetes.". HOOFDSTUK 1 8. - Wijzigingen van diverse wetten betreffende de verplichting tot huisvesting van gerechtelijke diensten door de gemeenten en de provincies Afdeling 1. - Wijziging van de Provinciewet van 30 april 1836

Art. 145.Artikel 69, 2°, van de Provinciewet van 30 april 1836, gewijzigd bij de wet van 10 oktober 1967, wordt opgeheven. Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 14 februari 1961 voor

economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel

Art. 146.De artikelen 77 tot 82 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, gewijzigd bij de wet van 10 oktober 1967 en 15 juli 1970, worden opgeheven. Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 1 april 1971 houdende

oprichting van een Regie der Gebouwen

Art. 147.Artikel 23 van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen wordt opgeheven. Afdeling 4. - Wijzigingen van de Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988

Art. 148.Artikel 255, 8°, van de Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988 wordt opgeheven. Afdeling 5. - Overgangsbepalingen

Art. 149.§ 1. De gebouwen die op 1 januari 2014 door de gemeenten ter beschikking zijn gesteld ten behoeve van de huisvesting van de gerechtelijke diensten worden op een lijst gezet die in de bijlage aan deze wet is opgenomen, met daarbij telkens de vermelding of deze "te verlaten" of "te behouden" zijn, al dan niet mits renovatie. § 2. Wat betreft de gebouwen die ten behoeve van de huisvesting van de gerechtelijke diensten gehuurd worden door de gemeenten gelden de volgende bepalingen : 1° De Regie der Gebouwen neemt de rechten en verplichtingen over uit huurovereenkomsten die de gemeenten hebben afgesloten met betrekking tot de gebouwen of lokalen die bestemd zijn voor de huisvesting van de gerechtelijke diensten die als "te behouden" worden aangeduid in de in § 1 bedoelde lijst. De rechten en plichten die voortvloeien uit gerechtelijke procedures die hangend zijn op de dag van de inwerkingtreding van dit hoofdstuk en uit toekomstige gerechtelijke procedures, blijven onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen.

De uitgaven waarvan de betaling verschuldigd is ten laatste op de dag voor de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, blijven ten laste van de gemeente, voor zover het gaat om hetzij vaste uitgaven of uitgaven waarvoor geen betalingsaangifte moet worden voorgelegd, hetzij andere schulden, voor zover ze vaststaan en de betaling ervan op regelmatige wijze werd aangevraagd uiterlijk op de dag voor de inwerkingtreding van dit hoofdstuk.

De Regie der Gebouwen neemt de betaling van de huurgelden op zich vanaf de eerste contractuele betaaldatum na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk. Er vindt geen verrekening plaats met de voor de inwerkingtreding van dit hoofdstuk door de gemeenten betaalde huurgelden. 2° De huurovereenkomsten van de gebouwen of lokalen bestemd voor de huisvesting van de gerechtelijke diensten die als "te verlaten" worden aangeduid in de in § 1 bedoelde lijst, kunnen door de gemeente worden opgezegd tegen de eerstvolgende vervaldag. De Regie der Gebouwen betaalt de huur van de betreffende gebouwen die betrekking heeft op de periode tussen de inwerkingtreding van dit hoofdstuk en de eerstvolgende vervaldag terug aan de gemeente.

Na de beëindiging of vanaf de eerstvolgende vervaldag van de huurovereenkomst neemt de Regie der Gebouwen de huisvesting van de betreffende gerechtelijke diensten op zich. § 3. Wat betreft de gebouwen die eigendom zijn van de gemeente gelden de volgende bepalingen : 1° Uiterlijk tien jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk verwerft de Regie der Gebouwen in der minne of door middel van onteigening de gebouwen of lokalen die bestemd zijn voor de huisvesting van de gerechtelijke diensten en die als "te behouden" worden aangeduid in de in § 1 bedoelde lijst, of sluit voor deze goederen een huurovereenkomst met de gemeente. Er wordt voorrang gegeven aan de verwerving van de gebouwen of lokalen waar een dringende renovatie nodig is. 2° Uiterlijk tien jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk voorziet de Regie der Gebouwen in een nieuwe huisvesting voor de gerechtelijke diensten die gehuisvest zijn in gebouwen of lokalen die als "te verlaten" worden aangeduid in de in § 1 bedoelde lijst. Er wordt voorrang gegeven aan de gebouwen of lokalen waar de huisvestingsvoorwaarden het minst beantwoorden aan de behoeften. De prioriteiten worden vastgelegd in onderlinge overeenstemming tussen de minister van Justitie en de minister of de staatssecretaris bevoegd voor de Regie der Gebouwen. 3° In afwachting van de in 1° en 2° bedoelde verwerving of de inhuurneming, zijn de artikelen 77 tot 82 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel en artikel 23 van de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen, van toepassing, met dien verstande dat de Regie der Gebouwen de vergoedingsverplichting van de Staat zoals bedoeld in artikel 81 van voormelde wet van 14 februari 1961 overneemt.

Art. 150.De in artikel 149 bedoelde lijst kan worden gewijzigd bij koninklijk besluit, op gezamenlijke voordracht van de minister van Justitie en van de minister of staatssecretaris bevoegd voor de Regie der Gebouwen. Afdeling 6

Art. 151.Behoudens voorafgaand akkoord van de Regie der Gebouwen, en op straffe van schadeloosstelling van de Regie der Gebouwen, kunnen de gemeenten geen nieuwe huurovereenkomsten sluiten met betrekking tot de gebouwen of lokalen voor de verplichte huisvesting van de gerechtelijke diensten, noch de voorwaarden van de bestaande huurovereenkomsten wijzigen. Afdeling 7. - Inwerkingtreding

Art. 152.Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014. HOOFDSTUK 1 9. - Wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting

Art. 153.In de tabel opgenomen in artikel 1 van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, vervangen door de wet van 20 juli 1998 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het cijfer "45" dat voorkomt in de kolom "Raadsheren" voor de zetel Brussel, wordt vervangen door het cijfer "48";2° het cijfer "33" dat voorkomt in de kolom "Griffiers" voor de zetel Brussel wordt vervangen door het cijfer "35".

Art. 154.Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014. HOOFDSTUK 2 0. - Diverse wijzigingen inzake adoptie Afdeling 1. - Wijziging van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot

de regularisatieprocedure van adoptieprocedures die in het buitenland zijn gevoerd door personen die hun gewone verblijfplaats in België hebben

Art. 155.In artikel 365-6, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 april 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het woord "vijf" wordt vervangen door het woord "vier";2° het 5° wordt opgeheven;3° paragraaf 2, waarvan de bestaande tekst het eerste lid zal vormen, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende als volgt : "Ingeval de federale centrale autoriteit heeft kunnen controleren dat de in 1°, 2° en 4° bedoelde voorwaarden zijn vervuld, vraagt zij aan de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap, met het oogmerk te controleren of de in 3° bedoelde voorwaarde ook is vervuld, een met redenen omkleed advies met betrekking tot de opportuniteit om de regularisatie mogelijk te maken, gelet op het hoger belang van het kind en op de rechten die hem zijn toegekend op grond van het internationaal recht.Het advies van de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap heeft inzonderheid betrekking op de inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, op de adopteerbaarheid van het kind en op het bestaan voor het kind van een andere duurzame oplossing van familiale opvang dan interlandelijke adoptie.". Afdeling 2

Wijziging van artikel 1231-25 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 156.In artikel 1231-25 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, worden de woorden "derde en vierde lid" vervangen door de woorden "tweede lid". Afdeling 3. - Overgangsbepaling

Art. 157.Artikel 155 is van toepassing op de verzoeken tot regularisatie die in behandeling zijn bij de federale centrale autoriteit op de dag dat dit hoofdstuk in werking treedt. Afdeling 4. - Inwerkingtreding

Art. 158.Dit hoofdstuk treedt in werking de dag nadat het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt. HOOFDSTUK 2 1. - Wijzigingen van de artikelen 76 en 101 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 159.Artikel 76 van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 april 2007, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De raadkamer kan zitting hebben in de gevangenis voor de behandeling van zaken in toepassing van de artikelen 21, 22 en 22bis van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis [...].".

Art. 160.Artikel 101 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 december 2006, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De kamer van inbeschuldigingstelling kan zitting hebben in de gevangenis voor de behandeling van zaken in toepassing van artikel 30 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis [...].".

Art. 161.De artikelen 159 en 160 hebben uitwerking vanaf 1 januari 2014. HOOFDSTUK 2 2. - Wijzigingen van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis

Art. 162.In artikel 24bis, ingevoegd door de wet van 27 december 2012 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bestaande tekst zal § 1 vormen;2° in § 1 wordt het 1° aangevuld met de woorden "overeenkomstig de bepalingen van artikel 23, 2° ";3° het artikel wordt aangevuld met een § 2, luidende : " § 2.De onderzoeksrechter kan in elke stand van het geding ambtshalve of op vordering van de procureur des Konings, bij een met redenen omklede beschikking die hij onmiddellijk aan de procureur des Konings meedeelt, beslissen dat het bevel tot aanhouding of de beschikking of het arrest tot handhaving van de voorlopige hechtenis dat ten uitvoer wordt gelegd in de gevangenis, vanaf dat moment ten uitvoer zal worden gelegd door een hechtenis onder elektronisch toezicht.".

Art. 163.In artikel 25, § 2, derde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 31 mei 2005 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2012, worden de woorden "of de modaliteit van uitvoering ervan te wijzigen" opgeheven. HOOFDSTUK 2 3. - Wijzigingen van de wetgeving betreffende de tijdelijke personeelsformaties bij de hoven van beroep en van de parketten-generaal Afdeling 1. - Wijzigingen van de wet van 29 november 2001 tot

vaststelling van een tijdelijke personeelsformatie van raadsheren teneinde de gerechtelijke achterstand bij de hoven van beroep weg te werken

Art. 164.In artikel 2 van de wet van 29 november 2001 tot vaststelling van een tijdelijke personeelsformatie van raadsheren teneinde de gerechtelijke achterstand bij de hoven van beroep weg te werken, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, worden de woorden "van twaalf jaar" vervangen door de woorden "van veertien jaar".

Art. 165.In artikel 3, eerste lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, worden de woorden "van twaalf jaar" vervangen door de woorden "van veertien jaar". Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 14 december 2004 tot

wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, van de wet van 2 juli 1975 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van eerste aanleg en van artikel 211 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 166.In artikel 8, eerste lid, van de wet van 14 december 2004 tot wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, van de wet van 2 juli 1975 tot vaststelling van de personeelsformatie van de rechtbanken van eerste aanleg en van artikel 211 van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, wordt het cijfer "2013" vervangen door het cijfer "2015".

Art. 167.In artikel 9, eerste lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, wordt het cijfer "2013" vervangen door het cijfer "2015". Afdeling 3. - Wijzigingen van de wet van 10 augustus 2005 tot

wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting en tot tijdelijke toelating tot overtallige benoemingen van magistraten, wat het hof van beroep te Gent betreft

Art. 168.In artikel 3, eerste lid, van de wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting en tot tijdelijke toelating tot overtallige benoemingen van magistraten, wat het hof van beroep te Gent betreft, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, wordt het cijfer "2013" vervangen door het cijfer "2015".

Art. 169.In artikel 4, eerste lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, wordt het cijfer "2013" vervangen door het cijfer "2015".

Art. 170.In artikel 5, eerste lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, wordt het cijfer "2013" vervangen door het cijfer "2015". Afdeling 4. - Wijziging van de wet van 20 december 2005 houdende

diverse bepalingen betreffende justitie

Art. 171.In artikel 8 van de wet van 20 december 2005 houdende diverse bepalingen betreffende justitie, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, wordt het cijfer "2013" vervangen door het cijfer "2015". Afdeling 5. - Wijziging van de wet van 12 maart 2007 tot wijziging van

de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting voor wat het hof van beroep te Bergen en de rechtbank van eerste aanleg te Gent betreft en tot tijdelijke toelating tot overtallige benoeming van magistraten, wat het hof van beroep te Bergen betreft

Art. 172.In de artikelen 4 en 5 van de wet van 12 maart 2007 tot wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting voor wat het hof van beroep te Bergen en de rechtbank van eerste aanleg te Gent betreft en tot tijdelijke toelating tot overtallige benoeming van magistraten, wat het hof van beroep te Bergen betreft, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 december 2012, wordt het cijfer "2013" telkens vervangen door het cijfer "2015". Afdeling 6. - Inwerkingtreding

Art. 173.Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014, met uitzondering van de artikelen 164 en 165 die uitwerking hebben met ingang van 18 december 2013. HOOFDSTUK 2 4. - Wijzigingen inzake de personeelsformatie van plaatsvervangende rechters Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 3 april 1953 betreffende de

rechterlijke inrichting

Art. 174.In de tabel III "Rechtbanken van eerste aanleg" gevoegd bij de wet van 3 april 1953 betreffende de rechterlijke inrichting, vervangen bij de wet van 1 december 2013, wordt in de kolom met als opschrift "Plaatsvervangende rechters", het cijfer "7" dat voorkomt tegenover "Brussel Nederlandstalig", vervangen door het cijfer "8". Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 14 december 1970 tot

vaststelling van de personeelsformatie van de plaatsvervangende rechters in de arbeidsrechtbanken en in de rechtbanken van koophandel

Art. 175.In de tabel opgenomen in het enig artikel van de wet van 14 december 1970 tot vaststelling van de personeelsformatie van de plaatsvervangende rechters in de arbeidsrechtbanken en in de rechtbanken van koophandel, vervangen bij de wet van 1 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de kolom met als opschrift "Arbeidsrechtbanken", wordt het cijfer "4" dat voorkomt tegenover "Brussel Nederlandstalig", vervangen door het cijfer "5";2° in de kolom met als opschrift "Rechtbanken van koophandel", wordt het cijfer "10" dat voorkomt tegenover "Brussel Nederlandstalig", vervangen door het cijfer "8". Afdeling 3. - Inwerkingtreding

Art. 176.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 april 2014. HOOFDSTUK 2 5. - Wijzigingen van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel

Art. 177.In de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, wordt een artikel 53/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 53/1.In artikel 16 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, gewijzigd bij de wet van 23 september 1985, worden de woorden "de correctionele rechtbank van Brussel" vervangen door de woorden "de correctionele rechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Brussel"; 2° in § 2, gewijzigd bij de wet van 11 juli 1994, wordt het derde lid aangevuld als volgt : "In spoedeisende gevallen kan de rechter bij wie de zaak oorspronkelijk aanhangig is gemaakt, voorlopig en gedurende de tijd die vereist is vanwege het spoedeisende karakter, de zaak verder blijven behandelen met, indien nodig, de medewerking van een tolk."; 3° in § 2, gewijzigd bij de wet van 11 juli 1994, wordt het vierde lid aangevuld als volgt : "Naargelang van het geval, draagt de rechter de zaak over aan de politierechtbank te Brussel van de andere taalrol of aan de correctionele rechtbank te Brussel van de andere taalrol.".".

Art. 178.In dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet wordt een artikel 53/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 53/2.In artikel 21 van dezelfde wet, wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende : "Indien uit de toepassing van het eerste lid de noodzaak voortvloeit om de taal van de rechtspleging te veranderen, verwijst de rechtbank de zaak door naar de rechtsmacht van dezelfde rang van de andere taalrol, in voorkomend geval in hetzelfde administratieve arrondissement. Zo de zaak in onderzoek is en het spoedeisende karakter zulks rechtvaardigt, kan de rechter bij wie de zaak oorspronkelijk aanhangig is gemaakt voorlopig en gedurende de tijd die vereist is vanwege het spoedeisende karakter de zaak verder blijven behandelen met, indien nodig, de medewerking van een tolk.".".

Art. 179.De artikelen 177 en 178 treden in werking op 1 april 2014. HOOFDSTUK 2 6. - Wijziging van de wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank

Art. 180.In artikel 199 van de wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank, worden in het nieuwe artikel 1253ter/5, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de woorden "nadat zij hun, op verzoek van een van de partijen, door een gerechtsdeurwaarder zal zijn betekend" vervangen door de woorden "na kennisgeving door de griffier bij gerechtsbrief op verzoek van een van de partijen". HOOFDSTUK 2 7. - Wijziging van een aantal bepalingen met betrekking tot de wetgeving inzake de onbekwaamheid en de instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid Afdeling 1. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek

Art. 181.In artikel 328 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013, waarvan de bestaande §§ 1 en 2 worden vernummerd naar respectievelijk §§ 2 en 3, wordt een § 1 ingevoegd, luidende : " § 1. De erkenning kan geschieden door een ontvoogde minderjarige en door een niet-ontvoogde minderjarige met onderscheidingsvermogen.".

Art. 182.In artikel 331sexies van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 dat het enige lid wordt, worden de woorden "en artikel 332quinquies, wordt de niet-ontvoogde minderjarige, in gedingen betreffende zijn afstamming, als eiser of als verweerder vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordiger" vervangen door de woorden "artikel 332quinquies en, wat betreft de meerderjarige, § 1/1 van die bepaling, worden de niet-ontvoogde minderjarige en de wilsonbekwame meerderjarige, in gedingen betreffende hun afstamming, als eiser of als verweerder, vertegenwoordigd door hun wettelijke vertegenwoordiger, of wordt de wilsonbekwame meerderjarige, in voorkomend geval, bijgestaan door zijn bewindvoerder";2° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 183.In artikel 488/1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Voor een minderjarige kan vanaf de volle leeftijd van zeventien jaar een verzoek tot plaatsing onder bescherming ingediend worden indien vaststaat dat hij bij zijn meerderjarigheid in de toestand zal verkeren als bedoeld in het eerste lid. De bescherming treedt in werking op het tijdstip waarop de beschermde persoon meerderjarig wordt.".

Art. 184.In artikel 490/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, eerste lid, worden de woorden "en 1243" vervangen door de woorden "en 1246";2° in § 3 waarvan het enige lid het tweede lid wordt, wordt een eerste lid ingevoegd, luidende : "De lasthebber beoordeelt het tijdstip waarop de lastgever komt te verkeren in een toestand als bedoeld in artikel 488/1 of 488/2, in voorkomend geval, overeenkomstig hetgeen wordt bepaald in de lastgevingsovereenkomst bedoeld in artikel 490.Deze beoordeling is tegenstelbaar aan een derde te goeder trouw.".

Art. 185.In artikel 491 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 17 maart 2013, worden de b), c) en d) opgeheven.

Art. 186.Artikel 492 van hetzelfde wetboek, hersteld bij de wet van 17 maart 2013, wordt vervangen als volgt : "

Art. 492.De vrederechter kan ten aanzien van de persoon bedoeld in de artikelen 488/1 en 488/2 een rechterlijke beschermingsmaatregel bevelen wanneer en in de mate hij vaststelt dat dit noodzakelijk is en dat de bestaande wettelijke of buitengerechtelijke bescherming niet volstaat.

Vooraleer de vrederechter een rechterlijke beschermingsmaatregel beveelt, gaat de griffier na of in het centraal register, bijgehouden door de Koninklijke federatie van het Belgisch notariaat, een lastgevingsovereenkomst of beslissing tot beëindiging van de overeenkomst als bedoeld in artikel 490 werd geregistreerd. Als dit het geval is, laat hij door de notaris of de griffier van het vredegerecht waar de lastgevingsovereenkomst werd neergelegd, een eensluidend verklaard afschrift overzenden.

De buitengerechtelijke beschermingsmaatregel blijft van toepassing in de mate dat hij verenigbaar is met de rechterlijke beschermingsmaatregel. In voorkomend geval bepaalt de vrederechter de voorwaarden waaronder de lastgeving verder kan worden uitgevoerd.".

Art. 187.In artikel 492/1, van het hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, derde lid, 7° worden de woorden "artikel 327" vervangen door de woorden "artikel 328";2° in § 1, derde lid, 9° worden de woorden "en van de ouderlijke prerogatieven" ingevoegd na de woorden "bedoeld in boek I, titel IX"; 3° paragraaf 1, derde lid, wordt aangevuld met een 19°, luidende : "19° het verlenen van de toestemming tot het wegnemen van lichaamsmateriaal bij levenden als bedoeld in artikel 10 van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek."; 4° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De onbekwaamheid om het ouderlijk gezag bedoeld in het derde lid, 9° uit te oefenen, heeft de onbekwaamheid voor de uitoefening van het wettelijk bewind bedoeld in § 2, derde lid, 17° tot gevolg."; 5° in § 2, derde lid, wordt een 14/1° ingevoegd, luidende : "14/1° een overeenkomst als bedoeld in artikel 1478, vierde lid, af te sluiten en te wijzigen;".

Art. 188.In artikel 492/4, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "De artikelen 1241 en 1246 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing." vervangen door de woorden "Artikel 1246 van het Gerechtelijk Wetboek en, ingeval het een verzoek tot beëindiging van de rechterlijke beschermingsmaatregel betreft, artikel 1241 van het Gerechtelijk Wetboek, zijn van toepassing.".

Art. 189.In artikel 493/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "de oorzaak van de maatregel" vervangen door de woorden "de oorzaak van de beschermingsmaatregel getroffen op grond van artikel 488/1".

Art. 190.In artikel 496/3 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden tussen de woorden "een private stichting die zich uitsluitend inzet voor de te beschermen persoon" en de woorden ", rekening houdend met" de woorden "of een stichting van openbaar nut die voor de te beschermen personen over een statutair ingesteld comité belast met het opnemen van bewindvoeringen beschikt" ingevoegd;2° in het derde lid worden tussen de woorden "een private stichting die zich uitsluitend inzet voor de te beschermen persoon" en de woorden ", of de lasthebber bedoeld in artikel 490" de woorden "of een stichting van openbaar nut die voor de te beschermen personen over een statutair ingesteld comité belast met het opnemen van bewindvoeringen beschikt" ingevoegd; 3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "Indien de vrederechter een private stichting of een stichting van openbaar nut wenst aan te wijzen tot bewindvoerder, onderzoekt hij vooraf of de statuten van deze stichting en de reglementen die ter uitvoering van de statuten zijn uitgevaardigd, aansluiten bij de doelstellingen en bepalingen van dit hoofdstuk.".

Art. 191.In artikel 496/4, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "die met het beheer van de goederen verband houdt" opgeheven.

Art. 192.In artikel 496/6, 2°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "of een stichting van openbaar nut die voor de te beschermen personen over een statutair ingesteld comité belast met het opnemen van bewindvoeringen beschikt" ingevoegd na de woorden "private stichting die zich uitsluitend inzet voor de beschermde persoon".

Art. 193.In artikel 497/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 11° wordt opgeheven;2° in het 13° wordt na de woorden "het minderjarig kind van de beschermde persoon," de woorden "met uitzondering van de uitoefening van het wettelijk bewind over de goederen van de minderjarige bedoeld in boek I, titel IX," ingevoegd;3° in het 24° worden de woorden "en van het bepaalde in artikel 499/7, § 4" ingevoegd na de woorden "tot het vermogen van de beschermde persoon".

Art. 194.In artikel 498/1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "van een categorie van welbepaalde handelingen of van handelingen die gericht zijn op een welbepaald doel" vervangen door de woorden "van een categorie van welbepaalde handelingen of van handelingen die gericht zijn op een welbepaald doel. De vrederechter verduidelijkt in het laatste geval uitdrukkelijk de handelingen die verband houden met dit doel in zijn beschikking bedoeld in artikel 492/1".

Art. 195.In artikel 499/7, § 2, 5° van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "ten algemene titel" vervangen door de woorden "onder algemene titel".

Art. 196.In artikel 499/17 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : "Indien de vrederechter de opdracht van de bewindvoerder over de persoon beëindigt bij een beschikking bedoeld in de artikelen 492/4, eerste lid, of 496/7 of indien de rechterlijke beschermingsmaatregel van rechtswege eindigt overeenkomstig artikel 492/4, derde lid, geeft de vrederechter de bewindvoerder over de persoon de opdracht om, binnen de maand na de datum van de beëindiging van zijn opdracht vermeld in de beschikking, een eindverslag, opgesteld overeenkomstig artikel 499/14, § 1, neer te leggen ter griffie. De in het eerste lid bedoelde beschikking verplicht de bewindvoerder tevens om een kopie van het eindverslag over te zenden aan de beschermde persoon, aan de persoon ten aanzien van wie de rechterlijke beschermingsmaatregel is beëindigd of aan de nieuwe bewindvoerder over de persoon alsook, in voorkomend geval, aan de bewindvoerder over de goederen en de vertrouwenspersoon. De vrederechter kan de bewindvoerder over de persoon er evenwel van ontslaan dit verslag over te zenden aan de beschermde persoon, voor zover deze niet in staat is ervan kennis te nemen.

Voorts bepaalt de vrederechter in zijn beschikking de dag en het uur waarop de bewindvoerder, de beschermde persoon, de persoon ten aanzien van wie de rechterlijke beschermingsmaatregel is beëindigd of diens nieuwe bewindvoerder over de persoon alsook, in voorkomend geval, de bewindvoerder over de goederen en de vertrouwenspersoon, dienen te verschijnen in raadkamer. De beschikking wordt hen bij gerechtsbrief ter kennis gebracht.

Op de gestelde dag en uur wordt een proces-verbaal opgesteld waarin al dan niet vastgesteld wordt dat het verslag is neergelegd en goedgekeurd.

Elke goedkeuring van het verslag vóór de datum van het in het vierde lid bedoelde proces-verbaal, is nietig."; 2° in § 2 worden de woorden "inventaris van de roerende goederen" telkens vervangen door de woorden "lijst van roerende goederen die in zijn bezit zijn en die aan de rechthebbende overhandigd moeten worden";3° in § 2, derde lid, worden de woorden "aan de beschermde persoon," ingevoegd na de woorden "over te zenden"; 4° in § 2, derde lid, worden de woorden "De vrederechter kan de bewindvoerder over de goederen er evenwel van ontslaan dit verslag over te zenden aan de beschermde persoon, voor zover deze niet in staat is ervan kennis te nemen." ingevoegd na de woorden "en de vertrouwenspersoon."; 5° in § 2, vierde lid, worden de woorden "de beschermde persoon," ingevoegd na de woorden "de bewindvoerder,".

Art. 197.Artikel 499/19, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, wordt vervangen als volgt : "

Art. 499/19.§ 1. De opdracht van de bewindvoerder eindigt op het tijdstip van het overlijden van de beschermde persoon. § 2. Indien de beschermde persoon tijdens de duur van het bewind overlijdt, kan de vrederechter, ambtshalve of op verzoek van de bewindvoerder, van de vertrouwenspersoon of van elke belanghebbende evenals van de procureur des Konings, in afwijking van § 1, de bewindvoerder over de goederen, bij afwezigheid van erfgenamen die zich bij deze bewindvoerder hebben aangemeld, machtigen om diens opdracht uit te oefenen tot uiterlijk twee maanden na dit overlijden.

De bevoegdheden van de bewindvoerder zijn in dat geval beperkt tot de betaling van de bezoldigingen en vergoedingen bedoeld in artikel 497/5 van het Burgerlijk Wetboek, de begrafeniskosten en de andere bevoorrechte schuldvorderingen vermeld in de artikelen 19 en 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 evenals de rusthuiskosten voor zover deze dateren van vóór het overlijden van de beschermde persoon.

In afwijking van artikel 499/17, § 2, legt de bewindvoerder binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, zijn definitief verslag en rekening neer ter griffie, waar de erfgenamen van de beschermde persoon en de notaris die belast is met de aangifte en de verdeling van de nalatenschap ervan kennis kunnen nemen. Dit geldt onverminderd de toepassing van de artikelen 1358 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.".

Art. 198.In artikel 905, eerste lid van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 17 maart 2013, wordt in de Franse tekst het woord "judidiciaire" vervangen door het woord "judiciaire".

Art. 199.In artikel 908 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "Hetzelfde verbod geldt voor de bloedverwanten in opgaande of neergaande lijn van deze bewindvoerder of gerechtelijk mandataris, evenals voor diens echtgenoot of wettelijk samenwonende partner." opgeheven.

Art. 200.Artikel 1478 van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 23 november 1998 en gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, wordt aangevuld met drie leden, luidende : "De beschermde persoon die krachtens artikel 492/1, § 2, derde lid, 14/1°, onbekwaam werd verklaard om een overeenkomst zoals bedoeld in het vorige lid af te sluiten en te wijzigen, kan dergelijke overeenkomst afsluiten en wijzigen na hiertoe, op zijn verzoek, door de in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter, te zijn gemachtigd op basis van het door de notaris opgestelde ontwerp.

De artikelen 1241 en 1246 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing.

In bijzondere gevallen kan de vrederechter de bewindvoerder machtigen alleen op te treden of hem toestaan de beschermde persoon bij te staan. De bij artikel 1250 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalde rechtspleging is van toepassing. Bij het verzoekschrift wordt een kopie gevoegd van de notariële ontwerpakte.".

Art. 201.In artikel 2003, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "Ingeval de lastgever" vervangen door de woorden "Wat de lastgevingen bedoeld in artikel 489 betreft, ingeval de lastgever".

Art. 202.Artikel 2005 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidende : "De staat van de lastgever bedoeld in artikel 488/1 of 488/2 kan niet worden tegengeworpen aan derden die, daarvan onkundig zijnde, met de lasthebber gehandeld hebben, onverminderd het verhaal van de lastgever op de lasthebber.". Afdeling 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 203.Artikel 598 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 14 januari 2013 en gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, wordt vervangen als volgt : "

Art. 598.De vrederechter is tegenwoordig : 1° bij verdelingen waarmee het belang gemoeid is van minderjarigen, van beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard, van vermoedelijk afwezigen en van personen die geïnterneerd zijn ingevolge de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis;2° indien de vrederechter daartoe beslist, bij openbare verkopingen van onroerende goederen waarmee het belang gemoeid is van minderjarigen, van beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard, van vermoedelijk afwezigen en van personen die geïnterneerd zijn ingevolge de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis, evenals bij openbare verkopingen van onroerende goederen uit nalatenschappen die onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard zijn, uit onbeheerde nalatenschappen of uit failliete boedels. Hij oefent de bevoegdheden uit die bij de artikelen 1192 en 1206 bepaald worden.".

Art. 204.In artikel 628, 3°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "tot 490/3" vervangen door de woorden "tot 490/2".

Art. 205.Artikel 1238, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De vrederechter die gevat is overeenkomstig het eerste lid, kan uitspraak doen over alle maatregelen bedoeld in de artikelen 490/1, 490/2 en 492/1 van het Burgerlijk Wetboek.".

Art. 206.In artikel 1239, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013, wordt het cijfer "2° " vervangen door het cijfer "1° ".

Art. 207.In artikel 1240 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid wordt het woord "partij" vervangen door het woord "verzoeker";2° in het derde lid, 2°, worden de woorden "of een stichting van openbaar nut die voor de te beschermen persoon over een statutair ingesteld comité belast met het opnemen van bewindvoeringen beschikt" ingevoegd na de woorden "private stichting die zich uitsluitend inzet voor de beschermde persoon";3° in het vierde lid worden in de Franse tekst de woorden "une attestation de résidence" vervangen door de woorden "une attestation de domicile".

Art. 208.In artikel 1241 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "op het tijdstip waarop hij de persoon onderzoekt" vervangen door de woorden "op basis van actuele medische gegevens zoals het patiëntendossier bedoeld in artikel 9 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt of een recent onderzoek van de persoon";2° in het derde lid, 5°, wordt in de Franse tekst het cijfer "2011" vervangen door het cijfer "2001"; 3° het derde lid wordt aangevuld met een 6°, luidende : "6° de vermelding of de te beschermen persoon in een gezondheidstoestand is die voorkomt in de lijst bedoeld in artikel 492/5, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.".

Art. 209.In artikel 1242 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid wordt in de Franse tekst de komma na "même" opgeheven; 2° het vierde lid wordt vervangen als volgt : "Tezelfdertijd gaat de griffier na of in het centraal register, bijgehouden door de Koninklijke federatie van het Belgisch notariaat, een lastgevingsovereenkomst als bedoeld in artikel 490 van het Burgerlijk Wetboek of een verklaring houdende keuze van een bewindvoerder en van een vertrouwenspersoon werd geregistreerd en vraagt hij, in voorkomend geval, de notaris of de griffier van het vredegerecht waar de lastgevingsovereenkomst werd neergelegd of de akte tot aanduiding van een bewindvoerder en van een vertrouwenspersoon werd verleden, een eensluidend verklaard afschrift over te zenden.".

Art. 210.In artikel 1246 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "en 1476, § 2, zevende lid," vervangen door de woorden ", 1476, § 2, zevende lid en 1478, vijfde lid," en worden de woorden "331sexies, § 2," opgeheven;2° in § 2, tweede lid wordt het woord "partij" vervangen door het woord "verzoeker" en het woord "haar" door het woord "zijn";3° in § 2 wordt het derde lid vervangen als volgt : "Ingeval het verzoek gegrond is op artikel 490/2, § 2, van het Burgerlijk Wetboek worden de lastgever en de lasthebber opgeroepen om door de vrederechter gehoord te worden.In de andere gevallen worden de beschermde persoon, de bewindvoerder en, in voorkomend geval, de vertrouwenspersoon opgeroepen om door de vrederechter gehoord te worden. De oproeping gebeurt door de griffier bij gerechtsbrief." 4° paragraaf 2, vijfde lid wordt vervangen als volgt : "De personen die worden opgeroepen bij gerechtsbrief overeenkomstig het derde lid worden partij in het geding, tenzij zij zich hiertegen verzetten ter zitting.Van deze bepaling geeft de griffier kennis in de gerechtsbrief.".

Art. 211.In artikel 1250 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "en 1397/1, derde lid," vervangen door de woorden ", 1397/1, derde lid en 1478, zevende lid,"; 2° in het tweede lid worden de woorden "Hij kan de beschermde persoon, diens vertrouwenspersoon en diens bewindvoerder oproepen om hen te horen in raadkamer." vervangen door de woorden "Hij kan de lastgever, de lasthebber, de beschermde persoon, diens vertrouwenspersoon en diens bewindvoerder oproepen om hen te horen in raadkamer. In de gevallen bedoeld in de artikelen 490/2, § 1, vierde lid en 496/7, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek worden deze personen in ieder geval opgeroepen. De oproeping geschiedt door de griffier bij gerechtsbrief."; 3° het derde lid wordt vervangen als volgt : "De personen die worden opgeroepen bij gerechtsbrief overeenkomstig het tweede lid worden partij in het geding, tenzij zij zich hiertegen verzetten ter zitting.Van deze bepaling geeft de griffier kennis in de gerechtsbrief.".

Art. 212.In artikel 1252 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, tweede lid, wordt het woord "partij" vervangen door het woord "verzoeker", en het woord "haar" door het woord "zijn";2° in § 2, derde lid, worden de woorden "De oproeping door de griffier wordt binnen vijf dagen aan de partijen gezonden" vervangen door de woorden "De oproeping gebeurt bij gerechtsbrief en wordt door de griffier binnen vijf dagen aan de partijen verzonden".3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De personen die worden opgeroepen bij gerechtsbrief overeenkomstig het derde lid, worden partij in het geding, tenzij zij zich hiertegen verzetten ter zitting.Van deze bepaling geeft de griffier kennis in de gerechtsbrief.". Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling

van een Rijksregister van de natuurlijke personen

Art. 213.In artikel 3, eerste lid, 9° /1 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "artikel 1249/1" vervangen door de woorden "artikel 1249, eerste lid,". Afdeling 4. - Wijziging van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de

rechten van de patiënt

Art. 214.In artikel 14, § 1, eerste lid, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, vervangen bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "die beschermd wordt krachtens artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek" opgeheven. Afdeling 5. - Wijziging van de wet van 19 december 2008 inzake het

verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek

Art. 215.In artikel 10 van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden "bij een meerderjarige donor die hiervoor bij voorbaat heeft toegestemd, overeenkomstig § 5" vervangen door de woorden "bij een meerderjarige donor die niet het voorwerp uitmaakt van een rechterlijke beschermingsmaatregel, bedoeld in artikel 492/1, § 1, derde lid, 19°, van het Burgerlijk Wetboek en die hiervoor bij voorbaat heeft toegestemd, overeenkomstig § 5";2° in § 3, eerste lid, worden de woorden "en meerderjarigen die vallen onder het statuut van de verlengde minderjarigheid of onbekwaamverklaring, of die niet in staat zijn om rechten uit te oefenen, zoals bedoeld in artikel 14 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt" vervangen door de woorden "en meerderjarigen die krachtens artikel 492/1, § 1, derde lid, 19°, van het Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard om deze rechten uit te oefenen of die niet wilsbekwaam zijn om rechten uit te oefenen, zoals bedoeld in artikel 14 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt";3° in § 3, tweede lid, worden de woorden "de artikelen 12, 13 en 14" vervangen door de woorden "de artikelen 12 en 14". Afdeling 6. - Wijzigingen van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming

van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid

Art. 216.Artikel 227 van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid wordt aangevuld met een lid, luidende : "Het verzoek tot een rechterlijke beschermingsmaatregel bedoeld in het tweede lid moet ingediend worden bij de vrederechter die bevoegd is voor de organisatie en het toezicht op het voorlopige bewind of de voogdij. De bevoegde vrederechter kan desnoods ambtshalve toepassing maken van het tweede lid. Er wordt alsdan gehandeld overeenkomstig artikel 1247 van het Gerechtelijk Wetboek.".

Art. 217.In dezelfde wet wordt een artikel 230/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 230/1.De wilsverklaringen afgelegd overeenkomstig artikel 488bis, B, § 2 en § 3, van het Burgerlijk Wetboek, worden na de inwerkingtreding van deze wet beschouwd als wilsverklaringen afgelegd overeenkomstig de overeenstemmende bepalingen van artikel 496 en 496/1 van het Burgerlijk Wetboek.".

Art. 218.In dezelfde wet wordt een artikel 230/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 230/2.De artikelen 227, 228 en 230 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorlopige bewindvoeringen die vóór de inwerkingtreding van deze wet geregeld waren met toepassing van artikel 29 van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten.".

Art. 219.In artikel 231 van dezelfde wet worden de woorden ", 1°, " opgeheven. Afdeling 7. - Overgangsbepaling

Art. 220.De bepalingen die worden gewijzigd bij dit hoofdstuk blijven van toepassing op de op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, genomen beschermingsmaatregelen van voorlopig bewind bedoeld in artikel 488bis van het Burgerlijk Wetboek, van voogdij over personen in staat van verlengde minderjarigheid of onbekwaam verklaard, van ouderlijk gezag over personen in staat van verlengde minderjarigheid en van bijstand door een gerechtelijk raadsman in hun oude versie, tot op het ogenblik waarop deze, met toepassing van de artikelen 227 tot 229 van voormelde wet, worden onderworpen aan de door dezelfde wet ingevoegde bepalingen bedoeld in boek I, titel XI, hoofdstuk II/1 van het Burgerlijk Wetboek of uitdoven. Afdeling 8. - Inwerkingtreding

Art. 221.Dit hoofdstuk treedt in werking op 1 september 2014. HOOFDSTUK 2 8. - Wijziging van het Sociaal Strafwetboek

Art. 222.Artikel 162 van het Sociaal Strafwetboek wordt vervangen als volgt : "

Art. 162.Uitbetaling van het werknemersloon Met een sanctie van niveau 2 wordt bestraft de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die : 1° het loon van de werknemer niet heeft uitbetaald of het niet heeft uitbetaald op de datum dat het loon invorderbaar is;2° zich door de leden van zijn personeel alle of een deel van de aanvullende bijdragen doet terugbetalen die de werkgever verschuldigd is, met toepassing van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd op 19 december 1939;3° het verschuldigd vakantiegeld niet heeft uitbetaald of het niet heeft uitbetaald binnen de termijn en volgens de reglementaire voorschriften opgelegd bij de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971. Het minimum en het maximum van de strafrechtelijke geldboete of van de administratieve geldboete worden vermenigvuldigd met twaalf wanneer enerzijds het in de betrokken sector toepasselijk minimumloon niet wordt uitbetaald aan de werknemer - of in geval van deeltijdse arbeid het gedeelte van het minimumloon dat in verhouding is verschuldigd - of niet wordt uitbetaald op de datum dat het loon invorderbaar is, en er, anderzijds, samenloop is met twee of meerdere inbreuken bedoeld bij de artikelen 138, 140 tot 142, 156, 157, 163, 165 tot 167 of 169.

Voor de in dit artikel bedoelde inbreuken wordt de geldboete vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.". HOOFDSTUK 2 9. - Wijzigingen van de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders

Art. 223.Artikel 509 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders, wordt aangevuld met een § 3, luidende : " § 3. De gerechtsdeurwaarder is persoonlijk aansprakelijk voor de fouten die hij begaat in de uitoefening van zijn ambt, ongeacht of hij dat ambt al dan niet binnen een onderneming uitoefent. Hij is verplicht die aansprakelijkheid te verzekeren ten belope van vijf miljoen euro. Hij kan echter slechts aansprakelijk worden gesteld ten belope van maximum 5 miljoen euro per schadegeval.".

Art. 224.Artikel 516 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders, wordt vervangen als volgt : "

Art. 516.Het koninklijk besluit tot benoeming bepaalt in welk gerechtelijk arrondissement de gerechtsdeurwaarder zijn ambt zal uitoefenen en kantoor moet houden.

De gerechtsdeurwaarder houdt kantoor in de gemeente die de minister van Justitie aanwijst. Deze aanwijzing kan worden gewijzigd op verzoek van de betrokkene. Bij overtreding wordt de gerechtsdeurwaarder als ontslagnemend beschouwd; dientengevolge kan de minister van Justitie, na advies van de rechtbank aan de Koning voorstellen hem te vervangen.

De gerechtsdeurwaarder mag zijn ambtelijke taken slechts uitoefenen in het gerechtelijk arrondissement dat bij het koninklijk besluit tot benoeming is bepaald.

De bepalingen inzake de territoriale bevoegdheid bepaald in artikel 633, § 2, zijn van overeenkomstige toepassing op de gerechtsdeurwaarders.

De gerechtsdeurwaarders met standplaats in de kantons van Limburg-Aubel, Malmédy-Spa-Stavelot, Verviers-Herve en Verviers of in het gerechtelijk arrondissement Eupen mogen alle exploten in die gebiedsomschrijvingen verrichten. De gerechtsdeurwaarders met standplaats in de kantons Limbourg-Aubel, Malmédy-Spa-Stavelot, Verviers - Herve en Verviers die hun ambt willen uitoefenen in het gerechtelijk arrondissement Eupen, moeten echter het bewijs leveren van de kennis van het Duits, overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 november 1993 tot bepaling van de eisen inzake taalkennis en tot regeling van de taalexamens voor de kandidaten voor het ambt van gerechtsdeurwaarder.".

Art. 225.Artikel 518 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders, wordt vervangen als volgt : "

Art. 518.De Koning bepaalt het aantal gerechtsdeurwaarders per gerechtelijk arrondissement, nadat de adviezen zijn ingewonnen van de procureur-generaal bij het hof van beroep, van de procureur des Konings en van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders.

De spreiding van de standplaatsen wordt door de Koning bepaald in functie van de bereikbaarheid van de gerechtsdeurwaarder voor de rechtsonderhorige.

In het door de Koning bepaalde aantal gerechtsdeurwaarders zijn zij die de ouderdom van zeventig jaar hebben overschreden niet inbegrepen.

Zijn er meer gerechtsdeurwaarders in functie dan het getal dat door de Koning is bepaald, geschiedt de vermindering tot laatstbedoeld getal slechts bij overlijden, ontslag of afzetting.".

Art. 226.Artikel 535 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders, wordt vervangen als volgt : "

Art. 535.Het directiecomité van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders neemt, door toedoen van de verslaggever, kennis van de tuchtzaken, hetzij ambtshalve, hetzij op klacht, hetzij op schriftelijke aangifte door de procureur des Konings of door de verslaggever van een arrondissementskamer.".

Art. 227.Artikel 536 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders, wordt vervangen als volgt : "

Art. 536.Het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd, wordt daarvan door de verslaggever van de Nationale Kamer bij een aangetekende zending binnen een maand na de kennisname van de feiten door de verslaggever op de hoogte gebracht.

Die brief wordt door de verslaggever ondertekend en door de secretaris, die daarvan aantekening houdt, verzonden. Hierin wordt het feit omschreven dat de betrokkene wordt ten laste gelegd en wordt de betrokkene geïnformeerd over de plaats en het tijdstip waarop hij kennis kan nemen van het dossier.

De betrokkene kan zijn opmerkingen schriftelijk of mondeling kenbaar maken en vragen om gehoord te worden. De verslaggever kan bemiddelen en pogen de partijen te verzoenen. De verslaggever doet een onderzoek en stelt een verslag op.".

Art. 228.Artikel 537 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders, wordt vervangen als volgt : "

Art. 537.§ 1. Indien het directiecomité van oordeel is dat het feit aanleiding geeft tot een tuchtprocedure, stuurt hij het dossier naar de tuchtcommissie. § 2. Indien het directiecomité van oordeel is dat het feit geen aanleiding geeft tot een tuchtprocedure, wordt een met redenen omklede beslissing in die zin opgesteld. Het directiecomité deelt zijn beslissing bij aangetekende zending mee aan de klager, zo de aanhangigmaking bij het directiecomité het gevolg was van een klacht, en aan de betrokkene, alsook aan de bevoegde procureur des Konings, en aan de verslaggever van de arrondissementskamer, zo de aanhangigmaking het gevolg was van een aangifte. De bevoegde procureur des Konings is deze van de hoofdplaats van het gerechtelijk arrondissement waar de betrokken gerechtsdeurwaarder zijn standplaats heeft.

Indien de klager of de syndicus van de arrondissementskamer het niet eens zijn met de in het eerste lid bedoelde met redenen omklede beslissing, kunnen zij binnen vijftien dagen na zending van de beslissing, de verslaggever bij aangetekende zending verzoeken om het dossier voor de behandeling van de klacht aan de tuchtcommissie voor te leggen.

De procureur des Konings kan de verwijzing vorderen naar de tuchtcommissie binnen vijftien dagen na de verzending van de beslissing.".

Art. 229.Artikel 543 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarders, wordt vervangen als volgt : "

Art. 543.Binnen vijftien dagen na de uitspraak wordt van de beslissing bij aangetekende zending kennis gegeven aan de klager, aan het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd en aan de bevoegde procureur des Konings.

In de kennisgeving van de beslissing aan het lid aan wie een feit ten laste wordt gelegd wordt melding gemaakt van de mogelijkheid tot beroep, bepaald in artikel 544, en van de termijn waarbinnen het beroep kan worden ingesteld.

Een afschrift van de beslissing en van het dossier worden bezorgd aan de verslaggever van de Nationale Kamer die de zaak heeft verzonden naar de tuchtcommissie en aan de syndicus van de arrondissementskamer van het lid aan wie een feit wordt ten laste gelegd.

De archieven van de tuchtcommissie worden bewaard op de Nationale Kamer.".

Art. 230.De artikelen 223 tot 229 treden in werking op het ogenblik dat de wet van 7 januari 2014 tot wijziging van het statuut van de gerechtsdeurwaarder in werking treedt. HOOFDSTUK 3 0. - Wijziging van artikel 211 van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 231.In artikel 211, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het woord "tweeëndertig" vervangen door het woord "vierendertig" en het woord "dertig" wordt vervangen door het woord "eenendertig".

Art. 232.Dit hoofdstuk heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 25 april 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Minister van Middenstand, K.M.O.'s, Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM De Minister van Financiën, K. GEENS De Staatssecretaris voor de Regie der Gebouwen, toegevoegd aan de Minister van Financiën, S. VERHERSTRAETEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers : (www.dekamer.be) : stukken : 53-3149 - 2013/2014 Integraal verslag : 16 januari 2014, en 2 en 3 april 2014 (*) Senaat (www.senate.be) Stukken : 5-2443 - 2013/2014 Handelingen van de Senaat : 27 februari en 13 maart 2014

BIJLAGE

1. OVERZICHT HUISVESTING VREDEGERECHTEN - VLAANDEREN

1.APERCU LOGEMENT JUSTICES DE PAIX [1] - FLANDRE

CATEGORIE/CATEGORIE : I = behouden/maintenir

PRIORITEIT/PRIORITE : H = Hoog/Haute

II = behouden, mits renovatie/maintenu, moyennant rénovation

L = Laag/Bas

III = te verlaten/à quitter


Eigendom gemeente - Propriété de la commune

Gehuurd door de gemeente - Pris en location par la commune

Categorie Catégorie

1

Arendonk

1

III

2

Antwerpen 8 - Berchem

1

III

3

Antwerpen 9 - Borgerhout

1

II

4

Antwerpen 12 - Deurne

1

II

5

Eeklo

1

III

6

Antwerpen 11 - Ekeren

1

III

7

Geel

1

III

8

Grimbergen

1

I

9

Heist-op-den-berg

1

I

10

Herne-St.Pieters Leeuw/ Zetel Herne

1

II

11

Houthalen-Helchteren

1

III

12

Kraainem-St.Genesius Rode/Zetel Kraainem

1

III

13

Lennik

1

III

14

Lokeren

1

I

15

Neerpelt-Lommel/Zetel Lommel

1

I

16

Merelbeke

1

II

17

Veurne-Nieuwpoort/Zetel Nieuwpoort

1

III

18

Schilde

1

III

19

Herne-St.Pieters Leeuw/Zetel St.Pieters Leeuw

1

III

20

Waregem

1

I

21

Zandhoven

1

II

22

Wetteren-Zele/Zetel Zele

1

I

23

Zomergem

1

II

24

Zottegem-Herzele/Zetel Zottegem

1

III

25

Landen-Zoutleeuw/Zetel Zoutleeuw

1

III

Sous-total Flandre / Subtotaal Vlaanderen


25

20

5


2. OVERZICHT HUISVESTING VREDEGERECHTEN - WALLONIE

2.APERCU LOGEMENT JUSTICES DE PAIX - WALLONIE

CATEGORIE/CATEGORIE : I = behouden/maintenir

PRIORITEIT/PRIORITE : H = Haute/Hoog

II = behouden, mits renovatie/maintenu, moyennant rénovation

L = Laag/Bas

III = te verlaten/à quitter


Eigendom gemeente - Propriété de la commune

Gehuurd door de gemeente - Pris en location par la commune

Categorie Catégorie

1

Limbourg-Aubel/Siège Aubel

1

II

2

St.Hubert-Bouillon-Paliseul/Siège Bouillon

1

III

3

Braine l'Alleud

1

III

4

Mouscron-Comines/Siège Comines (Warneton)

1

I

5

Dour-Colfontaine/Siège Dour

1

I

6

Florennes-Walcourt/Siège Florennes

1

II

7

Virton-Etalle-Florenville/Siège Florenville

1

II

8

Hamoir

1

I

9

Verviers 1-Herve/Siège Herve

1

I

10

Charleroi 4 - Jumet

1

III

11

Enghien-Lens/Siège Lens

1

I

12

Peruwelz-Leuze-en-Hainaut/Siège Leuze-en-Hainaut

1

III

13

Sprimont (Louveigne)

1

III

14

Malmedy-Spa-Stavelot/Siège Malmedy

1

II

15

Beaumont-Chimay-Merbes-le-Chateau/Siège Merbes-le-Chateau

1

III

16

St.Hubert-Bouillon-Paliseul/Siège Paliseul

1

II

17

Peruwelz-Leuze-en-Hainaut/Siège Peruwelz

1

III

18

Jodoigne-Perwez/Siège Perwez

1

III

19

Saint-Nicolas

1

I

20

Malmedy-Spa-Stavelot/Siège Spa

1

III

21

Visé (Cheratte)

1

II

22

Wavre 2

1

III

Sous-total Wallonie / Subtotaal Wallonië


22

16

6


3. OVERZICHT HUISVESTING VREDEGERECHTEN - BRUSSEL

3.APERCU LOGEMENT JUSTICES DE PAIX - BRUXELLES

CATEGORIE/CATEGORIE : I = behouden/maintenir

PRIORITE/PRIORITEIT : H = Hoog/Haute

II = behouden, mits renovatie/maintenu, moyennant rénovation

L = Laag/Bas

III = te verlaten/à quitter


Eigendom gemeente - Propriété de la commune

Gehuurd door de gemeente - Pris en location par la commune

Categorie Catégorie

1

Anderlecht - K1 -K2

2

II

4

Ixelles

1

I

5

Etterbeek

1

I

6

Jette

1

II

11

Saint-Gilles

1

II

12

Molenbeek Saint Jean

1

II

13

Saint Josse Ten Noode

1

III

15

Uccle

1

I

16

Forest

1

II

Sous-total Bruxelles / Subtotaal Brussel


10

10

0

^