gepubliceerd op 10 juni 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 22 april 2004 in zake de n.v. CBC Banque tegen P.-E. Defrance en L. Corman, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof 1. « Schenden de artikelen 25, 26 en 82 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals gewijzi(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 22 april 2004 in zake de n.v. CBC Banque tegen P.-E. Defrance en L. Corman, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 27 april 2004, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schenden de artikelen 25, 26 en 82 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals gewijzigd bij de wet van 4 september 2002, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de borg of de echtgenoot van een gefailleerde die de tenuitvoerlegging van zijn verbintenis tegenover een schuldeiser van de gefailleerde heeft kunnen vermijden, zich in een gunstigere situatie bevindt dan de borg of de echtgenoot van een gefailleerde die, voordat de beslissing over verschoonbaarheid is gevallen, tot tenuitvoerlegging is gedwongen, terwijl de verschoonbaarheid van de gefailleerde hun evenzeer ten goede komt ? » 2.« Schenden de artikelen 25, 26 en 82 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals gewijzigd bij de wet van 4 september 2002, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de verschoonbaar verklaarde gefailleerde de gevolgen van de verschoonbaarheid ten volle zal genieten voor het passief dat bij de sluiting van het faillissement onbetaald is, terwijl de echtgenoot of borg van de gefailleerde de facto dat voordeel kan worden ontnomen doordat de middelen van tenuitvoerlegging die tegen hen worden aangewend, niet zijn geschorst ? » Die zaak, ingeschreven onder nummer 2986 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 2893.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.