Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 18 juni 2021

Uittreksel uit arrest nr. 47/2021 van 18 maart 2021 Rolnummer 7086 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 141, c), van de wet van 18 juni 2018 « houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de be Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021201518
pub.
18/06/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 47/2021 van 18 maart 2021 Rolnummer 7086 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 141, c), van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten « houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing », ingesteld door het College van de Franse Gemeenschapscommissie.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en L. Lavrysen, en de rechters J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 24 december 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 27 december 2018, heeft het College van de Franse Gemeenschapscommissie, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. M. Kaiser, Mr. D. Neven en Mr.

M. Verdussen, advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 141, c), van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten « houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 2 juli 2018). (...) II. In rechte (...) B.1. Artikel 12bis van het Wetboek van de Belgische nationaliteit maakt deel uit van afdeling 1 (« Verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitsverklaring ») van hoofdstuk III (« Verkrijging van de Belgische nationaliteit ») van dat Wetboek.

Vóór de wijziging ervan bij artikel 141 van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten « houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing » (hierna : de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten), bepaalde artikel 12bis, § 1, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit : « Kunnen de Belgische nationaliteit verkrijgen door een verklaring af te leggen overeenkomstig artikel 15 : 1° de vreemdeling die : a) de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;b) en in België geboren is en er sedert zijn geboorte wettelijk verblijft;2° de vreemdeling die : a) de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;b) en vijf jaar wettelijk verblijf in België heeft;c) en het bewijs levert van de kennis van één van de drie landstalen;d) en zijn maatschappelijke integratie bewijst door : - hetzij een diploma of getuigschrift van een onderwijsinstelling opgericht, erkend of gesubsidieerd door een Gemeenschap of de Koninklijke Militaire School en dat minstens van het niveau is van het hoger secundair onderwijs; - hetzij een beroepsopleiding van minimum 400 uur erkend door een bevoegde overheid te hebben gevolgd; - hetzij een inburgeringscursus te hebben gevolgd waarin wordt voorzien door de bevoegde overheid van zijn hoofdverblijfplaats op het tijdstip dat hij zijn inburgeringscursus aanvat; - hetzij gedurende de voorbije vijf jaar onafgebroken als werknemer en/of als statutair benoemde in overheidsdienst en/of als zelfstandige in hoofdberoep te hebben gewerkt; e) en zijn economische participatie bewijst door : - hetzij als werknemer en/of als statutair benoemde in overheidsdienst gedurende de voorbije vijf jaar minimaal 468 arbeidsdagen te hebben gewerkt; - hetzij in het kader van een zelfstandige beroepsactiviteit in hoofdberoep de voorbije vijf jaar gedurende minstens zes kwartalen de verschuldigde sociale kwartaalbijdragen voor zelfstandigen in België te hebben betaald;

De duur van de opleiding gevolgd tijdens de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek bedoeld in 2°, d), eerste en/of tweede streepje, wordt in mindering gebracht van de duur van de vereiste beroepsactiviteit van minstens 468 dagen of van de duur van de zelfstandige beroepsactiviteit in hoofdberoep. 3° de vreemdeling die : a) de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;b) en vijf jaar wettelijk verblijf in België heeft;c) en het bewijs levert van de kennis van één van de drie landstalen;d) en gehuwd is met een Belg, indien de echtgenoten gedurende ten minste drie jaar in België hebben samengeleefd, of de ouder of adoptant is van een Belgisch kind dat de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt of niet ontvoogd is vóór die leeftijd;e) en zijn maatschappelijke integratie bewijst door : - hetzij een diploma of getuigschrift van een onderwijsinstelling opgericht, erkend of gesubsidieerd door een Gemeenschap of de Koninklijke Militaire School en dat minstens van het niveau is van het hoger secundair onderwijs; - hetzij een beroepsopleiding van minimum 400 uur erkend door een bevoegde overheid te hebben gevolgd en in de voorbije vijf jaar als werknemer en/of als statutair benoemde in overheidsdienst gewerkt te hebben gedurende ten minste 234 arbeidsdagen of in het kader van een zelfstandige beroepsactiviteit in hoofdberoep gedurende minstens drie kwartalen de verschuldigde sociale kwartaalbijdragen voor zelfstandigen in België te hebben betaald; - hetzij een inburgeringscursus te hebben gevolgd waarin wordt voorzien door de bevoegde overheid van zijn hoofdverblijfplaats op het tijdstip dat hij zijn inburgeringscursus aanvat; 4° de vreemdeling die : a) de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;b) en vijf jaar wettelijk verblijf in België heeft;c) en het bewijs levert omwille van een handicap of invaliditeit geen betrekking of economische activiteit te kunnen uitoefenen of de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;5° de vreemdeling die : a) de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;b) en tien jaar wettelijk verblijf in België heeft;c) en het bewijs levert van de kennis van één van de drie landstalen;d) en het bewijs levert van zijn deelname aan het leven van zijn onthaalgemeenschap.Dit bewijs kan door alle rechtsmiddelen geleverd worden, en bevat elementen waaruit blijkt dat de aanvrager deelneemt aan het economische en/of socioculturele leven van die onthaalgemeenschap ».

B.2. Sinds de wijziging ervan bij artikel 141, c), van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten, bepaalt artikel 12bis, § 1, 2°, d), derde streepje, en 3°, e), derde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit : « en zijn maatschappelijke integratie bewijst door : [...] - hetzij naargelang het geval, het bewijs uitgereikt door de daartoe bevoegde overheid te leveren van het met succes gevolgd hebben van het inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours waarin wordt voorzien door de bevoegde overheid van zijn hoofdverblijfplaats op het tijdstip dat hij dit aanvat; ».

Ten aanzien van het eerste middel B.3. Het middel is afgeleid uit de schending van artikel 128, § 1, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 5, § 1, II, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen (hierna : de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten), door artikel 141, c), van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten, omdat artikel 12bis, § 1, 2°, d), derde streepje, en 3°, e), derde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, zoals gewijzigd bij de bestreden bepaling, de deelentiteiten bedoeld in artikel 128 van de Grondwet zou verplichten om een procedure in te voeren voor de evaluatie van de kennis die de vreemdeling heeft verworven in het kader van zijn maatschappelijke integratie, hetgeen afbreuk zou doen aan de bevoegdheden van die deelentiteiten.

B.4.1. Artikel 128 van de Grondwet bepaalt : « § 1. De Parlementen van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap regelen, elk voor zich, bij decreet, de persoonsgebonden aangelegenheden, alsook, voor deze aangelegenheden, de samenwerking tussen de gemeenschappen en de internationale samenwerking, met inbegrip van het sluiten van verdragen.

Een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid, stelt deze persoonsgebonden aangelegenheden vast, alsook de vormen van samenwerking en de nadere regelen voor het sluiten van verdragen. § 2. Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede, tenzij wanneer een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid er anders over beschikt, ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, wegens hun organisatie, moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap ».

B.4.2. Artikel 5, § 1, II, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, gewijzigd bij artikel 46, 4°, van de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, bepaalt : « De persoonsgebonden aangelegenheden bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet, zijn : [...] II. Wat de bijstand aan personen betreft : [...] 3° Het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen ». B.5.1. Artikel 138 van de Grondwet bepaalt : « Het Parlement van de Franse Gemeenschap enerzijds en het Parlement van het Waalse Gewest en de Franse taalgroep van het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest anderzijds kunnen in onderlinge overeenstemming en elk bij decreet beslissen dat het Parlement van het Waalse Gewest en zijn regering in het Franse taalgebied en de Franse taalgroep van het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en zijn College in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad geheel of gedeeltelijk bevoegdheden van de Franse Gemeenschap uitoefenen.

Deze decreten worden aangenomen met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen in het Parlement van de Franse Gemeenschap en met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen in het Parlement van het Waalse Gewest en in de Franse taalgroep van het Parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van het betrokken Parlement of de betrokken taalgroep aanwezig is. Zij kunnen de financiering van de bevoegdheden die zij aanduiden, regelen, alsook de overdracht van het personeel, de goederen, rechten en verplichtingen die erop betrekking hebben.

Deze bevoegdheden worden, naar gelang van het geval, uitgeoefend bij wege van decreten, besluiten of verordeningen ».

B.5.2. Aangenomen ter uitvoering van artikel 138 van de Grondwet, bepaalt artikel 3, 7°, van het bijzonder decreet van de Franse Gemeenschap van 3 april 2014 « betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie wordt overgedragen » : « Het Gewest en de Commissie, het eerste op het grondgebied van het Franse taalgebied, en de tweede op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, oefenen de bevoegdheden van de Gemeenschap in de volgende aangelegenheden uit : [...] 7° de bijstand aan personen, bedoeld in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet, met uitzondering van : a) wat behoort tot de opdrachten die aan de ' Office de la Naissance et de l'Enfance ' worden toegekend;b) de diensten ' Espaces-Rencontres ';c) de sociale hulpverlening aan rechtzoekenden;d) de jeugdbescherming;e) de sociale hulpverlening aan gedetineerden;f) de juridische eerstelijnsbijstand ». Artikel 3, 7°, van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 april 2014 « betreffende de overdracht van de uitoefening van de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie » en artikel 3, 7°, van het decreet van het Waalse Gewest van 11 april 2014 « betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt » hebben dezelfde inhoud.

B.6. De bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende componenten van de federale Staat berust op het exclusiviteitsbeginsel, dat veronderstelt dat elke rechtssituatie in beginsel slechts door één wetgever wordt geregeld.

B.7. Het vaststellen van de voorwaarden tot het verkrijgen van de Belgische nationaliteit behoort tot de bevoegdheid van de federale overheid.

B.8.1. Een « verkrijging » van de nationaliteit, in de zin van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, veronderstelt een vrijwillige handeling van de betrokken vreemdeling (artikel 1, § 1, van dat Wetboek).

B.8.2. Artikel 12bis, § 1, 2°, d), en 3°, e), van het Wetboek van de Belgische nationaliteit voorziet erin dat bepaalde categorieën van vreemdelingen, om die nationaliteit te verkrijgen via de procedure van « verklaring », hun « maatschappelijke integratie » moeten bewijzen op één van de manieren die erin worden vermeld.

B.8.3. De bestreden bepaling wijzigt één van die manieren om de « maatschappelijke integratie » te bewijzen.

Zij bepaalt dat een vreemdeling die de Belgische nationaliteit wenst te verkrijgen die integratie kan bewijzen door aan te tonen dat hij « met succes » het door een ter zake bevoegde overheid ingesteld « inburgeringstraject », « onthaaltraject » of « integratieparcours » heeft gevolgd.

Die regel maakt deel uit van de voorwaarden waaronder een vreemdeling het recht heeft om de Belgische nationaliteit te verkrijgen en die uitsluitend de federale overheid vermag te bepalen.

In tegenstelling tot wat de verzoekende partij aanvoert, legt de bestreden bepaling de gemeenschappen geen enkele verplichting op met betrekking tot het inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours dat zij organiseren.

De bestreden bepaling regelt dus niet het « beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen » in de zin van artikel 5, § 1, II, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.

B.9. Het eerste middel is niet gegrond.

Ten aanzien van het tweede middel Wat het eerste onderdeel betreft B.10. Het eerste onderdeel van het tweede middel is afgeleid uit de schending van artikel 143, § 1, van de Grondwet, door artikel 141, c), van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten, omdat artikel 12bis, § 1, 2°, d), derde streepje, en 3°, e), derde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, zoals gewijzigd bij de bestreden bepaling, de Franse Gemeenschapscommissie zou verplichten om een procedure in te voeren voor de evaluatie van de kennis die de vreemdeling heeft verworven gedurende het « onthaaltraject » zoals ingesteld bij het decreet van 18 juli 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2013 pub. 18/09/2013 numac 2013031655 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet betreffende het onthaaltraject voor nieuwkomers in het Brussels Hoofdstelijk Gewest sluiten « betreffende het onthaaltraject voor nieuwkomers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » (hierna : het decreet van 18 juli 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2013 pub. 18/09/2013 numac 2013031655 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet betreffende het onthaaltraject voor nieuwkomers in het Brussels Hoofdstelijk Gewest sluiten), en om de toegang tot dat traject uit te breiden tot andere vreemdelingen dan de « nieuwkomers », hetgeen tot gevolg zou hebben dat het voor de Franse Gemeenschapscommissie uitermate moeilijk zou worden om een beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen te voeren.

B.11. Artikel 143, § 1, van de Grondwet bepaalt : « Met het oog op het vermijden van de belangenconflicten nemen de federale Staat, de gemeenschappen, de gewesten en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, in de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden, de federale loyauteit in acht ».

De inachtneming van de federale loyauteit veronderstelt dat, wanneer zij hun bevoegdheden uitoefenen, de federale overheid en de deelentiteiten het evenwicht van de federale constructie in haar geheel niet verstoren. De federale loyauteit betreft meer dan de loutere uitoefening van bevoegdheden : zij geeft aan in welke geest dat moet geschieden.

Het beginsel van de federale loyauteit verplicht elke wetgever erover te waken dat de uitoefening van zijn eigen bevoegdheid de uitoefening, door de andere wetgevers, van hun bevoegdheden niet onmogelijk of overdreven moeilijk maakt.

B.12.1. Artikel 12bis, § 1, 2°, d), derde streepje, en 3°, e), derde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, zoals gewijzigd bij artikel 141, c), van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten, vermeldt niet de minste verplichting ten laste van de deelentiteiten die bevoegd zijn voor het « beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen » in de zin van artikel 5, § 1, II, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.

De bestreden bepaling ontneemt de Franse Gemeenschapscommissie niet het recht om, in het kader van het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen dat zij wil voeren, te beslissen of zij, gelet op de regels die door de federale overheid zijn aangenomen in de in B.7 bedoelde aangelegenheid, het wenselijk acht om een procedure in te voeren voor de evaluatie van de kennis die de vreemdeling heeft verworven gedurende het « onthaaltraject voor nieuwkomers » zoals ingesteld bij het decreet van 18 juli 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2013 pub. 18/09/2013 numac 2013031655 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet betreffende het onthaaltraject voor nieuwkomers in het Brussels Hoofdstelijk Gewest sluiten. Zoals de Ministerraad onderstreept, betekenen de woorden « met succes » vervat in de bestreden bepaling niet dat de overheden die bevoegd zijn voor de organisatie van het « inburgeringstraject », het « onthaaltraject » of het « integratieparcours » noodzakelijkerwijs dat traject of parcours zouden moeten koppelen aan een evaluatie om te kunnen aantonen dat het « met succes » is gevolgd opdat de persoon die de verklaring bedoeld in artikel 12bis, § 1, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit heeft afgelegd kan bewijzen dat hij maatschappelijk is geïntegreerd.

De bestreden bepaling ontneemt de Franse Gemeenschapscommissie evenmin het recht om te beslissen voor welke categorieën van vreemdelingen het door haar georganiseerde onthaaltraject bedoeld is, en verplicht haar niet om de toegang tot dat traject uit te breiden tot andere vreemdelingen dan de « nieuwkomers ».

B.12.2. Het middel berust op een verkeerde lezing van de bestreden bepaling.

B.13. Het eerste onderdeel van het tweede middel is niet gegrond.

Wat het tweede onderdeel betreft B.14. Het tweede onderdeel van het tweede middel is afgeleid uit de schending van artikel 143, § 1, van de Grondwet, door artikel 141, c), van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten, in zoverre de aanneming van artikel 12bis, § 1, 2°, d), derde streepje, en 3°, e), derde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, zoals gewijzigd bij de bestreden bepaling, had moeten zijn voorafgegaan door het sluiten van een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de deelentiteiten bevoegd voor het beleid inzake integratie van inwijkelingen, of minstens door een overleg met die entiteiten, rekening houdend met de mate van verwevenheid van het voormelde beleid met de aangelegenheid die door de bestreden bepaling wordt geregeld.

B.15. Zoals in B.11 is vermeld, verplicht het beginsel van de federale loyauteit elke wetgever erover te waken dat de uitoefening van zijn eigen bevoegdheid de uitoefening, door de andere wetgevers, van hun bevoegdheden niet onmogelijk of overdreven moeilijk maakt. Wanneer de aangelegenheid die hij wenst te regelen dermate verweven is met de aangelegenheid die onder de bevoegdheid van een andere wetgever valt, kan hij zijn bevoegdheid slechts uitoefenen na vooraf die andere wetgever te hebben geraadpleegd.

B.16. Het feit dat de federale overheid de voorwaarden bepaalt waaronder een vreemdeling het recht heeft om de Belgische nationaliteit te verkrijgen, kan een weerslag hebben op het beleid inzake integratie van bepaalde categorieën van inwijkelingen.

Die vaststelling volstaat echter niet om te oordelen dat het bepalen van de voorwaarden voor de verkrijging van de Belgische nationaliteit tot een aangelegenheid behoort die dermate verweven is met het beleid inzake integratie van inwijkelingen dat de federale overheid, alvorens haar bevoegdheid uit te oefenen, de overheden die voor die laatste aangelegenheid bevoegd zijn zou moeten raadplegen.

Het bewijs van zijn maatschappelijke integratie kan de vreemdeling niet alleen aantonen door « het met succes gevolgd hebben van het inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours waarin wordt voorzien door de bevoegde overheid van zijn hoofdverblijfplaats », maar ook op één van de andere wijzen vermeld in artikel 12bis, § 1, 2°, d), en 3°, e), van het Wetboek van de Belgische nationaliteit.

B.17. De aanneming van de bestreden bepaling diende dus niet te worden voorafgegaan door het sluiten van een samenwerkingsakkoord of door een overleg met de deelentiteiten die bevoegd zijn voor het beleid inzake integratie van inwijkelingen.

B.18. Het tweede onderdeel van het tweede middel is niet gegrond.

Ten aanzien van het derde middel Wat het eerste onderdeel betreft B.19. Het eerste onderdeel van het derde middel is afgeleid uit de schending van artikel 191, in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11, van de Grondwet, om reden dat de woorden « inburgeringstraject, [...] onthaaltraject of [...] integratieparcours » van artikel 12bis, § 1, 2°, d), derde streepje, en 3°, e), derde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, ingevoegd bij artikel 141, c), van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten, een niet redelijk verantwoord verschil in behandeling zouden doen ontstaan tussen de vreemdelingen die hun « maatschappelijke integratie » wensen te bewijzen in de zin van artikel 12bis, § 1, 2°, d), en 3°, e), van dat Wetboek, naar gelang van het taalgebied waarin zij gedomicilieerd zijn, omdat de nadere regels voor het verkrijgen van het « bewijs » waarvan sprake is in die bepaling niet identiek zijn in de vier taalgebieden van België.

B.20.1. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet hebben een algemene draagwijdte. Zij verbieden elke discriminatie, ongeacht de oorsprong ervan : de grondwettelijke regels van de gelijkheid en van de niet-discriminatie zijn toepasselijk ten aanzien van alle rechten en alle vrijheden, zowel ten behoeve van de Belgen als ten behoeve van de vreemdelingen.

B.20.2. Artikel 191 van de Grondwet bepaalt : « Iedere vreemdeling die zich op het grondgebied van België bevindt, geniet de bescherming verleend aan personen en aan goederen, behoudens de bij de wet gestelde uitzonderingen ».

B.20.3. Artikel 191 van de Grondwet kan enkel geschonden zijn in zoverre de bestreden bepaling een verschil in behandeling zou doen ontstaan tussen bepaalde vreemdelingen en de Belgen.

B.21.1. Zoals is vermeld in B.4, is het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen een persoonsgebonden aangelegenheid, die in principe door de gemeenschappen moet worden geregeld.

B.21.2. In het Nederlandse taalgebied wordt de aangelegenheid geregeld door de Vlaamse Gemeenschap, die het « inburgeringstraject » heeft ingesteld zoals bedoeld in artikel 28 van het Vlaamse decreet van 7 juni 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/06/2013 pub. 26/07/2013 numac 2013204197 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid sluiten « betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid » (hierna : het decreet van 7 juni 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/06/2013 pub. 26/07/2013 numac 2013204197 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid sluiten).

In het Duitse taalgebied wordt de aangelegenheid geregeld door de Duitstalige Gemeenschap krachtens artikel 130 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 4, § 2, van de wet van 31 december 1983Relevante gevonden documenten type wet prom. 31/12/1983 pub. 11/12/2007 numac 2007000934 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap ».

Het in dat kader ingevoerde « integratietraject » wordt omschreven bij de artikelen 3, 5°, en 5 van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 11 december 2017 « betreffende integratie en samenleven in diversiteit ».

In het Franse taalgebied heeft het Waalse Gewest, krachtens de in B.5.2 geciteerde decreten van april 2014, een « integratietraject » ingevoerd, dat wordt omschreven in artikel 152 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid.

B.21.3. In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad zijn de regels die zijn aangenomen door de Vlaamse Gemeenschap in het kader van het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen slechts van toepassing ten aanzien van de instellingen gevestigd in dat gebied die, wegens hun organisatie, moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot die gemeenschap (artikel 128, § 2, van de Grondwet). Het is dus enkel in die mate dat de regels betreffende het « inburgeringstraject » zoals ingesteld bij het decreet van 7 juni 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/06/2013 pub. 26/07/2013 numac 2013204197 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid sluiten er van toepassing zijn.

Zoals is vermeld in B.5.2, is de Franse Gemeenschapscommissie ook bevoegd om in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad een beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen te voeren. Het is in dat kader dat zij een « onthaaltraject » heeft ingesteld, dat is omschreven in de artikelen 4 tot 6 van het decreet van 18 juli 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/07/2013 pub. 18/09/2013 numac 2013031655 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Decreet betreffende het onthaaltraject voor nieuwkomers in het Brussels Hoofdstelijk Gewest sluiten, en waarvan de regels slechts van toepassing zijn ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, wegens hun organisatie, moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de Franse Gemeenschap (artikelen 128, § 2, en 138, van de Grondwet).

De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie is bevoegd om de aspecten van het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen die, op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap en die van de Franse Gemeenschapscommissie overschrijden, te regelen (artikel 135 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 60, vierde lid, en 63, eerste lid, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen). In dat kader heeft de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een « inburgeringstraject » ingesteld dat is omschreven in artikel 3 van de ordonnantie van 11 mei 2017 « betreffende het inburgeringstraject voor de nieuwkomers » en heeft zij, om de uitvoering van die ordonnantie mogelijk te maken, op 20 december 2018 met de Vlaamse Gemeenschap en met de Franse Gemeenschapscommissie een samenwerkingsakkoord gesloten « in verband met het verplichte inburgeringstraject van nieuwkomers in Brussel-Hoofdstad ».

B.22. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.23. Het in B.19 bedoelde verschil in behandeling tussen vreemdelingen vloeit voort uit de omstandigheid dat, zoals in B.21 is uiteengezet, de « overheid die bevoegd is » om te voorzien in een « inburgeringstraject », een « onthaaltraject » of een « integratieparcours » in de zin van de bestreden bepaling, krachtens de Grondwet verschillend is in elk van de vier taalgebieden van het Belgische grondgebied, alsook uit het feit dat die overheden ter zake niet dezelfde regels hebben aangenomen.

Het komt elk van die deelentiteiten toe volledig autonoom te beslissen om te voorzien in een « inburgeringstraject », een « onthaaltraject » of een « integratieparcours » in de zin van artikel 12bis, § 1, 2°, d), en 3°, e), van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, en om regels aan te nemen betreffende het uitreiken van een bewijs waaruit blijkt dat de vreemdeling dat « traject » of dat « parcours » heeft gevolgd (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-2919/001, p. 184; ibid., DOC 54-2919/006, p. 59).

B.24. Een verschil in behandeling in aangelegenheden waar de gemeenschappen en de gewesten over eigen bevoegdheden beschikken, is het mogelijke gevolg van een onderscheiden beleid, dat is toegelaten door de autonomie die hun door of krachtens de Grondwet is toegekend.

Een zodanig verschil kan op zich niet geacht worden strijdig te zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Die autonomie zou geen betekenis hebben, mocht een verschil in behandeling tussen adressaten van regels die in eenzelfde aangelegenheid in de verschillende gemeenschappen en gewesten toepasselijk zijn, als zodanig geacht worden strijdig te zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.25. Het in B.19 bedoelde verschil in behandeling tussen vreemdelingen vloeit voort uit de omstandigheid dat de deelentiteiten die bevoegd zijn om het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen te bepalen in een of twee taalgebieden, niet allemaal dezelfde regels hebben aangenomen met betrekking tot het bewijs dat het « inburgeringstraject », het « onthaaltraject » of het « integratieparcours » werd gevolgd.

Dat verschil in behandeling kan niet strijdig worden geacht met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.26. Het eerste onderdeel van het derde middel is niet gegrond.

Wat het tweede onderdeel betreft B.27. Het tweede onderdeel van het derde middel verwijt artikel 12bis, § 1, 2°, d), derde streepje, en 3°, e), derde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, ingevoegd bij artikel 141, c), van de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/06/2018 pub. 02/07/2018 numac 2018012858 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing sluiten, ook dat het een verschil in behandeling doet ontstaan tussen vreemdelingen doordat het de vreemdelingen die sinds meer dan drie jaar wettig in België verblijven en van wie de hoofdverblijfplaats gelegen is in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad elke mogelijkheid zou ontzeggen om het verkrijgen van de Belgische nationaliteit te vragen, omdat het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 juli 2013 hun geen toegang geeft tot het bij dat decreet ingestelde onthaaltraject.

B.28. Een vreemdeling die sinds meer dan drie jaar wettig in België verblijft en van wie de hoofdverblijfplaats gelegen is in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kan, mits hij voldoet aan andere voorwaarden dan de « maatschappelijke integratie », de Belgische nationaliteit op een andere wijze verkrijgen dan met toepassing van artikel 12bis, § 1, 2° en 3°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit.

Bovendien kan het bewijs van de « maatschappelijke integratie », luidens artikel 12bis, § 1, 2° en 3°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, dat in B.1 is weergegeven ook worden geleverd, door de vreemdeling die de toepassing van die bepaling vraagt, door middel van een « diploma » of een « studiegetuigschrift », door een « beroepsopleiding » te hebben gevolgd of door te hebben gewerkt.

In tegenstelling tot hetgeen de verzoeker beweert, kan de bestreden bepaling dus niet worden begrepen in die zin dat zij de vreemdelingen die sinds meer dan drie jaar wettig in België verblijven en van wie de hoofdverblijfplaats gelegen is in het Brusselse Gewest, elke mogelijkheid ontzegt om het verkrijgen van de Belgische nationaliteit te vragen.

B.29. Het tweede onderdeel van het middel berust op een verkeerde lezing van de wet.

B.30. Het tweede onderdeel van het derde middel is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 18 maart 2021.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, F. Daoût

^