Etaamb.openjustice.be
Wet van 05 december 2017
gepubliceerd op 18 december 2017

Wet houdende diverse financiële bepalingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2017014284
pub.
18/12/2017
prom.
05/12/2017
ELI
eli/wet/2017/12/05/2017014284/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2017. - Wet houdende diverse financiële bepalingen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.De bepalingen van deze wet regelen een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen

Art. 2.In artikel 1, § 2, van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 juli 1994 en gewijzigd bij de wet van 26 augustus 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "of de statuten" vervangen door de woorden ", de statuten of het beheerscontract";2° in het vijfde lid worden de woorden "of de statuten" vervangen door de woorden ", de statuten of het beheerscontract".

Art. 3.In dezelfde wet wordt een artikel 2sexies ingevoegd, luidende : "

Art. 2sexies.§ 1. De bijzondere regels en voorwaarden waaronder de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij de opdrachten vervult die haar bij deze wet zijn toevertrouwd, worden vastgelegd in een beheerscontract tussen de Staat en de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij. § 2. Elke uitdrukkelijke ontbindende voorwaarde in het beheerscontract wordt voor niet geschreven gehouden.

Artikel 1184 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op het beheerscontract. De partij jegens wie een verbintenis in het beheerscontract niet is uitgevoerd kan slechts de uitvoering van de verbintenis vorderen alsmede, in voorkomend geval, schadevergoeding, onverminderd de toepassing van eventuele bijzondere sancties bepaald in het beheerscontract.

Het beheerscontract is geen akte of reglement bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Alle clausules in het beheerscontract worden geacht contractueel te zijn.".

Art. 4.In dezelfde wet wordt een artikel 2septies ingevoegd, luidende : "

Art. 2septies.§ 1. Bij de onderhandeling en het sluiten van het beheerscontract wordt de Staat vertegenwoordigd door de ministers die bevoegd zijn voor de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij.

De Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij wordt bij de onderhandeling van het beheerscontract vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur en de afgevaardigd bestuurder. Het beheerscontract wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur die er bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen over beslist.

Het beheerscontract treedt slechts in werking na goedkeuring door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, vanaf de datum vastgesteld bij dat besluit. § 2. Het beheerscontract wordt gesloten voor een duur van ten minste drie jaar en ten hoogste vijf jaar.

Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van een beheerscontract legt de afgevaardigd bestuurder aan de ministers die bevoegd zijn voor de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij een ontwerp van nieuw beheerscontract voor.

Indien bij het verstrijken van een beheerscontract geen nieuw beheerscontract is in werking getreden, wordt het van rechtswege verlengd, tot op het ogenblik dat een nieuw beheerscontract is in werking getreden. Deze verlenging wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt door de ministers die bevoegd zijn voor de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij.

Indien geen nieuw beheerscontract in werking is getreden binnen een termijn van één jaar na de in het derde lid bedoelde verlenging, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voorlopige regels vaststellen inzake de in artikel 2sexies bedoelde aangelegenheden. Deze voorlopige regels zullen als nieuw beheerscontract gelden tot op het ogenblik dat een nieuw beheerscontract, gesloten overeenkomstig paragraaf 1, in werking treedt.

De besluiten tot goedkeuring van een beheerscontract, of van een aanpassing ervan, alsmede de besluiten tot vaststelling van voorlopige regels, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De bepalingen van het beheerscontract, of, in voorkomend geval, van de voorlopige regels met uitzondering van die welke industriële of commerciële geheimen bevatten, worden als bijlage bij het koninklijk besluit bekendgemaakt. § 3. Het beheerscontract wordt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers voorgesteld.". HOOFDSTUK III. - Wijziging van artikel 185bis, § 4, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB)

Art. 5.In artikel 185bis, § 4, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006 en gewijzigd bij de wet van 3 augustus 2016, wordt de eerste zin aangevuld met de woorden "of een institutionele instelling voor belegging in schuldvorderingen van de in artikel 271/15 van de wet van 3 augustus 2012 bedoelde lijst". HOOFDSTUK IV. - Wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België

Art. 6.In artikel 19 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België wordt punt 1 vervangen als volgt : "1. Het Directiecomité bevat, naast de gouverneur die het voorzit, maximaal vijf directeurs van wie er één de titel van vicegouverneur draagt die de Koning hem toekent. Het Directiecomité bestaat uit evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.".

Art. 7.De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van artikel 6. HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten

Art. 8.Artikel 7, § 2, van de wet van 22 maart 2006 betreffende de bemiddeling in bank- en beleggingsdiensten en de distributie van financiële instrumenten, gewijzigd bij de wet van 18 april 2017, wordt aangevuld met twee leden, luidende : "De gereglementeerde ondernemingen, de tussenpersonen en de in artikel 9, 1°, bedoelde personen brengen de bevoegde autoriteit inzonderheid onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging inhoudt van de bij de aanvraag tot inschrijving verstrekte informatie, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste geschiktheid of professionele betrouwbaarheid.

Overeenkomstig de artikelen 8, eerste lid, 9 en 17, § 1, kan de bevoegde autoriteit, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het tweede lid is verkregen, de naleving van de in artikelen 8, eerste lid, 3° en 9, 1°, bedoelde vereisten herbeoordelen.". HOOFDSTUK VI. - Wijziging van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I)

Art. 9.In artikel 28 van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I), gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt het volgende lid ingevoegd tussen het derde en vierde lid : "De Kas stort de tegoeden zoals bedoeld in het tweede lid in de Schatkist.".

Art. 10.Artikel 38 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : "De Kas stort de verzekerde prestaties bedoeld in het zesde lid in de Schatkist.". HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen

Art. 11.In artikel 16bis van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014, wordt een paragraaf 4 ingevoegd, luidende : " § 4. Naast het bepaalde bij paragraaf 1 brengen betalingsinstellingen en de in paragraaf 1 bedoelde personen de Bank onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging inhoudt van de bij de benoeming verstrekte informatie en een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste professionele betrouwbaarheid of passende deskundigheid.

Overeenkomstig de artikelen 16 en 25, kan de Bank, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het eerste lid is verkregen, de naleving van de in artikel 13, § 1, tweede lid bedoelde vereisten herbeoordelen.".

Art. 12.Artikel 35 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 november 2012, wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende : " § 5. Paragraaf 1, eerste en tweede lid, 2°, 4° en 5°, is van toepassing wanneer de Bank ervan op de hoogte is dat een betalingsinstelling niet werkt overeenkomstig de bepalingen van Titel II van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters.".

Art. 13.Artikel 71bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4. Naast het bepaalde bij paragraaf 1, brengen instellingen voor elektronisch geld en de in paragraaf 1 bedoelde personen de Bank onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging inhoudt van de bij de benoeming verstrekte informatie en een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste professionele betrouwbaarheid of passende deskundigheid.

Overeenkomstig de artikelen 71 en 81, kan de Bank, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het eerste lid is verkregen, de naleving van de in artikel 68, § 1, tweede lid bedoelde vereisten herbeoordelen.".

Art. 14.In artikel 106 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 wordt de bepaling onder a) vervangen als volgt : "a) waarbinnen zij zich moet conformeren aan welbepaalde voorschriften van deze wet of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen of aan de bepalingen van Titel II van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters, of"; 2° in paragraaf 3 worden de woorden "of op de bepalingen van Titel II van Verordening (EU) nr.648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters" ingevoegd tussen de woorden "de ter uitvoering ervan genomen maatregelen" en de woorden ", een administratieve geldboete opleggen". HOOFDSTUK VIII. - Wijzigingen van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen

Art. 15.In artikel 39 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De FSMA kan, bij reglement genomen ter uitvoering van de artikelen 49, § 3, en 64, van de wet van 2 augustus 2002, de minimale voorwaarden verduidelijken waaraan moet worden voldaan met betrekking tot het vereiste inzake de passende deskundigheid, inclusief de modaliteiten van de beoordelingsprocedure van dat vereiste."; 2° paragraaf 3 wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Onverminderd artikel 31, derde lid, brengen de beleggingsvennootschappen en de in het eerste lid bedoelde personen de FSMA onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging in de bij de benoeming verstrekte informatie inhoudt, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste professionele betrouwbaarheid of passende deskundigheid. Overeenkomstig de artikelen 39, § 1, tweede lid en 96, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het eerste lid is verkregen, de naleving van de in artikel 39, § 1, tweede lid bedoelde vereisten herbeoordelen.".

Art. 16.In artikel 41 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De personen die met de compliancefunctie zijn belast, brengen minstens eenmaal per jaar verslag uit aan het wettelijk bestuursorgaan."; 2° in paragraaf 7, eerste lid, worden de woorden "De beleggingsvennootschap werkt een passend integriteitsbeleid uit dat" vervangen door de woorden "Het wettelijk bestuursorgaan van de beleggingsvennootschap bepaalt en controleert een passend integriteitsbeleid dat"; 3° in paragraaf 9 wordt tussen het tweede en derde lid een lid ingevoegd, luidende : "De raad van bestuur beoordeelt in het bijzonder de goede werking van de in de paragrafen 4 tot 6 bedoelde onafhankelijke controlefuncties.".

Art. 17.Artikel 199, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De FSMA kan, bij reglement genomen ter uitvoering van de artikelen 49, § 3, en 64, van de wet van 2 augustus 2002, de minimale voorwaarden verduidelijken waaraan moet worden voldaan met betrekking tot het vereiste inzake de passende deskundigheid, inclusief de modaliteiten van de beoordelingsprocedure van dat vereiste.".

Art. 18.In artikel 201 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De personen die met de compliancefunctie zijn belast, brengen minstens eenmaal per jaar verslag uit aan het wettelijk bestuursorgaan."; 2° in paragraaf 7, eerste lid, worden de woorden "De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging werkt een passend integriteitsbeleid uit" vervangen door de woorden "Het wettelijk bestuursorgaan van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging bepaalt en controleert een passend integriteitsbeleid"; 3° in paragraaf 10 wordt tussen het tweede en derde lid een lid ingevoegd, luidende : "Het wettelijk bestuursorgaan beoordeelt in het bijzonder de goede werking van de in de paragrafen 4 tot 6 bedoelde onafhankelijke controlefuncties.".

Art. 19.Artikel 211 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 25 april 2014, wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Onverminderd artikel 189, § 2, tweede lid, brengen de beheervennootschappen en de in het eerste lid bedoelde personen de FSMA onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging in de bij de benoeming verstrekte informatie inhoudt, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste professionele betrouwbaarheid of passende deskundigheid.

Overeenkomstig de artikelen 199, § 1, tweede lid, en 236, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het achtste lid is verkregen, de naleving van de in artikel 199, § 1, tweede lid bedoelde vereisten herbeoordelen.". HOOFDSTUK IX. - Wijzigingen van het Wetboek van Economisch Recht

Art. 20.Artikel VII.169 van het Wetboek van Economisch Recht, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 juni 2015, wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Onverminderd artikel VII. 160, § 4, tweede lid brengen de kredietgevers en de in het eerste lid bedoelde personen de FSMA onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging in de bij de benoeming verstrekte informatie inhoudt, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste professionele betrouwbaarheid of passende deskundigheid.

Overeenkomstig de artikelen VII. 164, § 1, tweede lid, VII. 166, § 1 en XV. 18/1, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het achtste lid is verkregen, de naleving van de in artikel VII. 164, § 1, tweede lid bedoelde vereisten herbeoordelen.".

Art. 21.Artikel VII. 182, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt aangevuld met twee leden, luidende : "De kredietgevers inzake hypothecair krediet, de bemiddelaars inzake hypothecair krediet en de in artikelen VII. 180, § 2, eerste lid, 2°, en VII. 181, § 1, eerste lid, 2°, en § 2, 1°, bedoelde personen brengen de FSMA inzonderheid onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging in de bij de aanvraag om inschrijving verstrekte informatie inhoudt, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste geschiktheid of professionele betrouwbaarheid.

Overeenkomstig de artikelen VII. 181, § 1, eerste lid en XV. 18/1, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het tweede lid is verkregen, de naleving van de in artikelen VII. 180, § 2, eerste lid, 2°, en 181, § 1, eerste lid, 2°, en § 2, 1° bedoelde vereisten herbeoordelen.".

Art. 22.Artikel VII. 188, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014, wordt aangevuld met twee leden, luidende : "De kredietgevers inzake consumentenkrediet, de bemiddelaars inzake consumentenkrediet en de in artikelen VII. 184, § 1, tweede lid, 2°, en VII. 186, § 1, eerste lid, 2°, en § 2, 1°, bedoelde personen brengen de FSMA inzonderheid onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging in de bij de inschrijvingsaanvraag verstrekte informatie inhoudt, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste geschiktheid of professionele betrouwbaarheid.

Overeenkomstig de artikelen VII. 186, § 1, eerste lid en XV. 18/1, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het tweede lid is verkregen, de naleving van de in artikelen VII. 184, § 1, tweede lid, 2°, en VII. 186, § 1, eerste lid, 2°, en § 2, 1° bedoelde vereisten herbeoordelen.". HOOFDSTUK X. - Wijzigingen van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen

Art. 23.In artikel 267, § 1, van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen, gewijzigd bij de wetten van 17 maart 2016 en 18 april 2017, worden tussen het vijfde en het zesde lid twee leden ingevoegd, luidende : "De verzekeringsondernemingen, de verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen en de in artikelen 259, eerste lid, 260, eerste lid, en 269, eerste lid, 1°, bedoelde personen brengen de FSMA inzonderheid onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging inhoudt van de bij de aanvraag tot inschrijving verstrekte informatie, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste geschiktheid of professionele betrouwbaarheid.

Overeenkomstig de artikelen 268, § 1, eerste lid, 269, eerste lid en 286, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het zesde lid is verkregen, de naleving van de in artikelen 259, eerste lid, 260, eerste lid, en 269, eerste lid, 1°, bedoelde vereisten herbeoordelen.". HOOFDSTUK XI. - Wijzigingen van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders

Art. 24.In artikel 206 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De FSMA kan, bij reglement genomen ter uitvoering van de artikelen 49, § 3, en 64, van de wet van 2 augustus 2002, de minimale voorwaarden verduidelijken waaraan moet worden voldaan met betrekking tot het vereiste inzake de passende deskundigheid, inclusief de modaliteiten van de beoordelingsprocedure van dat vereiste.In voorkomend geval, kan de FSMA verschillende regels vaststellen in functie van de betrokken categorie van toegelaten beleggingen.". 2° paragraaf 3 wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Onverminderd artikel 18 brengen de beleggingsvennootschappen en de in het eerste lid bedoelde personen de FSMA onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging in de bij de benoeming verstrekte informatie inhoudt, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste professionele betrouwbaarheid of passende deskundigheid. Overeenkomstig de artikelen 11, § 1, tweede lid, 206, § 1, tweede lid en 338, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het eerste lid is verkregen, de naleving van de in artikel 206, § 1, tweede lid bedoelde vereisten herbeoordelen.".

Art. 25.In artikel 208 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een paragraaf 4/1 ingevoegd, luidende : " § 4/1.Onverminderd de bepalingen van Verordening 231/2013 beoordeelt het wettelijk bestuursorgaan de goede werking van de onafhankelijke controlefuncties."; 2° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "De beleggingsvennootschap werkt een passend integriteitsbeleid uit dat" vervangen door de woorden "Het wettelijk bestuursorgaan van de beleggingsvennootschap bepaalt en controleert een passend integriteitsbeleid dat".

Art. 26.Artikel 317, § 1, van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : "De FSMA kan, bij reglement genomen ter uitvoering van de artikelen 49, § 3, en 64, van de wet van 2 augustus 2002, de minimale voorwaarden verduidelijken waaraan moet worden voldaan met betrekking tot het vereiste inzake de passende deskundigheid, inclusief de modaliteiten van de beoordelingsprocedure van dat vereiste. In voorkomend geval, kan de FSMA verschillende regels vaststellen in functie van de betrokken categorie van toegelaten beleggingen.".

Art. 27.In artikel 319 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, luidende : " § 3/1.Onverminderd de bepalingen van Verordening 231/2013 beoordeelt het wettelijk bestuursorgaan de goede werking van de onafhankelijke controlefuncties."; 2° in paragraaf 4, eerste lid, worden de woorden "De beheervennootschap werkt een passend integriteitsbeleid uit dat" vervangen door de woorden "Het wettelijk bestuursorgaan van de beheervennootschap bepaalt en controleert een passend integriteitsbeleid dat".

Art. 28.Artikel 324 van dezelfde wet wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Onverminderd artikel 18 brengen de beheervennootschappen en de in het eerste lid bedoelde personen de FSMA onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging in de bij de benoeming verstrekte informatie inhoudt, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste professionele betrouwbaarheid of passende deskundigheid.

Overeenkomstig de artikelen 11, § 1, tweede lid, 317, § 1, tweede lid, en 338, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het zevende lid is verkregen, de naleving van de in artikel 317, § 1, tweede lid bedoelde vereisten herbeoordelen.". HOOFDSTUK XII. - Wijzigingen van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen

Art. 29.Artikel 3 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 november 2017, wordt aangevuld met een bepaling onder 8° /5, luidende : "8° /5 Verordening nr. 648/2012 : Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters;".

Art. 30.Artikel 23, tweede lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 november 2017, wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende : "4° het in artikel 21, § 1, 5°, bedoelde integriteitsbeleid.".

Art. 31.In artikel 36, § 2, van dezelfde wet wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : "Het wettelijk bestuursorgaan bezorgt aan de toezichthouder jaarlijks een verslag over de beoordeling van de compliancefunctie die hij met toepassing van artikel 56, § 3, verricht.".

Art. 32.Artikel 40 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "Onverminderd het bepaalde bij de artikelen 19 tot 21 en 35 tot 39, kan de Bank, bij reglement vastgesteld met toepassing van artikel 12bis, § 2, van de wet van 22 februari 1998, nader bepalen wat moet worden verstaan onder een passende beleidsstructuur, een passende interne controle, een passende onafhankelijke interne auditfunctie, een passende onafhankelijke risicobeheerfunctie en, op advies van de FSMA, een passende onafhankelijke compliancefunctie, en nadere regels opstellen conform de Europese regelgeving, met name regels waarin de minimumvoorwaarden worden vastgesteld die moeten worden vervuld wat betreft het in artikel 19, § 1, tweede lid bedoelde vereiste om over passende deskundigheid te beschikken, met inbegrip van de modaliteiten met betrekking tot de procedure voor de beoordeling van dat vereiste.".

Art. 33.Artikel 60 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4. Naast het bepaalde bij paragraaf 1 brengen kredietinstellingen en de in paragraaf 1 bedoelde personen de toezichthouder onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging inhoudt van de bij de benoeming verstrekte informatie en een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste professionele betrouwbaarheid of passende deskundigheid.

Overeenkomstig de artikelen 45, 134 en 135, kan de toezichthouder, wanneer hij in het kader van de uitvoering van zijn toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het eerste lid is verkregen, de naleving van de in artikel 19, § 1, tweede lid bedoelde vereisten herbeoordelen.".

Art. 34.In artikel 72, § 1, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 oktober 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 1° wordt aangevuld met de woorden ", evenals aan de effectieve leiders van hun bijkantoren";2° in de bepaling onder 2° worden de woorden ", eerste lid" ingevoegd tussen de woorden "artikel 9" en de woorden "bedoelde personen".

Art. 35.In artikel 236 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 november 2017, wordt een paragraaf 5/1 ingevoegd, luidende : " § 5/1. Artikel 234, § 1, en paragraaf 1, eerste lid, 2°, 3°, 4° en 6° en de paragrafen 2 en 3 van dit artikel zijn van toepassing wanneer de toezichthouder vaststelt dat een kredietinstelling niet werkt overeenkomstig de bepalingen van Titel II van Verordening nr. 648/2012.".

Art. 36.In artikel 345, eerste lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 november 2017, worden de woorden "of Verordening 2017/565" vervangen door de woorden ", Verordening 2017/565 of Titel II van Verordening nr. 648/2012.".

Art. 37.In artikel 346, § 1, c), van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 november 2017, worden de woorden "van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters" geschrapt.

Art. 38.In artikel 347 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 november 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters" geschrapt; 2° in paragraaf 2 worden de woorden "1 %" vervangen door de woorden "10.000 euro".

Art. 39.Artikel 609 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 oktober 2016, wordt vervangen als volgt : "

Art. 609.§ 1. Onverminderd andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen en onverminderd de bij andere wetten of reglementen voorgeschreven maatregelen, kan de Bank, indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van deze wet, op de maatregelen genomen in uitvoering ervan of op Verordening nr. 575/2013, Verordening nr. 600/2014 of Verordening nr. 2017/565 of indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van Titel II van Verordening nr. 648/2012, een administratieve boete opleggen aan een beursvennootschap, financiële holding, gemengde financiële holding of gemengde holding naar Belgisch of buitenlands recht die in België is gevestigd, aan een of meer leden van het wettelijk bestuursorgaan van deze entiteiten, aan de personen die bij ontstentenis van een directiecomité deelnemen aan hun effectieve leiding, die voor de vastgestelde tekortkoming verantwoordelijk zijn. § 2. De administratieve geldboete die aan de in paragraaf 1 bedoelde beursvennootschap of onderneming wordt opgelegd, voor hetzelfde feit of hetzelfde geheel van feiten, bedraagt minimum 10.000 euro en maximum 10 % van de jaarlijkse netto-omzet van de beursvennootschap van het voorbije boekjaar.

De administratieve geldboete die aan een natuurlijke persoon wordt opgelegd, voor hetzelfde feit of hetzelfde geheel van feiten, bedraagt minimum 5.000 euro en maximum 5.000.000 euro. § 3. De boetes die met toepassing van paragraaf 1 worden opgelegd door de Bank, worden ingevorderd ten bate van de Schatkist door de Algemene Administratie van de Inning en de Invordering van de Federale Overheidsdienst Financiën. § 4. Het bedrag van de boete wordt met name vastgesteld op grond van a) de ernst en de duur van de tekortkomingen;b) de mate van verantwoordelijkheid van de betrokkene;c) de financiële draagkracht van de betrokkene, zoals die met name blijkt uit de totale omzet van de betrokken rechtspersoon of uit het jaarinkomen van de betrokken natuurlijke persoon;d) het voordeel of de winst die deze tekortkomingen eventueel opleveren;e) het nadeel dat derden door deze tekortkomingen hebben geleden, voor zover dit kan worden bepaald;f) de mate van medewerking van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon met de bevoegde autoriteiten;g) vroegere tekortkomingen van de betrokkene;h) de potentiële negatieve impact van de tekortkomingen op de stabiliteit van het financiële stelsel. § 5. Wanneer de Bank maatregelen die zij overeenkomstig dit artikel oplegt, openbaar maakt, stelt zij de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten tezelfdertijd in kennis.

De Bank stelt de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten ook op de hoogte van haar besluiten over een inbreuk op de bepalingen van Verordening nr. 600/2014, de bepalingen die met het oog op de omzetting van Richtlijn 2014/65/EU zijn vastgesteld of de bepalingen die op grond van of in uitvoering van die verordening of van die bepalingen zijn vastgesteld, wanneer die besluiten niet overeenkomstig het eerste lid van deze paragraaf gepubliceerd zijn, met inbegrip van elk tegen deze besluiten ingesteld beroep en de afloop daarvan.". HOOFDSTUK XIII. - Wijzigingen van de wet van 25 april 2014 inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

Art. 40.Artikel 17 van de wet van 25 april 2014 inzake het statuut van en het toezicht op de onafhankelijk financieel planners en inzake het verstrekken van raad over financiële planning door gereglementeerde ondernemingen en tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Onverminderd artikel 15, § 1, tweede lid, brengen de onafhankelijk financieel planners en de in het eerste lid bedoelde personen de FSMA onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging in de bij de benoeming verstrekte informatie inhoudt, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste professionele betrouwbaarheid of passende deskundigheid.

Overeenkomstig de artikelen 12, § 3, eerste lid, 15, § 1, eerste lid, en 35, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het zevende lid is verkregen, de naleving van de in artikel 12, § 3, eerste lid bedoelde vereisten herbeoordelen.". HOOFDSTUK XIV. - Wijzigingen van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen

Art. 41.In artikel 15 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 december 2016, wordt een bepaling onder 8° /2 ingevoegd, luidende : "8° /2 "Verordening nr. 648/2012" : Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters;".

Art. 42.In artikel 44 van dezelfde wet wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Hiertoe bepaalt en controleert het wettelijk bestuursorgaan met name : 1° de strategie en de doelstellingen van de onderneming;2° het risicobeleid, met inbegrip van de algemene risicotolerantielimieten; 3° het in artikel 42, § 1, 5° bedoelde integriteitsbeleid.".

Art. 43.In artikel 55, § 2, van dezelfde wet wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : "Het wettelijk bestuursorgaan bezorgt aan de Bank jaarlijks een verslag over de beoordeling van de compliancefunctie die hij met toepassing van artikel 77, § 3, verricht.".

Art. 44.Artikel 60 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 60.Onverminderd het bepaalde bij de artikelen 40 tot 42 en 48 tot 59, kan de Bank, bij reglement vastgesteld met toepassing van artikel 12bis, § 2, van de wet van 22 februari 1998, nader bepalen wat moet worden verstaan onder een passende beleidsstructuur, een passende interne controle, een passende onafhankelijke risicobeheerfunctie, een passende onafhankelijke interne auditfunctie, een passende actuariële functie en, op advies van de FSMA, een passende onafhankelijke compliancefunctie, en nadere regels opstellen conform de Europese regelgeving, met name de regels waarin de minimumvoorwaarden worden vastgesteld die moeten worden vervuld wat betreft het in artikel 40, § 1, tweede lid bedoelde vereiste om over passende deskundigheid te beschikken, met inbegrip van de modaliteiten met betrekking tot de procedure voor de beoordeling van dat vereiste.".

Art. 45.In artikel 81 van dezelfde wet wordt een paragraaf 4 ingevoegd, luidende : " § 4. Naast het bepaalde bij paragraaf 1, brengen verzekerings- of herverzekeringsondernemingen en de in paragraaf 1 bedoelde personen de Bank onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging inhoudt van de bij de benoeming verstrekte informatie en een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste professionele betrouwbaarheid of passende deskundigheid.

Overeenkomstig de artikelen 63, 303 en 304, kan de Bank, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het eerste lid is verkregen, de naleving van de in artikel 40, § 1, tweede lid bedoelde vereisten herbeoordelen.".

Art. 46.In artikel 93, § 1, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° de leden van hun wettelijk bestuursorgaan, de leden van hun directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, de personen belast met de effectieve leiding, evenals de algemene lasthebbers en, in voorkomend geval, andere personen die met de effectieve leiding van hun bijkantoren zijn belast"; 2° in het eerste lid wordt de bepaling onder 3° aangevuld met de woorden "met uitzondering van de ondernemingen of instellingen waarover de verzekerings- of herverzekeringsonderneming of hun moederonderneming controle uitoefent;".

Art. 47.In artikel 517 van dezelfde wet wordt een paragraaf 5/1 ingevoegd, luidende : " § 5/1. Artikel 508, § 1, en paragraaf 1, eerste lid, 2°, 3°, 4° en 6°, en de paragrafen 2 en 3 van dit artikel zijn van toepassing wanneer de Bank vaststelt dat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming niet werkt overeenkomstig de bepalingen van Titel II van Verordening nr. 648/2012.".

Art. 48.Artikel 602 van dezelfde wet wordt aangevuld met de woorden "of van Titel II van Verordening nr. 648/2012.".

Art. 49.In artikel 603 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 oktober 2016, wordt paragraaf 1, 1°, aangevuld met de woorden "aan de bepalingen van Titel II van Verordening nr. 648/2012 of".

Art. 50.In artikel 604 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 oktober 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "of op de bepalingen van Titel II van Verordening nr.648/2012" ingevoegd tussen de woorden "op alle andere uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2009/138/EG" en de woorden ", een administratieve boete opleggen"; 2° het eerste lid van paragraaf 2 wordt vervangen door de volgende twee leden, die het eerste en tweede lid van paragraaf 2 zullen vormen : De administratieve geldboete die aan een in paragraaf 1 bedoelde verzekerings- of herverzekeringsonderneming wordt opgelegd, voor hetzelfde feit of hetzelfde geheel van feiten, bedraagt minimum 10.000 euro en maximum 10 % van de technische en financiële opbrengsten van de onderneming van het voorbije boekjaar.

De administratieve geldboete die aan een in paragraaf 1 bedoelde verzekeringsholding, gemengde financiële holding of gemengde verzekeringsholding wordt opgelegd, voor hetzelfde feit of hetzelfde geheel van feiten, bedraagt minimum 10.000 euro en maximum 10 % van de jaarlijkse netto-omzet van de entiteit van het voorbije boekjaar.". HOOFDSTUK XV. - Wijzigingen van de wet van 25 oktober 2016 houdende oprichting van het Federaal Agentschap van de Schuld en opheffing van het Rentenfonds

Art. 51.Artikel 3 van de wet van 25 oktober 2016 houdende oprichting van het Federaal Agentschap van de Schuld en opheffing van het Rentenfonds wordt aangevuld met een lid, luidende : "Alle bestaande contractuele rechten en plichten betreffende het beheer van de Federale Staatsschuld worden van rechtswege overgedragen van de Federale Overheidsdienst Financiën, Algemene Administratie van de Thesaurie, Agentschap van de schuld, naar het Agentschap. Deze overdracht is zonder enige andere formaliteit tegenstelbaar ten aanzien van derden.".

Art. 52.In dezelfde wet wordt een artikel 10/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 10/1.De Koning wordt gemachtigd alle wettelijke bepalingen aan te passen die naar het Rentenfonds verwijzen.". HOOFDSTUK XVI. - Wijzigingen van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies

Art. 53.Artikel 23, § 1, van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies wordt aangevuld met een lid, luidende : "De FSMA kan, bij reglement genomen ter uitvoering van de artikelen 49, § 3, en 64, van de wet van 2 augustus 2002, de minimale voorwaarden verduidelijken waaraan moet worden voldaan met betrekking tot het vereiste inzake de passende deskundigheid, inclusief de modaliteiten van de beoordelingsprocedure van dat vereiste.".

Art. 54.In artikel 25 van diezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 5 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het derde lid worden de woorden "De vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies werken een passend integriteitsbeleid uit vervangen door de woorden "Het wettelijk bestuursorgaan van de vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies bepaalt en controleert een passend integriteitsbeleid"; b) tussen het vierde en het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De personen die met de compliancefunctie zijn belast, brengen minstens eenmaal per jaar verslag uit aan het wettelijk bestuursorgaan." 2° in paragraaf 7 wordt tussen het zesde en het zevende lid een lid ingevoegd, luidende : "Het wettelijk bestuursorgaan beoordeelt in het bijzonder de goede werking van de in paragraaf 5 bedoelde onafhankelijke controlefuncties.".

Art. 55.In artikel 35 van dezelfde wet wordt een paragraaf 4 ingevoegd, luidende : " § 4. Onverminderd artikel 45, tweede lid, brengen de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies en de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde personen de FSMA onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging in de bij de benoeming verstrekte informatie inhoudt, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste professionele betrouwbaarheid of passende deskundigheid.

Overeenkomstig de artikelen 23, § 1, tweede lid, 45, eerste lid en 56, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het eerste lid is verkregen, de naleving van de in artikel 23, § 1, tweede lid bedoelde vereisten herbeoordelen.". HOOFDSTUK XVII. - Wijzigingen van de wet van 18 december 2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën

Art. 56.In artikel 4, 5°, van de wet van 18 december 2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding en houdende diverse bepalingen inzake financiën worden de woorden "emittent van beleggingsinstrumenten wiens" vervangen door de woorden "uitgevende instelling van beleggingsinstrumenten wier".

Art. 57.Artikel 4, 7°, van dezelfde wet wordt het woord "emittent" vervangen door de woorden "uitgevende instelling" en het woord "wiens" vervangen door het woord "wier".

Art. 58.Artikel 15 van dezelfde wet wordt aangevuld met twee leden, luidende : "Onverminderd artikel 13, tweede lid, brengen de alternatieve-financieringsplatformen en de in het eerste lid bedoelde personen de FSMA onverwijld op de hoogte van elk feit of element dat een wijziging in de bij de benoeming verstrekte informatie inhoudt, en dat een invloed kan hebben op de voor de uitoefening van de betrokken functie vereiste professionele betrouwbaarheid of passende deskundigheid.

Overeenkomstig de artikelen 10, § 3, eerste lid, 13, eerste lid en 31, kan de FSMA, wanneer zij in het kader van de uitvoering van haar toezichtsopdracht op de hoogte is van een dergelijk feit of element, dat al dan niet met toepassing van het zevende lid is verkregen, de naleving van de in artikel 10, § 3, eerste lid bedoelde vereisten herbeoordelen.". HOOFDSTUK XVIII. - Omzetting van diverse bepalingen van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad Afdeling 1. - Algemene bepaling

Art. 59.Dit hoofdstuk voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad. Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 1 april 2007 op de openbare

overnamebiedingen

Art. 60.Artikel 5 van de wet van 1 april 2007 op de openbare overnamebiedingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt aangevuld met een derde lid, luidende : "Dit artikel is niet van toepassing wanneer gebruik wordt gemaakt van de afwikkelingsinstrumenten, -bevoegdheden en -mechanismen bedoeld in Boek II, Titel VIII, in Boek XI en in Boek XII, Titel II, Hoofdstuk VII van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen.". Afdeling 3. - Wijziging van het Wetboek van vennootschappen

Art. 61.Artikel 533 van het Wetboek van vennootschappen wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : " § 3. Voor de toepassing van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, wat het herstel van kredietinstellingen en beursvennootschappen betreft, kan de algemene vergadering met twee derde van het aantal geldig uitgebrachte stemmen bepalen dat de statuten voorschrijven, of de statuten in die zin wijzigen dat zij voorschrijven, dat de oproeping tot de algemene vergadering om een besluit te nemen over een kapitaalverhoging plaatsvindt binnen tien tot vijftien dagen vóór de vergadering, mits : 1° aan de voorwaarden van artikel 234, 235 of 236 van de wet van 25 april 2014 is voldaan, en 2° de kapitaalverhoging noodzakelijk is om te vermijden dat een afwikkelingsprocedure op basis van de in artikel 244 en 454 van de wet van 25 april 2014 bedoelde afwikkelingsvoorwaarden een aanvang neemt. In dat geval hebben de aandeelhouders geen recht om andere punten op de agenda van die algemene vergadering te plaatsen, kan geen herziening van de agenda plaatsvinden en is het bepaalde in paragraaf 2 niet van toepassing.". Afdeling 4. - Wijzigingen van de wet van 25 april 2014 op het statuut

van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen

Art. 62.In artikel 3 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, laatst gewijzigd bij de wet van 7 december 2016, wordt de bepaling onder 81° toegevoegd, luidende : "81° financiële contracten : de volgende contracten en overeenkomsten : a) effectencontracten, met inbegrip van : 1° contracten voor de aankoop, verkoop of lening van een effect of een groep of index van effecten;2° opties op een effect of een groep of index van effecten;3° retrocessie- of omgekeerde retrocessietransacties met betrekking tot een dergelijk effect of een dergelijke groep of index;b) grondstoffencontracten, met inbegrip van : 1° contracten voor de aankoop, verkoop of lening van een grondstof of een groep of index van grondstoffen voor de levering ervan in de toekomst;2° opties op een grondstof of een groep of index van grondstoffen;3° retrocessie- of omgekeerde retrocessietransacties met betrekking tot een dergelijke grondstof, groep of index;c) future- en termijncontracten, met inbegrip van contracten (die geen grondstoffencontracten zijn) voor de aankoop, verkoop of overdracht van een grondstof of eigendom van enigerlei andere aard, dienst, recht of belang tegen een vastgestelde prijs op een tijdstip in de toekomst;d) swapovereenkomsten, met inbegrip van 1° swaps en opties met betrekking tot rentetarieven, spot- of andere overeenkomsten met betrekking tot wisselkoersen, valuta's, een aandelenindex of aandelen, een schuldindex of schuld, grondstoffenindexen of grondstoffen, weer, emissies of inflatie;2° totale opbrengsten-, kredietspreidings- of kredietswaps;3° overeenkomsten of transacties die vergelijkbaar zijn met een in 1° of 2° bedoelde overeenkomst die herhaaldelijk op de swaps- of derivatenmarkten wordt verhandeld;e) interbancaire leningsovereenkomsten indien de leningstermijn ten hoogste drie maanden bedraagt; f) raamovereenkomsten met betrekking tot de onder a) tot en met e) bedoelde contracten of overeenkomsten;".

Art. 63.Artikel 228 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : "Met het oog op de toepassing van het eerste lid brengen de kredietinstellingen en de toezichthouder de afwikkelingsautoriteit onverwijld op de hoogte van alle veranderingen die een actualisering of een herziening van het afwikkelingsplan nodig maken.".

Art. 64.Artikel 229, § 4, van dezelfde wet wordt het woord "toezichthouder" vervangen door het woord "afwikkelingsautoriteit".

Art. 65.In artikel 275 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 december 2015 en bekrachtigd bij wet van 27 juni 2016, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "Deze maatregelen hebben uitwerking niettegenstaande elke andersluidende bepaling van in het bijzonder, doch niet uitsluitend, het Wetboek van vennootschappen."

Art. 66.In artikel 276, § 2, 4° /5 van dezelfde wet worden de woorden "financiële contracten of" ingevoegd tussen de woorden "de bevoegdheid om" en het woord "derivatencontracten".

Art. 67.In artikel 292 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 2° worden de woorden "en de afwikkelingsautoriteit" ingevoegd tussen de woorden "de bevoegde autoriteit" en de woorden "van elk bijkantoor";2° de bepaling onder 3° wordt aangevuld met de woorden "indien zulks noodzakelijk is voor het vervullen van de functies van het Garantiefonds"; 3° er wordt een bepaling onder 3° /1 ingevoegd, luidende : "3° /1 het Afwikkelingsfonds indien zulks noodzakelijk is voor het vervullen van de functies van het Afwikkelingsfonds;".

Art. 68.In Boek IV van dezelfde wet wordt een artikel 346/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 346/1.De Bank stelt de Europese Bankautoriteit onverwijld in kennis van de maatregelen die zij overeenkomstig artikel 345 of 346, § 2, toepast evenals van de status van eventueel ingestelde beroepen en het resultaat daarvan.".

Art. 69.Artikel 347 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 oktober 2016, wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende : " § 6. De Bank stelt de Europese Bankautoriteit onverwijld in kennis van de maatregelen die zij overeenkomstig dit artikel oplegt evenals van de status van eventueel ingestelde beroepen en het resultaat daarvan.".

Art. 70.In Boek VI van dezelfde wet wordt een titel IV ingevoegd, luidende "Titel IV. Aanvullende bepaling".

Art. 71.In titel IV, ingevoegd bij artikel 70, wordt een artikel 377/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 377/1.De artikelen 353 tot 377 zijn mutatis mutandis van toepassing op de entiteiten naar Belgisch recht bedoeld in artikel 424, wanneer ten aanzien van die entiteiten afwikkelingsmaatregelen worden toegepast krachtens Boek XI, Titel V.".

Art. 72.Artikel 435 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015 en bekrachtigd bij de wet van 27 juni 2016, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4. De andere bevoegde autoriteiten die het niet oneens zijn uit hoofde van paragraaf 3 kunnen een gezamenlijk besluit bereiken over een groepsherstelplan dat de entiteiten in hun rechtsgebieden bestrijkt."

Art. 73.Artikel 436 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015 en bekrachtigd bij de wet van 27 juni 2016, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4. De andere bevoegde autoriteiten die het niet oneens zijn uit hoofde van paragraaf 3 kunnen een gezamenlijk besluit bereiken over een groepsherstelplan dat de entiteiten in hun rechtsgebieden bestrijkt.".

Art. 74.In artikel 440, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015 en bekrachtigd bij de wet van 27 juni 2016, wordt het woord "stabiliteit" vervangen door het woord "instabiliteit".

Art. 75.In artikel 460, § 4, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2015 en bekrachtigd bij de wet van 27 juni 2016, wordt het woord "ABE" vervangen door het woord "EBA".

Art. 76.In dezelfde wet wordt een artikel 465/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 465/1.§ 1. Het in artikel 465, § 1, 4°, bedoelde financieringsplan omvat : 1° een waardering als bedoeld in artikel 246 ten aanzien van de betroffen groepsentiteiten;2° de verliezen die elke getroffen groepsentiteit moet onderkennen op het ogenblik waarop de afwikkelingsinstrumenten worden toegepast;3° voor elke getroffen groepsentiteit, de verliezen die elke categorie van aandeelhouders en schuldeisers zou lijden;4° elke bijdrage die het Garantiefonds en de andere nationale depositogarantiestelsels moeten leveren krachtens artikel 384/1 of krachtens artikel 109, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU;5° de totale bijdrage door financieringsregelingen voor de afwikkeling en het doel en de vorm van de bijdrage;6° de basis voor de berekening van het bedrag dat elke nationale financieringsregeling van de lidstaten waar de getroffen groepsentiteiten gevestigd zijn, moet bijdragen aan de financiering van de groepsafwikkeling tot opbouw van de in punt 5° bedoelde bijdrage;7° het bedrag dat de nationale financieringsregeling van elke getroffen groepsentiteit moet bijdragen aan de financiering van de groepsafwikkeling, evenals de vorm van die bijdragen;8° het bedrag aan leningen dat de financieringsregelingen van de lidstaten waar de getroffen groepsentiteiten gevestigd zijn, zullen betrekken van kredietinstellingen, financiële instellingen en andere partijen, overeenkomstig artikel 6/3, § 1, van de wet van 28 december 2011 op het Afwikkelingsfonds of artikel 105 van Richtlijn 2014/59/EU;9° de termijn voor het gebruik van de financieringsregelingen van de lidstaten waar de getroffen entiteiten gevestigd zijn, welke in voorkomend geval verlengd moet kunnen worden. § 2. De basis voor het verdelen van de in paragraaf 1, punt 5°, bedoelde bijdrage dient te stroken met het bepaalde in artikel 3, 9°, van het koninklijk besluit van 5 maart 2017 tot uitvoering van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, wat de opmaak van afwikkelingsplannen en groepsafwikkelingsplannen en de beoordeling van de afwikkelbaarheid betreft, tenzij in het financieringsplan anders is bepaald.

De berekening van de bijdrage van elke nationale financieringsregeling is, tenzij anders in het financieringsplan is bepaald, met name gebaseerd op : 1° de omvang van de risicogewogen activa van de groep aangehouden door de entiteiten als bedoeld in artikel 424, 1° tot 4°, die gevestigd zijn in de lidstaat van die afwikkelingsfinancieringsregeling;2° de omvang van de activa van de groep aangehouden door de entiteiten als bedoeld in artikel 424, 1° tot 4°, die gevestigd zijn in de lidstaat van die afwikkelingsfinancieringsregeling;3° de omvang van de verliezen die geleid hebben tot de noodzaak van een groepsafwikkeling die haar oorsprong vindt in groepsentiteiten onder toezicht van de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van die afwikkelingsfinancieringsregeling;en 4° de omvang van de middelen van de financieringsregeling van de groep die in het kader van het financieringsplan naar verwachting rechtstreeks gebruikt zullen worden voor groepsentiteiten die gevestigd zijn in de lidstaat van die afwikkelingsfinancieringsregeling.".

Art. 77.Artikel 480 van dezelfde wet wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : "Indien meerdere afwikkelingsautoriteiten voornemens zijn om krachtens artikel 280, § 2, of krachtens artikel 35 van Richtlijn 2014/59/EU een bijzondere bestuurder te benoemen bij een entiteit binnen een groep, overwegen zij of het passender zou zijn om éénzelfde bijzondere bestuurder voor alle betrokken entiteiten te benoemen om het herstel van de financiële soliditeit van de betrokken entiteiten te vergemakkelijken.".

Art. 78.In artikel 495, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 oktober 2016, wordt het woord "beleggingsondernemingen" vervangen door het woord "beursvennootschappen". Afdeling 5. - Wijziging van de wet van 28 december 2011 op het

Afwikkelingsfonds

Art. 79.In de wet van 28 december 2011 op het Afwikkelingsfonds wordt een artikel 6/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 6/4.§ 1. Wanneer krachtens artikel 465 van de wet van 25 april 2014 een groepsafwikkelingsregeling wordt toegepast, levert het Afwikkelingsfonds onmiddellijk zijn bijdrage aan de financiering van de groepsafwikkeling in overeenstemming met het krachtens artikel 465, § 1, 4°, van dezelfde wet opgestelde financieringsplan.

De Koning kan de regels en procedures vastleggen om het bepaalde in het eerste lid te waarborgen. § 2. Alle opbrengsten of voordelen die het gebruik van een groepsfinancieringsregeling opleveren, worden aan het Afwikkelingsfonds en de andere nationale financieringsregelingen toegewezen naar ratio van hun bijdrage aan de financiering van de groepsafwikkeling. § 3. Het Afwikkelingsfonds kan alle overeenkomstig artikel 6/3, § 1, aangegane leningen garanderen.". HOOFDSTUK XIX. - Opheffing van de Erkenningsraad voor effectenmakelaars en van de titel van effectenmakelaar Afdeling 1. - Bepalingen inzake de opheffing van de Erkenningsraad

voor effectenmakelaars en van de titel van effectenmakelaar

Art. 80.Voor de opheffing van de Erkenningsraad voor effectenmakelaars beschikt de voorzitter in functie van de Erkenningsraad, bijgestaan door de penningmeester en de secretaris, over de ruimst mogelijke bevoegdheden om alle beheersdaden, administratieve daden en daden van beschikking te verordenen of te stellen die nodig zijn voor de stopzetting van de activiteiten en voor de opheffing van de Erkenningsraad voor effectenmakelaars en van de titel van effectenmakelaar. De voorzitter beëindigt onder andere de verrichtingen en alle lopende activiteiten zoals de tuchtprocedures en de procedures met betrekking tot de toekenning of de intrekking van de titel van effectenmakelaar, ere-effectenmakelaar of effectenmakelaar in onderbreking, hij betaalt de schulden en lasten van alle aard, hij ziet, in voorkomend geval, toe op de verdeling van het vereffeningssaldo onder de effectenmakelaars, hij ziet toe op de opmaak van het verslag van de commissarissen en de eindrekeningen en hij roept de buitengewone algemene vergadering bijeen.

Art. 81.Het vereffeningssaldo wordt verdeeld onder de effectenmakelaars en de ere-effectenmakelaars waarvan de namen op de door de Erkenningsraad gepubliceerde lijst van effectenmakelaars en de ere-effectenmakelaars staat. De verdeling is gelijk verdeeld onder de effectenmakelaars en de ere-effectenmakelaars ongeacht het aantal jaren van premiebetaling.

Art. 82.De voorzitter roept de buitengewone algemene vergadering bijeen en legt haar de eindrekeningen en het verslag van de commissarissen voor opdat zij die keuren en over de verlening van kwijting aan de vereffenaar stemmen. De buitengewone algemene vergadering vergadert geldig ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde effectenmakelaars. De beslissingen worden genomen bij meerderheid van de stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde effectenmakelaars. Afdeling 2. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen

Art. 83.In de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten wordt afdeling 5 van Hoofdstuk II, die het bij de wet van 2 mei 2007 en het koninklijk besluit van 3 maart 2011 gewijzigde artikel 21 bevat, opgeheven.

Art. 84.Artikel 75, § 1, 15°, van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 85.In artikel 16, eerste lid, van de kaderwet van 3 augustus 2007 betreffende de dienstverlenende intellectuele beroepen, worden de woorden "de wisselagenten," vervangen door de woorden "de ere-effectenmakelaars".

Art. 86.Het koninklijk besluit van 11 juli 2003 betreffende de Erkenningsraad voor effectenmakelaars en de titel van effectenmakelaar, gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 november 2003, 18 mei 2008 en 12 maart 2009, wordt opgeheven.

Art. 87.De ministeriële besluiten van 5 augustus 1988 tot goedkeuring van het algemeen reglement van de Waarborgkas van de wisselagenten en 19 juni 2001 tot goedkeuring van het reglement van de erkenningsraad voor effectenmakelaars, worden opgeheven. Afdeling 3. - Overgangsbepaling

Art. 88.§ 1. De houders van de titel van effectenmakelaar of ere-effectenmakelaar waarvan de naam voorkomt op de laatste lijst van de effectenmakelaars en de ere-effectenmakelaars, die door de Erkenningsraad voor effectenmakelaars wordt bekendgemaakt op het tijdstip waarop dit hoofdstuk in werking treedt, mogen de titel van ere-effectenmakelaar voeren. De effectenmakelaars in loopbaanonderbreking op de datum van de inwerkingtreding van dit hoofdstuk kunnen de titel van ere-effectenmakelaar niet dragen.

De betrokken personen mogen die titel echter niet langer voeren als zij zich in één van de in artikel 20 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen bedoelde gevallen bevinden, of als de Nationale Bank van België of de FSMA, bij de uitoefening van de hun bij wet toevertrouwde opdrachten, hebben geoordeeld dat zij niet langer voldoen aan de in de wet bepaalde voorwaarden van betrouwbaarheid en deskundigheid. § 2. Wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 200 tot 2 000 euro of met één van die straffen alleen hij die zichzelf zonder toestemming in het openbaar de titel van ere-effectenmakelaar toe-eigent.

De bepalingen van boek 1 van het Strafwetboek, inclusief hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de in deze paragraaf bedoelde inbreuken. Afdeling 4. - Inwerkingtreding

Art. 89.Dit hoofdstuk treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK XX. - Toekenning van concessionele leningen aan de Internationale Ontwikkelingsassociatie in het kader van de achttiende wedersamenstelling van de middelen (IDA18)

Art. 90.De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, concessionele leningen verlenen aan de Internationale Ontwikkelingsassociatie in het kader van de achttiende wedersamenstelling van de middelen (IDA18) voor een totaalbedrag van maximaal 241,13 miljoen euro.

De Koning bepaalt de nadere regels van de in het eerste lid vermelde leningen. HOOFDSTUK XXI. - Diverse herstelbepalingen Afdeling 1 - Wijzigingen van de wet van 15 december 2004 betreffende

financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten

Art. 91.In artikel 4, § 1, van de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, gewijzigd bij de wet van 26 september 2011, wordt het derde lid vervangen als volgt : "De inbezitstelling van op rekening geboekte financiële instrumenten kan inzonderheid geschieden door de creditering van die instrumenten op een speciale rekening geopend op naam van de zekerheidsverschaffer of van de begunstigde van de zekerheid of van een derde die de zekerheid houdt voor rekening van de begunstigde. Het feit dat de als zekerheid verschafte activa in de boeken van een bemiddelaar worden ingeschreven belet die bemiddelaar niet om, met betrekking tot die activa, te handelen als een partij. Wanneer de financiële instrumenten zijn gecrediteerd op een speciale rekening op naam van de zekerheidsverschaffer, de begunstigde of van een derde die optreedt voor diens rekening, wordt aan de vereiste van bezit of controle geen afbreuk gedaan indien tot nader bericht van de begunstigde of de derde die voor zijn rekening optreedt de zekerheidsverschaffer nog beschikkingsrechten heeft die in de zakelijke zekerheidsovereenkomst nader zijn bepaald.".

Art. 92.Artikel 3, 10° van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "10 "bankvorderingen" : de geldelijke vorderingen voortvloeiend uit een overeenkomst krachtens dewelke : - een kredietinstelling, zoals gedefinieerd in de wet van 25 april 2014 op het statuut van en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen of een in artikel 2, 1°, van dezelfde wet bedoelde entiteit; - een kredietgever inzake hypothecair krediet in de zin van Boek VII van het Wetboek Economisch Recht; - een kredietgever inzake consumentenkrediet in de zin van Boek VII van het Wetboek Economisch Recht; - iedere andere buitenlandse rechtspersoon die in zijn land van oorsprong tot één van de hierboven bedoelde categorieën behoort; een lening of een krediet toestaat."

Art. 93.Artikel 91 treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van de wet van 11 juli 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerende goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen ter zake.

Art. 94.Artikel 38, a), van de wet van 25 december 2016 houdende de wijziging van verscheidene bepalingen betreffende de zakelijke zekerheden op roerende goederen wordt opgeheven. Afdeling 2. - Wijzigingen van de wet van 3 augustus 2012 betreffende

diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector

Art. 95.In hoofdstuk 3 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector wordt een afdeling 1bis ingevoegd, luidende : "Afdeling 1bis. Overdraagbaarheid van bankvorderingen".

Art. 96.In afdeling 1bis, ingevoegd bij artikel 95, wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidende : "

Artikel 3bis.Een bankvordering is vrij overdraagbaar door de schuldeiser behoudens in de mate van beperkingen uitdrukkelijk voorzien door de wet of beperkingen uitdrukkelijk bedongen door de krediet- of leningsovereenkomst waaruit de bankvordering voortvloeit.".

Art. 97.In dezelfde afdeling wordt een artikel 3ter ingevoegd, luidende : "

Art. 3ter.§ 1. Artikel 3bis is van toepassing op alle overeenkomsten die werden gesloten voor de inwerkingtreding van deze wet en op de bankvorderingen en daaraan verbonden waarborgen, ongeacht of ze voor de inwerkingtreding van deze wet zijn ontstaan of overgedragen § 2. Dit artikel doet geen afbreuk aan rechten definitief verworven door derden voor de inwerkingtreding van deze wet.". Afdeling 3 - Wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut van

en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen

Art. 98.In artikel 381 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, gewijzigd bij de wet van 22 april 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het woord "depositogarantieregeling" vervangen door het woord "depositobeschermingsregeling";2° in het derde lid worden de woorden "het depositogarantiestelsel" vervangen door de woorden "de depositobeschermingsregeling". Afdeling 4. - Wijzigingen van de wet van 13 maart 2016 op het statuut

van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen

Art. 99.In artikel 81, § 1, tweede lid, van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen worden de woorden "artikel 41" vervangen door de woorden "artikel 40".

Art. 100.In artikel 104, § 1, van dezelfde wet worden de woorden "eerste 1" vervangen door de woorden "eerste lid".

Art. 101.In artikel 111, eerste lid, van dezelfde wet wordt het woord "vestigingskantoor" vervangen door het woord "vestigingsland".

Art. 102.In artikel 393, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "Richtlijn 2008/139/EG" vervangen door de woorden "Richtlijn 2009/138/EG". Afdeling 5. - Wijziging van het Wetboek van Vennootschappen

Art. 103.In artikel 684, § 2, van het Wetboek van Vennootschappen worden de woorden ", de Nationale Bank van België of de Europese Centrale Bank "ingevoegd tussen de woorden "de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten" en de woorden "onderworpen zijn".

Gegeven te Brussel, 5 december 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : K54-2682 Integraal verslag : 23 november 2017

^