Etaamb.openjustice.be
Wet van 11 juli 2013
gepubliceerd op 02 augustus 2013

Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffingvan diverse bepalingen ter zake

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2013009377
pub.
02/08/2013
prom.
11/07/2013
ELI
eli/wet/2013/07/11/2013009377/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

11 JULI 2013. - Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffingvan diverse bepalingen ter zake (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Bepalingen betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen

Art. 2.In boek III van het Burgerlijk Wetboek wordt het opschrift van titel XVII vervangen door wat volgt : « Zakelijke zekerheden op roerende goederen ».

Art. 3.Artikel 2071, gewijzigd bij de wet van 18 maart 1999, en artikel 2072 van het Burgerlijk Wetboek worden opgeheven.

Art. 4.In dezelfde titel wordt het opschrift van hoofdstuk 1 vervangen door wat volgt : « Pandrecht ».

Art. 5.In hetzelfde hoofdstuk 1 wordt een afdeling 1 ingevoegd, die de artikelen 2073 en 2074 bevat, luidende : « Algemeen ».

Art. 6.In afdeling 1, ingevoegd bij artikel 5, wordt artikel 2073 vervangen door artikel 1, luidende : «

Artikel 1.Doelstelling Het pandrecht verleent aan de pandhouder het recht om bij voorrang boven de andere schuldeisers te worden betaald uit de bezwaarde goederen. »

Art. 7.In dezelfde afdeling 1 wordt artikel 2074, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juni 2000, vervangen door artikel 2, luidende : «

Art. 2.Totstandkoming Onder voorbehoud van artikel 4, tweede lid, komt het pandrecht tot stand door de overeenkomst tussen pandgever en pandhouder. »

Art. 8.In dezelfde afdeling 1 wordt artikel 2075, vervangen bij de wet van 12 december 1996, vervangen door artikel 3, luidende : «

Art. 3.Vertegenwoordiging Een pandovereenkomst die wordt gesloten door een vertegenwoordiger voor rekening van één of meer begunstigden is geldig en tegenwerpelijk aan derden wanneer de identiteit van de begunstigden kan worden vastgesteld aan de hand van de overeenkomst. Alle daaruit voortvloeiende rechten behoren tot het vermogen van die begunstigden.

De vertegenwoordiger kan alle rechten uitoefenen die normaal toekomen aan de pandhouder. Hij is, behoudens andersluidende overeenkomst, met de begunstigde hoofdelijk aansprakelijk. »

Art. 9.In dezelfde afdeling 1 wordt artikel 2076 vervangen door artikel 4, luidende : «

Art. 4.Bewijs De inpandgeving wordt bewezen door een geschrift dat de door het pand bezwaarde goederen, de gewaarborgde schuldvorderingen en het maximaal bedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn, nauwkeurig aanduidt.

Is de pandgever een consument in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, dan dient voor de geldigheid van de overeenkomst een geschrift te worden opgesteld dat, naargelang het geval, voldoet aan het vereiste van artikel 1325 of artikel 1326.

Het in het tweede lid bedoelde geschrift vermeldt, voor de toepassing van artikel 7, vierde lid, de waarde van het verpande goed of van de verpande goederen. »

Art. 10.In dezelfde afdeling 1 wordt artikel 2077 vervangen door artikel 5, luidende : «

Art. 5.Derde-pandgever Het pandrecht kan door een derde worden gegeven voor de schuldenaar.

Behoudens anders overeengekomen, kan, indien voor eenzelfde schuldvordering zowel goederen van de schuldenaar als van een derde zijn verpand, de derde-pandgever vorderen dat eerst de goederen van de schuldenaar worden uitgewonnen. »

Art. 11.In dezelfde afdeling 1 wordt artikel 2078 vervangen door artikel 6, luidende : «

Art. 6.Bevoegdheid van de pandgever De inpandgeving is slechts geldig indien de pandgever bevoegd is de goederen te verpanden.

Heeft de pandgever die bevoegdheid niet, dan verkrijgt de pandhouder niettemin een pandrecht indien hij bij het sluiten van de overeenkomst redelijkerwijze mocht veronderstellen dat de pandgever tot verpanding bevoegd was. »

Art. 12.In dezelfde afdeling 1 wordt artikel 2079 vervangen door artikel 7, luidende : «

Art. 7.Voorwerp Het pandrecht kan een roerend lichamelijk of onlichamelijk goed of een bepaald geheel van dergelijke goederen tot voorwerp hebben.

Behoudens beperkende bepalingen in de pandovereenkomst, omvat het pandrecht dat een handelszaak tot voorwerp heeft het geheel der goederen die de handelszaak uitmaken.

Behoudens beperkende bepalingen in de pandovereenkomst, omvat het pandrecht dat een landbouwexploitatie tot voorwerp heeft het geheel der goederen die tot de exploitatie dienen.

Is de pandgever een consument in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, dan mag de waarde van het verpande goed of de verpande goederen het dubbel van de omvang van het pandrecht zoals bepaald in artikel 12, niet overschrijden.

Enkel goederen die krachtens de wet vatbaar zijn voor overdracht kunnen in pand worden gegeven.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn enkel van toepassing op pandrechten die intellectuele eigendomsrechten tot voorwerp hebben voor zover zij niet onverenigbaar zijn met andere bepalingen waarin dergelijke pandrechten specifiek worden geregeld. »

Art. 13.In dezelfde afdeling 1 wordt artikel 2080 vervangen door artikel 8, luidende : «

Art. 8.Toekomstige goederen Het pand kan toekomstige goederen tot voorwerp hebben. »

Art. 14.In dezelfde afdeling 1 wordt artikel 2081 vervangen door artikel 9, luidende : «

Art. 9.Zakelijke subrogatie Het pandrecht strekt zich uit tot alle schuldvorderingen die in de plaats komen van de bezwaarde goederen, waaronder de schuldvorderingen uit de overdracht ervan en deze tot vergoeding wegens tenietgaan, beschadiging of waardeverlies van het bezwaarde goed.

Behoudens anders overeengekomen, strekt het pandrecht zich uit tot de vruchten die de bezwaarde goederen voortbrengen.

De pandgever en in voorkomend geval de pandhouder zijn hierover rekenschap verschuldigd aan de andere partij. »

Art. 15.In dezelfde afdeling 1 wordt artikel 2082 vervangen door artikel 10, luidende : «

Art. 10.Gewaarborgde schuldvordering Een pandrecht kan gevestigd worden tot zekerheid van een of meer bestaande of toekomstige schuldvorderingen indien de gewaarborgde schuldvorderingen bepaald of bepaalbaar zijn.

De pandovereenkomst vermeldt het maximumbedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn. »

Art. 16.In dezelfde afdeling 1 wordt artikel 2083 vervangen door artikel 11, luidende : «

Art. 11.Duur De pandovereenkomst kan worden aangegaan voor een bepaalde of een onbepaalde duur.

Is de overeenkomst aangegaan voor een onbepaalde duur, dan kan de pandgever de overeenkomst beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van minimaal drie en maximaal zes maanden.

Behoudens andersluidende overeenkomst, wanneer de pandovereenkomst wordt beëindigd door het verstrijken van de termijn of door een opzegging, strekt het pandrecht enkel tot waarborg van de schuldvorderingen die bestaan op het tijdstip van het einde van de overeenkomst. »

Art. 17.In dezelfde afdeling 1 wordt artikel 2084 vervangen door artikel 12, luidende : «

Art. 12.Omvang Het pandrecht strekt zich, binnen het overeengekomen bedrag, uit tot de hoofdsom van de gewaarborgde schuldvordering en tot de bijhorigheden zoals de interest, het schadebeding en de kosten van uitwinning.

Is de pandgever een consument in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, dan mogen die bijhorigheden echter niet groter zijn dan 50 % van de hoofdsom. »

Art. 18.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 13 ingevoegd, luidende : «

Art. 13.Ondeelbaarheid Het pandrecht is ondeelbaar, niettegenstaande de schuld onder de algemene rechtsopvolgers of de rechtsopvolgers onder algemene titel van de schuldenaar of onder die van de schuldeiser deelbaar is.

De algemene rechtsopvolger of de rechtsopvolger onder algemene titel van de schuldenaar, die zijn aandeel in de schuld betaald heeft, kan zijn aandeel in het pandrecht niet terugvorderen, zolang de schuld niet ten volle voldaan is.

Zijnerzijds kan de algemene rechtsopvolger of de rechtsopvolger onder algemene titel van de schuldeiser, die zijn aandeel in de schuld ontvangen heeft, het pandrecht niet teruggeven ten nadele van degenen onder zijn algemene mede-rechtsopvolgers of mede-rechtsopvolgers onder algemene titel, die niet betaald zijn. »

Art. 19.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 14 ingevoegd, luidende : «

Art. 14.Herverpanding De pandhouder is niet bevoegd tot het bezwaren van het goed. »

Art. 20.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 15 ingevoegd, luidende : «

Art. 15.Tegenwerpelijkheid Het pandrecht is tegenwerpelijk aan derden door een overeenkomstig artikel 29, eerste lid, uitgevoerde registratie in het pandregister.

De onjuiste identificatie van de pandgever ontneemt elk gevolg aan de registratie, behalve indien een opzoeking in het register aan de hand van het juiste element van identificatie toelaat de inschrijving terug te vinden, onverminderd artikel 29, tweede lid.

De onjuiste identificatie van de pandhouder of van zijn vertegenwoordiger of de onjuiste aanduiding van de door het pandrecht bezwaarde goederen ontnemen elk gevolg aan de registratie, behalve indien zij een redelijke persoon die een opzoeking doet niet ernstig op een dwaalspoor brengen, onverminderd artikel 29, tweede lid.

De onjuiste aanduiding van de gewaarborgde schuldvorderingen of van het maximaal bedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn, ontneemt geen gevolg aan de registratie, onverminderd artikel 29, tweede lid.

De rang van het pandrecht wordt bepaald volgens de chronologische volgorde van de registratie ervan.

De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel. »

Art. 21.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 16 ingevoegd, luidende : «

Art. 16.Verplichtingen van de pandgever De pandgever dient als goed pandgever voor de bezwaarde goederen zorg te dragen.

De pandhouder is gerechtigd om op ieder ogenblik de bezwaarde goederen te inspecteren. »

Art. 22.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 17 ingevoegd, luidende : «

Art. 17.Gebruiksrecht De pandgever is gerechtigd tot een redelijk gebruik van de in pand gegeven goederen overeenkomstig hun bestemming. »

Art. 23.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 18 ingevoegd, luidende : «

Art. 18.Verwerking Behoudens anders overeengekomen, is de pandgever gerechtigd tot verwerking van goederen die bestemd zijn voor verwerking.

Ontstaat door die toegestane verwerking een nieuw goed, dan bezwaart het pandrecht dit nieuw tot stand gekomen goed, behoudens anders overeengekomen. In geval van niet toegestane verwerking zijn de artikelen 570 en volgende van toepassing.

Werden voor de verwerking goederen van derden aangewend en is de afscheiding van deze goederen onmogelijk of economisch niet verantwoord, dan bezwaart het pandrecht het nieuw totstandgekomen goed indien dit goed het voornaamste is in de zin van artikel 567 of, desgevallend, indien dit goed de grootste waarde heeft. In dat geval heeft de derde op de pandhouder een vordering wegens verrijking zonder oorzaak. »

Art. 24.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 19 ingevoegd, luidende : «

Art. 19.Onroerendmaking De onroerendmaking van de bezwaarde goederen laat het recht van de pandhouder om bij voorrang uit de opbrengst van deze goederen te worden voldaan onverlet. »

Art. 25.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 20 ingevoegd, luidende : «

Art. 20.Vermenging De vermenging van vervangbare goederen die volledig of gedeeltelijk met een pandrecht zijn bezwaard door een of meer pandgevers, laat het pandrecht onverlet.

Zijn er meerdere pandhouders, dan kunnen zij hun pandrecht op de vermengde goederen doen gelden in verhouding tot hun rechten. »

Art. 26.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 21 ingevoegd, luidende : «

Art. 21.Beschikking Behoudens anders overeengekomen, kan de pandgever vrij over de bezwaarde goederen beschikken binnen een normale bedrijfsvoering. »

Art. 27.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 22 ingevoegd, luidende : «

Art. 22.Sanctie Het beding op grond waarvan de bezwaarde goederen op eenvoudig verzoek van de pandhouder volledig of gedeeltelijk aan laatstgenoemde moeten worden afgegeven, wordt als niet geschreven beschouwd.

Indien de pandgever in ernstige mate aan zijn verplichtingen tekortschiet, kan de rechter op vordering van de pandhouder bevelen dat de bezwaarde goederen aan hem worden afgegeven of onder een gerechtelijk sekwester worden gesteld.

De bedrieglijke vervreemding of de bedrieglijke verplaatsing van de bezwaarde goederen is strafbaar met de straffen voorzien in artikel 491 van het Strafwetboek. »

Art. 28.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 23 ingevoegd, luidende : «

Art. 23.Overgang van pandrecht De overdracht van de gewaarborgde schuldvordering heeft de overgang van het pandrecht tot gevolg.

Laatstgenoemde overgang is tegenwerpelijk aan derden door de registratie ervan in het pandregister of door de overdracht van het bezit van de bezwaarde goederen aan de overnemer.

De gewaarborgde schuldvordering mag gedeeltelijk worden overgedragen.

In dat geval is de overgang van het pandrecht evenredig met de omvang van de overdracht van de schuldvordering. »

Art. 29.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 24 ingevoegd, luidende : «

Art. 24.Beschikking van verpande goederen Het pandrecht volgt de bezwaarde goederen, in welke handen zij ook overgaan. De overnemer geldt als pandgever vanaf het ogenblik van de overdracht.

Het eerste lid is niet van toepassing indien de pandgever overeenkomstig artikel 21 gerechtigd was tot beschikking over de bezwaarde goederen, indien de pandhouder had ingestemd met de beschikking of indien de verkrijger zich kan beroepen op artikel 2279. »

Art. 30.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 25 ingevoegd, luidende : «

Art. 25.Derde-verkrijgers De registratie in het pandregister sluit de toepassing van artikel 2279 uit ten aanzien van rechtverkrijgers onder bijzondere titel van de pandgever die handelen in het raam van hun bedrijf of beroep. »

Art. 31.In hetzelfde hoofdstuk 1, ingevoegd bij artikel 3, wordt een afdeling 2 ingevoegd, luidende : « Publiciteit ».

Art. 32.In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 31, wordt een artikel 26 ingevoegd, luidende : «

Art. 26.Pandregister De registratie van een pandrecht geschiedt in het Nationaal Pandregister, pandregister genoemd, dat wordt bewaard bij de dienst Hypotheken van de algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de federale overheidsdienst Financiën.

Het pandregister is een geïnformatiseerd systeem dat bestemd is voor het invoeren en het raadplegen van pandrechten evenals het wijzigen, hernieuwen of verwijderen van de registratie van pandrechten.

De Koning is bevoegd om de werking van het pandregister te regelen.

De in het eerste lid bedoelde dienst Hypotheken is de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en wordt belast met de uitvoering van de bepalingen van die wet. »

Art. 33.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 27 ingevoegd, luidende : «

Art. 27.Authentificatie Iedere registratie, raadpleging, wijziging, hernieuwing of verwijdering van geregistreerde panden vereist de authentificatie van de gebruiker van het pandregister.

De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de nadere regels inzake die authentificatie. »

Art. 34.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 28 ingevoegd, luidende : «

Art. 28.Kosten De registratie, raadpleging, wijziging, hernieuwing en verwijdering van gegevens kunnen elk aanleiding geven tot de betaling van een retributie waarvan het bedrag door de Koning wordt bepaald.

De raadpleging van het pandregister is kosteloos voor de pandgever en voor de categorieën van personen of instellingen die de Koning heeft bepaald na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. »

Art. 35.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 29 ingevoegd, luidende : «

Art. 29.Registratie De pandhouder is krachtens de pandovereenkomst gerechtigd zijn pand te registreren door de in artikel 30 bedoelde gegevens zoals deze in het in artikel 4 bedoelde geschrift voorkomen, in overeenstemming met de nadere regels die de Koning heeft bepaald na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in het pandregister in te voeren.

De pandhouder is tot schadevergoeding gehouden voor iedere schade ten gevolge van de invoering van onjuiste gegevens.

De pandhouder brengt de pandgever schriftelijk op de hoogte van de registratie. »

Art. 36.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 30 ingevoegd, luidende : «

Art. 30.Te vermelden gegevens De registratie van het pandrecht vermeldt de volgende gegevens : 1° de identiteit van de pandhouder of van de vertegenwoordiger;2° de identiteit van de pandgever;3° de aanduiding van de door het pandrecht bezwaarde goederen;4° de aanduiding van de gewaarborgde schuldvorderingen;5° het maximaal bedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn;6° de verklaring van de pandhouder dat hij aansprakelijk is voor iedere schade ten gevolge van de invoering van onjuiste gegevens.»

Art. 37.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 31 ingevoegd, luidende : «

Art. 31.Raadplegen Met betrekking tot een geregistreerd pand zijn de volgende gegevens raadpleegbaar : 1° het registratienummer;2° de identiteit van de pandhouder of de vertegenwoordiger;3° de identiteit van de pandgever;4° de aanduiding van de door het pandrecht bezwaarde goederen;5° de aanduiding van de gewaarborgde schuldvorderingen;6° het maximaal bedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen gewaarborgd zijn;7° de verklaring van de pandhouder dat hij aansprakelijk is voor iedere schade ten gevolge van de invoering van onjuiste gegevens;8° de datum van de registratie.»

Art. 38.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 32 ingevoegd, luidende : «

Art. 32.Wijziging In geval van wijziging van de pandovereenkomst of in geval van onjuiste gegevens is de pandhouder gerechtigd de geregistreerde gegevens te wijzigen, overeenkomstig de overeenkomst en de nadere regels die de Koning heeft bepaald na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

In geval van een wijziging, geeft het register zowel de oorspronkelijke invoering als de wijziging weer.

De pandhouder brengt schriftelijk de pandgever op de hoogte van de wijziging van de registratie. »

Art. 39.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 33 ingevoegd, luidende : «

Art. 33.Onjuiste gegevens De pandgever is gerechtigd om van de pandhouder de verwijdering of de wijziging te vorderen van onjuiste gegevens.

In geval van onenigheid richt de pandgever zijn verzoek tot de dienst Hypotheken die de juistheid van de gegevens kosteloos controleert na het advies van de pandhouder te hebben ingewonnen. »

Art. 40.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 34 ingevoegd, luidende : «

Art. 34.Toegang tot het register Hebben toegang tot het register : - de pandgever en de pandhouder; - de categorieën van personen of instellingen die de Koning heeft bepaald na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De nadere regels inzake die toegang worden bepaald door de Koning na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. »

Art. 41.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 35 ingevoegd, luidende : «

Art. 35.Termijn De registratie van het pandrecht vervalt na verloop van tien jaar.

Vanaf dat tijdstip is het pandrecht niet meer raadpleegbaar in het pandregister.

Deze termijn is niettemin vatbaar voor herhaalde vernieuwing voor een nieuwe termijn van tien jaar.

De hernieuwing geschiedt door middel van een invoering in het register voorafgaand aan het verstrijken van de termijn van tien jaar en volgens de nadere regels die de Koning heeft bepaald na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De pandhouder brengt de pandgever schriftelijk op de hoogte van de hernieuwing van de registratie. »

Art. 42.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 36 ingevoegd, luidende : «

Art. 36.Verwijdering van de registratie De pandhouder moet in geval van betaling van de schuld ervoor zorgen dat de registratie van het pandrecht wordt verwijderd.

De pandhouder en de pandgever kunnen de dienst Hypotheken op ieder tijdstip in onderling akkoord om de verwijdering van de registratie van het pandrecht verzoeken.

Bij gebrek aan akkoord wordt de verwijdering via gerechtelijke weg gevraagd, onverminderd eventuele schadevergoeding. »

Art. 43.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 37 ingevoegd, luidende : «

Art. 37.Overdracht van schuldvordering De registratie van de overdracht van het pandrecht bij overdracht van de gewaarborgde schuldvordering gebeurt volgens door de Koning nader bepaalde regels, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Tot dat tijdstip behoudt de registratie zijn uitwerking krachtens de invoering van de overdrager.

De registratie van de overdracht vermeldt de identiteit van de overnemer.

De registratie van de overdracht dient te gebeuren door de overdrager. »

Art. 44.In dezelfde afdeling 2 wordt een artikel 38 ingevoegd, luidende : «

Art. 38.Rangafstand Een afstand van rang is slechts tegenwerpelijk aan derden door de registratie ervan volgens de nadere regels die de Koning heeft bepaald na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. »

Art. 45.In hetzelfde hoofdstuk 1 wordt een afdeling 3 ingevoegd, luidende : « Tegenwerpelijkheid door buitenbezitstelling van lichamelijke goederen ».

Art. 46.In afdeling 3, ingevoegd bij artikel 45, wordt een artikel 39 ingevoegd, luidende : «

Art. 39.Inbezitstelling Het pandrecht van een lichamelijk goed is eveneens tegenwerpelijk aan derden wanneer het goed in de feitelijke macht van de schuldeiser of van een overeengekomen derde wordt gesteld. »

Art. 47.In dezelfde afdeling 3 wordt een artikel 40 ingevoegd, luidende : «

Art. 40.Bewijs De pandovereenkomst kan worden bewezen door alle rechtsmiddelen.

Is de pandgever een consument in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, dan dient als bewijs van de overeenkomst een geschrift te worden opgesteld dat naargelang het geval voldoet aan het vereiste van artikel 1325 of artikel 1326. »

Art. 48.In dezelfde afdeling 3 wordt een artikel 41 ingevoegd, luidende : «

Art. 41.Gevolgen Tot aan de uitwinning van het pand blijft de pandgever eigenaar van het pand, dat in handen van de pandhouder niets meer is dan een bewaargeving tot waarborg van zijn pandrecht. »

Art. 49.In dezelfde afdeling 3 wordt een artikel 42 ingevoegd, luidende : «

Art. 42.Gebruiksrecht De pandhouder is niet gerechtigd tot het gebruik van de bezwaarde goederen tenzij en voor zover dit noodzakelijk is voor hun behoud. »

Art. 50.In dezelfde afdeling 3 wordt een artikel 43 ingevoegd, luidende : «

Art. 43.Verplichtingen van de pandhouder De pandhouder dient voor verpande goederen als een goed pandhouder zorg te dragen.

De pandhouder is, volgens de regels gesteld in de titel « Contracten of verbintenissen uit overeenkomst in het algemeen », aansprakelijk voor het verlies of de beschadiging van het pand, die het gevolg zijn van zijn nalatigheid.

Door de pandhouder betaalde nuttige kosten tot behoud en tot onderhoud, met inbegrip van de door hem aan het goed verbonden lasten, moeten hem door de pandgever worden terugbetaald.

De pandgever is gerechtigd om op ieder ogenblik de goederen te inspecteren. »

Art. 51.In dezelfde afdeling 3 wordt een artikel 44 ingevoegd, luidende : «

Art. 44.Segregatieplicht Heeft het pandrecht betrekking op soortzaken, dan rust, behoudens andersluidende overeenkomst, op de pandhouder of op de overeengekomen derde de verplichting ze gescheiden te houden van soortgelijke zaken.

Als de goederen werden vermengd, moet de pandhouder bij de beëindiging van de pandovereenkomst aan de pandgever dezelfde hoeveelheid van soortgelijke zaken teruggeven.

Na beslag, faillissement of een andere situatie van samenloop die het vermogen van de pandhouder of de overeengekomen derde betreft, kan de pandgever zijn rechten uitoefenen op de afgescheiden goederen. Als de goederen werden vermengd, worden de op dat tijdstip voorhanden zijnde goederen geacht de verpande goederen te zijn ten belope van de verpande hoeveelheid. Als er meerdere pandgevers zijn, doen zij hun aanspraken op de vermengde goederen gelden in verhouding tot hun rechten. »

Art. 52.In dezelfde afdeling 3 wordt een artikel 45 ingevoegd, luidende : «

Art. 45.Sanctie Behalve indien de pandhouder of de overeengekomen derde in ernstige mate aan zijn verplichtingen verzuimt, kan de pandgever het pand niet terugvorderen voordat hij de schuld tot zekerheid waarvan het pand gegeven is ten volle betaald heeft, zowel wat de hoofdsom als de bijhorigheden betreft. »

Art. 53.In hetzelfde hoofdstuk 1 wordt een afdeling 4 ingevoegd, luidende : « Uitwinning ».

Art. 54.In afdeling 4, ingevoegd bij artikel 52, wordt een artikel 46 ingevoegd, luidende : «

Art. 46.Pandgever consument Indien de pandgever een consument is in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, mag de pandhouder, bij niet-betaling, niet over het pand beschikken; maar hij kan door de rechter doen bevelen dat dit pand aan hem zal verblijven, in betaling en ten belope van de schuld, volgens een schatting door deskundigen, of dat het pand in het openbaar of per onderhandse akte zal worden verkocht.

De pandhouder is niet gerechtigd om op te treden als koper bij een onderhandse verkoop.

Elk beding waarbij de pandhouder zou worden gemachtigd zich het pand toe te eigenen of erover te beschikken zonder inachtneming van de hiervoor bepaalde vormen, is nietig.

De artikelen 50 en 55 zijn van toepassing. »

Art. 55.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 47 ingevoegd, luidende : «

Art. 47.Pandgever niet-consument Indien de pandgever geen consument is in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, is de pandhouder, bij niet-betaling, gerechtigd om overeenkomstig de artikelen 48 tot 56 zijn pandrecht uit te oefenen door de verpande goederen geheel of gedeeltelijk te verkopen of te verhuren ter voldoening van de gewaarborgde schuldvordering.

Indien de schuldenaar tekortschiet, heeft de pandhouder het recht over het door het pandrecht bezwaarde goed te beschikken. Indien de pandgever of enige persoon die over het bezwaarde goed beschikt zich ertegen verzet, moet de pandhouder zich tot de rechter wenden overeenkomstig artikel 54.

De uitwinning dient te gebeuren te goeder trouw en op een economisch verantwoorde wijze.

De pandhouder kan zijn aansprakelijkheid in dit verband niet beperken of uitsluiten.

De bewijslast van een tekortkoming van de pandhouder berust bij de pandgever.

De partijen kunnen bij de totstandkoming van de pandovereenkomst of op een later tijdstip overeenkomen over de wijze van uitwinning. »

Art. 56.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 48 ingevoegd, luidende : «

Art. 48.Kennisgeving De pandhouder die tot uitwinning wenst over te gaan, moet daarvan ten minste tien dagen vooraf bij een aangetekende zending kennisgeven aan de schuldenaar en in voorkomend geval aan de derde-pandgever.

De kennisgeving dient ook te worden gedaan aan de andere pandhouders en aan hen die op de bezwaarde goederen beslag hebben gelegd.

De kennisgeving maakt melding van het bedrag van de gewaarborgde schuldvordering op het tijdstip van deze kennisgeving, een omschrijving van de bezwaarde goederen, de voorgenomen wijze van uitwinning en het recht van de schuldenaar of de pandgever om de goederen te bevrijden door de betaling van de gewaarborgde schuldvordering. »

Art. 57.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 49 ingevoegd, luidende : «

Art. 49.Bederfbare goederen De in artikel 48, eerste lid, bedoelde termijn voor de kennisgeving wordt beperkt tot drie dagen voor goederen die vatbaar zijn voor bederf of die onderhevig zijn aan snelle waardevermindering. »

Art. 58.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 50 ingevoegd, luidende : «

Art. 50.Betaling van de schuld Tot op het tijdstip van de uitwinning is de pandgever of iedere belanghebbende derde gerechtigd de bevrijding van het pand te verkrijgen tegen betaling van de gewaarborgde schuldvordering en de reeds gemaakte uitwinningskosten. »

Art. 59.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 51 ingevoegd, luidende : «

Art. 51.Verkoop De pandhouder kan een gerechtsdeurwaarder gelasten met de openbare of onderhandse verkoop of met de verhuur van de bezwaarde goederen. »

Art. 60.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 52 ingevoegd, luidende : «

Art. 52.Verkoop aan de pandhouder De pandhouder is niet gerechtigd om op te treden als koper bij een onderhandse verkoop. »

Art. 61.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 53 ingevoegd, luidende : «

Art. 53.Toe-eigening door de pandhouder Indien de schuldenaar in gebreke is te betalen, kan de pandgever toestemming geven voor de toe-eigening van de verpande goederen door de pandhouder.

Een dergelijke overeenkomst kan ook gesloten worden bij de totstandkoming van de pandovereenkomst of op een later tijdstip, wanneer de overeenkomst bepaalt dat de waarde van de goederen op de dag van de toe-eigening zal worden vastgesteld door een deskundige en, voor goederen die verhandeld worden op een markt, volgens de marktprijs. »

Art. 62.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 54 ingevoegd, luidende : «

Art. 54.Rechterlijke controle De pandhouder, de pandgever en belanghebbende derden kunnen zich op ieder ogenblik tot de rechter wenden ter beslechting van ieder geschil dat bij de uitwinning kan rijzen.

De vordering schort de uitwinning van het pand op.

De zaak wordt ingeleid bij dagvaarding of bij verzoekschrift op tegenspraak overeenkomstig artikel 1034bis en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

De rechter doet uitspraak bij voorrang boven alle zaken.

Hij doet bij voorraad uitspraak en zijn beschikking heeft dan ook geen gezag van gewijsde.

De beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep.

Zij wordt onmiddellijk bij gerechtsbrief ter kennis gebracht aan de partijen. Deze kennisgeving doet de termijn lopen voor het cassatieberoep. »

Art. 63.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 55 ingevoegd, luidende : «

Art. 55.Verdeling Het bedrag dat voortvloeit uit de uitwinning wordt toegerekend op de gewaarborgde schuldvordering en de redelijke kosten van uitwinning.

Zijn er meerdere pandhouders dan wordt de netto-opbrengst tussen hen verdeeld volgens hun rang overeenkomstig artikelen 57 en 58.

Het eventueel saldo komt toe aan de pandgever. »

Art. 64.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel 56 ingevoegd, luidende : «

Art. 56.Rechterlijke controle a posteriori Na de voltooiing van de uitwinning kan iedere belanghebbende partij zich tot de rechter wenden bij betwisting over de wijze van uitwinning of de aanwending van de opbrengst.

De vordering wordt ingesteld uiterlijk binnen een termijn van een jaar vanaf de kennisgeving van het einde van de uitwinning door de pandhouder aan de in artikel 48, eerste en tweede lid, bedoelde personen.

De kennisgeving geschiedt bij een aangetekende zending.

De zaak wordt ingeleid bij dagvaarding of bij verzoekschrift op tegenspraak overeenkomstig artikel 1034bis en volgende van het Gerechtelijk Wetboek. »

Art. 65.In hetzelfde hoofdstuk 1 wordt een afdeling 5 ingevoegd, luidende : « Rangconflicten ».

Art. 66.In afdeling 5, ingevoegd bij artikel 64, wordt een artikel 57 ingevoegd, luidende : «

Art. 57.Anterioriteitsregel De pandhouder wordt bij voorrang boven alle schuldeisers voldaan uit de opbrengst van de verpande goederen, onverminderd artikelen 21 tot 26 van titel XVIII van boek III van dit Wetboek. De pandhouder geniet hetzelfde recht als dit toegekend aan de vervoerder door artikelen 23 en 25 van dezelfde titel.

Zijn er meerdere pandhouders, dan wordt hun rangorde bepaald naar de datum van de registratie of van de bezitsverkrijging.

Pandhouders die op dezelfde dag hebben geregistreerd of het bezit hebben verkregen, staan in gelijke rang.

Indien de verpande goederen onroerend zijn geworden, wordt de rangorde tussen de pandhouder en een hypothecaire of een op de onroerende goederen bevoorrechte schuldeiser bepaald volgens de datum van de registratie en die van de inschrijving van de hypotheek of het voorrecht. »

Art. 67.In dezelfde afdeling 5 wordt een artikel 58 ingevoegd, luidende : «

Art. 58.Superprioriteit Een pandrecht dat gebaseerd is op een retentierecht voor een schuldvordering tot behoud van de zaak gaat boven alle pandhouders.

Onder voorbehoud van het eerste lid, gaan de onbetaalde verkoper die zich de eigendom heeft voorbehouden, de bevoorrechte verkoper en het voorrecht van de onderaannemer voor op de pandhouders op deze goederen. »

Art. 68.In hetzelfde hoofdstuk 1 wordt een afdeling 6 ingevoegd, luidende « Pandrecht op geldsom ».

Art. 69.In afdeling 6, ingevoegd bij artikel 67, wordt een artikel 59 ingevoegd, luidende : «

Art. 59.Pandrecht op geldsom Bestaat het pand uit een geldsom en heeft bij de pandhouder vermenging plaatsgevonden, dan geldt de pandhouder als eigenaar die bij de beëindiging van de pandovereenkomst gehouden is tot de restitutie aan de pandgever van een gelijk bedrag van dezelfde valuta.

Behoudens anders overeengekomen, is de pandhouder geen interest verschuldigd dan na zijn ingebrekestelling.

Komt de pandgever in verzuim, dan is de pandhouder gerechtigd tot schuldvergelijking over te gaan met de gewaarborgde schuldvordering en dient hij het saldo aan de pandgever te restitueren. »

Art. 70.In hetzelfde hoofdstuk 1 wordt een afdeling 7 ingevoegd, luidende « Tegenwerpelijkheid door buitenbezitstelling van schuldvordering ».

Art. 71.In afdeling 7, ingevoegd bij artikel 70, wordt een artikel 60 ingevoegd, luidende : «

Art. 60.Bezitvereiste (« controle ») De pandhouder verkrijgt het bezit van een in pand gegeven schuldvordering door het sluiten van de pandovereenkomst op voorwaarde dat hij bevoegd is tot kennisgeving van het pandrecht aan de schuldenaar van de verpande schuldvordering.

De verpanding kan slechts aan de schuldenaar van de in pand gegeven schuldvordering worden tegengeworpen nadat zij hem ter kennis werd gebracht of door hem is erkend.

De artikelen 1690, § 1, derde en vierde lid, en 1691 zijn van toepassing. »

Art. 72.In dezelfde afdeling 7 wordt een artikel 61 ingevoegd, luidende : «

Art. 61.Bewijs De pandovereenkomst wordt bewezen door een geschrift dat de door het pandrecht bezwaarde schuldvorderingen en de gewaarborgde schuldvorderingen nauwkeurig aanduidt. De bepalingen uit afdeling 1 met betrekking tot de vermelding in het geschrift van het maximaal bedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen zijn gewaarborgd, zijn van toepassing.

Is de pandgever een consument in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, dan dient het geschrift als bewijs van de overeenkomst te voldoen aan de vereisten, naar gelang het geval, van artikel 1325 of artikel 1326 en dient tevens nauwkeurig melding te worden gemaakt van het maximaal bedrag tot beloop waarvan de schuldvorderingen zijn gewaarborgd. »

Art. 73.In dezelfde afdeling 7 wordt een artikel 62 ingevoegd, luidende : «

Art. 62.Fiduciaire overdracht tot zekerheid Een overdracht van een schuldvordering tot zekerheid verleent aan de overnemer enkel een pandrecht op de overgedragen schuldvordering. »

Art. 74.In dezelfde afdeling 7 wordt een artikel 63 ingevoegd, luidende : «

Art. 63.Toekomstige schuldvorderingen Het pandrecht kan gevestigd worden op één of meer toekomstige schuldvorderingen op voorwaarde dat zij bepaalbaar zijn. »

Art. 75.In dezelfde afdeling 7 wordt een artikel 64 ingevoegd, luidende : «

Art. 64.Beding om niet over te dragen of niet te verpanden Een tussen de pandgever en de schuldenaar van de verpande schuldvordering gesloten overeenkomst waarbij de schuldvordering die de betaling van een geldsom tot voorwerp heeft niet vatbaar is voor overdracht of verpanding is niet tegenwerpelijk aan derden, behoudens indien deze zich hebben schuldig gemaakt aan derdemedeplichtigheid aan de schending van dit beding. »

Art. 76.In dezelfde afdeling 7 wordt een artikel 65 ingevoegd, luidende : «

Art. 65.Voorwerp Het pandrecht strekt zich uit tot de verpande schuldvordering in hoofdsom, interest en schadebeding en tot haar andere bijhorigheden. »

Art. 77.In dezelfde afdeling 7 wordt een artikel 66 ingevoegd, luidende : «

Art. 66.Gedeeltelijke verpanding Het pandrecht kan gevestigd worden op een gedeelte van een schuldvordering, behoudens indien deze ondeelbaar is. »

Art. 78.In dezelfde afdeling 7 wordt een artikel 67 ingevoegd, luidende : «

Art. 67.Inningsrecht pandhouder Behoudens anders overeengekomen, is de pandhouder bevoegd om in en buiten rechte de nakoming te eisen van de verpande schuldvordering. De pandhouder kan daarbij alle nevenrechten van de schuldvordering uitoefenen.

De pandhouder verrekent de geïnde bedragen op de gewaarborgde schuldvordering wanneer die opeisbaar is en draagt het saldo af aan de pandgever.

Zijn er meerdere pandhouders, dan komt de in het eerste en tweede lid verleende bevoegdheid enkel toe aan de hoogst gerangschikte pandhouder.

In geval van gedwongen tenuitvoerlegging of bewarend beslag op de verpande schuldvordering, is de derde-schuldenaar gehouden te betalen in handen van de gerechtsdeurwaarder die handelt overeenkomstig de artikelen 1627 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

Indien de gewaarborgde schuldvordering nog niet opeisbaar is, stort de pandhouder de geïnde bedragen op een daartoe geopende afgescheiden bankrekening onder de verplichting het saldo aan de pandgever af te dragen wanneer de gewaarborgde schuldvordering werd nagekomen. »

Art. 79.In dezelfde afdeling 7 wordt een artikel 68 ingevoegd, luidende : «

Art. 68.Schuldvordering tot levering van goederen Heeft de verpande schuldvordering de levering van goederen tot voorwerp en gaat de pandhouder tot invordering ervan over, dan komt het pandrecht op deze goederen te rusten. »

Art. 80.In dezelfde titel wordt het opschrift van hoofdstuk 2 vervangen door wat volgt : « Eigendomsvoorbehoud ».

Art. 81.In hetzelfde hoofdstuk 2 wordt artikel 2085 vervangen door artikel 69, luidende : «

Art. 69.Geschrift Roerende goederen, verkocht met een beding dat de eigendomsoverdracht opschort tot de volledige betaling van de prijs, kunnen worden teruggevorderd wanneer de koper in gebreke blijft de koopprijs te betalen voor zover dit schriftelijk is opgesteld uiterlijk op het ogenblik van de levering van het goed.

Is de koper een consument in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, dan dient de instemming van de koper uit het geschrift te blijken.

Het terugvorderingsrecht krachtens een beding van eigendomsvoorbehoud kan worden uitgeoefend ongeacht de juridische aard van de overeenkomst waarin het is opgenomen. »

Art. 82.In hetzelfde hoofdstuk 2 wordt artikel 2086 vervangen door artikel 70, luidende : «

Art. 70.Zakelijke subrogatie, verwerking en vermenging.

De artikelen 9, 18 en 20 zijn van toepassing. »

Art. 83.In hetzelfde hoofdstuk 2 wordt artikel 2087 vervangen door artikel 71, luidende : «

Art. 71.Onroerendmaking Zijn de verkochte goederen onroerend door incorporatie geworden, dan blijft het eigendomsvoorbehoud behouden op voorwaarde van registratie in het pandregister. »

Art. 84.In hetzelfde hoofdstuk 2 wordt artikel 2088 vervangen door artikel 72, luidende : «

Art. 72.Verrijkingsverbod De verkoper verrekent de waarde van het teruggevorderde goed met zijn schuldvordering. Overtreft deze waarde het bedrag van de schuldvordering dan is de verkoper tot afdracht aan de koper verplicht van het saldo. »

Art. 85.In dezelfde titel XVII wordt een hoofdstuk 3, dat de artikelen 2089 tot 2091 bevat, ingevoegd, luidende : « Retentierecht ».

Art. 86.In hoofdstuk 3, ingevoegd bij artikel 85, wordt artikel 2089 vervangen door artikel 73, luidende : «

Art. 73.Begrip Het retentierecht verleent aan de schuldeiser het recht om de teruggave van een goed dat hem door zijn schuldenaar werd overhandigd of bestemd is voor zijn schuldenaar, op te schorten zolang zijn schuldvordering die verband houdt met dat goed niet is voldaan. »

Art. 87.In hetzelfde hoofdstuk 3 wordt artikel 2090 vervangen door artikel 74, luidende : «

Art. 74.Feitelijke macht Het retentierecht eindigt van zodra de schuldeiser de feitelijke macht over het goed vrijwillig prijsgeeft, tenzij de schuldeiser deze feitelijke macht herkrijgt krachtens dezelfde rechtsverhouding. »

Art. 88.In hetzelfde hoofdstuk 3 wordt artikel 2091 vervangen door artikel 75, luidende : «

Art. 75.Tegenwerpelijkheid Het retentierecht dat betrekking heeft op een roerend lichamelijk goed is tegenwerpelijk aan andere schuldeisers van de schuldenaar en aan derden die een recht op het goed hebben verkregen nadat de schuldeiser de feitelijke macht over het goed heeft verworven.

Het retentierecht dat betrekking heeft op een roerend lichamelijk goed is eveneens tegenwerpelijk aan derden met een ouder recht, op voorwaarde dat de schuldeiser bij de inontvangstneming van het goed mocht aannemen dat de schuldenaar bevoegd was om dit goed aan een retentierecht te onderwerpen. »

Art. 89.In hetzelfde hoofdstuk 3 wordt een artikel 76 ingevoegd, luidende : «

Art. 76.Pandrecht Het retentierecht geeft aanleiding tot een in artikel 1 bedoeld preferentieel recht van pandhouder. » HOOFDSTUK 3. - Andere wijzigingsbepalingen

Art. 90.Artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 19 februari 1990, wordt aangevuld met een lid luidende : « In geval van betwisting tussen de onderaannemer en de aannemer, kan de bouwheer het bedrag storten in de Deposito- en Consignatiekas of op een geblokkeerde rekening op naam van de aannemer en onderaannemer bij een financiële instelling. De bouwheer is hiertoe verplicht indien hij hiertoe schriftelijk wordt verzocht door de hoofdaannemer of de onderaannemer. »

Art. 91.Artikel 20, 12°, van titel XVIII van boek III van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 19 februari 1990, wordt vervangen door wat volgt : « 12° gedurende vijf jaar vanaf de datum van de factuur, de schuldvordering die de metselaars, timmerlieden, arbeiders, vaklui en onderaannemers gebezigd bij het oprichten van een gebouw of voor andere werken die bij aanneming zijn uitgevoerd tegenover hun medecontractant-aannemer hebben wegens werken die zij hebben uitgevoerd of laten uitvoeren, op de schuldvordering die deze medecontractant-aannemer wegens dezelfde aanneming heeft tegenover de bouwheer.

De onderaannemer wordt als aannemer en de aannemer als bouwheer beschouwd ten opzichte van de eigen onderaannemers van de eerstgenoemde.

De rechtstreekse vordering kan niet meer worden ingesteld na het ontstaan van de samenloop. »

Art. 92.Artikel 23, lid 1, van dezelfde titel wordt vervangen door wat volgt : « De vervoerder heeft de voorrang boven de verkoper van het roerend goed dat tot pand strekt, behalve indien hij bij de ontvangst wist dat de prijs ervan nog verschuldigd was. »

Art. 93.Artikel 25 van dezelfde titel wordt vervangen door wat volgt : « Het voorrecht van de begrafeniskosten gaat boven alle andere voorrechten, met uitzondering van het voorrecht van de gerechtskosten, het voorrecht van de naderhand tot behoud van de zaak gemaakte kosten, en het voorrecht van de vervoerder, voor zover de verkoper van de in pand gegeven zaak boven hem geen voorrang heeft. »

Art. 94.In artikel 12 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934, worden de woorden « Artikel 2078 van het Burgerlijk Wetboek » vervangen door de woorden « Artikel 46 van titel XVII van boek III van het Burgerlijk Wetboek ».

Art. 95.In artikel 13, § 2, 2° ), b), van de wet van 12 juli 1976 betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door natuurrampen, worden de woorden « evenals van het in 3° van artikel 20 van de hypotheekwet van 16 december 1851 bedoeld voorrecht » vervangen door de woorden « evenals van het in artikel 1 van titel XVII, boek III, van het Burgerlijk Wetboek, bedoelde recht van de pandhouder ».

Art. 96.In artikel 75, tweede lid, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, worden de woorden « De artikelen 1689 tot 1701 en 2075 van het Burgerlijk Wetboek » vervangen door de woorden « De artikelen 1689 tot 1701 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 61 van titel XVII, boek III, van het Burgerlijk Wetboek ».

Art. 97.In artikel 7, § 1, van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, worden de woorden « de artikelen 1328 en 2074 van het Burgerlijk Wetboek » vervangen door de woorden « artikel 1328 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 61 van titel XVII, boek III, van het Burgerlijk Wetboek ».

In artikel 10, § 1, van dezelfde wet, worden de woorden « conform artikel 2075, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek » vervangen door de woorden « conform artikel 60, tweede lid, van titel XVII, boek III, van het Burgerlijk Wetboek ».

Art. 98.In artikel 7, § 1, van de wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector, worden de woorden « en artikelen 18 en 20 van de wet van 15 april 1884 betreffende de landbouwleningen » opgeheven.

Art. 99.In artikel 23, derde lid, van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, worden de woorden « en de artikelen 18 en 20 van de wet van 15 april 1884 betreffende de landbouwleningen » opgeheven. HOOFDSTUK 4. - Opheffingsbepalingen

Art. 100.In titel XVIII van boek III van het Burgerlijk Wetboek worden opgeheven : a) artikel 20, 2° ;b) artikel 20, 3° ;c) artikel 20, 6°, gewijzigd door de wet van 4 juli 1972;d) artikelen 24 en 25bis.

Art. 101.Artikel 588, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek wordt opgeheven.

Art. 102.In boek I van het Wetboek van koophandel worden de artikelen 1 tot 10 van titel VI, gewijzigd bij de wet van 5 mei 1872, opgeheven behalve voor zover nodig voor de toepassing van artikel 11 van dezelfde titel.

Art. 103.De wet van 18 november 1862 houdende invoering van het warrantstelsel wordt opgeheven.

Art. 104.De wet van 15 april 1884 betreffende de landbouwleningen wordt opgeheven.

Art. 105.In de wet van 25 oktober 1919 betreffende het in pand geven van de handelszaak, het disconto en het in pand geven van de factuur, alsmede de aanvaarding en de keuring van de rechtstreeks voor het verbruik gedane leveringen, wordt het eerste hoofdstuk, dat de artikelen 1 tot 12 bevat, opgeheven.

Art. 106.In artikel 101 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 wordt het tweede lid opgeheven. HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepalingen

Art. 107.De schuldeiser die vóór de inwerkingtreding van deze wet een pandakte heeft ingeschreven overeenkomstig de wet van 25 oktober 1919 betreffende het in pand geven van de handelszaak, het disconto en het in pand geven van de factuur, behoudt zijn rang indien hij binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze wet een pandrecht op de bezwaarde goederen heeft geregistreerd.

De schuldeiser die vóór de inwerkingtreding van deze wet een voorrecht heeft ingeschreven overeenkomstig de wet van 15 april 1884 betreffende de landbouwleningen, behoudt zijn rang indien hij binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze wet een pandrecht op de bezwaarde goederen heeft geregistreerd.

De schuldeisers die vóór de inwerkingtreding van deze wet houder zijn geworden van een warrant of ceel als bedoeld in de wet van 18 november 1862 houdende invoering van het warrantstelsel, behouden hun rechten na de inwerkingtreding van deze wet.

Een volmacht tot het vestigen van een pandrecht krachtens de wet van 25 oktober 1919 betreffende het in pand geven van de handelszaak, het disconto en het in pand geven van de factuur of van een landbouwvoorrecht krachtens de wet van 15 april 1884 betreffende de landbouwleningen strekt ook tot het sluiten van een pandovereenkomst krachtens deze wet binnen de grenzen van de volmacht.

Art. 108.Artikel 101 is niet van toepassing op de hangende zaken op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet. HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtreding

Art. 109.Deze wet treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum doch uiterlijk op 1 december 2014.

De Koning kan voor iedere bepaling ervan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de in het eerste lid vermelde datum.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 11 juli 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM De Minister van Financiën, K. GEENS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zitting 2012-2013. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Stukken. - Wetsontwerp, 53 2463/001. - Amendementen, 53 2463/002 tot 004. - Verslag, 53 2463/005.- Tekst aangenomen door de commissie, 53 2463/006. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 53 2463/007.

Integraal verslag. - 10 januari 2013.

Senaat.

Stukken. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, 5-1922 - Nr. 1. - Amendementen, 5-1922 - Nrs. 2 en 3. - Verslag, 5-1922 - Nr. 4. - Tekst geamendeerd door de commissie, 5-1922 - Nr. 5. - Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers, 5-1922 - Nr. 6.

Handelingen van de Senaat. - 18 april 2013.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Stukken. - Ontwerp geamendeerd door de Senaat, 53 2463/008. - Amendementen, 53 2463/009 en 010. - Verslag, 53 2463/011. - Tekst verbeterd door de commissie, 53 2463/012. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, 53 2463/019.

Integraal verslag. - 29 en 30 mei 2013.

^