Etaamb.openjustice.be
Wet van 30 juli 2018
gepubliceerd op 10 augustus 2018

Wet houdende diverse financiële bepalingen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2018031637
pub.
10/08/2018
prom.
30/07/2018
ELI
eli/wet/2018/07/30/2018031637/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

30 JULI 2018. - Wet houdende diverse financiële bepalingen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.De bepalingen van deze wet regelen een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL II. - Financiële bepalingen HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van de wet van 23 juni 1930 over het inrichten van een aan krijgsdienstbaarheden onderworpen veiligheidsgordel, rondom de vliegvelden door één of meer eskadrils van `t leger gebruikt

Art. 2.Artikel 8 van de wet van 23 juni 1930 over het inrichten van een aan krijgsdienstbaarheden onderworpen veiligheidsgordel, rondom de vliegvelden door één of meer eskadrils van `t leger gebruikt wordt aangevuld met vier leden, luidende : "Vanaf 1 september 2018 kan geen nieuwe vergoedingsaanvraag meer ingediend worden.

De jaarlijkse vergoeding zal worden omgezet in kapitaal, vanaf 1 januari 2019.

De afkoopwaarde zal berekend worden volgens de volgende formule : De afkoopwaarde is gelijk aan het bedrag dat jaarlijks betaald wordt, gedeeld door de rentevoet. De rentevoet die hier toegepast wordt, is het rendement op de OLO 80 (eindvervaldag: 22/06/2066), op de berekeningsdatum.

De betalingen gebeuren vanaf 1 juli 2019, voor saldo van alle rekeningen.".

Art. 3.Artikelen 9 en 10 van dezelfde wet worden opgeheven. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 6 van 10 november 1967 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, gecoördineerd door het koninklijk besluit van 27 januari 2004

Art. 4.Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 62 betreffende de bewaargeving van vervangbare financiële instrumenten en de vereffening van transacties op deze instrumenten, gecoördineerd door het koninklijk besluit van 27 januari 2004, wordt vervangen als volgt : "

Art. 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "centrale effectenbewaarinstelling" : een centrale effectenbewaarinstelling als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 1), van Verordening 909/2014;2° "Verordening 909/2014" : Verordening (EU) nr.909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012; 3° "aangesloten leden" : de instellingen die krachtens de regels die van toepassing zijn op het afwikkelingssysteem van de centrale effectenbewaarinstelling gemachtigd zijn effectenrekeningen bij deze laatste aan te houden; 4° "afwikkelingssysteem" : een systeem als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 10), van Verordening 909/2014.".

Art. 5.In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wet van 14 december 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De Nationale Bank van België, in haar hoedanigheid van centrale effectenbewaarinstelling, of enige andere centrale effectenbewaarinstelling die een vergunning bezit of erkend is krachtens Verordening 909/2014 of die krachtens artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België een vergunning heeft verkregen als vereffeningsinstelling en hun aangesloten leden, kunnen op grond van de bepalingen van dit besluit alle financiële instrumenten bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, in deposito ontvangen, ongeacht of het gaat om gematerialiseerde of gedematerialiseerde effecten, effecten aan toonder, aan order of op naam, naar Belgisch of naar buitenlands recht, welke ook de vorm weze waaronder deze effecten volgens het op hen toepasbare recht worden uitgegeven."; 2° in het derde lid worden de woorden "bij de vereffeningsinstelling" telkens vervangen door de woorden "bij een centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 6.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de woorden "De vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "De centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 7.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de woorden "De vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "De centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 8.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de woorden "bij de vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "bij de centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 9.In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "bij de vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "bij de centrale effectenbewaarinstelling";2° in het tweede lid worden de woorden "de vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "de centrale effectenbewaarinstelling";3° in het derde lid worden de woorden "door de vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "door de centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 10.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de woorden "de vereffeningsinstelling" telkens vervangen door de woorden "de centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 11.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "bij de vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "bij de centrale effectenbewaarinstelling";2° in het derde lid worden de woorden "de vereffeningsinstelling" telkens vervangen door de woorden "de centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 12.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de woorden "De vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "De centrale effectenbewaarinstelling" en de woorden "bij de vereffeningsinstelling" door de woorden "bij de centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 13.In artikel 11, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "van de vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "van de centrale effectenbewaarinstelling" en de woorden "door de vereffeningsinstelling" door de woorden "door de centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 14.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "bij de vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "bij de centrale effectenbewaarinstelling" en de woorden "jegens die instelling" door de woorden "jegens deze laatste"; 2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "In geval van faillissement van de centrale effectenbewaarinstelling of in alle andere gevallen van samenloop, geschiedt de terugvordering van het aantal financiële instrumenten dat door de centrale effectenbewaarinstelling verschuldigd is, op collectieve wijze op de algemeenheid van de financiële instrumenten van dezelfde categorie die de centrale effectenbewaarinstelling in bewaring heeft, in bewaring geeft of heeft ingeschreven op haar naam, in welke vorm dan ook."; 3° in het vierde lid worden de woorden "Indien de vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "Indien de centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 15.In artikel 13, tweede en vijfde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "de vereffeningsinstelling" telkens vervangen door de woorden "de centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 16.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "aan de vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "aan de centrale effectenbewaarinstelling" en de woorden "van de vereffeningsinstelling" door de woorden "van de centrale effectenbewaarinstelling";2° in het tweede lid worden de woorden "De vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "De centrale effectenbewaarinstelling" en de woorden "voor de vereffeningsinstelling" door de woorden "voor de centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 17.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de woorden "bij de vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "bij de centrale effectenbewaarinstelling" en worden de woorden "of de vereffeningsinstelling" telkens vervangen door de woorden "of de centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 18.In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de woorden "bij de vereffeningsinstelling" telkens vervangen door de woorden "bij de centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 19.In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de woorden "de vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "de centrale effectenbewaarinstelling". HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium

Art. 20.In artikel 4 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium, gewijzigd bij de wet van 15 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.De Nationale Bank van België, in haar hoedanigheid van centrale effectenbewaarinstelling, of enige andere centrale effectenbewaarinstelling die een vergunning bezit of erkend is krachtens Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 ("Verordening 909/2014") zijn de centrale effectenbewaarinstellingen die door de emittent kunnen worden belast met de bewaarneming van de in deze wet bedoelde gedematerialiseerde effecten en met de vereffening van transacties in deze effecten."; 2° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Art. 21.In artikel 8, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "bij het effectenclearingstelsel van de Nationale Bank van België" vervangen door de woorden "bij de centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 22.In artikel 9 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1998, worden de woorden "bij het effectenclearingstelsel van de Nationale Bank van België" vervangen door de woorden "bij de centrale effectenbewaarinstelling".

Art. 23.In artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 7 juli 1998 en bij de wet van 15 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "bij het effectenclearingstelsel van de Nationale Bank van België" vervangen door de woorden "bij de centrale effectenbewaarinstelling";2° in het tweede lid worden de woorden "De betaling aan de Nationale Bank van België" vervangen door de woorden "De betaling aan de centrale effectenbewaarinstelling";3° in het derde lid worden de woorden "De Nationale Bank van België" vervangen door de woorden "De centrale effectenbewaarinstelling" en de woorden "de Bank" door de woorden "de centrale effectenbewaarinstelling";4° in het vierde lid worden de woorden "door de Nationale Bank van België" vervangen door de woorden "door de centrale effectenbewaarinstelling". HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België

Art. 24.In de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België wordt een artikel 12quater ingevoegd, luidende : "

Art. 12quater.§ 1. Onverminderd de uitzonderingen bedoeld in de artikelen 14, lid 5, punten c) en d), 17, lid 3, punt b), 18, lid 2, en 20, lid 3, van de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, wordt, teneinde de doelstellingen te waarborgen van artikel 23, lid 1, punten d), e) en h), van de voornoemde verordening, de uitoefening van de rechten bedoeld in de artikelen 12 (transparante informatie, communicatie en nadere regels voor de uitoefening van de rechten van de betrokkene), 13 (te verstrekken informatie wanneer persoonsgegevens bij de betrokkene worden verzameld), 15 (recht van inzage), 16 (recht op rectificatie), 19 (kennisgevingsplicht inzake rectificatie of wissing van persoonsgegevens of verwerkingsbeperking), 21 (recht van bezwaar) en 34 (mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene) van deze verordening volledig beperkt voor verwerkingen van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 4, lid 1, van dezelfde verordening die de Bank uitvoert als verwerkingsverantwoordelijke die belast is met taken van algemeen belang, met taken die betrekking hebben op de voorkoming en de opsporing van strafbare feiten, alsook met taken op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag : 1° met het oog op de uitoefening van haar opdrachten zoals bedoeld in artikel 12bis van deze wet of van enige andere opdracht op het vlak van prudentieel toezicht op financiële instellingen die aan de Bank wordt toegekend op grond van een andere bepaling van nationaal of Europees recht, wanneer die gegevens niet bij de betrokkene zijn verkregen;2° in het kader van de uitoefening van haar opdracht als afwikkelingsautoriteit zoals bedoeld in artikel 12ter van deze wet, of van enige afwikkelingsbevoegdheid die aan de Bank wordt toegekend op grond van een andere bepaling van nationaal of Europees recht, wanneer die gegevens niet bij de betrokkene zijn verkregen;3° in het kader van haar opdracht om te waken over de goede werking van de verrekenings-, vereffenings- en betalingssystemen en om zich te vergewissen van de doelmatigheid en deugdelijkheid van deze systemen, zoals bedoeld in artikel 8 van deze wet, wanneer die gegevens niet bij de betrokkene zijn verkregen;4° in het kader van de procedures voor het opleggen van administratieve geldboetes die de Bank voert met toepassing van de afdelingen 2 en 3 van hoofdstuk IV/1 van deze wet, alsook in het kader van de uitoefening van de mogelijkheid die de Bank in dat verband heeft om dwangsommen op te leggen op grond van afdeling 3bis van hetzelfde hoofdstuk, voor zover de desbetreffende persoonsgegevens niet losstaan van het voorwerp van het onderzoek of de controle. De in het eerste lid, 1°, 2° en 3° bedoelde afwijkingen gelden zolang de betrokkene in voorkomend geval geen wettelijke toegang heeft verkregen tot het hem betreffend administratief dossier dat wordt bijgehouden door de Bank en dat de desbetreffende persoonsgegevens bevat. § 2. Artikel 5 van voornoemde Verordening 2016/679 is niet van toepassing op de verwerkingen van persoonsgegevens bedoeld in paragraaf 1, voor zover de bepalingen van dit artikel overeenstemmen met de rechten en verplichtingen bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22 van deze verordening.".

Art. 25.In dezelfde wet wordt een artikel 12quinquies ingevoegd, luidende : "

Art. 12quinquies.Voor zover de Bank de hoedanigheid heeft van administratieve overheid in de zin van artikel 22quinquies van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, is zij gerechtigd om persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten te verwerken indien dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de opdrachten die zij op grond van voornoemde wet van 11 december 1998 heeft. De artikelen 12 tot en met 22 en artikel 34 van de Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, zijn niet van toepassing op deze en andere verwerkingen van persoonsgegevens die de Bank in deze hoedanigheid uitvoert indien die verwerkingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van deze opdrachten. Artikel 5 van deze verordening is evenmin van toepassing op deze verwerkingen van persoonsgegevens, voor zover de bepalingen van dit artikel overeenstemmen met de rechten en verplichtingen bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22 van deze verordening.".

Art. 26.In dezelfde wet wordt een artikel 35/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 35/2.In afwijking van artikel 35 en binnen de grenzen van het recht van de Europese Unie mag de Bank toegang geven tot vertrouwelijke informatie aan de Belgische Gegevensbeschermingsautoriteit, voor zover deze autoriteit deze informatie nodig heeft voor de uitoefening van haar taken.".

Art. 27.In artikel 36/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 oktober 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 14° wordt opgeheven; 2° de bepaling onder 16° wordt vervangen als volgt : "16° "bevoegde autoriteit" : de Bank, de FSMA of de autoriteit die door elke lidstaat wordt aangewezen met toepassing van artikel 67 van Richtlijn 2014/65/EU, artikel 22 van Verordening 648/2012 of artikel 11 van Verordening 909/2014, tenzij anders is bepaald in de Richtlijn en de respectieve verordeningen;"; 3° de bepaling onder 23° wordt aangevuld met de woorden "of in artikel 3, punt 3), van Verordening 2015/2365;"; 4° de bepaling onder 24° wordt aangevuld met de woorden "of in artikel 3, punt 4), van Verordening 2015/2365;"; 5° artikel 36/1 wordt aangevuld met de bepalingen onder 25°, 26° en 27°, luidende : "25° "centrale effectenbewaarinstelling" : een centrale effectenbewaarinstelling als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 1), van Verordening 909/2014;26° "Verordening 909/2014" : Verordening (EU) nr.909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012; 27° "Verordening 2015/2365" : Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr.648/2012.".

Art. 28.In artikel 36/2, paragraaf 1 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 september 2017, worden de woorden "en de instellingen voor elektronisch geld" vervangen door de woorden ", de instellingen voor elektronisch geld, de centrale effectenbewaarinstellingen, de instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen en de depositobanken".

Art. 29.In artikel 36/12/2, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "minder mag bedragen dan 250 euro, noch" worden opgeheven;2° in de Franse versie worden de woorden "2 000 euros" vervangen door de woorden "2 500 000 euros".

Art. 30.In artikel 36/14 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 november 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 6°, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, vervangen als volgt : "6° aan de centrale tegenpartijen de instellingen voor vereffening van financiële instrumenten of de centrale effectenbewaarinstellingen die gemachtigd zijn om verrekenings- of vereffeningsdiensten te verstrekken voor transacties in financiële instrumenten verricht op een Belgische gereglementeerde markt, als de Bank van oordeel is dat de mededeling van de betrokken informatie noodzakelijk is om de regelmatige werking van die centrale tegenpartijen, instellingen voor vereffening en centrale effectenbewaarinstellingen te vrijwaren voor tekortkomingen, zelfs potentiële, van marktdeelnemers op de betrokken markt;"; 2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4.Dit artikel is van toepassing onverminderd de meer restrictieve bepalingen van het recht van de Europese Unie inzake het beroepsgeheim.".

Art. 31.Het opschrift van hoofdstuk IV/2 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt vervangen als volgt : "Bepalingen inzake de vergunningverlening aan en het toezicht op de centrale tegenpartijen en de financiële en niet-financiële tegenpartijen en bepalingen inzake de vergunningverlening aan en het toezicht op de vereffeningsinstellingen, met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, centrale effectenbewaarinstellingen, instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen en depositobanken.".

Art. 32.Artikel 36/25bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende : " § 2. De Bank is bevoegd om toe te zien op de naleving van de artikelen 4 en 15 van Verordening 2015/2365 door de financiële en niet-financiële tegenpartijen die onder haar toezicht staan krachtens artikel 36/2.".

Art. 33.Artikel 36/25ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014, wordt vervangen als volgt : "

Art. 36/25ter.Om de in artikel 36/25bis bedoelde taken te vervullen oefent de Bank de bevoegdheden uit waarover zij krachtens de bepalingen van de Hoofdstukken IV/1 en IV/2 beschikt. De niet-naleving van de bepalingen van Verordening 648/2012, van Verordening 2015/2365 of van de bepalingen die op grond van of ter uitvoering van die verordeningen zijn vastgesteld, kan aanleiding geven tot de toepassing van administratieve sancties en andere administratieve maatregelen als bepaald in deze wet en in de bijzondere wetten die van toepassing zijn op de instellingen die onder het toezicht staan van de Bank.".

Art. 34.Artikel 36/26 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt opgeheven.

Art. 35.In Hoofdstuk IV/2 van dezelfde wet wordt een artikel 36/26/1 ingevoegd, luidende : "Art. 36/26/1. § 1. Krachtens artikel 11 van Verordening 909/2014 wordt de Bank aangewezen als bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de taken met betrekking tot de vergunningverlening aan en het toezicht op in België gevestigde centrale effectenbewaarinstellingen, behoudens andersluidende bepalingen in Verordening 909/2014 die specifieke bevoegdheden toekennen aan de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op handelsplatformen.

Als aangewezen bevoegde autoriteit is de Bank bevoegd voor het toezicht op de naleving van alle bepalingen van Verordening 909/2014, met inbegrip van de bepalingen van Titel II van Verordening 909/2014, tenzij anders is bepaald in Verordening 909/2014 en onverminderd de bevoegdheden waarover de FSMA krachtens artikel 23bis van de wet van 2 augustus 2002 beschikt.

Onverminderd de bevoegdheden van de Bank staat de FSMA in voor het toezicht op de in België gevestigde centrale effectenbewaarinstellingen, daarbij handelend vanuit het oogpunt van de naleving van de regels bedoeld in artikel 45, § 1, 1°, van de wet van 2 augustus 2002, en vanuit het oogpunt van de naleving van de regels die een loyale, billijke en professionele behandeling van de deelnemers en hun cliënten moeten waarborgen. Handelend vanuit het oogpunt van deze bevoegdheden staat de FSMA in voor de naleving van de artikelen 26, lid 3, 29, 32 tot 35, 38, 49 en 53, van Verordening 909/2014 door de centrale effectenbewaarinstellingen.

In het kader van de toepassing van Verordening 909/2014 raadpleegt de Bank de FSMA voor de aspecten die tot de bevoegdheden van laatstgenoemde behoren overeenkomstig artikel 23bis van de wet van 2 augustus 2002. Indien de Bank geen rekening houdt met het advies van de FSMA, wordt dat met de redenen voor de afwijking vermeld in de motivering van haar beslissing. Het voornoemd advies van de FSMA wordt bij de kennisgeving van de beslissing van de Bank gevoegd, tenzij het betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 23bis, § 3, vierde lid, van de wet van 2 augustus 2002.

De FSMA en de Bank kunnen een overeenkomst sluiten waarin zij praktische afspraken vastleggen voor hun samenwerking, met name met betrekking tot de samenwerkingsakkoorden die de Bank conform artikel 24 van Verordening 909/2014 heeft gesloten. § 2. Overeenkomstig Verordening 909/2014 kan de Bank diensten verrichten als centrale effecten-bewaarinstelling. § 3. De Bank is belast met het toezicht op de centrale effectenbewaarinstellingen die krachtens paragraaf 1 een vergunning hebben verkregen. Onverminderd de bepalingen van Verordening 909/2014, kan de Koning op advies van de Bank het volgende bepalen : 1° de regels inzake het prudentieel toezicht, met inbegrip van de herstelmaatregelen, dat door de Bank wordt uitgeoefend op de in § 1 bedoelde centrale effectenbewaarinstellingen die geen in België gevestigde kredietinstellingen zijn;2° op zowel geconsolideerde als individuele basis, de minimumvereisten inzake organisatie, werking, financiële positie, interne controle en risicobeheer die van toepassing zijn op de in § 1 bedoelde centrale effectenbewaarinstellingen die geen in België gevestigde kredietinstellingen zijn. § 4. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening 909/2014 kan een centrale effectenbewaarinstelling een ondersteuning verlenende instelling opdragen ondersteunende diensten te verlenen of operationele taken uit te voeren die van kritiek belang zijn om haar diensten en activiteiten te verzekeren, met inbegrip van het operationeel beheer van bancaire nevendiensten. § 5. De in paragraaf 4 bedoelde ondersteuning verlenende instellingen dienen een vergunning te verkrijgen van de Bank, op advies van de FSMA. De Bank is belast met het toezicht op die instellingen. Op advies van de Bank en de FSMA bepaalt de Koning met name het volgende : 1° op zowel geconsolideerde als individuele basis, de voorwaarden en de procedure voor de vergunningverlening aan en de handhaving van de vergunning van deze instellingen door de Bank, met inbegrip van de reikwijdte van het advies van de FSMA en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan door de personen die de effectieve leiding waarnemen en de personen die een belangrijke deelneming bezitten;2° de regels inzake het prudentieel toezicht, met inbegrip van de herstelmaatregelen, dat door de Bank wordt uitgeoefend op de in paragraaf 4 bedoelde instellingen die geen in België gevestigde kredietinstellingen zijn;3° de minimumvereisten inzake organisatie, werking, financiële positie, interne controle en risicobeheer die van toepassing zijn op de in paragraaf 4 bedoelde instellingen die geen in België gevestigde kredietinstellingen zijn. De Bank kan een ondersteuning verlenende instelling toestaan andere dan de in paragraaf 4 bedoelde diensten te verstrekken en bepaalt de voorwaarden waaronder die toestemming wordt verleend.

Op advies van de Bank en de FSMA kan de Koning, met naleving van de internationale verplichtingen van België, de in de paragrafen 4 en 5 bedoelde regels geheel of gedeeltelijk toepassen op de in het buitenland gevestigde instellingen waarvan het bedrijf bestaat in het geheel of gedeeltelijk verlenen van ondersteunende diensten of uitvoeren van operationele taken die van kritiek belang zijn om de diensten en activiteiten van in België gevestigde centrale effectenbewaarinstellingen te verzekeren.

De paragrafen 4 en 5 zijn niet van toepassing op het verlenen van ondersteunende diensten of het uitvoeren van operationele taken om de diensten en activiteiten van centrale effectenbewaarinstellingen te verzekeren, wanneer die diensten of taken verricht worden door een of meer centrale banken van het Eurosysteem. § 6. Voor de toepassing van deze paragraaf worden beschouwd als depositobanken de in België gevestigde kredietinstellingen waarvan het bedrijf uitsluitend bestaat in het verstrekken van diensten van bewaarneming van financiële instrumenten, het aanhouden van financiële-instrumentenrekeningen, de afwikkeling van financiële instrumenten en daarmee verband houdende niet-bancaire diensten, naast de activiteiten bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid, van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, wanneer die activiteiten een nevendienst vormen van of verband houden met de voornoemde diensten.

De in het eerste lid bedoelde depositobanken dienen een vergunning te verkrijgen van de Bank, op advies van de FSMA. De Bank is belast met het prudentieel toezicht op die instellingen. Op advies van de Bank en de FSMA regelt de Koning inzonderheid, op zowel geconsolideerde als niet-geconsolideerde basis, de voorwaarden en de procedure voor de vergunningverlening aan en de handhaving van de vergunning van deze instellingen door de Bank, met inbegrip van de reikwijdte van het advies van de FSMA en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan door de personen die de effectieve leiding waarnemen, en de personen die een belangrijke deelneming bezitten.

De Bank kan een depositobank toestaan andere dan de in het eerste lid bedoelde diensten te verstrekken en bepaalt de voorwaarden waaronder die toestemming wordt verleend. § 7. De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de in artikel 8 bedoelde bevoegdheden van de Bank. Op advies van de Bank kan de Koning het volgende bepalen : 1° de standaarden voor het toezicht op de effectenafwikkelingssystemen;2° de mededelingsplicht in hoofde van de exploitant van een effectenafwikkelingssysteem of van de ondersteuning verlenende instelling ten aanzien van de door de Bank opgevraagde informatie;3° dwangmaatregelen indien de exploitant van een effectenafwikkelingssysteem of de ondersteuning verlenende instelling niet langer voldoet aan de opgelegde standaarden of indien de mededelingsplicht niet wordt nageleefd. § 8. De Bank coördineert de samenwerking en de uitwisseling van informatie met de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, de betrokken autoriteiten, de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en de Europese Bankautoriteit (EBA). § 9. Onverminderd de artikelen 273 en 378 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, richt de voorzitter van de rechtbank van koophandel, vooraleer een uitspraak wordt gedaan over de opening van een faillissementsprocedure of over een voorlopige ontneming van beheer in de zin van artikel 8 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 ten aanzien van een centrale effectenbewaarinstelling of een ondersteuning verlenende instelling, een verzoek om advies aan de Bank. De griffier geeft dit verzoek onverwijld door. Hij stelt de procureur des Konings ervan in kennis.

De Bank wordt schriftelijk om advies verzocht. Bij deze aanvraag worden de nodige documenten gevoegd om haar op de hoogte te stellen.

De Bank verstrekt haar advies binnen vijftien dagen na de ontvangst van het verzoek om advies. Indien een procedure betrekking heeft op een centrale effectenbewaarinstelling of op een ondersteuning verlenende instelling waarvan de Bank oordeelt dat zij belangrijke systeemgevolgen kan hebben of waarvoor een voorafgaande coördinatie met buitenlandse autoriteiten vereist is, beschikt de Bank over een ruimere termijn om haar advies te verstrekken, met dien verstande dat de totale termijn niet langer mag zijn dan dertig dagen. Indien de Bank van oordeel is dat zij gebruik moet maken van deze uitzonderlijke termijn, brengt zij dit ter kennis van de rechterlijke instantie die een uitspraak moet doen. De termijn waarover de Bank beschikt om een advies uit te brengen, schorst de termijn waarbinnen de rechterlijke instantie uitspraak moet doen. Indien de Bank geen advies verstrekt binnen de vastgestelde termijn, kan de rechtbank uitspraak doen over het verzoek.

De Bank verstrekt haar advies schriftelijk. Het wordt op ongeacht welke wijze bezorgd aan de griffier, die het doorgeeft aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel en aan de procureur des Konings. Het advies wordt toegevoegd aan het dossier.".

Art. 36.In artikel 36/27 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "Wanneer een instelling als bedoeld in artikel 36/26, § 1, 3°, of een daarmee gelijkgestelde instelling als bedoeld in artikel 36/26, § 7" vervangen door de woorden "Wanneer een vereffeningsinstelling of een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling, als bedoeld in artikel 36/26, of een centrale effectenbewaarinstelling of een ondersteuning verlenende instelling, als bedoeld in artikel 36/26/1";2° paragraaf 7 wordt aangevuld met de woorden "of door de centrale effectenbewaarinstelling of de ondersteuning verlenende instelling".

Art. 37.In artikel 36/28, § 3, tweede lid, 1°, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de woorden "de identiteit van de betrokken vereffeningsinstelling of daarmee gelijkgestelde instelling" vervangen door de woorden "de identiteit van de betrokken vereffeningsinstelling of met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling, de identiteit van de betrokken centrale effectenbewaarinstelling of ondersteuning verlenende instelling".

Art. 38.In artikel 36/29 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt de zin "Voor de uitvoering van haar toezichtsopdracht bedoeld in de artikelen 36/25 en 36/26 of om tegemoet te komen aan de verzoeken om samenwerking vanwege bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 36/14, § 1, 2° en 3°, beschikt de Bank ten aanzien van de centrale tegenpartijen, de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen over de volgende bevoegdheden:" vervangen als volgt : "Voor de uitvoering van haar toezichtsopdracht als bedoeld in de artikelen 36/25, 36/26 en 36/26/1 of in de ter uitvoering ervan genomen besluiten, of om gevolg te geven aan verzoeken tot samenwerking van bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 36/14, § 1, 2° en 3°, beschikt de Bank ten aanzien van de centrale tegenpartijen, de vereffeningsinstellingen, de centrale effectenbewaarinstellingen, de ondersteuning verlenende instellingen en de depositobanken, met inbegrip van hun op het grondgebied van de Unie gevestigde bijkantoren, over de volgende bevoegdheden :".

Art. 39.In artikel 36/30 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.De Bank kan elke centrale tegenpartij, elke vereffeningsinstelling, elke instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling of elke depositobank bevelen binnen de door de Bank bepaalde termijn te voldoen aan de bepalingen van de artikelen 36/25, 36/26 en 36/26/1 of de uitvoeringsbesluiten ervan.

Indien de centrale tegenpartij, de vereffeningsinstelling, de instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling of de depositobank waaraan de Bank met toepassing van het eerste lid een bevel heeft gericht, na afloop van de opgelegde termijn in gebreke blijft, kan de Bank, op voorwaarde dat de centrale tegenpartij, de vereffeningsinstelling, de instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling of de depositobank haar middelen heeft kunnen laten gelden en onverminderd de andere bij de wet bepaalde maatregelen: 1° de betrokken tekortkoming bekendmaken;2° de betaling van een dwangsom opleggen die, per kalenderdag, noch meer mag bedragen dan 50 000 euro, noch in totaal 2 500 000 euro mag overschrijden;3° bij een centrale tegenpartij, een vereffeningsinstelling, een instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling of een depositobank, waarvan de maatschappelijke zetel in België is gevestigd, een bijzonder commissaris aanstellen van wie de toestemming vereist is voor de handelingen en beslissingen die de Bank bepaalt. In spoedeisende gevallen kan de Bank de in het tweede lid, 1° en 3°, bedoelde maatregelen nemen zonder voorafgaand bevel met toepassing van het eerste lid, op voorwaarde dat de centrale tegenpartij, de vereffeningsinstelling, de ondersteuning verlenende instelling of de depositobank haar middelen heeft kunnen laten gelden."; 2° in paragraaf 2 worden de woorden "van de artikelen 36/25 en 36/26 of de uitvoeringsbesluiten ervan" vervangen door de woorden "van de artikelen 36/25, 36/26 en 36/26/1";3° artikel 36/30 wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4.Het bedrag van de boete wordt met name vastgesteld op grond van a) de ernst en de duur van de tekortkomingen;b) de mate van verantwoordelijkheid van de betrokkene;c) de financiële draagkracht van de betrokkene, zoals die met name blijkt uit de totale omzet van de betrokken rechtspersoon of uit het jaarinkomen van de betrokken natuurlijke persoon;d) het voordeel of de winst die deze tekortkomingen eventueel opleveren;e) het nadeel dat derden door deze tekortkomingen hebben geleden, voor zover dit kan worden bepaald;f) de mate van medewerking van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon met de bevoegde autoriteiten;g) vroegere tekortkomingen van de betrokkene; h) de potentiële negatieve impact van de tekortkomingen op de stabiliteit van het financiële stelsel.".

Art. 40.In Hoofdstuk IV/2 van dezelfde wet wordt een artikel 36/30/1 ingevoegd, luidende : "Art. 36/30/1. § 1. Indien de Bank een van de inbreuken vaststelt als bedoeld in artikel 63 van Verordening 909/2014, kan zij aan de overtreder de sancties en andere administratieve maatregelen opleggen die vastgesteld zijn in artikel 63 van Verordening 909/2014. De sancties en andere administratieve maatregelen worden toegepast overeenkomstig artikel 64 van Verordening 909/2014. De Bank kan inzonderheid de administratieve geldelijke sancties opleggen als bedoeld in artikel 63, lid 2, onder e), f) en g) van Verordening 909/2014, overeenkomstig de artikelen 36/9 tot 36/11. De beslissingen tot het opleggen van een sanctie of enige andere administratieve maatregel zullen met inachtneming van artikel 62 van Verordening 909/2014 worden bekendgemaakt. § 2. Indien de centrale effectenbewaarinstelling waaraan de Bank een bevel heeft gericht om te voldoen aan de bepalingen van Verordening 909/2014, na afloop van de opgelegde termijn in gebreke blijft, kan de Bank, op voorwaarde dat de centrale effectenbewaarinstelling haar middelen heeft kunnen laten gelden: 1° de betrokken tekortkoming bekendmaken;2° de betaling van een dwangsom opleggen die, per kalenderdag, noch meer mag bedragen dan 50 000 euro, noch in totaal 2 500 000 euro mag overschrijden;3° bij een centrale effectenbewaarinstelling waarvan de maatschappelijke zetel in België is gevestigd, een bijzonder commissaris aanstellen van wie de toestemming vereist is voor de handelingen en beslissingen die de Bank bepaalt;4° voor de duur die zij bepaalt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van het bedrijf van de centrale effectenbewaarinstelling geheel of ten dele schorsen dan wel verbieden. De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid, die handelingen stellen of beslissingen nemen ondanks de schorsing of het verbod, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voortvloeit voor de instelling of voor derden.

Indien de Bank de schorsing of het verbod in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig; 5° strengere vereisten opleggen inzake solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en andere begrenzingen;6° de vervanging gelasten van alle of een deel van de leden van het wettelijk bestuursorgaan van de centrale effectenbewaarinstelling binnen een termijn die zij bepaalt en, zo binnen deze termijn geen vervanging geschiedt, in de plaats van de voltallige bestuurs- en beleidsorganen van de centrale effectenbewaarinstelling een of meer voorlopige bestuurders of zaakvoerders aanstellen die alleen of collegiaal, naargelang van het geval, de bevoegdheden hebben van de vervangen personen.De Bank maakt haar beslissing bekend in het Belgisch Staatsblad.

De bezoldiging van de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) wordt vastgesteld door de Bank en gedragen door de centrale effectenbewaarinstelling.

De Bank kan de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) te allen tijde vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten, wanneer zij aantonen dat het beleid van de betrokkenen niet langer de nodige waarborgen biedt.

In spoedeisende gevallen kan de Bank de in paragraaf 2, 1°, 3° en 4° tot 6°, bedoelde maatregelen nemen zonder voorafgaand bevel, met toepassing van het eerste lid, op voorwaarde dat de centrale effectenbewaarinstelling haar middelen heeft kunnen laten gelden. § 3. De met toepassing van dit artikel opgelegde dwangsommen en geldboetes worden ten voordele van de Schatkist geïnd door de Algemene Administratie van de inning en invordering van de Federale overheidsdienst Financiën. § 4. Overeenkomstig artikel 65 van Verordening 909/2014 en onverminderd artikel 36/7/1, worden de regels en procedures inzake de melding van inbreuken door de Bank bij reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 12bis.".

Art. 41.In artikel 36/31 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 3 maart 2011, worden de woorden "de artikelen 36/25 en 36/26" telkens vervangen door de woorden "de artikelen 36/25, 36/26 en 36/26/1". HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

Art. 42.In artikel 2, eerste lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 november 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 17° wordt opgeheven : 2° de bepaling onder 47° wordt aangevuld met de woorden "of in artikel 3, punt 3), van Verordening 2015/2365";3° de bepaling onder 48° wordt aangevuld met de woorden "of in artikel 3, punt 4), van Verordening 2015/2365";4° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 61° tot 68°, luidende : "61° "centrale effectenbewaarinstelling" ("contrat") : een centrale effectenbewaarinstelling als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 1), van Verordening (EU) Nr.909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012; 62° "Verordening 909/2014" : Verordening (EU) Nr.909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012; 63° "afwikkeling" : de voltooiing van een effectentransactie, als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 7), van Verordening 909/2014;64° "afwikkelingssysteem" : een systeem als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 10), van Verordening 909/2014;65° "Verordening 2015/2365" : Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr.648/2012; 66° "instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen" : de in artikel 36/26/1, §§ 4 en 5 van de organieke wet van de Bank bedoelde instellingen;67° "depositobanken" : de in artikel 36/26/1, § 6, van de organieke wet van de Bank bedoelde kredietinstellingen; 68° "Verordening 2016/679" : Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).".

Art. 43.Het opschrift van afdeling 6 van Hoofdstuk II van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt vervangen als volgt : "Centrale effectenbewaarinstellingen en centrale tegenpartijen - Bepalingen over het toezicht op de financiële en niet-financiële tegenpartijen krachtens Verordeningen 648/2012 en 2015/2365 en bepalingen over effectenafwikkeling krachtens Verordening 909/2014".

Art. 44.In artikel 22bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "en van de artikelen 4 en 15 van Verordening 2015/2365" ingevoegd tussen de woorden "Verordening 648/2012" en de woorden "door de financiële en niet-financiële tegenpartijen";2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden "in verband met de naleving van Titel II van Verordening 648/2012" ingevoegd tussen de woorden "haar opdracht als bedoeld in het eerste lid" en de woorden ", inclusief bij de identificatie".3° artikel 22bis wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4.Voor de uitoefening van de in paragraaf 1 bedoelde opdracht kan de FSMA : 1° de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 34 en 35 uitoefenen ten aanzien van alle natuurlijke of rechtspersonen;2° de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 79 tot 85 uitoefenen overeenkomstig de in die artikelen bedoelde modaliteiten; De bepalingen van de artikelen 36, 36bis en 37 van deze wet zijn van toepassing in geval van niet-naleving van de verplichtingen en verbodsbepalingen die voortvloeien uit Verordening 648/2012 en Verordening 2015/2365, en uit de bepalingen die op grond van of ter uitvoering van die verordeningen zijn vastgesteld, evenals in geval van inbreuk op de door de FSMA krachtens deze verordeningen genomen maatregelen, door de financiële en niet-financiële tegenpartijen die onder het toezicht van de FSMA staan krachtens paragraaf 1.".

Art. 45.Artikel 22ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014, wordt opgeheven.

Art. 46.Artikel 22quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014, wordt aangevuld met de woorden "en artikel 9, lid 1, van Verordening 2015/2365".

Art. 47.Artikel 23 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt opgeheven.

Art. 48.Artikel 23bis van dezelfde wet, opgeheven bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt hersteld als volgt : "

Art. 23bis.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de Bank krachtens de artikelen 8 en 36/26/1 van de organieke wet van de Bank en de ter uitvoering ervan genomen besluiten, houdt de FSMA toezicht op de in België gevestigde centrale effectenbewaarinstellingen, vanuit het oogpunt van de naleving van de regels bedoeld in artikel 45, § 1, 1°, en vanuit het oogpunt van de naleving van de regels die een loyale, billijke en professionele behandeling van de deelnemers en hun cliënten moeten waarborgen.

Handelend vanuit het oogpunt van deze bevoegdheden, houdt de FSMA toezicht op de naleving door de in België gevestigde centrale effectenbewaarinstellingen van de artikelen 26, lid 3, 29, 32 tot 35, 38, 49 en 53, van Verordening 909/2014. § 2. De Bank stelt de gegevens bedoeld in artikel 17, lid 2, van Verordening 909/2014 en de eventuele wijzigingen daarin ter beschikking van de FSMA, om haar in staat te stellen de in paragraaf 1 bedoelde bevoegdheden uit te oefenen. § 3. Bij de vergunningverlening aan een centrale effectenbewaarinstelling overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Verordening 909/2014, wint de Bank het advies in van de FSMA. De Bank wint het advies van de FSMA ook in wanneer zij in kennis wordt gesteld van wijzigingen die van invloed zijn op de naleving van de vergunningsvoorwaarden overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening 909/2014, en wanneer zij overgaat tot de in artikel 22 van Verordening 909/2014 bedoelde toetsing en evaluatie.

Het advies van de FSMA betreft de aspecten die onder haar bevoegdheden vallen zoals bepaalt in de eerste paragraaf, en vanuit dat oogpunt met name het passend karakter van de organisatie van de centrale effectenbewaarinstelling, en de door de centrale effectenbewaarinstelling uitgewerkte beleidslijnen en procedures om zich te conformeren aan Verordening 909/2014.

Het advies van de FSMA betreft ook de professionele betrouwbaarheid van de natuurlijke personen die lid zijn van het wettelijk bestuursorgaan van de centrale effectenbewaarinstelling, van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, van de natuurlijke personen die belast zijn met de effectieve leiding, indien zij voor het eerst voor een dergelijke functie worden voorgedragen bij een financiële onderneming die, met toepassing van artikel 36/2 van de wet van 22 februari 1998, onder het toezicht van de Bank staat. § 4. De Bank raadpleegt de FSMA eveneens, overeenkomstig paragraaf 3 wanneer zij een vergunningsaanvraag ontvangt in verband met een uitbreiding van activiteiten of een uitbesteding van een kerndienst aan een derde overeenkomstig artikel 19 van Verordening 909/2014.

Wanneer de aanvraag tot uitbreiding van activiteiten ertoe strekt een interoperabele koppeling in te stellen, inclusief die met de centrale bewaarinstellingen van derde landen, betreft het advies van de FSMA de risico's die deze koppeling zou kunnen inhouden voor de soepele en ordelijke werking van de financiële markten in de zin van artikel 19, lid 4, van Verordening 909/2014. § 5. De FSMA verstrekt haar advies uiterlijk binnen dezelfde termijn als die voorgeschreven door artikel 17, lid 4, van Verordening 909/2014 voor de betrokken autoriteiten. Afwezigheid van advies binnen deze termijn geldt als positief advies.

Indien de Bank geen rekening houdt met het advies van de FSMA, wordt dat met de redenen voor de afwijking vermeld in de motivering van haar beslissing over de vergunningsaanvraag. Met uitzondering van het advies als bedoeld in paragraaf 3, vierde lid, wordt het advies van de FSMA bij de kennisgeving van de beslissing over de vergunningsaanvraag als bedoeld in artikel 17, lid 8, of artikel 19, lid 2, van Verordening 909/2014 gevoegd. § 6. De Bank wint het advies van de FSMA ook in, volgens dezelfde modaliteiten als vermeld in de vorige paragrafen, wanneer zij voornemens is om de vergunning van een centrale effectenbewaarinstelling in te trekken overeenkomstig artikel 20 van Verordening 909/2014. § 7. Wanneer een centrale effectenbewaarinstelling die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de EER, voornemens is in België een bijkantoor te openen, of de in de punten 1 en 2 van Afdeling A van de Bijlage bij Verordening 909/2014 bedoelde diensten

te verrichten, met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het Belgisch recht wordt beheerst, stelt de Bank de gegevens bedoeld in artikel 23, lid 3, van Verordening 909/2014 en de eventuele wijzigingen daarin ter beschikking van de FSMA, om haar in staat te stellen de in de vorige paragrafen omschreven bevoegdheden uit te oefenen.

Overeenkomstig artikel 23, lid 6, a), van Verordening 909/2014 wint de Bank het advies van de FSMA in voor de goedkeuring van de in artikel 23, lid 3, e), van diezelfde Verordening bedoelde toelichting. § 8. Wanneer een centrale effectenbewaarinstelling die ressorteert onder het recht van een derde Staat, voornemens is in België een bijkantoor te openen, of de in de punten 1 en 2 van Afdeling A van de Bijlage bij Verordening 909/2014 bedoelde diensten te verrichten, met betrekking tot financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het Belgisch recht wordt beheerst, stelt de Bank de gegevens bedoeld in artikel 25, lid 6, van Verordening 909/2014 en de eventuele wijzigingen daarin ter beschikking van de FSMA, om haar in staat te stellen de in de vorige paragrafen omschreven bevoegdheden uit te oefenen.

Overeenkomstig artikel 25, lid 6, derde alinea, van Verordening 909/2014 wint de Bank het advies van de FSMA in voor de evaluatie van de in artikel 25, lid 4, d), van diezelfde Verordening bedoelde bepalingen. § 9. De FSMA is bevoegd om toe te zien op de naleving van de artikelen 3, lid 1 en lid 2, eerste alinea, 5, lid 2, en 6, leden 1 en 2, van Titel II van Verordening 909/2014.

Onverminderd de bevoegdheden van de Bank is de FSMA ook bevoegd om toe te zien op de naleving van de artikelen 6, leden 3 en 4, en 7, van Titel II van Verordening 909/2014." § 10. Voor de uitoefening van de in dit artikel bedoelde opdrachten, kan de FSMA : 1° de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 34 en 35 uitoefenen ten aanzien van alle natuurlijke of rechtspersonen;2° de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 79 tot 85 uitoefenen overeenkomstig de in die artikelen bedoelde modaliteiten. De bepalingen van de artikelen 36, 36bis en 37 van deze wet zijn van toepassing in geval van niet-naleving van de verplichtingen en verbodsbepalingen die voortvloeien uit Verordening 909/2014, en uit de bepalingen die op grond van of ter uitvoering van die verordening zijn vastgesteld, evenals in geval van inbreuk op de door de FSMA krachtens die verordening genomen maatregelen.".

Art. 49.Artikel 23ter van dezelfde wet, opgeheven bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt hersteld als volgt : "

Art. 23ter.Onverminderd de bevoegdheden van de Bank krachtens artikel 36/26/1, §§ 5 en 6, van de organieke wet van de Bank en de ter uitvoering ervan genomen besluiten, houdt de FSMA toezicht op de instellingen die ondersteuning verlenen aan de in België gevestigde centrale effectenbewaarinstellingen en aan de depositobanken, vanuit het oogpunt van haar bevoegdheden als bedoeld in artikel 45, § 1, 1°, en vanuit het oogpunt van de naleving van de regels die een loyale, billijke en professionele behandeling van de deelnemers en hun cliënten moeten waarborgen.

De Bank beslist over de vergunningsaanvragen van de instellingen die ondersteuning verlenen aan de centrale effectenbewaarinstellingen en de depositobanken, op advies van de FSMA. Op advies van de Bank en de FSMA preciseert de Koning de vergunnings- en bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden voor de instellingen die ondersteuning verlenen aan de centrale effectenbewaarinstellingen en de depositobanken, die onder de bevoegdheid van de FSMA vallen, alsook de draagwijdte van het in het vorige lid bedoelde advies van de FSMA.".

Art. 50.In artikel 23quater van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 november 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het woord "vereffenings-" vervangen door het woord "afwikkelings-" en het woord "instellingen"door het woord "systemen";2° in paragraaf 2 wordt het woord "vereffening" telkensvervangen door het woord "afwikkeling" en, in de nederlandse versie, wordt het woord "vereffeningsysteem" telkens vervangen door het woord "afwikkelingsysteem";3° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.Onverminderd Titel III, IV en V van Verordening 648/2012 is het Belgische beleggingsondernemingen, kredietinstellingen en marktexploitanten die een MTF of een gereglementeerde markt exploiteren toegelaten passende afspraken te maken met afwikkelingssystemen en verrekeningsinstellingen, met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen, uit een andere lidstaat met het oog op de afwikkeling en/of de verrekening van sommige of alle transacties die leden of deelnemers door tussenkomst van hun systemen hebben uitgevoerd.

Onverminderd Titel III, IV en V van Verordening 648/2012 mag de FSMA de gebruikmaking van afwikkelingssystemen of het beroep op verrekeningsinstellingen met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen uit andere lidstaten niet verbieden, tenzij zij objectieve en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat zulks noodzakelijk is om de ordelijke werking van die MTF of gereglementeerde markt te handhaven, rekening houdend met de in paragraaf 2 bepaalde voorwaarden voor afwikkelingssystemen.

Bij de uitoefening van deze bevoegdheid houdt de FSMA op passende wijze rekening met het toezicht dat reeds op deze systemen wordt uitgeoefend door de nationale centrale banken als toezichthouders op afwikkelings- en verrekeningssystemen of door andere toezichthoudende autoriteiten die bevoegd zijn voor dergelijke systemen."; 4° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : § 4.Het is Belgische gereglementeerde markten toegestaan om passende afspraken te maken met afwikkelingssystemen of verrekeningsinstellingen, met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen, uit een andere lidstaat met het oog op de afwikkeling en/of de verrekening van sommige of alle transacties die marktdeelnemers door tussenkomst van hun systemen hebben uitgevoerd.

De FSMA mag de gebruikmaking van afwikkelingssystemen of het beroep op verrekeningsinstellingen, met inbegrip van centrale tegenpartijsystemen, uit een andere lidstaat niet verbieden, tenzij zij objectieve en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat dit noodzakelijk is om de ordelijke werking van die gereglementeerde markt te handhaven, rekening houdend met de in paragraaf 2 bepaalde voorwaarden voor afwikkelingssystemen.

Bij de uitoefening van deze bevoegdheid houdt de FSMA op passende wijze rekening met het toezicht dat reeds op deze systemen wordt uitgeoefend door de nationale centrale banken als toezichthouders op afwikkelings- en verrekeningssystemen of door andere toezichthoudende autoriteiten die bevoegd zijn voor dergelijke systemen.

Dit artikel is noch van toepassing op de leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken en andere nationale instellingen met een soortgelijke functie, noch op andere overheidsinstellingen die belast zijn met het beheer van de overheidsschuld of bij dat beheer betrokken zijn."

Art. 51.In artikel 25, § 3, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016 worden de woorden "vereffeningsinstelling of daarmee gelijkgestelde instelling" vervangen door de woorden "centrale effectenbewaarinstelling, instelling die ondersteuning verleent aan een dergelijke centrale effectenbewaarinstelling of depositobank".

Art. 52.In het opschrift van onderafdeling 4 van afdeling 7 van hoofdstuk 2 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 25 april 2014, wordt het woord "vereffeningsinstellingen" vervangen door de woorden "centrale effectenbewaarinstellingen".

Art. 53.In artikel 31 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 oktober 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 2°, wordt het woord "vereffening" vervangen door het woord "afwikkeling en het woord "vereffeningen" door het woord "afwikkelingen";2° paragraaf 2, vervangen bij de wet van 25 april 2014, wordt vervangen als volgt : " § 2.De centrale effectenbewaarinstellingen hebben een voorrecht op de financiële instrumenten, gelden, deviezen en andere rechten die zij op een rekening aanhouden als eigen tegoed van een deelnemer in het afwikkelingssysteem dat zij beheren. Dit voorrecht waarborgt elke vordering van de instelling op de deelnemer die is ontstaan naar aanleiding van de afwikkeling van inschrijvingen op financiële instrumenten of van transacties in financiële instrumenten of termijnverrichtingen op deviezen, met inbegrip van de schuldvorderingen ontstaan uit leningen of voorschotten. Dezelfde instellingen hebben eveneens een voorrecht op de financiële instrumenten, gelden, deviezen en andere rechten die zij op een rekening aanhouden als tegoed van cliënten van een deelnemer in het afwikkelingssysteem dat zij beheren. Dit voorrecht waarborgt uitsluitend de vorderingen van de instelling op de deelnemer die zijn ontstaan naar aanleiding van de afwikkeling van inschrijvingen op financiële instrumenten of van transacties in financiële instrumenten of termijnverrichtingen op deviezen uitgevoerd door de deelnemer voor rekening van cliënten, met inbegrip van de schuldvorderingen ontstaan uit leningen of voorschotten.". 3° in paragraaf 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014, wordt het woord "vereffeningsinstellingen" vervangen door de woorden "centrale effectenbewaarinstellingen";b) in het derde lid, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "of de vereffeningsinstelling" vervangen door de woorden "of de centrale effectenbewaarinstelling";c) in het vierde lid, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "de vereffeningsinstellingen" vervangen door de woorden "de centrale effectenbewaarinstellingen".

Art. 54.In artikel 33 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "van dit hoofdstuk en de besluiten en reglementen genomen ter uitvoering ervan" vervangen door de woorden "als bedoeld in dit hoofdstuk of in de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen".

Art. 55.In artikel 34 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 2 mei 2007 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 november 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 1°, worden de woorden "vereffeningsinstellingen, met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen" vervangen door de woorden "centrale effectenbewaarinstellingen, instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen, depositobanken";2° in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden "vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen" vervangen door de woorden "centrale effectenbewaarinstellingen, instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen en depositobanken".

Art. 56.In artikel 36, § 2, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 27 juni 2016 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 november 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 7° en 8°, luidende : "7° in geval van een inbreuk op de bepalingen van Verordening 909/2014 of op de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering ervan : voor natuurlijke personen, 5 000 000 euro, en, voor rechtspersonen, 20 000 000 euro of, indien dit hoger is, tien procent van de totale jaaromzet.Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het dubbele van het bedrag van deze winst of dit verlies; 8° in geval van een inbreuk op de artikelen 4 en 15 van Verordening 2015/2365 of op de bepalingen genomen op basis of ter uitvoering ervan : voor natuurlijke personen, 5 000 000 euro, en, voor rechtspersonen, 5 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 4 van de Verordening en 15 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 15 van de Verordening, of, indien dit hoger is, tien procent van de totale jaaromzet.Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van het bedrag van deze winst of dit verlies."; 2° in het vierde lid worden de woorden "het tweede lid, 1° of 6° " vervangen door de woorden "het tweede lid, 1°, 6°, 7° of 8° "".

Art. 57.In artikel 36bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 november 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden ", een centrale effectenbewaarinstelling, een instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling, een depositobank" ingevoegd tussen de woorden "een verzekeringsonderneming" en de woorden "of een centrale tegenpartij";2° in paragraaf 1, tweede lid, worden de woorden ", een centrale effectenbewaarinstelling, een instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling, een depositobank" ingevoegd tussen de woorden "een verzekeringsonderneming" en de woorden ", een centrale tegenpartij";3° in paragraaf 2, 1°, worden de woorden ", diensten van een centrale effectenbewaarinstelling, van een instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling, of van een depositobank" ingevoegd tussen de woorden "centrale tegenpartijdiensten" en de woorden "of verzekeringsdiensten";4° in paragraaf 2, 2°, worden de woorden ", centrale effectenbewaarinstellingen, instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen, depositobanken" ingevoegd tussen de woorden "centrale tegenpartijen" en de woorden "en verzekeringsondernemingen";5° in paragraaf 2, 3°, worden de woorden ", een centrale effectenbewaarinstelling, een instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling, "ingevoegd tussen de woorden "een centrale tegenpartij" en de woorden "of een beursvennootschap";6° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden ", centrale effectenbewaarinstelling, instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling, depositobank" ingevoegd tussen de woorden "centrale tegenpartij" en de woorden "of verzekerings-onderneming".

Art. 58.In artikel 41, 5°, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 2 juni 2010, worden de woorden "vereffeningsinstelling of daarmee gelijkgestelde instelling" vervangen door de woorden "centrale effectenbewaarinstelling, instelling die ondersteuning verleent aan een centrale effectenbewaarinstelling of depositobank".

Art. 59.In artikel 45, § 1, 3°, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen" worden vervangen door de woorden "de centrale effectenbewaarinstellingen, de instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen, en de depositobanken";2° in de Franse versie worden de woorden "des dispositions prévues par" vervangen door de woorden "des dispositions suivantes";3° de bepaling onder a) wordt vervangen als volgt : "a.de bepalingen als bedoeld in hoofdstuk II en in de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;".

Art. 60.Artikel 45bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : "De FSMA en de Bank spreken in het bijzonder de modaliteiten van samenwerking af met betrekking tot het toezicht op de centrale tegenpartijen, de centrale effectenbewaarinstellingen, de instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen en de depositobanken. Die modaliteiten hebben met name betrekking op de samenwerkingsakkoorden die de Bank conform artikel 24 van Verordening 909/2014 heeft gesloten.".

Art. 61.In dezelfde wet wordt een artikel 46bis ingevoegd, luidende : "

Art. 46bis.§ 1. Onverminderd de uitzonderingen bedoelde in de artikelen 14, lid 5, met name punten c) en d), 17, lid 3, punt b), 18, lid 2, en 20, lid 3, van Verordening 2016/679, wordt, teneinde de doelstellingen te waarborgen van artikel 23, lid 1, punten d), e), g) en h), van de voornoemde verordening, de uitoefening van de rechten bedoeld in de artikelen 12 (transparante informatie, communicatie en nadere regels voor de uitoefening van de rechten van de betrokkene), 13 (te verstrekken informatie wanneer persoonsgegevens bij de betrokkene worden verzameld), 15 (recht van inzage), 16 (recht op rectificatie), 19 (kennisgevingsplicht inzake rectificatie of wissing van persoonsgegevens of verwerkingsbeperking), 21 (recht van bezwaar) en 34 (mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene) van deze verordening volledig beperkt voor verwerkingen van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 4, lid 1, van dezelfde verordening die de FSMA uitvoert als verwerkingsverantwoordelijke die belast is met taken van algemeen belang, met taken die betrekking hebben op de voorkoming en de opsporing van strafbare feiten, alsook met taken op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag : 1° met het oog op de uitoefening van de opdrachten die worden opgesomd in artikel 45, § 1, van deze wet, of van enige andere opdracht die aan de FSMA wordt toegekend op grond van een andere bepaling van nationaal of Europees recht, wanneer die gegevens niet bij de betrokkene zijn verkregen;2° in het kader van de uitoefening van haar bevoegdheden als bedoeld in artikel 87quinquies van deze wet, wanneer die gegevens bij de betrokkene zijn verkregen op de voorwaarden bepaald in voornoemd artikel;3° in het kader van de procedures voor het opleggen van administratieve geldboetes door de FSMA in de materies als bedoeld in artikel 45 van deze wet en voor het opleggen van administratieve maatregelen en geldboetes als bedoeld in artikel 59 van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, die conform afdeling 5 van hoofdstuk III van deze wet worden uitgevoerd, voor zover de desbetreffende persoonsgegevens verband houden met het voorwerp van het onderzoek of de controle. De in het eerste lid, 1° en 2° bedoelde afwijkingen gelden zolang de betrokkene in voorkomend geval geen wettelijke toegang heeft verkregen tot het hem betreffend administratief dossier dat wordt bijgehouden door de FSMA en dat de desbetreffende persoonsgegevens bevat. § 2. Artikel 5 van Verordening 2016/679 is niet van toepassing op de verwerkingen van persoonsgegevens door de FSMA in dezelfde gevallen als die waarvan sprake in paragraaf 1, voor zover de bepalingen van dit artikel overeenstemmen met de rechten en verplichtingen als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22 van Verordening 2016/679.".

Art. 62.In dezelfde wet wordt een artikel 46ter ingevoegd, luidende : "

Art. 46ter.Voor zover de FSMA de hoedanigheid heeft van administratieve overheid in de zin van artikel 22quinquies van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, is zij gerechtigd om persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten te verwerken indien dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de opdrachten die zij op grond van voornoemde wet van 11 december 1998 heeft.

De artikelen 12 tot en met 22 en artikel 34 van de Verordening zijn niet van toepassing op deze en andere verwerkingen van persoonsgegevens die de FSMA in deze hoedanigheid uitvoert indien die verwerkingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van deze opdrachten.

Artikel 5 van de Verordening is evenmin van toepassing op deze verwerkingen van persoonsgegevens, voor zover de bepalingen van dit artikel overeenstemmen met de rechten en verplichtingen bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22 van de Verordening.".

Art. 63.In artikel 72, § 3, tiende lid, van dezelfde wet worden de woorden "Onverminderd artikel 33 van Verordening 596/2014" vervangen door de woorden "Onverminderd de toepassing van meer restrictieve bepalingen van het recht van de Europese Unie die rechtstreeks van toepassing zijn".

Art. 64.In artikel 74, tweede lid, van dezelfde wet worden de woorden "en onverminderd de toepassing van meer restrictieve bepalingen van het recht van de Europese Unie die rechtstreeks van toepassing zijn" ingevoegd tussen de woorden "Onverminderd het eerste lid" en de woorden ", mag de FSMA".

Art. 65.In artikel 75 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 juni 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "en binnen de grenzen van het recht van de Europese Unie" worden ingevoegd tussen de woorden "In afwijking van artikel 74, eerste lid," en de woorden ", mag de FSMA";b) de bepaling onder 1° bis wordt aangevuld met de woorden ", aan de Europese Centrale Bank met betrekking tot de taken die haar zijn opgedragen door Verordening (EU) nr.1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, en aan de andere leden van het ESCB"; c) in de bepalingen onder 3°, 8°, 16° en 17° worden de woorden "binnen de grenzen van de Europese richtlijnen," opgeheven;d) in de bepaling onder 4° worden de woorden "met inachtneming van de Europese richtlijnen," opgeheven;e) in de bepaling onder 5° worden de woorden "binnen de grenzen van de Verordening 596/2014 en van de Verordening (EU) Nr.1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en de transparantie van de groothandelsmarkt voor energie" opgeheven; f) de bepaling onder 7° wordt vervangen als volgt : "7° aan de centrale tegenpartijen of de centrale effectenbewaarinstellingen die gemachtigd zijn om verrekenings- of afwikkelingsdiensten te verstrekken voor transacties in financiële instrumenten verricht op een Belgische georganiseerde markt, als de FSMA van oordeel is dat de mededeling van de betrokken informatie noodzakelijk is om de regelmatige werking van die instellingen te vrijwaren voor tekortkomingen, zelfs potentiële, van marktdeelnemers op de betrokken markt;" g) in de bepaling onder 21°, 22° en 23° worden de woorden "binnen de grenzen van de Europese verordeningen en richtlijnen, "opgeheven; h) de paragraaf wordt aangevuld met de bepaling onder 24°, luidende : "24° aan de Belgische Gegevensbeschermingsautoriteit." 2° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende : " § 5.Dit artikel is van toepassing onverminderd de meer restrictieve bepalingen van het recht van de Europese Unie inzake het beroepsgeheim die rechtstreeks van toepassing zijn.".

Art. 66.In artikel 78 van dezelfde wet wordt het derde lid, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013, vervangen als volgt : "De FSMA heeft ten aanzien van elke natuurlijke persoon en elke rechtspersoon de bevoegdheid om zich elke informatie te doen meedelen die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar wettelijke opdrachten, om de ontwikkelingen op Belgisch, Europees en internationaal niveau in de betrokken domeinen op te volgen, en om de oriëntaties van haar toezichtsbeleid ter zake te bepalen.". HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I) en algemene bepaling betreffende de slapende rekeningen, safes en verzekeringsovereenkomsten

Art. 67.In artikel 23 van de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I), gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 6°, c), wordt vervangen als volgt: :"bpost;"; 2° de bepaling onder 11° wordt aangevuld met de woorden ", daarin begrepen de rechthebbenden en hun wettelijke vertegenwoordiger"; 3° de bepaling onder 14° wordt vervangen als volgt : "tussenkomst door de huurder: betaling van de huur door de huurder zelfs wanneer deze laattijdig is en/of elk contact van de huurder met de instelling-verhuurder;"; 4° het artikel wordt aangevuld met punt 18° dat als volgt luidt : "18° Bevoegde federale overheidsdienst: de bevoegde dienst(en) van de Federale Overheidsdienst Financiën die belast zijn met de tegeldemaking van roerende goederen door verkoop, recyclage of vernietiging."; 5° het artikel wordt aangevuld met punt 19° dat als volgt luidt : "19° bankwerkdag: iedere dag dat het Target2-systeem (Trans-European Automated Real-time Gross Settlement Express Transfer System) operationeel is.".

Art. 68.In artikel 26 van dezelfde wet wordt paragraaf 4 vervangen als volgt : " § 4. De slapende rekening(en) met een totaal bedrag dat lager is dan of gelijk is aan zestig euro, moet(en) niet het voorwerp uitmaken van de opsporingsprocedure bedoeld in de paragrafen 1, 2 en 3. De Koning bepaalt de regels voor de berekening van dit bedrag."

Art. 69.Artikel 28 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 25 april 2014 en de wet van 5 december 2017, wordt vervangen als volgt : "

Art. 28.§ 1. Indien, ondanks de opsporingsprocedure bedoeld in artikel 26, de slapende rekening niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een tussenkomst door de houder, worden de tegoeden van de betrokken slapende rekening of rekeningen tegelijk met de door de Koning bepaalde gegevens, door de instelling-depositaris overgedragen aan de Kas vóór het einde van het zesde jaar volgend op de laatste tussenkomst.

In afwijking van het eerste lid worden, wanneer er tussen de slapende rekeningen een effectenrekening zit, de tegoeden op alle slapende rekeningen, die aan dezelfde houder toebehoren, en die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van tussenkomst door deze houder ondanks de opsporingsprocedure bedoeld in artikel 26, aan de Kas overgedragen samen met de gegevens van de betrokken rekeningen, vóór het einde van het zesde jaar volgend op de laatste tussenkomst, behalve wanneer de einddatum 1 januari 2020 voorafgaat, in welk geval de overdracht tussen 1 januari 2020 en 31 december 2020 moet gebeuren.

De Koning bepaalt de nadere regels voor de overdracht van de tegoeden en de uitwisseling van gegevens tussen de instelling-depositaris en de Kas. § 2. Vóór de overdracht bedoeld in paragraaf 1 worden de speciën uitgedrukt in deviezen door de instelling-depositaris omgezet in euro, verminderd met de omzettingskosten. De Koning bepaalt de modaliteiten van omzetting.

Vóór de overdracht bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, en ten vroegste vanaf 1 januari 2020 worden de effecten op slapende effectenrekeningen verkocht door de instelling-depositaris en de opbrengst van de verkoop wordt in voorkomend geval in euro omgezet. De effecten die op het moment waarop tot verkoop wordt overgegaan, geen waarde hebben, mogen door de instellingen-depositaris zonder verdere formaliteiten van de effectenrekening geschrapt worden. De Koning bepaalt de modaliteiten van de verkoop van de effecten en de gebeurlijke omzetting.

De instelling-depositaris draagt de opbrengst van de verkoop over na aftrek van de verkoopkosten, het eventueel saldo van de beheerkosten en na de gebeurlijke belastingen. De Koning bepaalt de kosten van deze operaties. § 3. In afwijking van paragraaf 1 worden de tegoeden van slapende rekeningen waarvan het totaal bedrag, in voorkomend geval na omzetting en/of verkoop, lager is dan of gelijk is aan zestig euro zonder informatie aan de Kas overgedragen. Ze mogen op een globale manier aan de Kas worden overgedragen.

De rechten van de houder op de in het eerste lid bedoelde tegoeden doven uit door de overdracht aan de Kas.

De Kas stort de tegoeden zoals bedoeld in het eerste lid in de Schatkist.

De Koning bepaalt de regels voor de berekening van het bedrag bedoeld in het eerste lid.".

Art. 70.Artikel 28/1 van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 21 december 2009, wordt opgeheven.

Art. 71.Artikel 29 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 29.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 43 en behalve in geval van vergissing of fout van de instelling-depositaris, bevrijdt de overdracht van de tegoeden van een slapende rekening aan de Kas de instelling-depositaris van elke verplichting ten opzichte van de houder, de overheid en elke derde.

Behoudens in geval van vergissing of fout van de instelling-depositaris, kan deze laatste niet aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen van de omzetting, van de schrapping van de effecten die zonder waarde zijn op het moment waarop tot verkoop wordt overgegaan of van de verkoop van de effecten als deze volgens deze wet of haar uitvoeringsbesluiten uitgevoerd zijn.

De Kas treedt niet in de rechten en verplichtingen van de instelling-depositaris met uitzondering van de verplichting tot teruggave van de waarde of de tegenwaarde in speciën.".

Art. 72.In artikel 31 van dezelfde wet worden het tweede en het derde lid vervangen als volgt : De instellingen-verhuurder moeten de opsporingen doen bedoeld in artikel 26. De aan de huurder in rekening gebrachte opsporingskosten mogen niet meer bedragen dan honderd euro. De Koning kan dit bedrag aanpassen.

De verplichting tot opzoeking valt weg wanneer de opzoekingskosten het grensbedrag bedoeld in het tweede lid, bereiken.".

Art. 73.In artikel 32, § 2, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 21 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "en aan de bevoegde federale overheidsdienst" ingevoegd tussen de woorden "aan de Kas" en de woorden "vóór het einde van de maand";2° in het tweede lid worden de woorden "aan de Kas" vervangen door de woorden "aan de bevoegde federale overheidsdienst"; 3° in het tweede lid worden de woorden "en ten vroegste in de loop van 2014." vervangen door de woorden ", overeenkomstig artikel 32/1, en vanaf 1 januari 2020. De bevoegde federale overheidsdienst legt de leveringskalender vanaf die datum vast."; 4° in het derde lid wordt de zin "De Koning bepaalt de nadere regels voor de overdracht van de gegevens en de materiële levering van de verzegelde omslagen en hun inventarissen aan de Kas en de uitwisseling van gegevens tussen de instelling-verhuurder en de Kas." vervangen door de zinnen "De Koning bepaalt de modaliteiten van de overdracht en de uitwisseling van de gegevens tussen de instelling-verhuurder, de Kas en de bevoegde federale overheidsdienst, en voor de materiële levering van de omslagen aan de bevoegde federale overheidsdienst. Hij kan eveneens de kosten voor bewaring en materiële levering van de verzegelde omslagen vastleggen."; 5° het vierde lid wordt opgeheven.

Art. 74.Tussen artikel 32 en 32/1 van dezelfde wet, hernummerd in 32/1/1, wordt een artikel 32/1 ingevoegd, dat als volgt luidt : "

Art. 32/1.§ 1. De bevoegde federale overheidsdienst ontvangt de verzegelde omslagen en hun inventaris, controleert de inhoud ervan, en stuurt eventueel de niet-conforme omslagen naar de instellingen-verhuurder terug.

De bevoegde federale overheidsdienst maakt de roerende goederen te gelde door de verkoop ervan of zorgt voor de recyclage of de vernietiging ervan, onder voorbehoud van de toepassing van het derde lid.

Wanneer de effecten bedoeld in de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, in de geleverde verzegelde omslagen zitten, levert de bevoegde federale overheidsdienst ze aan de Kas die ze voor rekening van de huurder bewaart tot op de datum bedoeld in artikel 12/1, § 1, van de wet van 14 december 2005. Op die datum vernietigt de Kas de effecten die ze heeft bewaard zonder verdere formaliteit.

De bevoegde federale overheidsdienst stort aan de Kas de tegenwaarde van de inhoud van de safe op naam van de huurder, na aftrek van de verkoop- of recyclagekosten.

De Koning bepaalt de modaliteiten voor de levering, inbegrepen deze voor de ontvangst en de verificatie van de verzegelde omslagen en hun inventaris door de bevoegde federale overheidsdienst, en, eventueel, voor de terugzending van de niet-conforme omslagen naar de instellingen-verhuurder. Hij kan ook de modaliteiten voor de verkoop, recyclage of vernietiging bedoeld in het tweede lid en de verkoop- of recyclagekosten bedoeld in het vierde lid bepalen. § 2. In afwijking van paragraaf 1, vierde lid, wordt, voor de safes waarvan de huurder niet kan worden geïdentificeerd en waarvoor geen gegevens over de houder beschikbaar zijn, de tegenwaarde van de verkochte roerende goederen aan de Schatkist gestort.

In afwijking van paragraaf 1, vierde lid, worden de tegoeden van de slapende safes waarvan de tegenwaarde na de tegeldemaking kleiner of gelijk is aan zestig euro aan de Schatkist gestort. De bevoegde federale overheidsdienst brengt de Kas ervan op de hoogte.

De rechten van de houder van de tegoeden bedoeld in het eerste en tweede lid doven uit door de overdracht ervan aan de bevoegde federale overheidsdienst.

Art. 75.In artikel 32/1, ingevoegd door de wet van 21 december 2013 en hernummerd als 32/1/1 overeenkomstig artikel 72, worden de volgende wijzigingen doorgevoerd : 1° in het eerste lid worden de woorden "van artikel 43" vervangen door de woorden "van de artikelen 32/1, § 1, en 43";2° in het eerste lid worden de woorden "aan de Kas" vervangen door de woorden "aan de bevoegde federale overheidsdienst";3° het tweede lid wordt als volgt vervangen : "De Kas neemt de rechten en de verplichtingen van de instelling-verhuurder ten aanzien van de huurder niet over, met uitzondering van de verplichting tot teruggave van de tegenwaarde van de tegoeden in de verzegelde omslagen.Van zodra de materiële levering van de verzegelde omslag en de inventaris ervan aan de bevoegde federale overheidsdienst heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 32, § 2, tweede lid, kan de huurder alleen nog aanspraak maken op de tegenwaarde van zijn tegoeden die na de verkoop zal worden bepaald.".

Art. 76.In artikel 36, § 4, van dezelfde wet worden de woorden "minder dan 20 euro" vervangen door de woorden "zestig euro of minder".

Art. 77.In artikel 38, zesde lid, van dezelfde wet worden de woorden "minder dan 20 euro" vervangen door de woorden "zestig euro of minder".

Art. 78.In artikel 41 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "en de verzegelde omslagen geleverd aan de Kas" opgeheven; 2° het tweede tot het zevende lid wordt als volgt vervangen : "De reglementering betreffende de Deposito- en Consignatiekas is van toepassing op de slapende tegoeden die bij de Kas worden gedeponeerd."

Art. 79.Artikel 41/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013, wordt opgeheven.

Art. 80.In artikel 43 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 december 2013, worden de woorden "artikel 28, eerste lid" vervangen door de woorden "artikel 28, § 1".

Art. 81.Artikel 44 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 82.Artikel 45 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 83.In artikel 49 van dezelfde wet worden het derde lid en het vierde lid, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013, opgeheven.

Art. 84.In dezelfde wet wordt een artikel 49/1 ingevoegd dat als volgt luidt : "

Art. 49/1.Wanneer er tussen de slapende rekeningen een effectenrekening zit op het ogenblik dat dit artikel in werking treedt, en zelfs als er al een opzoeking overeenkomstig artikel 26 werd uitgevoerd, wordt een nieuwe opzoeking overeenkomstig artikel 26 uitgevoerd vóór de overdracht bedoeld in het artikel 28, § 1, tweede lid. De instellingen-depositaris informeren de houder van het bestaan van de betrokken rekeningen en over de verkoopprocedure als hijzelf niet tussenkomt.

Wanneer het totale bedrag van de tegoeden op alle slapende rekeningen lager dan of gelijk is aan zestig euro zijn de instellingen-depositaris niet verplicht de opsporingsprocedure bedoeld in het eerste lid opnieuw uit te voeren.

De instellingen-depositaris mogen opzoekingkosten in rekening brengen.

Deze kosten mogen niet meer bedragen dan tien procent van de tegoeden op de slapende rekeningen of hun tegenwaarde op het ogenblik waarop de opzoekingen aangevat worden, met een maximum van tweehonderd euro.

De opsporingsverplichting houdt op wanneer de opsporingskosten het in het derde lid bedoelde grensbedrag bereiken."

Art. 85.In dezelfde wet wordt een artikel 49/2 ingevoegd dat luidt : "

Art. 49/2.Voor de berekening van het bedrag van zestig euro bedoeld in de artikelen 26, § 4, 28, § 3, en 49/1, tweede lid, worden al de tegoeden op rekeningen van eenzelfde houder bij eenzelfde instelling-depositaris samengeteld.

Voor de toepassing van de artikelen 26, § 4, en 27, eerste lid, worden volgende koersen gebruikt : 1° voor de omzetting van deviezen in euro, de indicatieve koersen die zijn bekendgemaakt door de Europese Centrale Bank of de Nationale Bank van België overeenkomstig artikel 212, § 2, van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, de dag dat de rekening een slapende rekening wordt en, als die dag geen bankwerkdag is, de eerstvolgende bankwerkdag;2° voor de berekening van de marktwaarde van de effecten, de koers die op de meest liquide markt waarop de betrokken effecten zijn verhandeld, geldt op de dag dat de rekening een slapende rekening wordt en, als die dag geen bankwerkdag is, de eerstvolgende bankwerkdag. Voor de toepassing van artikel 49/1, tweede lid, worden volgende koersen gebruikt : 1° voor de omzetting van deviezen in euro, de indicatieve koersen, die zijn bekendgemaakt door de Europese Centrale Bank of de Nationale Bank van België overeenkomstig artikel 212, § 2, van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, van de dag waarop dit artikel in werking treedt;2° voor de berekening van de marktwaarde van effecten, de geldende koers van de meest liquide markt waarop de betrokken effecten verhandeld worden, de dag waarop dit artikel in werking treedt. Wanneer, in toepassing van het eerste lid, de tegoeden van meerdere rekeningen samengeteld worden en deze rekeningen niet dezelfde dag slapend geworden zijn, wordt alleen rekening gehouden, voor de toepassing van het tweede lid, met de dag waarop al die rekeningen slapend zijn geworden.

Voor de toepassing van artikel 28, § 2, eerste lid, en § 3, voor de omzetting van de deviezen in euro, worden de indicatieve koersen gebruikt, die zijn bekendgemaakt door de Europese Centrale Bank of de Nationale Bank van België overeenkomstig artikel 212, § 2, van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, de vijfde bankwerkdag die de overdracht aan de Kas voorafgaat.

Deze bepaling blijft van toepassing in afwachting van nieuwe uitvoeringsmaatregelen genomen in uitvoering van de artikelen 26, § 4, 27 en 28."

Art. 86.In artikel 50 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 21 december 2013, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 87.In dezelfde wet wordt een artikel 50/1 ingevoegd dat als volgt luidt : "

Art. 50/1.Voor de safes die, op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit artikel, slapend zijn in de zin van artikel 23, 4°, en zelfs als er al een opzoeking overeenkomstig artikel 26 werd uitgevoerd, wordt, overeenkomstig artikel 26, derde lid, binnen drie maand na de inwerkingtreding van dit artikel een nieuwe opzoeking uitgevoerd. De instellingen-depositaris informeren de houder van het bestaan van de betrokken safes en over de overdrachtsprocedure aan de bevoegde federale overheidsdienst als hijzelf niet tussenkomt.

De opzoekingskosten ten laste van de huurder mogen niet meer dan honderd euro bedragen.

De verplichting tot opzoeking valt weg wanneer de opzoekingskosten het grensbedrag bedoeld in het tweede lid, bereiken."

Art. 88.In dezelfde wet, wordt een artikel 50/2 ingevoegd dat als volgt luidt : "

Art. 50/2.De vóór de inwerkingtreding van dit artikel aan de kas overgedragen tegoeden van de slapende rekeningen en de verzekerde prestaties, waarvan het bedrag kleiner dan of gelijk is aan zestig euro op de datum van inwerkingtreding van dit artikel, worden onmiddellijk aan de Schatkist gestort.

De rechten van de houder of van de begunstigde op de tegoeden van de slapende rekeningen en verzekerde prestaties, bedoeld in lid, doven uit door storting aan de Schatkist.". HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen

Art. 89.Artikel 3 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 december 2017, wordt aangevuld met een bepaling onder 8° /6, luidende : "8° /6 Verordening 2015/2365: Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012.".

Art. 90.In artikel 20, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, wordt de bepaling onder 2°, aangevuld met de bepalingen onder z/6), z/7) en z/8), luidende : "z/6) artikel 51 van de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen; z/7) de artikelen 304 tot en met 308 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen; z/8) artikel 231 van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld, en de toegang tot betalingssystemen;".

Art. 91.In artikel 236 van dezelfde wet wordt paragraaf 5/1, ingevoegd bij de wet van 5 december 2017, aangevuld met de woorden "of de artikelen 4 en 15 van Verordening 2015/2365".

Art. 92.In artikel 312 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 november 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2 worden de woorden "De toezichthouder" vervangen door de woorden "De Bank"; 2° in paragraaf 5, eerste lid, worden de woorden "Voor de toepassing van deze Titel worden deze verbonden agenten gelijkgesteld met een bijkantoor van de kredietinstelling." vervangen door de woorden "Voor de toepassing van de artikelen 315, 316, 317, 320, 321, 326 en 329 worden deze verbonden agenten gelijkgesteld met een bijkantoor van de kredietinstelling, met dien verstande dat wanneer de kredietinstelling in België een bijkantoor heeft, de in België gevestigde verbonden agenten waarop zij een beroep wenst te doen, gelijkgesteld worden aan dit bijkantoor voor de toepassing van artikel 326.".

Art. 93.In artikel 313, § 2, van dezelfde wet worden de woorden "De toezichthouder" vervangen door de woorden "De Bank" en worden de woorden "de instellingen die in België van het publiek gelddeposito's of andere terugbetaalbare gelden in ontvangst nemen" vervangen door de woorden "de in dit artikel bedoelde instellingen".

Art. 94.In artikel 345, eerste lid, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 december 2017, worden de woorden "of Titel II van Verordening nr. 648/2012" vervangen door de woorden ", Titel II van Verordening nr. 648/2012 of de artikelen 4 en 15 van Verordening nr. 2015/2365".

Art. 95.In artikel 346, § 1, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 december 2017, wordt de bepaling onder c) vervangen als volgt : "c) waarbinnen zij zich moet conformeren aan de bepalingen van Titel II van Verordening nr. 648/2012 of aan de artikelen 4 en 15 van Verordening nr. 2015/2365.".

Art. 96.Artikel 346/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 5 december 2017, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De Bank stelt de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten eveneens in kennis van de maatregelen die zij overeenkomstig artikel 346, § 2 oplegt in geval van een inbreuk op de artikelen 4 en 15 van Verordening nr. 2015/2365, wanneer die maatregelen niet openbaar worden gemaakt.".

Art. 97.In artikel 347 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "of van de artikelen 4 en 15 van Verordening nr.2015/2365" ingevoegd tussen de woorden "van Verordening nr. 648/2012" en de woorden ", een administratieve boete opleggen"; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "In geval van een inbreuk op de artikelen 4 en 15 van Verordening nr. 2015/2365, bedraagt de administratieve geldboete die aan de instelling of aan de in paragraaf 1 bedoelde financiële holding wordt opgelegd : a) in het geval van een natuurlijke persoon: maximum 5 000 000 euro;b) in het geval van een rechtspersoon : maximum : - 5 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 4 van Verordening nr.2015/2365; en - 15 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 15 van Verordening nr. 2015/2365. of, indien dit hoger is, 10 % van de totale jaaromzet van die instelling van het voorbije boekjaar.

Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van deze winst of dit verlies, onverminderd de punten a) en b)."; 3° in paragraaf 5 wordt het tweede lid vervangen als volgt : "De Bank stelt de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten ook in kennis van haar besluiten over inbreuken op de bepalingen van Verordening nr.600/2014, de bepalingen die met het oog op de omzetting van Richtlijn 2014/65/EU zijn vastgesteld of de bepalingen die op grond van of in uitvoering van die verordening of van die bepalingen zijn vastgesteld, of over inbreuken op de artikelen 4 en 15 van Verordening nr. 2015/2365, wanneer die besluiten niet openbaar worden gemaakt overeenkomstig het eerste lid van deze paragraaf, met inbegrip van elk tegen deze besluiten ingesteld beroep en de afloop daarvan.".

Art. 98.In dezelfde wet wordt artikel 352 aangevuld met een lid, luidende : "Hetzelfde geldt voor inbreuken als bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, die bij een strafrechter aanhangig zijn gemaakt tegen een persoon als bedoeld in artikel 19, § 1, eerste lid.".

Art. 99.In artikel 590, § 3 van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 72 van de wet van 25 oktober 2016, worden de woorden "De bepalingen van dit Hoofdstuk die betrekking hebben op de bijkantoren, zijn op deze verbonden agenten van toepassing." vervangen door de woorden "Voor de toepassing van de artikelen 592, 593, in de mate dat het artikel 317 van toepassing verklaart, 595, 596, 598/1 en 599, worden deze verbonden agenten gelijkgesteld met een bijkantoor van de buitenlandse beursvennootschap, met dien verstande dat wanneer de buitenlandse beursvennootschap in België een bijkantoor heeft, de in België gevestigde verbonden agenten waarop zij een beroep wenst te doen, gelijkgesteld worden aan dit bijkantoor voor de toepassing van artikel 598/1.".

Art. 100.In artikel 609 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 oktober 2016 en gewijzigd bij de wet van 5 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "of op de artikelen 4 en 15 van Verordening nr.2015/2365" ingevoegd tussen de woorden "indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van Titel II van Verordening nr. 648/2012" en de woorden ", een administratieve boete opleggen"; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "In geval van een inbreuk op de artikelen 4 en 15 van Verordening nr. 2015/2365, bedraagt de administratieve geldboete die aan de in paragraaf 1 bedoelde beursvennootschap of onderneming wordt opgelegd a) in het geval van een natuurlijke persoon: maximum 5 000 000 euro;b) in het geval van een rechtspersoon : maximum : - 5 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 4 van Verordening nr.2015/2365; en - 15 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 15 van Verordening nr. 2015/2365 of, indien dit hoger is, 10 % van de totale jaaromzet van die instelling van het voorbije boekjaar.

Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van deze winst of dit verlies, onverminderd de punten a) en b)."; 3° het tweede lid van paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : "De Bank stelt de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten ook in kennis van haar besluiten over inbreuken op de bepalingen van Verordening nr.600/2014, de bepalingen die met het oog op de omzetting van Richtlijn 2014/65/EU zijn vastgesteld of de bepalingen die op grond van of in uitvoering van die verordening of van die bepalingen zijn vastgesteld of over inbreuken op de artikelen 4 en 15 van Verordening nr. 2015/2365, wanneer die besluiten niet openbaar worden gemaakt overeenkomstig het eerste lid, met inbegrip van elk tegen deze besluiten ingesteld beroep en de afloop daarvan.". HOOFDSTUK VIII. - Wijzigingen van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen houdende gedeeltelijk omzetting van Richtlijn (EU) 2017/2399 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU wat betreft de rang van ongedekte schuldinstrumenten in de insolventierangorde

Art. 101.Deze hoofdstuk voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn (EU) 2017/2399 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU wat betreft de rang van ongedekte schuldinstrumenten in de insolventierangorde.

Art. 102.In artikel 389/1 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, ingevoegd bij de wet van 31 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden "of een beursvennootschap" vervangen door de woorden ", een beursvennootschap, een financiële holding of een gemengde financiële holding";b) het eerste lid, 2°, a), wordt vervangen als volgt : "a) die geen verankerde derivaten bevatten en zelf geen derivaten zijn.Schuldinstrumenten met een variabele rente afgeleid van een algemeen gebruikte referentierente en schuldinstrumenten die niet luiden in de nationale valuta van de emittent, mits hoofdsom, terugbetaling en rente in dezelfde valuta zijn uitgedrukt, mogen niet louter op basis van deze kenmerken worden beschouwd als schuldinstrumenten die verankerde derivaten bevatten;". HOOFDSTUK IX. - Wijzigingen van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen

Art. 103.Artikel 15 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 december 2017, wordt aangevuld met een bepaling onder 8/3°, luidende : "8/3° "Verordening nr. 2015/2365": Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012.".

Art. 104.In artikel 517 van dezelfde wet wordt paragraaf 5/1, ingevoegd bij de wet van 5 december 2017, aangevuld met de woorden "of de artikelen 4 en 15 van Verordening nr. 2015/2365".

Art. 105.In artikel 602 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 december 2017, worden de woorden "of van Titel II van Verordening nr. 648/2012." vervangen door de woorden ", van Titel II van Verordening nr. 648/2012 of van de artikelen 4 en 15 van Verordening nr. 2015/2365".

Art. 106.In artikel 603, § 1, van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 december 2017, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° waarbinnen zij zich moet conformeren aan welbepaalde voorschriften van deze wet, van de ter uitvoering ervan genomen besluiten of reglementen, van Verordening nr. 2015/35, van alle andere uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2009/138/EG, aan de bepalingen van Titel II van Verordening nr. 648/2012 of aan de artikelen 4 en 15 van Verordening nr. 2015/2365 of".

Art. 107.In artikel 604 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "of op de artikelen 4 en 15 van Verordening nr.2015/2365" ingevoegd tussen de woorden "indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van deze wet, op de maatregelen genomen in uitvoering ervan of op Verordening 2015/35 of op alle andere uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2009/138/EG of op de bepalingen van Titel II van Verordening nr. 648/2012" en de woorden "een administratieve boete opleggen"; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "In geval van een inbreuk op de artikelen 4 en 15 van Verordening nr. 2015/2365, bedraagt de administratieve geldboete die aan de in paragraaf 1 bedoelde onderneming wordt opgelegd a) in het geval van een natuurlijke persoon: maximum 5 000 000 euro; en b) in het geval van een rechtspersoon : maximum : - 5 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 4 van Verordening nr.2015/2365; en - 15 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 15 van Verordening nr. 2015/2365; of, indien dit hoger is, 10 % van de totale jaaromzet van die instelling van het voorbije boekjaar.

Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van deze winst of dit verlies, onverminderd de punten a) en b)."; 2° paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De Bank stelt de Europese Autoriteit voor effecten en markten eveneens in kennis van de maatregelen die zij overeenkomstig paragraaf 2 oplegt in geval van een inbreuk op de artikelen 4 en 15 van Verordening nr.2015/2365, wanneer die maatregelen niet openbaar worden gemaakt.". HOOFDSTUK X. - Wijzigingen van de wet van 7 december 2016 tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren

Art. 108.Artikel 3 van de wet van 7 december 2016 wordt aangevuld met een bepaling onder 37°, luidende : 37° "Verordening 2016/679": Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).".

Art. 109.In artikel 45 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met een bepaling onder 11°, luidende : "11° binnen de grenzen van de Europese Richtlijnen en Verordeningen, aan de Belgische Gegevensbeschermingsautoriteit."; 2° in paragraaf 2 worden de woorden "overeenkomstig § 1, 5° tot 10° " vervangen door de woorden "overeenkomstig § 1, 5° tot 11° ".

Art. 110.In dezelfde wet wordt een artikel 54/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 54/3.§ 1. Onverminderd de uitzonderingen bedoeld in de artikelen 14, lid 5, met name punten c) en d), 17, lid 3, punt b), 18, lid 2, en 20, lid 3, van Verordening 2016/679, wordt, teneinde de doelstellingen te waarborgen van artikel 23, lid 1, punten d), e), g) en h), van de voornoemde verordening, de uitoefening van de rechten bedoeld in de artikelen 12 (transparante informatie, communicatie en nadere regels voor de uitoefening van de rechten van de betrokkene), 13 (te verstrekken informatie wanneer persoonsgegevens bij de betrokkene worden verzameld), 15 (recht van inzage), 16 (recht op rectificatie), 19 (kennisgevingsplicht inzake rectificatie of wissing van persoonsgegevens of verwerkingsbeperking), 21 (recht van bezwaar) en 34 (mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene) van deze verordening volledig beperkt voor verwerkingen van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 4, lid 1, van dezelfde verordening die het College uitvoert als verwerkingsverantwoordelijke die belast is met taken van algemeen belang, met taken die betrekking hebben op de voorkoming en de opsporing van strafbare feiten, en van schendingen van de beroepscodes voor gereglementeerde beroepen alsook met taken op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag : a) met het oog op de uitoefening van de opdrachten die worden opgesomd in artikel 32 van deze wet, of van enige andere opdracht die aan het College wordt toegekend op grond van een andere bepaling van nationaal of Europees recht, wanneer die gegevens niet bij de betrokkene zijn verkregen;en b) in het kader van de procedures voor het opleggen van administratieve maatregelen en geldboetes die worden gevoerd met toepassing van de artikelen 56, 58 en 59, van deze wet, voor zover de desbetreffende persoonsgegevens verband houden met het voorwerp van het onderzoek of de controle. De in het eerste lid, a) bedoelde afwijkingen gelden zolang de betrokkene in voorkomend geval geen wettelijke toegang heeft verkregen tot het hem betreffend administratief dossier dat wordt bijgehouden door het College en dat de desbetreffende persoonsgegevens bevat. § 2. Artikel 5 van Verordening 2016/679 is niet van toepassing op de verwerkingen van persoonsgegevens door het College in dezelfde gevallen als die waarvan sprake in paragraaf 1, voor zover de bepalingen van dit artikel overeenstemmen met de rechten en verplichtingen als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 22 van Verordening 2016/679. HOOFDSTUK XI. - Wijzigingen van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten

Art. 111.In artikel 5, § 1, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 2° wordt opgeheven; 2° de bepaling onder 4° wordt aangevuld met een c), luidende : "c) de kredietinstellingen bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid van dezelfde wet, die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat en die een beroep doen op een in België gevestigde verbonden agent om er beleggingsdiensten en/of -activiteiten in de zin van artikel 2, 1° van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, alsmede nevendiensten in de zin van artikel 2, 2°, van dezelfde wet, te verrichten;"; 3° de bepaling onder 8° wordt opgeheven; 4° een bepaling onder 8° /1 wordt ingevoegd, luidende : "8° /1 de centrale effectenbewaarinstellingen als gedefinieerd in artikel 36/26/1 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;" 5° de bepaling onder 10° wordt aangevuld met een c), luidende : "c) de beursvennootschappen bedoeld in artikel 1, § 3, tweede lid van dezelfde wet, die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat en die een beroep doen op een in België gevestigde verbonden agent om er beleggingsdiensten en/of -activiteiten in de zin van artikel 2, 1° van de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies, alsmede nevendiensten in de zin van artikel 2, 2° van dezelfde wet, te verrichten;"; 6° de bepaling onder 15° wordt vervangen als volgt : "15° de marktondernemingen bedoeld in artikel 3, 3°, van de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van Richtlijn 2014/65/EU, die de Belgische gereglementeerde markten organiseren, behalve wat hun opdrachten van publiekrechtelijke aard betreft;".

Art. 112.In artikel 52, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "In afwijking van artikel 47" vervangen door de woorden "In afwijking van de artikelen 47 en 49".

Art. 113.In artikel 79, § 2, 2°, van dezelfde wet worden de woorden "artikel 8 van de faillissementswet van 8 augustus 1997" vervangen door de woorden "de artikelen XX.31, § 1, en XX.32, § 2, van het Wetboek van economisch recht".

Art. 114.In artikel 83, § 2, van dezelfde wet worden de volgende wijzingen aangebracht : 1° in het derde lid worden de woorden "mensenhandel of mensensmokkel" vervangen door de woorden "mensenhandel, mensensmokkel of sociale fraude"; 2° een negende lid wordt toegevoegd, luidende : "Wanneer deze mededeling informatie bevat waarvoor het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen van de Federale Overheidsdienst Justitie inlichtingen aan de CFI heeft verstrekt, licht de CFI haar in over deze mededeling.".

Art. 115.In de artikelen 85, § 1, 2°, van dezelfde wet, wordt het woord "entiteiten" vervangen door het woord "entiteit" en worden de woorden "2° en" opgeheven.

Art. 116.Artikel 90 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : "De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de toepassing van bijzondere bepalingen betreffende de melding van inbreuken aan een toezichtautoriteit.".

Art. 117.In artikel 110, eerste lid, van dezelfde wet, wordt het woord "entiteiten" vervangen door het woord "entiteit" en worden de woorden "2° en" opgeheven.

Art. 118.In artikel 112 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "de minister van Financiën, ten aanzien van de onderworpen entiteit bedoeld in artikel 5, § 1, 2°, en de minister bevoegd voor bpost, ten aanzien van deze laatste, wanneer zij vaststellen" vervangen door de woorden "de minister bevoegd voor bpost, ten aanzien van deze laatste, wanneer hij vaststelt";2° in paragraaf 3 worden de woorden "de minister van Financiën of" opgeheven.

Art. 119.In artikel 132, § 4, van dezelfde wet, wordt het woord "entiteiten" vervangen door het woord "entiteit" en worden de woorden "en 2° " opgeheven. HOOFDSTUK XII. - Wijzigingen van de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van Richtlijn 2014/65/EU

Art. 120.In artikel 21, eerste lid, 5°, van de wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van Richtlijn 2014/65/EU, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "en vereffening van" worden vervangen door de woorden "en afwikkeling van";2° de woorden "verrekenings- en vereffeningssystemen" worden vervangen door de woorden "verrekenings- en afwikkelingssystemen".

Art. 121.In artikel 31, § 2, 5°, van dezelfde wet worden de woorden "en vereffening van" vervangen door de woorden "en afwikkeling van".

Art. 122.In artikel 75, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen" vervangen door de woorden "centrale effectenbewaarinstellingen, instellingen die ondersteuning verlenen aan centrale effectenbewaarinstellingen en depositobanken". HOOFDSTUK XIII. - Wijzigingen van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen

Art. 123.Artikel 2 van de wet van 11 maart 2018 op het statuut van en het toezicht op de betalingsinstellingen en de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen wordt aangevuld met een bepaling onder 61° /1, luidende : "61° /1 "Verordening (EU) nr. 2015/2365: Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012;".

Art. 124.In Artikel 147, paragraaf 2, eerste lid, van dezelfde wet wordt de bepaling onder 3° aangevuld met de woorden "en aan de artikelen 4 en 15 van Verordening (EU) nr. 2015/2365".

Art. 125.In artikel 148 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "of indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van Titel II van Verordening nr.648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters" vervangen door de woorden "of indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van Titel II van Verordening (EU) nr. 648/2012 of op de artikelen 4 en 15 van Verordening (EU) nr. 2015/2365"; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "In geval van een inbreuk op de artikelen 4 en 15 van Verordening (EU) nr.2015/2365, kan de Bank aan een betalingsinstelling naar Belgisch of buitenlands recht die in België is gevestigd een administratieve geldboete opleggen van a) in het geval van een natuurlijke persoon: maximum 5 000 000 euro; b) in het geval van een rechtspersoon : maximum : - 5 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 4 van Verordening (EU) nr.2015/2365; en - 15 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 15 van Verordening nr. 2015/2365; of, indien dit hoger is, 10 % van de totale jaaromzet van die instelling van het voorbije boekjaar.

Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van deze winst of dit verlies, onverminderd de punten a) en b)."; 3° paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De Bank stelt de Europese Autoriteit voor effecten en markten in kennis van haar besluiten over inbreuken op de artikelen 4 en 15 van Verordening (EU) nr.2015/2365, wanneer die besluiten niet openbaar worden gemaakt overeenkomstig het vorige lid.".

Art. 126.Artikel 229, paragraaf 2, eerste lid, van dezelfde wet, wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende : "3° waarbinnen zij zich moet conformeren aan de bepalingen van Titel II van Verordening (EU) nr. 648/2012 of aan de artikelen 4 en 15 van Verordening (EU) nr. 2015/2365.".

Art. 127.In artikel 230 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "of indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van Titel II van Verordening (EU) nr. 648/2012 of op de artikelen 4 en 15 van Verordening (EU) nr. 2015/2365" ingevoegd tussen de woorden "van Richtlijn 2009/110/EG of van de uitvoeringsmaatregelen ervan" en de woorden ", een administratieve geldboete opleggen"; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "In geval van een inbreuk op de artikelen 4 en 15 van Verordening (EU) nr.2015/2365, kan de Bank aan een betalingsinstelling naar Belgisch of buitenlands recht die in België is gevestigd een administratieve geldboete opleggen van a) in het geval van een natuurlijke persoon: maximum 5 000 000 euro;b) in het geval van een rechtspersoon : maximum : - 5 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 4 van Verordening (EU) nr.2015/2365; en - 15 000 000 euro in geval van een inbreuk op artikel 15 van Verordening nr. 2015/2365; of, indien dit hoger is, 10 % van de totale jaaromzet van die instelling van het voorbije boekjaar.

Wanneer de inbreuk voor de overtreder winst heeft opgeleverd of hem heeft toegelaten verlies te vermijden, mag dit maximum worden verhoogd tot het drievoud van deze winst of dit verlies, onverminderd de punten a) en b)."; 3° paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De Bank stelt de Europese autoriteit voor effecten en markten in kennis van haar besluiten over inbreuken op de artikelen 4 en 15 van Verordening (EU) nr.2015/2365, wanneer die besluiten niet openbaar worden gemaakt overeenkomstig het vorige lid.". HOOFDSTUK XIV. - Omzetting in kapitaal van de jaarlijkse rente betaald aan de Stad Brussel, in toepassing van de overeenkomst van 31 december 1842

Art. 128.De jaarlijkse rente die aan de Stad Brussel betaald wordt, in toepassing van de overeenkomst van 31 december 1842, zal omgezet worden in kapitaal, vanaf 1 januari 2019.

De afkoopwaarde zal berekend worden volgens de volgende formule : De afkoopwaarde is gelijk aan het bedrag dat jaarlijks betaald wordt, gedeeld door de rentevoet. De rentevoet die hier toegepast wordt, is het rendement op de OLO 80 (eindvervaldag: 22/06/2066), op de berekeningsdatum.

De betaling gebeurt vanaf 1 juli 2019, voor saldo van alle rekeningen.

TITEL III. - Diverse bepaling

Art. 129.Op grond van een na advies van de Bank of de FSMA vastgesteld besluit kan de Koning de verwijzingen naar de wettelijke of reglementaire bepalingen die opgenomen zijn in de wetten waarvan de Bank of de FSMA de naleving dient te handhaven, aanpassen om ze in overeenstemming te brengen met de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.

TITEL IV. - Overgangsbepalingen

Art. 130.§ 1. De ondernemingen die op de datum van inwerkingtreding van deze wet de hoedanigheid hebben van vereffeningsinstelling overeenkomstig artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, blijven onderworpen aan artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België en aan artikel 23 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, en aan de bepalingen die op grond van of ter uitvoering van die artikelen zijn vastgesteld, tot zij een vergunning als centrale effectenbewaarinstelling hebben verkregen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012.

Indien de vergunning aan deze ondernemingen wordt geweigerd, is het hen verboden diensten aan te bieden als bedoeld in de afdelingen A, B en C van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012. § 2. De met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen waaraan op de datum van inwerkingtreding van deze wet een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 36/26, § 7, 1°, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, beschikken van rechtswege over een vergunning als ondersteuning verlenende instelling in de zin van artikel 36/26/1, § 4 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België. § 3. De met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen waaraan op de datum van inwerkingtreding van deze wet een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 36/26, § 7, 2°, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, beschikken van rechtswege over een vergunning als depositobank in de zin van artikel 36/26/1, § 6 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België.

TITEL V. - Opheffingsbepalingen

Art. 131.De wet van 4 december 1842 die de regering toelaat een overeenkomst te sluiten met de Stad Brussel en het koninklijk besluit van 6 januari 1843 houdende goedkeuring van de definitieve overeenkomst afgesloten tussen de Belgische regering en de Stad Brussel, worden opgeheven.

Art. 132.De koninklijke besluiten van 14 maart 1984 betreffende de commissie voor de luchtvaartdienstbaarheden en houdende benoeming van de leden van de commissie voor de luchtvaartdienstbaarheden worden opgeheven.

Art. 133.Het koninklijk besluit van 11 juni 2015 houdende aanwijzing van de bevoegde autoriteit verantwoordelijk voor het uitvoeren van de vergunning en het toezicht op de centrale effectenbewaarinstellingen wordt opgeheven.

TITEL VI. - Inwerkingtreding

Art. 134.Deze wet treedt in werking op de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, behalve artikel 2 dat in werking treedt op 1 september 2018, artikel 3 dat in werking treedt op 1 januari 2019, artikelen 27, 1°, 34, 42,1°, 47, 111, 3°, die in werking treden op de door de Koning bepaalde datum en uiterlijk op 1 januari 2020, artikelen 128 en 131 dat in werking treedt op 31 december 2019 en artikel 132 die in werking treedt op 1 januari 2019.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te l'le-d'Yeu, 30 juli 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT Met 's Lands zegel gezegeld : Voor de Minister van Justitie, afwezig, de Vice-Eerste Minister en Minister van Werk, Economie en Consumentenzaken, belast met Buitenlandse Handel K. PEETERS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : K54-3172.

Integraal verslag : 17 en 19 juli 2018.

^