Etaamb.openjustice.be
Wet van 18 juni 2018
gepubliceerd op 02 juli 2018

Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2018012858
pub.
02/07/2018
prom.
18/06/2018
ELI
eli/wet/2018/06/18/2018012858/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

18 JUNI 2018. - Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

TITEL 2. - Modernisering van de burgerlijke stand HOOFDSTUK. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek

Art. 2.De Inleidende titel van het Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt : 1° artikel 2 wordt vernummerd tot artikel 1;2° artikel 6 wordt vernummerd tot artikel 2.

Art. 3.In boek I, titel I, van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het opschrift van hoofdstuk I wordt geschrapt;2° artikel 7 wordt vernummerd tot artikel 3;3° artikel 8 wordt vernummerd tot artikel 4;4° artikel 11 wordt vernummerd tot artikel 5;5° het opschrift van hoofdstuk II, van afdeling I en van afdeling II wordt geschrapt.

Art. 4.Boek I, titel II, van hetzelfde Wetboek, dat de artikelen 34 tot 101 bevat, wordt vervangen als volgt : "TITEL 2. DE BURGERLIJKE STAND Hoofdstuk 1. Algemene principes van de burgerlijke stand Afdeling 1. Doelstellingen van de burgerlijke stand

Art. 6.§ 1. De burgerlijke stand heeft als voornaamste doelstellingen : - de rechtsfeiten en rechtshandelingen vast te stellen die de staat van een persoon bepalen of wijzigen; - de rechtzekerheid inzake de staat van de persoon te garanderen; - het bewijs van de staat van de persoon te verzekeren, door middel van de akten van de burgerlijke stand, en dit bewijs zorgvuldig te bewaren. § 2. De staat van een persoon is het geheel van bepaalde hoedanigheden van een persoon die zijn rechtspositie in de familie en in de maatschappij bepalen en die hem onderscheiden van de andere personen wat het bezit en de uitoefening van bepaalde rechten betreft. Afdeling 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand

Art. 7.Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd voor het beheer van de burgerlijke stand.

De burgemeester, of een hiertoe door het college aangeduide schepen, vervult de taak van ambtenaar van de burgerlijke stand. Hij zorgt in het bijzonder voor het nauwkeurig naleven van alle bepalingen in verband met de akten van de burgerlijke stand.

Bij verhindering van de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt deze tijdelijk vervangen door de burgemeester, een schepen of een raadslid in de volgorde van hun benoemingen.

Art. 8.Wanneer binnengemeentelijke territoriale organen werden opgericht overeenkomstig artikel 41 van de Grondwet, kan het college van burgemeester en schepenen, in afwijking van artikel 7, één of meer schepenen aanwijzen voor de taak van de ambtenaar van de burgerlijke stand wanneer de burgemeester deze taak niet uitoefent, die elk voor één of meer binnengemeentelijke territoriale organen bevoegd zullen zijn.

Art. 9.De ambtenaar van de burgerlijke stand kan voor alle taken inzake het opmaken van akten van burgerlijke stand, met inbegrip van het afleveren van afschriften en uittreksels ervan, een speciale schriftelijke machtiging verlenen aan één of meer beambten van het gemeentebestuur.

Deze machtiging is niet mogelijk voor de opmaak van de akte van huwelijk.

Art. 10.De consulaire ambtenaren, bij het Consulair Wetboek bevoegd verklaard inzake burgerlijke stand, zijn bevoegd voor de bediening van de burgerlijke stand onder de voorwaarden bepaald in het Consulair Wetboek.

Art. 11.De officieren aangeduid door de minister van Defensie of door de hiertoe gedelegeerde autoriteit maken de akten van overlijden op van de personen van Belgische nationaliteit in dienst van de Belgische strijdkrachten, alsook van het personeel van Defensie van Belgische nationaliteit waarvan de aanwezigheid bij deze Strijdkrachten is vereist, overeenkomstig de bepalingen van dit Wetboek indien het, bij militaire operaties buiten het Belgisch grondgebied, onmogelijk is om een akte van overlijden op te stellen volgens de bepalingen van het Consulair wetboek.

Art. 12.De ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde mag geen akte van de burgerlijke stand opmaken die betrekking heeft op zichzelf, zijn echtgenoot of echtgenote, zijn wettelijk samenwonende partner, zijn bloedverwanten in de opgaande en in de nederdalende lijn of zijn bloedverwanten in de zijlijn tot de tweede graad.

Artikel 7, derde lid, is in dit geval van toepassing.

Art. 13.Tenzij de wet anders bepaalt, is de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand deze van : - de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de betrokkene, de betrokkenen of één van hen; of bij gebrek hieraan, - de actuele verblijfplaats van de betrokkene, de betrokkenen of één van hen; of bij gebrek hieraan, - Brussel. Afdeling 3. De akten van de burgerlijke stand

Art. 14.De akten van de burgerlijke stand zijn authentieke akten.

De akten van de burgerlijke stand worden, behoudens wettelijke uitzonderingen, in gedematerialiseerde vorm opgemaakt in de Databank Akten Burgerlijke Stand (afgekort DABS).

Ze worden bewaard via een gekwalificeerde dienst van elektronische archivering, beoogd in artikel I.18, 18°, van het Wetboek van economisch recht en beantwoorden aan de voorwaarden van boek XII, titel 2 van hetzelfde wetboek.

Indien het door uitzonderlijke omstandigheden onmogelijk is om een akte in gedematerialiseerde vorm op te maken, maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand in de plaats hiervan een proces-verbaal op. Van zodra mogelijk maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte in gedematerialiseerde vorm op. Het proces-verbaal wordt als bijlage in de DABS opgenomen. Het op papier opgemaakte proces-verbaal wordt bewaard door de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte heeft opgemaakt, tot op het ogenblik van de overdracht van het proces-verbaal aan het Rijksarchief.

Art. 15.De bijlagen worden slechts in de DABS gevoegd, bij de akten van de burgerlijke stand waarop ze betrekking hebben, wanneer de wet dit uitdrukkelijk vermeldt en voor zover ze niet beschikbaar zijn in een andere authentieke bron.

Indien de partijen bijlagen hebben overgelegd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, worden de originelen van deze bijlagen aan hen teruggeven.

Art. 16.De ambtenaar van de burgerlijke stand vermeldt in de akten die hij opmaakt niets anders dan wat hem door de partijen moet worden verklaard en wat hem door de wet wordt opgelegd.

Art. 17.De personen waarop de akte betrekking heeft of die betrokken zijn bij de totstandkoming ervan zijn verplicht de ambtenaar van de burgerlijke stand alle informatie mee te delen die de ambtenaar nodig heeft om de akte op te maken, voor zover deze informatie niet beschikbaar is in een andere authentieke bron.

Art. 18.§ 1. De ambtenaar van de burgerlijke stand tekent de door hem opgemaakte of, overeenkomstig afdeling 6, gewijzigde akten, tenzij de wet anders bepaalt. § 2. Onverminderd het artikel 1317, bestaat de handtekening uit een handgeschreven handtekening, of een gekwalificeerde elektronische handtekening, als bedoeld in artikel 3.12 van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG.

Art. 19.Door de ondertekening van de in artikel 18, § 1, bedoelde akten waarborgt de ambtenaar van de burgerlijke stand : - de juiste verbinding van die akten met de akten waarop deze akten betrekking hebben, van de betrokkene of, in voorkomend geval, van zijn afstammelingen tot de eerste graad, en - de wijziging van de akten waarop deze akten betrekking hebben, van de betrokkene of, in voorkomend geval, van zijn afstammelingen tot de eerste graad, tenzij de wet anders bepaalt.

De akten van de burgerlijke stand die de wijziging van de in het eerste lid bedoelde akten tot stand brengen zijn zichtbaar in de DABS.

Art. 20.Er wordt niets bij afkorting in de akten van de burgerlijke stand vermeld.

De data worden in cijfers uitgedrukt.

Art. 21.De belanghebbende partijen kunnen zich bij alle akten, met uitzondering van de huwelijksakte, laten vertegenwoordigen door een lasthebber door middel van een bijzondere en authentieke volmacht.

De volmacht wordt als bijlage in de DABS opgenomen.

Art. 22.De ambtenaar van de burgerlijke stand kan de akte voorlezen.

In elk geval wordt de akte voorgelezen op verzoek van één van de verschijnende partijen. Afdeling 4. Bewijskracht van akten van de burgerlijke stand

Art. 23.Enkel de akten van de burgerlijke stand gelden als enige bewijs van de staat van de persoon, tenzij de wet het anders bepaalt.

Enkel de processen-verbaal als bedoeld in de artikelen 14, vierde lid, 47 en 57 gelden als enige bewijs van de staat van de persoon, zolang er op basis hiervan geen akte van de burgerlijke stand werd opgemaakt.

Art. 24.De na de inwerkingtreding van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing in de DABS opgenomen akten, alsook de afschriften en uittreksels daarvan, gelden tot bewijs van valsheid in geschrifte.

Art. 25.§ 1. De in gedematerialiseerde vorm in de DABS opgenomen akten van de burgerlijke stand op basis van de vóór de inwerkingtreding van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing op papier opgemaakte akten, gelden tot bewijs van het tegendeel.

De oorspronkelijke papieren akten gelden tot bewijs van valsheid in geschrifte.

In geval van tegenstrijdigheid tussen een oorspronkelijke papieren akte en dezelfde, in gedematerialiseerde vorm in de DABS opgenomen akte, heeft de oorspronkelijke papieren akte voorrang op deze laatste. § 2. De in gedematerialiseerde vorm in de DABS opgenomen akten van de burgerlijke stand op basis van op papier opgemaakte processen-verbaal als bedoeld in de artikelen 14, vierde lid, 47 en 57 gelden tot bewijs van het tegendeel.

De oorspronkelijke op papier opgemaakte processen-verbaal als bedoeld in de artikelen 14, vierde lid, 47 en 57 gelden tot bewijs van valsheid in geschrifte.

Art. 26.Indien een akte van de burgerlijke stand vernietigd of verloren is gegaan, kan de akte vervangen worden overeenkomstig artikel 35.

De vernietiging of het verlies en de inhoud van de akte kunnen bewezen worden door geschriften, door andere authentieke bronnen of door getuigen.

Art. 27.Elke persoon kan de vervangende akte van de burgerlijke stand aan elke verzoekende overheid overleggen, indien hij aantoont dat hij nog steeds in de onmogelijkheid verkeert de betrokken akte van de burgerlijke stand te verkrijgen, voor zover de juistheid van de erin vervatte gegevens niet wordt weerlegd. Afdeling 5. Uittreksels en afschriften

Art. 28.§ 1. Er kunnen zowel uittreksels als afschriften worden afgeleverd van de akten van de burgerlijke stand. § 2. Een uittreksel vermeldt de actuele gegevens van de akte, zonder de historiek van de staat van de persoon op wie de akte betrekking heeft.

Een afschrift vermeldt de oorspronkelijke gegevens van de akte en de historiek van de staat van de persoon op wie de akte betrekking heeft.

Afschriften vermelden, in voorkomend geval, de basis voor de opmaak van de akte zoals bepaald in artikel 41, § 1, 5°, a) en c).

Art. 29.§ 1. Eenieder heeft recht op een uittreksel of afschrift van akten van meer dan honderd jaar oud.

De persoon op wie de akte betrekking heeft, zijn echtgenoot of echtgenote, zijn wettelijk samenwonende, zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn bloedverwanten in de opgaande of nederdalende lijn, zijn erfgenamen, hun notaris en hun advocaat hebben recht op een uittreksel of afschrift van akten van minder dan honderd jaar oud.

Voor akten die gewijzigd werden met toepassing van Titel IV/1 of met toepassing van artikel 1385quaterdecies, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek wordt het recht op een afschrift beperkt tot de persoon op wie de akte betrekking heeft, zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn erfgenamen, hun notaris en hun advocaat. § 2 Uittreksels en afschriften worden afgeleverd door de ambtenaar van de burgerlijke stand die erom wordt verzocht dan wel elektronisch via de DABS. De uittreksels en afschriften worden bij aflevering voorzien van een elektronisch zegel, zoals voorzien in artikel 3.27 van de verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG. De Koning stelt vast door wie en op welke wijze de afschriften en uittreksels voor akten van meer dan honderd jaar oud worden afgeleverd. § 3. De uittreksels en afschriften bestemd om in het buitenland te worden gebruikt, worden, voor zover vereist, gelegaliseerd door de minister van Buitenlandse Zaken of door de door hem gemachtigde ambtenaar. § 4. De uittreksels en afschriften vermelden de gegevens zoals voorzien in de modellen die hiertoe door de Koning worden bepaald. § 5. De uittreksels en afschriften vermelden de datum van afgifte en worden geauthentificeerd door het elektronisch zegel van de DABS.

Art. 30.§ 1. Voor akten van de burgerlijke stand opgemaakt vóór de inwerkingtreding van de wet van 18 juni 2018. houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing neemt een afschrift van een akte de vorm aan van een afdruk van de in gedematerialiseerde vorm in de DABS opgenomen oorspronkelijke akte met de hierop aangebrachte randmeldingen en de metadata van de wijzigingen van deze akte na inwerkingtreding van die wet. § 2. Voor akten van de burgerlijke stand opgemaakt vóór de inwerkingtreding van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing worden de uittreksels opgemaakt op dezelfde wijze als deze afgeleverd voor akten opgemaakt na de inwerkingtreding van deze wet. § 3. Wanneer het afgeleverde uittreksel of afschrift op basis van een op papier opgemaakte akte voor de inwerkingtreding van deze wet niet wordt aanvaard of wanneer het wordt betwist voor het doel waartoe het dient, wordt een uittreksel of afschrift afgeleverd op basis van het papieren register met toevoeging van de bijwerkingen op de akte in de DABS. Afdeling 6. Wijzigingen van akten van de burgerlijke stand ten gevolge

van een rechterlijke beslissing die de akte verbetert of de afstamming wijzigt of vaststelt of ten gevolge van de verbetering van een materiële vergissing

Art. 31.§ 1. In geval een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing een wijziging van één of meerdere akten van de burgerlijke stand tot gevolg heeft, en voor zover hiervan geen akte van de burgerlijke stand kan worden opgemaakt zoals bepaald in hoofdstuk 2, maakt de bevoegde ambtenaar de gewijzigde akte of akten op.

Indien het een Belgische rechterlijke beslissing betreft, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de wijziging via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand en neemt de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing als bijlage op in de DABS. De gewijzigde akte vermeldt : 1° de rechterlijke instantie die de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing heeft uitgesproken en de datum van de uitspraak;2° de aard van het beschikkend gedeelte van de rechterlijke beslissing, met name of het gaat om : a) een betwisting van de afstamming en/of vaststelling van een afstammingsband;b) een verbetering van een akte;c) een naams- of voornaamsverandering. § 2. De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand die een akte of akten van de burgerlijke stand verbetert overeenkomstig artikel 33, maakt onmiddellijk de gewijzigde akte of akten op ten gevolge van de verbetering.

De gewijzigde akte vermeldt de verbetering van de akte. § 3. De ambtenaar van de burgerlijke stand tekent de gewijzigde akte of akten. Afdeling 7. Meldingen op akten van de burgerlijke stand

Art. 32.§ 1. De meldingen bedoeld in de artikelen 122, vierde lid, 134, vierde lid, 193ter, derde lid, 330/3, § 2, derde lid, 370/7, tweede lid, en 370/8, tweede lid, en de meldingen bedoeld in de artikelen 1275, § 2, tweede lid, en 1303, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, in artikel 391octies, § 4, tweede lid, van het Strafwetboek, en in artikel 79quater, § 4, tweede lid, en § 6, tweede lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, worden onder verantwoordelijkheid van het beheerscomité als bedoeld in artikel 73, § 1, opgemaakt en verbonden met de akten waarop ze betrekking hebben.

De melding wordt ondertekend door een elektronisch zegel, zoals voorzien in artikel 3.27 van de verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG. § 2. De meldingen bevatten : 1° de vermelding van de basis bedoeld in artikel 41, § 1, 5°, a) en c);2° het aktenummer van de akte waarop de melding betrekking heeft;3° in het geval van een vergunning tot naamsverandering : de gegevens bedoeld in artikel 63;4° in het geval van een echtscheiding : de gegevens bedoeld in artikel 64. Afdeling 8. Verbetering van akten van de burgerlijke stand

Onderafdeling 1. Verbetering door de ambtenaar van de burgerlijke stand

Art. 33.§ 1. De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand die een materiële vergissing vaststelt op een akte van de burgerlijke stand, op basis van een authentieke akte of officieel attest, verbetert deze akte van de burgerlijke stand.

De ambtenaar van de burgerlijke stand gaat na of de akten die de materiële vergissing staven beschikbaar zijn in de DABS. Indien de akten niet beschikbaar zijn in de DABS verzoekt hij, voor akten die in België werden opgemaakt of in België werden overgeschreven vóór de inwerkingtreding van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte heeft opgemaakt of overgeschreven tot opname van de akten in de DABS. In zoverre de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand niet beschikt over de officiële attesten, vraagt hij deze zelf op bij de bevoegde Belgische instanties of instellingen.

Indien de ambtenaar van de burgerlijke stand niet over de documenten beschikt op basis van de voorgaande leden, legt de betrokkene de akten of officiële attesten die de materiële vergissing staven zelf voor. § 2. De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de gewijzigde akte of akten van de burgerlijke stand ten gevolge van de verbetering op.

De authentieke akte of het officiële attest, op basis waarvan de akte wordt verbeterd, wordt als bijlage in de DABS opgenomen.

Art. 34.Een materiële vergissing houdt in dat een ambtenaar van de burgerlijke stand, bij de opmaak van een akte van de burgerlijke stand, bij vergissing een gegeven heeft opgenomen in deze akte dat niet volledig overeenstemt met de vermelding van dit gegeven op de authentieke akten of officiële attesten die hij op dat ogenblik in zijn bezit had.

Onder een materiële vergissing wordt verstaan : - een schrijf- of typfout in namen en voornamen; - een fout in datum, plaats of uur van het rechtsfeit of de rechtshandeling die de akte vaststelt.

Onderafdeling 2. Verbetering door de familierechtbank

Art. 35.§ 1. De persoon die een akte wil laten verbeteren of een ontbrekende akte wil laten vervangen overeenkomstig artikel 27 kan hiertoe een verzoekschrift indienen bij de familierechtbank. § 2. De griffier van de kamer waar de zaak aan toebedeeld is, zendt het verzoekschrift over aan het openbaar ministerie. Na ontvangst van het advies van het openbaar ministerie roept de griffier de verzoeker, bij gerechtsbrief, op om te verschijnen op de door de voorzitter van de kamer vastgestelde zitting. § 3. De griffier stuurt de gegevens nodig voor de opmaak van de gewijzigde akte overeenkomstig afdeling 6 ten gevolge van de verbetering of voor de opmaak van de vervangende akte via de DABS onmiddellijk naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand en neemt de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing als bijlage op in de DABS. De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onmiddellijk de gewijzigde akte of akten van de burgerlijke stand ten gevolge van de verbetering of de vervangende akte op. Afdeling 9. Aansprakelijkheid van en controle op de ambtenaar van de

burgerlijke stand

Art. 36.De ambtenaar van de burgerlijke stand is verantwoordelijk voor de door hem opgemaakte, verbeterde of gewijzigde akten van de burgerlijke stand.

Art. 37.In geval van ernstige twijfel omtrent het opmaken van de akten van de burgerlijke stand kan de ambtenaar van de burgerlijke stand de procureur des Konings verzoeken hierover advies uit te brengen.

Art. 38.Onder voorbehoud van de aansprakelijkheid van de operationele beheerder als bepaald in artikel 73, § 1, en de verantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens bedoeld in artikel 73, § 2, is de ambtenaar van de burgerlijke stand burgerrechtelijk aansprakelijk voor het niet naleven van de in het kader van zijn functie opgelegde voorschriften, behoudens verhaal op de personen die hem verhinderd hebben deze voorschriften uit te voeren, indien daartoe grond bestaat.

Art. 39.Elke onrechtmatige verandering en elke valsheid in de akten van de burgerlijke stand leveren grond op tot schadevergoeding aan de partijen, onverminderd de straffen voorzien in het Strafwetboek.

Art. 40.De procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement waartoe de gemeente van de ambtenaar van de burgerlijke stand behoort die de akte heeft opgemaakt houdt toezicht op de naleving van de bepalingen inzake de burgerlijke stand. De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt hem onmiddellijk op de hoogte van elke fout of onregelmatigheid die hij vaststelt.

De procureur des Konings onderzoekt en vervolgt de door de ambtenaar van de burgerlijke stand in de uitoefening van zijn functie gepleegde inbreuken.

Het College van procureurs-generaal kan richtlijnen uitvaardigen ter verduidelijking van de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde controle wordt uitgeoefend. Deze richtlijnen zijn bindend voor alle leden van het openbaar ministerie. De procureurs-generaal bij de hoven van beroep waken over de uitvoering van deze richtlijnen binnen hun rechtsgebied.

Hoofdstuk 2. De verschillende akten van de burgerlijke stand Afdeling 1. Algemene bepaling

Art. 41.§ 1. De akten van de burgerlijke stand vermelden steeds : 1° de naam, de voornaam en de handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand of de overeenkomstig artikel 9 gemachtigde beambte, die de akte heeft opgemaakt;2° de datum van opmaak van de akte;3° de plaats van opmaak van de akte;4° het aktenummer;5° in voorkomend geval, de vermelding van de basis voor de opmaak van de akte, met name : a) de rechterlijke beslissing, alsook de rechterlijke instantie, de datum van de uitspraak, de datum van het in kracht van gewijsde treden ervan, en het identificatienummer van deze rechterlijke beslissing;b) het proces-verbaal, zoals voorzien in de artikelen 14, vierde lid, 47, 55, § 2 of 57;c) het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 370/4, § 1, of artikel 370/8, alsook de datum ervan, en in voorkomend geval, de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad;d) de buitenlandse akte, alsook de autoriteit die de akte heeft opgemaakt en de datum en plaats van opmaak;e) de buitenlandse rechterlijke of administratieve beslissing, alsook de buitenlandse autoriteit die de beslissing heeft genomen, de datum van de beslissing en de datum waarop ze uitwerking heeft. De basis voor de opmaak van de akte wordt als bijlage in de DABS opgenomen. § 2. De personen op wie de akte betrekking heeft worden geïdentificeerd aan de hand van het identificatienummer toegekend in uitvoering van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van de natuurlijke personen of bij gebreke hiervan het identificatienummer toegekend in uitvoering van artikel 4 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

Het identificatienummer maakt geen deel uit van de akte van de burgerlijke stand. Hoofdstuk 1, afdeling 8, is hierop niet van toepassing. § 3. De akten van de burgerlijke stand vermelden verder de gegevens zoals voorzien in dit hoofdstuk. Afdeling 2. De akten van geboorte

Onderafdeling 1. De akte van geboorte

Art. 42.De kennisgeving van de geboorte, met medisch attest, wordt gedaan aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de geboorteplaats, uiterlijk de eerst volgende werkdag na de geboorte door : 1° in geval van geboorte in een ziekenhuis of andere verzorgingsinrichting, de verantwoordelijke van de inrichting of zijn afgevaardigde;2° in de overige gevallen de arts, vroedvrouw, de andere personen die bij de geboorte aanwezig waren of de persoon bij wie de geboorte heeft plaatsgehad.

Art. 43.§ 1. De vader of de meemoeder, en de moeder, of één van hen, doen de geboorteaangifte bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de geboorteplaats, binnen vijftien dagen na de geboorte. Is de laatste dag van die termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag. § 2. Indien er geen aangifte werd gedaan overeenkomstig § 1, of wanneer de ouders zich hiervan onthouden, maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand de geboorteakte op, op basis van de kennisgeving bedoeld in artikel 42. § 3. De Koning kan de voorwaarden bepalen voor een elektronische aangifte van de geboorte. § 4. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van geboorte onmiddellijk op.

Art. 44.De akte van geboorte vermeldt : 1° de geboortedatum, de geboorteplaats, het uur van geboorte, het geslacht, de naam en de voornamen van het kind, hetzij, in de gevallen bedoeld in artikel 43, § 2, en artikel 45, de op het ogenblik van de opmaak van de akte beschikbare gegevens;2° de naam, de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van de moeder en van de vader, indien de afstamming langs vaderszijde vaststaat, of van de meemoeder, indien de afstamming langs haar zijde vaststaat;3° in voorkomend geval, het aktenummer van de akte van prenatale erkenning, of de erkenning door de vader of de meemoeder, met vermelding van : a) de toestemming van de personen bedoeld in artikel 329bis;b) de naam en de voornamen van de wettelijke vertegenwoordiger van het kind indien deze in de erkenning heeft toegestemd;c) de datum, plaats en autoriteit waar de toestemming werd gegeven, of de rechterlijke instantie, de datum en het identificatienummer van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing waarin de toestemming werd vastgesteld. Onderafdeling 2. Akte van geboorte van een vondeling

Art. 45.Elke persoon die een pasgeboren kind gevonden heeft, geeft hiervan onmiddellijk kennis aan de openbare hulpdiensten en deelt hen alle nuttige informatie hierover mee.

De hulpdienst doet aangifte van de geboorte van de vondeling bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.

De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van geboorte op.

Het proces-verbaal van de politie wordt als bijlage opgenomen in de DABS.

Art. 46.De akte van geboorte vermeldt in dit geval de gegevens bedoeld in artikel 44, 1°.

Onderafdeling 3. Akte van geboorte in geval van geboorte aan boord van een schip of een luchtvaartuig

Art. 47.§ 1. In geval van geboorte tijdens een zeereis aan boord van een schip onder Belgische vlag, of tijdens de vlucht van een Belgisch luchtvaartuig, ontvangt de gezagvoerder persoonlijk de geboorteaangifte van de vader of de meemoeder en de moeder of één van hen, of, bij gebrek hieraan, van een persoon die bij de geboorte aanwezig was. Het kind wordt ingeschreven op de passagierslijst. De gezagvoerder maakt, van zodra mogelijk en uiterlijk bij het eerste aanleggen of de eerste landing, van de geboorteaangifte een proces-verbaal op dat de gegevens bedoeld in artikel 44 bevat. § 2. Indien de eerstvolgende aanlegplaats of landingsplaats in België is, bezorgt de gezagvoerder zo spoedig mogelijk het proces-verbaal aan de dichtstbijzijnde ambtenaar van de burgerlijke stand, die onmiddellijk een akte van geboorte opmaakt op basis van het proces-verbaal. Het proces-verbaal wordt als bijlage bij de akte van geboorte in de DABS opgenomen. Het op papier opgemaakte proces-verbaal wordt bewaard door de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte heeft opgemaakt tot op het ogenblik van de overdracht van het proces-verbaal aan het Rijksarchief. § 3. Indien de eerstvolgende aanlegplaats of landingsplaats in het buitenland is, bezorgt de gezagvoerder zo spoedig mogelijk het proces-verbaal aan de consulaire beroepspost in wiens consulair ressort de haven of landingsplaats zich bevindt.

Onderafdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 48.Indien het geslacht van een kind onduidelijk is, kunnen de vader of de meemoeder en de moeder, of één van hen, aangifte doen van het geslacht binnen drie maanden na de geboorte, met voorlegging van een medisch attest.

Art. 49.De ambtenaar van de burgerlijke stand die een akte van geboorte opmaakt van een kind van wie de afstamming ten aanzien van zijn ouders niet vaststaat of die een akte van de burgerlijke stand wijzigt ten gevolge van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing waarbij een vordering betreffende de betwisting van de afstamming wordt toegewezen ten aanzien van de ouders of ten aanzien van de enige ouder met betrekking tot wie de afstamming vaststaat, notificeert dit binnen drie dagen elektronisch via de DABS aan de vrederechter bedoeld in artikel 390.

De vervaldag is in de termijn begrepen. Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag uitgesteld tot de eerstvolgende werkdag. Afdeling 3. De akten van erkenning

Onderafdeling 1. Akte van prenatale erkenning

Art. 50.De akte van prenatale erkenning vermeldt : 1° de naam, de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van de moeder;2° de naam, de voornamen, de geboortedatum, de geboorteplaats en de hoedanigheid van de erkenner;3° de toestemming van de moeder, met vermelding van de datum, plaats en autoriteit voor wie de toestemming werd gegeven, of de rechterlijke instantie, de datum en het identificatienummer van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing waarin de toestemming werd vastgesteld.De rechterlijke beslissing wordt als bijlage in de DABS opgenomen.

Onderafdeling 2. Akte van erkenning

Art. 51.De akte van erkenning vermeldt : 1° de naam, de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van het kind;2° de naam, de voornamen, de geboortedatum, de geboorteplaats, en, in voorkomend geval de overlijdensdatum en de overlijdensplaats van de ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststond voor de erkenning;3° de naam, de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats en de hoedanigheid van de erkenner;4° in voorkomend geval, de toestemming van de personen bedoeld in artikel 329bis of de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing waarin de vervangende toestemming of de machtiging tot erkenning werd vastgesteld, met vermelding van : a) de naam en de voornamen van de wettelijke vertegenwoordiger van het kind indien deze in de erkenning heeft toegestemd;b) de datum, plaats en autoriteit voor wie de toestemming werd gegeven, of de rechterlijke instantie, de datum en het identificatienummer van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing waarin de vervangende toestemming of de machtiging tot erkenning werd vastgesteld;5° in voorkomend geval, de nieuwe naam en de verklaring van naamskeuze door de vader of de meemoeder en de moeder;6° in voorkomend geval, de nieuwe voornaam;7° in voorkomend geval, het feit dat de in artikel 329bis, § 3, bedoelde personen niet hebben toegestemd. Afdeling 4. Akte van verklaring van naamskeuze

Art. 52.De akte van verklaring van naamskeuze vermeldt : 1° de naam, de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van het kind of de kinderen op wie de verklaring betrekking heeft;2° de naam, de voornamen, de geboortedatum, en de geboorteplaats van de moeder en de vader of de meemoeder;3° de verklaring van naamskeuze door de ouders en de nieuwe naam van het kind of de kinderen;4° de wettelijke basis van de verklaring op basis waarvan de akte werd opgesteld. Afdeling 5. Akte van aanpassing van de registratie van het geslacht

Art. 53.De akte van aanpassing van de registratie van het geslacht vermeldt : - de naam, de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van de betrokkene; - het nieuwe geslacht van de betrokkene. Afdeling 6. Akte van huwelijk

Art. 54.De akte van huwelijk vermeldt : 1° de naam, de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van de echtgenoten;2° de datum van het huwelijk;3° de door een echtgenoot gekozen naam na voltrekking van het huwelijk, overeenkomstig het recht van de Staat waarvan hij de nationaliteit heeft;4° in voorkomend geval, de naam, voornamen, de geboortedatum en geboorteplaats van de getuigen. Afdeling 7. Akten van overlijden

Onderafdeling 1. Akte van overlijden

Art. 55.§ 1. De ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats van overlijden maakt onmiddellijk een akte van overlijden op, van zodra hem een overlijdensattest wordt voorgelegd dat werd opgesteld door de arts die het overlijden heeft vastgesteld. § 2. In geval van overlijden van een onbekend persoon, maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een proces-verbaal op dat alle informatie bevat die hij heeft kunnen inwinnen omtrent de overledene.

Het proces-verbaal wordt als bijlage opgenomen bij de akte van overlijden in de DABS.

Art. 56.De akte van overlijden vermeldt : 1° de naam, de voornamen, de geboortedatum en geboorteplaats van de overledene, of, in geval het gaat om een onbekende, de op het ogenblik van de opmaak van de akte beschikbare gegevens;2° de plaats, de datum en het uur van het overlijden of het levenloos aantreffen. Onderafdeling 2. Akte van overlijden in geval van een overlijden aan boord van een schip of een luchtvaartuig

Art. 57.§ 1. In geval van overlijden tijdens een zeereis, aan boord van een schip onder Belgische vlag, of tijdens de vlucht van een Belgisch luchtvaartuig, maakt de gezagvoerder, van zodra mogelijk en uiterlijk bij het eerste aanleggen of de eerste landing, een proces-verbaal op dat de gegevens bedoeld in artikel 56 bevat. Het overlijden wordt vermeld op de passagierslijst. § 2. Indien de eerstvolgende aanlegplaats of landingsplaats in België is, bezorgt de gezagvoerder zo spoedig mogelijk het proces-verbaal aan de dichtstbijzijnde ambtenaar van de burgerlijke stand, die onmiddellijk een akte van overlijden opmaakt op basis van het proces-verbaal. Het proces-verbaal wordt als bijlage opgenomen. Het op papier opgemaakte proces-verbaal wordt bewaard door de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte heeft opgemaakt tot op het ogenblik van de overdracht van het proces-verbaal aan het Rijksarchief. § 3. Indien de eerstvolgende aanlegplaats of landingsplaats in het buitenland gelegen is, bezorgt de gezagvoerder zo spoedig mogelijk het proces-verbaal aan de consulaire beroepspost in wiens consulair ressort de haven of landingsplaats zich bevindt.

Onderafdeling 3. Akte van een levenloos kind

Art. 58.Wanneer een kind overleden is op het ogenblik van de vaststelling van de geboorte door de arts of de vroedvrouw, maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van een levenloos kind op, op basis van het medisch attest.

Art. 59.De akte van een levenloos kind vermeldt : 1° de datum, de plaats, het uur van de bevalling en het geslacht van het kind;2° de voornamen van het kind, indien hierom wordt verzocht;3° de naam, de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van de moeder;4° de naam, de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van de vader of de meemoeder, die gehuwd is met de moeder of die een prenatale erkenning heeft gedaan, of, op zijn of haar vraag en mits toestemming van de moeder, de naam, de voornamen van de vader of de meemoeder die niet gehuwd is met de moeder noch het verwekt kind heeft erkend. Onderafdeling 4. Gemeenschappelijke bepaling

Art. 60.De ambtenaar van de burgerlijke stand die een akte van overlijden opmaakt van de enige ouder of adoptieve ouder van een minderjarige of van een persoon die optrad als voogd over een minderjarige, notificeert dit binnen drie dagen elektronisch via de DABS aan de vrederechter bedoeld in artikel 390.

De ambtenaar van de burgerlijke stand die een akte van overlijden opmaakt, notificeert dit binnen drie dagen elektronisch via de DABS aan de in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter, ingeval de overledene een krachtens artikel 492/1 beschermde persoon of zijn bewindvoerder was.

De vervaldag is in de termijn begrepen. Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag uitgesteld tot de eerstvolgende werkdag. Afdeling 8. Akte van afwezigheid

Art. 61.De akte van afwezigheid vermeldt de naam, de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van de afwezige. Afdeling 9. Akte van voornaamsverandering

Art. 62.De akte van voornaamsverandering vermeldt : 1° de naam, de voornaam of voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van de betrokkene;2° de nieuwe voornaam of voornamen van de betrokkene. Afdeling 10. Akte van naamsverandering

Art. 63.De akte van naamsverandering vermeldt : 1° de datum van het verzoek;2° de naam en de voornamen van de betrokkene;3° de nieuwe naam van de betrokkene. Afdeling 11. Akte van echtscheiding

Art. 64.De akte van echtscheiding vermeldt : 1° het aktenummer van de huwelijksakte;2° de naam en de voornamen van de personen die uit de echt gescheiden zijn. Afdeling 12. Akte van adoptie

Art. 65.De akte van adoptie vermeldt : 1° de naam, de voornamen, de geboorteplaats en de geboortedatum van de adoptanten;2° de naam, de voornamen, de geboorteplaats en de geboortedatum van de geadopteerde;3° de nieuwe naam en, in voorkomend geval, de nieuwe voornaam van de geadopteerde na de adoptie;4° de vorm van adoptie : gewone of volle adoptie;5° in voorkomend geval, de datum van de erkenning van de buitenlandse adoptie door de federale centrale autoriteit. Afdeling 13. Akte van herroeping of herziening van adoptie, van nieuwe

aanpassing van de geslachtsregistratie of van nietigverklaring

Art. 66.De akte van herroeping of herziening van adoptie, van nieuwe aanpassing van de geslachtsregistratie of van nietigverklaring, vermeldt : 1° het aktenummer van de akte waarop het betrekking heeft;2° de aard van het beschikkend gedeelte van de rechterlijke beslissing, met name of het gaat om : - een herroeping of herziening van een adoptie; - een nieuwe aanpassing van de geslachtsregistratie; - een nietigverklaring van een aanpassing van de registratie van het geslacht; - een nietigverklaring van een volledige akte; - een nietigverklaring van een volledige akte ten gevolge van een beslissing genomen op basis van artikel 463 van het Wetboek van strafvordering. Afdeling 14. Akten van Belgische nationaliteit

Art. 67.§ 1. De akten van nationaliteit bedoeld in de artikelen 15 en 22, § 4, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit vermelden : 1° de naam, de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van de persoon op wie de akte betrekking heeft;2° de wettelijke basis van de verklaring op basis waarvan de akte werd opgesteld;3° in geval van nationaliteitstoekenning op basis van de artikelen 8, § 1, 2°, b), 9, 2°, b), en 11bis van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, de naam, de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van de verklaarder of verklaarders. § 2. De akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit vermeldt de naam, de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van de persoon op wie de akte betrekking heeft. Afdeling 15. Akte opgemaakt op basis van een buitenlandse akte

Art. 68.§ 1. Iedere Belg, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand verzoeken om een akte van de burgerlijke stand, bedoeld in dit hoofdstuk, op te maken op basis van een buitenlandse akte van de burgerlijke stand die op hem betrekking heeft.

Het verzoek kan gericht worden aan hetzij de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister, of bij gebrek hieraan, van zijn plaats van laatste inschrijving in één van deze registers, of bij gebrek hieraan, van Brussel.

Ook de Procureur des Konings kan hierom verzoeken. § 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt een akte bedoeld in paragraaf 1 op indien hem een buitenlandse akte wordt voorgelegd bij de opmaak van een akte van de burgerlijke stand.

Art. 69.§ 1. De akte van de burgerlijke stand op basis van een buitenlandse akte vermeldt uitsluitend de gegevens zoals voorzien in dit hoofdstuk.

In voorkomend geval vermeldt deze akte de gegevens van de buitenlandse akte, verbeterd overeenkomstig hoofdstuk 1, afdeling 8, onderafdeling 1. § 2. Een afschrift van de buitenlandse akte en, in voorkomend geval, de beëdigde vertaling ervan, wordt als bijlage in de DABS opgenomen. Afdeling 16. Akte opgemaakt op basis van een buitenlandse rechterlijke

of buitenlandse administratieve beslissing

Art. 70.De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt een akte van de burgerlijke stand, bedoeld in dit hoofdstuk, op basis van een buitenlandse in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing of van een buitenlandse definitieve administratieve beslissing op, voor zover deze een wijziging van de staat van een persoon tot gevolg heeft, en de staat niet gewijzigd kan worden op een akte van de burgerlijke stand overeenkomstig hoofdstuk 1, afdeling 6.

Een afschrift van de buitenlandse rechterlijke beslissing of de buitenlandse administratieve beslissing en, in voorkomend geval, de beëdigde vertaling ervan, wordt als bijlage in de DABS opgenomen.

Hoofdstuk 3. De databank voor de akten van de burgerlijke stand Afdeling 1. Algemene bepalingen

Art. 71.In de DABS worden opgenomen : 1° alle in gedematerialiseerde vorm opgemaakte akten van de burgerlijke stand, de wijzigingen van akten van de burgerlijke stand, de meldingen op akten van de burgerlijke stand en de door de wet vereiste bijlagen, voor zover deze niet beschikbaar zijn in een andere authentieke bron;2° alle administratieve bijwerkingen van de akten van de burgerlijke stand sinds de inwerkingtreding van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing;3° de metadata en de gedematerialiseerde kopieën van de door de gemeenten en Belgische consulaten opgenomen akten van de burgerlijke stand die op papier werden opgemaakt voor de inwerkingtreding van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing;4° de metadata en de gedematerialiseerde kopieën van de in toepassing van artikel 31 van het Wetboek van internationaal privaatrecht geregistreerde, geweigerde of erkende buitenlandse akten en rechterlijke beslissingen van de burgerlijke stand. De DABS geldt als authentieke bron voor alle akten opgemaakt na de inwerkingtreding van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing en de gegevens die erin zijn opgenomen.

Art. 72.De DABS heeft tot taak : 1° het ondersteunen van de ambtenaren van de burgerlijke stand en van de consulaire ambtenaren in hun wettelijke opdrachten inzake het opmaken en bijhouden van de akten en de registers van de burgerlijke stand;2° het als authentieke bron waarborgen van de opslag, bewaring en ter beschikkingstelling van alle in de DABS opgenomen akten van de burgerlijke stand, zonder te raken aan de wettelijke opdrachten van het Rijksregister als authentieke bron voor de identificatiegegevens van natuurlijke personen;3° het verzekeren van een dienstverlening aan de burgers, ongeacht waar ze zich bevinden;4° het vereenvoudigen van administratieve procedures door het verplicht hergebruik van de in de DABS beschikbare akten en gegevens;5° het ondersteunen van de rechterlijke orde bij de uitvoering van hun opdrachten;6° te voorzien in een uniform en centraal toezicht op het opmaken en bewaren van de akten en het afleveren van uittreksels en afschriften ervan;7° de uitvoering van de internationale verdragen en akkoorden op het gebied van de burgerlijke stand mogelijk te maken;8° het opmaken van globale en geanonimiseerde statistieken met betrekking tot de burgerlijke stand mogelijk te maken;9° het instaan voor de bewaring van de akten van de burgerlijke stand tot op het ogenblik van de overdracht ervan aan het Rijksarchief;10° te voorzien in een gelijktijdige actualisatie van de gegevens van het Rijksregister op basis van de gegevens opgenomen in de DABS. Afdeling 2. Beheer van de DABS

Art. 73.§ 1. De DABS wordt, in opdracht van de Federale Overheidsdienst Justitie, opgericht bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken die verantwoordelijk is voor het operationeel beheer ervan, onverminderd de bevoegdheid van de minister van Justitie betreffende de burgerlijke stand. § 2. De Federale Overheidsdienst Justitie is de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens in de DABS in de zin van artikel 1, § 4, tweede lid van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Art. 74.§ 1. De DABS wordt beheerd door het Beheerscomité DABS, hierna genoemd "beheerscomité". § 2. Het beheerscomité staat in voor de inrichting en het beheer van de DABS en bepaalt de noodzakelijke maatregelen om de onveranderlijkheid, de vertrouwelijkheid en de bewaring van de akten van de burgerlijke stand in de DABS te waarborgen. § 3. Het beheerscomité is samengesteld uit : 1° negen vertegenwoordigers van de gemeentelijke overheden;2° twee vertegenwoordigers van de Federale Overheidsdienst justitie;3° een vertegenwoordiger van het College van het openbaar ministerie;4° een vertegenwoordiger van het College van de hoven en rechtbanken;5° twee vertegenwoordigers van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;6° een vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken;7° een vertegenwoordiger van het Algemeen Rijksarchief. § 4. Het beheerscomité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de gemeentelijke overheden. § 5. De Koning bepaalt de nadere regels van de samenstelling en de werking van het beheerscomité.

Art. 75.De Federale Overheidsdienst Justitie stelt een functionaris voor de gegevensbescherming aan voor de persoonsgegevens en de informatie die in het kader van deze wet worden verwerkt.

Deze is meer bepaald belast met : 1° het verstrekken van deskundige adviezen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van de persoonsgegevens en informatie en inzake hun verwerking;2° het informeren en adviseren van de Federale Overheidsdienst Justitie via het beheerscomité over haar verplichtingen binnen het kader van deze wet en binnen het algemeen kader van de bescherming van de gegevens en de privacy;3° het opstellen, het toepassen, het bijwerken en het controleren van een beleid inzake de beveiliging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;4° het vormen van het contactpunt voor de Gegevensbeschermingsautoriteit;5° de uitvoering van de andere opdrachten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging die door de Koning worden bepaald, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit. Bij het uitoefenen van zijn opdrachten handelt de functionaris voor de gegevensbescherming volledig onafhankelijk en brengt rechtstreeks verslag uit aan het beheerscomité dat hiervan kennis geeft aan de Federale Overheidsdienst Justitie.

De Koning kan, na advies van de Gegevens-beschermingsautoriteit, nadere regels volgens dewelke de functionaris voor de gegevensbescherming zijn opdrachten uitvoert, bepalen.

Art. 76.De gegevens bedoeld in artikel 71, worden bewaard tot op het ogenblik van de overdracht ervan aan het Algemeen Rijksarchief.

De Koning bepaalt, na advies te hebben ingewonnen van het beheerscomité, de nadere regels van deze overdracht.

Art. 77.De Koning bepaalt, na het advies te hebben ingewonnen van het beheerscomité en de Gegevensbeschermingsautoriteit, de bijkomende nadere regels voor de inrichting en werking van de DABS. Afdeling 3. Toegang tot de DABS

Art. 78.De gegevens van de DABS kunnen meegedeeld worden aan of zijn rechtstreeks toegankelijk voor de volgende personen, overheden of instellingen : 1° de personen waarop de akte betrekking heeft, voor de akten die op hen betrekking hebben, of hun advocaat;2° de ambtenaren van de burgerlijke stand en de door hen gemachtigde beambten in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten;3° de consulaire beambten in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten;4° de magistraten, bij de rechtscolleges en hun griffies, in de uitoefening van hun ambt;5° de ambtenaren van de Dienst Naamsverandering, van de Federale Centrale Autoriteit Adoptie en van de Centrale autoriteit Burgerlijke Stand van de Federale Overheidsdienst Justitie in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten;6° de notarissen, in de uitoefening van hun ambt;7° de parketten, in de uitoefening van hun ambt;8° de openbare overheden, de instellingen van openbaar nut en instellingen van algemeen belang voor zover het voorleggen van de gegevens van de akten van de burgerlijke stand noodzakelijk is voor de uitvoering van hun wettelijke opdrachten. De personen, overheden of instellingen bedoeld in de bepalingen onder 2° tot 5° van het eerste lid beschikken zowel over lees- als schrijfrechten in de DABS.De personen, overheden of instellingen bedoeld in de bepalingen onder 1°, 6°, 7° en 8° hebben enkel leesrechten over de gegevens in de DABS. De Koning bepaalt de nadere regels voor de toegang voor deze overheden, instellingen en personen.

De aanpassing van de registratie van het geslacht in de akten die gewijzigd werden met toepassing van titel IV/1 of met toepassing van artikel 1385quaterdecies, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek mag slechts geraadpleegd worden door de personen, overheden en instellingen bedoeld in de bepalingen onder 4° tot 8° van het eerste lid, voor zover wordt aangetoond dat dit noodzakelijk is om redenen die verband houden met de staat van de persoon.

Art. 79.De Koning bepaalt, na het advies te hebben ingewonnen van de Gegevensbeschermingsautoriteit, op welke wijze akten raadpleegbaar zijn voor genealogische, historische of andere wetenschappelijke doeleinden.

Art. 80.De Koning kan, op voordracht van het beheerscomité en na advies van de Gegevens-beschermingsautoriteit, andere categorieën van personen, overheden of instellingen aanduiden die toegang kunnen hebben tot de DABS onder de door hem bepaalde voorwaarden.

Art. 81.De overheden, de instellingen en de personen die gemachtigd zijn de gegevens van de DABS te raadplegen, met uitzondering van de personen bedoeld in artikel 78, 1°, mogen de betreffende gegevens niet meer opvragen via de betrokkene, een lokaal bestuur of om het even welk ander kanaal.

Art. 82.§ 1. Iedere belanghebbende en iedere gebruiker van de DABS kan bij het secretariaat van het beheerscomité de verbetering van elke onjuiste vermelding in een inschrijving of wijziging in de DABS vragen, alsook de verbetering van de in strijd met deze wet of haar uitvoeringsbesluiten aanvaarde inschrijvingen of wijzigingen. De DABS notificeert de vraag tot verbetering aan de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand. De ambtenaar van de burgerlijke stand verbetert de vermelding, de inschrijving of de wijziging, in voorkomend geval, overeenkomstig hoofdstuk 1, afdeling 8. § 2. Alle overheden en instellingen, die toegang hebben tot de gegevens van de DABS zijn gehouden, van zodra zij hetzij foutieve of het ontbreken van gegevens vaststellen in de DABS, hetzij vaststellen dat een inschrijving of wijziging niet is gebeurd, dit te melden aan het secretariaat van het beheerscomité.

Art. 83.Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in artikel 71 bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen.

Artikel 458 van het Strafwetboek is op hen toepasselijk.".

Art. 5.Artikel 121 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 9 mei 2007, wordt vervangen als volgt : "

Art. 121.§ 1. Het beschikkend gedeelte van de beslissing houdende verklaring van afwezigheid vermeldt de gegevens opgesomd in artikel 56; het stelt, in voorkomend geval, de onmogelijkheid vast om sommige van die gegevens te vermelden.

Op verzoek van de procureur des Konings stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van afwezigheid ten gevolge van de in kracht van gewijsde gegane beslissing houdende verklaring van afwezigheid via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

De ambtenaar van de burgerlijke stand van de laatste plaats van inschrijving van de afwezige in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister in België, of bij gebrek hieraan, deze van Brussel, maakt onmiddellijk de akte van afwezigheid ten gevolge van de rechterlijke beslissing op. § 2. De beslissing houdende verklaring van afwezigheid heeft alle gevolgen van het overlijden vanaf de datum van de opmaak van de akte van afwezigheid.".

Art. 6.In artikel 122 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 9 mei 2007 en gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "waarna artikel 121, § 2, derde lid wordt toegepast" vervangen door de woorden "waarna de akte van afwezigheid kan worden verbeterd overeenkomstig artikel 35";2° in het tweede lid worden de woorden "wordt artikel 121, § 2, derde lid, toegepast" vervangen door de woorden "kan de akte van afwezigheid worden verbeterd overeenkomstig artikel 35";3° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende : "In de gevallen bedoeld in het eerste en tweede lid stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens van het vonnis of arrest door naar de DABS, met vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden. De DABS maakt op basis hiervan een melding op en verbindt deze met de akte van afwezigheid.".

Art. 7.In artikel 131, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 9 mei 2007, worden de woorden "artikel 79" vervangen door de woorden "artikel 56".

Art. 8.Artikel 132 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 9 mei 2007, wordt vervangen als volgt : "

Art. 132.Op verzoek van de procureur des Konings stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van overlijden ten gevolge van de in kracht van gewijsde gegane gerechtelijke beslissing tot verklaring van overlijden via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

De ambtenaar van de burgerlijke stand van de laatste plaats van inschrijving van de overledene in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister in België, of bij gebrek hieraan, deze van Brussel, maakt de akte van overlijden ingevolge de rechterlijke beslissing onmiddellijk op.

In geval van een collectief vonnis wordt een akte van overlijden per betrokkene opgemaakt.".

Art. 9.In artikel 133 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 9 mei 2007, worden het eerste tot en met het derde lid opgeheven.

Art. 10.Artikel 134 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 9 mei 2007, wordt vervangen als volgt : "

Art. 134.Indien de persoon die gerechtelijk overleden is verklaard terugkeert kan hij derdenverzet instellen tegen de rechterlijke beslissing tot gerechtelijke verklaring van overlijden uitgesproken door de familierechtbank, waarna de akte van overlijden kan verbeterd worden overeenkomstig artikel 35.

Indien het bewijs van het bestaan van de gerechtelijk overleden verklaarde geleverd wordt na de datum waarop de rechterlijke beslissing tot gerechtelijke verklaring van overlijden in kracht van gewijsde is gegaan, kan de akte van overlijden verbeterd worden overeenkomstig artikel 35.

In de gevallen bedoeld in het eerste en tweede lid stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens van het vonnis of arrest door naar de DABS, met vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden.

De DABS maakt op basis hiervan een melding op en verbindt deze met de akte van overlijden.

Het verbeterende vonnis wordt bij uittreksel bekendgemaakt overeenkomstig artikel 119 binnen de door de rechtbank bepaalde termijn.

Indien de persoon die gerechtelijk overleden is verklaard terugkeert, is artikel 124 van toepassing.".

Art. 11.In boek I van hetzelfde Wetboek wordt een titel IV/1 ingevoegd, luidende : "Aanpassing van de registratie van het geslacht".

Art. 12.In titel IV/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 11, wordt een artikel 135/1 ingevoegd, luidende als volgt : "

Art. 135/1.§ 1. Elke meerderjarige of ontvoogde minderjarige Belg of in de bevolkingsregisters ingeschreven vreemdeling die de overtuiging heeft dat het geslacht vermeld in zijn akte van geboorte niet overeenstemt met zijn innerlijk beleefde genderidentiteit kan van die overtuiging aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. § 2. De aangifte wordt gedaan bij de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

Bij de aangifte geeft de Belg die niet is ingeschreven in de bevolkingsregisters de ambtenaar van de burgerlijke stand het adres waarop hem een weigering om de akte van aanpassing van de registratie van het geslacht op te maken kan worden meegedeeld. § 3. Bij de aangifte overhandigt de betrokkene aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een door hem ondertekende verklaring, die vermeldt dat hij er al een hele tijd van overtuigd is dat het geslacht vermeld in zijn akte van geboorte niet overeenstemt met zijn innerlijk beleefde genderidentiteit en dat hij de administratieve en juridische gevolgen van een aanpassing van de registratie van het geslacht in zijn akte van geboorte wenst.

De ambtenaar van de burgerlijke stand wijst de betrokkene op het in beginsel onherroepelijk karakter van de aanpassing van de registratie van het geslacht vermeld in de akte van geboorte, licht deze in over het verdere verloop van de procedure, de administratieve en juridische gevolgen ervan en stelt de in het vijfde lid bedoelde informatiebrochure ter beschikking evenals de contactgegevens van transgenderorganisaties.

De ambtenaar neemt akte van de verklaring en geeft een ontvangstbewijs af aan de betrokkene.

De ambtenaar van de burgerlijke stand die akte neemt van de verklaring, geeft hiervan binnen drie dragen kennis aan de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg. De procureur des Konings geeft hiervan onverwijld een ontvangstmelding.

De Koning stelt een informatiebrochure op. § 4. De procureur des Konings kan, binnen drie maanden te rekenen van de datum van het ontvangstbewijs, een negatief advies uitbrengen wegens strijdigheid met de openbare orde.

Bij gebrek aan een negatief advies of in geval van overzending van een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht bij het verstrijken van de termijn van drie maanden, wordt het advies geacht positief te zijn. § 5. Ten vroegste drie maanden en ten laatste zes maanden na afgifte van het ontvangstbewijs verschijnt de betrokkene een tweede keer voor de ambtenaar van de burgerlijke stand voor wie de aangifte werd gedaan.

De betrokkene overhandigt hierbij aan de ambtenaar van de burgerlijke stand een ondertekende verklaring die vermeldt dat deze : 1° er nog steeds van overtuigd is dat het geslacht vermeld in zijn akte van geboorte niet overeenstemt met zijn innerlijk beleefde genderidentiteit;2° zich bewust is van de administratieve en juridische gevolgen die deze aanpassing van de registratie van het geslacht in de akte van geboorte met zich meebrengt;3° zich bewust is van het in beginsel onherroepelijke karakter van de aanpassing van de registratie van het geslacht in de akte van geboorte. Bij gebrek aan negatief advies van de procureur des Konings kan de ambtenaar van de burgerlijke stand de akte van aanpassing van de registratie van het geslacht opmaken en deze verbinden met de andere akten van de burgerlijke stand van de betrokkene die zijn geslacht vermelden.

De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert de akte van aanpassing van de registratie van het geslacht op te maken bij negatief advies van de procureur des Konings. § 6. De ambtenaar van de burgerlijke stand die weigert een akte van aanpassing van de registratie van het geslacht op te maken, brengt zijn met reden omklede beslissing en, in voorkomend geval, het negatief advies van de procureur des Konings onverwijld ter kennis van de betrokkene. § 7. De betrokkene kan tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand verhaal instellen overeenkomstig artikel 1385duodecies van het Gerechtelijk Wetboek. § 8. De procureur des Konings vordert de nietigheid van een aanpassing van de registratie van het geslacht in de akte van geboorte wegens strijdigheid met de openbare orde. § 9. De aanpassing van de registratie van het geslacht in de akte van geboorte is in beginsel onherroepelijk.

Mits bewijs van uitzonderlijke omstandigheden kan de betrokkene, overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 1385duodecies, §§ 1 en 3, van het Gerechtelijk Wetboek, de familierechtbank vragen een nieuwe aanpassing van de registratie van het geslacht in de akte van geboorte toe te staan.

Indien het bewijs bedoeld in het tweede lid is geleverd, verklaart de familierechtbank dat de aanpassing van de registratie van het geslacht in de akte van geboorte geen gevolgen meer heeft vanaf de opmaak van de akte van nieuwe aanpassing van de geslachtsregistratie.

Wanneer de nieuwe aanpassing van de geslachtsregistratie is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van nieuwe aanpassing van de geslachtsregistratie via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van nieuwe aanpassing van de registratie van het geslacht onmiddellijk op.

Vanaf dat ogenblik behoort de betrokkene opnieuw tot het oorspronkelijk in zijn akte van geboorte geregistreerde geslacht. De regels tot vaststelling van de afstamming van toepassing op dat oorspronkelijk geregistreerde geslacht zijn opnieuw van toepassing op kinderen geboren na de opmaak van de akte als bedoeld in het vierde lid. § 10. De niet-ontvoogde minderjarige met onderscheidingsvermogen kan vanaf de leeftijd van zestien jaar aangifte doen overeenkomstig dit artikel, mits overhandiging bij de aangifte van een verklaring van een kinder- en jeugdpsychiater, die bevestigt dat de betrokkene over voldoende onderscheidingsvermogen beschikt om de voortdurende overtuiging te hebben dat het geslacht vermeld in zijn akte van geboorte niet overeenstemt met zijn innerlijk beleefde genderidentiteit. Bij de aangifte wordt de betrokkene bijgestaan door zijn ouders of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Ingeval deze personen weigeren om de niet-ontvoogde minderjarige bij te staan, kan de minderjarige, bij verzoekschrift ondertekend door hemzelf of zijn advocaat, de familierechtbank verzoeken hem te machtigen om deze handeling met bijstand van een voogd ad hoc te verrichten.".

Art. 13.In titel IV/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 11, wordt een artikel 135/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 135/2.§ 1. De akte van aanpassing van de registratie van het geslacht laat de afstamming ten aanzien van reeds geboren kinderen en de daaruit voortvloeiende rechten, bevoegdheden en verplichtingen onverlet.

Alle vorderingen met betrekking tot deze afstamming en de daaruit voortvloeiende rechten, bevoegdheden en verplichtingen kunnen nog worden ingesteld na de opmaak van de akte van aanpassing van de registratie van het geslacht. § 2. Indien de betrokkene na de aanpassing van de registratie van het geslacht van vrouw naar man in de akte van geboorte een kind baart, is boek I, titel VII, hoofdstuk I naar analogie van toepassing evenals de hoofdstukken 3, 4 en 5.

In geval de betrokkene een kind verwekt of heeft toegestemd in de verwekking overeenkomstig de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo's en de gameten waarvan de verwekking van het kind het gevolg is, en het kind wordt geboren na de aanpassing van de registratie van het geslacht van man naar vrouw in de akte van geboorte, is boek I, titel VII, hoofdstuk 2 naar analogie van toepassing evenals de hoofdstukken 3, 4 en 5.

De persoon ten aanzien van wie de afstamming wordt vastgesteld volgens de bepalingen van het tweede lid wordt in de akte van geboorte steeds als meemoeder vermeld.

In alle overige gevallen wordt voor de toepassing van boek I, titel VII, uitgegaan van het nieuwe geslacht.".

Art. 14.In artikel 145/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het vierde lid worden de woorden "artikel 63" vervangen door de woorden "artikel 164/1"; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "De beschikking wordt als bijlage bij de huwelijksakte in de DABS opgenomen.".

Art. 15.In boek I, titel V, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen als volgt : "Hoofdstuk II. Formaliteiten betreffende het huwelijk".

Art. 16.In boek I, titel V, hoofdstuk II van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 1 ingevoegd, luidende "Aangifte van het huwelijk".

Art. 17.In afdeling 1, ingevoegd bij artikel 16, wordt een artikel 164/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 164/1.§ 1. Personen die willen huwen, moeten hiervan aangifte doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar één van de toekomstige echtgenoten zijn inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister heeft op die datum, met voorlegging van de in artikel 164/2 bedoelde documenten.

Indien geen van de toekomstige echtgenoten een inschrijving heeft in één van de in het eerste lid bedoelde registers, of indien de actuele verblijfplaats van één of elk van hen om gegronde redenen niet met deze inschrijving overeenstemt, kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de actuele verblijfplaats van één van de toekomstige echtgenoten.

Voor Belgen die in het buitenland verblijven en die niet zijn ingeschreven in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente, kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van de laatste inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van één van de toekomstige echtgenoten, of van de gemeente waar een bloedverwant tot en met de tweede graad van één van de toekomstige echtgenoten zijn inschrijving heeft op de datum van de aangifte, of van de geboorteplaats van één van de toekomstige echtgenoten. Bij gebrek hieraan kan de aangifte gebeuren bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van Brussel. § 2. De aangifte gebeurt door één of beide toekomstige echtgenoten.

De ambtenaar van de burgerlijke stand ondertekent de aangifte binnen een maand na de afgifte van het in artikel 164/2, § 5, bedoelde bericht van ontvangst, behalve indien hij twijfels heeft over de geldigheid of echtheid van de in artikel 164/2 bedoelde overgelegde documenten. In dat geval geeft hij hiervan kennis aan de toekomstige echtgenoten en spreekt hij zich ten laatste drie maanden na de afgifte van het in artikel 164/2, § 5, bedoelde bericht van ontvangst uit over de geldigheid of echtheid van de overgelegde documenten en het ondertekenen van de aangifte. Indien hij binnen deze termijn geen beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand onverwijld de aangifte te ondertekenen. § 3. Wanneer de belanghebbende partijen in gebreke blijven de in artikel 164/2 bedoelde documenten over te leggen of indien hij de geldigheid of echtheid van deze documenten niet erkent, weigert de ambtenaar van de burgerlijke stand over te gaan tot de ondertekening van de aangifte.

De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt zijn met redenen omklede beslissing onmiddellijk ter kennis van de belanghebbende partijen. Op hetzelfde ogenblik wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van alle nuttige documenten, overgemaakt aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond.

Door de belanghebbende partijen kan tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de maand na de kennisgeving van zijn beslissing, beroep worden ingesteld bij de familierechtbank.

De Koning bepaalt een model van aangifte, de wijze van verzending van de documenten en de wijze waarop de meldingen gebeuren.

De Koning kan de voorwaarden bepalen voor een elektronische aangifte van huwelijk. § 4. De ambtenaar van de burgerlijke stand die de aangifte heeft ondertekend gaat na of er geen huwelijksbeletselen zijn.".

Art. 18.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 164/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 164/2.§ 1. Bij ontvangst van de aangifte gaat de ambtenaar van de burgerlijke stand na of voor elk van de echtgenoten de akte van geboorte beschikbaar is in de DABS. Indien de akte van geboorte in België werd opgemaakt of in België werd overgeschreven voor de inwerkingtreding van de wet 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, verzoekt hij de ambtenaar die de akte heeft opgemaakt of overgeschreven tot opname van de akte in de DABS. Indien de akte van geboorte niet op deze wijze beschikbaar is, leggen de toekomstige echtgenoten, voor elk van hen, zelf een uittreksel van de geboorteakte voor.

De ambtenaar van de burgerlijke stand controleert de identiteit van de echtgenoten aan de hand van het identiteisbewijs zoals bedoeld in de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en gaat na of de echtgenoten ingeschreven zijn in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister. § 2. De echtgenoten voegen bij de aangifte de volgende documenten : 1° voor zover zij niet beschikken over een identiteitsbewijs bedoeld in paragraaf 1, een ander bewijs van identiteit;2° in voorkomend geval, een bewijs van de actuele verblijfplaats evenals, in voorkomend geval, een bewijs van de gewone verblijfplaats in België sinds meer dan drie maanden;3° in voorkomend geval, een gelegaliseerd schriftelijk bewijs van de bij de aangifte van het huwelijk afwezige toekomstige echtgenoot, waaruit diens instemming met de aangifte blijkt;4° ieder ander authentiek stuk of bewijs waaruit blijkt dat in hoofde van de betrokkene is voldaan aan de door de wet gestelde voorwaarden om een huwelijk te mogen aangaan. § 3. De echtgenoot die niet is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister, voegt bovendien de volgende documenten bij de aangifte : 1° een bewijs van nationaliteit;2° een bewijs van de ongehuwde staat of van de ontbinding of nietigverklaring van het laatste voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk en in voorkomend geval een bewijs van de ontbinding of de nietigverklaring van de huwelijken gesloten voor een buitenlandse overheid, tenzij ze een voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk voorafgaan.Het bewijs van de ontbinding of nietigverklaring van een vorig huwelijk dient niet te worden voorgelegd indien de rechterlijke belissing in België werd ingeschreven. De ambtenaar van de burgerlijke stand gaat dit na in de DABS. § 4. De documenten bedoeld in paragraaf 2, 1° en paragraaf 3, 1°, worden als bijlage in de DABS opgenomen. § 5. Indien de ambtenaar van de burgerlijke stand op basis van de paragrafen 1 tot 3 over al deze documenten beschikt voor elk van de echtgenoten, levert hij een ontvangstbewijs af van de aangifte. § 6. Indien hij zich onvoldoende ingelicht acht, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand een afschrift van de desbetreffende akten van de burgerlijke stand opvragen, en de belanghebbende verzoeken om ieder ander bewijs tot staving van die gegevens over te leggen. § 7. Indien de overgelegde documenten in een vreemde taal zijn opgemaakt, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand om een voor eensluidend verklaarde vertaling ervan verzoeken. § 8. Bij de aangifte van het huwelijk deelt de ambtenaar van de burgerlijke stand de toekomstige echtgenoten mee dat ze een beroep kunnen doen op ten hoogste vier getuigen, die ze zelf kiezen en die minimum achttien jaar oud zijn.".

Art. 19.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 164/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 164/3.Onverminderd artikel 368-10 kan de echtgenoot, die in de onmogelijkheid verkeert zich een akte van geboorte te verschaffen, de akte van geboorte vervangen door : 1° indien zijn akte van geboorte werd opgesteld in een land waarvoor de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om de bedoelde akte van de burgerlijke stand te verkrijgen, werden aanvaard : a) hetzij een gelijkwaardig document afgegeven door de diplomatieke of consulaire overheden van zijn land van geboorte;b) hetzij, ingeval van onmogelijkheid of zware moeilijkheden om zich voornoemd document te verschaffen, een akte van bekendheid, afgegeven door de vrederechter van zijn hoofdverblijfplaats;2° indien zijn akte van geboorte niet werd opgesteld in een land waarvoor de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om de akte van de burgerlijke stand in kwestie te verkrijgen, werden aanvaard een akte van bekendheid, afgegeven door de vrederechter van hun hoofdverblijfplaats. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, een lijst van landen waarvoor de in lid 1, 1°, bedoelde onmogelijkheid of zware moeilijkheden worden aanvaard."

Art. 20.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 164/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 164/4.In de akte van bekendheid verklaren twee getuigen, van minimum achttien jaar oud, de voornamen, de naam, het beroep en de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de toekomstige echtgenoot, en die van zijn ouders, indien deze bekend zijn, de geboorteplaats en, zo mogelijk, de geboortedatum en de redenen die beletten de akte over te leggen. De getuigen tekenen met de vrederechter de akte van bekendheid. Indien een getuige niet kan tekenen wordt dit vermeld.".

Art. 21.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 164/5 ingevoegd, luidende : "

Art. 164/5.De vrederechter bedoeld in artikel 164/3 maakt de akte van bekendheid onmiddellijk over aan de familierechtbank van de plaats waar het huwelijk moet worden voltrokken. De familierechtbank, na de procureur des Konings te horen, weigert te homologeren indien zij oordeelt dat de verklaringen van de getuigen en de redenen die het overleggen van de akte van geboorte beletten onvoldoende zijn.

De gehomologeerde akte van bekendheid wordt als bijlage in de DABS opgenomen.".

Art. 22.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 164/6 ingevoegd, luidende : "

Art. 164/6.Indien één van de toekomstige echtgenoten geen akte van bekendheid kan verkrijgen, kan die akte vervangen worden door een beëdigde verklaring van de toekomstige echtgenoot zelf voor de ambtenaar van de burgerlijke stand, met toelating van de familierechtbank, op verzoekschrift verleend en na het horen van het openbaar ministerie.

De toelating tot afleggen van een beëdigde verklaring wordt als bijlage in de DABS opgenomen.".

Art. 23.In dezelfde afdeling 1 wordt een artikel 164/7 ingevoegd, luidende : "

Art. 164/7.Een ieder die reeds een akte van bekendheid heeft verkregen of aan wie de rechtbank krachtens de artikelen 164/3 tot 164/6 reeds toelating heeft verleend een beëdigde verklaring af te leggen, en die aantoont dat hij nog steeds in de onmogelijkheid verkeert de akte van geboorte over te leggen, kan deze vervangen door de akte van bekendheid of door de toelating, voor zover de juistheid van de gegevens die zij bevat, niet wordt weerlegd.".

Art. 24.In boek I, titel V, hoofdstuk 2 van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 2 ingevoegd, die de huidige artikelen 165, 166 en 167 bevat, luidende "Voltrekking van het huwelijk".

Art. 25.In artikel 165 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 4 mei 1999 en gewijzigd bij de wetten van 19 februari 2009 en 21 december 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "opmaak van de akte van aangifte van het huwelijk zoals bedoeld in artikel 63" vervangen door de woorden "ondertekening van de aangifte zoals bedoeld in artikel 164/1";2° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "nieuwe aangifte van het huwelijk werd gedaan in de vorm zoals bepaald in artikel 63" vervangen door de woorden "nieuwe aangifte ondertekend werd zoals bedoeld in artikel 164/1".

Art. 26.In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 24, wordt een artikel 165/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 165/1.Op de door de partijen gekozen dag, met uitzondering van zon- en feestdagen, na verloop van de termijn bedoeld in artikel 165, licht de ambtenaar van de burgerlijke stand in het gemeentehuis, eventueel in aanwezigheid van de getuigen, aan de partijen de inhoud toe van hoofdstuk VI van deze titel. Om de beurt verklaren de partijen dat zij elkaars echtgenoot willen zijn. Daarna verklaart de ambtenaar in naam van de wet dat zij door het huwelijk verbonden zijn. Hij maakt daarvan zonder vertraging de akte op in de DABS. In afwijking van het eerste lid, kan de gemeenteraad op het grondgebied van de gemeente andere openbare plaatsen met een neutraal karakter, waarvan de gemeente het uitsluitend gebruiksrecht heeft, aanwijzen om huwelijken te voltrekken.".

Art. 27.Artikel 193ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 2 juni 2013, wordt vervangen als volgt : "

Art. 193ter.Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest dat een huwelijk nietig verklaart, wordt door de instrumenterende gerechtsdeurwaarder onmiddellijk in afschrift meegedeeld aan het openbaar ministerie en de griffier van het gerecht dat de beslissing heeft uitgesproken.

Wanneer de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens van de rechtelijke beslissing door naar de DABS, met de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden ervan.

De DABS maakt op basis hiervan een melding op en verbindt deze met de huwelijksakte.

De griffier brengt de partijen hiervan onmiddellijk in kennis.

Indien het gaat om de nietigverklaring van een huwelijk dat is aangegaan met overtreding van de artikelen 146bis of 146ter notificeert de DABS de rechterlijke beslissing, met vermelding van de datum van het in kracht van gewijsde treden, onmiddellijk aan de Dienst Vreemdelingenzaken.".

Art. 28.Artikel 198 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "

Art. 198.Wanneer het bewijs van de wettelijke voltrekking van een huwelijk is verkregen als gevolg van een strafrechtelijke procedure, verzekert de opmaak van de akte van huwelijk ten gevolge van de rechterlijke beslissing, vanaf de dag van de voltrekking, alle burgerlijke gevolgen aan het huwelijk zowel ten aanzien van de echtgenoten als de uit het huwelijk geboren kinderen.".

Art. 29.(vroeger art. 30) In artikel 313, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wetten van 13 februari 2003 en 19 september 2017, worden de woorden "binnen drie dagen" ingevoegd tussen de woorden "geeft deze" en de woorden "kennis van de akte".

Art. 30.Artikel 316bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 juli 2006 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt aangevuld met een lid, luidende : "Indien een gemeenschappelijke verklaring overeenkomstig het eerste lid werd afgelegd, wordt deze als bijlage opgenomen in de DABS.".

Art. 31.In artikel 319bis, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 1 juli 2006 en gewijzigd bij de wet van 19 september 2017, worden de woorden "binnen drie dagen" ingevoegd tussen de woorden "wordt" en de woorden "een afschrift".

Art. 32.In artikel 325/6, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2014 en gewijzigd bij de wet van 19 september 2017, worden de woorden "binnen drie dagen" ingevoegd tussen de woorden "wordt" en de woorden "een afschrift".

Art. 33.In artikel 327, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 19 september 2017, worden de woorden "die de akte van aangifte bedoeld in artikel 327/1, § 1, eerste lid heeft opgemaakt." vervangen door de woorden "die de aangifte heeft ondertekend, overeenkomstig artikel 327/1, § 1, eerste lid.".

Art. 34.In artikel 327/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 september 2017, worden de paragrafen 2 en 3 vervangen als volgt : " § 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand ondertekent de aangifte binnen een maand na de afgifte van het in artikel 327/2, § 1, eerste lid, bedoelde bericht van ontvangst, behalve indien hij twijfels heeft over de geldigheid of echtheid van de in artikel 327/2 bedoelde overgelegde documenten. In dat geval geeft hij hiervan kennis aan de aangever en spreekt hij zich ten laatste drie maanden na de afgifte van het in artikel 327/2, § 1, eerste lid, bedoelde bericht van ontvangst uit over de geldigheid of echtheid van de overgelegde documenten en het ondertekenen van de aangifte. Indien hij binnen deze termijn geen beslissing heeft genomen, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand onverwijld de aangifte te ondertekenen. § 3. Wanneer de aangever in gebreke blijft de in artikel 327/2 bedoelde documenten over te leggen of indien de ambtenaar van de burgerlijke stand binnen de in paragraaf 2 bepaalde termijn de geldigheid of echtheid van deze documenten niet erkent, weigert de ambtenaar van de burgerlijke stand over te gaan tot de ondertekening van de aangifte bedoeld in paragraaf 2.

De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt zijn met redenen omklede beslissing onmiddellijk ter kennis van de aangever.

Op hetzelfde ogenblik wordt een afschrift hiervan, samen met een kopie van alle nuttige documenten, overgemaakt aan de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de weigering plaatsvond.

De aangever kan tegen de weigering door de ambtenaar van de burgerlijke stand beroep instellen bij de familierechtbank binnen de maand na de kennisgeving van zijn beslissing.

De Koning bepaalt een model van aangifte, de wijze van verzending van de documenten en de wijze waarop de meldingen gebeuren.

De Koning kan de voorwaarden bepalen voor een elektronische aangifte van erkenning.".

Art. 35.Artikel 327/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 september 2017, wordt vervangen als volgt : "

Art. 327/2.§ 1. Bij ontvangst van de aangifte van een erkenning gaat de ambtenaar van de burgerlijke stand voor het kind, voor de persoon die het kind wil erkennen en, in voorkomend geval, voor de ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat na of de akte van geboorte beschikbaar is in de DABS. Indien de akte van geboorte in België werd opgemaakt of in België werd overgeschreven voor de inwerkingtreding van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, verzoekt hij de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte heeft opgemaakt of overgeschreven tot opname van de akte in de DABS. Indien de akte van geboorte niet op deze wijze beschikbaar is, legt de persoon die het kind wil erkennen zelf een uittreksel van de geboorteakten voor.

Hij controleert de identiteit van de persoon die het kind wil erkennen en, in voorkomend geval, van de ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat, aan de hand van het identiteitsbewijs zoals bedoeld in de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en gaat na of deze personen ingeschreven zijn in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister. § 2. De persoon die het kind wil erkennen voegt bij de aangifte de volgende documenten : 1° voor zover deze persoon niet beschikt over een identiteitsbewijs bedoeld in paragraaf 1, een ander bewijs van identiteit;2° in voorkomend geval, een bewijs van zijn actuele verblijfplaats of, in voorkomend geval, van de persoon die voorafgaande toestemming moet geven of van het kind;3° in voorkomend geval, een authentieke akte waaruit de toestemming blijkt van de persoon die zijn voorafgaande toestemming in de erkenning moet geven;4° in geval van een erkenning voor de geboorte, een attest van een arts of een vroedvrouw dat de zwangerschap bevestigt en de vermoedelijke bevallingsdatum aangeeft;5° ieder ander authentiek stuk waaruit blijkt dat in hoofde van de betrokkene is voldaan aan de door de wet gestelde voorwaarden om een kind te erkennen. § 3. De persoon die het kind wil erkennen en die niet is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister, voegt bovendien de volgende documenten bij de aangifte : 1° een bewijs van nationaliteit van hem en, in voorkomend geval, van de ouder ten aanzien van wie de afstamming vaststaat;2° een bewijs van de ongehuwde staat of van de ontbinding of nietigverklaring van het laatste voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk en in voorkomend geval een bewijs van de ontbinding of de nietigverklaring van de huwelijken gesloten voor een buitenlandse overheid, tenzij ze een voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk voorafgaan, indien het krachtens artikel 62 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht toepasselijk recht, bepaalt dat een gehuwd persoon geen kind kan erkennen bij een ander persoon dan zijn echtgenoot of echtgenote;3° in voorkomend geval, een bewijs van de ongehuwde staat of van de ontbinding of nietigverklaring van het laatste voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk en in voorkomend geval een bewijs van de ontbinding of de nietigverklaring van de huwelijken gesloten voor een buitenlandse overheid, tenzij ze een voor een Belgisch ambtenaar van de burgerlijke stand voltrokken huwelijk voorafgaan, van de moeder ingeval van een erkenning voor de geboorte of in de akte van geboorte. § 4. De documenten bedoeld in paragraaf 2, 1°, en paragraaf 3, 1°, worden als bijlage in de DABS opgenomen. § 5. Indien de ambtenaar van de burgerlijke stand op basis van de paragrafen 1 tot 3 over al deze documenten beschikt, levert hij een ontvangstbewijs af van de aangifte. § 6. Indien hij zich onvoldoende ingelicht acht kan de ambtenaar van de burgerlijke stand een afschrift van de desbetreffende akten van de burgerlijke stand opvragen, en de belanghebbende verzoeken om ieder ander bewijs tot staving van die gegevens over te leggen. § 7. Indien de overgelegde documenten in een vreemde taal zijn opgemaakt, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand om een voor eensluidend verklaarde vertaling ervan verzoeken. § 8. De artikelen 164/3 tot 164/7 zijn naar analogie van toepassing.

In afwijking van artikel 164/5 maakt de vrederechter de akte van bekendheid onmiddellijk over aan de familierechtbank van de plaats van de aangifte van de erkenning.".

Art. 36.Artikel 328, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 17 maart 2013 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt aangevuld met een lid, luidende : "De beschikking wordt als bijlage opgenomen in de DABS.".

Art. 37.In artikel 329bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 1 juli 2006 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 september 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1/1 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De beschikking wordt als bijlage opgenomen in de DABS."; 2° in paragraaf 2 wordt een lid ingevoegd tussen het tweede en het derde lid, luidende : "De beschikking wordt als bijlage opgenomen in de DABS.".

Art. 38.In artikel 330/2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 september 2017, worden de woorden "opmaak van de akte van aangifte" vervangen door de woorden "ondertekening van de aangifte".

Art. 39.In artikel 330/3, § 2, ingevoegd bij de wet van 19 september 2017, worden het tweede tot vierde lid vervangen als volgt : "Wanneer de nietigheid van de erkenning is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens van de rechterlijke beslissing door naar de DABS, met de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden ervan.

De DABS maakt op basis hiervan een melding op en verbindt deze met de akte van erkenning en de akte van geboorte van het kind.

De griffier brengt de partijen hiervan onmiddellijk in kennis.

Indien het gaat om de nietigverklaring van een erkenning die is gedaan met overtreding van artikel 330/1 notificeert de DABS de rechterlijke beslissing, met vermelding van de datum van het in kracht van gewijsde treden, onmiddellijk aan de Dienst Vreemdelingenzaken.".

Art. 40.In het opschrift van boek I, titel VII, hoofdstuk 4, afdeling 3, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987, worden de woorden "de registers van de burgerlijke stand" vervangen door de woorden "de DABS".

Art. 41.In artikel 333 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987, wordt paragraaf 2 vervangen als volgt : " § 2. Na het verstrijken van de termijn van hoger beroep of van voorziening in cassatie of, in voorkomend geval, na de uitspraak van het arrest waarbij de voorziening wordt afgewezen, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de gewijzigde akte van de burgerlijke stand ingevolge een rechterlijke beslissing waarbij een vordering betreffende de afstamming wordt toegewezen via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand wijzigt de akten van de burgerlijke stand van het kind en van zijn afstammelingen.".

Art. 42.In artikel 335, § 3, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 8 mei 2014 en gewijzigd bij de wet van 18 december 2014, wordt het vijfde lid vervangen als volgt : "De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand wijzigt de akte van geboorte van het kind ten gevolge van de in het tweede lid bedoelde verklaring of het in het vierde lid bedoelde vonnis.".

Art. 43.In artikel 335ter, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2014, wordt het vijfde lid vervangen als volgt : "De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand wijzigt de akte van geboorte van het kind.".

Art. 44.In artikel 349-1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt het woord "overgeschreven" vervangen door de woorden "waarvan een akte van adoptie werd opgemaakt.".

Art. 45.In artikel 351 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt vervangen als volgt : "Indien het bewijs van de feiten als bedoeld in het eerste lid is geleverd, verklaart de familierechtbank dat de adoptie wordt herzien."; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende : "De adoptie heeft geen gevolgen meer vanaf de opmaak van de akte van herziening van adoptie.".

Art. 46.In artikel 354-2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt de zin "In dit geval stelt de ambtenaar van de burgerlijke stand de bevoegde vrederechter onmiddellijk in kennis van de overschrijving van het vonnis waarbij de herroeping wordt uitgesproken." vervangen door de zin "In dit geval stelt de ambtenaar van de burgerlijke stand de bevoegde vrederechter onmiddellijk in kennis van de opmaak van de akte van herroeping van adoptie.".

Art. 47.Artikel 354-3 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt vervangen als volgt : "Art. 354-3. De adoptie heeft geen gevolgen meer vanaf de opmaak van de akte van herroeping. De huwelijksbeletsels bedoeld in artikel 353-13 blijven van toepassing.".

Art. 48.Artikel 365-4 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003 en gewijzigd bij de wet van 6 december 2005, wordt vervangen als volgt : "Art. 365-4. § 1. Bij ontvangst van het verzoek gaat de federale centrale autoriteit na of de akte van geboorte van de geadopteerde beschikbaar is in de DABS. Indien de akte van geboorte in België werd opgemaakt of in België werd overgeschreven voor de inwerkingtreding van de wet 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, verzoekt de federale centrale autoriteit de ambtenaar die de akte heeft opgemaakt of overgeschreven tot opname van de akte in de DABS. De federale centrale autoriteit gaat ook na of de geadopteerde en de adoptant of adoptanten zijn ingeschreven in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister.

De federale centrale autoriteit vraagt een uittreksel uit het strafregister (model 2) op aan het Centraal Strafregister voor de adoptant of adoptanten met gewone verblijfplaats in België. § 2. Het verzoek bevat voor de adoptant of adoptanten die niet zijn ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister, de volgende documenten : 1° een bewijs van identiteit;2° een bewijs van datum en plaats van geboorte;3° een bewijs van nationaliteit;4° een bewijs van de gewone verblijfplaats. Het verzoek bevat voor de geadopteerde die niet is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister, de volgende documenten : 1° een bewijs van nationaliteit;2° een bewijs van de gewone verblijfplaats. § 3. Het verzoek bevat voorts de volgende documenten : 1° een afschrift van de beslissing of van de akte houdende adoptie;2° een beëdigde vertaling van de beslissing of van de akte houdende adoptie;3° een afschrift van de akte van geboorte van de geadopteerde, indien deze niet beschikbaar is in de DABS;4° een bewijs van de gewone verblijfplaats van de adoptant of adoptanten en de geadopteerde indien deze niet overeenkomt met de gewone verblijfplaats vermeld in het bevolkingsregister of vreemdelingenregister;5° een stuk waarin de identiteit is vermeld van de moeder en van de vader van het kind, ingeval deze gekend is en mag worden meegedeeld, of bij gebreke daarvan de identiteit en de hoedanigheid van de persoon die het kind tijdens de buitenlandse adoptieprocedure heeft vertegenwoordigd alsook, in voorkomend geval, het bewijs dat zij evenals het kind in de adoptie hebben toegestemd, tenzij zulks formeel blijkt uit de buitenlandse beslissing of akte;6° indien het kind zijn gewone verblijfplaats had in het buitenland en de adoptie daarna is totstandgekomen in een andere Staat dan die waar het gewoonlijk verbleef, een stuk uitgereikt door een autoriteit van de Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats had, waaruit blijkt dat machtiging is verleend om het kind over te brengen met het oog op zijn adoptie, tenzij dit formeel blijkt uit de buitenlandse beslissing of akte;7° een afschrift van het vonnis betreffende de geschiktheid van de adoptanten, van het verslag opgesteld overeenkomstig artikel 1231-32 van het Gerechtelijk Wetboek en van de schriftelijke toestemming bedoeld in artikel 361-3, 5°, wanneer het kind van zijn Staat van herkomst naar België werd, wordt of moet worden overgebracht, na adoptie in die Staat door een persoon of personen die op dat tijdstip hun gewone verblijfplaats in België hadden;8° alle stukken waaruit blijkt dat de personen of openbare en particuliere instellingen die desgevallend in het kader van de adoptieprocedure als tussenpersoon zijn opgetreden, voldeden aan de voorwaarden die terzake worden gesteld door de wet van de andere Staat onder wiens bevoegdheid zij vallen;9° een uittreksel uit het strafregister voor de adoptant of adoptanten zonder gewone verblijfplaats in België. § 4. Indien voornoemde stukken niet worden overgelegd, kan de federale centrale autoriteit een termijn bepalen waarbinnen dit moet geschieden. Met uitzondering van de stukken bedoeld in paragraaf 3, 1° en 2°, kan zij ook documenten aanvaarden welke met die stukken zijn gelijkgesteld.

Indien zij van oordeel is voldoende te zijn ingelicht, kan zij vrijstelling verlenen van de overlegging van één of meer stukken bedoeld in paragraaf 2 en paragraaf 3, 4° en 6° tot 9°, wanneer de overlegging ervan materieel onmogelijk blijkt.

Wanneer het verzoek tot erkenning betrekking heeft op een adoptie die geen interlandelijke adoptie is in de zin van artikel 360-2, kan de federale centrale autoriteit, wanneer zij zich voldoende ingelicht acht, vrijstelling verlenen van de overlegging van een of meer stukken bedoeld in paragraaf 2 en paragraaf 3, 3° tot 9°. ".

Art. 49.Het opschrift van boek I, titel VIII, hoofdstuk II, afdeling 3, § 4, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt vervangen als volgt : " § 4. Akte van adoptie".

Art. 50.Artikel 367-2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt vervangen als volgt : "Art. 367-2. Wanneer is voldaan aan de voorwaarden voor de erkenning in België van een in een andere Staat gewezen beslissing houdende totstandkoming, omzetting, herroeping of herziening van een adoptie, stuurt de federale centrale autoriteit de gegevens nodig voor de opmaak van volgende akten via de DABS naar de ambtenaar van de burgerlijke stand : - de akte van adoptie; - de akte van geboorte, op basis van de buitenlandse akte.

De overeenkomstig artikel 368-1 bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand maakt de akte van adoptie en de akte van geboorte op. De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt de federale centrale autoriteit hiervan in kennis.

De federale centrale autoriteit stelt de centrale autoriteiten van de gemeenschappen hiervan in kennis.

De akte van adoptie geldt als bewijs van de erkenning van de buitenlandse beslissing door de federale centrale autoriteit.

De Koning bepaalt de nadere regels voor de opmaak van de akte van adoptie en voor de afgifte van het bewijs ervan. Dit geschiedt zonder heffing van enige rechten of taksen.

Onverminderd beroep tegen een beslissing die overeenkomstig deze afdeling door de federale centrale autoriteit is gewezen, wordt iedere op grond van het eerste lid gewezen beslissing, op eenvoudig vertoon van een afschrift van de akte van adoptie, door iedere overheid of rechtsmacht, erkend, alsook door ieder ander persoon.".

Art. 51.In artikel 367-3 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2004 en gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt het woord "registratie" vervangen door de woorden "akte van adoptie en akte van geboorte";2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Wanneer het vonnis in kracht van gewijsde treedt, stuurt de griffier onmiddellijk via de DABS de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van adoptie ten gevolge van dit vonnis, met vermelding van de datum van het in kracht van gewijsde treden, alsook, voor zover mogelijk, de gegevens nodig voor de akte van geboorte op basis van de buitenlandse akte, voor zover deze nog niet opgenomen zijn in de DABS, naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onmiddellijk de akte van adoptie en, voor zover mogelijk, de geboorteakte op, die met elkaar worden verbonden.

De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt onmiddellijk de federale centrale autoriteit, de partijen en de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel op de hoogte van de opmaak van de akte van adoptie en, in voorkomend geval, van de geboorteakte.

De federale centrale autoriteit stelt de centrale autoriteiten van de gemeenschappen hiervan in kennis.

De partijen kunnen steeds om een afschrift van de akte van adoptie verzoeken aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, als bewijs van erkenning van de buitenlandse beslissing door de federale centrale autoriteit.

De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand is deze bedoeld in artikel 368-1, § 2."; 3° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Art. 52.Artikel 368-1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt vervangen als volgt : "Art. 368-1. § 1. De ambtenaar van de burgerlijke stand is bevoegd voor de opmaak van : - een akte van adoptie ten gevolge van een in België gewezen beslissing houdende uitspraak, omzetting, herroeping of herziening van een adoptie; - een akte van geboorte van de geadopteerde, op basis van de buitenlandse akte van geboorte, wanneer de adoptie in België is uitgesproken of erkend.

De buitenlandse akten en buitenlandse beslissingen worden als bijlage in de DABS opgenomen. § 2. De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand is deze van : - de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen-, of wachtregister van de geadopteerde, of bij gebrek hieraan, van de adoptant, van de adoptanten of van één van hen, - of bij gebrek hieraan, van de actuele verblijfplaats in België van de geadopteerde, of bij gebrek hieraan, van de adoptant, van de adoptanten of van één van hen, - of bij gebrek hieraan, van Brussel. § 3. De ambtenaar van de burgerlijke stand stelt de federale centrale autoriteit onmiddellijk in kennis van de opmaak van de akte van adoptie, en in voorkomend geval, van de akte van geboorte. De federale centrale autoriteit stelt vervolgens de centrale autoriteiten van de gemeenschappen hiervan in kennis.".

Art. 53.In artikel 368-2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, worden de woorden "Wanneer de beslissing waarbij een adoptie overeenkomstig het Verdrag wordt uitgesproken of omgezet in de registers van de burgerlijke stand wordt overgeschreven" vervangen door de woorden "Wanneer een akte van adoptie wordt opgemaakt ten gevolge van een buitenlandse beslissing waarbij een adoptie overeenkomstig het Verdrag wordt uitgesproken of omgezet".

Art. 54.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 368-9 ingevoegd, luidende : "Art. 368-9. De ambtenaar van de burgerlijke stand die een akte van herroeping van adoptie opmaakt ten gevolge van een rechterlijke beslissing waarbij de adoptie van een minderjarig kind wordt herroepen zonder dat beslist wordt dat het weer onder het ouderlijk gezag van zijn ouders wordt geplaatst, notificeert dit binnen drie dagen elektronisch via de DABS aan de vrederechter, bedoeld in artikel 390.".

Art. 55.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 368-10 ingevoegd, luidende : "Art. 368-10. § 1. Elke persoon van wie de adoptie in België is uitgesproken of erkend en die onmogelijk zijn akte van geboorte kan verkrijgen, kan de akte van adoptie overleggen. § 2. Indien de gegevens in de akte van adoptie onvoldoende zijn voor het doel waarvoor zij moeten worden gebruikt, start de verzoekende overheid onmiddellijk zelf een onderzoek naar bijkomende gegevens, zonder de termijn van drie maanden te overschrijden. Indien de verzoekende overheid deze gegevens niet zelf kan verkrijgen, of de door haar verkregen gegevens onvoldoende zijn, stelt zij de belanghebbende hiervan onmiddellijk en uiterlijk binnen dezelfde periode van drie maanden op de hoogte en kan zij deze verzoeken om ieder ander bewijs tot staving van die gegevens over te leggen.".

Art. 56.In boek I van hetzelfde Wetboek wordt een titel VIII/1 ingevoegd, luidende "Namen en voornamen".

Art. 57.In titel VIII/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 56, wordt een hoofdstuk 1 ingevoegd, luidende "Vastheid van naam".

Art. 58.In hoofdstuk 1, ingevoegd bij artikel 57, wordt een artikel 370/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 370/1.Niemand mag publiekelijk een andere naam of andere voornamen dragen dan deze vermeld in zijn akte van geboorte.

Deze namen en voornamen kunnen slechts gewijzigd of verbeterd worden op de wijze en in de gevallen bepaald door de wet.".

Art. 59.In titel VIII/1 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 56, wordt een hoofdstuk 2 ingevoegd, luidende "Toegelaten voornamen".

Art. 60.In hoofdstuk 2, ingevoegd bij artikel 59, wordt een artikel 370/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 370/2.De ambtenaar van de burgerlijke stand mag in de akte van geboorte geen voornamen opnemen die aanleiding geven tot verwarring dan wel het kind of derden kunnen schaden.".

Art. 61.In titel VIII/1 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 56, wordt een hoofdstuk 3 ingevoegd, luidende "Verandering van naam en voornamen".

Art. 62.In hoofdstuk 3, ingevoegd bij artikel 61, wordt een artikel 370/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 370/3.§ 1. Elk verzoek tot verandering van naam of voornamen wordt geformuleerd door de betrokkene zelf of door zijn wettelijke vertegenwoordiger. § 2. Elke persoon die om het even welke reden heeft om van naam te veranderen, kan daartoe aan de minister van Justitie een verzoek richten.

Het verzoek is ontvankelijk indien het registratierecht bedoeld in artikel 249 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten werd voldaan. § 3. Elke persoon die van voornamen wenst te veranderen, dient daartoe een verzoek in bij de ambtenaar van de burgerlijke stand : - van de gemeente waar de betrokkene in de bevolkingsregisters, het vreemdelingenregister of het wachtregister is ingeschreven, of; - indien de betrokkene in het buitenland verblijft, van de gemeente waar hij het laatst was ingeschreven in de bevolkingsregisters, vreemdelingenregister of wachtregister, of bij ontstentenis; - van Brussel. § 4. Elke persoon die de overtuiging heeft dat het geslacht vermeld in zijn akte van geboorte niet overeenkomt met zijn innerlijk beleefde genderidentiteit, voegt bij zijn verzoek een verklaring op eer daarover. De gekozen voornaam moet in overeenstemming zijn met deze overtuiging. Onverminderd het vierde lid, kan er slechts éénmaal om deze reden om een voornaamsverandering worden verzocht, behalve indien de verandering van de voornaam werd toegestaan door de familierechtbank na een nieuwe aanpassing van de registratie van het geslacht.

De niet-ontvoogde minderjarige kan vanaf de leeftijd van twaalf jaar om de voornaamsverandering verzoeken om deze reden, met bijstand van zijn ouders of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Ingeval deze personen weigeren om de niet-ontvoogde minderjarige bij te staan, kan de minderjarige de familierechtbank bij verzoekschrift, ondertekend door hemzelf of zijn advocaat verzoeken hem te machtigen om deze handeling met bijstand van een voogd ad hoc te verrichten.

De niet-ontvoogde minderjarige wiens voornaam werd veranderd overeenkomstig het tweede lid kan een tweede maal om dezelfde reden om een voornaamsverandering verzoeken, voor zover hij niet overgaat tot de aanpassing van de registratie van zijn geslacht overeenkomstig artikel 135/1 van het Burgerlijk Wetboek.".

Art. 63.In hetzelfde hoofdstuk 3 wordt een artikel 370/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 370/4.§ 1. De Koning kan, na controle van de gerechtelijke antecedenten van de betrokkene, de naamsverandering uitzonderlijk toestaan indien hij van oordeel is dat het verzoek op ernstige redenen steunt en dat de gevraagde naam geen aanleiding geeft tot verwarring en de verzoeker of derden niet kan schaden.

De naamsverandering geldt voor de betrokkene, voor de minderjarige kinderen tot wie het verzoek is uitgebreid en voor de kinderen geboren na de indiening van het verzoek. § 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan, na controle van de gerechtelijke antecedenten van de betrokkene, de voornaamsverandering toestaan indien de gevraagde voornamen geen aanleiding geven tot verwarring en de verzoeker of derden niet kunnen schaden.

In geval van ernstige twijfel bij de beoordeling van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand het advies van de procureur des Konings inwinnen.

De gemeentelijke retributie mag niet hoger zijn dan 10 procent van het normale tarief in het geval van de personen bedoeld in artikel 370/3, § 4.

De personen bedoeld in de artikelen 11bis, § 3, lid 3, 15, § 1, vijfde lid, en 21, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden vrijgesteld van gemeentelijke retributie. § 3. In geval van weigering van de naams- of voornaamsverandering wordt de verzoeker daarvan in kennis gesteld door de minister van Justitie, ingeval het een verzoek tot naamsverandering betreft, dan wel door de ambtenaar van de burgerlijke stand, ingeval het een verzoek tot voornaamswijziging betreft.".

Art. 64.In hetzelfde hoofdstuk 3 wordt een artikel 370/5 ingevoegd, luidende : "

Art. 370/5.Binnen drie maanden na het verzoek maakt de ambtenaar van de burgerlijke stand die de voornaamsverandering toestaat, een akte van voornaamsverandering op en verbindt deze met de akten van de burgerlijke stand die betrekking hebben op de begunstigde en de geboorteakten van diens afstammelingen tot de eerste graad.

De voornaamsverandering heeft gevolg vanaf de datum van de opmaak van de akte.".

Art. 65.In hetzelfde hoofdstuk 3, wordt een artikel 370/6 ingevoegd, luidende : "

Art. 370/6.In het Belgisch Staatsblad wordt melding gemaakt van de vergunning tot naamsverandering.

De vergunning tot naamsverandering is definitief te rekenen van die vermelding in het Belgisch Staatsblad.

Op basis van uitzonderlijke omstandigheden die naar behoren zijn vastgesteld en na advies van het openbaar ministerie, kan de Koning vrijstelling verlenen van de vermelding bedoeld in het eerste lid. De vergunning tot naamsverandering vermeldt deze vrijstelling en is definitief op datum van haar ondertekening.".

Art. 66.In hetzelfde hoofdstuk 3, wordt een artikel 370/7 ingevoegd, luidende : "

Art. 370/7.Binnen vijftien dagen na het definitief worden van de vergunning tot naamsverandering stuurt de bevoegde ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Justitie de gegevens van de vergunning tot naamsverandering naar de DABS. De DABS maakt op basis hiervan een melding op en verbindt deze met de akten van de burgerlijke stand die betrekking hebben op de begunstigden bedoeld in artikel 370/4, § 1, tweede lid.

Indien een begunstigde niet beschikt over een akte van geboorte in de DABS, stuurt de ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Justitie onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van een akte van naamsverandering naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt voor deze persoon onmiddellijk de akte van naamsverandering op en verbindt deze met de akten van de burgerlijke stand die betrekking hebben op de begunstigde.

De naamsverandering heeft gevolg vanaf de datum van de opmaak van de melding of, in voorkomend geval, van de akte van naamsverandering.".

Art. 67.In hetzelfde hoofdstuk 3, wordt een artikel 370/8 ingevoegd, luidende : "

Art. 370/8.Wanneer de vergunning tot naamsverandering wordt ingetrokken of vernietigd stuurt de bevoegde ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Justitie onmiddellijk de gegevens van de beslissing tot intrekking of het arrest tot vernietiging naar de DABS, met vermelding van de dag waarop het arrest in kracht van gewijsde is gegaan.

De DABS maakt op basis hiervan een melding op en verbindt deze met de melding en de akten bedoeld in artikel 370/7, tweede lid.".

Art. 68.In hetzelfde hoofdstuk 3 wordt een artikel 370/9 ingevoegd, luidende : "

Art. 370/9.§ 1. Wanneer de minister van Justitie de naamswijziging weigert toe te staan, dan kan de betrokkene, overeenkomstig artikel 370/4, § 1, een vordering instellen via een verzoekschrift dat wordt gericht aan de familierechtbank.

Wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand de voornaamsverandering weigert toe te staan, dan kan de betrokkene, overeenkomstig artikel 370/4, § 2, een vordering instellen via een verzoekschrift dat wordt gericht aan de familierechtbank. § 2. De vordering moet worden ingesteld binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de minister van Justitie dan wel de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis geeft van de weigering de naams- dan wel voornaamsverandering toe te staan. § 3. De familierechtbank beoordeelt de ernst van de redenen die aan het verzoek tot naamsverandering ten grondslag liggen en gaat na of de gewenste naam al dan niet aanleiding geeft tot verwarring en de aanvrager of derden al dan niet kunnen schaden.

De familierechtbank gaat na of de gewenste voornaam al dan niet aanleiding geeft tot verwarring en de aanvrager of derden al dan niet kunnen schaden. § 4. Wanneer het vonnis of het arrest dat de naamsverandering toestaat in kracht van gewijsde is getreden, stuurt de griffier onmiddellijk via de DABS de gegevens nodig voor de opmaak, overeenkomstig artikel 31, van de gewijzigde akten van geboorte van de begunstigden zoals bedoeld in artikel 370/4, § 1, tweede lid naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

Indien een begunstigde niet beschikt over een akte van geboorte in de DABS, stuurt de griffier onmiddellijk via de DABS de gegevens nodig voor de opmaak van een akte van naamsverandering naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onmiddellijk deze akten op en verbindt ze met de akten van de burgerlijke stand van de begunstigden.

De naamsverandering heeft gevolg vanaf de datum van de opmaak van de gewijzigde akte of, in voorkomend geval, van de akte van naamsverandering. § 5. Wanneer het vonnis of het arrest dat de voornaamsverandering toestaat in kracht van gewijsde is getreden, stuurt de griffier onmiddellijk via de DABS de gegevens nodig voor de opmaak, overeenkomstig artikel 31, van de gewijzigde akte van geboorte van de begunstigde naar de ambtenaar van de burgerlijke stand bedoeld in artikel 370/3, § 3.

Indien de begunstigde niet beschikt over een akte van geboorte in de DABS, stuurt de griffier onmiddellijk via de DABS de gegevens nodig voor de opmaak van een akte van voornaamsverandering naar de ambtenaar van de burgerlijke stand bedoeld in artikel 370/3, § 3.

De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onmiddellijk deze akte op en verbindt ze met de andere akten van de burgerlijke stand die betrekking hebben op de begunstigde en met de akten van geboorte van zijn afstammelingen in de eerste graad.

De voornaamsverandering heeft gevolg vanaf de datum van de opmaak van de gewijzigde akte van geboorte of, in voorkomend geval, van de akte van voornaamsverandering.".

Art. 69.Artikel 1426, § 2, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 14 juli 1976, wordt vervangen als volgt : " § 2. De griffier van het rechtscollege dat een rechterlijke beslissing heeft uitgesproken waarbij aan een van de echtgenoten zijn bestuursbevoegdheden worden ontnomen of teruggeven, stelt, wanneer deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, het centraal huwelijksovereenkomstenregister hiervan in kennis overeenkomstig artikel 4 van de wet van 13 januari 1977 houdende goedkeuring van de overeenkomst inzake de vaststelling van een stelsel van registratie van testamenten, opgemaakt te Bazel op 16 mei 1972 en tot invoering van een centraal huwelijksovereenkomstenregister.". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 70.Artikel 723, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 3 mei 1990, wordt vervangen als volgt : " § 2. De bij akte van gerechtsdeurwaarder ingestelde voorziening tegen een beslissing waarvoor, om gevolg te hebben, binnen een door de wet bepaalde termijn een akte van de burgerlijke stand moet worden opgemaakt of gewijzigd, wordt binnen vijf dagen na de dag waarop de voorziening is ingesteld, bij akte van gerechtsdeurwaarder ter kennis gebracht van de griffier van de rechtsmacht die de bestreden beslissing heeft gewezen, op straffe van verval indien de laattijdige kennisgeving aanleiding gaf tot opmaak of wijziging van de akte van de burgerlijke stand.".

Art. 71.Artikel 1231-19 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt vervangen als volgt : "Art. 1231-19. Na het verstrijken van de termijn om beroep of cassatieberoep in te stellen of, in voorkomend geval, na de uitspraak van het arrest waarbij het beroep wordt afgewezen, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van adoptie ten gevolge van de rechterlijke beslissing waarbij de adoptie wordt uitgesproken via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

De ambtenaar van de burgerlijke stand die overeenkomstig artikel 368-1 van het Burgerlijk Wetboek daartoe bevoegd is maakt onmiddellijk de akte van adoptie op, die wordt verbonden met de akten van de burgerlijke stand van de geadopteerde en van zijn afstammelingen.

De federale centrale autoriteit stelt de centrale autoriteiten van de gemeenschappen hiervan in kennis.".

Art. 72.In artikel 1231-20 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, worden de woorden "maar voor de overschrijving van het beschikkend gedeelte van het vonnis of van het arrest door de ambtenaar van de burgerlijke stand" vervangen door de woorden "maar voor de opmaak van de akte van adoptie ten gevolge van het vonnis of van het arrest door de ambtenaar van de burgerlijke stand".

Art. 73.In artikel 1231-21, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, worden de woorden "de overschrijving" vervangen door de woorden "de opmaak van de akte van adoptie".

Art. 74.Artikel 1231-28 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, vervangen bij de wet van 6 december 2005 en gewijzigd bij de wet van 14 januari 2013, wordt vervangen als volgt : "Art. 1231-28. § 1. Om ontvankelijk te zijn worden bij het verzoekschrift volgende stukken of gegevens gevoegd, voor zover ze niet beschikbaar zijn in de DABS of in het bevolkings- of vreemdelingenregister : 1° een afschrift van de akte van geboorte of een hiermee gelijkgesteld stuk;2° een bewijs van de nationaliteit;3° een verklaring betreffende de plaats van inschrijving in het bevolkings- of, vreemdelingenregister, of bij gebrek hieraan, van de gewone verblijfplaats van de adoptant of van de adoptanten en van de geadopteerde;4° een uittreksel van de huwelijksakte of een uittreksel van de verklaring van wettelijke samenwoning of nog het bewijs van meer dan drie jaar samenwonen. § 2. Bij ontvangst van het verzoekschrift gaat de griffier na of de bij het verzoekschrift ontbrekende documenten of gegevens beschikbaar zijn in de DABS of in het bevolkings- of vreemdelingenregister.

Indien de akte van geboorte of de huwelijksakte in België werd opgemaakt of in België werd overgeschreven voor de inwerkingtreding van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing verzoekt hij de ambtenaar die de akte heeft opgemaakt of overgeschreven tot opname van de akte in de DABS. § 3. Als de vermeldingen van het verzoekschrift onvolledig zijn, of bepaalde informatie ontbreekt voor de inleidende zitting, nodigt de rechter de meest gerede partij uit om de nodige informatie te verstrekken of het dossier van de procedure te vervolledigen.

Elke partij kan ook zelf het initiatief nemen om het dossier samen te stellen.".

Art. 75.Artikel 1231-52 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt vervangen als volgt : "Art. 1231-52. § 1. De artikelen 1231-16 tot 1231-18/1 en 1231-20 tot 1231-21 zijn van toepassing op procedures inzake de herroeping van adoptie. § 2. Wanneer een beslissing tot herroeping of herziening in kracht van gewijsde treedt, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van herroeping of de akte van herziening van adoptie, met vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden, via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

De overeenkomstig artikel 368-1 van het Burgerlijk Wetboek bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onmiddellijk de akte van herroeping of de akte van herziening van adoptie op, die wordt verbonden met de akte van adoptie.

De federale centrale autoriteit stelt de centrale autoriteiten van de gemeenschappen hiervan in kennis.".

Art. 76.In artikel 1254 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 april 2007 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden het zevende en het achtste lid opgeheven;2° de paragrafen 2 tot 4 worden vervangen als volgt : " § 2.Voor zover de documenten of gegevens niet beschikbaar zijn in de DABS, in het bevolkings- of vreemdelingenregister of in het centraal register van huwelijksovereenkomsten, voegt de verzoekende partij bij de gedinginleidende akte, voor ieder van de echtgenoten en de eventuele kinderen, hiervoor opgesomd, de volgende documenten toe : 1° een bewijs van identiteit;2° een bewijs van nationaliteit;3° een bewijs van de actuele verblijfplaats indien deze afwijkt van de verblijfplaats in het bevolkings-, of vreemdelingenregister, evenals, in voorkomend geval, een bewijs van de gewone verblijfplaats in België sinds meer dan drie maanden;4° uittreksels van de akten van geboorte van de hierboven vermelde kinderen;5° een uittreksel van de laatste akte van huwelijk;6° een afschrift van de laatste huwelijksovereenkomst. Bij ontvangst van de gedinginleidende akte gaat de griffier voor ieder van de echtgenoten en de eventuele kinderen na of zij ingeschreven zijn in het bevolkings-, vreemdelingen-, of wachtregister en of de bij de geding-inleidende akte ontbrekende documenten of gegevens beschikbaar zijn in de DABS of in het bevolkings- of vreemdelingenregister.

Indien de akte van geboorte of de huwelijksakte in België werd opgemaakt of in België werd overgeschreven voor de inwerkingtreding van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, verzoekt hij de ambtenaar die de akte heeft opgemaakt of ingeschreven tot opname van de akte in de DABS. Indien de voorgelegde documenten in een vreemde taal zijn opgemaakt, kan de griffie om een voor eensluidend verklaarde vertaling ervan verzoeken. § 3. Als de vermeldingen van de gedinginleidende akte onvolledig zijn, of bepaalde informatie ontbreekt voor de inleidende zitting, nodigt de rechter de meest gerede partij uit om de nodige informatie te verstrekken of het dossier van de procedure te vervolledigen.

Indien de rechter zich niet voldoende ingelicht acht door de uittreksels van de akten van de burgerlijke stand, kan hij steeds een afschrift van deze akten opvragen.

Elke partij kan ook zelf het initiatief nemen om het dossier samen te stellen.".

Art. 77.Artikel 1275 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 30 juni 1994 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt vervangen als volgt : "

Art. 1275.§ 1. Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest waarbij de echtscheiding is uitgesproken, wordt onmiddellijk in afschrift medegedeeld aan de griffier. § 2. Wanneer het vonnis of het arrest waarbij de echtscheiding is uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens van het vonnis of arrest naar de DABS, met vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden.

De DABS maakt op basis hiervan een melding op en verbindt deze met de huwelijksakte.

Indien de huwelijksakte niet beschikbaar is in de DABS, maakt de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van echtscheiding op.".

Art. 78.Artikel 1278 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 1 juli 1974 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt vervangen als volgt : "

Art. 1278.Het vonnis of arrest waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken, heeft ten aanzien van de echtgenoten gevolg vanaf de dag waarop de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, en heeft ten aanzien van derden gevolg vanaf de melding van dit vonnis of arrest op de huwelijksakte of vanaf de opmaak van de akte van echtscheiding.

Ten aanzien van de echtgenoten, wat hun goederen betreft, werkt het terug tot op de dag waarop de vordering is ingesteld en, wanneer er meer dan één vordering is, tot op de dag waarop de eerste vordering is ingesteld, ongeacht of zij werd toegewezen of niet.

Ingeval een van de echtgenoten overlijdt voor de melding op de huwelijksakte of de opmaak van de akte van echtscheiding, maar nadat het vonnis of het arrest waarbij de echtscheiding is uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan, worden de echtgenoten tegenover derden als uit de echt gescheiden beschouwd, onder de opschortende voorwaarde van de melding op de huwelijksakte of van de opmaak van de akte van echtscheiding.

De familierechtbank kan, op vordering van één van de echtgenoten, indien zij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die eigen zijn aan de zaak billijk acht, in het vonnis waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken, beslissen dat bij de vereffening van de gemeenschap geen rekening zal worden gehouden met sommige goederen die zijn verworven of met sommige schulden die zijn aangegaan sedert het tijdstip dat de echtgenoten feitelijk gescheiden leefden. De partijen kunnen dergelijke vordering ook instellen in de loop van de vereffening van de gemeenschap.".

Art. 79.Artikel 1288 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 mei 2018 tot vermindering en herverdeling van de werklast binnen de rechterlijke orde, wordt aangevuld met een lid, luidende : "Bij overeenkomsten als bedoeld in artikel 1288, eerste lid, 2° of 3°, blijft de zaak op de rol ingeschreven na de uitspraak van de echtscheiding. In geval van nieuwe omstandigheden onafhankelijk van de wil van de partijen als bedoeld in het tweede en derde lid, kunnen die partijen binnen vijftien dagen de zaak opnieuw voor de rechtbank brengen die de echtscheiding heeft uitgesproken, zulks bij schriftelijk verzoek dat wordt neergelegd bij of gericht is aan de griffie. Die omstandigheden staan op straffe van nietigheid omschreven in de conclusies of in het schriftelijk verzoek.".

Art. 80.In artikel 1288bis van het hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en het laatst gewijzigd bij de wet van 14 januari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt het woord "gezamenlijk" ingevoegd tussen de woorden "wordt ingeleid bij" en het woord "verzoekschrift";2° in paragraaf 1, vierde lid, worden de bepalingen onder 3°, 4° en 5° opgeheven; 3° in paragraaf 1 wordt het vijfde lid vervangen als volgt : "Van het verzoekschrift en de bijlagen worden een origineel en een afschrift neergelegd."; 4° de paragrafen 2 tot 4 worden vervangen als volgt : " § 2.Voor zover de documenten of gegevens niet beschikbaar zijn in de DABS of in het bevolkings- of vreemdelingenregister, voegt de verzoekende partij bij de gedinginleidende akte, voor ieder van de echtgenoten en de kinderen bedoeld in artikel 1288, eerste lid, 2°, hiervoor opgesomd, volgende documenten toe : 1° een bewijs van identiteit;2° een bewijs van nationaliteit;3° een bewijs van de actuele verblijfplaats indien deze afwijkt van de verblijfplaats in het bevolkings- of vreemdelingenregister, evenals, in voorkomend geval, een bewijs van de gewone verblijfplaats in België sinds meer dan drie maanden;4° uittreksels van de akten van geboorte van de kinderen bedoeld in artikel 1288, eerste lid, 2° ;5° een uittreksel van de laatste akte van huwelijk. Bij ontvangst van de gedinginleidende akte gaat de griffier voor ieder van de echtgenoten en de eventuele kinderen na of zij ingeschreven zijn in het bevolkings-, vreemdelingen-, of wachtregister en of de bij de geding-inleidende akte ontbrekende documenten of gegevens beschikbaar zijn in de DABS of in het bevolkings- of vreemdelingenregister.

Indien de akte van geboorte of de huwelijksakte in België werd opgemaakt of in België werd overgeschreven voor de inwerkingtreding van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, verzoekt de griffier de ambtenaar die de akte heeft opgemaakt of ingeschreven tot opname van de akte in de DABS. Indien de voorgelegde documenten in een vreemde taal zijn opgemaakt, kan de griffie om een voor eensluidend verklaarde vertaling ervan verzoeken. § 3. Als de vermeldingen van het verzoekschrift onvolledig zijn, of indien bepaalde informatie ontbreekt voor de inleidende zitting, nodigt de rechter de meest gerede partij uit om de nodige informatie te verstrekken of het dossier van de procedure te vervolledigen.

Indien de rechter zich niet voldoende ingelicht acht door de uittreksels van de akten van de burgerlijke stand, kan hij steeds een afschrift van deze akten opvragen.

Elke partij kan ook zelf het initiatief nemen om het dossier samen te stellen.".

Art. 81.Artikel 1303 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 30 juni 1994 en 20 mei 1997, wordt vervangen als volgt : "

Art. 1303.Wanneer het vonnis of het arrest waarbij de echtscheiding is uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens van het vonnis of arrest naar de DABS, met vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden.

De DABS maakt op basis hiervan een melding op en verbindt deze met de huwelijksakte.

Indien de huwelijksakte niet beschikbaar is in de DABS, maakt de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van echtscheiding op.".

Art. 82.Artikel 1304 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 30 juni 1994 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, wordt vervangen als volgt : "

Art. 1304.Het vonnis of het arrest waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken, heeft ten aanzien van derden eerst gevolg vanaf de melding op de huwelijksakte of vanaf de opmaak van de akte van echtscheiding. Ingeval een van de echtgenoten overlijdt voor de melding op de huwelijksakte of de opmaak van de akte van echtscheiding, maar nadat het vonnis waarbij de echtscheiding is uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan, worden de echtgenoten tegenover derden als uit de echt gescheiden beschouwd, onder de opschortende voorwaarde van de melding op de huwelijksakte of van de opmaak van de akte van echtscheiding.

Ten aanzien van de goederen van de echtgenoten heeft de beslissing echter gevolg vanaf de neerlegging van het verzoekschrift.

Ten aanzien van de persoon van de echtgenoten heeft de echtscheiding gevolg vanaf de dag waarop de beslissing in kracht van gewijsde gaat.".

Art. 83.Artikel 1385duodecies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 mei 2007 en vervangen door de wet van 25 juni 2017, wordt vervangen als volgt : "

Art. 1385duodecies.§ 1. Bij de familierechtbank worden bij verzoekschrift ingesteld : 1° het verhaal van de betrokkene tegen een weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand om de registratie van het geslacht aan te passen zoals bedoeld in artikel 135/1, § 7, van het Burgerlijk Wetboek; 2° het verzoek tot een nieuwe aanpassing van de registratie van het geslacht in de akte van geboorte zoals bedoeld in artikel 135/1, § 9, van het Burgerlijk Wetboek."; § 2. Het verhaal bedoeld in § 1, 1° wordt ingesteld binnen zestig dagen te rekenen van de dag van de kennisgeving door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de weigering tot opmaak van deze akte.

De griffier brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand onmiddellijk in kennis van een verhaalprocedure. § 3. Het verzoekschrift wordt ondertekend door de verzoeker of zijn advocaat.".

Art. 84.Artikel 1385quaterdecies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 mei 2007 en gewijzigd bij de wet van 25 juni 2017, wordt vervangen als volgt : "

Art. 1385quaterdecies.§ 1. Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest betreffende de aanpassing van de registratie van het geslacht van een persoon, wordt onmiddellijk in afschrift meegedeeld aan de griffier. § 2. Na het verstrijken van de termijn van hoger beroep of van de voorziening in cassatie of, in voorkomend geval, na de uitspraak van het arrest waarbij de voorziening wordt afgewezen, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van aanpassing van de registratie van het geslacht via de DABS aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats van aangifte, of stelt deze in kennis van een negatieve beslissing.

De griffier brengt de partijen hiervan in kennis.

De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onmiddellijk de akte van aanpassing van de registratie van het geslacht op indien het beschikkende gedeelte van het vonnis of arrest de aanpassing van de registratie van het geslacht na verhaal zoals bedoeld in artikel 135/1, § 7, van het Burgerlijk Wetboek vaststelt, en verbindt deze met de akten van de burgerlijke stand van de betrokkene die zijn geslacht vermelden. § 3. In geval een vonnis of arrest in kracht van gewijsde treedt dat een aanpassing van de registratie van het geslacht nietig verklaart of de nieuwe aanpassing van de registratie van het geslacht vaststelt, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van nietigverklaring of de akte van nieuwe aanpassing van de registratie van het geslacht, met de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden ervan, via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onmiddellijk de akte op en verbindt deze met de akten van de burgerlijke stand van de betrokkene die zijn geslacht vermelden. § 4. Het vonnis of arrest betreffende de aanpassing of nieuwe aanpassing van de registratie het geslacht van een persoon heeft zijn gevolgen vanaf de opmaak van de akte van aanpassing van de registratie van het geslacht.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Wetboek Internationaal Privaatrecht

Art. 85.Artikel 31 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht, ingevoegd bij de wet van 16 juli 2004 en gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt vervangen als volgt : "Opmaak en wijziging van akten van de burgerlijke stand op basis van een buitenlandse authentieke akte of buitenlandse rechtelijke beslissing inzake staat en bekwaamheid".

Art. 31.§ 1. Een buitenlandse authentieke akte van de burgerlijke stand kan slechts als basis dienen voor de opmaak of wijziging van een akte van de burgerlijke stand of voor de inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister na onderzoek van de voorwaarden bedoeld in artikel 27, § 1.

Een buitenlandse rechterlijke beslissing kan slechts als basis dienen voor de opmaak of wijziging van een akte van de burgerlijke stand of voor de inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister na onderzoek van de voorwaarden bedoeld in de artikelen 24 en 25 en, naargelang van het geval, in de artikelen 39, 57 en 72. § 2. Dit onderzoek gebeurt door de ambtenaar van de burgerlijke stand of de houder van het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister aan wie de akte of beslissing wordt voorgelegd.

Hiertoe registreert deze de buitenlandse authentieke akte of buitenlandse rechterlijke beslissing in de Databank Akten Burgerlijke Stand, met vermelding van de status van het onderzoek. § 3. Een Centrale autoriteit Burgerlijke Stand wordt opgericht bij de Federale Overheidsdienst Justitie.

Bij ernstige twijfel bij de beoordeling van de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand of de houder van het bevolkings-, vreemdelingen-, of wachtregister de buitenlandse akte of buitenlandse beslissing voor advies overmaken aan de Centrale autoriteit Burgerlijke stand.

Deze Centrale autoriteit kan, voor zover nodig, het Openbaar Ministerie of de bevoegde diensten van de federale politie vatten om aanvullend onderzoek te verrichten.

De Centrale autoriteit brengt, binnen een termijn van drie maanden vanaf de ontvangst van de adviesaanvraag, door de Centrale autoriteit verlengbaar met drie maanden, advies uit over het voldoen van de buitenlandse akte of de buitenlandse rechterlijke beslissing aan de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1.

De Centrale autoriteit brengt het advies ter kennis van de ambtenaar van de burgerlijke stand of de houder van het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister die hierom verzocht en vermeldt het in de DABS. § 4. In geval van een weigering tot opmaak of wijziging van een akte van de burgerlijke stand op basis van een buitenlandse akte of van een rechterlijke beslissing door de ambtenaar van de burgerlijke stand of de houder van het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister, deelt de ambtenaar of de houder dit onmiddellijk mee aan de belanghebbende partijen en aan de procureur des Konings van het arrondissement van de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de belanghebbende partijen.

Tegen de weigering kan beroep worden ingesteld bij de familierechtbank van het arrondissement van de woonplaats of gewone verblijfplaats van de belanghebbende partijen, overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 23.

Indien de familierechtbank het beroep inwilligt, spreekt hij zich in voorkomend geval uit over de verbetering aan te brengen aan de gegevens die in de akte van de burgerlijke stand op basis van een buitenlandse akte vermeld moeten worden. § 5. De Koning bepaalt de nadere regels voor de organisatie en de werking van de Centrale autoriteit. § 6. De Koning kan bepalen welke andere autoriteiten advies kunnen vragen aan de Centrale autoriteit Burgerlijke Stand.". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen

Art. 86.In artikel 79quater van de Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, ingevoegd bij de wet van 2 juni 2013 en gewijzigd bij de wet van 19 september 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : " § 4.Wanneer de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens van het vonnis of arrest naar de DABS, met vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden.

De DABS maakt op basis hiervan een melding op en verbindt deze met de huwelijksakte.

De DABS notificeert de rechterlijke beslissing met vermelding van de datum van het in kracht van gewijsde treden onmiddellijk aan de Dienst Vreemdelingenzaken.

De griffier brengt de partijen hiervan onmiddellijk in kennis."; 2° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt : " § 6.Wanneer de nietigheid van de erkenning is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier, onmiddellijk de gegevens van het vonnis of arrest naar de DABS, met vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden.

De DABS maakt op basis hiervan een melding op en verbindt deze met de akte van erkenning en de akte van geboorte van het kind.

De DABS notificeert de rechterlijke beslissing met vermelding van de datum van het in kracht van gewijsde treden onmiddellijk aan de Dienst Vreemdelingenzaken.

De griffier brengt de partijen hiervan onmiddellijk in kennis.". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het Consulair Wetboek

Art. 87.Artikel 7 van het Consulair Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 18 december 2014, 6 juli 2017 en 19 september 2017, wordt aangevuld met de bepaling onder 5° en met een lid, luidende : "5° de verbetering van akten als voorzien in artikel 33 van het Burgerlijk Wetboek;

De consulaire ambtenaren kunnen hun medewerking weigeren indien ze door een moeilijkheid van juridische of feitelijke aard daartoe worden verhinderd.".

Art. 88.Artikel 10 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "

Art. 10.§ 1. De in artikel 7 bedoelde bevoegdheden worden uitgeoefend mits het naleven van : 1° de in België van kracht zijnde wetgeving op het gebied van de burgerlijke stand;2° het internationale recht dat België bindt. § 2. De Koning bepaalt de vorm en er in opgenomen gegevens van de uittreksels en afschriften die door het hoofd van de consulaire post afgegeven worden. § 3. De consulaire akten die uitsluitend wegens de plaats van opmaak in het buitenland niet voldoen aan alle door het Belgische recht voorgeschreven vormvereisten, zijn niettemin rechtsgeldig.".

Art. 89.In artikel 15 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 6 juli 2017, worden het derde en vierde lid vervangen als volgt : "De belanghebbende moet bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel een verzoekschrift indienen om, op grond van het proces-verbaal van laattijdige aangifte, een vonnis te bekomen houdende vaststelling van de geboorte of het overlijden. Indien hij geen verzoekschrift heeft ingediend binnen een maand na de datum van het proces-verbaal van laattijdige aangifte, dient de procureur des Konings ambtshalve het verzoek tot vaststelling van de geboorte of het overlijden in bij deze rechtbank.

Op basis van het vonnis maakt de consulaire ambtenaar alsnog de geboorte- of overlijdensakte op.".

Art. 90.In artikel 17 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "artikel 50" vervangen door de woorden "artikel 49". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het Wetboek van de Belgische nationaliteit

Art. 91.In artikel 8, § 1 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit wordt het tweede lid vervangen als volgt : "De verklaring bedoeld in het eerste lid, 2°, b, wordt afgelegd, en op basis ervan wordt een akte van nationaliteit opgesteld, overeenkomstig artikel 22, § 4.

De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit.".

Art. 92.In artikel 9 van hetzelfde Wetboek wordt het tweede lid vervangen als volgt : "De verklaring bedoeld in het eerste lid, 2°, b, wordt afgelegd, en op basis ervan wordt een akte van nationaliteit opgesteld, overeenkomstig artikel 22, § 4.".

Art. 93.In artikel 11bis van hetzelfde Wetboek, hersteld bij artikel 140, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3, derde lid, worden de woorden "de wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen" vervangen door de woorden "boek I, titel VIII/1, hoofdstuk 3 van het Burgerlijk Wetboek";2° in paragraaf 5 worden het derde tot het zesde lid vervangen als volgt : "Indien de procureur des Konings meent geen negatief advies te moeten uitbrengen, maakt hij een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht over aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.Op basis van de verklaring wordt een akte van nationaliteit opgemaakt overeenkomstig artikel 22, § 4.

Bij het verstrijken van de termijn van vier maanden, desgevallend verlengd overeenkomstig het tweede lid, en bij gebrek aan een negatief advies of overmaking van een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht, wordt op basis van de verklaring ambtshalve een akte van nationaliteit opgemaakt overeenkomstig artikel 22, § 4. Bij gebrek aan de overmaking bedoeld in paragraaf 4, achtste lid, wordt er echter geen akte van nationaliteit opgemaakt en brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand de verklaarder of verklaarders daarvan onmiddellijk op de hoogte.

Van de opmaak van de akte van nationaliteit wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis gegeven aan de verklaarder of verklaarders.

De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit."; 3° paragraaf 7 wordt vervangen als volgt : " § 7.De verklaarder of de verklaarders kunnen bij een aangetekende brief aan de ambtenaar van de burgerlijke stand vragen hun dossier aan de familierechtbank over te zenden, binnen vijftien dagen na de ontvangst van het negatieve advies bedoeld in paragraaf 5 of van het niet opmaken van de akte van nationaliteit zoals bedoeld in paragraaf 5, vierde lid, laatste zin.

De familierechtbank doet, na de verklaarder of de verklaarders te hebben gehoord of opgeroepen, bij een met reden omklede beslissing uitspraak over de gegrondheid van het niet opmaken van de akte van nationaliteit bedoeld in paragraaf 5, vierde lid, laatste zin, of het negatief advies bedoeld in paragraaf 5.

De beslissing wordt aan de verklaarder of de verklaarders en het parket ter kennis gebracht door toedoen van de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. De verklaarder of de verklaarders en de procureur des Konings kunnen, binnen vijftien dagen na de kennisgeving, bij een aan de familiekamer van het hof van beroep gericht verzoekschrift, hiertegen hoger beroep instellen. De verlenging van de termijnen wegens de gerechtelijke vakantie geschiedt overeenkomstig artikel 50, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

De familiekamer van het hof van beroep doet uitspraak na het advies van de procureur-generaal en na de verklaarder of de verklaarders te hebben gehoord of opgeroepen.

De kennisgevingen geschieden bij gerechtsbrief. De berekening van de termijnen in geval van kennisgeving geschiedt overeenkomstig artikel 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

De griffier stuurt onmiddellijk de gegevens van de in kracht van gewijsde gegane beslissing waarbij het negatieve advies ongegrond wordt verklaard, nodig voor de opmaak van de akte van nationaliteit via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand. Deze maakt de akte van nationaliteit op overeenkomstig artikel 22, § 4.

De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit."; 4° in paragraaf 8 worden het vijfde en het zesde lid vervangen als volgt : "Het beschikkende gedeelte van de in kracht van gewijsde gegane onherroepelijke beslissing tot inwilliging vermeldt de volledige identiteit van het kind.De griffier stuurt onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van nationaliteit via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

Deze maakt de akte van nationaliteit onmiddellijk op, op basis van de verklaring, bedoeld in artikel 22, § 4.

De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit.".

Art. 94.In artikel 15 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 december 2012 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, vijfde lid, worden de woorden "de wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen" vervangen door de woorden "boek I, titel VIII/1, hoofdstuk 3 van het Burgerlijk Wetboek";2° in paragraaf 3 worden het derde tot het zesde lid vervangen als volgt : "Indien de procureur des Konings meent geen negatief advies te moeten uitbrengen, maakt hij een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht over aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.Op basis van de verklaring wordt een akte van nationaliteit opgemaakt overeenkomstig artikel 22, § 4.

Bij het verstrijken van de termijn van vier maanden, desgevallend verlengd overeenkomstig het tweede lid, en bij gebrek aan een negatief advies of overmaking van een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht, wordt op basis van de verklaring ambtshalve een akte van nationaliteit opgemaakt overeenkomstig artikel 22, § 4. Bij gebrek aan de overmaking bedoeld in paragraaf 2, achtste lid, wordt er echter geen akte van nationaliteit opgemaakt en brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand de belanghebbende daarvan onmiddellijk op de hoogte.

Van de opmaak van de akte van nationaliteit wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis gegeven aan de belanghebbende.

De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit."; 3° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt : " § 5.De belanghebbende kan bij een aangetekende brief aan de ambtenaar van de burgerlijke stand vragen zijn dossier aan de familierechtbank over te zenden, binnen vijftien dagen na de ontvangst van het negatieve advies bedoeld in paragraaf 3 of van het niet opmaken van de akte van nationaliteit zoals bedoeld in paragraaf 3, vierde lid, laatste zin.

De familierechtbank doet, na de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen, bij een met reden omklede beslissing uitspraak over de gegrondheid van het niet opmaken van de akte van nationaliteit bedoeld in paragraaf 3, vierde lid, laatste zin of het negatief advies bedoeld in paragraaf 3.

De beslissing wordt aan de belanghebbende en het parket ter kennis gebracht door toedoen van de griffie. De belanghebbende en de procureur des Konings kunnen, binnen vijftien dagen na de kennisgeving, bij een aan de familiekamer van het hof van beroep gericht verzoekschrift, hiertegen hoger beroep instellen. De verlenging van de termijnen wegens de gerechtelijke vakantie geschiedt overeenkomstig artikel 50, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Het hof van beroep doet uitspraak na het advies van de procureur-generaal en na de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen.

De kennisgevingen gebeuren overeenkomstig artikel 1030 van het Gerechtelijk Wetboek. De berekening van de termijnen in geval van kennisgeving geschiedt overeenkomstig artikel 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

De griffier stuurt onmiddellijk de gegevens van de in kracht van gewijsde gegane beslissing waarbij het negatieve advies ongegrond wordt verklaard, nodig voor de opmaak van de akte van nationaliteit via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand. Deze maakt de akte van nationaliteit op overeenkomstig artikel 22, § 4.

De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit.".

Art. 95.In artikel 22, § 4 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 27 december 2006 en 4 december 2012, wordt de zin "Zij worden ingeschreven in het register bedoeld in artikel 25." vervangen door de zinnen "De ambtenaar van de burgerlijke stand of, in voorkomend geval, het hoofd van de Belgische consulaire beroepspost maakt op basis van de verklaring een akte van nationaliteit op overeenkomstig artikel 67 van het Burgerlijk Wetboek.

De verklaring wordt als bijlage in de DABS opgenomen.

De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit.".

Art. 96.In artikel 23 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd door de wet van 25 april 2014, wordt paragraaf 8 vervangen als volgt : " § 8. Wanneer het arrest, waarbij de vervallenverklaring van de staat van Belg wordt uitgesproken, onherroepelijk is geworden, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit via de DABS naar de ambtenaar van de burgerlijke stand, met vermelding van de volledige identiteit van de belanghebbende.

De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, de actuele verblijfplaats van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, van Brussel, maakt een akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit op.

De vervallenverklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit.".

Art. 97.Artikel 23/1, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 december 2012 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, wordt vervangen als volgt : " § 3. Wanneer het vonnis waarbij de vervallenverklaring van de staat van Belg wordt uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit via de DABS naar de ambtenaar van de burgerlijke stand, met vermelding van de volledige identiteit van de belanghebbende.

De ambtenaar van de burgerlijke stand, van de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, de actuele verblijfplaats van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, van Brussel, maakt een akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit op.

De vervallenverklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit.".

Art. 98.In artikel 23/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2015, wordt paragraaf 3 vervangen als volgt : " § 3. Wanneer het vonnis waarbij de vervallenverklaring van de staat van Belg wordt uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit via de DABS naar de ambtenaar van de burgerlijke stand, met vermelding van de volledige identiteit van de belanghebbende.

De ambtenaar van de burgerlijke stand, van de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, de actuele verblijfplaats van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, van Brussel, maakt onmiddellijk een akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit op.

De vervallenverklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit.". HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het Strafwetboek

Art. 99.In artikel 263 van het Strafwetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, worden de woorden "de artikelen 34 tot 44, 49, 50 en 334" vervangen door de woorden "titel 2 van boek I".

Art. 100.In artikel 264 van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, worden de woorden "artikel 45, § 1" vervangen door de woorden "artikel 29, § 1".

Art. 101.In artikel 361 van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 30 maart 1984 en gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden "artikel 56, § 1, eerste lid, § 2, eerste lid, en § 3," vervangen door de woorden "artikel 43, § 1";2° in de bepaling onder 1° worden de woorden "overeenkomstig de bepalingen van artikelen 55 en 56 van hetzelfde wetboek" vervangen door de woorden "zoals voorzien in dat artikel";3° in de bepaling onder 2° worden de woorden "artikel 56, § 1, tweede lid, en § 2, tweede lid" vervangen door de woorden "artikel 42,".

Art. 102.In artikel 362 van het hetzelfde Wetboek wordt het eerste lid vervangen als volgt : "Met de straffen, bij het vorige artikel bedoeld, wordt gestraft hij die een pasgeboren kind heeft gevonden en hier niet onmiddellijk kennis van heeft gegeven aan de openbare hulpdiensten, zoals bij artikel 45 van het Burgerlijk Wetboek is voorgeschreven.".

Art. 103.In artikel 391octies van het hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 2 juni 2013, wordt paragraaf 4 vervangen als volgt : " § 4. Wanneer de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens van het vonnis of arrest naar de DABS, met vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden.

De DABS maakt op basis hiervan een melding op en verbindt deze met de huwelijksakte.

De DABS notificeert de rechterlijke beslissing met vermelding van de datum van het in kracht van gewijsde treden onmiddellijk aan de Dienst Vreemdelingenzaken.

De griffier brengt de partijen hiervan onmiddellijk in kennis.". HOOFDSTUK 8 (NIEUW). - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering

Art. 104.In boek I, hoofdstuk VIIter, van het Wetboek van Strafvordering, wordt artikel 106, hersteld bij de wet van 7 juli 2002 en vervangen bij de wet van 14 juli 2011, vervangen als volgt : "

Art. 106.§ 1. Indien de Getuigenbeschermings-commissie de in artikel 104, § 2, tweede lid, 2°, bedoelde bijzondere beschermingsmaatregel voorstelt, kan de minister van Justitie, in een eerste ministerieel besluit, de verandering van de naam, voornamen, geboortedatum en geboorteplaats van de betrokkene toestaan, in afwijking van de bepalingen van boek I, titel II en titel VIII/1, hoofdstuk 3, van het Burgerlijk Wetboek.

De procedure van identiteitswijziging wordt enkel toegepast op personen die de Belgische nationaliteit bezitten.

De nieuwe identiteit wordt vastgesteld op voorstel van de Getuigenbeschermingsdienst, na overleg met de betrokkene of zijn wettelijke vertegenwoordiger, en wordt na akkoord van de voorzitter van de Getuigenbeschermingscommissie meegedeeld aan de minister van Justitie, die deze opneemt in een tweede ministerieel besluit. § 2. De voorzitter van de Getuigenbeschermings-commissie vordert in de Databank Akten Burgerlijke Stand, bedoeld in titel II, hoofdstuk 3, van het Burgerlijk Wetboek, de inschrijving van volgende melding op de akten van de burgerlijke stand van de begunstigden met hun oude identiteit en op de akten van de burgerlijke stand die betrekking hebben op de kinderen van de begunstigden geboren tijdens de procedure van identiteitswijziging : "Artikel 106 Sv. - toestemming verleend tot wijziging gegevens burgerlijke stand - Oorspronkelijke naam en voornaam : (begunstigde)." Voor elke melding bedoeld in het eerste lid zal in het Rijksregister van de natuurlijke personen een soortgelijke melding worden aangebracht.

Geen enkel afschrift of uittreksel van de akten van de burgerlijke stand met de oude identiteit van de begunstigde mag worden afgeleverd. § 3. De voorzitter van de Getuigenbeschermings-commissie wijst de gemeenten aan die belast worden met het opmaken van de akten van de burgerlijke stand als bedoeld in paragraaf 4.

Deze gemeenten duiden vervolgens, in overleg met de Getuigenbeschermingsdienst, de hiertoe gemachtigde ambtenaar van het gemeentebestuur aan. § 4. Binnen tien dagen na de ondertekening van het tweede ministerieel besluit bedoeld in paragraaf 1, derde lid, wordt het origineel van dat besluit overgezonden aan de Getuigenbeschermingsdienst. Deze laatste stelt de voorzitter van de Getuigenbeschermingscommissie hiervan in kennis, die de door hem aangewezen ambtenaar van de burgerlijke stand vervolgens verzoekt tot opmaak van de akten van de burgerlijke stand in de Databank Akten Burgerlijke Stand.

De nieuwe gegevens van de burgerlijke stand hebben uitwerking op de dag van de opmaak van de akte.

De nieuwe identiteit van de begunstigden wordt geregistreerd in het Rijksregister van de natuurlijke personen. § 5. De Getuigenbeschermingsdienst bewaart de originelen van de vorderingen en de ministeriele besluiten bedoeld in dit artikel.

Geen enkel afschrift of uittreksel van de vorderingen en van de ministeriële besluiten bedoeld in dit artikel mag door de gemeentelijke overheden worden afgegeven of bewaard.". HOOFDSTUK 9 (NIEUW). - Wijzigingen van de wet van 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie

Art. 105.Artikel 12 van de wet van 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie wordt opgeheven.

Art. 106.Artikel 19 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 19.In dezelfde onderafdeling 2 wordt een artikel 1231-1/3 ingevoegd, luidende : "Art. 1231-1/3. § 1. Om ontvankelijk te zijn, worden bij het verzoekschrift naast het attest bedoeld in artikel 1231-1/2, tweede lid, 2°, volgende stukken of gegevens gevoegd, voor zover ze niet beschikbaar zijn in de DABS of in het bevolkings- of vreemdelingenregister : 1° een afschrift van de akte van geboorte of hiermee gelijkgesteld stuk;2° een bewijs van de nationaliteit;3° een verklaring betreffende de plaats van inschrijving in het bevolkings- of, vreemdelingenregister, of bij gebrek hieraan, van de gewone verblijfplaats van de adoptant of van de adoptanten en van de geadopteerde;4° een uittreksel van de huwelijksakte of een uittreksel van de verklaring van wettelijke samenwoning of nog het bewijs van meer dan drie jaar samenwonen. § 2. Bij ontvangst van het verzoekschrift gaat de griffier na of de bij het verzoekschrift ontbrekende documenten of gegevens beschikbaar zijn in de DABS of in het bevolkings- of vreemdelingenregister.

Indien de akte van geboorte of de huwelijksakte in België werd opgemaakt of in België werd overgeschreven voor de inwerkingtreding van de wet 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, verzoekt hij de ambtenaar die de akte heeft opgemaakt of overgeschreven tot opname van de akte in de DABS. § 3. Als de vermeldingen van het verzoekschrift onvolledig zijn, of bepaalde informatie ontbreekt voor de inleidende zitting, nodigt de rechter de meest gerede partij uit om de nodige informatie te verstrekken of het dossier van de procedure te vervolledigen.

Elke partij kan ook zelf het initiatief nemen om het dossier samen te stellen.".

Art. 107.In titel 2 van dezelfde wet wordt een hoofdstuk 2/1 ingevoegd, luidende : "Hoofdstuk 2/1. Wijziging van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing".

Art. 108.In hoofdstuk 2/1 van titel 2 van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 107, wordt een artikel 44/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 44/1.Artikel 74 van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing wordt opgeheven.". HOOFDSTUK 10 (VROEGER HOOFDSTUK 8). - Overgangsbepalingen Afdeling 1. - Opname van papieren akten in de Databank Akten

Burgerlijke Stand

Art. 109.De ambtenaar van de burgerlijke stand, de griffier of de bevoegde ambtenaar van de Federale Overheidsdienst justitie die vaststelt dat een akte van voor de inwerkingtreding van deze wet die aan hem moet worden voorgelegd niet is opgenomen in de DABS, of waarvan metagegevens ontbreken, verzoekt de ambtenaar van de burgerlijke stand die houder is van het register waarin de akte zich bevindt tot opname ervan in de DABS. Deze ambtenaar van de burgerlijke stand neemt deze akte onmiddellijk in gedematerialiseerde vorm en met de bijhorende metagegevens op.

Indien een voor de inwerkingtreding van deze wet opgemaakte akte in de DABS is opgenomen in de vorm van een beeld van de akte, en volgens de wet een uittreksel van de akte van de burgerlijke stand moet worden voorgelegd, volstaat het geactualiseerde afschrift.

Art. 110.Een papieren akte van de burgerlijke stand die in gedematerialiseerde vorm in de DABS werd opgenomen dient door de ambtenaar van de burgerlijke stand die houder is van het register waarin de akte zich bevindt bewaard te worden tot op het ogenblik van de overdracht van het proces-verbaal aan het Rijksarchief.

Art. 111.De ambtenaar van de burgerlijke stand die een papieren akte, opgemaakt voor de inwerkingtreding van de wet, opneemt in de DABS is verantwoordelijk voor de juistheid van de gedematerialiseerde akte en de bijhorende metagegevens op het ogenblik van de opname ervan. Afdeling 2. - Aangifte van geboorte, huwelijk, overlijden, en de

voltrekking van het huwelijk

Art. 112.De artikelen 42 tot 49 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op kinderen waarvan aangifte wordt gedaan na de inwerkingtreding van deze wet.

Art. 113.De artikelen 55 en 56 van hetzelfde Wetboek zijn van toepassing op kennisgevingen van overlijden gedaan na de inwerkingtreding van deze wet.

Art. 114.De nieuwe artikelen 164/1 en 164/2 van hetzelfde Wetboek, zijn van toepassing op aangiftes van huwelijk gedaan na de inwerkingtreding van deze wet.

Op aangiftes van huwelijk gedaan voor de inwerkingtreding van deze wet, waarvoor nog geen akte van aangifte van huwelijk werd opgemaakt, wordt de aangifte opgemaakt overeenkomstig de artikelen 164/1 en 164/2 van hetzelfde Wetboek. Afdeling 3. - Doorsturen van gegevens via de DABS

Art. 115.De bepalingen van deze wet met betrekking tot het doorsturen van gegevens via de DABS, door de griffiers of de bevoegde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Justitie, zijn van toepassing op in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissingen, beslissingen tot erkenning van een adoptie of koninklijke en ministeriële besluiten, die nog niet werden overgeschreven in de registers van de burgerlijke stand of nog niet werden gerandmeld op een akte van de burgerlijke stand vóór de inwerkingtreding van deze wet. Afdeling 4. - Verbetering van akten van de burgerlijke stand

Art. 116.Artikel 33 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing op verbeteringen van akten opgemaakt na de inwerkingtreding van deze wet.

Wat de voor de inwerkingtreding van deze wet op papier opgemaakte akten van de burgerlijke stand betreft, wordt onder een materiele vergissing verstaan : - een schrijf- of tikfout in namen, voornamen en adressen; - een fout in de datum van geboorte of overlijden als uit een geboorte- of overlijdensattest een andere datum blijkt; - een fout in de datum van huwelijk; - een fout met betrekking tot de in de akte vermelde ambtenaar van de burgerlijke stand; - een verkeerde datum van opmaak van de akte.

Deze materiële vergissingen kunnen slechts verbeterd worden voor zover het gaat om vermeldingen in de akten bedoeld in boek I, titel II, hoofdstuk 2 van het Burgerlijk Wetboek. HOOFDSTUK 11 (VROEGER HOOFDSTUK 9). - Opheffingsbepalingen

Art. 117.Opgeheven worden : 1° le décret du 6 fructidor an II (23 août 1794) portant qu'aucun citoyen ne pourra porter de nom ni de prénom autres que ceux exprimés dans son acte de naissance;2° le décret du 20 juillet 1807 concernant les tables alphabétiques de l'état civil;3° het koninklijk besluit van 8 juni 1823 houdende nadere bepalingen omtrent de ambtenaren en de registers van de burgerlijke stand;4° artikel 18 van la loi sanitaire du 18 juillet 1831;5° l'arrêté royal du 31 décembre 1851 prescrivant la forme des tables annuelles des registres de l'état civil;6° de artikelen 7, 7bis, 7ter, en 7quinquies van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 November 1919, betreffende de regeling der Luchtvaart;7° de artikelen 1383 tot 1385 van het Gerechtelijk Wetboek;8° artikel 25 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit;9° de wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen;10° de artikelen 125, 127 en 132 Nieuwe Gemeentewet;11° het koninklijk besluit van 2 juli 2013 betreffende bepaalde bestuurlijke aspecten van de identiteitswijziging als bijzondere beschermingsmaatregel bedoeld in artikel 104, § 2, tweede lid, 2°, van het Wetboek van Strafvordering. HOOFDSTUK 12 (VROEGER HOOFGSTUK 10). - Inwerkingtreding

Art. 118.Deze titel treedt in werking op 1 januari 2019.

De Koning kan voor iedere bepaling ervan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste lid.

TITEL 3. - Diverse wijzigingen inzake het naamrecht HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van de wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen

Art. 119.Artikel 2 van de wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen, gewijzigd bij de wetten van 10 mei 2007 en 25 juni 2017, wordt vervangen als volgt : "

Art. 2.§ 1. Elk verzoek tot verandering van naam of voornamen wordt ingediend door de betrokkene zelf of door zijn wettelijke vertegenwoordiger. § 2. Elke persoon die enigerlei reden heeft om van naam te veranderen, kan daartoe aan de minister van Justitie een verzoek richten.

Het verzoek is ontvankelijk indien het registratierecht bedoeld in artikel 249 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten werd voldaan. § 3. Elke persoon die van voornamen wenst te veranderen, dient daartoe een verzoek in bij de ambtenaar van de burgerlijke stand : - van de gemeente waar de betrokkene in de bevolkingsregisters, het vreemdelingenregister of het wachtregister is ingeschreven, of; - indien de betrokkene in het buitenland verblijft en niet is ingeschreven in de bevolkingsregisters, het vreemdelingenregister of het wachtregister van de gemeente waar hij het laatst was ingeschreven in deze registers, of bij ontstentenis; - van het eerste district van Brussel. § 4. Elke persoon die de overtuiging heeft dat het geslacht vermeld in zijn akte van geboorte niet overeenkomt met zijn innerlijk beleefde genderidentiteit, voegt bij zijn verzoek tot voornaamsverandering een verklaring op eer daarover. De gekozen voornaam moet in overeenstemming zijn met deze overtuiging. Onverminderd het vierde lid, kan er slechts éénmaal om deze reden om een voornaamsverandering worden verzocht, behalve indien de verandering van de voornaam werd toegestaan door de familierechtbank na een nieuwe aanpassing van de registratie van het geslacht.

De niet-ontvoogde minderjarige kan vanaf de leeftijd van twaalf jaar om de voornaamswijziging verzoeken om deze reden, met bijstand van zijn ouders of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Ingeval deze personen weigeren om de niet-ontvoogde minderjarige bij te staan, kan de minderjarige de familierechtbank bij verzoekschrift, ondertekend door hemzelf of zijn advocaat, verzoeken hem te machtigen om deze handeling met bijstand van een voogd ad hoc te verrichten.

De niet-ontvoogde minderjarige wiens voornaam werd veranderd overeenkomstig het tweede lid kan een tweede maal om dezelfde reden om een voornaamsverandering verzoeken, voor zover hij niet overgaat tot de aanpassing van de registratie van zijn geslacht overeenkomstig artikel 62bis van het Burgerlijk Wetboek.".

Art. 120.Artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 mei 2007, wordt vervangen als volgt : "

Art. 3.§ 1. De Koning kan, na controle van de gerechtelijke antecedenten van de betrokkene, de naamsverandering uitzonderlijk toestaan indien hij van oordeel is dat het verzoek op ernstige redenen steunt en dat de gevraagde naam geen aanleiding geeft tot verwarring en de verzoeker of derden niet kan schaden. § 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan, na controle van de gerechtelijke antecedenten van de betrokkene, de voornaamsverandering toestaan indien de gevraagde voornamen geen aanleiding geven tot verwarring en de verzoeker of derden niet kunnen schaden.

In geval van ernstige twijfel bij de beoordeling van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand het advies van de procureur des Konings inwinnen.

De ambtenaar van de burgerlijke stand staat de voornaamsverandering toe aan de in artikel 2, § 4, bedoelde personen.

De gemeentelijke retributie mag niet hoger zijn dan 10 procent van het normale tarief in het geval van de personen bedoeld in artikel 2, § 4.

De personen bedoeld in de artikelen 11bis, § 3, derde lid, 15, § 1, vijfde lid, en 21, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, worden vrijgesteld van gemeentelijke retributie. § 3. In geval van weigering van de naams- of voornaamsverandering stelt de minister van Justitie of de ambtenaar van de burgerlijke stand, naargelang het geval, de verzoeker daarvan in kennis.".

Art. 121.Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 4.Binnen de drie maanden na het verzoek schrijft de ambtenaar van de burgerlijke stand die de verandering van voornamen toestaat, die in zijn registers over. Hij maakt daarvan melding op de kant van de akten van de burgerlijke stand die betrekking hebben op de begunstigde alsook op de kant van de geboorteakten van diens kinderen.

De verandering van voornamen heeft gevolg op de datum van de overschrijving.

De ambtenaar van de burgerlijke stand geeft kennis van de overschrijving aan de ambtenaren van de burgerlijke stand die, overeenkomstig het eerste lid, hiervan melding moeten maken op de kant van hun akten.".

Art. 122.Artikel 5 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "

Art. 5.In het Belgisch Staatsblad wordt melding gemaakt van de vergunning tot verandering van naam.

De vergunning tot verandering van naam is definitief in de zin van artikel 7, eerste lid, te rekenen van die vermelding in het Belgisch Staatsblad.

Op basis van uitzonderlijke omstandigheden die naar behoren zijn vastgesteld en na advies van het openbaar ministerie, kan de Koning vrijstelling verlenen van de vermelding bedoeld in het eerste lid. De vergunning tot verandering van naam vermeldt deze vrijstelling en is definitief op datum van haar ondertekening.".

Art. 123.Artikel 6 van dezelfde wet wordt opgeheven.

Art. 124.In artikel 7 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "Binnen vijftien dagen te rekenen vanaf de dag waarop de vergunning tot verandering van naam definitief is geworden, stuurt de Koning een afschrift van de vergunning tot naamsverandering aan de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand voor overschrijving in de registers van de burgerlijke stand."; 2° het derde lid wordt opgeheven.

Art. 125.In artikel 8 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "Binnen vijftien dagen na de ontvangst van het afschrift van de vergunning tot verandering van naam, schrijft de ambtenaar van de burgerlijke stand die in zijn registers over."; 2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : "De verandering van naam heeft gevolg op de dag van de overschrijving en geldt vanaf die dag voor de minderjarige kinderen tot wie het verzoek is uitgebreid.".

Art. 126.In artikel 9 van dezelfde wet worden de woorden ", aan de begunstigden van de naamsverandering" ingevoegd tussen de woorden "aan de minister van Justitie" en de woorden "en aan de ambtenaren van de burgerlijke stand".

Art. 127.In artikel 10 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de eerste zin vervangen als volgt : "Wanneer de vergunning tot verandering van naam wordt ingetrokken of vernietigd, verzoekt de minister van Justitie of zijn gemachtigde de in artikel 8, eerste lid, bedoelde ambtenaar van de burgerlijke stand het beschikkende gedeelte van de beslissing tot intrekking of het arrest over te schrijven."; 2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 128.In hoofdstuk II van dezelfde wet wordt een artikel 10/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 10/1.§ 1. Wanneer de minister van Justitie de naamswijziging weigert toe te staan, dan kan de betrokkene, overeenkomstig artikel 2, § 2, een vordering instellen via een verzoekschrift dat wordt gericht aan de familierechtbank.

Wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand de voornaamswijziging weigert toe te staan, dan kan de betrokkene, overeenkomstig artikel 2, § 3, een vordering instellen via een verzoekschrift dat wordt gericht aan de familierechtbank. § 2. De vordering moet worden ingesteld binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de minister van Justitie dan wel de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis geeft van de weigering de naams- dan wel voornaamswijziging toe te staan. § 3. De familierechtbank beoordeelt de ernst van de redenen die aan het verzoek tot naamsverandering ten grondslag liggen en gaat na of de gewenste naam al dan niet aanleiding geeft tot verwarring en de aanvrager of derden al dan niet kan schaden.

De familierechtbank gaat na of de gewenste voornamen al dan niet aanleiding geven tot verwarring en de aanvrager of derden al dan niet schade kunnen schaden. § 4. De beslissing wordt binnen de maand na de dag waarop de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, door de griffie van de familierechtbank ter kennis gebracht van de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.

Wanneer het beschikkend gedeelte van het vonnis of van het arrest de naams- of voornaamswijziging toestaat, dan schrijft de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand de naams- of voornaamswijziging over in de registers van de burgerlijke stand, overeenkomstig artikel 4 in geval van voornaamswijziging en overeenkomstig de artikelen 8 en 9 in geval van naamswijziging.". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten

Art. 129.Artikel 249 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, vervangen bij de wet van 15 mei 1987 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 december 2012, wordt vervangen als volgt : "

Art. 249.Een recht wordt geïnd op de procedures tot verandering van naam bedoeld in de wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen.

Het recht bedraagt 140 euro.

Het recht moet worden voldaan voor de indiening van het verzoek aan het elektronisch loket via my Minfin of bij het kantoor dat bevoegd is voor de verblijfplaats van de verzoeker of van een van de verzoekers, of bij gebrek aan verblijfplaats in België, bij het kantoor te Brussel.

Het recht is niet verschuldigd in geval van een verandering van naam als bedoeld in de artikelen 11bis, 15 en 21 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit.".

Art. 130.In artikel 250 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 2 juli 1974 en 15 mei 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden ", § 1, § 2 en § 3, eerste lid" opgeheven;2° in het tweede lid, worden de woorden "één zelfde besluit" vervangen door de woorden "eenzelfde beslissing".

Art. 131.Artikel 251 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 15 mei 1987, wordt vervangen als volgt : "

Art. 251.Wanneer de vergunning tot verandering van naam wordt ingetrokken of vernietigd terwijl de registratierechten reeds geïnd zijn, betaalt de verzoeker, behalve als hij te kwader trouw was, geen rechten meer wanneer het verzoek beoogt rechtstreeks te verhelpen aan deze intrekking of vernietiging.".

Art. 132.In artikel 252 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 15 mei 1987, worden de woorden "van het besluit houdende vergunning tot verandering of toevoeging van naam of voornamen" vervangen door de woorden "van de indiening van het verzoek tot verandering van naam".

Art. 133.In artikel 253 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 2 juli 1974 en van 15 mei 1987, wordt het eerste lid vervangen als volgt : "De in artikel 248 bedoelde open brieven worden geregistreerd, tegen betaling van het recht door de begunstigden, binnen zes maanden na hun datum ten kantore Brussel.".

Art. 134.In artikel 254 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 2 juli 1974 en bij de wet van 15 mei 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "of op het afschrift van of het uittreksel uit het besluit houdende vergunning tot verandering van naam of van voornamen" opgeheven;2° in het tweede lid, worden de woorden "mogen deze bescheiden niet aan beneficianten worden uitgereikt" vervangen door de woorden "mag de open brief van adeldom niet aan begunstigden worden uitgereikt".

Art. 135.In titel I, hoofdstuk XVIII, van hetzelfde Wetboek, worden afdeling II, die de artikelen 248 tot 254 zal omvatten, en afdeling III, die artikel 255 zal omvatten, hersteld als volgt : "Afdeling II. - Open brieven van adeldom en vergunningen tot verandering van naam of van voornamen"; "Afdeling III. - Bepalingen gemeen aan afdelingen II en III".

Art. 136.Deze titel treedt in werking op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

TITEL 4. - Diverse wijzigingen inzake het nationaliteitsrecht HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Wetboek van de Belgische nationaliteit

Art. 137.In artikel 5 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : " § 1. Belanghebbende die in de onmogelijkheid verkeert zich een akte van geboorte te verschaffen in het kader van procedures tot verwerving van de Belgische nationaliteit, kan de akte van geboorte vervangen door : 1° indien zijn akte van geboorte werd opgesteld in een land waarvoor de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om de bedoelde akte van de burgerlijke stand te verkrijgen, werden aanvaard : a) hetzij een gelijkwaardig document afgegeven door de diplomatieke of consulaire overheden van zijn land van geboorte;b) hetzij, in geval van onmogelijkheid of zware moeilijkheden om zich voornoemd document te verschaffen, een akte van bekendheid, afgegeven door de vrederechter van zijn hoofdverblijfplaats;2° indien zijn akte van geboorte niet werd opgesteld in een land waarvoor de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om de akte van de burgerlijke stand in kwestie te verkrijgen, werden aanvaard : een akte van bekendheid, afgegeven door de vrederechter van hun hoofdverblijfplaats. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, de lijst van landen waarvoor de in het eerste lid, 1°, bedoelde onmogelijkheid of zware moeilijkheden worden aanvaard.".

Art. 138.In artikel 7bis, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2006 en vervangen bij de wet van 4 december 2012, worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende : "Voor de burgers van de Europese Unie en hun familieleden bedoeld in artikel 40bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt de periode tussen de datum van de indiening van hun aanvraag en de datum waarop hun dat recht op verblijf is toegekend, gelijkgesteld aan een gemachtigd verblijf in de zin van paragraaf 2, 2°.

Voor de vluchtelingen erkend overeenkomstig het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951 wordt de periode tussen de datum van de indiening van hun aanvraag tot internationale bescherming en de datum van de erkenning van het statuut van vluchteling door de bevoegde minister, gelijkgesteld aan een gemachtigd verblijf in de zin van paragraaf 2, 2°. "

Art. 139.In artikel 11 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 december 2012 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden " § 1" worden opgeheven;2° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 140.Artikel 11bis van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 4 december 2012, wordt hersteld als volgt : "Art.11bis. § 1. Is Belg ingevolge een verklaring afgelegd door de ouders of adoptanten, het kind in België geboren en dat sinds zijn geboorte zijn hoofdverblijfplaats in België heeft en dit voor zover de ouders of de adoptanten : a) een verklaring afleggen voor het kind de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt;b) en gedurende de tien jaren voorafgaand aan de verklaring hun hoofdverblijfplaats in België hebben gehad;c) en minstens een van hen op het ogenblik van de verklaring toegelaten of gemachtigd is om voor onbeperkte duur in België te verblijven. § 2. De in de eerste paragraaf bedoelde verklaring wordt door beide ouders gezamenlijk afgelegd wanneer de afstamming van het kind ten aanzien van beiden vaststaat. Bij adoptie door twee personen wordt deze verklaring door de twee adoptanten gezamenlijk afgelegd.

De verklaring van één ouder of adoptant volstaat indien de andere ouder of adoptant : a) overleden is;b) of in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven;c) of afwezig is verklaard;d) of zijn hoofdverblijfplaats niet meer in België heeft, maar in de toekenning van de Belgische nationaliteit toestemt. De verklaring door één ouder of adoptant volstaat eveneens indien : a) de afstamming van het kind slechts ten aanzien van een van zijn ouders vaststaat;b) of als het kind slechts door één persoon is geadopteerd, tenzij de adoptant de echtgenoot is van de ouder, in welk geval de verklaring door beide belanghebbenden wordt afgelegd. § 3. De verklaring wordt afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de hoofdverblijfplaats van het kind.

Indien de schrijfwijze van de naam of voornaam van één van de betrokkenen niet identiek is in het bevolkingsregister, vreemdelingenregister, strafregister of de voorgelegde documenten, wordt de aanvraag opgeschort totdat de schrijfwijze in alle registers en documenten gelijk is gemaakt.

Indien één van de betrokkenen geen naam of voornaam heeft, stelt de ambtenaar van de burgerlijke stand de ouder of adoptant voor kosteloos een procedure in te stellen overeenkomstig de wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen, in welk geval de aanvraag wordt opgeschort totdat het kind een naam en voornaam heeft bekomen. § 4. De ambtenaar van de burgerlijke stand onderzoekt de volledigheid van de verklaring binnen dertig werkdagen na de aflegging van de verklaring.

Indien een verklaring onvolledig is, biedt de ambtenaar de verklaarder of de verklaarders de gelegenheid om binnen twee maanden het verzuim te herstellen. De ambtenaar van de burgerlijke stand geeft in een formulier zoals vastgesteld door de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, aan welke stukken in de verklaring ontbreken.

Indien van de gelegenheid om het verzuim te herstellen geen dan wel op niet afdoende wijze gebruik wordt gemaakt, wordt de verklaring onontvankelijk verklaard.

Als de verklaring volledig en ontvankelijk is, geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand een ontvangstbewijs af, hetzij binnen vijfendertig werkdagen na de aflegging van de verklaring indien de verklaring meteen volledig werd bevonden, hetzij binnen vijftien werkdagen na het verstrijken van de termijn die aan de verklaarder of de verklaarders werd verleend om het verzuim te herstellen.

Wordt de verklaring onvolledig beschouwd, dan wordt hiervan kennis gegeven bij aangetekende zending binnen vijfendertig werkdagen na de aflegging van de verklaring, dan wel binnen vijftien werkdagen na het verstrijken van de termijn die aan de verklaarder of de verklaarders wordt verleend om het verzuim te herstellen.

Indien het ontvangstbewijs niet tijdig is betekend of indien niet tijdig is meegedeeld dat de verklaring onvolledig is, wordt de verklaring geacht volledig te zijn. Tegen de uitdrukkelijke onontvankelijk verklaring staat een beroep tot nietigverklaring open bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, overeenkomstig artikel 14, § 1, van de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State.

De Koning bepaalt, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en op voordracht van de minister van Justitie, welke akten en stavingsstukken bij de aanvraag moeten worden gevoegd om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden, en dat het dossier als volledig wordt bevonden als bedoeld in het eerste lid.

De ambtenaar van de burgerlijke stand zendt een afschrift van het volledige dossier voor advies aan de procureur des Konings van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied, uiterlijk binnen vijf werkdagen die volgen op de aflevering van het ontvangstbewijs. De procureur des Konings geeft hiervan onverwijld ontvangstmelding.

Op hetzelfde ogenblik dat de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de procureur des Konings een afschrift van het volledige dossier overzendt, zendt hij eveneens een afschrift ervan aan de dienst Vreemdelingenzaken. § 5. De procureur des Konings kan, binnen vier maanden te rekenen van de datum van het in paragraaf 4 bedoelde ontvangstbewijs een negatief advies uitbrengen inzake de toekenning van de Belgische nationaliteit indien de verklaring een ander oogmerk heeft dan het belang van het kind om zich de Belgische nationaliteit te zien toekennen of als de grondvoorwaarden, die hij moet aanduiden, niet vervuld zijn.

Als bij miskenning van paragraaf 4, achtste lid, de verklaring bedoeld in paragraaf 2 laattijdig wordt overgezonden in de loop van de laatste maand van de termijn, wordt deze van ambtswege verlengd met een maand, te rekenen van de overzending van het dossier aan de procureur des Konings.

Indien de procureur des Konings meent geen negatief advies te moeten uitbrengen, zendt hij een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht over aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. De verklaring wordt onmiddellijk ingeschreven en vermeld overeenkomstig artikel 22, § 4.

Bij het verstrijken van de termijn van vier maanden, desgevallend verlengd overeenkomstig het tweede lid, en bij gebrek aan een negatief advies of overzending van een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht, wordt de verklaring ambtshalve ingeschreven en vermeld overeenkomstig artikel 22, § 4. Bij gebrek aan de overzending bedoeld in paragraaf 4, achtste lid, heeft er echter geen inschrijving plaats en brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand de verklaarder of de verklaarders daarvan onmiddellijk op de hoogte.

Van de inschrijving wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis gegeven aan de verklaarder of verklaarders.

De verklaring heeft gevolg vanaf de inschrijving. § 6. Het negatief advies van de procureur des Konings moet met redenen zijn omkleed. Het wordt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en, bij een aangetekende zending, aan de verklaarder of de verklaarders betekend door toedoen van de procureur des Konings. § 7. De verklaarder of de verklaarders kunnen bij een aangetekende zending aan de ambtenaar van de burgerlijke stand vragen hun dossier aan de familierechtbank over te zenden, binnen vijftien dagen na de ontvangst van de informatie bedoeld in : - paragraaf 5, vierde lid, laatste zin; - het negatief advies bedoeld in paragraaf 5.

De familierechtbank doet, na de verklaarder of de verklaarders te hebben gehoord of opgeroepen, bij een met reden omklede beslissing uitspraak over de gegrondheid van : - het niet inschrijven van de verklaring, zoals bedoeld in paragraaf 5, vierde lid, laatste zin; - het negatief advies bedoeld in paragraaf 5.

De beslissing wordt aan de verklaarder of de verklaarders en het parket ter kennis gebracht door toedoen van de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. De verklaarder of de verklaarders en de procureur des Konings kunnen binnen vijftien dagen na de kennisgeving hoger beroep instellen tegen de beslissing van de rechtbank, bij een aan de familiekamer van het hof van beroep gericht verzoekschrift. De verlenging van de termijnen wegens de gerechtelijke vakantie geschiedt overeenkomstig artikel 50, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

De familiekamer van het hof van beroep doet uitspraak na het advies van de procureur-generaal te hebben ingewonnen en de verklaarder of de verklaarders te hebben gehoord of opgeroepen.

De kennisgevingen geschieden bij gerechtsbrief. De berekening van de termijnen in geval van kennisgeving geschiedt overeenkomstig artikel 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

Het beschikkend gedeelte van de in kracht van gewijsde gegane beslissing waarbij het negatief advies ongegrond wordt verklaard, wordt door toedoen van het openbaar ministerie, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand gezonden.

De verklaring heeft gevolg vanaf de inschrijving en wordt onmiddellijk ingeschreven en vermeld zoals bepaald bij artikel 22, § 4. § 8. Bij ontstentenis van de in paragraaf 2 vereiste toestemming, kan de verklaring niettemin door de andere ouder of adoptant worden afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de hoofdverblijfplaats van het kind. Deze onderzoekt de volledigheid van de verklaring overeenkomstig paragraaf 4, eerste tot zevende lid. De ambtenaar van de burgerlijke stand deelt de verklaring binnen uiterlijk vijf werkdagen na de afgifte van het ontvangstbewijs mee aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied. De procureur des Konings maakt hiervan onverwijld akte op. Op hetzelfde ogenblik dat de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de procureur des Konings een afschrift van het volledige dossier overzendt, zendt hij eveneens een afschrift ervan aan de dienst Vreemdelingenzaken.

Op advies van de procureur des Konings en na de ouders of de adoptanten te hebben gehoord of opgeroepen, doet de familierechtbank uitspraak over de inwilliging van de verklaring. Zij willigt de verklaring in indien zij de weigering tot toestemming een misbruik acht te zijn en indien de verklaring geen ander oogmerk heeft dan het belang van het kind om zich de Belgische nationaliteit te zien toekennen. De beslissing moet met redenen zijn omkleed.

Door toedoen van de procureur des Konings worden de ouders of de adoptanten in kennis gesteld van de beslissing. De ouders of de adoptanten en de procureur des Konings kunnen binnen vijftien dagen na de kennisgeving hoger beroep instellen tegen de beslissing van de rechtbank, bij een aan de familiekamer van het hof van beroep gericht verzoekschrift. Het hof doet uitspraak na advies van de procureur-generaal en na de ouders of de adoptanten te hebben gehoord of opgeroepen.

De kennisgevingen geschieden bij gerechtsbrief. De berekening van de termijnen in geval van kennisgeving geschiedt overeenkomstig artikel 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.

Het beschikkend gedeelte van de in kracht van gewijsde gegane onherroepelijke beslissing tot inwilliging vermeldt de volledige identiteit van het kind; het wordt op verzoek van het openbaar ministerie overgeschreven in het register, vermeld in artikel 25, van de hoofdverblijfplaats van het kind.

De verklaring heeft gevolg vanaf de overschrijving.".

Art. 141.In artikel 12bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 juni 1991 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1, 1°, b), worden de woorden "wettelijk verblijft" vervangen door de woorden "zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd op grond van een wettelijk verblijf";b) in paragraaf 1, 2°, b), 3°, b), 4°, b), en 5°, b), worden de woorden "wettelijk verblijf in België heeft" telkens vervangen door de woorden "zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd in België op grond van een wettelijk verblijf";c) in paragraaf 1, 2°, d), derde streepje en 3°, e), derde streepje, worden de woorden "een inburgeringscursus te hebben gevolgd waarin wordt voorzien door de bevoegde overheid van zijn hoofdverblijfplaats op het tijdstip dat hij zijn inburgeringscursus aanvat" telkens vervangen door de woorden ", naargelang het geval, het bewijs uitgereikt door de daartoe bevoegde overheid te leveren van het met succes gevolgd hebben van het inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours waarin wordt voorzien door de bevoegde overheid van zijn hoofdverblijfplaats op het tijdstip dat hij dit aanvat".d) paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 142.In artikel 15 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 december 2012 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 juli 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden tussen het eerste en het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende : "In afwijking van het voorgaande kunnen de in de artikelen 17 en 24, derde lid, bedoelde procedures worden ingediend ten overstaan van het hoofd van een Belgische beroepsconsulaire post, die in casu de bevoegdheden uitoefent van de ambtenaar van de burgerlijke stand overeenkomstig artikel 15, § 2. Indien de procedures zijn ingeleid overeenkomstig het tweede lid, vanuit het buitenland, kan de aangetekende zending bedoeld in paragraaf 2, vijfde lid en in de paragrafen 4 en 5, worden vervangen door elk vorm van schriftelijke communicatie met verzendingsbewijs."; 2° in paragraaf 2, wordt tussen het achtste en het negende een lid ingevoegd, luidende als volgt : "Indien de procedure is ingeleid vanuit het buitenland, zendt het hoofd van de Belgische beroepsconsulaire post een afschrift van het volledig dossier aan de procureur des Konings van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel indien de aanvrager het Nederlands of het Frans als voertaal heeft gekozen.Als de aanvrager het Duits als voertaal heeft gekozen, wordt het afschrift van het volledige dossier overgezonden aan de procureur des Konings van de rechtbank van eerste aanleg te Eupen."; 3° in paragraaf 5, derde lid, worden de woorden "en aan het parket" ingevoegd tussen de woorden "aan de belanghebbende" en de woorden "ter kennis gebracht door de griffie";4° in paragraaf 5 wordt het vijfde lid vervangen als volgt : "De kennisgevingen gebeuren overeenkomstig artikel 1030 van het Gerechtelijk Wetboek.De berekening van de termijnen in geval van kennisgeving geschiedt overeenkomstig artikel 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek."; 5° paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende : De verklaring heeft gevolg vanaf de inschrijving."; 6° paragraaf 6 wordt opgeheven.

Art. 143.In hoofdstuk III van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling 2 ingevoegd luidende "Terugkrijgen van de Belgische nationaliteit als deze na onterecht te zijn verleend, is ingetrokken geworden nadat belanghebbende minstens tien jaar in het genot is geweest van de hoedanigheid van Belg.".

Art. 144.In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 143, wordt artikel 17 van het Wetboek, opgeheven bij de wet van 4 december 2012, hersteld in de volgende lezing : "

Art. 17.De persoon te goeder trouw aan wie de Belgische nationaliteit onterecht is verleend en gedurende ten minste tien jaar zonder onderbreking door de Belgische overheden behandeld werd als Belg, kan, wanneer zijn Belgische nationaliteit wordt betwist, de Belgische nationaliteit verkrijgen overeenkomstig artikel 15.

De verklaring dient te worden afgelegd voordat een termijn van een jaar is verstreken vanaf het ogenblik dat een Belgische overheid het houden van de Belgische nationaliteit door de persoon definitief betwist.

Die termijn wordt verlengd tot de leeftijd van negentien jaar wanneer de belanghebbende een persoon is wiens afstamming van een Belgische ouder gebleken is niet langer vast te staan voordat hij ontvoogd was en de leeftijd van achttien jaar had bereikt.

Wanneer de geldigheid van de voor de verkrijging van de Belgische nationaliteit verrichte akten afhankelijk was van het houden van de Belgische nationaliteit, kan die geldigheid niet worden betwist op de enkele grond dat de belanghebbende die nationaliteit niet bezat.

Hetzelfde geldt voor de rechten die voor de verkrijging van de Belgische nationaliteit zijn verkregen en waarvoor het bezit van de Belgische nationaliteit vereist was.".

Art. 145.Afdeling 2 van hoofdstuk III van hetzelfde Wetboek wordt vernummerd als 3.

Art. 146.In artikel 19 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 december 2012 en gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, 1°, wordt aangevuld met de woorden "of voor die leeftijd zijn ontvoogd";2° in paragraaf 2 worden de woorden "of voor die leeftijd is ontvoogd" ingevoegd tussen de woorden "de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt" en "en de hoedanigheid heeft van staatloze".

Art. 147.In artikel 22 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2, opgeheven bij de wet van 22 mei 1991, wordt hersteld als volgt : " § 2.Paragraaf 1, 5°, is niet van toepassing op de Belg die tussen de leeftijd van achttien en achtentwintig jaar, een Belgisch paspoort of Belgische identiteitskaart heeft aangevraagd en aan wie dit werd uitgereikt"; 2° in paragraaf 4, worden de woorden "Belgische diplomatieke zending of" opgeheven.

Art. 148.In artikel 23, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 december 2006 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 april 2014, worden de woorden "artikel 11" vervangen door de woorden "de artikelen 11 en 11bis".

Art. 149.In artikel 23/1, § 1, van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 4 december 2012 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juli 2015, worden de woorden " § 1," opgeheven.

Art. 150.In artikel 23/2, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2015, worden de woorden " § 1," opgeheven.

Art. 151.Artikel 24 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 december 2012, wordt aangevuld met een lid, luidende : "Indien het verlies van de Belgische nationaliteit het gevolg is van de onmogelijkheid om de verklaring als bedoeld in artikel 22, § 1, 5°, af te leggen en de betrokkene niet voldoet aan de twee laatste voorwaarden bedoeld in het eerste lid, kan de procureur des Konings toch menen geen negatief advies te moeten uitbrengen, nadat hij de omstandigheden heeft beoordeeld waarin de belanghebbende de Belgische nationaliteit heeft verloren, alsmede de redenen waarom hij die wil herkrijgen."

Art. 152.In artikel 25, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 december 2012, wordt het cijfer ", 17" ingevoegd tussen de woorden "12bis, 15" en de woorden "en 24".

Art. 153.In hoofdstuk VII van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 31 ingevoegd, luidende : "

Art. 31.§ 1. De vreemdeling die met vrucht een inburgeringscursus heeft gevolgd overeenkomstig de voorwaarden vastgelegd door de bevoegde overheid van zijn hoofdverblijfplaats, bewijst zijn maatschappelijke integratie als bedoeld in het oude artikel 12bis, § 1, 2°, d), en 3°, e), van dit Wetboek, zoals het bestond voor de wijziging ervan bij de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing.

De vreemdeling moet de inburgeringscursus ten laatste begonnen zijn binnen drie jaar te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing. § 2. Het oude artikel 12bis, § 1, 2°, d), en 3°, e), van dit Wetboek, zoals het bestond voor de wijziging ervan bij de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, blijft van toepassing op de vreemdeling die aan de in para-graaf 1 bedoelde voorwaarden voldoet.". HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 154.In artikel 604 van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 4 december 2012, worden de woorden "en 23/2, § 1," ingevoegd tussen de woorden "in het artikel 23/1, § 1" en de woorden ", van het Wetboek van de Belgische nationaliteit". HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het Wetboek der registratie, hypotheek- en griffierechten

Art. 155.Artikel 238, eerste lid, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, hersteld bij de wet van 4 december 2012, wordt aangevuld met de woorden "met uitzondering van de procedures tot verkrijging van de Belgische nationaliteit op grond van artikel 17 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit". HOOFDSTUK 4 (NIEUW). - Wijziging van het Wetboek van internationaal privaatrecht

Art. 156.In artikel 38, tweede lid, van het Wetboek van het internationaal privaatrecht, gewijzigd bij de wet van 4 december 2012, wordt het woord "11bis," ingevoegd tussen de woorden "bedoeld in de artikelen" en de woorden "15 en 21".

TITEL 5. - Diverse wijzigingen inzake adoptie

Art. 157.In artikel 362-3 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : "2° van de federale centrale autoriteit het vonnis bedoeld in artikel 1231-37 van het Gerechtelijk Wetboek heeft ontvangen;"; b) in de bepaling onder 3° worden de woorden "de verslagen bedoeld in 1° en 2° " vervangen door de woorden "het verslag bedoeld in 1° en het vonnis bedoeld in 2° "; c) in de bepaling onder 4° worden de woorden "in 2° " vervangen door de woorden "in artikel 1231-38 van het Gerechtelijk Wetboek.".

Art. 158.In artikel 368-6 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Zij waarborgen aan de geadopteerde of aan zijn wettelijke vertegenwoordiger of, in geval van overlijden van de geadopteerde, aan zijn afstammelingen de toegang tot die gegevens.

Het schriftelijk verzoek tot raadpleging van de herkomstgegevens van de geadopteerde gericht aan de federale centrale autoriteit en uitgaande van de minderjarige geadopteerde die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, wordt alleen in aanmerking genomen indien het mee ondertekend is door zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Indien de wettelijke vertegenwoordiger weigert het verzoek mee te ondertekenen beslist de federale centrale autoriteit rekening houdend met de maturiteit van de verzoeker om al dan niet toegang te verlenen tot de gegevens en brengt ze haar beslissing ter kennis van de wettelijke vertegenwoordiger.".

Art. 159.Artikel 1231-38 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, wordt vervangen als volgt : "Art. 1231-38. Het verslag bedoeld in artikel 16 van het Verdrag inzake de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van de interlandelijke adoptie, gedaan te Den Haag op 29 mei 1993, dat wordt opgemaakt zodat de bevoegde autoriteit van de Staat van opvang over voldoende gegevens beschikt met betrekking tot de adopteerbaarheid van het kind, bevat informatie omtrent zijn identiteit, zijn sociaal milieu, zijn persoonlijke achtergrond en die van zijn familie, zijn medisch verleden en dat van zijn familie, alsmede omtrent zijn bijzondere behoeften."

Art. 160.In artikel 1231-39 van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "ontvangst van het verslag" worden vervangen door de woorden "uitspraak van het vonnis";2° de woorden ", alsmede een afschrift van het vonnis" worden opgeheven.

Art. 161.De artikelen 157, 159 et 160 treden in werking op de datum van inwerkingtreding bepaald bij het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 47 van de wet van 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie.

TITEL 6. - Diverse wijzigingen inzake de wetgeving betreffende de mede-eigendom HOOFDSTUK 1. - Gewone mede-eigendom en gedwongen mede-eigendom in het algemeen

Art. 162.Artikel 577-2, § 10, van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 juli 1924 en vernummerd bij de wet van 30 juni 1994, wordt vervangen als volgt : " § 10. In het geval van paragraaf 9 staat het elke mede-eigenaar vrij op zijn kosten aan de gemeenschappelijke zaak veranderingen aan te brengen, mits hij de bestemming daarvan niet wijzigt en aan de rechten van zijn deelgenoten geen afbreuk doet.

In het geval van paragraaf 9, hebben individuele mede-eigenaars en erkende nutsoperatoren het wettelijke en kosteloze recht om kabels, leidingen en bijbehorende faciliteiten in of op de gemene delen aan te leggen, te onderhouden of te hernieuwen, in de mate dat deze werken tot doel hebben om de infrastructuur voor de eigenaar of eigenaars en gebruikers van de betrokken private delen op het vlak van energie, water of telecommunicatie te optimaliseren en in de mate dat de andere individuele mede-eigenaars of, in voorkomend geval, de vereniging van mede-eigenaars, hiervan geen financiële lasten moeten dragen. Degene die voor eigen rekening deze infrastructuur heeft aangelegd, blijft eigenaar van deze infrastructuur die zich in de gemene delen bevindt.

Daartoe zendt de individuele mede-eigenaar of de operator minstens twee maanden voorafgaand aan de aanvang van de werken aan alle andere mede-eigenaars of, indien er een syndicus is, aan deze laatste per aangetekende zending waarin het adres van de afzender is vermeld, een beschrijving van de voorgenomen werken en een rechtvaardiging van de optimalisatie van de voorgenomen infrastructuur. De mede-eigenaars of, in voorkomend geval, de vereniging van mede-eigenaars kunnen beslissen om zelf werken ter optimalisatie van de infrastructuur uit te voeren, in welk geval zij op de in dit lid vermelde wijze de andere mede-eigenaars en de operator op de hoogte moeten brengen van hun voornemens. Deze werken nemen een aanvang binnen zes maanden na ontvangst van hun aangetekende zending.

Op straffe van verval, kunnen de mede-eigenaars of, in voorkomend geval, de vereniging van mede-eigenaars binnen twee maanden na de ontvangst van deze aangetekende zending verzet aantekenen tegen de voorgenomen werken via een aangetekende zending aan de afzender en dit op grond van een rechtmatig belang. Een rechtmatig belang doet zich voor in volgende situaties : - er bevindt zich reeds dergelijke infrastructuur in de betrokken gemene delen in het gebouw, of; - de infrastructuur of de werken tot realisatie ervan veroorzaken belangrijke schade op het vlak van het uitzicht van het gebouw of de gemene delen, het gebruik van de gemene delen, de hygiëne of de veiligheid ervan, of; - geen optimalisatie van de infrastructuur resulteert uit de voorziene werken of de voorziene werken verzwaren de financiële lasten van andere mede-eigenaars of gebruikers.

Degene die deze infrastructuur aanlegt, onderhoudt of hernieuwt, verbindt zich ertoe om de werken uit te voeren op de wijze die de minste hinder veroorzaakt aan de bewoners en hierover met de andere mede-eigenaars of, indien er een syndicus is, met hem te goeder trouw te overleggen. De mede-eigenaars, de bewoners of, indien er een syndicus is deze laatste, kunnen te allen tijde de werken opvolgen en hierover informatie opvragen bij de betrokken mede-eigenaar of nutsoperator.". HOOFDSTUK 2. - Gedwongen mede-eigendom van gebouwen en groepen van gebouwen en de bevoegdheid van de vrederechter inzake mede-eigendom Afdeling 1. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek

Art. 163.In artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, eerste zin, worden de woorden "ieder gebouw of groep van gebouwen waarvan het eigendomsrecht tussen verschillende personen verdeeld is volgens kavels die elk een privatief gedeelte" vervangen door de woorden "ieder onroerend goed waarop een gebouw of groep van gebouwen is opgericht of kan worden opgericht waarvan het eigendomsrecht verdeeld is volgens kavels die elk een privatief gedeelte en"; 2° in het eerste lid wordt de tweede zin vervangen als volgt : "Van deze afdeling kan worden afgeweken indien de aard van de gemene delen dat rechtvaardigt, zolang alle mede-eigenaars instemmen met die afwijking en middels een basisakte waarin afzonderlijke privatieve delen worden ingesteld."; 3° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende woorden : "en een reglement van interne orde hetwelk onderhands kan worden opgemaakt"."; 4° in het vierde lid wordt de eerste zin vervangen als volgt : "Indien het gebouw of de groep van gebouwen bestaat uit twintig kavels of meer, is het mogelijk dat de basisakte bepaalt dat er een of meer deelverenigingen worden opgericht voor de kavels van een of meer gebouwen van de groep van gebouwen en, indien in een gebouw een fysieke scheiding in duidelijk te onderscheiden onderdelen aanwezig is, voor de kavels van één of meer van die onderdelen."; 5° in het vierde lid wordt in de laatste zin in de Franse tekst het woord "indivision" vervangen door het woord "association".

Art. 164.In artikel 577-4 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, vierde lid, wordt de bepaling onder 1° aangevuld met de volgende zinnen : ".De mede-eigenaars hebben een proportioneel recht op gebruik van de gemene delen, tenzij anders in de statuten is bepaald. Een dergelijke statutaire afwijking wordt vermoed een erfdienstbaarheid te zijn, behoudens afwijkende clausule;"; 2° in paragraaf 1, vierde lid, wordt de bepaling onder 2° aangevuld met de volgende woorden : ", evenals, in voorkomend geval, de bedingen en sancties met betrekking tot de niet-betaling van die lasten;"; 3° in paragraaf 1, vierde lid, worden de bepalingen onder 3°, 4° en 5° opgeheven;4° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende : " § 1/1.De partijen die de oorspronkelijke statuten hebben ondertekend, hebben het recht om tot op het ogenblik van de voorlopige oplevering van de betrokken gemene delen wijzigingen aan de statuten aan te brengen, voor zover zulks door technische omstandigheden of door het rechtmatig belang van de vereniging van mede-eigenaars is ingegeven, niet aan de rechten van de andere mede-eigenaars op hun privatief gedeelte raakt en de verplichtingen van één of meerdere mede-eigenaars niet verzwaart. De partijen die de oorspronkelijke statuten hebben ondertekend dragen de kosten voor deze wijziging.

Deze partijen zenden per aangetekende zending aan alle andere mede-eigenaars een ontwerp van de wijzigende statuten, minstens twee maanden voorafgaand aan het verlijden van de wijzigende akte, waarin de contactgegevens van de instrumenterende notaris uitdrukkelijk zijn vermeld. Op straffe van verval van zijn rechten, moet een mede-eigenaar binnen twee maanden na de ontvangst van deze zending verzet aantekenen tegen de voorgenomen wijziging via aangetekende zending aan de betrokken notaris en, in voorkomend geval, in rechte treden."; 5° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Er wordt een reglement van interne orde opgesteld bij onderhandse akte. Het reglement van interne orde bevat minstens : 1° de regels betreffende de wijze van bijeenroeping, de werkwijze en de bevoegdheden van de algemene vergadering, evenals, in voorkomend geval, het door de algemene vergadering bepaalde bedrag overeenkomstig artikel 577-7, § 1, 1°, c);2° de wijze van benoeming van een syndicus, de omvang van zijn bevoegdheden, de duur van zijn mandaat en de nadere regels voor de hernieuwing ervan, de nadere regels voor de eventuele opzegging van zijn contract, alsook de uit het einde van zijn opdracht voortvloeiende verplichtingen; 3° de jaarlijkse periode van vijftien dagen waarin de algemene vergadering van de vereniging van mede-eigenaars plaatsvindt."; 6° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.Ieder beding dat het recht beperkt van de mede-eigenaar om het beheer van zijn kavel toe te vertrouwen aan een persoon van zijn keuze, wordt voor niet geschreven gehouden."; 7° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : " § 4.Ieder beding dat de rechtsmacht om geschillen die in verband met de toepassing van deze afdeling zouden rijzen aan één of meer arbiters opdraagt, wordt voor niet geschreven gehouden. Dat sluit noch de toepassing van de artikelen 1724 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek inzake bemiddeling uit, noch de toepassing van artikelen 1738 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek inzake collaboratieve onderhandelingen.".

Art. 165.In artikel 577-5 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de tweede paragraaf wordt aangevuld met de volgende zin : "De deelverenigingen kunnen maar over rechtspersoonlijkheid beschikken vanaf het ogenblik dat de hoofdvereniging waarvan zij afhangen, zelf over rechtspersoonlijkheid beschikt."; b) de paragrafen 3 en 4 worden vervangen als volgt : " § 3.De vereniging van mede-eigenaars kan geen ander vermogen hebben dan de roerende goederen nodig voor de verwezenlijking van haar doel, dat uitsluitend bestaat in het behoud en het beheer van het gebouw of de groep van gebouwen. Het vermogen van de vereniging van mede-eigenaars bestaat minstens uit een werkkapitaal en een reservekapitaal.

Onder "werkkapitaal" wordt verstaan de som van de voorschotten die zijn betaald door de mede-eigenaars als voorziening voor het betalen van de periodieke uitgaven, zoals de verwarmings- en verlichtingskosten van de gemene delen, de beheerskosten en de uitgaven voor de huisbewaarder.

Onder "reservekapitaal" wordt verstaan de som van de periodiek ingebrachte bedragen die zijn bestemd voor het dekken van niet-periodieke uitgaven, zoals de uitgaven voor de vernieuwing van het verwarmingssysteem, de herstelling of de vernieuwing van een lift, of het leggen van een nieuwe dakbedekking.

De vereniging van mede-eigenaars moet uiterlijk na afloop van vijf jaar na datum van de voorlopige oplevering van de gemene delen van het gebouw een reservekapitaal aanleggen waarvan de jaarlijkse bijdrage niet lager mag zijn dan vijf procent van het totaal van de gewone gemeenschappelijke lasten van het voorgaande boekjaar; de vereniging van mede-eigenaars kan met een meerderheid van vier vijfde van de stemmen beslissen om dit verplicht reservekapitaal niet aan te leggen.

Die bedragen moeten op diverse rekeningen worden geplaatst, waaronder verplicht een afzonderlijke rekening voor werkkapitaal en een afzonderlijke rekening voor het reservekapitaal; al deze rekeningen moeten op naam van de vereniging van mede-eigenaars worden geopend;

Het vermogen van de vereniging van mede-eigenaars bestaat uit de door de algemene vergadering bepaalde periodieke bijdragen van de mede-eigenaars. De syndicus kan alle gerechtelijke en buitengerechtelijke maatregelen nemen voor de invordering van de lasten;

Wanneer de eigendom van een kavel bezwaard is met een vruchtgebruik, zijn de titularissen van de zakelijke rechten hoofdelijk gehouden tot de betaling van die lasten. De syndicus deelt bij de oproep tot kapitaalinbreng aan alle betrokken partijen mee welk deel bestemd zal zijn voor het reservekapitaal. § 4. Onverminderd artikel 577-9, § 5, kan de tenuitvoerlegging van beslissingen waarbij de vereniging van mede-eigenaars wordt veroordeeld, worden gedaan op het vermogen van iedere mede-eigenaar naar evenredigheid van zijn aandeel gebruikt voor de stemming overeenkomstig artikel 577-6, § 6, hetzij in het eerste lid, hetzij in het tweede lid, naargelang het geval.".

Art. 166.In artikel 577-6 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994, vervangen bij de wet van 2 juni 2010 en gewijzigd bij de wet van 15 mei 2012, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zinnen : "Hij kan zich laten bijstaan door één persoon op voorwaarde dat hij de syndicus ten minste vier werkdagen voor de dag van de algemene vergadering daarvan bij aangetekende zending in kennis stelt.Deze persoon mag tijdens de algemene vergadering de discussie niet leiden, noch ze monopoliseren."; 2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "reglement van mede-eigendom" vervangen door de woorden "reglement van interne orde;"; 3° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Bij gebrek aan een syndicus kan de raad van mede-eigendom of, bij gebreke daarvan, de voorzitter van de laatste algemene vergadering of, bij gebreke daarvan, een of meer mede-eigenaars die ten minste een vijfde van de aandelen in de gemene delen bezitten, de algemene vergadering bijeenroepen teneinde een syndicus aan te wijzen."; 4° in paragraaf 3, eerste lid, tweede zin, worden de woorden "of de deelverenigingen zonder rechtspersoonlijkheid" opgeheven; 5° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "reglement van mede-eigendom" vervangen door de woorden "reglement van interne orde;"; 6° in paragraaf 3, vierde lid, worden de woorden ", tenzij het reglement van mede-eigendom in een langere termijn heeft voorzien" opgeheven;7° paragraaf 6 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Wanneer het reglement van mede-eigendom de lasten van een gemeenschappelijk deel van het gebouw of van de groep van gebouwen uitsluitend ten laste legt van bepaalde mede-eigenaars, nemen enkel die mede-eigenaars deel aan de stemming op voorwaarde dat die beslissingen het gemeenschappelijk beheer van de mede-eigendom niet in het gedrang brengen.Elk van hen stemt met een aantal stemmen naar evenredigheid van zijn aandeel in voornoemde lasten."; 8° paragraaf 7, derde lid, wordt aangevuld met de volgende zin : "Een volmacht verleend voor een algemene vergadering geldt ook voor de algemene vergadering die georganiseerd wordt omdat voor de eerste algemene vergadering het quorum niet werd bereikt, tenzij anders bepaald."; 9° in paragraaf 7, vierde lid, worden de woorden "zelfs niet als lasthebber" vervangen door de woorden "zelfs niet als lastgever of lasthebber".10° paragraaf 12 wordt vervangen als volgt : " § 12.De syndicus neemt binnen dertig dagen na de algemene vergadering de beslissingen bedoeld in de paragrafen 10 en 11 op in het register bedoeld in artikel 577-10, § 3, en bezorgt die binnen diezelfde termijn aan elke titularis van een zakelijk recht op een kavel die, in voorkomend geval krachtens artikel 577-6, § 1, tweede lid, stemrecht heeft in de algemene vergadering en aan de andere syndici. Als een van hen het proces-verbaal niet binnen de gestelde termijn heeft ontvangen, brengt hij de syndicus daarvan schriftelijk op de hoogte.".

Art. 167.In artikel 577-7 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 1°, worden de woorden "drie vierden" vervangen door de woorden "twee derde"; 2° paragraaf 1, 1°, a), wordt aangevuld met de woorden ", onverminderd artikel 577-4, § 1/1;"; 3° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 1°, b), vervangen als volgt : "b) over alle werken betreffende de gemene delen, met uitzondering van de wettelijk opgelegde werken en de werken tot behoud van het goed en daden van voorlopig beheer, waartoe kan worden besloten bij volstrekte meerderheid van de stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde mede-eigenaars, onverminderd artikel 577-8, § 4, 4° ;"; 4° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 1°, c), opgeheven; 5° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 2°, e), aangevuld met de woorden "dit omvat ook de wijziging van de zakelijke gebruiksrechten ten voordele van één mede-eigenaar op de gemene delen, op voorwaarde dat dit gemotiveerd wordt door het rechtmatig belang van de vereniging van mede-eigenaars, in voorkomend geval, tegen betaling van een vergoeding in verhouding tot de schade die zulks mocht veroorzaken;"; 6° in paragraaf 1, wordt de bepaling onder 2°, g), vervangen door wat volgt : "g) over de verdeling van een kavel of over de volledige of gedeeltelijke vereniging van twee of meer kavels."; 7° in paragraaf 1, wordt de bepaling onder 2° aangevuld met een bepaling onder h) luidende : "h) over de afbraak of de volledige heropbouw van het gebouw om redenen van hygiëne of veiligheid of wanneer de kostprijs voor de aanpassing van het gebouw aan de wettelijke bepalingen buitensporig zou zijn.Een mede-eigenaar kan afstand doen van zijn kavel ten gunste van de andere mede-eigenaars indien de waarde ervan lager is dan het aandeel dat hij ten laste zou moeten nemen in de totale kostprijs van de werken, in voorkomend geval, tegen een in onderling akkoord of door de rechter vastgestelde compensatie. Indien de voornoemde redenen ontbreken, moet de beslissing tot afbraak of tot volledige heropbouw genomen worden bij eenparigheid, overeenkomstig de bepalingen beschreven in paragraaf 3"; 8° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "alsmede over elke beslissing van de algemene vergadering betreffende de volledige heropbouw van het onroerend goed" vervangen door de woorden "middels de overlegging van een verslag zoals bepaald in artikel 577-4, § 1, tweede lid."; 9° in paragraaf 3 wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Wanneer de algemene vergadering echter, met de door de wet vereiste gekwalificeerde meerderheid, besluit tot de werken, de verdeling of de vereniging van kavels of daden van beschikking, kan zij, met dezelfde gekwalificeerde meerderheid, beslissen over de wijziging van de verdeling van de aandelen van mede-eigendom in geval die wijziging noodzakelijk is."; 10° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4.Wanneer de wet eenparigheid van alle mede-eigenaars voorschrijft en die in de algemene vergadering niet wordt bereikt door de afwezigheid van een of meerdere mede-eigenaars, zal er een nieuwe algemene vergadering bijeenkomen na een termijn van minstens dertig dagen waarin de betrokken beslissing met eenparigheid van stemmen van alle aanwezige of vertegenwoordigde mede-eigenaars kan worden genomen.".

Art. 168.In artikel 577-8 van hetzelfde wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wetten van 2 juni 2010 en 15 mei 2012 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "reglement van mede-eigendom" vervangen door de woorden "reglement van interne orde;b) in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen als volgt : "De bepalingen die de verhouding regelen tussen de syndicus en de vereniging van mede-eigenaars en de daaraan gekoppelde vergoeding, staan in een schriftelijke overeenkomst.Die overeenkomst omvat met name de lijst van de forfaitaire prestaties en de lijst van de aanvullende prestaties en de daaraan verbonden vergoedingen. Een niet-vermelde prestatie kan geen aanleiding geven tot vergoeding, behoudens beslissing van de algemene vergadering."; c) in paragraaf 1, derde lid, worden de woorden "reglement van de mede-eigendom" vervangen door de woorden "reglement van interne orde";d) in paragraaf 2, tweede lid, wordt in de laatste zin het woord "interne" ingevoegd tussen het woord "van" en het woord "orde"; e) in paragraaf 3, tweede lid, wordt het woord "aangetekende" opgeheven."; f) in paragraaf 4 wordt de bepaling onder 5° vervangen als volgt : "5° het vermogen van de vereniging van mede-eigenaars te beheren overeenkomstig artikel 577-5, § 3;"; g) in paragraaf 4, in de bepaling onder 11°, worden de woorden "reglement van mede-eigendom" vervangen door de woorden "reglement van interne orde;"; h) in paragraaf 4 wordt in de bepaling onder 16° het woord "gedeelten" vervangen door "aandelen"; i) in paragraaf 4 wordt de bepaling onder 18° aangevuld met de volgende zin : "In voorkomend geval plaatst de syndicus de vraag aangaande de in de komende jaren te plannen buitengewone werken op de agenda van de algemene vergadering."; j) paragraaf 6 wordt aangevuld met de volgende zin : "Evenwel kan enkel de rechter de gerechtelijk benoemde syndicus ontslaan bij vonnis."; k) paragraaf 8 wordt vervangen als volgt : " § 8.Binnen eenzelfde vereniging van mede-eigenaars mag een syndicus niet tegelijkertijd lid van de raad van mede-eigendom of commissaris van de rekeningen zijn.".

Art. 169.Artikel 577-8/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 2 juni 2010, wordt vervangen als volgt : "Art. 577-8/1. § 1. In elk gebouw of elke groep van gebouwen met minstens twintig kavels met uitzondering van de kelders, garages en parkeerplaatsen, wordt door de eerste algemene vergadering een raad van mede-eigendom opgericht. Die raad, waarvan de titularissen van een zakelijk recht die stemrecht hebben in de algemene vergadering lid kunnen zijn, heeft als opdracht om erop toe te zien dat de syndicus zijn taken naar behoren uitvoert, onverminderd artikel 577-8/2. In afwachting van de oprichting en de samenstelling van de verplichte raad van mede-eigendom, kan elk lid van de algemene vergadering een rechtsvordering instellen tegen de vereniging van mede-eigenaars om één of meer mede-eigenaars of, op kosten van de vereniging van mede-eigenaars, een derde aan te wijzen die de opdrachten van de raad van mede-eigendom uitvoert. § 2. In de gebouwen of groepen van gebouwen met minder dan twintig kavels met uitzondering van de kelders, garages en parkeerplaatsen, kan de algemene vergadering beslissen tot oprichting van een raad van mede-eigendom die op dezelfde wijze is samengesteld en met dezelfde opdrachten belast is als omschreven in paragraaf 1. § 3. De algemene vergadering beslist bij volstrekte meerderheid over de benoeming van de leden van de raad van mede-eigendom, zulks voor elk lid afzonderlijk. Het mandaat van de leden van de raad van mede-eigendom loopt tot de volgende gewone algemene vergadering en is hernieuwbaar. § 4. Om zijn opdracht uit te voeren kan de raad van mede-eigendom, na de syndicus op de hoogte te hebben gebracht, kennis nemen en kopie maken van alle stukken of documenten die verband houden met het beheer van laatstgenoemde of die van belang zijn voor de mede-eigendom. Hij kan andere opdrachten of bevoegdheidsdelegaties krijgen in de mate dat de algemene vergadering daartoe beslist met een meerderheid van twee derde van de stemmen en zulks geen afbreuk doet aan de wettelijke bevoegdheden van de syndicus, de algemene vergadering en de commissaris inzake de rekeningen. Een door de algemene vergadering verleende opdracht of bevoegdheidsdelegatie mag slechts betrekking hebben op uitdrukkelijk vermelde handelingen en geldt slechts voor één jaar. Tijdens de algemene vergadering bezorgt de raad van mede-eigendom de mede-eigenaars een omstandig jaarverslag over de uitoefening van zijn taak.".

Art. 170.Artikel 577-8/2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 2 juni 2010, wordt vervangen als volgt : "Art. 577-8/2. De algemene vergadering wijst jaarlijks een commissaris inzake de rekeningen of een college inzake commissarissen van de rekeningen aan, die al dan niet mede-eigenaar zijn, en die de rekeningen van de vereniging van mede-eigenaars controleren, wier bevoegdheden en verplichtingen bij het reglement van interne orde worden bepaald.".

Art. 171.In artikel 577-9 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Niettegenstaande artikel 577-5, § 3, heeft de vereniging van mede-eigenaars het recht om, als eiser en als verweerder, al dan niet samen met een of meerdere mede-eigenaars, in rechte op te treden ter vrijwaring van alle rechten tot uitoefening, erkenning of ontkenning van zakelijke of persoonlijke rechten op de gemene delen, of met betrekking tot het beheer ervan, alsook met het oog op de wijziging van de aandelen in de gemene delen en verdeling van de lasten."; 2° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende : " § 1/1.Indien het financieel evenwicht van de mede-eigendom ernstig in het gedrang is of indien de vereniging van mede-eigenaars in de onmogelijkheid verkeert om het behoud van het gebouw of de overeenstemming ervan met de wettelijke verplichtingen te waarborgen, kunnen de syndicus of één of meer mede-eigenaars die ten minste één vijfde van de aandelen in de gemene delen bezitten, de zaak aanhangig maken bij de rechter om één of meer voorlopige bewindvoerders aan te wijzen op kosten van de vereniging van mede-eigenaars die, voor de hem door de rechter toegekende taken, de organen van de vereniging van mede-eigenaars vervangen."; 3° in paragraaf 2 wordt het eerste lid aangevuld met de woorden "indien die hem een persoonlijk nadeel oplevert."; 4° in paragraaf 7 worden de woorden "of de statuten" opgeheven;5° paragraaf 8 wordt vervangen als volgt : " § 8.De mede-eigenaar die eiser of verweerder is in een procedure tegen de vereniging van mede-eigenaars, draagt bij in de voorschotten voor de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten en erelonen ten laste van de vereniging van mede-eigenaars, onverminderd de latere afrekeningen.

De mede-eigenaar, die verweerder is in een gerechtelijke procedure ingesteld door de vereniging van mede-eigenaars, waarvan de vordering door de rechter volledig ongegrond werd verklaard, wordt vrijgesteld van elke bijdrage in de erelonen en kosten, die worden verdeeld over de andere mede-eigenaars.

De mede-eigenaar van wie de vordering na een gerechtelijke procedure tegen de vereniging van mede-eigenaars door de rechter volledig gegrond wordt verklaard, wordt vrijgesteld van elke bijdrage in de erelonen en kosten, die worden verdeeld over de andere mede-eigenaars.

Als de vordering gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, draagt de mede-eigenaar, die eiser of verweerder is, bij in de erelonen en kosten ten laste van de vereniging van mede-eigenaars.". 6° paragraaf 9 wordt opgeheven.

Art. 172.In artikel 577-10 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010 worden volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 1/1 wordt vervangen als volgt : " § 1/1.Elk lid van de algemene vergadering van mede-eigenaars brengt zijn adresveranderingen of de wijzigingen in het persoonlijk of zakelijk statuut van zijn kavel onverwijld ter kennis van de syndicus."; b) in paragraaf 2 wordt in het eerste, het tweede en het derde lid, telkens het woord "interne" ingevoegd tussen het woord "van" en het woord "orde";c) in paragraaf 2 wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin : "De syndicus heeft ook de verplichting om het reglement van interne orde aan te passen indien de toepasselijke wettelijke regels wijzigen, zonder dat hij hiervoor een voorafgaande beslissing van de algemene vergadering nodig heeft.In voorkomend geval deelt de syndicus dit mee op de eerstvolgende algemene vergadering."; d) in paragraaf 4 wordt in het eerste lid, het woord "interne" ingevoegd tussen het woord "van" en het woord "orde";e) in paragraaf 4, wordt het tweede lid vervangen als volgt : "Zij zijn bindend voor elke titularis van een zakelijk of persoonlijk recht op een kavel die stemrecht heeft of uitoefent in de algemene vergadering op het tijdstip van de goedkeuring ervan.Zij kunnen worden tegengeworpen aan de andere titularissen van een zakelijk of persoonlijk recht op een kavel, en wel onder de volgende voorwaarden, voor zover men, in voorkomend geval, de overschrijving in het register van de hypotheekbewaarders heeft nageleefd : 1° met betrekking tot de bepalingen en de beslissingen aangenomen voor de vestiging van het zakelijk of persoonlijk recht, door de kennisgeving die hem verplicht wordt gedaan door de persoon die het recht vestigt, op zijn kosten, op het ogenblik van de vestiging van het recht, van het bestaan van het reglement van interne orde en van het register bedoeld in paragraaf 3, of bij gebreke daaraan, door de kennisgeving die hem wordt gedaan op initiatief van de syndicus bij aangetekende zending;de persoon die het recht vestigt is als enige aansprakelijk ten aanzien van de vereniging van mede-eigenaars en de titularis van het zakelijk of persoonlijk recht, voor de schade die ontstaat door een vertraging of door afwezigheid van de kennisgeving; 2° met betrekking tot de bepalingen en de beslissingen aangenomen na de vestiging van een zakelijk of persoonlijk recht op een kavel, door de kennisgeving die hem bij aangetekende zending wordt gedaan binnen dertig dagen na ontvangst van het proces-verbaal, op initiatief van degene die dat proces-verbaal heeft ontvangen overeenkomstig artikel 577-6, § 12."; f) in paragraaf 4 wordt het derde lid opgeheven;g) in paragraaf 4 worden in het vierde lid, dat het derde lid wordt, het woord "interne" ingevoegd tussen het woord "van" en het woord "orde" en worden de woorden "elke beslissing van de algemene vergadering" vervangen door de woorden "elke onregelmatige, bedrieglijke of onrechtmatige beslissing van de algemene vergadering"; h) in paragraaf 4 wordt het vijfde lid, dat het vierde lid wordt, vervangen als volgt : "Deze vordering moet worden ingesteld binnen twee maanden na de kennisgeving die hem ter zake wordt gedaan overeenkomstig het tweede lid, 2°, en uiterlijk binnen vier maanden na de algemene vergadering."; i) in paragraaf 4 worden het zesde lid en het zevende lid opgeheven.

Art. 173.In artikel 577-11 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en vervangen bij de wet van 2 juni 2010, worden volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1, eerste lid, wordt de inleidende zin vervangen als volgt : "In het vooruitzicht van een rechtshandeling tot overdracht of aanwijzing van het eigendomsrecht op een kavel onder levenden deelt de instrumenterende notaris, eenieder die beroepshalve optreedt als tussenpersoon of de uittredende mede-eigenaar, naargelang het geval, voor de ondertekening van de overeenkomst of, in voorkomend geval, van het aankoopbod of van de aankoopbelofte, aan de nieuwe mede-eigenaar de volgende inlichtingen en documenten mee, die de syndicus hem op eenvoudig verzoek bezorgt binnen een termijn van vijftien dagen :"; b) in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : "2° het bedrag van de eventuele door de uittredende mede-eigenaar verschuldigde achterstallen, daaronder begrepen de kosten van gerechtelijke of buitengerechtelijke invordering alsook de kosten voor de mededeling van de krachtens deze paragraaf en paragraaf 2 vereiste informatie;"; c) in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 4° aangevuld met de woorden "en van de bedragen die in het geding zijn;"; d) in paragraaf 1 wordt in het tweede lid het woord "overdrager" vervangen door de woorden "uittredende mede-eigenaar";e) in paragraaf 2, eerste lid, wordt de inleidende zin vervangen als volgt : "In geval van een akte tot overdracht of aanwijzing van het eigendomsrecht op een kavel onder levenden of in geval van eigendomsovergang wegens overlijden, verzoekt de instrumenterende notaris, bij aangetekende zending, de syndicus van de vereniging van mede-eigenaars hem de volgende inlichtingen en documenten mee te delen alsook, in voorkomend geval, de bijgewerkte versies van de in de eerste paragraaf bedoelde informatie :";f) in paragraaf 2 wordt in het derde lid het woord "verkrijger" vervangen door de woorden "nieuwe mede-eigenaar";g) in paragraaf 2 worden in het vijfde lid de woorden "vanaf de dag waarop hij effectief gebruik heeft gemaakt" vervangen door de woorden "vanaf de dag waarop hij gebruik kan maken";h) in paragraaf 2 worden in het zesde lid de woorden "Bij een overdracht of aanwijzing van het eigendomsrecht is de verkrijger" vervangen door de woorden "De nieuwe mede-eigenaar is";i) paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.In geval van een akte tot overdracht of aanwijzing van een eigendomsrecht op een kavel of van zakenrechtelijke bezwaring van een eigendomsrecht van een kavel onder levenden deelt de instrumenterende notaris binnen dertig dagen na het verlijden van de authentieke akte aan de syndicus mee op welke dag de akte is verleden, alsook de identificatie van de betrokken kavel en de identiteit en het huidige en eventueel nieuwe adres van de betrokken personen en, in voorkomend geval, de identiteit van de lasthebber aangewezen overeenkomstig 577-6, § 1, tweede lid."; j) paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : " § 4.De kosten voor de mededeling van de krachtens de paragrafen 1 tot 3 vereiste informatie worden gedragen door de uittredende mede-eigenaar."; k) in paragraaf 5, eerste lid, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : "1° is de uittredende mede-eigenaar schuldeiser van de vereniging van mede-eigenaars voor het gedeelte van zijn aandeel in het werkkapitaal dat overeenstemt met de periode tijdens welke hij geen gebruik kon maken van de gemene delen;de afrekening wordt door de syndicus opgesteld; het aandeel van de kavel in het werkkapitaal, wordt terugbetaald aan de uittredende mede-eigenaar en opgevraagd bij de nieuwe mede-eigenaar;"; l) in paragraaf 5 worden het tweede en het derde lid opgeheven.

Art. 174.Artikel 577-11/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 2 juni 2010 en gewijzigd bij de wet van 15 mei 2012, wordt vervangen als volgt : "Art. 577-11/1. Bij het verlijden van de authentieke akte moet de instrumenterende notaris de door de uittredende mede-eigenaar verschuldigde achterstallen op gewone en buitengewone lasten, daaronder begrepen de kosten van gerechtelijke en buitengerechtelijke invordering, afhouden, alsook de kosten voor de mededeling van de krachtens artikel 577-11, §§ 1 tot 3 vereiste informatie. De instrumenterende notaris betaalt echter eerst de bevoorrechte, de hypothecaire schuldeisers of de schuldeisers die hem kennis hebben gegeven van een derdenbeslag of een overdracht van schuldvordering.

Indien de uittredende mede-eigenaar deze achterstallen of kosten betwist, brengt de instrumenterende notaris binnen drie werkdagen na het verlijden van de authentieke akte de syndicus daarvan bij aangetekende zending op de hoogte.

Bij ontstentenis van kennisgeving van een bewarend of van een uitvoerend beslag binnen twintig werkdagen na de verzending van de in het tweede lid bedoelde aangetekende zending, kan de notaris rechtsgeldig het bedrag van de achterstallen aan de uittredende mede-eigenaar betalen.".

Art. 175.In artikel 577-14 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994 en gewijzigd bij de wet van 2 juni 2010 wordt het tweede lid vervangen als volgt : "De niet met de vigerende wetgeving strokende statutaire bepalingen of bepalingen uit het reglement van interne orde worden vanaf hun datum van inwerkingtreding van rechtswege vervangen door de overeenstemmende wetsbepalingen.". Afdeling 2. - Wijziging van de hypotheekwet van 16 december 1851

Art. 176.Artikel 27 van de hypotheekwet van 16 december 1851, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 februari 2014, wordt aangevuld met een bepaling onder 7°, luidende : "7° De vereniging van mede-eigenaars, op de kavel in een gebouw of groep van gebouwen voor de bijdragen verschuldigd met betrekking tot deze kavel. Dit voorrecht is beperkt tot de bijdragen van het lopende boekjaar en het eraan voorafgaande boekjaar. Het neemt rang in na het voorrecht van de gerechtskosten bepaald in artikel 17, het voorrecht bepaald in artikel 114 van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen en de eerder ingeschreven voorrechten.".

Art. 177.Artikel 29 van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende woorden : "en van het voorrecht bedoeld in artikel 27, 7°. ". Afdeling 3 (vroeger Afdeling 2). - Wijziging van het Gerechtelijk

Wetboek

Art. 178.Artikel 591, 2° bis, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994, wordt vervangen als volgt : "2° bis van geschillen met betrekking tot de gedwongen mede-eigendom van gebouwen of groepen van gebouwen;". Afdeling 4 (vroeger Afdeling 3). - Overgangsbepalingen

Art. 179.Deze wet is vanaf 1 januari 2019 van toepassing op elk gebouw of elke groep van gebouwen die beantwoorden aan de in artikel 577-3 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde voorwaarden.

Alle bepalingen die betrekking hebben op de algemene vergadering of haar beslissingen gelden alleen voor de algemene vergaderingen die worden gehouden na de inwerkingtreding van deze wet.

De wijziging van artikel 577-8, § 1, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek is enkel van toepassing op de overeenkomsten die na de inwerkingtreding van deze wet worden gesloten of verlengd.

Een afwijking op de toepassing van de afdeling met als titel "Gedwongen mede-eigendom van gebouwen of groepen van gebouwen" waartoe geldig is beslist voor de inwerkingtreding van deze wet, valt niet onder het toepassingsgebied van het nieuwe artikel 577-3, eerste lid, laatste zin.

Niettegenstaande het nieuwe artikel 577-4, § 1, 2°, van het Burgerlijk Wetboek behouden de bedingen en sancties betreffende de betaling van deze lasten die bij de inwerkingtreding in het reglement van interne orde van deze wet staan, hun uitwerking overeenkomstig artikel 577-10, § 4, tweede lid.

De bepalingen onder 1°, 2° en 3° van het nieuwe artikel 577-4, § 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich bij de inwerkingtreding van deze wet nog in het reglement van mede-eigendom bevinden, worden geacht deel uit te maken van het reglement van interne orde.

De verplichting van artikel 577-5, § 3, 1°, van het Burgerlijk Wetboek tot samenstelling van een reservekapitaal is onmiddellijk van toepassing voor de volledige boekjaren die na de inwerkingtreding van deze wet vallen, ook op gebouwen waarvan de gemene delen op datum van inwerkingtreding van deze wet sinds minstens vijf jaar voorlopig opgeleverd zijn.

TITEL 7. - Bepalingen tot uitvoering en aanvulling van de Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 180.Deze titel beoogt de uitvoering en aanvulling van Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken, hierna "de Verordening" genoemd..

Voor de toepassing van deze titel gelden de definities van artikel 4 van de Verordening. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 181.In artikel 552, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014, worden de woorden "overeenkomstig artikel 555/1, 15°. " vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 555/1, § 1, eerste lid, 15°. ".

Art. 182.In artikel 555/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 januari 2014 en gewijzigd bij de wetten van 8 mei 2014 en 4 mei 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt aangevuld met een bepaling onder 25°, luidende : "25° te fungeren als informatie-instantie, bedoeld in artikel 4, dertiende lid, van Verordening (EU) nr.655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken."; 2° in het derde lid worden de woorden "23° en 24° " vervangen door de woorden "23°, 24° en 25° ".3° het artikel, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2 luidende: " § 2.Voor de toepassing van paragraaf 1, 25°, en van artikel 1447/1, wordt de Nationale Kamer gemachtigd om op rechterlijk verzoek de in artikel 322, § 3, eerste lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde beschikbare gegevens op te vragen bij het centraal aanspreekpunt gehouden door de Nationale Bank van België.

Op basis van de bij deze opvraging verkregen gegevens, kan de Nationale Kamer, indien noodzakelijk, aan één of meer banken in de zin van artikel 4, tweede lid, van de Verordening bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 25°, informatie vragen.

De bank deelt de gevraagde informatie, of het ontbreken daarvan, met bekwame spoed mee aan de Nationale Kamer. Deze bank kan de schuldenaar slechts van het verzoek om informatie in kennis stellen na een termijn van dertig dagen volgend op de dag van mededeling van de gevraagde informatie of het ontbreken daarvan aan de Nationale Kamer.

Indien de bank deze verplichtingen niet nakomt, is artikel 1456, eerste lid, van toepassing.

Van zodra de Nationale kamer de mededeling van het centraal aanspreekpunt bedoeld in het eerste lid en, desgevallend, van de bank heeft ontvangen, deelt zij deze mee aan het gerecht dat de informatie heeft gevraagd.

De Koning bepaalt de vergoeding voor de behandeling van het verzoek voor het verkrijgen van rekeninginformatie, evenals de voorwaarden en de nadere regels van inning. Artikel 520, § 1, 3°, is van toepassing.".

Art. 183.In artikel 602 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in het eerste lid, 5°, wordt het woord "hoofdbureaus." vervangen door het woord "hoofdbureaus;"; b) het eerste lid wordt aangevuld met de bepalingen onder 6° en 7°, luidende : "6° tegen beslissingen waarbij het verzoek om een Europees bevel tot conservatoir beslag geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van Verordening (EU) nr.655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken; 7° tegen beslissingen gegeven op grond van de artikelen 33, 34 of 35 van dezelfde Verordening (EU);c) het artikel wordt aangevuld met een lid, luidend: "In de in het eerste lid, 6°, bedoelde gevallen verwijst het hof van beroep dat de bestreden beslissing geheel of gedeeltelijk hervormt, de zaak terug naar het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gewezen, teneinde de eiser een Europees bevel tot conservatoir beslag te laten verlenen.Het gerecht waarnaar de zaak aldus wordt verwezen, is gebonden door de beslissing van het hof dat de zaak heeft verwezen.".

Art. 184.In artikel 633, § 1, tweede lid, eerste zin, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 30 december 2009, worden de woorden "en inzake de verzoeken en rechtsmiddelen bedoeld in artikel 1395/2," ingevoegd tussen de woorden "inzake beslag onder derden" en de woorden "is de rechter".

Art. 185.In het vijfde deel, titel I, van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk 1bis/1 ingevoegd, luidende "Centraal register voor Europees conservatoir beslag op bankrekeningen".

Art. 186.In hoofdstuk 1bis/1, ingevoegd bij artikel 185, wordt een artikel 1391/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 1391/1.Bij de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, wordt een "Centraal register voor Europees conservatoir beslag op bankrekeningen" opgericht, hierna "Centraal Register EAPO" genoemd.

Het Centraal Register EAPO is een geïnformatiseerde gegevensbank waarin de gegevens worden verzameld die noodzakelijk zijn voor de doeleinden van het rechterlijk verzoek en om het juiste verloop na te gaan van de procedures betreffende het verzoek voor het verkrijgen van rekeninginformatie, bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken, en in de artikelen 1447/1 en 1447/2.

In het Centraal register EAPO worden opgenomen: 1) De metadata en het elektronisch verzoek of de gedematerialiseerde kopieën van het niet-elektronisch verzoek voor het verkrijgen van rekeninginformatie dat werd meegedeeld aan de Nationale Kamer, evenals van de bijlages van dat verzoek;2) De metadata en de data betreffende de betaling van de vergoeding voor de behandeling van het verzoek voor het verkrijgen van rekeninginformatie;3) De gegevens noodzakelijk om de schuldenaar die het voorwerp uitmaakt van het verzoek voor het verkrijgen van rekeninginformatie te kunnen identificeren;4) De metadata en de elektronische correspondentie evenals de gedematerialiseerde kopieën van de niet-elektronische correspondentie van de Nationale Kamer gevoerd met het oog op het beantwoorden van het verzoek voor het verkrijgen van rekeninginformatie;5) De metadata en het elektronisch antwoord of de gedematerialiseerde kopieën van het niet-elektronisch antwoord van de Nationale Kamer op het verzoek voor het verkrijgen van rekeninginformatie. De Koning bepaalt, na het advies te hebben ingewonnen van de beheerder en de Gegevensbeschermingsautoriteit, de exacte gegevens opgenomen in het register.

Het register geldt als authentieke bron voor alle gegevens die erin zijn opgenomen.".

Art. 187.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1391/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 1391/2.De Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, hierna "de beheerder" genoemd staat in voor de inrichting en het beheer van het register. Zij staat in voor de controle op de werking en het gebruik ervan. In voorkomend geval is hoofdstuk VII van boek IV van het tweede deel van dit Wetboek van toepassing.

De Nationale Kamer wordt met betrekking tot het Centraal Register EAPO beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.".

Art. 188.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1391/3 ingevoegd, luidende: "

Art. 1391/3.De Koning bepaalt, na het advies te hebben ingewonnen van de beheerder van het register en van de Gegevensbeschermingsautoriteit : 1° onder de organen en werknemers van de Nationale Kamer en onder de organen en werknemers van de door haar opgerichte verenigingen, welke organen, welke natuurlijke personen of welke categorieën van personen, voor de toepassing van dit hoofdstuk, de gegevens bedoeld in artikel 1391/1 kunnen registreren in het Centraal Register EAPO en toegang kunnen hebben tot deze gegevens;2° onder de organen en werknemers van de Nationale Kamer en onder de organen en werknemers van de door haar opgerichte verenigingen, welke organen, welke natuurlijke personen of welke categorieën van personen deze gegevens voor de toepassing van dit hoofdstuk kunnen raadplegen;3° de modaliteiten van de in de bepalingen onder 1° en 2° bedoelde registratie, toegang en raadpleging. Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de registratie van gegevens in het Centraal Register EAPO, of aan de verwerking of de mededeling van de erin geregistreerde gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing.".

Art. 189.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1391/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 1391/4.De beheerder stelt de schuldenaar die het voorwerp uitmaakt van het verzoek voor het verkrijgen van rekeninginformatie op uitdrukkelijke vraag van de schuldenaar en niet voordat de in artikel 555/1, § 2, derde lid, bedoelde termijn is verstreken, in kennis van : 1° de gegevens van het register die hem betreffen;2° de organen, natuurlijke personen en categorieën van personen die toegang hebben tot deze gegevens;3° de bewaartermijn van deze gegevens;4° de in artikel 1391/2, tweede lid, bedoelde verantwoordelijke voor de verwerking;5° de wijze waarop hij inzage kan verkrijgen van deze gegevens; 6° de wijze waarop hij de verbetering van foutieve gegevens kan bekomen.".

Art. 190.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1391/5 ingevoegd, luidende: "

Art. 1391/5.De gegevens die zijn opgenomen in het Centraal Register EAPO worden ten hoogste zes maanden bewaard en dit vanaf het moment van registratie.".

Art. 191.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1391/6 ingevoegd, luidende: "

Art. 1391/6.De Koning bepaalt, na het advies te hebben ingewonnen van de beheerder en de Gegevensbeschermingsautoriteit, de nadere regels voor de inrichting en werking van het register.".

Art. 192.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1395/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 1395/2.De beslagrechter doet uitspraak over : 1° de verzoeken om een Europees bevel tot conservatoir beslag, bedoeld in Verordening (EU) nr.655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken; 2° de rechtsmiddelen bedoeld in de artikelen 33, 34 en 35 van dezelfde Verordening.".

Art. 193.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1447/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 1447/1.§ 1. Indien de schuldeiser een uitvoerbare rechterlijke beslissing, gerechtelijke schikking of authentieke akte heeft verkregen op grond waarvan de schuldenaar de vordering moet voldoen en de schuldeiser redenen heeft om aan te nemen dat de schuldenaar een of meer rekeningen bij een bank in België heeft waarvan hij noch de naam en/of het adres kent, noch het IBAN, de BIC of een ander bankrekeningnummer aan de hand waarvan de bank kan worden geïdentificeerd, kan hij het gerecht waar het verzoekschrift voor het verkrijgen van een bewarend beslag onder derden is neergelegd, vragen de informatie-instantie bedoeld in artikel 555/1, § 1, eerste lid, 25°, de informatie te laten inwinnen aan de hand waarvan de bank of banken en de rekening of rekeningen van de schuldenaar kunnen worden geïdentificeerd. § 2. Niettegenstaande paragraaf 1 kan de schuldeiser het in deze paragraaf 1 bedoelde verzoek ook formuleren indien de door hem verkregen rechterlijke beslissing, gerechtelijke schikking of authentieke akte nog niet uitvoerbaar is, voor zover is voldaan aan de volgende voorwaarden: 1° het bedrag waarop bewarend beslag onder derden moet worden gelegd, is aanzienlijk gezien de omstandigheden;2° de schuldeiser heeft voldoende bewijsmateriaal verstrekt om de rechter ervan te overtuigen dat de informatie dringend moet worden verstrekt, omdat anders de latere inning van de vordering van de schuldeiser jegens de schuldenaar in het gedrang dreigt te komen, waardoor de financiële situatie van de schuldeiser aanzienlijk zou kunnen verslechteren. § 3. Het verzoek om informatie wordt door de schuldeiser vervat in het verzoekschrift voor het verkrijgen van een bewarend beslag onder derden. De schuldeiser maakt aannemelijk waarom volgens hem de schuldenaar een of meer rekeningen bij een bank in België aanhoudt, en verstrekt alle hem beschikbare en relevante informatie omtrent de schuldenaar en de rekeningen waarop bewarend beslag moet worden gelegd. Indien de rechter waaraan het verzoekschrift is gericht het verzoek om informatie onvoldoende onderbouwd acht, wordt het verworpen. § 4. Indien de rechter ervan overtuigd is dat het verzoek om informatie voldoende is onderbouwd en dat aan alle voorwaarden en vereisten voor het toestaan van het bewarend beslag onder derden is voldaan, met uitzondering van de door artikel 1447, tweede lid, 1°, vereiste vermelding van de gegevens van de derde-beslagene en, in voorkomend geval, de krachtens artikel 1447/2, § 1, vereiste zekerheid, deelt de rechter het verzoek om informatie mee aan de in artikel 555/1, § 1, eerste lid, 25°, bedoelde informatie-instantie, opdat deze instantie de gevraagde informatie kan verkrijgen volgens de in artikel 555/1, § 2, bedoelde nadere regels.".

Art. 194.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1447/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 1447/2.§ 1. In het in artikel 1447/1, § 1, bedoelde geval kan de rechter, alvorens het bewarend beslag onder derden toe te staan en uiterlijk op de vijfde werkdag na neerlegging van het verzoekschrift, van de schuldeiser eisen dat hij een zekerheid stelt ten belope van een bedrag dat volstaat om misbruik te voorkomen van de procedure voor het verkrijgen van een bewarend beslag onder derden en om de door de schuldenaar als gevolg van dit beslag geleden schade te vergoeden, voor zover de schuldeiser voor die schade aansprakelijk is.

In het in artikel 1447/1, § 2, bedoelde geval eist de rechter, alvorens het bewarend beslag onder derden toe te staan en uiterlijk op de tiende werkdag na neerlegging van het verzoekschrift, dat de schuldeiser de in het eerste lid bedoelde zekerheid stelt, tenzij de rechter deze zekerheidstelling in het licht van de omstandigheden niet passend acht. § 2. De rechter bepaalt in voorkomend geval deze zekerheid, waarvoor hij zo nodig de nadere regels vaststelt. § 3. Zodra de schuldeiser, in voorkomend geval, de vereiste zekerheid heeft gesteld en zodra de rechter beschikt over de informatie die hij overeenkomstig artikel 1447/1 heeft gevraagd, beslist de rechter onverwijld over het verzoekschrift voor het verkrijgen van een bewarend beslag onder derden. § 4. Indien overeenkomstig paragraaf 1 een zekerheid werd gesteld en het verzoekschrift voor het verkrijgen van een bewarend beslag onder derden geheel wordt afgewezen omwille van het ontbreken van rekeninginformatie, dan beveelt de rechter die de informatie heeft opgevraagd de onmiddellijke vrijgave van die zekerheid.". HOOFDSTUK 3. - Andere verduidelijkende en aanvullende bepalingen

Art. 195.Voor de toepassing van artikel 10, tweede lid, tweede zin, van de Verordening eindigt het Europees bevel tot conservatoir beslag doordat het ambtshalve wordt ingetrokken door het gerecht dat het bevel heeft uitgevaardigd.

Art. 196.De bevoegde instantie, bedoeld in artikel 4, veertiende lid, van de Verordening is de gerechtsdeurwaarder.

Art. 197.De verklaring bedoeld in artikel 25, eerste lid, van dezelfde Verordening wordt afgegeven door de bank waaronder bewarend beslag is gelegd.

In gevallen als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Verordening, wordt de verklaring door die bank verzonden bij aangetekende zending of afgegeven tegen ontvangstbewijs aan de voor de schuldeiser optredende gerechtsdeurwaarder. Vervolgens verzendt deze gerechtsdeurwaarder de verklaring, in overeenstemming met artikel 25, tweede lid, van dezelfde Verordening, aan het gerecht dat het bevel heeft uitgevaardigd, en aan de schuldeiser.

Art. 198.De betekening of kennisgeving aan de schuldenaar, bedoeld in artikel 28, tweede en derde lid, van de Verordening gebeurt op initiatief van de schuldeiser.

Art. 199.Voor de door de bank gemaakte kosten bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Verordening, is, onverminderd artikel 43 van de Verordening, artikel 1454 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing.

Art. 200.De vergoeding, bedoeld in artikel 44 van de Verordening, die door de gerechtsdeurwaarders in rekening wordt gebracht voor de behandeling of de tenuitvoerlegging van een Europees bevel tot conservatoir beslag wordt vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 november 1976 tot vaststelling van het tarief voor akten van gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken en van het tarief van sommige toelagen.

Art. 201.De artikelen 182, 3°, 193 en 194 treden in werking op 1 januari 2019.

De Koning kan voor iedere bepaling ervan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste lid.

De andere bepalingen treden in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

TITEL 8. - Wijzigingen van boek III, titel XVII, hoofdstuk 1 van het Burgerlijk Wetboek, betreffende het pandrecht

Art. 202.In boek III, titel XVII, hoofdstuk 1 van het Burgerlijk Wetboek worden in artikel 15 "Tegenwerpelijkheid", ingevoegd bij de wet van 11 juli 2013 en gewijzigd bij de wet van 25 december 2016, de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden "artikel 29, eerste lid" vervangen door de woorden "artikel 29, § 1, eerste lid";b) in het derde, vierde en vijfde lid worden de woorden "artikel 29, tweede lid" telkens vervangen door de woorden "artikel 29, § 1, tweede lid".

Art. 203.In boek III, titel XVII, hoofdstuk 1 van hetzelfde Wetboek wordt in de Franse tekst van artikel 27 "Authentificatie", ingevoegd bij de wet van 11 juli 2013, het eerste lid vervangen als volgt: "Chaque enregistrement, consultation, modification, renouvellement, cession de rang ou cession d'un gage ou suppression de gages enregistrés requiert l'authentification de l'utilisateur du registre des gages.".

TITEL 9. - Diverse wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 204.In artikel 298 van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het bestaande enige lid, dat het eerste lid wordt, worden de woorden "tegen bezoldiging niet in een scheidsgerecht optreden." vervangen door de woorden "niet tegen bezoldiging optreden in een scheidsgerecht of als bemiddelaar bedoeld in het zevende deel."; 2° het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidende: "In afwijking van het eerste lid, mogen de emeritus magistraten en eremagistraten optreden als bemiddelaar zoals bedoeld in het zevende deel, onder voorbehoud, wat hun erkenning betreft, van de toepassing van artikel 1726. De plaatsvervangende magistraten bedoeld in artikel 156bis, de plaatsvervangende rechters, de plaatsvervangende raadsheren, de rechters in sociale zaken, de raadsheren in sociale zaken en de rechters in ondernemingszaken mogen in een zaak optreden als bemiddelaar zoals bedoeld in het zevende deel voor zover zij er geen enkele kennis van hebben gehad tijdens de uitoefening van hun ambt, onder voorbehoud, wat hun erkenning betreft, van de toepassing van artikel 1726. Zij mogen bovendien hun ambt niet meer uitoefenen in de dossiers waarin zij als bemiddelaar zijn opgetreden.".

Art. 205.In artikel 444 van hetzelfde Wetboek wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: "Zij informeren de rechtszoekende over de mogelijkheid tot bemiddeling, verzoening en elke andere vorm van minnelijke oplossing van geschillen. Indien zij van mening zijn dat een minnelijke oplossing van het geschil overwogen kan worden, trachten zij die in de mate van het mogelijke te bevorderen.".

Art. 206.In artikel 519 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014 en gewijzigd bij de wet van 19 oktober 2015, wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende: " § 4. De gerechtsdeurwaarders streven, in de mate van het mogelijke, de minnelijke oplossing van geschillen na onder meer door de rechtszoekende te wijzen op de mogelijkheid tot bemiddeling, verzoening en elke andere vorm van minnelijke oplossing van geschillen.".

Art. 207.In artikel 665, 5°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 februari 2001 en vervangen bij de wet van 21 februari 2005, wordt het woord "vrijwillige" vervangen door het woord "buitengerechtelijke".

Art. 208.In artikel 671, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 21 februari 2005 en 20 juli 2006, wordt het woord "vrijwillige" vervangen door het woord "buitengerechtelijke".

Art. 209.In artikel 692, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 19 februari 2001 en 21 februari 2005, wordt het woord "vrijwillige" vervangen door het woord "buitengerechtelijke".

Art. 210.In het vierde deel, boek II, titel II, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van hoofdstuk I vervangen als volgt: "Hoofdstuk I. Minnelijke oplossingen van geschillen."

Art. 211.In het vierde deel, boek II, titel II, hoofdstuk I, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 730/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 730/1.§ 1. De rechter bevordert in elke stand van het geding een minnelijke oplossing van de geschillen. § 2. Behoudens in kort geding, kan de rechter, op de inleidingszitting of tijdens een zitting bepaald op een nabije datum, de partijen bevragen over de wijze waarop zij voorafgaand aan het geding gepoogd hebben het geschil minnelijk op te lossen en hen inlichten over de mogelijkheden om daar alsnog toe over te gaan. Daartoe kan de rechter de persoonlijke verschijning van de partijen bevelen.

Op vraag van een van de partijen of indien de rechter dit nuttig acht, kan hij, zo hij vaststelt dat verzoening mogelijk is, op diezelfde inleidingszitting of op een zitting bepaald op een nabije datum, de zaak verdagen naar een vaste datum die een maand niet mag overschrijden, behoudens akkoord van de partijen, teneinde hen in de gelegenheid te stellen om na te gaan of hun geschil geheel of deels op minnelijke wijze kan worden opgelost en om daarover alle nuttige inlichtingen in te winnen.

De in het tweede lid bedoelde maatregel kan niet worden bevolen indien hij reeds werd bevolen in het kader van hetzelfde geschil.".

Art. 212.Artikel 731 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 21 februari 2005, van 30 juli 2013 en 8 mei 2014, wordt vervangen als volgt: "

Art. 731.Het behoort tot de opdracht van de rechter om de partijen te verzoenen.

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1724 tot 1737 kan iedere inleidende hoofdvordering tussen partijen die bekwaam zijn om een dading aan te gaan en betreffende zaken welke voor dading vatbaar zijn, op verzoek van een partij of met beider instemming vooraf ter minnelijke schikking worden voorgelegd aan de rechter die bevoegd is om in eerste aanleg ervan kennis te nemen.

Behoudens in de gevallen bij de wet bepaald, kan de poging tot minnelijke schikking niet verplicht worden gesteld.".

Art. 213.In het zevende deel, hoofdstuk I, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 1723/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 1723/1.De bemiddeling is een vertrouwelijk en gestructureerd proces van vrijwillig overleg tussen conflicterende partijen met de medewerking van een onafhankelijke, neutrale en onpartijdige derde die de communicatie vergemakkelijkt en poogt de partijen ertoe te brengen zelf een oplossing uit te werken.".

Art. 214.Artikel 1724 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 februari 2005, wordt vervangen als volgt: "

Art. 1724.Elk al dan niet grensoverschrijdend geschil van vermogensrechtelijke aard, met inbegrip van een geschil waar een publiekrechtelijke rechtspersoon is bij betrokken, kan het voorwerp van een bemiddeling uitmaken. Niet-vermogensrechtelijke geschillen die vatbaar zijn voor dading, evenals de geschillen bedoeld in artikel 572bis, 3°, 4°, 6° tot 10° en 12° tot 15° en de geschillen voortvloeiend uit de feitelijke samenwoning kunnen eveneens het voorwerp van een bemiddeling uitmaken.".

Art. 215.In artikel 1726 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 februari 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 1° opgeheven; 2° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt: "2° het gevolgd hebben van een theoretische opleiding, met inzonderheid een juridische component, en praktische vorming in bemiddelingsvaardigheid en het bemiddelingsproces, waarbij de focus ligt op de algemene en specifieke kennis en competenties eigen aan een bijzonder domein van de bemiddelingspraktijk in de zin van dit Wetboek en geslaagd zijn voor de desbetreffende evaluatieproeven."; 3° in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 3° vervangen als volgt: "3° de noodzakelijke waarborgen inzake onafhankelijkheid, neutraliteit en onpartijdigheid bieden voor de uitoefening van het beroep van erkend bemiddelaar;"; 4° paragraaf 1 wordt aangevuld met een bepaling onder 6°, luidende: "6° schriftelijk verklaren in te stemmen met de deontologische code opgesteld door de federale bemiddelingscommissie, en haar na te leven voor de hele duur van de erkenning." 5° in het artikel worden de paragrafen 1/1 en 1/2 ingevoegd, luidende: " § 1/1.Voor de toepassing van dit Wetboek wordt onder bemiddelaar een erkend bemiddelaar verstaan. § 1/2. Een bemiddelaar wiens erkenning werd ingetrokken met toepassing van artikel 1727/5, § 4, mag, onder voorbehoud van een rehabilitatie door de commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling, pas een nieuwe erkenningsaanvraag indienen na een periode van tien jaar vanaf de betekening van de intrekkingsbeslissing."; 6° in paragraaf 3 worden de woorden "een beroep wordt gedaan op een college van bemiddelaars" vervangen door de woorden "van cobemiddeling".7° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende: " § 4.Niemand mag de titel van "erkend bemiddelaar" gebruiken, alleen of in combinatie met andere termen, zonder dat hij is opgenomen op de lijst van erkende bemiddelaars bedoeld in artikel 1727.".

Art. 216.Artikel 1727 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 februari 2005 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 juli 2017, wordt vervangen als volgt: "

Art. 1727.§ 1. Er wordt een Federale bemiddelingscommissie ingesteld, hierna genoemd, de Commissie, samengesteld uit vierentwintig leden.

De Commissie bestaat uit een algemene vergadering en uit volgende organen : een bureau, een vaste commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars, een vaste commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming, een commissie voor de tuchtregeling en de klachtenbehandeling en bijzondere commissies.

Onder voorbehoud van de permanente commissies, telt de Commissie evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden in haar organen.

Om rechtsgeldig te beraadslagen en te beslissen, moet de meerderheid van de leden van elk orgaan en van elke taalgroep aanwezig zijn.

Indien een vast lid afwezig of verhinderd is, vervangt zijn plaatsvervanger hem. De beslissingen worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of van de ondervoorzitter die hem vervangt, doorslaggevend. § 2. De opdrachten van de Commissie zijn de volgende: 1° de instanties voor de opleiding van bemiddelaars en de opleiding die zij organiseren, erkennen of de erkenning ervan intrekken;2° de minimumprogramma's inzake theoretische en praktische opleiding bepalen, evenals de evaluaties met het oog op het afleveren van een erkenning en de erkenningsprocedure;3° de bemiddelaars erkennen naargelang de bijzondere domeinen van de bemiddelingspraktijk;4° beslissen over de inschrijving op de lijst van bemiddelaars gevestigd in landen van zowel de Europese Unie als daarbuiten, die een erkenning verkregen hebben van een daartoe gemachtigde instantie in dat land;5° een deontologische code opstellen;6° behandelen van de klachten tegen bemiddelaars of tegen de instellingen die de opleidingen verschaffen;advies verlenen in geval van betwisting van het honorarium van bemiddelaars en sancties opleggen jegens bemiddelaars die niet meer zouden voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 1726 of aan de bepalingen van de deontologische code opgesteld door de Commissie; 7° zorgen voor de periodieke publicatie van alle reglementaire beslissingen van de Commissie in het Belgisch Staatsblad;8° de sanctieprocedure ten aanzien van de bemiddelaars bepalen;9° een met redenen omkleed advies verlenen aan de minister van Justitie met betrekking tot de voorwaarden waaraan een vereniging van bemiddelaars moet voldoen om als representatief te gelden;10° de lijst van bemiddelaars opstellen en verspreiden bij de hoven en rechtbanken, bij de federale, gemeenschaps-, gewestelijke en lokale overheden;11° het publiek inlichten over de mogelijkheden geboden door bemiddeling;12° alle nodige maatregelen nemen om de behoorlijke uitoefening van de bemiddeling te bevorderen, en inzonderheid nieuwe methodes en praktijken van bemiddeling en andere vormen van geschillenoplossing te onderzoeken en te ondersteunen;13° een jaarverslag over de uitvoering van haar wettelijke opdrachten, bedoeld in artikel 1727/1, vijfde lid, opmaken en bekendmaken op haar website;14° waken over de goede organisatie van haar bureau en van haar commissies.

Art. 217.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1727/1 ingevoegd, luidende:

Art. 1727/1.De algemene vergadering bestaat uit de vaste en plaatsvervangende leden van het bureau en van de vaste commissies, met uitzondering van de assessoren van de commissie voor de tuchtregeling en de klachtenbehandeling en van de leden van de bijzondere commissies.

De algemene vergadering hecht haar goedkeuring met een meerderheid van haar leden binnen elke taalgroep, aan alle beslissingen, adviezen en andere maatregelen gerealiseerd in uitvoering van artikel 1727, § 2, met uitzondering van de aangelegenheden die volgens een uitdrukkelijke bepaling van het zevende deel exclusief onder het bureau vallen, en van de opdrachten die vallen onder de commissie voor de tuchtregeling en de klachtenbehandeling.

Zij bepaalt, na goedkeuring van de minister van Justitie, welke bijzondere commissies moeten worden opgericht alsook de samenstelling en opdrachten ervan. Zij beslist ook, na goedkeuring van de minister van Justitie, over de opheffing van zulke commissies. De algemene vergadering wijst de vaste en plaatsvervangende leden van de bijzondere commissies aan.

Elke bevoegdheid die niet uitdrukkelijk bij wet is toegewezen aan een orgaan van de Commissie valt onder de opdrachten van de algemene vergadering.

Elk jaar keurt de algemene vergadering het verslag goed van de uitvoering van de opdrachten van de organen van de Commissie, uitgezonderd van de commissie voor de tuchtregeling en de klachtenbehandeling, tijdens het afgelopen jaar. Dat verslag wordt meegedeeld aan de minister van Justitie.".

Art. 218.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1727/2 ingevoegd, luidende: "

Art. 1727/2.§ 1. Het bureau bestaat uit acht vaste leden en acht plaatsvervangende leden die doen blijken van relevante competenties in het domein van de bemiddeling of op het stuk van praktijkervaring of opleiding inzake bemiddeling.

Voor elk vast lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.

De Koning bepaalt de nadere regels voor de bekendmaking van de vacatures, voor de indiening van de kandidaturen en voor de voordracht van de leden.

De vaste en plaatsvervangende leden worden door de minister van Justitie aangewezen, op met redenen omklede voordracht : - van twee leden, door de Orde van Vlaamse balies voor de advocaten die tot die Orde behoren; - van twee leden, door de Ordre des barreaux francophones et germanophone voor de advocaten die tot die Orde behoren; - van vier leden, door de Koninklijke Federatie van het Belgisch notariaat voor de notarissen; - van vier leden, door de representatieve instanties voor de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat noch dat van notaris uitoefenen; - van twee leden die magistraat, emeritus- magistraat of eremagistraat zijn, door de Hoge Raad voor de Justitie; - van twee leden door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders voor de gerechtsdeurwaarders. § 2. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Hun mandaat kan slechts eenmaal worden verlengd.

Het mandaat van een lid kan voortijdig beëindigd worden door het ontslag van het lid of door een met redenen omklede beslissing genomen door de minister van Justitie op voorstel van het bureau. Er wordt vervolgens gehandeld overeenkomstig paragraaf 1. In alle gevallen voltooien de ter vervanging benoemde personen het mandaat van de voorganger. Indien het om een eerste mandaat gaat, mag het mandaat van de ter vervanging benoemde persoon, in afwijking van het eerste lid, tweemaal worden verlengd. § 3. De algemene vergadering wijst te midden van de leden van het bureau en voor een periode van twee jaar een voorzitter en ondervoorzitter aan, die de voorzitter zo nodig vervangt, evenals een secretaris, waarbij die ambten afwisselend door een Nederlandstalige en een Franstalige worden bekleed. Het voorzitterschap en ondervoorzitterschap worden bovendien afwisselend uitgeoefend door notarissen, advocaten, magistraten, gerechtsdeurwaarders, bemiddelaars die geen van voornoemde beroepen uitoefenen.

De voorzitter van het bureau is tevens voorzitter van de federale bemiddelingscommissie. § 4. Het bureau legt aan de algemene vergadering voorstellen voor in het kader van de aangelegenheden bedoeld in artikel 1727, § 2, 8°, 9°, 11° en 12°. Het bureau keurt de beslissingen of adviezen van de commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en van de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming goed op grond van artikel 1727/4, § 3.

Het bureau coördineert de activiteiten van de Commissie, waakt over de uitvoering van de beslissingen genomen door haar organen, onder meer die bedoeld in artikel 1727, § 2, 6°, en is belast met het dagelijks beheer. Het bereidt tevens het jaarverslag bedoeld in artikel 1727/1, vijfde lid, voor en legt het ter goedkeuring voor aan de algemene vergadering. § 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt de kandidaat-notaris gelijkgesteld met een notaris. § 6. Het bureau stelt een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de algemene vergadering. Zodra dit reglement door de algemene vergadering is goedgekeurd, wordt het op de website van de Commissie bekengemaakt.".

Art. 219.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1727/3 ingevoegd, luidende: "

Art. 1727/3.Er worden drie vaste commissies opgericht: - de commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars; - de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming; - de commissie voor de tuchtregeling en de klachtenbehandeling.

Art. 220.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1727/4 ingevoegd, luidende: "

Art. 1727/4.§ 1. De commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming bestaan elk uit vijf leden, een voorzitter, twee vaste leden en twee plaatsvervangende leden. Met uitzondering van de voorzitter, telt elke commissie evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.

Voor elk vast lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen. Bij afwezigheid wordt de voorzitter vervangen door een ander lid van het bureau, van dezelfde taalgroep.

De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Hun mandaat kan slechts eenmaal worden verlengd.

Een oproep tot kandidaten wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Deze leden worden benoemd door de minister van Justitie op voordracht van een lijst opgesteld door het bureau, en waarin een met redenen omkleed advies is opgenomen met betrekking tot maximaal vijfentwintig kandidaten die in volgorde van voorkeur zijn gerangschikt. De Koning bepaalt de nadere regels voor de bekendmaking van de vacatures, voor de indiening van de kandidaturen, voor de voordracht van de leden en de criteria voor de kandidaatstelling.

De algemene vergadering wijst te midden van de leden van het bureau voor een periode van twee jaar een voorzitter voor elke commissie aan, waarbij dit ambt afwisselend door een Nederlandstalige en een Franstalige wordt bekleed. § 2. De commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming kunnen deskundigen raadplegen die geen lid zijn van de commissie en hen uitnodigen om deel te nemen aan hun vergaderingen. Zij hebben een raadgevende stem. § 3. De commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming moeten, voor hun respectieve opdrachten, een advies of een beslissing ter goedkeuring aan het bureau voorleggen betreffende de opdrachten bedoeld in artikel 1727, § 2, 1°, 2°, 3° en 4°. § 4. De commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming stellen een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de algemene vergadering. Nadat dit reglement door de algemene vergadering is goedgekeurd, wordt het op de website van de Commissie bekendgemaakt.".

Art. 221.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1727/5 ingevoegd, luidende: "

Art. 1727/5.§ 1. De commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling is samengesteld uit vijf leden, een voorzitter, vier effectieve assessoren en twee plaatsvervangende assessoren. Met uitzondering van de voorzitter, telt de commissie evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden. De commissie bestaat uit een Nederlandstalig en een Franstalig college met elk twee effectieve assessoren, en de voorzitter. De commissie wordt voorgezeten door een lid van het bureau dat, vanaf zijn aanwijzing, geen zitting meer heeft in een andere vaste of bijzondere commissie. Het bureau wijst voor een periode van twee jaar de voorzitter aan. Dit ambt wordt afwisselend door een Nederlandstalige en een Franstalige bekleed. De voorzitter moet het bewijs leveren van voldoende kennis van de andere landstaal. § 2. De commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling is, door toedoen van het Nederlandstalig of Franstalig college, belast met de tucht van bemiddelaars overeenkomstig artikel 1727, § 2, 5°, en met de behandeling van klachten tegen bemiddelaars en tegen instellingen die opleidingen in bemiddeling verschaffen, en verstrekt advies bij betwisting van het honorarium van bemiddelaars.

De keuze van het college, Franstalig of Nederlandstalig, wordt gemaakt door de bemiddelaar of de instelling die het voorwerp uitmaakt van de procedure.

De commissie voor de tuchtregeling en de klachtenbehandeling is ook belast met het formuleren van voorstellen overeenkomstig artikel 1727, § 2, 7 ° en 10 °, die ter goedkeuring worden voorgelegd aan de algemene vergadering. § 3. De commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling stelt haar reglement van procesvoering op. Het reglement wordt door de algemene vergadering bekrachtigd. Na goedkeuring ervan door de algemene vergadering wordt het reglement op de website van de Commissie bekendgemaakt. § 4. De commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling kan, door toedoen van het Nederlandstalig of Franstalig college, de volgende sancties opleggen ten aanzien van een erkend bemiddelaar : - de verwittiging; - de berisping; - de verplichting om een stage te voldoen gedurende de periode en volgens de nadere regels bepaald door de commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling; - de verplichting om het beroep uitsluitend in co-bemiddeling uit te oefenen voor de duur en volgens de nadere regels bepaald door de commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling; - de schorsing voor een periode die niet meer dan één jaar mag bedragen; - de intrekking van de erkenning. § 5. Ieder jaar maakt de commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling een verslag op van de uitvoering van haar opdrachten gedurende het afgelopen jaar. Dat verslag bevat suggesties met betrekking tot de wenselijkheid om wijzigingen aan te brengen in de tuchtprocedure of in de klachtenbehandeling evenals in de deontologische code. Dat verslag wordt meegedeeld aan de minister van Justitie.".

Art. 222.Artikel 1728 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 februari 2005, wordt vervangen als volgt: "

Art. 1728.§ 1. De documenten opgemaakt en de mededelingen gedaan in de loop van en ten behoeve van een bemiddelingsprocedure zijn vertrouwelijk. Zij mogen niet worden aangevoerd in enige gerechtelijke, administratieve of arbitrale procedure of in enige andere procedure voor de oplossing van conflicten en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis.

Behoudens schriftelijk uitgedrukte andersluidende wil van de partijen, vallen het bemiddelingsprotocol en het (de) door de partijen ondertekende bemiddelingsakkoord(en) alsook het eventuele document opgesteld door de bemiddelaar dat het feit van de mislukking van de bemiddeling vaststelt, niet onder deze vertrouwelijkheidsplicht.

Daarnaast kan de vertrouwelijkheidsplicht, met schriftelijke instemming van de partijen, en binnen de grenzen die zij bepalen, worden opgeheven. Omgekeerd kunnen de partijen, in onderling akkoord en op schriftelijke wijze, documenten of mededelingen daterend van vóór de aanvang van het bemiddelingsproces vertrouwelijk maken. § 2. Onverminderd zijn wettelijke verplichtingen, mag de bemiddelaar de feiten waarvan hij uit hoofde van zijn ambt kennis krijgt, niet openbaar maken. Hij mag door de partijen niet worden opgeroepen als getuige in een burgerrechtelijke, administratieve of arbitrale procedure met betrekking tot de feiten waarvan hij kennis heeft genomen in de loop van zijn bemiddeling. Hij mag evenmin de reden van de mislukking van deze vorm van minnelijke conflictoplossing onthullen, ook niet aan de rechter of arbiter bij wie een geschil tussen de partijen van de bemiddeling aanhangig is gemaakt.

Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bemiddelaar. § 3. In het kader van en ten behoeve van zijn opdracht kan de bemiddelaar, met instemming van de partijen, de derden horen die daarmee instemmen of, wanneer de complexiteit van de zaak zulks vereist, een beroep doen op de diensten van een deskundige in het desbetreffende domein. Zij zijn gehouden tot de vertrouwelijkheidsplicht bedoeld in paragraaf 1, eerste lid. Paragraaf 2 is van toepassing op de deskundige. § 4. Bij schending van de vertrouwelijkheids- of geheimhoudingsplicht door degenen die daartoe gehouden zijn krachtens deze bepaling, doet de rechter of arbiter in billijkheid uitspraak over de eventuele toekenning van schadevergoeding, en over de omvang ervan.

Vertrouwelijke documenten en mededelingen die desondanks zijn meegedeeld of waarop een partij steunt in strijd met de vertrouwelijkheidsplicht, worden ambtshalve uit de debatten geweerd.".

Art. 223.In het zevende deel van hetzelfde Wetboek, wordt het opschrift van hoofdstuk II vervangen als volgt: "Hoofdstuk II. De buitengerechtelijke bemiddeling".

Art. 224.Artikel 1731, § 2, 5°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 februari 2005, wordt vervangen als volgt: "5° de vertrouwelijkheid die wordt gehecht aan de documenten en de mededelingen in het kader van bemiddeling;".

Art. 225.In artikel 1734 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 februari 2005 en gewijzigd bij de wet van 19 oktober 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt: " § 1.In elke stand van het geding, alsook in kort geding, behalve voor het Hof van Cassatie en voor de arrondissementsrechtbank, kan de rechter voor wie een zaak hangende is, op gezamenlijk verzoek van de partijen of op eigen initiatief maar met instemming van de partijen, een bemiddeling bevelen, zolang de zaak niet in beraad is genomen.

Wanneer de rechter van mening is dat een verzoening tussen de partijen mogelijk is, kan hij, ambtshalve of op verzoek van een van de partijen, op de inleidingszitting, op een zitting waarop de zaak wordt verdaagd naar een nabije datum of op een zitting die ten laatste op de laatste dag van de maand die volgt op die van de neerlegging van de eerste conclusies van de verweerder is bepaald, na de partijen gehoord te hebben, een bemiddeling bevelen. Indien alle partijen daartegen gekant zijn, kan de rechter geen bemiddeling bevelen; 2° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, luidende: " § 1/1.De partijen of, in afwezigheid van partijen, hun advocaat kunnen de rechter gezamenlijk vragen om de bemiddelaar of de bemiddelaars die zij voordragen aan te wijzen. Tenzij de door de partijen voorgedragen bemiddelaar of bemiddelaars niet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1726, willigt de rechter dit verzoek in.

Indien de partijen geen overeenstemming bereiken over de aan te wijzen bemiddelaar of bemiddelaars, wijst de rechter, bij voorkeur bij toerbeurt, een bemiddelaar of bemiddelaars aan, die erkend zijn overeenkomstig artikel 1727, op basis van een lijst van alle bemiddelaars die is opgesteld door de federale bemiddelingscommissie.

De rechter kiest, voor zover mogelijk, een bemiddelaar die gevestigd is in de buurt van de woonplaats van de partijen."; 3° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt: " § 2.De beslissing die de partijen beveelt om het geschil te trachten op te lossen door een bemiddeling bedoeld in paragraaf 1, vermeldt de naam en de hoedanigheid van de erkende bemiddelaar of erkende bemiddelaars, legt de duur vast van hun opdracht, zonder dat die de termijn van zes maanden mag overschrijden en stelt de zaak vast op de eerst nuttige datum na het verstrijken van deze termijn is."; 4° in paragraaf 3 worden de woorden "in onderlinge overeenstemming" ingevoegd tussen de woorden "kunnen ze" en de woorden "om een nieuwe termijn verzoeken".

Art. 226.Artikel 1735 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 februari 2005, wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende: " § 6. De maatregelen bevolen overeenkomstig de artikelen 1734 en 1735 zijn niet vatbaar voor enig rechtsmiddel.".

Art. 227.In hetzelfde Wetboek wordt een achtste deel ingevoegd, luidende "Collaboratieve onderhandelingen".

Art. 228.In het achtste deel, ingevoegd bij artikel 227, wordt een artikel 1738 ingevoegd luidende: "

Art. 1738.Indien de partijen worden bijgestaan door een collaboratieve advocaat bedoeld in artikel 1739 van het Gerechtelijk Wetboek, kunnen de geschillen bedoeld in artikel 1724 van hetzelfde Wetboek het voorwerp uitmaken van een collaboratieve onderhandelingsprocedure, dat wil zeggen een vrijwillige en vertrouwelijke procedure van geschillenoplossing door onderhandeling, waarbij conflicterende partijen en hun respectieve advocaten betrokken zijn en laatstgenoemden optreden in het kader van een exclusief en beperkt mandaat van bijstand en adviesverlening teneinde een minnelijk akkoord te bewerkstelligen.".

Art. 229.In hetzelfde achtste deel wordt een nieuw artikel 1739 ingevoegd luidende: "

Art. 1739.§ 1. Enkel collaboratieve advocaten mogen collaboratieve onderhandelingen voeren. § 2. De collaboratieve advocaat is een advocaat die staat ingeschreven op de lijst van collaboratieve advocaten opgesteld door de Orde van Vlaamse balies of van de Ordre des barreaux francophones et germanophone.

Alleen advocaten die een bijzondere opleiding hebben genoten, de vereiste erkenning van collaboratieve advocaat hebben toegekend gekregen en het reglement voor collaboratieve advocaten hebben onderschreven, kunnen opgenomen worden in deze lijst.

De Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone, richten een gezamenlijke paritaire commissie op die de voorwaarden bepaalt voor de bijzondere opleiding, de permanente vorming, de vereiste erkenning, de waarborgen op het gebied van collaboratieve onderhandeling en het toepasselijke reglement voor advocaten.".

Art. 230.In hetzelfde achtste deel, wordt een artikel 1740 ingevoegd luidende: "

Art. 1740.In elke stand van het geding, alsook in kort geding, behalve voor het Hof van Cassatie en voor de arrondissementsrechtbank, kan de rechter voor wie een zaak hangende is, op gezamenlijk verzoek van de partijen en na hen gehoord te hebben over de beoogde maatregel, zolang de zaak niet in beraad is genomen bevelen hun geschil door een collaboratieve onderhandeling trachten op te lossen. Artikel 1734, § 1, eerste lid, is van overeenkomstige van toepassing.".

Art. 231.In hetzelfde achtste deel wordt een artikel 1741 ingevoegd luidende: "

Art. 1741.§ 1. Het collaboratief onderhandelingsprotocol bevat naast de gegevens bedoeld in artikel 1731, § 2, uitgezonderd de bepalingen onder 2° en 6° : 1° de namen, voornamen en volledige gegevens van de collaboratieve advocaten;2° het principe dat partijen in het kader van de collaboratieve onderhandeling alle documenten en informatie moeten meedelen die nuttig kunnen zijn voor de oplossing van het geschil en het principe dat partijen op loyale wijze dienen mee te werken aan de collaboratieve onderhandeling;3° de verbintenis van partijen om tijdens de collaboratieve onderhandeling geen geding op te starten of voort te zetten;4° het voorschot die partijen stellen voor de kosten verbonden aan de collaboratieve onderhandeling, met uitsluiting van de erelonen en kosten van de collaboratieve advocaten;5° de verplichte terugtrekking van de collaboratieve advocaten ingeval de onderhandelingen mislukken. § 2. De ondertekening van het collaboratief onderhandelingsprotocol schorst de verjaringstermijn voor de duur van de collaboratieve onderhandeling. § 3. Behoudens andersluidend schriftelijk akkoord van de partijen eindigt de schorsing van één maand na kennisgeving : - door de collaboratieve advocaat van de wil van zijn cliënt om een einde te maken aan de collaboratieve onderhandeling; - door de collaboratieve advocaat van zijn wil om een einde te stellen aan zijn tussenkomst; - door de partij van haar wil om een einde te stellen aan de tussenkomst van haar collaboratieve advocaat.

De kennisgeving gebeurt bij aangetekende zending, behoudens andersluidend akkoord tussen partijen en collaboratieve advocaten.".

Art. 232.In hetzelfde achtste deel wordt een nieuw artikel 1742 ingevoegd, luidende: "

Art. 1742.§ 1. Elke partij kan te allen tijde een einde maken aan de collaboratieve onderhandeling, zonder dat dit tot haar nadeel kan strekken. De partij stelt haar collaboratieve advocaat hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis. De collaboratieve advocaat meldt dit onverwijld aan de collaboratieve advocaten van de overige betrokken partijen. § 2. Indien een van de partijen de bijstand door haar collaboratieve advocaat tijdens de procedure wenst stop te zetten en zich wenst te beroepen op de bijstand door een andere collaboratieve advocaat, verwittigt ze onmiddellijk en schriftelijk de andere partij. Een bijlage bij het collaboratief onderhandelingsprotocol wordt zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen dertig dagen na de terugtrekking door de vorige collaboratieve advocaat ondertekend door de nieuwe collaboratieve advocaat bij gebreke waaraan de andere partij de procedure als beëindigd mag beschouwen. § 3. Indien een van de collaboratieve advocaten zich terugtrekt uit de procedure, verwittigt hij onmiddellijk schriftelijk zijn cliënt en de collaboratieve advocaat van de andere partij. Indien de partij wiens collaboratieve advocaat zich heeft teruggetrokken beslist om de procedure verder te zetten, deelt zij haar intentie mee aan de andere partij bij monde van haar nieuwe collaboratieve advocaat. De nieuwe collaboratieve advocaat tekent zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen dertig dagen na de terugtrekking door de vorige collaboratieve advocaat een bijlage bij het collaboratief onderhandelingsprotocol bij gebreke waaraan de andere partij de procedure als beëindigd mag beschouwen. § 4. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de toepassing van artikel 1741, § 3.".

Art. 233.In hetzelfde achtste deel wordt een artikel 1743 ingevoegd luidende: "

Art. 1743.§ 1. Een collaboratieve advocaat kan een of meerdere partijen bijstaan in het kader van een bepaalde collaboratieve onderhandeling zolang dit geen aanleiding geeft tot een belangenconflict. § 2. De collaboratieve advocaat ontvangt van zijn cliënt een exclusief en geschreven mandaat, dat beperkt is tot het bijstaan en raadgeven tijdens de collaboratieve onderhandeling met het oog op het bereiken van een onderhandeld akkoord. § 3. Indien een van de partijen zich terugtrekt uit de collaboratieve onderhandeling of indien de collaboratieve onderhandeling eindigt, met of zonder akkoord, zijn de collaboratieve advocaten ertoe gehouden hun tussenkomst te beëindigen en mogen zij niet meer tussenkomen in een geding tussen dezelfde partijen in het kader van een geschil dat het voorwerp heeft uitgemaakt van de collaboratieve onderhandelingen.

Hetzelfde geldt voor iedere advocaat die van hun advocatenkantoor deel uitmaakt, inclusief de interne of externe medewerkers en stagiairs.".

Art. 234.In hetzelfde achtste deel wordt een nieuw artikel 1744 ingevoegd luidende: "

Art. 1744.§ 1. Desgewenst kan er in het kader van een collaboratieve onderhandeling een beroep worden gedaan op een of meer deskundigen om een neutraal en objectief verslag en advies te verlenen. Het advies van de deskundige is vertrouwelijk en uitsluitend bedoeld om het zoeken naar een minnelijke oplossing te vergemakkelijken. De deskundige beslist in geen geval over het geschil dat het voorwerp uitmaakt van de collaboratieve onderhandeling. § 2. Indien er beroep wordt gedaan op een deskundige, wordt er een bijlage bij het collaboratief onderhandelingsprotocol opgemaakt. Deze bijlage bevat : 1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de deskundige;2° een beknopt overzicht van het geschil en de omschrijving van de vragen waaromtrent de deskundige gevraagd wordt advies te verlenen;3° het principe dat de deskundige gebonden is door vertrouwelijkheid, neutraliteit en onafhankelijkheid;4° de provisie die partijen stellen voor het ereloon en de kosten van de deskundige;5° de datum; 6° de ondertekening door de deskundige, de partijen en de collaboratieve advocaten.".

Art. 235.In hetzelfde achtste deel wordt een artikel 1745 ingevoegd, luidende: "

Art. 1745.§ 1. De partijen delen alle documenten en informatie mee die nuttig kunnen zijn voor de oplossing van het geschil en werken op een loyale manier mee aan de collaboratieve onderhandeling. § 2. De partijen kunnen de wijze waarop deze verplichting zal worden uitgevoerd nader bepalen in het collaboratief onderhandelingsprotocol. § 3. Artikel 1728 is van overeenkomstige toepassing.".

Art. 236.In hetzelfde achtste deel wordt een artikel 1746 ingevoegd, luidende: "

Art. 1746.§ 1. Wanneer de partijen voor het gehele geschil of een deel ervan, voorlopig of definitief tot een oplossing komen via een collaboratieve onderhandeling, dan wordt de oplossing schriftelijk door de collaboratieve advocaten vastgelegd in het collaboratief onderhandeld akkoord. § 2. Het collaboratief onderhandeld akkoord bevat: 1° de naam en de woonplaats van de partijen en de naam en het kantooradres van hun collaboratieve advocaten;2° de precieze verbintenissen van elk van de partijen die werden overeengekomen op basis van de collaboratieve onderhandeling ter oplossing van het gehele geschil of een gedeelte van het geschil;3° de datum; 4° de ondertekening door de partijen en de collaboratieve advocaten.".

Art. 237.In hetzelfde achtste deel wordt een nieuw artikel 1747 ingevoegd, luidende: "

Art. 1747.§ 1. De kosten verbonden aan het voeren van een collaboratieve onderhandeling en het ereloon en de kosten van de deskundige komen gelijkelijk ten laste van de partijen, tenzij die daar anders over beslissen. § 2. Elke partij draagt zelf de erelonen en de kosten van haar collaboratieve advocaat, behoudens andersluidende overeenkomst.". HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het Strafwetboek

Art. 238.In het Strafwetboek wordt een artikel 227quater ingevoegd, luidende: "

Art. 227quater.Wordt gestraft met geldboete van tweehonderd euro tot twintigduizend euro: 1° hij die zonder dat hij is opgenomen op de lijst van erkende bemiddelaars bedoeld in artikel 1727 en zonder van erkenning vrijgesteld te zijn, beroepsmatig bemiddelt in de zin van het Gerechtelijk Wetboek met uitzondering van hij die beroepsmatig bemiddelt in de zin van het Gerechtelijk Wetboek in het kader van geschillen tussen ondernemingen.2° hij die, zonder daartoe gemachtigd te zijn, zich openbaar een beroepstitel van erkend bemiddelaar toeëigent evenals hij die een titel voert of die aan de beroepstitel die hij voert een vermelding toevoegt, welke tot verwarring kan leiden met die van erkend bemiddelaar. Wordt gestraft met dezelfde straf, wie zijn medewerking verleent aan een derde of hem zijn naam leent, met het doel hem te onttrekken aan de straf waarmee het illegaal dragen van de titel van erkend bemiddelaar of het illegaal uitoefenen van het beroep van erkend bemiddelaar gestraft worden.". HOOFDSTUK 3. - Overgangsbepaling

Art. 239.De leden van de federale bemiddelingscommissie die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de bepalingen van titel 9 zijn aangewezen volgens de nadere regels bepaald in de wet van 21 februari 2005 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bemiddeling, blijven hun mandaat uitoefenen tot de nieuwe leden krachtens deze wet zijn aangewezen. Om de continuïteit van de werking van de federale bemiddelingscommissie te waarborgen, worden haar structuur en werking zoals ingesteld door voornoemde wet van 21 februari 2005 gehandhaafd tot wanneer alle nieuwe leden van de federale bemiddelingscommissie krachtens de nieuwe bepalingen van titel 9 zijn aangewezen.

De leden van de federale bemiddelingscommisie die zijn aangewezen volgens de regels bepaald in de wet van 21 februari 2005 en een eerste mandaat vervullen, kunnen zich in het kader van de nieuwe bepalingen betreffende de bemiddeling opnieuw kandidaat stellen.

De bemiddelaars die erkend zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet volgens de nadere regels bepaald door de wet van 21 februari 2005 zijn erkend als zodanig in de zin van deze wet.

De dossiers die op de datum van inwerkingtreding van de bepalingen betreffende de bemiddeling aanhangig zijn voor de federale bemiddelingscommissie worden behandeld door de organen van de federale commissie, zulks op grond van hun respectieve bevoegdheid.

De instanties voor de vorming van bemiddelaars die op 1 januari 2019 opleidingen verschaffen, overeenkomstig de oude artikelen 1726 en 1727 van het Gerechtelijk Wetboek, kunnen deze verder organiseren onder dezelfde vereisten en voorwaarden tot 1 september 2019.

Personen die de opleidingen bedoeld in het vijfde lid gevolgd hebben en met succes geslaagd zijn, kunnen de erkenning behouden tot 1 september 2020 onder dezelfde vereisten en voorwaarden voorzien in de oude artikelen 1726 en 1727 van het Gerechtelijk Wetboek.

Eens de erkenning is verworven, zijn ze als erkend bemiddelaar erkend in de zin van de bepalingen van titel 9 van deze wet. HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding

Art. 240.De artikelen 215 tot 221 en de artikelen 227 tot 237 treden in werking op 1 januari 2019.

De Koning kan voor iedere bepaling ervan een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan de datum vermeld in het eerste lid.

TITEL 10 (NIEUW). - Wijzigingen van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en kennisbeheer en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding

Art. 241.Artikel 3, tweede lid, van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en kennisbeheer en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding, gewijzigd bij de wet van 6 juli 2017, wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende: "4° het strategisch en operationeel beleid van de juridische documentatie voor de rechterlijke orde."

Art. 242.In artikel 13, eerste lid, 1°, van dezelfde wet worden de woorden "de opdracht bedoeld in artikel 8" vervangen door de woorden "de opdrachten bedoeld in de artikelen 8 en 8/1".

Art. 243.In artikel 38 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 december 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het eerste lid wordt vervangen als volgt: "Het Instituut beschikt over begrotingsmiddelen, via kredieten die zijn ingeschreven op de administratieve begroting van de Federale Overheidsdienst Justitie, voor : 1° de algemene werking en organisatie van opleidingen; 2° de financiering van het strategisch en operationeel beleid van de juridische documentatie voor de rechterlijke orde."; b) in het tweede lid worden de woorden "Deze kredieten" vervangen door de woorden "De begrotingsmiddelen voor de algemene werking en organisatie van opleidingen bedoeld in het eerste lid, 1° ".

Art. 244.Artikel 243 treedt in werking op 1 januari 2019.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 18 juni 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Minister van Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Digitale Agenda, A. DE CROO De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT De Minister van Defensie, S. VANDEPUT De Minister van Mobiliteit, Fr. BELLOT De Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging Th. FRANCKEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken. 54-2919

^