gepubliceerd op 08 april 2024
Wet tot invoering van boek II van het Strafwetboek
29 FEBRUARI 2024. - Wet tot invoering van boek II van het Strafwetboek (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1 - Voorafgaande bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2 - Boek II van het Strafwetboek
Art. 2.De hiernavolgende bepalingen vormen boek II van het Strafwetboek: "Boek II. De gemeenrechtelijke misdrijven en hun straffen Voorafgaande titel. Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 79.Algemene definities Voor de toepassing van dit Wetboek wordt verstaan onder: 1° minderjarige: elke persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;2° persoon in een kwetsbare toestand: elke persoon van wie de kwetsbare toestand ten gevolge van zijn leeftijd, een zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek duidelijk was of de dader bekend was;3° partner: de persoon waarmee de dader of het slachtoffer is gehuwd of een duurzame affectieve en intieme lichamelijke relatie heeft, alsook de persoon waarmee de dader of het slachtoffer gehuwd is geweest of een duurzame affectieve en intieme lichamelijke relatie heeft gehad indien de strafbare feiten enigszins verband houden met dit ontbonden huwelijk of de beëindigde relatie;4° persoon met een maatschappelijke functie: - een parlementslid; - een minister of staatssecretaris; - een magistraat, een juridisch medewerker van een rechtscollege of het openbaar ministerie, een jurylid of een getuige; - een provinciegouverneur, een lid van een deputatie, een arrondissementscommissaris, een burgemeester of schepen, een lid van de gemeente- of provincieraad; - een lid van de politiediensten, zoals bedoeld in artikel 3, 1°, van de wet van 18 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten6 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, een personeelslid door de Federale Overheidsdienst Justitie tewerkgesteld in een penitentiaire inrichting, een personeelslid aangesteld voor het onthaal bij de politiediensten of enige andere persoon met een openbare functie; - een lid van de brandweer, een lid van de civiele bescherming, een persoon die een gezondheidszorgberoep uitoefent zoals bedoeld in de gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten7 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, een lid van het personeel aangesteld voor het onthaal in de spoeddiensten van de verzorgingsinstellingen, een maatschappelijk werker of een psycholoog van een openbare dienst; - een lid van het personeel of van de directie van een onderwijsinstelling, een persoon die de opvang van leerlingen verzorgt in een medisch-pedagogisch instituut dat door een gemeenschap wordt ingericht of gesubsidieerd, of een externe actor die door de gemeenschapsoverheden belast is met het voorkomen en het oplossen van geweld op school; - een postbode; - een chauffeur, begeleider, controleur of loketbediende van een uitbater van een netwerk van openbaar vervoer; - een bedienaar van een eredienst of een voorganger in plechtigheden van een niet-confessionele levensbeschouwing; - een journalist: een persoon die een activiteit uitoefent als bedoeld in artikel 24, § 1, van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten7 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens; - een advocaat; - een notaris; - een gerechtsdeurwaarder; - een VDAB-, FOREM-, ACTIRIS- en ADG-bemiddelaar; - een lid van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn. 5° persoon met een openbare functie: - een persoon die op basis van een wet, een besluit of een rechterlijke beslissing: - de openbare orde moet handhaven; - de naleving van bepaalde normen of beslissingen van een overheidsorgaan moet controleren; - de naleving van bepaalde normen of beslissingen van een overheidsorgaan moet afdwingen; - een persoon die een openbare dienst of opdracht uitoefent waarbij zijn handelingen zijn bepaald en gereglementeerd door een wet, besluit of rechterlijke beslissing; 6° parlementslid: een lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers, een senator, een lid van een parlement van een gemeenschap of een gewest of een lid van het Europees Parlement;7° minister of staatssecretaris: een lid van de federale regering, van een regering van een gemeenschap of een gewest;8° magistraat: een rechter in het Grondwettelijk Hof, een raadsheer of rechter in een hof of rechtbank van de rechterlijke orde, een lid van het openbaar ministerie, een plaatsvervangende of toegevoegde magistraat, een lid van de Raad van State of het auditoraat bij de Raad van State, een lid van het Rekenhof, een lid van een administratief rechtscollege of een lid van een internationaal rechtscollege waarbij België partij is;9° juridisch medewerker van een rechtscollege of het openbaar ministerie: een magistraat in opleiding, een kandidaat magistraat, een parketjurist als bedoeld in artikel 162, paragraaf 2, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek of een griffier;10° jurylid: een lid van de jury in het hof van assisen;11° getuige: elke persoon die door een rechter wordt gehoord, zonder dat hij partij is in het betrokken geding of verdacht wordt van het plegen van het strafbaar feit;12° scheidsrechter of seingever bij een sportwedstrijd: elke persoon die is aangesteld om beslissingen te nemen in het kader van de bij de officiële sportfederaties aangegeven wedstrijden en iedere persoon die optreedt als seingever bij een sportwedstrijd op de openbare weg;13° in het kader van de uitoefening van deze functie: situatie waarin de dader het misdrijf pleegt tijdens de uitoefening van deze functie of door gebruik te maken van deze functie;14° naar aanleiding van de uitoefening van deze functie: situatie waarin de aanleiding voor het misdrijf ligt in een handeling die het slachtoffer heeft gesteld, stelt of zal stellen en die deel uitmaakt van de uitoefening van zijn functie;15° integriteitsaantasting van de eerste graad: elk lichamelijk letsel of schade aan de gezondheid die niet resulteert in een integriteitsaantasting van de tweede graad, een integriteitsaantasting van de derde graad of de dood;16° integriteitsaantasting van de tweede graad: elk lichamelijk letsel of schade aan de gezondheid die resulteert in een ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijk werk van maximum vier maanden of een geneeslijk lijkende ziekte die niet meer dan vier maanden ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijk werk heeft veroorzaakt;17° integriteitsaantasting van de derde graad: elk lichamelijk letsel of schade aan de gezondheid die resulteert in een ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijk werk van meer dan vier maanden, een ongeneeslijk lijkende ziekte, het volledig verlies van een orgaan of een lichaamsfunctie, een zware verminking, dan wel een zwangerschapsverlies.18° zwangerschapsverlies: onder zwangerschapsverlies wordt begrepen het voortijdig een einde stellen aan een zwangerschap, tegen de wil van de zwangere persoon en ongeacht de daarvoor gebruikte middelen;19° bedreiging: alle middelen van morele dwang waardoor vrees voor een dreigend kwaad wordt verwekt;20° foltering: de gedraging omschreven in artikel 112;21° voorbedachtheid: situatie waarbij de dader, in een voldoende stabiele gemoedstoestand en op een overwogen en geplande wijze, besluit tot het plegen van een misdrijf en er een voldoende tijdsverloop is tussen het besluit en de uitvoering ervan opdat de dader op zijn besluit zou kunnen terugkomen;22° in het openbaar: - hetzij in openbare bijeenkomsten of plaatsen; - hetzij in aanwezigheid van verscheidene personen, in een plaats die niet openbaar is, maar toegankelijk voor een aantal personen die het recht hebben er te vergaderen of ze te bezoeken; - hetzij om het even welke plaats, in aanwezigheid van de geviseerde persoon en voor een derde; - hetzij door geschriften, al dan niet gedrukt, door prenten of zinnebeelden, die aangeplakt, verspreid of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld worden; - hetzij door geschriften, prenten of zinnebeelden, die niet openbaar worden gemaakt, maar aan verscheidene personen toegestuurd of meegedeeld worden; 23° wapen: ieder voorwerp dat ter hand wordt genomen om te doden, te verwonden of te slaan of daarmee te dreigen, alsook ieder verboden wapen zoals bedoeld in artikel 3 van de wet van 8 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten8 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens;24° nacht: de periode na negen uur `s avonds en voor vijf uur `s morgens;25° wet: de wet, het decreet of de ordonnantie;26° wetgevende vergadering: de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat, een gewest- of gemeenschapsparlement, de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie of de Vergadering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie;27° munt: de in België of in het buitenland wettelijk gangbare biljetten, de biljetten uitgedrukt in euro, de biljetten waarvan de uitgifte is toegelaten door of krachtens een wet of door een wet van een andere Staat of op grond van een bepaling die in die andere Staat kracht van wet heeft, alsook de in België of in het buitenland wettelijk gangbare muntstukken en de muntstukken uitgedrukt in euro;28° radioactief materiaal: alle kernmateriaal of andere radioactieve stoffen met nucliden die spontaan worden gespleten, proces dat gepaard gaat met de emissie van een of meer soorten ioniserende straling, zoals alfa-, bèta-, gamma- en neutronenstraling, en die wegens de radiologische of splijtbare eigenschappen ervan de dood, ernstig lichamelijk letsel of aanzienlijke schade aan goederen of aan het milieu zouden kunnen veroorzaken;29° kernmateriaal: plutonium, met uitzondering van plutonium waarvan de concentratie van de isotoop plutonium 238 hoger is dan 80 procent, uranium 233, uranium verrijkt in uranium 235 of 233, uranium dat het mengsel van isotopen bevat in de natuur aanwezig onder een andere vorm dan erts of ertsresidu, en iedere stof die één of meer van de hierboven genoemde isotopen bevat.Hierbij moet onder "uranium verrijkt in de isotopen 235 of 233" worden begrepen: uranium dat hetzij uranium 235 hetzij uranium 233 bevat, dan wel deze beide isotopen in een zodanige hoeveelheid dat de verhouding tussen de som van beide isotopen en de isotoop 238 groter is dan de verhouding tussen de isotoop 235 en de isotoop 238 in natuurlijk uranium; 30° nucleair instrument: a) alle nucleaire explosiemiddelen, of;b) alle instrumenten ter verspreiding van radioactief materiaal of alle instrumenten die straling uitzenden en die, wegens de radiologische eigenschappen ervan, de dood, ernstig lichamelijk letsel of aanzienlijke schade aan goederen of aan het milieu veroorzaken;31° nucleaire installatie: a) alle kernreactoren, daaronder begrepen een reactor aan boord van een vaartuig, van een voertuig, van een luchtvaartuig of van een ruimtevaartuig als energiebron die dient om voornoemd vaartuig, voertuig, luchtvaartuig of ruimtevaartuig voort te stuwen, of voor enig ander doeleinde;b) alle apparatuur of vervoersinstrumenten om radioactief materiaal te vervaardigen, op te slaan, op te werken of te vervoeren;32° exploitant van een installatie waar nucleair materiaal wordt vervaardigd, verwerkt, gebruikt, behandeld, opgeslagen of definitief geborgen: elke natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor een installatie waar nucleair materiaal wordt vervaardigd, verwerkt, gebruikt, behandeld, opgeslagen of definitief geborgen;33° persoon die extern is aan installatie waar nucleair materiaal wordt vervaardigd, verwerkt, gebruikt, behandeld, opgeslagen of definitief geborgen: de natuurlijke persoon die niet rechtstreeks of onrechtstreeks door een arbeidsovereenkomst, een stage- of opleidingsovereenkomst of een contract voor de uitvoering van werken of diensten verbonden is aan een installatie waarin kernmateriaal vervaardigd, verwerkt, gebruikt, behandeld, opgeslagen of definitief geborgen wordt.
Art. 80.Bijzondere definities Voor de toepassing van titel 4, hoofdstuk 2, en titel 8, hoofdstukken 1 tot 3, wordt verstaan onder: 1° aanslag: elke opzettelijk gestelde materiële handeling die bestaat uit of gepaard gaat met geweld of de bedreiging met geweld, die minstens een begin van uitvoering uitmaakt en die wordt gesteld teneinde het door de wet bepaalde rechtsgoed aan te tasten of te vernietigen;2° samenspanning: elk opzettelijk gezamenlijk genomen besluit van verscheidene personen om een aanslag in de zin van de bepaling onder 1° te plegen.
Art. 81.Adoptie Voor de toepassing van dit Wetboek worden onder "bloedverwant" ook de adoptant, de geadopteerde en de bloedverwanten van de adoptant begrepen in de gevallen waarin de wet verwantschap doet ontstaan.
Titel I. Ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht
Art. 82.Misdaad van genocide De misdaad van genocide, zoals hierna omschreven, gepleegd zowel in vredes- als in oorlogstijd, is een internationaalrechtelijke misdaad en wordt bestraft volgens de bepalingen van deze titel. In overeenstemming met het Internationaal Verdrag van 9 december 1948 inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide, en onverminderd de strafrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op misdrijven door nalatigheid, wordt onder de misdaad van genocide verstaan een van de volgende handelingen, gepleegd met het oogmerk om, geheel of gedeeltelijk, een nationale, etnische of godsdienstige groep of rassengroep uit te roeien, en wel door het: 1° doden van leden van de groep;2° toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep;3° opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden bedoeld om de lichamelijke vernietiging van de gehele groep of van een gedeelte ervan te veroorzaken;4° opleggen van maatregelen bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen;5° gewelddadig overbrengen van kinderen van een groep naar een andere groep. Deze misdaad wordt bestraft met een straf van niveau 8.
Art. 83.Misdaad tegen de mensheid De misdaad tegen de mensheid, zoals hierna omschreven, gepleegd zowel in vredes- als in oorlogstijd, is een internationaalrechtelijke misdaad en wordt bestraft volgens de bepalingen van deze titel. In overeenstemming met het Statuut van het Internationaal Strafhof wordt onder misdaad tegen de mensheid verstaan een van de volgende opzettelijke handelingen gepleegd in het kader van een veralgemeende of stelselmatige aanval op de burgerbevolking en met kennis van bedoelde aanval: 1° doodslag;2° uitroeiing;3° verlaging tot slavernij;4° gedwongen deportatie of overbrenging van bevolking;5° gevangenneming of elke andere vorm van ernstige beroving van de lichamelijke vrijheid met schending van de fundamentele bepalingen van het internationaal recht;6° foltering;7° verkrachting, seksuele slavernij, gedwongen prostitutie, gedwongen zwangerschap, gedwongen sterilisatie en elke andere vorm van seksueel geweld met een vergelijk-bare ernst;8° vervolging van enige groep of van enige identificeerbare collectiviteit wegens politieke, raciale, nationale, etnische, culturele, godsdienstige of seksistische redenen of wegens andere universeel als onaanvaardbaar erkende criteria voor het internationaal recht, in samenhang met iedere handeling bedoeld in de artikelen 82 en 84 tot 88;9° gedwongen verdwijningen van personen;10° apartheid;11° andere onmenselijke handelingen van vergelijkbare aard waardoor opzettelijk ernstig lijden of ernstig lichamelijk letsel of schade aan de geestelijke of lichamelijke gezondheid wordt veroorzaakt. Deze misdaad wordt bestraft met een straf van niveau 8.
Art. 84.Oorlogsmisdaden De oorlogsmisdaden zijn internationaalrechtelijke misdaden en worden overeenkomstig de bepalingen van deze titel bestraft, onverminderd de strafbepalingen die van toepassing zijn op de uit nalatigheid gepleegde misdrijven.
Zij worden onderverdeeld in vier categorieën op grond van de straf die erop van toepassing is.
Art. 85.Oorlogsmisdaden van categorie 1 De oorlogsmisdaden van categorie 1 zijn: 1° de oorlogsmisdaden bedoeld in de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 en in het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij die Verdragen, aangenomen te Genève op 8 juni 1977, in de wetten en gebruiken die gelden in geval van gewapende conflicten, zoals omschreven in artikel 2 van de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, in artikel 1 van het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij die Verdragen, aangenomen te Genève op 8 juni 1977, alsook in artikel 8, § 2, f), van het Statuut van het Internationaal Strafhof, wanneer die opzettelijke misdaden door handelingen of nalatigheden inbreuk maken op de bescherming die aan de personen en de goederen is gewaarborgd door voornoemde Verdragen, Protocollen, wetten en gewoonten: a) doodslag;b) foltering of andere onmenselijke behandeling, met inbegrip van biologische experimenten;c) opzettelijk richten van aanvallen op gebouwen, materieel, medische eenheden en transporten, alsmede op personeel dat overeenkomstig het internationaal recht gebruik maakt van de emblemen van het internationaal humanitair recht;d) opzettelijk richten van aanvallen op personeel, installaties, materieel, eenheden of voertuigen betrokken bij humanitaire opdrachten of vredesmissies overeenkomstig het Handvest van de Verenigde Naties, voor zover deze recht hebben op de bescherming die aan burgers of goederen van burgerlijke aard wordt verleend krachtens het internationaal recht inzake gewapende conflicten;e) opzettelijk aanvallen van de burgerbevolking of van individuele burgers die niet rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden;f) opzettelijk richten van aanvallen op plaatsen waar zieken en gewonden worden samengebracht, voor zover deze plaatsen geen militaire doelen zijn;g) opzettelijk richten van een aanval in de wetenschap dat een dergelijke aanval verliezen aan mensenlevens, verwondingen van burgers of schade aan goederen van burgerlijke aard zal veroorzaken of grote, langdurige en ernstige schade aan natuur en milieu zal aanrichten, die buitensporig is in verhouding tot het te verwachten concrete en rechtstreeks militaire voordeel, onverminderd het misdadig karakter van de aanval waarvan de schadelijke gevolgen, zelfs in evenredigheid tot het te verwachten militaire voordeel, onverenigbaar zouden zijn met de beginselen van het volkenrecht die voortvloeien uit de gevestigde gebruiken, de beginselen van menselijkheid en de eisen van het collectieve rechtsbewustzijn;h) uitvoeren van een aanval op werken of installaties die gevaarlijke krachten bevatten, in de wetenschap dat een dergelijke aanval verliezen aan mensenlevens, verwondingen van burgers of schade aan goederen van burgerlijke aard zal veroorzaken, die buitensporig is in verhouding tot het te verwachten concrete en rechtstreeks militaire voordeel, onverminderd het misdadig karakter van de aanval waarvan de schadelijke gevolgen, zelfs in evenredigheid tot het te verwachten militaire voordeel, onverenigbaar zouden zijn met de beginselen van het volkenrecht die voortvloeien uit de gevestigde gebruiken, de beginselen van menselijkheid en de eisen van het collectieve rechtsbewustzijn;i) aanvallen of bombarderen met wat voor middelen ook van gedemilitariseerde zones of van steden, dorpen, woningen of gebouwen, die niet worden verdedigd en geen militaire doelen zijn;j) aanvallen van een persoon in de wetenschap dat hij buiten gevecht verkeert, op voorwaarde dat zulks de dood of ernstig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;k) op verraderlijke wijze doden of verwonden van personen die behoren tot de vijandige natie of het vijandige leger of van een vijandelijke strijder;l) verklaren dat geen kwartier zal worden verleend;2° de ernstige schendingen van het gemeenschappelijk artikel 3 van de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, gepleegd in geval van een gewapend conflict zoals gedefinieerd in voornoemd artikel 3, bestaande uit inbreuken gericht tegen het leven en de lichamelijk integriteit inzonderheid alle vormen van doodslag, verminkingen, wrede behandeling en foltering, wanneer die opzettelijke schendingen door handelingen of nalatigheden inbreuk maken op de bescherming die aan personen is gewaarborgd door die Verdragen. Deze misdrijven worden bestraft met een straf van niveau 8.
Art. 86.Oorlogsmisdaden van categorie 2 § 1. De oorlogsmisdaden van categorie 2 zijn de oorlogsmisdaden bedoeld in de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 en in het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij die Verdragen, aangenomen te Genève op 8 juni 1977, in de wetten en gebruiken die gelden in geval van gewapende conflicten, zoals omschreven in artikel 2 van de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, in artikel 1 van het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij die Verdragen, aangenomen te Genève op 8 juni 1977, alsook in artikel 8, § 2, f), van het Statuut van het Internationaal Strafhof, wanneer die opzettelijke misdaden door handelingen of nalatigheden inbreuk maken op de bescherming die aan de personen en de goederen is gewaarborgd door voornoemde Verdragen, Protocollen, wetten en gewoonten: a) moedwillig veroorzaken van hevig lijden of toebrengen van ernstig lichamelijk letsel dan wel van ernstige schade aan de gezondheid;b) verkrachting, seksuele slavernij, gedwongen prostitutie, gedwongen zwangerschap, gedwongen sterilisatie en elke andere vorm van seksueel geweld, die een ernstige schending van de Verdragen van Genève of een ernstige schending van het gemeenschappelijke artikel 3 van die Verdragen oplevert;c) opzettelijk gebruik maken van uithongering van burgers als methode van oorlogvoering door hun voorwerpen te onthouden die onontbeerlijk zijn voor hun overleving, daaronder begrepen het opzettelijk belemmeren van de aanvoer van hulpgoederen waarin is voorzien in de Verdragen van Genève;d) gebruik maken van de aanwezigheid van een burger of van een andere persoon beschermd door het internationaal humanitair recht teneinde bepaalde punten, gebieden of strijdkrachten te vrijwaren van militaire operaties;e) behalve als ze gerechtvaardigd zijn of gerechtvaardigd zijn door de gezondheidstoestand van die personen of in overeenstemming zijn met de algemeen aanvaarde geneeskundige normen, de handelingen die erin bestaan aan de personen beschermd door het internationaal humanitair recht, zelfs met hun toestemming, lichamelijke verminkingen toe te brengen, op hen geneeskundige of wetenschappelijke experimenten uit te voeren of bij hen weefsels of organen weg te nemen voor transplantatie, tenzij het gaat om het geven van bloed voor transfusie of het afstaan van huid voor transplantatie, mits zulks vrijwillig en zonder enige dwang of overreding en voor therapeutische doeleinden geschiedt;f) gebruiken van gif of giftige wapens;g) gebruiken van verstikkende, giftige of andere gassen en soortgelijke vloeistoffen, materialen of apparaten;h) gebruiken van kogels die in het menselijk lichaam gemakkelijk in omvang toenemen of platter en breder worden, zoals kogels met een harde mantel die de kern gedeeltelijk onbedekt laat of die is voorzien van inkepingen;i) gebruiken van wapens, projectielen, materieel en wijzen van oorlogvoering die van die aard zijn om overbodig letsel of nodeloos lijden te veroorzaken of zonder onderscheid te treffen in strijd met het internationaal recht inzake gewapende conflicten, voor zover dergelijke wapens, projectielen, materieel en wijzen van oorlogvoering vallen onder een algemeen verbod en zijn opgenomen in een bijlage bij het Statuut van het Internationaal Strafhof;j) perfide gebruik van het embleem van het rode kruis of de rode halve maan of van andere beschermende emblemen erkend door het internationaal humanitair recht, op voorwaarde dat zulks een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft;k) op ongepaste wijze gebruik maken van een witte vlag, een vlag of de militaire onderscheidingstekens en het uniform van de vijand of van de Verenigde Naties, op voorwaarde dat zulks een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft;l) gebruiken van wapens die werken met microbiologische of andere biologische agentia of toxines, ongeacht hun oorsprong of wijze van vervaardiging;m) gebruiken van wapens waarvan de voornaamste uitwerking is dat ze een letsel toebrengen door middel van deeltjes die niet met röntgenstralen in het menselijk lichaam kunnen worden ontdekt;n) gebruiken van laserwapens die dusdanig zijn ontworpen dat zij in de strijd worden ingezet met als enig doel of onder meer als doel blijvende blindheid te veroorzaken bij personen zonder geassisteerd zicht, met andere woorden personen die met het blote oog kijken of corrigerende lenzen dragen. Deze misdrijven worden bestraft met een straf van niveau 7. § 2. De misdrijven bedoeld in paragraaf 1 worden bestraft met een straf van niveau 8 indien zij hebben geleid tot de dood van een of meerdere personen.
Art. 87.Oorlogsmisdaden van categorie 3 § 1. De oorlogsmisdaden van categorie 3 zijn: 1° de oorlogsmisdaden bedoeld in de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 en in het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij die Verdragen, aangenomen te Genève op 8 juni 1977, in de wetten en gebruiken die gelden in geval van gewapende conflicten, zoals omschreven in artikel 2 van de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, in artikel 1 van het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij die Verdragen, aangenomen te Genève op 8 juni 1977, alsook in artikel 8, § 2, f), van het Statuut van het Internationaal Strafhof, wanneer die opzettelijke misdaden door handelingen of nalatigheden inbreuk maken op de bescherming die aan de personen en de goederen is gewaarborgd door voornoemde Verdragen, Protocollen, wetten en gewoonten: a) vernietigen of in beslag nemen van eigendommen van de vijand in geval van een internationaal gewapend conflict, of van een tegenstander in geval van een gewapend conflict dat niet van internationale aard is, tenzij deze vernietiging of inbeslagneming dringend vereist is als gevolg van dwingende militaire noodzaak;b) vernieling en de toe-eigening van goederen, niet gerechtvaardigd door militaire noodzaak zoals aanvaard in het volkenrecht en uitgevoerd op grote schaal en op onrechtmatige en willekeurige wijze;c) opzettelijk richten van aanvallen op burgerdoelen, die geen militaire doelen zijn;d) plunderen van een stad of plaats, ook wanneer deze bij een aanval wordt ingenomen;2° de ernstige schendingen gedefinieerd in artikel 15 van het Tweede Protocol inzake het Verdrag van `s-Gravenhage van 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict, goedgekeurd te `s-Gravenhage op 26 maart 1999, gepleegd in geval van een gewapend conflict zoals omschreven in artikel 18, §§ 1 en 2, van het Verdrag van `s-Gravenhage van 1954 en in artikel 22 van voornoemd Tweede Protocol, wanneer deze schendingen opzettelijk, door handelingen of nalatigheden inbreuk maken op de bescherming die aan goederen is gewaarborgd door dit Verdrag en Protocol: a) een aanval richten op een cultureel goed onder versterkte bescherming;b) een cultureel goed onder versterkte bescherming of de onmiddellijke omgeving ervan aanwenden ter ondersteuning van een militaire actie;c) de door het Verdrag en het Tweede Protocol beschermde culturele goederen op grote schaal vernietigen of zich toe-eigenen;d) een aanval richten op een cultureel goed beschermd door het Verdrag en het Tweede Protocol;e) de diefstal, de plundering of de verduistering van culturele goederen beschermd door het Verdrag en daden van vandalisme tegen de culturele goederen beschermd door het Verdrag. Deze misdrijven worden bestraft met een straf van niveau 5. § 2. De misdrijven bedoeld in paragraaf 1, 1°, worden bestraft met een straf van niveau 7 indien zij een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg hebben. § 3. De misdrijven bedoeld in paragraaf 1, 1°, worden bestraft met een straf van niveau 8 indien zij hebben geleid tot de dood van een of meerdere personen.
Art. 88.Oorlogsmisdaden van categorie 4 § 1. De oorlogsmisdaden van categorie 4 zijn: 1° de oorlogsmisdaden bedoeld in de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 en in het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij die Verdragen, aangenomen te Genève op 8 juni 1977, in de wetten en gebruiken die gelden in geval van gewapende conflicten, zoals omschreven in artikel 2 van de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, in artikel 1 van het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij die Verdragen, aangenomen te Genève op 8 juni 1977, alsook in artikel 8, § 2, f), van het Statuut van het Internationaal Strafhof, wanneer die opzettelijke misdaden door handelingen of nalatigheden inbreuk maken op de bescherming die aan de personen en de goederen is gewaarborgd door voornoemde Verdragen, Protocollen, wetten en gewoonten: a) dwingen van een krijgsgevangene, van een burger die beschermd wordt door het Verdrag betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd of van een persoon die in hetzelfde opzicht beschermd wordt door het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, om te dienen bij de strijdkrachten of bij gewapende groepen van de vijandelijke mogendheid of van de tegenpartij;b) onder de wapenen roepen of het in militaire dienst nemen van kinderen beneden de leeftijd van vijftien jaar bij de strijdkrachten of gewapende groepen of hen gebruiken voor actieve deelname aan vijandelijkheden;c) onthouden aan een krijgsgevangene, aan een burger die beschermd wordt door het Verdrag betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd of aan een persoon die in hetzelfde opzicht beschermd wordt door het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, van het recht op een regelmatige en onpartijdige berechting overeenkomstig de voorschriften van die bepalingen;d) onrechtmatige deportatie, overbrenging of verplaatsing, de onrechtmatige gevangenhouding van een burger die beschermd wordt door het Verdrag betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd of van een persoon die in dezelfde opzichten beschermd wordt door het Eerste en het Tweede Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949;e) nemen van gijzelaars;f) rechtstreeks of onrechtstreeks overbrengen naar een bezet gebied van gedeelten van de burgerbevolking van de bezettende mogendheid in geval van een internationaal gewapend conflict, of van gedeelten van de burgerbevolking van de bezettende autoriteit in geval van een niet-internationaal gewapend conflict;g) andere schendingen van de persoonlijke waardigheid, in het bijzonder vernederende en onterende behandeling;h) ongerechtvaardigd vertragen van de repatriëring van krijgsgevangenen of burgers;i) aanwenden van praktijken van apartheid of van andere onmenselijke of onterende praktijken, die op rassendiscriminatie gebaseerd zijn en een aanval op de menselijke waardigheid vormen;j) aanvallen van duidelijk als zodanig herkenbare historische monumenten, kunstwerken of plaatsen van eredienst die het culturele of spirituele erfgoed van de volkeren vormen en waaraan bijzondere bescherming is verleend door een speciale regeling, wanneer er geen bewijs bestaat van schending door de tegenpartij van het verbod die goederen te gebruiken om het militaire optreden te ondersteunen, en wanneer die goederen niet in de onmiddellijke nabijheid van militaire doelen zijn gelegen;k) opzettelijk richten van aanvallen op gebouwen gewijd aan godsdienst, onderwijs, kunst, wetenschap of caritatieve doeleinden, historische monumenten of ziekenhuizen, voor zover deze geen militaire doelen zijn;l) onrechtmatige handelingen en nalatigheden, niet wettelijk gerechtvaardigd, die de gezondheid en de fysieke of psychische integriteit van de personen beschermd door het internationaal humanitair recht in gevaar kunnen brengen, in het bijzonder alle geneeskundige handelingen die niet gerechtvaardigd zijn door de gezondheidstoestand van die personen of niet in overeenstemming zijn met de algemeen aanvaarde geneeskundige normen;m) gerechtelijk vervallen verklaren, schorsen of niet-ontvankelijk verklaren van de rechten en handelingen van de personen die tot de vijandige partij behoren;2° de hierna beschreven ernstige schendingen van het gemeenschappelijk artikel 3 van de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, gepleegd in geval van een gewapend conflict zoals gedefinieerd in voornoemd artikel 3, wanneer deze schendingen opzettelijk, door handelingen of nalatigheden inbreuk maken op de bescherming die aan personen is gewaarborgd door die Verdragen: a) aantasting van de persoonlijke waardigheid, inzonderheid vernederende en onterende behandeling;b) uitspreken van veroordelingen en ten uitvoer leggen van executies zonder voorafgaand vonnis uitgesproken door een op regelmatige wijze samengesteld rechtscollege dat alle gerechtelijke waarborgen biedt die algemeen als onmisbaar worden erkend;c) nemen van gijzelaars. Deze misdrijven worden bestraft met een straf van niveau 4, onverminderd, voor de misdrijven gedefinieerd onder 1°, g) tot k), en 2°, de toepassing van de strengere strafbepalingen tot bestraffing van ernstige schendingen van de waardigheid van de persoon. § 2. Het misdrijf bedoeld in paragraaf 1, 1°, l), wordt bestraft met een straf van niveau 5 indien het heeft geleid tot ernstige gevolgen voor de volksgezondheid. § 3. De misdrijven bedoeld in paragraaf 1, 1°, a) tot f), en in paragraaf 1, 2°, c), worden bestraft met een straf van niveau 7 indien zij een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg hebben. § 4. De misdrijven bedoeld in paragraaf 1, 1°, a) tot f), en in paragraaf 1, 2°, c), worden bestraft met een straf van niveau 8 indien zij hebben geleid tot de dood van een of meerdere personen.
Art. 89.Gedwongen verdwijning die geen misdaad tegen de menselijkheid vormt § 1. De gedwongen verdwijning die geen misdaad tegen de menselijkheid vormt is de opzettelijke arrestatie, gevangenhouding, ontvoering of elke andere vorm van opzettelijke vrijheidsontneming door vertegenwoordigers van de staat of door personen of groepen personen die optreden met de machtiging of steun van of bewilliging door de staat, gevolgd door een weigering een dergelijke vrijheidsontneming te erkennen of door verhulling van het feit zelf of van de verblijfplaats van de verdwenen persoon, waardoor deze buiten de bescherming van de wet geplaatst wordt.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 6. § 2. De gedwongen verdwijning die geen misdaad tegen de menselijkheid vormt wordt bestraft met een straf van niveau 4 indien de persoon verantwoordelijk voor de gedwongen verdwijning vrijwillig het slachtoffer terug in vrijheid stelt binnen de vijf dagen na de vrijheidsberoving. § 3. De gedwongen verdwijning die geen misdaad tegen de menselijkheid vormt wordt bestraft met een straf van niveau 7: 1° indien het misdrijf de dood heeft veroorzaakt;2° indien de persoon wiens vrijheid werd ontnomen, werd onderworpen aan foltering;3° ingeval het misdrijf werd gepleegd jegens een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand.
Art. 90.Voorbereidende handelingen Zij die opzettelijk een werktuig, een toestel of enig voorwerp voortbrengen, onder zich houden of vervoeren, een bouwwerk oprichten of een bestaand bouwwerk veranderen, in de wetenschap dat het werktuig, het toestel, het voorwerp, het bouwwerk of de verandering bestemd is om een van de in deze titel genoemde misdrijven te plegen of het plegen ervan te vergemakkelijken, worden gestraft met de straf bepaald voor het misdrijf waarvan zij het plegen hebben mogelijk gemaakt of vergemakkelijkt.
Art. 91.Strafbare poging De poging om een van de in deze titel bedoelde misdrijven te plegen wordt bestraft met dezelfde straf als het voltooide misdrijf.
Art. 92.Strafbare deelneming en aansprakelijkheid van de meerdere Worden met de op het voltooide misdrijf gestelde straf bestraft: 1° het bevel, zelfs zonder dat dit gevolgen heeft gehad, om een van de misdrijven bedoeld in de voorgaande artikelen van deze titel te plegen;2° het voorstel of het aanbod om een dergelijk misdrijf te plegen en het aanvaarden van zulk een voorstel of aanbod;3° het aanzetten tot het plegen van een dergelijk misdrijf, zelfs zonder dat dit gevolgen heeft gehad;4° de deelneming in de zin van artikel 19 aan een dergelijk misdrijf, zelfs zonder dat dit gevolgen heeft gehad;5° het verzuim gebruik te maken van de mogelijkheid tot handelen vanwege hen die kennis hebben van bevelen, gegeven met het oog op de uitvoering van een dergelijk misdrijf, of van feiten die een begin van uitvoering hiervan vormen, ofschoon zij de voltooiing ervan konden verhinderen of konden doen ophouden.
Art. 93.Uitsluiting van de rechtvaardiging en verschoning § 1. Onverminderd de in artikel 85, 1°, g) en h), en artikel 88, § 1, 1°, l), genoemde uitzonderingen kan geen enkel belang, geen enkele noodzaak van politieke, militaire of nationale aard de in deze titel omschreven misdrijven, zelfs bij wijze van represaille gepleegd, rechtvaardigen. § 2. Het feit dat de betrokkene heeft gehandeld op bevel van zijn regering of van een meerdere, ontslaat hem niet van zijn verantwoordelijkheid indien, in de gegeven omstandigheden, het bevel duidelijk het plegen van een van de misdrijven bedoeld in deze titel ten gevolge kon hebben.
Titel 2. Misdaad van ecocide
Art. 94.Misdaad van ecocide § 1. De misdaad van ecocide, zoals hierna omschreven, gepleegd zowel in vredes- als in oorlogstijd, wordt bestraft volgens de bepalingen van deze titel.
De misdaad van ecocide is het opzettelijk plegen, door handelen of nalaten, van een illegale handeling, die ernstige, grootschalige en langdurige schade aan het milieu veroorzaakt, wetende dat deze handeling dergelijke schade toebrengt, voor zover deze handeling betrekking heeft op een inbreuk op federale wetgeving of internationale wetgeving die bindend is voor de federale overheid of zover de handeling niet in België kan gelokaliseerd worden.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt verstaan onder: a) ernstige schade : schade die leidt tot negatieve zeer nadelige veranderingen, verstoringen of effecten aan enigerlei onderdeel van het milieu, met inbegrip van aanzienlijke gevolgen voor het leven of de gezondheid van de mens, op de biodiversiteit of op natuurlijke, culturele of economische hulpbronnen voor de samenleving;b) grootschalige schade: schade die zich uitstrekt tot buiten een beperkt geografisch gebied, die de grenzen van een regio of een staat overschrijdt of die wordt geleden door een volledig ecosysteem of een volledige soort of door een aanzienlijk aantal mensen;c) langdurige schade: schade die onomkeerbaar is of niet binnen een redelijke termijn door natuurlijke regeneratie kan worden hersteld;d) milieu: de aarde, haar ecosystemen, haar biosfeer, haar criosfeer, haar lithosfeer, haar hydrosfeer en haar atmosfeer alsmede de kosmische ruimte. § 2. Deze misdaad wordt bestraft met een straf van niveau 6.
Titel 3. Misdrijven tegen de persoon
Art. 95.Toepassingsgebied Als slachtoffer van de misdrijven uit deze titel kunnen worden beschouwd alle natuurlijke personen vanaf hun geboorte als levend wezen.
Natuurlijke personen kunnen slachtoffer zijn van alle misdrijven uit deze titel.
Rechtspersonen kunnen slachtoffer zijn van de volgende misdrijven bedoeld in deze titel: 1° bedreiging, bedoeld in hoofdstuk 6, afdeling 1;2° laster en belediging, bedoeld in hoofdstuk 6, afdeling 3;3° misdrijven betreffende het geheim van communicatie, privégegevens van een informaticasysteem en brieven bedoeld in hoofdstuk 9, afdeling 1;4° schending van plaatsen die tot woning dienen bedoeld in hoofdstuk 9, afdeling 2;5° schending van het beroepsgeheim bedoeld in hoofdstuk 9, afdeling 3. Hoofdstuk 1. Misdrijven tegen het leven Afdeling 1. Doden met het oogmerk om te doden
Art. 96.Doodslag Doodslag is het doden van een ander persoon met het oogmerk om hem te doden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 7.
De rechter kan geen straf onder elektronisch toezicht, probatiestraf of werkstraf uitspreken in geval van poging van doodslag.
Art. 97.Moord Moord is doodslag gepleegd met voorbedachtheid.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 8.
Art. 98.Doodslag gepleegd in het kader van een ander misdrijf De doodslag gepleegd om het plegen van een ander misdrijf of de poging daartoe te vergemakkelijken of de straffeloosheid ervan te verzekeren, dan wel gepleegd als gevolg van de weerstand die werd geboden door het slachtoffer of een derde, wordt bestraft met een straf van niveau 8.
Art. 99.Doodslag gepleegd vanuit een discriminerende drijfveer De doodslag gepleegd vanuit een discriminerende drijfveer wordt bestraft met een straf van niveau 8.
Art. 100.Doodslag gepleegd op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand De doodslag gepleegd op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand wordt bestraft met een straf van niveau 8.
Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan neemt de rechter in overweging dat de dader de vader, de moeder of een andere bloed- of aanverwant in de rechte opgaande of neerdalende lijn, dan wel een bloed- of aanverwant in de zijlijn tot de derde graad, is van het slachtoffer, dat hij gezag heeft over het slachtoffer, hem onder zijn bewaring heeft of occasioneel of gewoonlijk met het slachtoffer samenwoont of heeft samengewoond.
Art. 101.Intrafamiliale doodslag De doodslag gepleegd op een bloedverwant of aanverwant in de rechte opgaande of neerdalende lijn, een bloedverwant of aanverwant in de zijlijn tot de derde graad, een partner of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin van voornoemde personen wordt bestraft met een straf van niveau 8.
Art. 102.Doodslag gepleegd op een persoon met een maatschappelijke functie Doodslag gepleegd op een persoon met een maatschappelijke functie wordt bestraft met een straf van niveau 8 indien het misdrijf is gepleegd naar aanleiding van de uitoefening van deze functie.
Art. 103.Uitgelokte doodslag De doodslag is uitgelokt indien deze werd gepleegd onder de onmiddellijke invloed van opzettelijk gepleegd, onrechtmatig, ernstig en ogenblikkelijk fysiek of psychisch geweld tegen zijn persoon of tegen een derde.
Indien de doodslag werd uitgelokt, wordt de op het misdrijf gestelde straf vervangen door een straf van niveau 3.
Art. 104.Bijkomende straf Onverminderd andere wettelijke bepalingen, kan de rechter bij de veroordeling voor een misdrijf omschreven onder deze afdeling, met uitzondering van de uitgelokte doodslag, ook de bekendmaking van de beslissing houdende veroordeling uitspreken.
Art. 105.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in deze afdeling neemt de rechter in overweging het feit dat: 1° de dader een bloedverwant in de zijlijn tot de derde graad is van het slachtoffer of occasioneel of gewoonlijk met het slachtoffer samenwoont;2° het misdrijf werd gepleegd op een scheidsrechter of seingever bij een sportwedstrijd, indien het misdrijf is gepleegd naar aanleiding van de uitoefening van deze functie;3° het misdrijf werd gepleegd door een persoon met een openbare functie, in het kader van de uitoefening van deze functie;4° het misdrijf werd gepleegd in het bijzijn van een minderjarige;5° het misdrijf werd gepleegd door twee of meer personen die gezamenlijk optreden;6° het misdrijf werd gepleegd met behulp van of onder bedreiging van een wapen;7° het misdrijf werd gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, tradities, religie of de zogenaamde "eer". Afdeling 2. Doden door een ernstig gebrek aan voorzorg of
voorzichtigheid
Art. 106.Doden door een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid Het doden door een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 107.Dodelijk verkeersongeval Het doden door een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid in het kader van een verkeersongeval wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 108.Verzwarende factor Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor de in de artikelen 106 en 107 bedoelde misdrijven neemt de rechter in overweging dat het misdrijf werd gepleegd in het bijzijn van een minderjarige. Afdeling 3. Aanzetting tot zelfdoding
Art. 109.Aanzetting tot zelfdoding Aanzetting tot zelfdoding is het opzettelijk stellen van een handeling die van aard is om een persoon ertoe te brengen zichzelf van het leven te beroven. De aanzetting tot zelfdoding is slechts strafbaar indien zij een zelfdoding door het slachtoffer of een poging daartoe tot gevolg heeft.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 110.Verzwaarde aanzetting tot zelfdoding Aanzetting tot zelfdoding wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer: 1° de feiten gepleegd zijn op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand;2° de feiten gepleegd zijn vanuit een discriminerende drijfveer;3° de dader de partner of een bloedverwant in de rechte opgaande of neerdalende lijn is van het slachtoffer.
Art. 111.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in deze afdeling neemt de rechter in overweging: 1° het feit dat de dader een bloedverwant in de zijlijn tot de derde graad is van het slachtoffer of occasioneel of gewoonlijk met het slachtoffer samenwoont;2° indien het slachtoffer een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand is, het feit dat de dader de vader, de moeder of een andere bloed- of aanverwant in de rechte lijn, dan wel in de zijlijn tot de derde graad, is van het slachtoffer, dat hij gezag heeft over het slachtoffer, hem onder zijn bewaring heeft of occasioneel of gewoonlijk met het slachtoffer samenwoont;3° het feit dat het misdrijf werd gepleegd op een persoon met een maatschappelijke functie, indien het misdrijf is gepleegd naar aanleiding van de uitoefening van deze functie;4° het feit dat het misdrijf werd gepleegd op een scheidsrechter of seingever bij een sportwedstrijd, indien het misdrijf is gepleegd naar aanleiding van de uitoefening van deze functie;5° het feit dat het misdrijf werd gepleegd in het bijzijn van een minderjarige;6° het feit dat het misdrijf werd gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, tradities, religie of de zogenaamde "eer". Hoofdstuk 2. Foltering, onmenselijke behandeling en onterende behandeling Afdeling 1. Foltering
Art. 112.Foltering Foltering is elke opzettelijke gedraging waarmee hevige pijn of ernstig en vreselijk lichamelijk of geestelijk lijden wordt veroorzaakt bij een persoon, onder meer om van hem of van derde inlichtingen te verkrijgen of bekentenissen af te dwingen of om hem of derden te straffen, of om druk op hem of op derden uit te oefenen, of hem of derden te intimideren, dan wel om eender welke reden van discriminatoire aard.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 113.Foltering met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg De foltering die een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 114.Foltering door een persoon met een openbare functie De foltering gepleegd door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie, wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 115.Foltering van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand De foltering van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Indien de foltering van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, wordt dit bestraft met een straf van niveau 6.
Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan neemt de rechter in overweging dat de dader de vader, de moeder of een andere bloed- of aanverwant in de rechte lijn, dan wel in de zijlijn tot de derde graad, is van het slachtoffer, dat hij de partner is van het slachtoffer, dat hij gezag heeft over het slachtoffer, hem onder zijn bewaring heeft of occasioneel of gewoonlijk met het slachtoffer samenwoont.
Art. 116.Foltering van een persoon met een maatschappelijke functie Foltering gepleegd op een persoon met een maatschappelijke functie wordt bestraft met een straf van niveau 6 indien het misdrijf is gepleegd naar aanleiding van de uitoefening van deze functie.
Art. 117.Intrafamiliale foltering De foltering van een bloedverwant of aanverwant in de rechte opgaande of neerdalende lijn, een bloedverwant of aanverwant in de zijlijn tot de derde graad, een partner of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin van voornoemde personen wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Indien de foltering zoals gedefinieerd in het eerste lid een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 118.Foltering met de dood tot gevolg De foltering die de dood tot gevolg heeft, zonder dat de dader handelde met het oogmerk te doden, wordt bestraft met een straf van niveau 7.
Art. 119.Uitsluiting van rechtvaardigingsgronden De foltering kan door geen enkele rechtvaardigingsgrond worden gerechtvaardigd. Afdeling 2. Onmenselijke behandeling
Art. 120.Onmenselijke behandeling Onmenselijke behandeling is elke opzettelijke gedraging waarmee ernstig geestelijk of lichamelijk leed wordt toegebracht.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 121.Onmenselijke behandeling met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg De onmenselijke behandeling die een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 122.Onmenselijke behandeling door een persoon met een openbare functie De onmenselijke behandeling gepleegd door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie, wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 123.Onmenselijke behandeling van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand De onmenselijke behandeling van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Indien de onmenselijke behandeling van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, wordt dit bestraft met een straf van niveau 5.
Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan neemt de rechter in overweging dat de dader de vader, de moeder of een andere bloed- of aanverwant in de rechte lijn, dan wel in de zijlijn tot de derde graad, is van het slachtoffer, dat hij de partner is van het slachtoffer, dat hij gezag heeft over het slachtoffer, hem onder zijn bewaring heeft of occasioneel of gewoonlijk met het slachtoffer samenwoont.
Art. 124.Onmenselijke behandeling van een persoon met een maatschappelijke functie Onmenselijke behandeling gepleegd op een persoon met een maatschappelijke functie wordt bestraft met een straf van niveau 5 indien het misdrijf is gepleegd naar aanleiding van de uitoefening van deze functie.
Art. 125.Intrafamiliale onmenselijke behandeling De onmenselijke behandeling van een bloedverwant of aanverwant in de rechte opgaande of neerdalende lijn, een bloedverwant of aanverwant in de zijlijn tot de derde graad, een partner of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin van voornoemde personen wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Indien de onmenselijke behandeling zoals gedefinieerd in het eerste lid een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, wordt dit bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 126.Onmenselijke behandeling met de dood tot gevolg De onmenselijke behandeling die de dood tot gevolg heeft, zonder dat de dader handelde met het oogmerk te doden, wordt bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 127.Uitgesloten rechtvaardigingsgrond De onmenselijke behandeling kan niet worden gerechtvaardigd door het bevel van de overheid. Afdeling 3. Onterende behandeling
Art. 128.Onterende behandeling Onterende behandeling is het opzettelijk onderwerpen van een persoon aan een behandeling die in de ogen van het slachtoffer of van derden een ernstige krenking of aantasting van de menselijke waardigheid uitmaakt.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 129.Onterende behandeling van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand De onterende behandeling van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan neemt de rechter in overweging dat de dader de vader, de moeder of een andere bloed- of aanverwant in de rechte lijn, dan wel in de zijlijn tot de derde graad, is van het slachtoffer, dat hij de partner is van het slachtoffer, dat hij gezag heeft over het slachtoffer, hem onder zijn bewaring heeft of occasioneel of gewoonlijk met het slachtoffer samenwoont.
Art. 130.Intrafamiliale onterende behandeling De onterende behandeling van een bloedverwant of aanverwant in de rechte opgaande of neerdalende lijn, een bloedverwant of aanverwant in de zijlijn tot de derde graad, een partner of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin van voornoemde personen wordt bestraft met een straf van niveau 3. Afdeling 4. Gemeenschappelijke bepaling
Art. 131.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in dit hoofdstuk neemt de rechter in overweging het feit dat: 1° het misdrijf werd gepleegd in het bijzijn van een minderjarige;2° het misdrijf werd gepleegd door twee of meer personen die gezamenlijk optreden;3° het misdrijf werd gepleegd met behulp van of onder bedreiging van een wapen;4° het misdrijf werd gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, tradities, religie of de zogenaamde "eer". Hoofdstuk 3. Misdrijven tegen de seksuele integriteit, het seksueel zelfbeschikkingsrecht en de goede zeden Afdeling 1. Aantasting van de seksuele integriteit, voyeurisme,
niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud en verkrachting Onderafdeling 1. Toestemming met betrekking tot het seksueel zelfbeschikkingsrecht
Art. 132.Definitie van toestemming met betrekking tot het seksueel zelfbeschikkingsrecht Toestemming veronderstelt dat deze uit vrije wil is gegeven. Dit wordt beoordeeld in het licht van de omstandigheden van de zaak. De toestemming kan niet worden afgeleid uit de loutere ontstentenis van verweer van het slachtoffer. De toestemming kan worden ingetrokken op elk ogenblik voor of tijdens de seksuele handeling.
Toestemming is er niet wanneer de seksuele handeling is gepleegd door gebruik te maken van de kwetsbare toestand van het slachtoffer ten gevolge van onder meer angst, invloed van alcohol, verdovende middelen, psychotrope stoffen of enige andere substantie met een soortgelijke uitwerking, een ziekte of een handicapsituatie, waardoor de vrije wil is aangetast.
Toestemming is er in ieder geval niet indien de seksuele handeling het gevolg is van een bedreiging, fysiek of psychisch geweld, dwang, verrassing, list of van enige andere strafbare gedraging.
Toestemming is er in ieder geval niet wanneer de seksuele handeling is gepleegd ten nadele van een bewusteloos of slapend slachtoffer.
Art. 133.Beperkingen aan de mogelijkheid tot toestemming door de minderjarige § 1. Onder voorbehoud van paragraaf 2 wordt een minderjarige die de volle leeftijd van zestien jaar niet heeft bereikt, niet geacht uit vrije wil te kunnen toestemmen. § 2. Een minderjarige die de volle leeftijd van veertien jaar heeft bereikt, maar niet de volle leeftijd van zestien jaar, kan uit vrije wil toestemmen indien het leeftijdsverschil met de andere persoon niet meer dan drie jaar bedraagt.
Er is geen misdrijf tussen minderjarigen die de volle leeftijd van veertien jaar hebben bereikt en die met wederzijdse toestemming handelen wanneer het onderlinge leeftijdsverschil meer dan drie jaar bedraagt. § 3. Een minderjarige kan nooit uit vrije wil toestemmen indien: 1° de dader een bloedverwant of aanverwant is in de rechte opgaande lijn of een bloedverwant of aanverwant in de zijlijn tot en met de derde graad of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin of ongeacht welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met de minderjarige samenwoont en die over die minderjarige gezag heeft, of 2° de daad mogelijk is gemaakt doordat de dader gebruik heeft gemaakt van een erkende positie van vertrouwen, gezag of invloed ten aanzien van de minderjarige, of 3° de daad wordt beschouwd als een daad van ontucht of prostitutie als bedoeld in afdeling 2, onderafdeling 2, luidende "Seksuele uitbuiting van minderjarigen met het oog op prostitutie". Onderafdeling 2. Basismisdrijven
Art. 134.Aantasting van de seksuele integriteit Aantasting van de seksuele integriteit is het opzettelijk stellen van een seksuele handeling op een persoon die daar niet in toestemt, al dan niet met behulp van een derde persoon die daar niet in toestemt, dan wel het laten stellen van een seksuele handeling door een persoon die daar niet in toestemt. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Wordt met aantasting van de seksuele integriteit gelijkgesteld het opzettelijk bewerkstelligen dat een persoon die daarmee niet instemt, getuige is van seksuele handelingen, of van seksueel misbruik, ook zonder dat deze daaraan hoeft deel te nemen.
Aantasting bestaat zodra er een begin van uitvoering is.
Art. 135.Voyeurisme Voyeurisme is het opzettelijk observeren of doen observeren van een persoon of opzettelijk van deze persoon een beeld- of geluidsopname maken of doen maken, - rechtstreeks of door middel van een technisch of ander hulpmiddel; - zonder de toestemming van die persoon of buiten zijn medeweten; - terwijl die persoon ontbloot is of een expliciete seksuele daad stelt, en; - terwijl die persoon zich in omstandigheden bevindt, waarin hij redelijkerwijs mag verwachten beschut te zijn voor ongewenste blikken.
Onder ontblote persoon wordt begrepen de persoon die zonder toestemming of buiten zijn medeweten een deel van zijn lichaam toont dat op grond van zijn seksuele integriteit verhuld zou zijn gebleven indien die persoon had geweten dat hij werd geobserveerd of dat er een beeld- of geluidsopname van hem werd gemaakt.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Voyeurisme bestaat, zodra er begin van uitvoering is.
Art. 136.Niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud Niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud is het opzettelijk tonen, toegankelijk maken of verspreiden van visuele of geluidsinhoud van een ontblote persoon of een persoon die een expliciete seksuele daad stelt zonder diens toestemming of buiten diens medeweten, ook al heeft die persoon ingestemd met het maken ervan.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud bestaat, zodra er begin van uitvoering is.
Art. 137.Niet-consensuele verspreiding, met kwaadwillig opzet of uit winstbejag, van seksueel getinte inhoud Niet-consensuele verspreiding, met kwaadwillig opzet of uit winstbejag, van seksueel getinte inhoud is het met kwaadwillig opzet of uit winstbejag tonen, toegankelijk maken of verspreiden van visuele of geluidsinhoud van een ontblote persoon of een persoon die een expliciete seksuele daad stelt zonder diens toestemming of buiten diens medeweten, ook al heeft die persoon ingestemd met het maken ervan.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Niet-consensuele verspreiding, met kwaadwillig opzet of uit winstbejag, van seksueel getinte inhoud bestaat, zodra er begin van uitvoering is.
Art. 138.Verkrachting Verkrachting is elke opzettelijk gestelde daad die bestaat of mede bestaat uit een seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd op een persoon of met behulp van een persoon die daar niet in toestemt.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Onderafdeling 3. Verzwaarde misdrijven
Art. 139.Niet-consensuele seksuele handelingen met de dood tot gevolg Niet-consensuele seksuele handelingen die de dood tot gevolg hebben, zonder dat de dader handelde met het oogmerk te doden, worden als volgt bestraft: - aantasting van de seksuele integriteit wordt bestraft met een straf van niveau 7; - verkrachting wordt bestraft met een straf van niveau 7.
Art. 140.Niet-consensuele seksuele handelingen voorafgegaan door of gepaard gaand met foltering, opsluiting of zwaar geweld Niet-consensuele seksuele handelingen voorafgegaan door of gepaard gaand met foltering, opsluiting of met zwaar geweld die een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, worden als volgt bestraft: - aantasting van de seksuele integriteit wordt bestraft met een straf van niveau 5; - verkrachting wordt bestraft met een straf van niveau 5.
De rechter kan geen straf onder elektronisch toezicht, probatiestraf of werkstraf uitspreken in geval van niet-consensuele seksuele handelingen voorafgegaan door of gepaard gaand met foltering, opsluiting of zwaar geweld.
Art. 141.Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd onder bedreiging van een wapen of op een wapen gelijkend voorwerp of na toediening van weerloosmakende of remmingsverlagende stoffen Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd onder bedreiging van een wapen of op een wapen gelijkend voorwerp of na toediening van weerloosmakende of remmingsverlagende stoffen worden als volgt bestraft: - aantasting van de seksuele integriteit wordt bestraft met een straf van niveau 5; - verkrachting wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 142.Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd ten nadele van een persoon in een kwetsbare toestand Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd ten nadele van een persoon in een kwetsbare toestand, worden als volgt bestraft: - aantasting van de seksuele integriteit wordt bestraft met een straf van niveau 5; - voyeurisme wordt bestraft met een straf van niveau 4; - niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 5; - niet-consensuele verspreiding, met kwaadwillig opzet of uit winstbejag, van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 5; - verkrachting wordt bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 143.Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd ten nadele van een minderjarige die geen volle zestien jaar oud is Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd ten nadele van een minderjarige die geen volle zestien jaar oud is, worden als volgt bestraft: - aantasting van de seksuele integriteit wordt bestraft met een straf van niveau 5; - voyeurisme wordt bestraft met een straf van niveau 4; - niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 5; - niet-consensuele verspreiding met kwaadwillig opzet of uit winstbejag van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 5; - verkrachting wordt bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 144.Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd ten nadele van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd ten nadele van een minderjarige boven de volle leeftijd van zestien jaar worden als volgt bestraft: - aantasting van de seksuele integriteit wordt bestraft met een straf van niveau 4; - voyeurisme wordt bestraft met een straf van niveau 3; - niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 4; - niet-consensuele verspreiding, met kwaadwillig opzet of uit winstbejag, van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 4; - verkrachting wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 145.Incest Onder incest wordt begrepen de seksuele handelingen gepleegd ten nadele van een minderjarige door een bloedverwant of aanverwant in de rechte opgaande lijn, door een bloedverwant of aanverwant in de zijlijn tot de derde graad of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin van voornoemde personen.
Incest wordt als volgt bestraft: - aantasting van de seksuele integriteit wordt bestraft met een straf van niveau 5; - voyeurisme wordt bestraft met een straf van niveau 4; - niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 5; - niet-consensuele verspreiding met kwaadwillig opzet of uit winstbejag van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 5; - verkrachting wordt bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 146.Niet-consensuele intrafamiliale seksuele handelingen Onder niet-consensuele intrafamiliale seksuele handelingen worden begrepen de niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd door een bloedverwant of aanverwant in de rechte opgaande of neerdalende lijn, door een bloedverwant of aanverwant in de zijlijn tot de derde graad, door een partner of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin van voornoemde personen.
Niet-consensuele intrafamiliale seksuele handelingen worden als volgt bestraft: - aantasting van de seksuele integriteit wordt bestraft met een straf van niveau 4; - voyeurisme wordt bestraft met een straf van niveau 3; - niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 4; - niet-consensuele verspreiding, met kwaadwillig opzet of uit winstbejag, van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 4; - verkrachting wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 147.Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd vanuit een discriminerende drijfveer Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd vanuit een discriminerende drijfveer bedoeld in artikel 29, worden als volgt bestraft: - aantasting van de seksuele integriteit wordt bestraft met een straf van niveau 4; - voyeurisme wordt bestraft met een straf van niveau 3; - niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 4; - niet-consensuele verspreiding, met kwaadwillig opzet of uit winstbejag, van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 4; - verkrachting wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Dezelfde straffen worden opgelegd wanneer een van de drijfveren van de dader erin bestaat dat het slachtoffer een band of vermeende band heeft met een persoon ten aanzien van wie hij haat, misprijzen of vijandigheid koestert wegens een of meer van de in het artikel 29 aangehaalde werkelijke of vermeende kenmerken.
Art. 148.Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd door een persoon die zich in een gezags- of vertrouwenspositie bevindt ten aanzien van het slachtoffer Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd door een persoon die zich in een erkende positie van vertrouwen, gezag of invloed ten aanzien van het slachtoffer bevindt, worden als volgt bestraft: - aantasting van de seksuele integriteit wordt bestraft met een straf van niveau 4; - voyeurisme wordt bestraft met een straf van niveau 3; - niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 4; - niet-consensuele verspreiding, met kwaadwillig opzet of uit winstbejag, van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 4; - verkrachting wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 149.Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd met de hulp of in aanwezigheid van een of meer personen Niet-consensuele seksuele handelingen gepleegd met de hulp of in aanwezigheid van een of meer personen worden als volgt bestraft: - aantasting van de seksuele integriteit wordt bestraft met een straf van niveau 4; - voyeurisme wordt bestraft met een straf van niveau 3; - niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 4; - niet-consensuele verspreiding, met kwaadwillig opzet of uit winstbejag, van seksueel getinte inhoud wordt bestraft met een straf van niveau 4; - verkrachting wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Onderafdeling 4. Algemene bepaling
Art. 150.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor feiten die niet-consensuele seksuele handelingen uitmaken, houdt de rechter in het bijzonder rekening met het feit dat: - de dader een bloedverwant in de rechte opgaande of neerdalende of in de zijlijn tot de derde graad is van het slachtoffer, dan wel een aanverwant in de rechte lijn of in de zijlijn tot de derde graad, dat hij gezag heeft over het slachtoffer, hem onder zijn bewaring heeft of occasioneel of gewoonlijk met het slachtoffer samenwoont of heeft samengewoond; - het misdrijf werd gepleegd door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie; - het misdrijf werd gepleegd door een arts of een andere gezondheidswerker in het kader van de uitoefening van zijn functie; - het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige beneden de volle leeftijd van tien jaar; - het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar en is voorafgegaan door een benadering van deze minderjarige vanwege de dader met het oogmerk op een later tijdstip de in deze afdeling bepaalde feiten te plegen; - het misdrijf werd gepleegd in het bijzijn van een minderjarige; - het misdrijf werd gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, tradities, religie of de zogenaamde "eer". Afdeling 2. Seksuele uitbuiting van minderjarigen
Onderafdeling 1. Benaderen van een minderjarige voor seksuele doeleinden
Art. 151.Benaderen van een minderjarige voor seksuele doeleinden Benaderen van een minderjarige voor seksuele doeleinden is het aan een minderjarige een voorstel tot ontmoeting doen, op welke manier dan ook, met het oogmerk om een misdrijf te plegen bedoeld in dit hoofdstuk, voor zover dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting kunnen leiden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Onderafdeling 2. Seksuele uitbuiting van minderjarigen met het oog op prostitutie
Art. 152.Bewegen van een minderjarige tot het plegen van ontucht of prostitutie Bewegen van een minderjarige tot het plegen van ontucht of prostitutie is opzettelijk de ontucht of de prostitutie van een minderjarige opwekken, begunstigen of vergemakkelijken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 153.Bewegen van een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar tot het plegen van ontucht of prostitutie Bewegen van een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar tot het plegen van ontucht of prostitutie, wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 154.Werven van een minderjarige voor ontucht of prostitutie Werven van een minderjarige voor ontucht of prostitutie is het, onverminderd de in artikel 258 bedoelde gevallen, rechtstreeks of via een tussenpersoon, opzettelijk aanwerven, meenemen, wegbrengen of bij zich houden van een minderjarige met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie.
Dit misdrijf wordt bestraft een straf van niveau 4.
De geldboete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 155.Werven van een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar voor ontucht of prostitutie Onverminderd de in artikel 258 bedoelde gevallen wordt het werven van een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar voor ontucht of prostitutie bestraft met een straf van niveau 5.
De geldboete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 156.Houden van een huis van ontucht of prostitutie waar een minderjarige ontucht of prostitutie pleegt Houden van een huis van ontucht of prostitutie waar een minderjarige ontucht of prostitutie pleegt, is het opzettelijk, rechtstreeks of via een tussenpersoon, houden van een huis van ontucht of prostitutie waar een minderjarige ontucht of prostitutie pleegt.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
De geldboete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 157.Houden van een huis van ontucht of prostitutie waar een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar ontucht of prostitutie pleegt Houden van een huis van ontucht of prostitutie waar een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar ontucht of prostitutie pleegt, wordt bestraft met een straf van niveau 5.
De geldboete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 158.Ter beschikking stellen van een ruimte aan een minderjarige met het oog op ontucht of prostitutie Ter beschikking stellen van een ruimte aan een minderjarige met het oog op ontucht of prostitutie is het verkopen, verhuren of ter beschikking stellen van een kamer of enige andere ruimte aan een minderjarige met het oogmerk de ontucht of prostitutie van een minderjarige mogelijk te maken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
De geldboete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 159.Ter beschikking stellen van een ruimte aan een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar met het oog op ontucht of prostitutie Ter beschikking stellen van een ruimte aan een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar met het oog op ontucht of prostitutie wordt bestraft met een straf van niveau 5.
De geldboete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 160.Exploitatie van de ontucht of prostitutie van een minderjarige Exploitatie van de ontucht of prostitutie van een minderjarige is het, onverminderd de in artikel 258 bedoelde gevallen, opzettelijk op welke manier ook, exploiteren van de ontucht of prostitutie van een minderjarige.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
De geldboete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 161.Exploitatie van de ontucht of prostitutie van een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar Onverminderd de in artikel 258 bedoelde gevallen wordt exploitatie van de ontucht of prostitutie van een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar bestraft met een straf van niveau 5.
De geldboete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 162.Verkrijgen van de ontucht of de prostitutie van een minderjarige Verkrijgen van de ontucht of de prostitutie van een minderjarige is het opzettelijk verkrijgen van de ontucht of de prostitutie van een minderjarige door de overhandiging, het aanbod of de belofte van een materieel of financieel voordeel.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
De geldboete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 163.Verkrijgen van de ontucht of de prostitutie van een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar Verkrijgen van de ontucht of de prostitutie van een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar wordt bestraft met een straf van niveau 5.
De geldboete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 164.Organisatie van ontucht of prostitutie van een minderjarige in vereniging Indien een in het tweede lid bedoeld misdrijf wordt gepleegd als daad van deelneming aan de hoofdbedrijvigheid of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft in deze vereniging of niet, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 6.
Het eerste lid is van toepassing op: - het bewegen van een minderjarige tot het plegen van ontucht of prostitutie bedoeld in de artikelen 152 en 153; - het werven van een minderjarige voor ontucht of prostitutie bedoeld in de artikelen 154 en 155; - het houden van een huis van ontucht of prostitutie waar een minderjarige ontucht of prostitutie pleegt bedoeld in de artikelen 156 en 157; - het ter beschikking stellen van een ruimte aan een minderjarige met het oog op ontucht of prostitutie bedoeld in de artikelen 158 en 159; - de exploitatie van de ontucht of prostitutie van een minderjarige bedoeld in de artikelen 160 en 161; en - het verkrijgen van de ontucht of de prostitutie van een minderjarige bedoeld in de artikelen 162 en 163.
Art. 165.Bijwonen van ontucht of prostitutie van een minderjarige Bijwonen van ontucht of prostitutie van een minderjarige is het rechtstreeks, inbegrepen door middel van informatie- en communicatietechnologie, opzettelijk bijwonen van ontucht of prostitutie van een minderjarige.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
De geldboete wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 166.Reclame maken voor ontucht en prostitutie van een minderjarige Reclame maken voor ontucht en prostitutie van een minderjarige is: - het met welk middel ook op enigerlei wijze, direct of indirect, opzettelijk reclame maken, uitgeven, verdelen of verspreiden voor een aanbod van diensten van seksuele aard, indien die reclame specifiek gericht is op een minderjarige of indien zij gewag maakt van diensten aangeboden door een minderjarige of door een persoon van wie wordt beweerd dat hij minderjarig is, zelfs indien het aanbod wordt verhuld onder bedekte bewoordingen; - het door enig reclamemiddel, zowel expliciet als impliciet, opzettelijk kenbaar maken dat een minderjarige zich aan prostitutie overgeeft, dat men de prostitutie van een minderjarige vergemakkelijkt of dat men wenst in contact te komen met een minderjarige die zich aan ontucht overgeeft.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 167.Verzwaard reclame maken voor ontucht en prostitutie van een minderjarige Indien het reclame maken voor ontucht en prostitutie van een minderjarige tot doel of tot gevolg heeft, direct of indirect, dat ontucht of prostitutie van een minderjarige of zijn exploitatie wordt vergemakkelijkt, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 168.Aanzetten tot het plegen van ontucht of tot exploitatie van de prostitutie van een minderjarige in het openbaar of door enig reclamemiddel Aanzetten tot het plegen van ontucht of tot exploitatie van de prostitutie van een minderjarige in het openbaar of door enig reclamemiddel is: - het met welk middel ook in het openbaar de minderjarige opzettelijk tot ontucht aanzetten; - het door enig reclamemiddel, impliciet of expliciet, opzettelijk aanzetten tot de exploitatie van de prostitutie van een minderjarige, of gebruik maken van zulke reclame naar aanleiding van een aanbod van diensten.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 169.Verbeurdverklaring van het instrument van het misdrijf In afwijking van artikel 53, § 2, eerste lid, 2°, worden de zaken die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van de misdrijven omschreven in deze onderafdeling verbeurd verklaard, ook al zijn ze geen eigendom van de veroordeelde, onverminderd de rechten die derden kunnen laten gelden op die goederen.
De verbeurdverklaring wordt eveneens toegepast, onder dezelfde voorwaarden, op de onroerende goederen of gedeelten ervan die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf.
Indien deze roerende of onroerende goederen worden vervreemd tussen het plegen van het misdrijf en de definitieve rechterlijke beslissing, kan de rechter hun geldwaarde bepalen en de verbeurdverklaring uitspreken van een geldsom die hiermee overeenstemt overeenkomstig artikel 53, § 2, tweede lid.
Onderafdeling 3. Beelden van seksueel misbruik van minderjarigen
Art. 170.Definitie van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen Onder beelden van seksueel misbruik van minderjarigen moet worden begrepen: - elk materiaal dat de visuele weergave op welke wijze dan ook behelst van een minderjarige die deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete seksuele gedragingen, of dat de weergave behelst van de geslachtsorganen van een minderjarige voor primair seksuele doeleinden; - elk materiaal dat de visuele weergave op welke wijze dan ook behelst van een persoon die er als een minderjarige uitziet en die deelneemt aan echte of gesimuleerde expliciete seksuele gedragingen, of dat de weergave behelst van de geslachtsorganen van deze persoon voor primair seksuele doeleinden; - realistische afbeeldingen die de weergave behelzen van een niet-bestaande minderjarige die deelneemt aan expliciete seksuele gedragingen, of die de weergave behelzen van de geslachtsorganen van deze minderjarige voor primair seksuele doeleinden.
Art. 171.Vervaardigen of verspreiden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen Vervaardigen of verspreiden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen is het opzettelijk tentoonstellen, aanbieden, verkopen, verhuren, uitzenden, leveren, verspreiden, ter beschikking stellen, overhandigen, vervaardigen of invoeren, met welk middel ook, van beelden van seksuele misbruik van een minderjarige.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 172.Vervaardigen of verspreiden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen in vereniging Indien het vervaardigen of het verspreiden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de dader de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 173.Bezitten en verwerven van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen Bezitten en verwerven van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen is het opzettelijk bezitten of verwerven, al dan niet voor een derde, van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 174.Zich toegang verschaffen tot beelden van seksueel misbruik van minderjarigen Zich toegang verschaffen tot beelden van seksueel misbruik van minderjarigen is het zich opzettelijk toegang verschaffen tot beelden van seksueel misbruik van minderjarigen door middel van informatie- en communicatietechnologie.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 175.Rechtvaardigingsgrond inzake het rechtens ontvangen, analyseren en overzenden van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen Een door de Koning erkende organisatie kan rechtens meldingen die beelden van seksueel misbruik van minderjarigen zouden kunnen bevatten, ontvangen, de inhoud en de herkomst ervan analyseren en ze aan de politiediensten en gerechtelijke overheden overzenden.
Met het oog daarop voert die organisatie de haar toevertrouwde opdracht uit volgens de nadere regels bepaald door de Koning inzonderheid met betrekking tot: - de verplichting lid te zijn van een internationale vereniging van internet hotlines ter bestrijding van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen; - de overzending van de voormelde meldingen aan de politiediensten en gerechtelijke overheden; - de overzending van de voormelde meldingen met betrekking tot de in het buitenland gehoste beelden, aan de voornoemde internationale vereniging; - het toezicht op de personen belast met de ontvangst van de meldingen, met de analyse van de inhoud en van de herkomst ervan en met de overzending ervan, alsmede op die van de personen belast met de controle van die taken in de organisatie, via het laten voorleggen van een uittreksel uit het strafregister overeenkomstig artikel 596, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering door deze personen en het inwinnen van inlichtingen omtrent de moraliteit van deze personen; - de jaarlijkse overzending van een activiteitenverslag aan de minister van Justitie; - het verbod een gegevensbank op te richten op grond van de beelden die haar werden gemeld.
De Koning bepaalt de procedure voor de toekenning en de intrekking van de erkenning.
Art. 176.Rechtvaardigingsgrond inzake het consensueel maken, bezitten en onderling delen van seksueel getinte inhoud Er is geen misdrijf wanneer minderjarigen boven de volle leeftijd van zestien jaar met wederzijdse toestemming zelf seksueel getinte inhoud maken en deze zelf gemaakte seksueel getinte inhoud onderling delen en in bezit houden.
Wederzijdse toestemming is nodig zowel voor het maken, het bezitten en het onderling delen van deze inhoud.
Deze rechtvaardigingsgrond geldt niet indien: - de seksueel getinte inhoud wordt getoond of verspreid aan een derde; - een derde de seksueel getinte inhoud tracht te bekomen, - de dader een bloedverwant of aanverwant is in de rechte opgaande lijn of een bloedverwant of aanverwant in de zijlijn tot de derde graad of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin of onverschillig welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met de minderjarige samenwoont en die over die minderjarige gezag heeft, of; - de daad mogelijk is gemaakt doordat de dader gebruik heeft gemaakt van een erkende positie van vertrouwen, gezag of invloed ten aanzien van de minderjarige.
Onderafdeling 4. Inhoud die bedoeld is om het plegen van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen
Art. 177.Vervaardigen of verspreiden van inhoud die bedoeld is om het plegen van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen Vervaardigen of verspreiden van inhoud met als doel een misdrijf uit dit hoofdstuk ten nadele van een minderjarige te bevorderen, te vergemakkelijken of aan te moedigen is het tentoonstellen, aanbieden, verkopen, verhuren, uitzenden, leveren, verspreiden, ter beschikking stellen, overhandigen, vervaardigen of invoeren, met welk middel ook, van inhoud met als doel een misdrijf uit dit hoofdstuk ten nadele van een minderjarige te bevorderen, te vergemakkelijken of aan te moedigen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 178.Bezitten of verwerven van inhoud die bedoeld is om het plegen van een strafbaar feit van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen Het bezitten of verwerven van inhoud die bedoeld is om het plegen van een strafbaar feit van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen, is het bezitten of verwerven van inhoud die bedoeld is om het plegen van een strafbaar feit van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen, te vergemakkelijken of aan te moedigen, met het oogmerk om ten nadele van een minderjarige een strafbaar feit te plegen als bedoeld in dit hoofdstuk.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 179.Zich toegang verschaffen tot inhoud die bedoeld is om het plegen van een strafbaar feit van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen Zich toegang verschaffen tot inhoud die bedoeld is om het plegen van een strafbaar feit van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen, is het zich toegang verschaffen tot inhoud die bedoeld is om het plegen van een strafbaar feit van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige door middel van informatie- en communicatietechnologie te bevorderen, te vergemakkelijken of aan te moedigen, met het oogmerk een in dit hoofdstuk bedoeld strafbaar feit ten nadele van een minderjarige te plegen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 180.Rechtvaardigingsgrond inzake het rechtens ontvangen, analyseren en overzenden van inhoud die bedoeld is om het plegen van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen Een door de Koning in toepassing van artikel 175 erkende organisatie kan rechtens meldingen die inhoud bedoeld om het plegen van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting ten nadele van een minderjarige te bevorderen zouden kunnen bevatten, ontvangen, de inhoud van die meldingen en de herkomst ervan analyseren en ze aan de politiediensten en gerechtelijke overheden overzenden.
Onderafdeling 5. Algemene bepaling
Art. 181.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf bedoeld in deze afdeling houdt de rechter in het bijzonder rekening met het feit dat: - het misdrijf werd gepleegd door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie; - het misdrijf werd gepleegd door een persoon die zich in een erkende positie van vertrouwen, gezag of invloed ten aanzien van de minderjarige bevindt; - het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige beneden de volle leeftijd van tien jaar; - het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar en is voorafgegaan door een benadering van deze minderjarige vanwege de dader met het oogmerk om op een later tijdstip de in die afdeling bepaalde feiten te plegen; - het misdrijf werd gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, tradities, religie of de zogenaamde "eer". Afdeling 3. Openbare zedenschennis
Art. 182.Vervaardigen of verspreiden van inhoud van extreem pornografische of gewelddadige aard Vervaardigen of verspreiden van inhoud van extreem pornografische of gewelddadige aard is het opzettelijk tentoonstellen, aanbieden, verkopen, verhuren, uitzenden, leveren, verspreiden, ter beschikking stellen, overhandigen, vervaardigen of invoeren, met welk middel ook, van inhoud van extreem pornografische of gewelddadige aard.
Onder extreem wordt begrepen elke inhoud die dermate pornografisch of gewelddadig is dat zij van aard is om bij een normaal en redelijk persoon traumatiserende of andere psychisch schadelijke gevolgen te weeg te brengen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 183.Vervaardigen of verspreiden van inhoud van extreem pornografische of gewelddadige aard gepleegd tegenover een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand Vervaardigen of verspreiden van inhoud van extreem pornografische of gewelddadige aard gepleegd tegenover een minderjarige of een persoon in kwetsbare toestand, wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 184.Exhibitionisme Exhibitionisme is het opzettelijk opdringen aan andermans zicht van de eigen ontblote geslachtsdelen of van een seksuele daad op een openbare plaats of op een plaats die zichtbaar is voor het publiek.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 185.Exhibitionisme in aanwezigheid van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand Exhibitionisme in aanwezigheid van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand, wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 186.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf bedoeld in deze afdeling houdt de rechter in het bijzonder rekening met het feit dat: - het misdrijf werd gepleegd door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie; - het misdrijf werd gepleegd door een persoon die zich in een gezags- of vertrouwenspositie bevindt ten opzichte van het slachtoffer; - het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar; - het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar en is voorafgegaan door een benadering van deze minderjarige vanwege de dader met het oogmerk om op een later tijdstip de in deze afdeling bepaalde feiten te plegen; - het misdrijf werd gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, tradities, religie of de zogenaamde "eer". Afdeling 4. Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 187.Weigering tot verlening van technische medewerking aan de verwijdering van bepaalde seksueel getinte en extreem pornografische en gewelddadige beelden Weigering tot verlening van technische medewerking aan de verwijdering van niet-consensueel verspreide seksueel getinte beelden, van beelden van seksueel misbruik van minderjarigen en van extreem pornografische en gewelddadige beelden is het opzettelijk weigeren technische medewerking te verlenen: - aan de mondelinge of schriftelijke bevelen die de procureur des Konings uitvaardigt overeenkomstig artikel 39bis, § 6, zesde lid, van het Wetboek van strafvordering, binnen de termijnen en volgens de voorwaarden die worden aangegeven in die vorderingen; - aan de uitvoering van de beslissing die is vervat in de beschikking van de rechtbank van eerste aanleg, bedoeld in artikel 584, vijfde lid, 7°, van het Gerechtelijk Wetboek, binnen de termijnen en volgens de voorwaarden die in die beschikking zijn bepaald.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 188.Sluiting van de inrichting Onverminderd andere wettelijke bepalingen, kan de rechter in de in dit hoofdstuk bedoelde gevallen, ongeacht de hoedanigheid van natuurlijke- of rechtspersoon, van de uitbater, eigenaar, huurder of zaakvoerder, de sluiting van de inrichting bevelen waar de inbreuken werden gepleegd, voor een termijn van één maand tot drie jaar.
Wanneer de veroordeelde niet de eigenaar, uitbater, huurder of zaakvoerder van de inrichting is, kan de sluiting slechts worden bevolen indien de ernst van de specifieke omstandigheden dit vereist, en dit voor een periode van ten hoogste twee jaar, na dagvaarding op verzoek van het openbaar ministerie, de eigenaar, de uitbater, de huurder of de zaakvoerder van de inrichting.
De dagvaarding voor de rechtbank wordt op verzoek van de gerechtsdeurwaarder die de dagvaarding heeft uitgebracht, overgeschreven in het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de plaats waar het goed zich bevindt.
De dagvaarding bevat de gegevens van het betrokken onroerend goed bedoeld in artikel 141 van de Hypotheekwet van 16 december 1851 en de identificatiegegevens van de eigenaar ervan bedoeld in de artikelen 139 en 140 van de Hypotheekwet.
Elke beslissing wordt op de kant van de overschrijving van het proces-verbaal van de dagvaarding vermeld overeenkomstig de procedure van artikel 84 van de Hypotheekwet. De griffier van het gerecht zendt de uittreksels en de verklaring dat geen hoger beroep werd ingesteld toe aan het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
De sluiting van de inrichting houdt het verbod in hierin enige activiteit uit te oefenen die verband houdt met diegene die geleid heeft tot het plegen van het misdrijf. De sluiting gaat in vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. Bij gebreke aan vrijwillige sluiting gebeurt deze op initiatief van het openbaar ministerie op kosten van de veroordeelde.
Art. 189.Verblijfs-, plaats- of contactverbod Onverminderd andere wettelijke bepalingen, kan de rechter in de in dit hoofdstuk bedoelde gevallen de veroordeelde, voor een termijn van een jaar tot ten hoogste twintig jaar, de ontzetting opleggen uit het recht te wonen, te verblijven of zich op te houden in het door de rechter bepaalde gebied of contact te hebben met de personen die hij individueel aanwijst.
De oplegging van deze straf moet met bijzondere redenen worden omkleed en rekening houden met de ernst van de feiten en met de reclasseringsmogelijkheden voor de veroordeelde.
Het verblijfs-, plaats- of contactverbod gaat in vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. De termijn wordt evenwel verlengd met de duur van de periode waarin de vrijheidsstraf wordt uitgevoerd, met uitzondering gedurende dewelke de straf wordt uitgevoerd onder de modaliteit van het elektronisch toezicht en periodes van voorwaardelijke of voorlopige invrijheidstelling.
Indien daartoe grond bestaat, kan de strafuitvoeringsrechtbank beslissen een in kracht van gewijsde getreden veroordeling waarbij een verblijfs-, plaats- of contactverbod is opgelegd, te wijzigen teneinde de duur of de omvang van het verbod te beperken, de nadere regels of de voorwaarden ervan aan te passen, het op te schorten of het te beëindigen.
Art. 190.Specifieke verboden en ontzettingen § 1. In de gevallen omschreven in dit hoofdstuk worden de schuldigen veroordeeld tot de ontzetting uit de rechten bedoeld in artikel 47, eerste lid. § 2. Onverminderd andere wettelijke bepalingen, kan de rechter in de in dit hoofdstuk bedoelde gevallen de veroordeelde verbieden tijdelijk of levenslang, rechtstreeks of onrechtstreeks een rusthuis, een home, een bejaardenverblijf of elke andere structuur voor gemeenschappelijk verblijf van personen in een kwetsbare toestand uit te baten, of als vrijwilliger, contractueel of statutair personeelslid dan wel als lid van de bestuurs- en beheersorganen deel uit te maken van enige instelling of vereniging waarvan de hoofdactiviteit gericht is op personen in een kwetsbare toestand.
Onverminderd andere wettelijke bepalingen, kan de rechter in de in dit hoofdstuk bedoelde gevallen wegens feiten gepleegd ten nadele van een minderjarige of met zijn deelneming, de ontzetting uitspreken uit het recht om, voor een termijn van een jaar tot twintig jaar: - in welke hoedanigheid ook deel te nemen aan onderwijs in een openbare of particuliere instelling die minderjarigen opvangt; - deel uit te maken, als vrijwilliger, lid van het statutair of contractueel personeel dan wel als lid van de bestuurs- en beheersorganen, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarvan de activiteit in hoofdzaak op minderjarigen gericht is; - een activiteit toegewezen te krijgen die de veroordeelde in een vertrouwens- of een gezagsrelatie tegenover minderjarigen plaatst, als vrijwilliger, lid van het statutair of contractueel personeel dan wel als lid van de bestuurs- en beheersorganen, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging. § 3. De verboden en ontzettingen bedoeld in dit artikel gaan in vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. De termijn wordt evenwel verlengd met de duur van de periode waarin de gevangenisstraf of de opsluiting wordt uitgevoerd, met uitzondering van de periode gedurende dewelke de straf wordt uitgevoerd onder de modaliteit van het elektronisch toezicht en periodes van voorwaardelijke of voorlopige invrijheidstelling.
Art. 191.Overzending van een rechterlijke beslissing De rechter kan in de in dit hoofdstuk bedoelde gevallen de overzending bevelen van het strafrechtelijk gedeelte van het beschikkend gedeelte van de rechterlijke beslissing aan de desbetreffende werkgever, rechtspersoon of tuchtrechtelijke overheid wanneer de dader wegens zijn hoedanigheid of beroep contact heeft met minderjarigen en er een werkgever, rechtspersoon of een overheid die over hem het tuchtrechtelijk gezag uitoefent, bekend is.
Die maatregel wordt hetzij ambtshalve genomen, hetzij op verzoek van de burgerlijke partij of van het openbaar ministerie, bij een met bijzondere redenen omklede rechterlijke beslissing wegens de ernst van de feiten, het vermogen tot reclassering of het risico op recidive.
Art. 192.Bescherming van de identiteit van het slachtoffer § 1. Het publiceren en verspreiden door middel van boeken, pers, film, radio, televisie of op enige andere wijze, van teksten, tekeningen, foto's, enigerlei beelden of geluidsfragmenten waaruit de identiteit kan blijken van het slachtoffer van een in dit hoofdstuk bedoeld misdrijf zijn verboden, tenzij met schriftelijke toestemming van het slachtoffer of met toestemming, ten behoeve van het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek, van de procureur des Konings of van de met het onderzoek belaste magistraat.
Noch het minderjarige slachtoffer, noch de personen aan wie diens ouderlijk gezag is toevertrouwd, kunnen hun toestemming geven. § 2. Het overtreden van dit artikel wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Hoofdstuk 4. Misdrijven tegen de fysieke of psychische integriteit Afdeling 1. Opzettelijke misdrijven tegen de fysieke of psychische
integriteit Onderafdeling 1. Gewelddaden
Art. 193.Definitie van gewelddaden Gewelddaden zijn alle opzettelijk gestelde gedragingen die bestaan uit: 1° het aanwenden van fysieke kracht of macht tegen een ander persoon en die uit hun aard de mogelijkheid hebben te resulteren in een lichamelijk letsel, pijn of schade aan de gezondheid, of;2° het op eender welke wijze toebrengen aan een ander persoon van een lichamelijk letsel of schade aan zijn gezondheid.
Art. 194.Gewelddaden met een integriteitsaantasting van de eerste graad of zonder integriteitsaantasting tot gevolg Gewelddaden die een integriteitsaantasting van de eerste graad tot gevolg hebben, dan wel niet resulteren in een integriteitsaantasting, worden bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 195.Gewelddaden met een integriteitsaantasting van de tweede graad tot gevolg Gewelddaden die een integriteitsaantasting van de tweede graad tot gevolg hebben, worden bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 196.Gewelddaden met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg Gewelddaden die een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg hebben, worden bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 197.Gewelddaden met de dood tot gevolg Gewelddaden die de dood tot gevolg hebben, zonder dat de dader handelde met het oogmerk te doden, worden bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 198.Voorbedachte gewelddaden Gewelddaden gepleegd met voorbedachtheid worden als volgt bestraft: 1° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de eerste graad of zonder integriteitsaantasting tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 2;2° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de tweede graad tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 3;3° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 4;4° gewelddaden met de dood tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 199.Gewelddaden gepleegd vanuit een discriminerende drijfveer Gewelddaden gepleegd vanuit een discriminerende drijfveer worden als volgt bestraft: 1° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de eerste graad of zonder integriteitsaantasting tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 2;2° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de tweede graad tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 3;3° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 4;4° gewelddaden met de dood tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 5. Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan neemt de rechter in overweging dat het misdrijf werd gepleegd in het bijzijn van een minderjarige.
Art. 200.Gewelddaden gepleegd op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand Gewelddaden gepleegd op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand worden als volgt bestraft: 1° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de eerste graad of zonder integriteitsaantasting tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 2;2° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de tweede graad tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 3;3° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 4;4° gewelddaden met de dood tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 5. Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan neemt de rechter in overweging dat de dader de vader, de moeder of een andere bloed- of aanverwant in de rechte lijn, dan wel in de zijlijn tot de derde graad, is van het slachtoffer, dat hij gezag heeft over het slachtoffer, hem onder zijn bewaring heeft of occasioneel of gewoonlijk met het slachtoffer samenwoont.
Art. 201.Intrafamiliale gewelddaden Gewelddaden gepleegd op een bloedverwant of aanverwant in de rechte opgaande of neerdalende lijn, een bloedverwant of aanverwant in de zijlijn tot de derde graad, een partner of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin van voornoemde personen worden als volgt bestraft: 1° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de eerste graad of zonder integriteitsaantasting tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 2;2° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de tweede graad tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 3;3° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 4;4° gewelddaden met de dood tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 5. Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan neemt de rechter in overweging dat het misdrijf werd gepleegd in het bijzijn van een minderjarige.
Art. 202.Gewelddaden gepleegd op een persoon met een maatschappelijke functie Gewelddaden gepleegd op een persoon met een maatschappelijke functie worden, indien het misdrijf is gepleegd naar aanleiding van de uitoefening van deze functie, als volgt bestraft: 1° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de eerste graad of zonder integriteitsaantasting tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 2;2° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de tweede graad tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 3;3° gewelddaden met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 4;4° gewelddaden met de dood tot gevolg worden bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 203.Uitgelokte gewelddaden De gewelddaden zijn uitgelokt indien deze werden gepleegd onder de onmiddellijke invloed van opzettelijk gepleegd, onrechtmatig, ernstig en ogenblikkelijk fysiek of psychisch geweld tegen de persoon van de dader of tegen een derde.
Indien op de gewelddaden een straf van niveau 5, 4 of 3 is gesteld, wordt deze vervangen door een straf van niveau 2 wanneer zij zijn uitgelokt.
Indien op de gewelddaden een straf van niveau 2 is gesteld, wordt deze vervangen door een straf van niveau 1 wanneer zij zijn uitgelokt.
Indien op de gewelddaden een straf van niveau 1 is gesteld, kan deze straf worden vervangen door een op het misdrijf gestelde bijkomende straf wanneer zij zijn uitgelokt.
Art. 204.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in deze onderafdeling neemt de rechter in overweging het feit dat: 1° de dader een bloedverwant in de zijlijn tot de derde graad is van het slachtoffer, dan wel een aanverwant in de rechte lijn of in de zijlijn tot de derde graad, dat hij gezag heeft over het slachtoffer, hem onder zijn bewaring heeft of occasioneel of gewoonlijk met het slachtoffer samenwoont;2° het misdrijf werd gepleegd op een scheidsrechter of seingever bij een sportwedstrijd, indien het misdrijf is gepleegd naar aanleiding van de uitoefening van deze functie;3° het misdrijf werd gepleegd door een persoon met een openbare functie, in het kader van de uitoefening van deze functie.4° het misdrijf werd gepleegd door twee of meer personen die gezamenlijk optreden;5° het misdrijf werd gepleegd met behulp van of onder bedreiging van een wapen;6° het misdrijf werd gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, tradities, religie of de zogenaamde "eer".
Art. 205.Bijkomende straf Onverminderd de toepassing van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter de onwaardigheid om te erven uitspreken voor alle vormen van gewelddaden bedoeld in deze onderafdeling, behoudens de gewelddaden die de dood tot gevolg hebben gehad.
Onderafdeling 2. Vrouwelijke genitale verminking
Art. 206.Vrouwelijke genitale verminking Vrouwelijke genitale verminking is het opzettelijk op eender welke wijze verminken van de vrouwelijke genitaliën, met of zonder toestemming van het slachtoffer, alsook het vergemakkelijken of bevorderen hiervan.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 207.Vrouwelijke genitale verminking gepleegd uit winstbejag Vrouwelijke genitale verminking gepleegd uit winstoogmerk wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 208.Vrouwelijke genitale verminking met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg De vrouwelijke genitale verminking die een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 209.Vrouwelijke genitale verminking met de dood tot gevolg De vrouwelijke genitale verminking die de dood tot gevolg heeft, zonder dat de dader handelde met het oogmerk te doden, wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 210.Vrouwelijke genitale verminking gepleegd op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand De vrouwelijke genitale verminking die op een minderjarige of persoon in een kwetsbare toestand wordt gepleegd, wordt bestraft met een straf van niveau 4. Indien de feiten een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg hebben, worden zij evenwel bestraft met een straf van niveau 5. Indien de feiten de dood tot gevolg hebben, worden zij bestraft met een straf van niveau 6.
De rechter neemt bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan in overweging dat de dader de vader, de moeder of een andere bloed- of aanverwant in de rechte lijn, dan wel in de zijlijn tot de derde graad, is van het slachtoffer, dat hij de partner is van het slachtoffer, dat hij gezag heeft over het slachtoffer, haar onder zijn bewaring heeft of occasioneel of gewoonlijk met het slachtoffer samenwoont.
Art. 211.Aanzetten tot of reclame maken voor vrouwelijke genitale verminking Aanzetten tot of reclame maken voor vrouwelijke genitale verminking is het opzettelijk direct of indirect, schriftelijk of mondeling aanzetten tot of reclame maken voor vrouwelijke genitale verminking of het uitgeven, verdelen of verspreiden van dergelijke reclame.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 212.Verzwarende factor Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor de in de artikelen 206 tot 210 bedoelde misdrijven neemt de rechter in overweging dat het misdrijf werd gepleegd in het bijzijn van een minderjarige.
Art. 213.Bijkomende straf Onverminderd de toepassing van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter de onwaardigheid om te erven uitspreken voor alle vormen van vrouwelijke genitale verminking bedoeld in deze onderafdeling, behoudens de vrouwelijke genitale verminking die de dood tot gevolg heeft gehad.
Onderafdeling 3. Zwangerschapsverlies zonder toestemming
Art. 214.Zwangerschapsverlies zonder toestemming Het, met het oogmerk een zwangerschapsverlies te veroorzaken, door welk middel dan ook veroorzaken van een zwangerschapsverlies bij een persoon die daarin niet heeft toegestemd, wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 215.Zwangerschapsverlies zonder toestemming met de dood tot gevolg Het, met het oogmerk een zwangerschapsverlies te veroorzaken, door welk middel dan ook veroorzaken van een zwangerschapsverlies bij een persoon die daarin niet heeft toegestemd, wordt bestraft met een straf van niveau 5 indien deze feiten de dood tot gevolg hebben.
Art. 216.Verzwarende factor Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor de in de artikelen 214 en 215 bedoelde misdrijven neemt de rechter in overweging dat het misdrijf werd gepleegd in het bijzijn van een minderjarige. Afdeling 2. Aantasting van de fysieke of psychische integriteit door
een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid
Art. 217.Veroorzaken van een integriteitsaantasting door een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid Het op eender welke wijze veroorzaken van een integriteitsaantasting van de eerste, tweede of derde graad bij een ander persoon door een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 218.Veroorzaken van een integriteitsaantasting in een verkeersongeval Het op eender welke wijze veroorzaken van een integriteitsaantasting van de eerste, tweede of derde graad bij een ander persoon door een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid in het kader van een verkeersongeval wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Hoofdstuk 5. Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid Afdeling 1. Vrijheidsberoving
Art. 219.Vrijheidsberoving De vrijheidsberoving is elke opzettelijk gestelde gedraging waardoor men een persoon wederrechtelijk zijn vrijheid van komen en gaan ontneemt of onthoudt door hem te overmeesteren, op te sluiten of enige andere hindernis op te werpen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 220.Vrijheidsberoving gepleegd op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand De vrijheidsberoving gepleegd op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 221.Vrijheidsberoving met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg De vrijheidsberoving die een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 222.Vrijheidsberoving met de dood tot gevolg De vrijheidsberoving die de dood tot gevolg heeft, zonder dat de dader handelde met het oogmerk te doden, wordt bestraft met een straf van niveau 5. Afdeling 2. Ontvoering
Art. 223.Ontvoering Ontvoering is elke opzettelijk gestelde gedraging waardoor men een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand onttrekt of onttrokken houdt aan het gezag dat over hem wordt uitgeoefend door de personen belast met de bewaring ervan of die op regelmatige wijze het feitelijke gezag over de minderjarige of persoon in een kwetsbare toestand uitoefenen. Behoudens indien het slachtoffer een minderjarige beneden de leeftijd van twaalf jaar of een persoon in een kwetsbare toestand is, is de ontvoering slechts strafbaar indien hierbij gebruik werd gemaakt van geweld, bedreiging of list.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 224.Ontvoering met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg De ontvoering die een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 225.Ontvoering met de dood tot gevolg De ontvoering die de dood tot gevolg heeft, zonder dat de dader handelde met het oogmerk te doden, wordt bestraft met een straf van niveau 6. Afdeling 3. Gijzeling
Art. 226.Gijzeling Gijzeling is de vrijheidsberoving of ontvoering gepleegd met het oogmerk het slachtoffer borg te doen staan voor de voldoening aan een bevel of voorwaarde.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 227.Verzwaarde gijzeling De gijzeling wordt bestraft met een straf van niveau 6 indien: 1° het slachtoffer een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand is;2° de feiten een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg hebben;3° het slachtoffer werd onderworpen aan foltering.
Art. 228.Gijzeling met de dood tot gevolg De gijzeling die de dood tot gevolg heeft, zonder dat de dader handelde met het oogmerk te doden, wordt bestraft met een straf van niveau 7. Afdeling 4. Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 229.Strafverminderende verschoningsgrond De dader die het slachtoffer vrijwillig vrijlaat of terugbrengt onder het gezag dat over hem wordt uitgeoefend binnen de vijf dagen na aanvang van de vrijheidsberoving, ontvoering of gijzeling, wordt bestraft met een straf van het onmiddellijk lagere niveau. Deze strafvermindering is niet van toepassing indien de feiten een integriteitsaantasting van de derde graad of de dood tot gevolg hebben gehad. In geval van gijzeling geldt deze strafvermindering bovendien slechts voor zover niet aan het bevel of de voorwaarde werd voldaan en het slachtoffer niet aan foltering werd onderworpen.
Art. 230.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in dit hoofdstuk neemt de rechter de volgende omstandigheden in overweging: 1° het feit dat de dader het misdrijf heeft gepleegd door zich te beroepen op een vals bevel van het openbaar gezag of door gebruik te maken van de kledij, herkenningstekens, de naam of hoedanigheid van een agent van het openbaar gezag;2° het feit dat de dader het slachtoffer met de dood heeft bedreigd;3° het feit dat het misdrijf werd gepleegd door een persoon met een openbare functie, in het kader van de uitoefening van deze functie;4° het feit dat het misdrijf werd gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, tradities, religie of de zogenaamde "eer". Hoofdstuk 6. Misdrijven tegen de persoonlijke rust en de morele integriteit Afdeling 1. Bedreiging
Art. 231.Bedreiging met een aanslag op personen of op eigendommen Bedreiging met een aanslag op personen of op eigendommen is het met welk middel ook opzettelijk veroorzaken van een ernstige vrees voor een aanslag op personen of op eigendommen die door de bedreigde persoon is gekend of minstens van zulke aard is geweest dat deze door hem had kunnen worden gekend.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2 indien het een bedreiging betreft met een aanslag waarop een straf van niveau 4 tot 8 is gesteld. Betreft het een aanslag waarop een straf van niveau 2 of 3 is gesteld, wordt het misdrijf bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 232.Verzwaarde bedreiging met een aanslag op personen of op eigendommen Bedreiging met een aanslag op personen of op eigendommen onder een bevel of onder een voorwaarde wordt bestraft: 1° met een straf van niveau 3 indien het een bedreiging betreft met een aanslag waarop een straf van niveau 4 tot 8 is gesteld;2° met een straf van niveau 2 indien het een bedreiging betreft met een aanslag waarop een straf van niveau 2 of 3 is gesteld.
Art. 233.Bedreiging met behulp van radioactief materiaal, kernmateriaal en biologische of chemische wapens Bedreiging met behulp van radioactief materiaal, kernmateriaal en biologische of chemische wapens is: 1° met het oogmerk de dood van of ernstige letsels aan een persoon, dan wel aanzienlijke schade aan goederen of aan het milieu te veroorzaken, dreigen radioactief materiaal of radioactieve instrumenten te gebruiken of een gerichte handeling te begaan tegen een nucleaire installatie of de werking van zo'n installatie te verstoren;2° met het oogmerk een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, een internationale organisatie of een Staat dwingen iets te doen of na te laten, dreigen diefstal van kernmateriaal te zullen plegen;3° opzettelijk dreigen biologische of chemische wapens of producten te zullen gebruiken voor een aanslag op personen, op eigendommen, op rechtspersonen, op internationale organisaties of op een Staat. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 234.Het geven van een vals bericht Het geven van een vals bericht is het met welk middel ook opzettelijk geven van een vals bericht over het bestaan van gevaar voor een aanslag op personen of op eigendommen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2 indien het een bedreiging betreft met een aanslag waarop een straf van niveau 4 tot 8 is gesteld. Betreft het een aanslag waarop een straf van niveau 2 of 3 is gesteld, wordt het misdrijf bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 235.Het verspreiden van ogenschijnlijk gevaarlijke stoffen Het verspreiden van ogenschijnlijk gevaarlijke stoffen is het op om het even welke wijze opzettelijk verspreiden van stoffen die, zonder op zichzelf gevaar in te houden, de indruk geven gevaarlijk te zijn en waarvan men weet of moet weten dat hierdoor ernstige gevoelens van vrees kunnen worden teweeggebracht voor een aanslag op personen of op eigendommen waarop een straf van ten minste niveau 2 is gesteld.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 236.Verzwarende factor Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in deze afdeling neemt de rechter in overweging dat het slachtoffer een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand is en dat het misdrijf werd gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, tradities, religie of de zogenaamde "eer". Afdeling 2. Belaging
Art. 237.Belaging Belaging is het opzettelijk ernstig verstoren van de rust van een persoon zelfs al is het eenmalig of bestaat het uit een enkele handeling terwijl men wist of had moeten weten dat men door dit gedrag de rust van die bewuste persoon ernstig zou verstoren.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 238.Verzwaarde belaging Belaging wordt bestraft met een straf van niveau 3 indien: 1° het slachtoffer een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand is;2° het misdrijf werd gepleegd door een persoon die zich in een gezags- of vertrouwenspositie bevindt ten opzichte van het slachtoffer;3° het misdrijf werd gepleegd door twee of meer personen.
Art. 239.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in deze afdeling neemt de rechter in overweging het feit dat: 1° het misdrijf erop gericht is een niet-consensuele seksuele handeling te stellen of te laten stellen op de persoon van het slachtoffer;2° het misdrijf werd gepleegd in het bijzijn van een minderjarige;3° het misdrijf werd gepleegd omwille van culturele drijfveren, gewoontes, tradities, religie of de zogenaamde "eer". Afdeling 3. Laster en belediging
Art. 240.Laster Laster is het in het openbaar met kwaadwillig opzet aan een persoon een bepaald feit ten laste leggen dat zijn eer kan krenken of hem aan de openbare verachting kan blootstellen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Er is geen laster indien de van laster betichte persoon door enig middel geloofwaardig maakt dat het ten laste gelegde feit aannemelijk is. Dit kan niet wanneer de aantijging van een bepaald feit geschied is met het oogmerk om te schaden zonder enige reden van openbaar of privaat belang.
Art. 241.Schorsing vervolging wegens laster Indien het ten laste gelegde feit het voorwerp is van een strafvervolging of een aangifte waarover nog geen uitspraak is gedaan, wordt de vordering wegens laster geschorst tot een in kracht van gewijsde getreden vonnis of arrest of tot de eindbeslissing van de bevoegde overheid.
Zo de strafvordering of de tuchtvordering met betrekking tot het ten laste gelegde feit vervallen is, wordt het betrokken dossier bij het dossier van het geding wegens laster gevoegd en wordt de vordering wegens laster hervat.
In geval van een beslissing van seponering of buitenvervolgingstelling betreffende de vordering met betrekking tot het ten laste gelegde feit, wordt de vordering wegens laster hervat, onverminderd een schorsing van deze vordering wanneer het onderzoek met betrekking tot het ten laste gelegde feit een nieuwe gerechtelijke ontwikkeling kent.
Art. 242.Lasterlijke aangifte Lasterlijke aangifte is het met kwaadwillig opzet schriftelijk een lasterlijke aangifte indienen bij de overheid.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 243.Lasterlijke aantijging tegen een ondergeschikte Lasterlijke aantijging tegen een ondergeschikte is het met kwaadwillig opzet met welk middel ook melden aan een persoon van lasterlijke aantijgingen tegen zijn ondergeschikte.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 244.Belediging Belediging is het met kwaadwillig opzet en met welk middel ook in het openbaar beledigen van een bepaald persoon.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 245.Verzwarende factor Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in deze afdeling neemt de rechter in overweging dat het slachtoffer een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand is.
Art. 246.Bijzondere grond van onschendbaarheid Vóór de rechtbank gesproken woorden of aan de rechtbank overlegde geschriften, geven geen aanleiding tot strafvervolging wanneer die woorden of die geschriften op de zaak of op de partijen betrekking hebben.
Lasterlijke of beledigende tenlasteleggingen die aan de zaak of aan de partijen vreemd zijn, kunnen aanleiding geven hetzij tot een strafvordering hetzij tot burgerlijke rechtsvordering van de partijen of van derden. Afdeling 4. Smaad
Art. 247.Smaad Smaad is het met het oogmerk de beschermde persoon belachelijk te maken, smaden door daden, woorden, gebaren of bedreigingen van een minister of staatssecretaris, een parlementslid, een magistraat, een juridisch medewerker van een rechtscollege of het openbaar ministerie, een persoon met een openbare functie, een getuige, een jurylid, een bedienaar van de eredienst of een voorganger in plechtigheden van een niet-confessionele levensbeschouwing, indien het misdrijf is gepleegd naar aanleiding van de uitoefening van deze functie.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 248.Verzwarende factor Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in deze afdeling neemt de rechter de volgende omstandigheden in overweging dat het misdrijf werd gepleegd in een wetgevende vergadering of op de terechtzitting van een hof of van een rechtbank.
Hoofdstuk 7. Schendingen van de persoonlijke waardigheid en misbruik van de kwetsbare positie van het slachtoffer Afdeling 1. Misdrijven inzake de bestraffing van de discriminatie, de
aanzetting tot haat en het negationisme
Art. 249.Definitie van discriminatie Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder discriminatie verstaan elke vorm van directe opzettelijke discriminatie, indirecte opzettelijke discriminatie, opdracht tot discriminatie, intimidatie of seksuele intimidatie op grond van een of meer beschermde criteria bedoeld in het tweede lid, alsook de weigering om redelijke aanpassingen te treffen ten voordele van een persoon met een handicap.
De beschermde criteria zijn: zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming, nationaliteit, geslacht, zwangerschap, bevalling, het geven van borstvoeding, medisch begeleide voortplanting, moederschap, gezinsverantwoordelijkheden, medische of sociale transitie, genderidentiteit, genderexpressie, seksekenmerken, seksuele oriëntatie, burgerlijke staat, geboorte, leeftijd, vermogen, geloof of levensbeschouwing, gezondheidstoestand, handicap, taal, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, fysieke of genetische eigenschap of sociale afkomst of toestand, ongeacht of dit criterium daadwerkelijk aanwezig is of slechts vermeend is door de dader.
Deze beschermde criteria kunnen werkelijke of vermeende, eigen of bij associatie toegekende beschermde criteria zijn, en kunnen alleenstaand zijn, of worden gecombineerd met een of meer van de beschermde criteria bedoeld in het tweede lid.
Art. 250.Aanzetting tot discriminatie of rassenhaat De aanzetting tot discriminatie of rassenhaat is het aannemen van een van de volgende gedragingen in het openbaar: 1° aanzetten tot discriminatie jegens een persoon op grond van een of meer beschermde criteria bedoeld in artikel 249, tweede lid;2° aanzetten tot haat of geweld jegens een persoon op grond van een of meer beschermde criteria bedoeld in artikel 249, tweede lid;3° aanzetten tot discriminatie of segregatie jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan op grond van een of meer beschermde criteria bedoeld in artikel 249, tweede lid;4° aanzetten tot haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan op grond van een of meer beschermde criteria bedoeld in artikel 249, tweede lid;5° feiten overeenstemmend met een misdaad van genocide bedoeld in artikel 82, een misdaad tegen de mensheid bedoeld in artikel 83 of een oorlogsmisdaad bedoeld in artikelen 84 tot 88, en als dusdanig vastgesteld door een eindbeslissing van een internationaal gerecht, ontkennen, schromelijk minimaliseren, pogen te rechtvaardigen of goedkeuren, wetende of verondersteld zijnde te weten dat dit gedrag hetzij een persoon, hetzij een groep, een gemeenschap of leden ervan zou kunnen blootstellen aan discriminatie, haat of geweld wegens een van een or meer beschermde criteria bedoeld in artikel 249, tweede lid, of godsdienst, in de zin van artikel 1, § 3, van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 251.Verspreiding van raciale denkbeelden De verspreiding van raciale denkbeelden is het in het openbaar verspreiden van denkbeelden gegrond op rassenhaat of rassuperioriteit.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 252.Deelneming aan een groepering die discriminatie of segregatie verkondigt De deelneming aan een groepering die discriminatie of segregatie verkondigt, is het behoren tot een groepering of een vereniging, dan wel er medewerking aan verlenen, terwijl die groepering of vereniging kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie verkondigt in het openbaar op grond van een of meer beschermde criteria bedoeld in artikel 249, tweede lid.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 253.Discriminatie gepleegd door een persoon die een openbare functie uitoefent of in zijn naam gepleegd door middel van een valse handtekening § 1. De discriminatie gepleegd door een persoon die een openbare functie uitoefent is het plegen van een discriminatie jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden ervan op grond van een of meer beschermde criteria bedoeld in artikel 249, tweede lid, door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. § 2. Indien de dader bewijst dat hij heeft gehandeld op bevel van zijn meerderen, in zaken die tot hun bevoegdheid behoren en waarin hij hun als ondergeschikte gehoorzaamheid verschuldigd was, worden de straffen enkel toegepast op de meerderen die het bevel hebben gegeven. § 3. Indien personen met een openbare functie ervan beticht worden een van voormelde daden van willekeur te hebben bevolen, toegelaten of vergemakkelijkt, en zij beweren dat hun handtekening bij verrassing is verkregen, zijn zij in voorkomend geval verplicht de daad van willekeur te doen ophouden en de schuldige aan te geven; anders worden zij zelf vervolgd. § 4. Indien een van voormelde daden van willekeur wordt gepleegd door middel van de valse handtekening van een persoon met een openbare functie, worden de daders van de valsheid en zij die er kwaadwillig of bedrieglijk gebruik van maken, bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 254.Discriminatie bij de toegang tot goederen of diensten Discriminatie bij de toegang tot goederen of diensten is het bij de toegang tot goederen of diensten en het aanbod van goederen of diensten die publiekelijk beschikbaar zijn, plegen van discriminatie jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden ervan op grond van een of meer beschermde criteria bedoeld in artikel 249, tweede lid.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 255.Discriminatie binnen de arbeidsrelaties Discriminatie binnen de arbeidsrelaties is het binnen de arbeidsrelaties, plegen van discriminatie jegens een persoon, een groep, een gemeenschap of de leden ervan op grond van een of meer beschermde criteria bedoeld in artikel 249, tweede lid.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 256.Negationisme Negationisme is het ontkennen, schromelijk minimaliseren, pogen te rechtvaardigen of goedkeuren, in het openbaar, van de genocide die tijdens de Tweede Wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
De rechter kan bovendien de bekendmaking van de beslissing bevelen overeenkomstig artikel 58.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt de term genocide begrepen in de zin van artikel 2 van het Internationaal Verdrag van 9 december 1948 inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide.
Art. 257.Seksisme Seksisme is het in het openbaar aannemen van elk gebaar of handeling die klaarblijkelijk bedoeld is om minachting uit te drukken jegens een persoon wegens zijn geslacht, of deze, om dezelfde reden, als minderwaardig te beschouwen of te reduceren tot diens geslachtelijke dimensie, en die een ernstige aantasting van de waardigheid van deze persoon tot gevolg heeft.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. Afdeling 2. Mensenhandel en mensensmokkel
Art. 258.Mensenhandel § 1. Mensenhandel is het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten, opvangen van een persoon, alsook het nemen of overdragen van de controle over een persoon met als doel: 1° de uitbuiting van prostitutie of andere vormen van seksuele uitbuiting;2° de uitbuiting van bedelarij;3° het verrichten van werk of het verlenen van diensten, in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid;4° de uitbuiting door het wegnemen van organen of van menselijk lichaamsmateriaal;5° deze persoon tegen zijn wil een misdrijf te doen plegen;6° de uitbuiting van een illegale adoptie;7° de uitbuiting van een gedwongen huwelijk. Behalve in het in 5° bedoelde geval is de toestemming van de in het eerste lid bedoelde persoon met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang. § 2. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3. § 3. De geldboete als bijkomende straf bedoeld in artikel 52 wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 259.Mensensmokkel § 1. Mensensmokkel is het, op welke manier ook, rechtstreeks of via een tussenpersoon, ertoe bijdragen dat een persoon die geen onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie of van een Staat die partij is bij een internationale overeenkomst betreffende de overschrijding van de buitengrenzen, die België bindt, binnenkomt, erdoor reist of er verblijft, in strijd met de wetgeving van deze staat, met het oog op het direct of indirect verkrijgen van een vermogensvoordeel. § 2. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3. § 3. De geldboete als bijkomende straf bedoeld in artikel 52 wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 260.Verzwaarde mensenhandel en mensensmokkel § 1. Mensenhandel en mensensmokkel worden bestraft met een straf van niveau 4 indien: 1° het misdrijf is gepleegd ten opzichte van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand;2° het misdrijf is gepleegd door misbruik te maken van de kwetsbare toestand waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand, zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze heeft dan zich te laten misbruiken;3° het misdrijf is gepleegd door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, of door ontvoering, machtsmisbruik of bedrog;4° het misdrijf is gepleegd door het aanbieden of aanvaarden van betalingen of om het even welk voordeel om de toestemming te verkrijgen van een persoon die gezag heeft over het slachtoffer;5° het leven van het slachtoffer opzettelijk of door grove nalatigheid in gevaar is gebracht;6° het misdrijf een integriteitsaantasting van de derde graad heeft veroorzaakt;7° van de betrokken activiteit een gewoonte wordt gemaakt;8° het misdrijf werd gepleegd met een discriminerende drijfveer;9° het misdrijf een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet. De geldboete als bijkomende straf bedoeld in artikel 52 wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Indien de mensenhandel met als doel de uitbuiting van prostitutie of andere vormen van seksuele uitbuiting werd gepleegd ten aanzien van een minderjarige, zijn de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 2, van toepassing. § 2. Mensenhandel en mensensmokkel worden bestraft met een straf van niveau 5 indien: 1° het misdrijf de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt, zonder dat het misdrijf werd gepleegd met het oogmerk te doden;2° het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een criminele organisatie betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet. De geldboete als bijkomende straf bedoeld in artikel 52 wordt zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 261.Verzwarende factoren van mensenhandel en mensensmokkel Bij de keuze van de straf of maatregel en de zwaarte ervan voor een in deze afdeling bedoeld misdrijf neemt de rechter in overweging dat het misdrijf werd gepleegd: 1° door een persoon die gezag heeft over het slachtoffer of door een persoon die misbruik heeft gemaakt van het gezag of de mogelijkheden die zijn functies hem verschaffen;2° door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie.
Art. 262.Verbeurdverklaring van het instrument van het misdrijf In afwijking van artikel 53, § 2, 2°, worden de zaken die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van een van de misdrijven bedoeld in deze afdeling verbeurd verklaard, ook al zijn zij geen eigendom van de veroordeelde, onverminderd de rechten die derden kunnen laten gelden op die zaken.
De verbeurdverklaring wordt eveneens toegepast, onder dezelfde voorwaarden, op de onroerende goederen of gedeelten ervan die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf.
Indien deze roerende of onroerende goederen worden vervreemd tussen het plegen van het misdrijf en de definitieve rechterlijke beslissing, kan de rechter hun geldwaarde bepalen en de verbeurdverklaring uitspreken van een geldsom die hiermee overeenstemt overeenkomstig artikel 53, § 2, tweede lid.
Art. 263.Specifieke verboden in geval van veroordeling wegens mensenhandel § 1. Ingeval van veroordeling wegens mensenhandel kan de rechter ten aanzien van de veroordeelde het verbod uitspreken om gedurende een jaar tot twintig jaar een drankgelegenheid, een bureau voor arbeidsbemiddeling, een onderneming die vertoningen organiseert, een zaak voor verhuur of verkoop van visuele dragers, een hotel, een bureau voor verhuur van kamers of appartementen, een reisbureau, een huwelijksbureau, een adoptie-instelling, een instelling waaraan de bewaring van minderjarigen wordt toevertrouwd, een bedrijf dat instaat voor het vervoer van leerlingen en jeugdgroepen, een gelegenheid voor ontspanning of vakantie, of een inrichting die lichaamsverzorging of psychologische begeleiding aanbiedt, hetzij persoonlijk, hetzij door bemiddeling van een tussenpersoon, uit te baten of er, in welke hoedanigheid ook, werkzaam te zijn, of een beroepsactiviteit of sociale activiteit verbonden aan het plegen van het misdrijf uit te oefenen. § 2. Ook kan de rechter, voor een termijn van een jaar tot twintig jaar, het verbod uitspreken om: 1° in welke hoedanigheid ook deel te nemen aan onderwijs in een openbare of particuliere instelling die minderjarigen opvangt;2° als vrijwilliger, als lid van het statutair of contractueel personeel of als lid van de organen van bestuur en beheer, deel uit te maken van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarvan de activiteit in hoofdzaak op minderjarigen is gericht;3° als vrijwilliger, als lid van het statutair of contractueel personeel of als lid van de organen van bestuur en beheer, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging een activiteit toegewezen te krijgen die de veroordeelde in een vertrouwens- of een gezagsrelatie tegenover minderjarigen plaatst; Het opleggen van die maatregel moet bijzonder gemotiveerd worden en er moet in dat verband rekening worden gehouden met de ernst van de feiten en het re-integratievermogen van de veroordeelde. § 3. Artikel 48, derde en vierde lid, is van toepassing op de in paragrafen 1 en 2 bedoelde verboden.
Art. 264.Verschoningsgrond ten gunste van het slachtoffer van mensenhandel Het slachtoffer van mensenhandel dat deelneemt aan misdrijven waarop door de wet een straf van niveau 1, 2, 3, 4, 5 of 6 is gesteld als direct gevolg van zijn uitbuiting wordt niet gestraft voor die misdrijven. Afdeling 3. Misbruik van prostitutie
Art. 265.Het pooierschap Het pooierschap bestaat, onverminderd de toepassing van artikel 258, uit een van de volgende daden gepleegd tegen een meerderjarig persoon: - het organiseren van de prostitutie van een ander met als doel het bekomen van een voordeel, behalve in de gevallen die de wet bepaalt; - het bevorderen, ertoe aanzetten, aanmoedigen of vergemakkelijken van prostitutie met als doel het, rechtstreeks of onrechtstreeks, bekomen van een abnormaal economisch voordeel of elk ander abnormaal voordeel; - maatregelen nemen om het verlaten van de prostitutie te verhinderen of te bemoeilijken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
In afwijking van artikel 52, § 1, tweede lid, kan de rechter als bijkomende straf een geldboete tussen 200 euro en 200.000 euro opleggen voor het gepleegde misdrijf en een geldboete tussen 200 euro en 40.000 euro voor de poging tot het plegen van het misdrijf. De boetes worden zo vaak opgelegd als er slachtoffers zijn.
Art. 266.Reclame maken voor prostitutie § 1. Reclame maken voor prostitutie is: - het met welk middel ook, op enigerlei wijze, direct of indirect, opzettelijk reclame maken, uitgeven, verdelen of verspreiden voor een aanbod van diensten van seksuele aard door een meerderjarige, zelfs indien het aanbod wordt verhuld onder bedekte bewoordingen; - het door enig reclamemiddel, zowel expliciet als impliciet, opzettelijk kenbaar maken dat een meerderjarige zich laat prostitueren; - het door enig reclamemiddel, zowel expliciet als impliciet, opzettelijk vergemakkelijken van de prostitutie van een meerderjarige. § 2. Reclame maken voor prostitutie van een meerderjarige is verboden.
Het verbod is niet van toepassing: - ten aanzien van een meerderjarige die reclame maakt voor eigen seksuele diensten achter een raam in een ruimte die specifiek voor prostitutie is bestemd; - ten aanzien van een meerderjarige die reclame plaatst voor eigen seksuele diensten op een internetplatform of enig ander medium of een onderdeel ervan, die specifiek voor dit doel zijn bestemd; - ten aanzien van de aanbieder van een internetplatform of enig ander medium of een onderdeel ervan, die specifiek voor dit doel zijn bestemd, die reclame voor diensten van seksuele aard of voor een plaats gewijd aan het aanbieden van diensten van seksuele aard door meerderjarigen publiceert, voor zover hij maatregelen neemt ter bescherming van de sekswerker en ter voorkoming van misbruik van prostitutie en mensenhandel, door mogelijke gevallen van misbruik en uitbuiting onmiddellijk aan de politiediensten of gerechtelijke overheden te melden en door zich te houden aan de nadere regels die door de Koning zijn vastgesteld.
De Koning bepaalt wat wordt begrepen onder internetplatform of enig ander medium of onderdeel ervan die specifiek voor dit doel zijn bestemd.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 267.Het openbaar aanzetten tot het zich prostitueren Het openbaar aanzetten tot het zich prostitueren is: - het door enig reclamemiddel, impliciet of expliciet, opzettelijk aanzetten van een meerderjarige tot het zich prostitueren; - het met welk middel ook, in het openbaar, een meerderjarige opzettelijk aanzetten tot het zich prostitueren.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 268.Verzwaard misbruik van prostitutie Misbruik van prostitutie bedoeld in de artikelen 265 tot 267 is verzwaard indien het misdrijf werd gepleegd tegen een meerderjarige in een kwetsbare toestand ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand, zijn leeftijd, een zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
In het geval van misbruik van prostitutie bedoeld in artikel 265, wordt de boete zo veel keer toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 269.Sluiting van de inrichting Onverminderd andere wettelijke bepalingen, kan de rechter in de in dit hoofdstuk bedoelde gevallen, ongeacht de hoedanigheid van natuurlijke- of rechtspersoon, van de uitbater, eigenaar, huurder of zaakvoerder, de sluiting van de inrichting bevelen waar de inbreuken werden gepleegd, voor een termijn van één maand tot drie jaar.
Wanneer de veroordeelde niet de eigenaar, uitbater, huurder of zaakvoerder van de inrichting is, kan de sluiting slechts worden bevolen indien de ernst van de specifieke omstandigheden dit vereist, en dit voor een periode van ten hoogste twee jaar, na dagvaarding op verzoek van het openbaar ministerie, de eigenaar, uitbater, huurder of zaakvoerder van de inrichting.
De dagvaarding voor de rechtbank wordt op verzoek van de gerechtsdeurwaarder die de dagvaarding heeft uitgebracht, overgeschreven in het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de plaats waar het goed zich bevindt.
De dagvaarding bevat de gegevens van het betrokken onroerend goed bedoeld in artikel 141 van de Hypotheekwet en de identificatiegegevens van de eigenaar ervan bedoeld in de artikelen 139 en 140 van de Hypotheekwet.
Elke beslissing wordt op de kant van de overschrijving van het proces-verbaal van de dagvaarding vermeld overeenkomstig de procedure van artikel 84 van de Hypotheekwet. De griffier van het gerecht zendt de uittreksels en de verklaring dat geen hoger beroep werd ingesteld toe aan het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.
De sluiting van de inrichting houdt het verbod in om hierin enige activiteit uit te oefenen die verband houdt met diegene die geleid heeft tot het plegen van het misdrijf. De sluiting gaat in vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. Bij gebreke aan vrijwillige sluiting gebeurt deze op initiatief van het openbaar ministerie op kosten van de veroordeelde.
Art. 270.Specifieke verboden In de gevallen bedoeld in dit hoofdstuk worden de schuldigen veroordeeld tot de ontzetting uit de rechten bedoeld in artikel 47, eerste lid.
Onverminderd andere wettelijke bepalingen, kan de rechter in de in dit hoofdstuk bedoelde gevallen ten aanzien van de veroordeelde het verbod uitspreken om gedurende een jaar tot twintig jaar een drankgelegenheid, een bureau voor arbeidsbemiddeling, een onderneming die vertoningen organiseert, een zaak voor verhuur of verkoop van visuele dragers, een hotel, een bureau voor verhuur van kamers of appartementen, een reisbureau, een huwelijksbureau, een adoptie-instelling, een instelling waaraan de bewaring van minderjarigen wordt toevertrouwd, een bedrijf dat instaat voor het vervoer van leerlingen en jeugdgroepen, een gelegenheid voor ontspanning of vakantie, of een inrichting die lichaamsverzorging of psychologische begeleiding aanbiedt, hetzij persoonlijk, hetzij door bemiddeling van een tussenpersoon, uit te baten of er, in welke hoedanigheid ook, werkzaam te zijn, of een beroepsactiviteit of sociale activiteit verbonden aan het plegen van het misdrijf uit te oefenen.
Artikel 48, derde en vierde lid, is van toepassing op deze verboden.
Art. 271.Verbeurdverklaring van het instrument van het misdrijf In afwijking van artikel 53, § 2, 2°, worden de zaken die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van een van de misdrijven bedoeld in deze afdeling verbeurd verklaard, ook al zijn ze geen eigendom van de veroordeelde, onverminderd de rechten die derden kunnen laten gelden op die goederen.
De verbeurdverklaring wordt eveneens toegepast, onder dezelfde voorwaarden, op de onroerende goederen of gedeelten ervan die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf.
Indien deze roerende of onroerende goederen worden vervreemd tussen het plegen van het misdrijf en de definitieve rechterlijke beslissing, kan de rechter hun geldwaarde bepalen en de verbeurdverklaring uitspreken van een geldsom die hiermee overeenstemt overeenkomstig artikel 53, § 2, tweede lid.
Art. 272.Multidisciplinaire evaluatie § 1. De Kamer van volksvertegenwoordigers wordt ermee belast de toepassing van de bepalingen van deze afdeling te evalueren om de vier jaar.
Die evaluatie is multidisciplinair en stoelt in het bijzonder op de expertise van vertegenwoordigers van het gerecht en van de politie, van vertegenwoordigers van openbare gespecialiseerde organen, van vertegenwoordigers van middenveldorganisaties, alsook van gespecialiseerde academici. De door de drie laatstgenoemde categorieën vertegenwoordigde expertisegebieden moeten minstens de volgende thema's omvatten: de bestrijding van mensenhandel, de steun aan mensen in de prostitutie, de gelijkheid tussen vrouwen en mannen, de verdediging van de economische en sociale rechten van de werknemers en de toegang tot gezondheid. Afdeling 4. Verkoop van kinderen
Art. 273.Verkoop van kinderen Verkoop van kinderen is het opzettelijk voorstellen, beloven, afleveren of aanvaarden van een minderjarige, ongeacht op welke wijze, tegen een profijt of een vergelijkbaar voordeel voor zichzelf of een ander.
De vergoeding van kosten en uitgaven, met inbegrip van redelijke honoraria van de bij de adoptie betrokken personen, bedoeld in artikel 32 van het op 29 mei 1993 te `s-Gravenhage gesloten Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie, vormt geen profijt of vergelijkbaar voordeel in de zin van het eerste lid.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
De geldboete als bijkomende straf, bedoeld in artikel 52 kan zo veel keer worden toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 274.Verzwaarde verkoop van kinderen § 1. De verkoop van kinderen wordt bestraft met een straf van niveau 4 wanneer deze als doel heeft: 1° de uitbuiting van prostitutie of andere vormen van seksuele uitbuiting;2° de uitbuiting van bedelarij;3° het verrichten van werk of het verlenen van diensten, in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid;4° de uitbuiting door het wegnemen van organen of van menselijk lichaamsmateriaal;5° deze persoon tegen zijn wil een misdrijf te doen plegen. § 2. De verkoop van kinderen wordt bestraft met een straf van niveau 5 indien: 1° het misdrijf de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt zonder dat het misdrijf werd gepleegd met het oogmerk te doden;2° het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een criminele organisatie betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet. § 3. In de gevallen bedoeld in paragrafen 1 en 2 kan de geldboete als bijkomende straf, bedoeld in artikel 52 zo veel keer worden toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 275.Verzwarende factoren inzake verkoop van kinderen Bij de keuze van de straf of maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf bedoeld in deze afdeling, neemt de rechter in overweging dat het misdrijf gepleegd werd: 1° door een persoon die gezag heeft over het slachtoffer of door een persoon die misbruik heeft gemaakt van het gezag of de mogelijkheden die zijn functies hem verschaffen;2° door een persoon met een openbare functie, in het kader van de uitoefening van deze functie. Afdeling 5. Handel in menselijke organen
Art. 276.Illegaal wegnemen van een menselijk orgaan Illegaal wegnemen van een menselijk orgaan is het opzettelijk wegnemen van een orgaan bij een persoon in de volgende gevallen: 1° wanneer het wegnemen bij een levende gebeurt zonder zijn vrije, geïnformeerde en specifieke toestemming, of wanneer het wegnemen bij een overledene gebeurt in strijd met de in de wet bepaalde voorwaarden inzake toestemming of verzet;2° wanneer, in ruil voor het wegnemen van het orgaan, die persoon of een derde, rechtstreeks of onrechtstreeks, een profijt of een vergelijkbaar voordeel werd voorgesteld, aangeboden, beloofd of hij dit heeft verkregen, voor zichzelf of een ander, zelfs indien de persoon heeft toegestemd in het wegnemen;3° wanneer het wegnemen gebeurt door een persoon die daartoe niet is gemachtigd door de wet, of buiten een door de wet gemachtigde verzorgingsinrichting. Vormen geen "profijt of vergelijkbaar voordeel" in de zin van het eerste lid, 2° : 1° de vergoeding van de rechtstreekse en onrechtstreekse kosten, bedoeld in artikel 4, § 2, van de wet van 13 juni 1986Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten6 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen, en in artikel 6, § 2, van de wet van 19 december 2008 inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek;2° de vergoeding van de inkomstenderving die met de orgaandonatie verband houdt. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 277.Illegaal transplanteren of gebruiken van een menselijk orgaan Illegaal transplanteren van een menselijk orgaan is: 1° het opzettelijk transplanteren bij een persoon van een menselijk orgaan dat is weggenomen in strijd met artikel 276 of dat is weggenomen in een andere Staat onder de in voornoemd artikel bedoelde voorwaarden;2° het, transplanteren bij een persoon van een menselijk orgaan zonder daartoe te zijn gemachtigd door de wet of buiten een door de wet gemachtigde verzorgingsinrichting. Het illegaal gebruik van een menselijk orgaan is het opzettelijk gebruiken van een onder een van de drie omstandigheden omschreven in artikel 276 of in een andere Staat onder een van diezelfde omstandigheden illegaal weggenomen menselijk orgaan voor andere doeleinden dan transplantatie.
Deze misdrijven worden bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 278.Illegaal beheren van menselijke organen Illegaal beheren van menselijke organen is het opzettelijk: 1° voorbereiden, bewaren, opslaan, vervoeren, overbrengen, ontvangen of exporteren van een orgaan dat is weggenomen in strijd met artikel 276 of dat is weggenomen in een andere Staat onder de in voornoemd artikel bedoelde voorwaarden;2° invoeren of laten doorvoeren van een orgaan dat illegaal is weggenomen in een andere Staat onder de omstandigheden omschreven in artikel 276. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 279.Ongeoorloofd ronselen van een donor of ontvanger van menselijke organen Ongeoorloofd ronselen van een donor of ontvanger van menselijke organen is het vragen of werven van een kandidaat-orgaandonor of -ontvanger met het oogmerk, rechtstreeks of onrechtstreeks, een profijt of een vergelijkbaar voordeel voor zichzelf of voor een derde te verkrijgen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 280.Verzwaard illegaal wegnemen, transplanteren, gebruiken of beheren en ongeoorloofd ronselen van een donor of ontvanger van menselijke organen § 1. Het illegaal wegnemen, illegaal transplanteren of gebruiken, illegaal beheren en het ongeoorloofd ronselen van een donor of ontvanger van menselijke organen wordt bestraft met een straf van niveau 5 wanneer: 1° het misdrijf is gepleegd op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand;2° het misdrijf is gepleegd door een persoon die misbruik heeft gemaakt van het gezag of de faciliteiten die zijn functies hem verlenen;3° het leven van het slachtoffer opzettelijk of door grove nalatigheid in gevaar is gebracht;4° het misdrijf de lichamelijke of geestelijke gezondheid van het slachtoffer ernstig heeft aangetast;5° van de betrokken activiteit een gewoonte wordt gemaakt;6° het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet;7° de dader reeds werd veroordeeld voor een in deze afdeling bedoeld misdrijf, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 60;8° het misdrijf werd gepleegd vanuit een discriminerende drijfveer. § 2. Deze misdrijven worden bestraft met een straf van niveau 6 wanneer: 1° het misdrijf de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt zonder dat het misdrijf werd gepleegd met het oogmerk te doden;2° het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een criminele organisatie betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet.
Art. 281.Faciliteren of verspreiden van illegale praktijken van handel in menselijke organen Het faciliteren of verspreiden van illegale praktijken van handel in menselijke organen is het, op enerlei wijze: 1° opzettelijk faciliteren of bevorderen van de praktijken bedoeld in de artikelen 276 tot 278, of aanzetten tot dergelijke praktijken;2° opzettelijk, direct of indirect reclame maken, uitgeven, verdelen of verspreiden voor die praktijken;3° de behoefte aan of de beschikbaarheid van organen rechtstreeks of onrechtstreeks onder de aandacht brengen met het oogmerk, rechtstreeks of onrechtstreeks, een profijt of een vergelijkbaar voordeel voor zichzelf of voor een derde aan te bieden of te behalen. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 282.Aanvaarden van een illegale transplantatie van een menselijk orgaan Aanvaarden van een illegale transplantatie van een menselijk orgaan is het opzettelijk voor zichzelf aanvaarden van de transplantatie van een menselijk orgaan dat is weggenomen in strijd met artikel 276 of weggenomen in een andere Staat in de omstandigheden uit voormeld artikel.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Poging tot het in dit artikel bedoelde misdrijf is niet strafbaar.
Art. 283.Aanbieden of aanvaarden van een voordeel in het kader van de handel in menselijke organen Aanbieden of aanvaarden van een voordeel in het kader van de handel in menselijke organen is het opzettelijk: 1° rechtstreeks of via tussenpersonen beloven, aanbieden of overhandigen aan een persoon van een voordeel van welke aard dan ook, voor zichzelf of voor een derde, opdat hij een orgaan wegneemt, transplanteert of gebruikt in strijd met de artikelen 276 tot 278, of het faciliteren van een dergelijke handeling;2° rechtstreeks of via tussenpersonen vragen, aanvaarden of ontvangen van een voordeel van welke aard dan ook, voor zichzelf of voor een derde, teneinde een orgaan weg te nemen, te transplanteren of te gebruiken in strijd met de artikelen 276 tot 278, of het faciliteren van een dergelijke handeling. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Poging tot het in dit artikel bedoelde misdrijf is niet strafbaar.
Art. 284.Verzwaard faciliteren of verspreiden van illegale praktijken en aanbieden of aanvaarden van een onterecht voordeel in het kader van de handel in menselijke organen § 1. Het faciliteren of verspreiden van illegale praktijken en het aanbieden of aanvaarden van een onterecht voordeel in het kader van de handel in menselijke organen worden bestraft met een straf van niveau 4 wanneer: 1° het misdrijf is gepleegd op een minderjarige of persoon in een kwetsbare toestand;2° het misdrijf is gepleegd door een persoon die misbruik heeft gemaakt van het gezag of de faciliteiten die zijn functies hem verlenen;3° het leven van het slachtoffer opzettelijk of door grove nalatigheid in gevaar is gebracht;4° het misdrijf de lichamelijke of geestelijke gezondheid van het slachtoffer ernstig heeft aangetast;5° van de betrokken activiteit een gewoonte wordt gemaakt;6° het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet;7° de dader reeds werd veroordeeld voor een in deze afdeling bedoeld misdrijf, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 60;8° het misdrijf werd gepleegd vanuit een discriminerende drijfveer. § 2. Deze misdrijven worden bestraft met een straf van niveau 5 wanneer: 1° het misdrijf de dood van het slachtoffer heeft veroorzaakt zonder dat het misdrijf werd gepleegd met het oogmerk te doden;2° het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een criminele organisatie betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet.
Art. 285.Vermoeden omtrent de wettige oorsprong van de menselijke organen die weggenomen zijn binnen de Europese Unie Voor de toepassing van de bepalingen van deze afdeling worden de organen die zijn weggenomen in België of in een andere lidstaat van de Europese Unie vermoed, tot bewijs van het tegendeel, niet illegaal te zijn weggenomen onder een van de drie omstandigheden bedoeld in artikel 276 of te zijn weggenomen in een andere Staat onder een van diezelfde omstandigheden indien zij werden toegewezen door een openbare of private non-profitorganisatie die zich bezighoudt met nationale en grensoverschrijdende orgaanuitwisselingen.
Art. 286.Verbeurdverklaring van het instrument van het misdrijf In afwijking van artikel 53, § 2, 2°, worden de zaken die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van een van de in deze afdeling bedoelde misdrijven verbeurd verklaard, ook al zijn zij geen eigendom van de veroordeelde, onverminderd de rechten die derden kunnen laten gelden op die zaken.
De verbeurdverklaring wordt eveneens toegepast, onder dezelfde voorwaarden, op de onroerende goederen of gedeelten ervan die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf.
Indien deze roerende of onroerende goederen worden vervreemd tussen het plegen van het misdrijf en de definitieve rechterlijke beslissing, kan de rechter hun geldwaarde bepalen en de verbeurdverklaring uitspreken van een geldsom die hiermee overeenstemt overeenkomstig artikel 53, § 2, tweede lid.
Art. 287.Specifiek verbod in geval van veroordeling voor handel in menselijke organen De rechter kan de personen die veroordeeld zijn voor feiten bedoeld in deze afdeling, voor een termijn van een jaar tot twintig jaar, verbieden een beroepsactiviteit of sociale activiteit uit te oefenen die verband houdt met het plegen van een van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten.
Artikel 48, derde en vierde lid, is van toepassing op dit verbod. Afdeling 6. Uitbuiting van bedelarij
Art. 288.Uitbuiting van bedelarij Uitbuiting van bedelarij is het: 1° aanwerven, meenemen, wegbrengen of bij zich houden van een persoon met als doel hem over te leveren aan bedelarij;2° opzettelijk aanzetten van een persoon tot bedelen of tot doorgaan met bedelen;3° ter beschikking stellen van een persoon aan een bedelaar opdat deze laatste zich van hem zou bedienen om het publieke medelijden op te wekken;4° opzettelijk uitbuiten op welke manier ook, van de bedelarij van een ander persoon. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
De geldboete als bijkomende straf bedoeld in artikel 52 kan zo veel keer worden toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 289.Verzwaarde uitbuiting van bedelarij Uitbuiting van bedelarij wordt bestraft met een straf van niveau 3 ingeval zij wordt gepleegd: 1° ten aanzien van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand;2° door misbruik te maken van de kwetsbare toestand waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand, zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek, zodat de persoon in feite geen echte en aanvaardbare andere keuze heeft dan zich te laten misbruiken;3° door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, of door ontvoering, machtsmisbruik of bedrog. De geldboete als bijkomende straf bedoeld in artikel 52 kan zo veel keer worden toegepast als er slachtoffers zijn. Afdeling 7. Wanpraktijken van huisjesmelkers
Art. 290.Huisjesmelkerij Huisjesmelkerij is het direct of via een tussenpersoon, misbruiken van de kwetsbare toestand waarin een persoon zich bevindt ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand, zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek, door de verkoop, verhuur of terbeschikkingstelling van een roerend goed, een deel ervan, een onroerend goed of elke andere locatie die tot woning dient, in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
De geldboete als bijkomende straf bedoeld in artikel 52 kan zo veel keer worden toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 291.Verzwaarde huisjesmelkerij Huisjesmelkerij wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer: 1° van de betrokken activiteit een gewoonte wordt gemaakt;2° het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet. De geldboete als bijkomende straf bedoeld in artikel 52 kan zo veel keer worden toegepast als er slachtoffers zijn.
Art. 292.Verbeurdverklaring van het instrument van het misdrijf In afwijking van artikel 53, § 2, 2°, worden de zaken die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van een van de in deze afdeling bedoelde misdrijven verbeurd verklaard, ook al zijn zij geen eigendom van de veroordeelde, onverminderd de rechten die derden kunnen laten gelden op die zaken.
De verbeurdverklaring wordt eveneens toegepast, onder dezelfde voorwaarden, op de onroerende goederen of gedeelten ervan die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf.
Indien deze roerende of onroerende goederen worden vervreemd tussen het plegen van het misdrijf en de definitieve rechterlijke beslissing, kan de rechter hun geldwaarde bepalen en de verbeurdverklaring uitspreken van een geldsom die hiermee overeenstemt overeenkomstig artikel 53, § 2, tweede lid. Afdeling 8. Gedwongen huwelijk en gedwongen wettelijke samenwoning
Art. 293.Gedwongen huwelijk Gedwongen huwelijk is iemand opzettelijk, door geweld of bedreiging, dwingen een huwelijk aan te gaan.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 294.Gedwongen wettelijke samenwoning Gedwongen wettelijke samenwoning is iemand opzettelijk, door geweld of bedreiging, dwingen een wettelijke samenwoning aan te gaan.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 295.Verzwarende factor Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf bedoeld in de artikelen 293 en 294 neemt de rechter in overweging dat het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand of in het bijzijn van een minderjarige.
Art. 296.Nietigverklaring van het huwelijk of de wettelijke samenwoning § 1. De rechter die het misdrijf van gedwongen huwelijk of van gedwongen wettelijke samenwoning bewezen verklaart, kan ook de nietigheid van het huwelijk of van de wettelijke samenwoning uitspreken op vordering van de procureur des Konings of van enige in het geding belanghebbende partij. § 2. De nietigverklaring kan enkel worden uitgesproken indien de echtgenoten of de wettelijk samenwonenden in het geding partij zijn geweest of daarin zijn geroepen. § 3. Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest dat een huwelijk of een wettelijke samenwoning nietig verklaart, wordt door de optredende gerechtsdeurwaarder onmiddellijk in afschrift meegedeeld aan de griffier van het gerecht dat de beslissing heeft uitgesproken. § 4. Wanneer de nietigheid van het huwelijk is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens van het vonnis of arrest naar de DABS, met vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden.
Indien de huwelijksakte in België werd opgemaakt of in België werd overgeschreven voor 31 maart 2019, verzoekt de griffier de ambtenaar van de burgerlijke stand die de akte heeft opgemaakt of ingeschreven tot opname van de akte in de DABS. Indien de huwelijksakte in het buitenland werd opgemaakt, verzoekt hij de verzoekende partij om een akte van huwelijk te laten opmaken op basis van de buitenlandse akte naar analogie met afdeling 15 van boek I, titel II, hoofdstuk 2, van het oud Burgerlijk Wetboek door de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.
De DABS maakt op basis hiervan een melding op en verbindt deze met de huwelijksakte.
De nietigverklaring, met vermelding van de datum van het in kracht van gewijsde treden van de rechterlijke beslissing, wordt onmiddellijk via de DABS aan de Dienst Vreemdelingenzaken genotificeerd.
De griffier brengt de partijen hiervan onmiddellijk in kennis. § 5. Wanneer de nietigheid van de wettelijke samenwoning is uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, stuurt de griffier, onverwijld, een uittreksel bevattende het beschikkende gedeelte en de vermelding van de dag van het in kracht van gewijsde treden van het vonnis of het arrest aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de verklaring van wettelijke samenwoning werd afgelegd en aan de Dienst Vreemdelingenzaken.
De griffier brengt de partijen hiervan in kennis.
De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt onverwijld melding van de nietigverklaring van de wettelijke samenwoning in het bevolkingsregister. Afdeling 9. Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 297.Sluiting van de inrichting In geval van veroordeling wegens een in dit hoofdstuk omschreven misdrijf kan de rechter daarenboven de definitieve gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van de inrichting waarin het misdrijf werd gepleegd.
In afwijking van artikel 59 kan de sluiting worden bevolen zonder rekening te houden met de hoedanigheid van de natuurlijke persoon of rechtspersoon als uitbater, eigenaar, huurder of zaakvoerder.
Wanneer de veroordeelde niet de uitbater, eigenaar, huurder of zaakvoerder van de inrichting is, kan de sluiting enkel worden bevolen indien de ernst van de concrete omstandigheden zulks vereist en na de uitbater, eigenaar, huurder of zaakvoerder van de inrichting te hebben gehoord.
Art. 298.Specifieke verboden en ontzettingen § 1. Onverminderd andere wettelijke bepalingen, kan de rechter in de in dit hoofdstuk omschreven gevallen de veroordeelde verbieden tijdelijk of levenslang, rechtstreeks of onrechtstreeks een rusthuis, een home, een bejaardenverblijf of elke andere structuur voor gemeenschappelijk verblijf van personen in een kwetsbare toestand uit te baten, of als vrijwilliger, contractueel of statutair personeelslid dan wel als lid van de bestuurs- en beheersorganen deel uit te maken van enige instelling of vereniging waarvan de hoofdactiviteit gericht is op personen in een kwetsbare toestand.
Onverminderd andere wettelijke bepalingen, kan de rechter in de in dit hoofdstuk omschreven gevallen wegens feiten gepleegd op een minderjarige of met zijn deelneming, de ontzetting uitspreken uit het recht om, voor een termijn van een jaar tot twintig jaar: 1° in welke hoedanigheid ook deel te nemen aan onderwijs in een openbare of particuliere instelling die minderjarigen opvangt;2° als vrijwilliger, als lid van het statutair of contractueel personeel of als lid van de organen van bestuur en beheer, deel uit te maken van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarvan de activiteit in hoofdzaak op minderjarigen gericht is;3° als vrijwilliger, als lid van het statutair of contractueel personeel of als lid van de organen van bestuur en beheer, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging, een activiteit toegewezen te krijgen die de veroordeelde in een vertrouwens- of een gezagsrelatie tegenover minderjarigen plaatst. § 2. De verboden en ontzettingen bedoeld in paragraaf 1, gaan in op de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is getreden. De termijn wordt evenwel verlengd met de tijd waarin de gevangenisstraf wordt uitgevoerd, met uitzondering van de periode gedurende dewelke de straf wordt uitgevoerd onder de modaliteit van het elektronisch toezicht en periodes van voorwaardelijke of voorlopige invrijheidstelling.
Hoofdstuk 8. Misdrijven met betrekking tot het in gevaar brengen van personen Afdeling 1. Hulpverzuim
Art. 299.Schuldig verzuim Schuldig verzuim is het opzettelijk nalaten hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert nadat de verzuimer deze toestand zelf heeft vastgesteld of nadat die toestand aan hem is beschreven door diegenen die zijn hulp inroepen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 300.Niet-naleving van een bevel tot hulpverlening De niet-naleving van een bevel tot hulpverlening is het opzettelijk weigeren of nalaten: 1° hulp te bieden aan iemand die in gevaar verkeert, terwijl men hiertoe wettelijk werd opgevorderd;2° het werk of de dienst te doen of de hulp te verlenen waartoe men wordt opgevorderd bij een ongeval, oproer, schipbreuk, overstroming, brand of andere rampen, alsook in geval van overval, vernieling, ontdekking op heterdaad, vervolging door het openbaar geroep of van gerechtelijke tenuitvoerlegging. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 301.Hulpverzuim met de dood tot gevolg Het schuldig verzuim of de niet-naleving van een bevel tot hulpverlening met de dood tot gevolg, zonder dat de dader handelde met het oogmerk te doden, wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 302.Rechtvaardigingsgrond Er is geen misdrijf wanneer de verzuimer door hulp te verlenen of te verschaffen of door een werk of een dienst te doen zichzelf of anderen in ernstig gevaar zou hebben gebracht.
Art. 303.Strafuitsluitende verschoningsgrond Schuldig verzuim wordt niet bestraft indien de verzuimer het gevaar waarin de hulpbehoevende persoon verkeerde niet persoonlijk heeft vastgesteld en hij op grond van de omstandigheden waarin hij werd verzocht te helpen, kon geloven dat dit verzoek niet ernstig was of dat er gevaar aan was verbonden.
Art. 304.Verzwarende factor Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in deze afdeling neemt de rechter in overweging dat het misdrijf werd gepleegd op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand.
Art. 305.Bijkomende straf Onverminderd de toepassing van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter de onwaardigheid om te erven uitspreken voor de misdrijven vermeld in deze afdeling. Afdeling 2. Misbruik van de zwakke toestand van personen
Art. 306.Misbruik van de zwakke toestand van personen Misbruik van de zwakke toestand van personen bestaat erin om, met kennis van de fysieke of psychische zwakheid die het oordeelsvermogen van het slachtoffer ernstig verstoort, bedrieglijk misbruik te maken van deze zwakheid om deze persoon ertoe te brengen een handeling te verrichten of zich van een handeling te onthouden, waarbij dit de fysieke of psychische integriteit dan wel het vermogen van het slachtoffer ernstig aantast.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 307.Verzwaard misbruik van de zwakke toestand van personen Misbruik van de zwakke toestand van personen wordt bestraft met een straf van niveau 3: 1° indien de handeling of onthouding van een handeling voortvloeit uit een toestand van fysieke of psychische onderwerping door aanwending van zware of herhaalde druk of van specifieke technieken om het oordeelsvermogen te verstoren;2° indien het slachtoffer een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand is;3° indien het misdrijf een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft;4° indien het misdrijf een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft.
Art. 308.Misbruik van de zwakke toestand van personen met de dood tot gevolg Het misbruik van de zwakke toestand van personen met de dood tot gevolg, zonder dat de dader handelde met het oogmerk te doden, wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 309.Bijkomende straf De rechter kan voor een misdrijf omschreven in deze afdeling de bekendmaking van de beslissing houdende veroordeling opleggen als bijkomende straf. Afdeling 3. Conversiepraktijken
Art. 310.Conversiepraktijken Onder conversiepraktijk wordt begrepen elke praktijk die bestaat uit een fysieke interventie of het uitoefenen van psychische druk, waarvan door de dader wordt aangenomen of voorgehouden dat die erop gericht is de seksuele oriëntatie, de genderidentiteit of de genderexpressie van een persoon te onderdrukken of te wijzigen, ongeacht of dit kenmerk daadwerkelijk aanwezig is of vermeend is door de dader.
Worden niet als conversiepraktijken beschouwd: de hulp- en dienstverlening aangeboden in het kader van de geestelijke en fysieke gezondheidszorg in verband met de verkenning en de ontplooiing van de seksuele oriëntatie, de genderidentiteit of de genderexpressie van een persoon.
Worden evenmin als conversiepraktijk beschouwd: de behandelingen of ingrepen in het kader van een sociale of medische transitie die worden aangeboden door beroepsbeoefenaars in het kader van de gezondheidszorg, overeenkomstig de voorwaarden en binnen het kader van de wet van 22 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten2 betreffende de rechten van de patiënt.
Art. 311.Het uitvoeren van conversiepraktijken Het opzettelijk uitvoeren van conversiepraktijken wordt gestraft met een straf van niveau 2.
Art. 312.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf bedoeld in artikel 311, neemt de rechter in overweging dat het misdrijf gepleegd werd: - door een persoon die zich in een erkende positie van vertrouwen, gezag of invloed ten aanzien van het slachtoffer bevindt; - op een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand.
Art. 313.Het aanbieden van conversiepraktijken Het opzettelijk aanbieden van conversiepraktijken, direct of indirect, wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 314.Het aanzetten om conversiepraktijken te ondergaan, het aanzetten van personen om andere personen conversiepraktijken te doen ondergaan of het maken van reclame voor conversiepraktijken Het opzettelijk aanzetten om conversiepraktijken te ondergaan, het opzettelijk aanzetten van personen om andere personen conversiepraktijken te doen ondergaan of het opzettelijk met welk middel ook op enigerlei wijze, direct of indirect, reclame maken, uitgeven, verdelen of verspreiden voor een aanbod van conversiepraktijken, wordt gestraft met een straf van niveau 1.
Art. 315.Het verzwaard aanzetten om conversiepraktijken te ondergaan of om andere personen conversiepraktijken te doen ondergaan of het verzwaard maken van reclame voor conversiepraktijken Het aanzetten om conversiepraktijken te ondergaan, het aanzetten van personen om andere personen conversiepraktijken te doen ondergaan of het maken van reclame voor conversiepraktijken, in geval dit tot het plegen van het misdrijf bedoeld in artikel 311 heeft geleid, wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 316.Specifiek verbod De rechtbanken kunnen de personen die veroordeeld zijn voor feiten bedoeld in deze afdeling, voor een maximale duur van vijf jaar, verbieden een beroepsactiviteit of sociale activiteit uit te oefenen die verband houdt met het plegen van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten. Afdeling 4. Verkeersbelemmering
Art. 317.Verkeersbelemmering Verkeersbelemmering is elke gedraging die het verkeer op de weg, de spoorweg, de binnenwateren of op zee belemmert, aangenomen met het oogmerk om te schaden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 318.Gevaarlijke verkeersbelemmering Indien de verkeersbelemmering bestaat uit een aanslag op de verkeersinfrastructuur of indien de verkeersbelemmering het zich verplaatsen in het verkeer gevaarlijk kan maken of ongevallen kan veroorzaken bij het deelnemen aan het verkeer, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 319.Verkeersbelemmering met een integriteitsaantasting van de tweede graad tot gevolg De verkeersbelemmering die een integriteitsaantasting van de tweede graad tot gevolg heeft, wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 320.Verkeersbelemmering met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg De verkeersbelemmering die een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 321.Verkeersbelemmering met de dood tot gevolg De verkeersbelemmering die de dood tot gevolg heeft, zonder dat de dader handelde met het oogmerk te doden, wordt bestraft met een straf van niveau 5. Afdeling 5. Het in gevaar brengen van de volksgezondheid
Art. 322.Aantasting van voedingsmiddelen Aantasting van voedingsmiddelen is het opzettelijk mengen van stoffen die de dood kunnen teweegbrengen of de gezondheid zwaar kunnen schaden in voedingsmiddelen of dranken bestemd om te worden verkocht of aan het publiek ter beschikking te worden gesteld.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 323.Verkoop van aangetaste voedingsmiddelen of van stoffen Verkoop van aangetaste voedingsmiddelen of stoffen is het opzettelijk: 1° verkopen of te koop aanbieden van voedingsmiddelen of dranken waaronder stoffen die de dood kunnen teweegbrengen of de gezondheid zwaar kunnen schaden, werden gemengd;2° verkopen of te koop aanbieden van stoffen die de dood kunnen teweegbrengen of de gezondheid zwaar kunnen schaden, wetende dat zij tot aantasting van voedingsmiddelen moeten dienen. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 324.Opslag van aangetaste voedingsmiddelen Opslag van aangetaste voedingsmiddelen is het opzettelijk bewaren van voedingsmiddelen of dranken waaronder stoffen die de dood kunnen teweegbrengen of de gezondheid zwaar kunnen schaden, werden gemengd en die bestemd zijn om te worden verkocht.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 325.Bijkomende straffen De rechter kan bij de veroordeling voor een misdrijf omschreven in de artikelen 322 tot 324 de bekendmaking van de beslissing houdende veroordeling en de sluiting van de inrichting opleggen als bijkomende straf.
Art. 326.Kwaadwillige verspreiding van ziekteverwekkers Kwaadwillige verspreiding van ziekteverwekkers is het, met kwaad opzet, verspreiden van een virus, bacterie, parasiet of andere stof die van aard is de gezondheid van personen negatief te beïnvloeden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 327.Verzwarende factor Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan neemt de rechter in overweging dat minderjarigen of personen in een kwetsbare toestand werden geviseerd. Afdeling 6. Het in gevaar brengen van minderjarigen of personen in een
kwetsbare toestand Onderafdeling 1. Verlaten of in behoeftige toestand achterlaten
Art. 328.Verlating van personen Verlating van personen is het opzettelijk verlaten van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand die niet in staat is om in zijn onderhoud te voorzien, waardoor er een onderbreking is van het toezicht of de zorgen die het slachtoffer nodig heeft.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 329.Verlating van personen met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg De verlating van personen die een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 330.Verlating van personen met de dood tot gevolg De verlating van personen die de dood tot gevolg heeft, zonder dat de dader handelde met het oogmerk te doden, wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 331.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan neemt de rechter voor de verlating van personen in overweging dat: 1° het slachtoffer de vader, moeder of andere bloedverwant in de rechte opgaande lijn is van de dader;2° de dader de vader, de moeder of andere bloedverwant in de rechte opgaande lijn is van het slachtoffer, dan wel de partner is van het slachtoffer, het gezag over het slachtoffer heeft of er de bewaring van heeft.
Art. 332.In behoeftige toestand achterlaten van personen Het in behoeftige toestand achterlaten van personen is het opzettelijk in behoeftige toestand achterlaten van een persoon ten aanzien van wie men onderhoud is verschuldigd op basis van artikel 203 of 205 van het oud Burgerlijk Wetboek, ook al wordt deze niet alleen gelaten, het weigeren deze persoon weer bij zich te nemen of het weigeren zijn onderhoud te betalen als men hem aan een derde heeft toevertrouwd of als hij bij rechterlijke beslissing aan een derde is toevertrouwd.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Onderafdeling 2. Gebrek aan voeding of verzorging
Art. 333.Onthouding van voedsel of verzorging Onthouding van voedsel of verzorging is het opzettelijk onthouden van voedsel of verzorging aan een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand in die mate dat zijn gezondheid in het gedrang wordt gebracht of zijn lichamelijke of geestelijke ontwikkeling wordt geschaad, door de vader, de moeder of een andere bloed- of aanverwant in de rechte lijn, dan wel in de zijlijn tot de derde graad, van het slachtoffer, door de partner van het slachtoffer, door een persoon die gezag heeft over het slachtoffer, hem onder zijn bewaring heeft of occasioneel of gewoonlijk met het slachtoffer samenwoont, dan wel door een persoon op wie een conventionele plicht rust om zorg te dragen voor het slachtoffer.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 334.Onthouding van voedsel of verzorging met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg De onthouding van voedsel of verzorging die een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 335.Onthouding van voedsel of verzorging met de dood tot gevolg De onthouding van voedsel of verzorging die de dood tot gevolg heeft, zonder dat de dader handelde met het oogmerk te doden, wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 336.Nalaten van onderhoud Nalaten van onderhoud is het door een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid nalaten van het onderhoud van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand in die mate dat hierdoor de gezondheid van het slachtoffer in het gedrang wordt gebracht of zijn lichamelijke of geestelijke ontwikkeling wordt geschaad, door de vader, de moeder of een andere bloed- of aanverwant in de rechte lijn, dan wel in de zijlijn tot de derde graad, van het slachtoffer, door de partner van het slachtoffer, door een persoon die gezag heeft over het slachtoffer, hem onder zijn bewaring heeft of occasioneel of gewoonlijk met het slachtoffer samenwoont, dan wel door een persoon op wie een conventionele plicht rust om zorg te dragen voor het slachtoffer.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 337.Nalaten van onderhoud met de dood tot gevolg Het nalaten van onderhoud dat de dood tot gevolg heeft, wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 338.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan, voor een in deze onderafdeling omschreven misdrijf, neemt de rechter in overweging dat: 1° het slachtoffer de vader, moeder of andere bloedverwant in de rechte opgaande lijn is van de dader;2° de dader de vader, de moeder of andere bloedverwant in de rechte opgaande lijn is van het slachtoffer, dan wel de partner is van het slachtoffer, het gezag over het slachtoffer heeft of er de bewaring van heeft. Onderafdeling 3. Gebruik of lokken met het oog op het plegen van een misdrijf
Art. 339.Gebruik van personen met het oog op het plegen van een misdrijf Het gebruik van personen met het oog op het plegen van een misdrijf is het opzettelijk, rechtstreeks of via een tussenpersoon, aantrekken of gebruiken van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand om een misdrijf te plegen of hieraan deel te nemen.
Dit misdrijf wordt bestraft met dezelfde straf als deze gesteld op het misdrijf waarvoor de minderjarige of persoon in een kwetsbare toestand wordt aangetrokken of gebruikt.
Art. 340.Technologisch lokken van personen met het oog op het plegen van een misdrijf Het technologisch lokken van personen met het oog op het plegen van een misdrijf is het opzettelijk door een meerderjarige communiceren met een kennelijk of vermoedelijk minderjarige of persoon in een kwetsbare toestand door middel van informatie- of communicatietechnologieën om het plegen van een misdrijf op dit slachtoffer te vergemakkelijken: 1° indien de dader zijn identiteit, leeftijd of hoedanigheid heeft verzwegen of hierover heeft gelogen;2° indien de dader nadruk heeft gelegd op de in acht te nemen discretie over hun gesprekken;3° indien de dader enig geschenk of voordeel heeft aangeboden of voorgespiegeld;4° indien de dader een andere list heeft gebruikt. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 341.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in deze onderafdeling neemt de rechter in overweging dat: 1° de minderjarige jonger is dan zestien jaar;2° de dader gebruik maakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de minderjarige verkeert;3° de dader de vader, de moeder of een andere bloedverwant in de opgaande lijn is van het slachtoffer, dan wel de partner is van het slachtoffer, het gezag over het slachtoffer heeft of er de bewaring van heeft;4° een gewoonte wordt gemaakt van het gebruiken van een persoon met het oog op het plegen van een misdrijf. Hoofdstuk 9. Misdrijven tegen het privéleven Afdeling 1. Misdrijven betreffende het geheim van communicatie,
privégegevens van een informaticasysteem en brieven
Art. 342.Schending van het geheim van privécommunicatie of privégegevens van een informaticasysteem Schending van het geheim van privécommunicatie en privégegevens van een informaticasysteem is het: 1° opzettelijk, met behulp van enig toestel, onderscheppen, kennis nemen van of opnemen van niet voor het publiek toegankelijke communicatie, waaraan men zelf niet deelneemt, zonder de toestemming van alle deelnemers aan die communicatie;2° opstellen van enig toestel met het oogmerk een van de in de bepaling onder 1° omschreven misdrijven te plegen;3° opzettelijk onder zich houden, aan een andere persoon onthullen of verspreiden, of enig gebruik maken van de inhoud van niet voor het publiek toegankelijke communicatie of van niet voor het publiek toegankelijke gegevens van een informaticasysteem die onwettig onderschept of opgenomen zijn of waarvan onwettig kennis genomen is. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 343.Verzwaarde schending van het geheim van privécommunicatie of privégegevens van een informaticasysteem Schending van het geheim van privécommunicatie en privégegevens van een informaticasysteem wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer zij wordt gepleegd door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie, buiten de gevallen die de wet bepaalt of zonder inachtneming van de vormen die zij voorschrijft.
Art. 344.Bedrieglijk gebruik van wettig gemaakte opnamen van privécommunicatie of privégegevens van een informaticasysteem Bedrieglijk gebruik van wettig gemaakte opnamen van privécommunicatie of privégegevens van een informaticasysteem is het, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden en buiten de gevallen die de wet bepaalt of zonder inachtneming van de vormen die zij voorschrijft, gebruik maken van een wettig gemaakte opname van voor het publiek niet toegankelijke communicatie of voor het publiek niet toegankelijke gegevens van een informaticasysteem.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 345.Verzwaard bedrieglijk gebruik van wettig gemaakte opnamen van privécommunicatie of privégegevens van een informaticasysteem Bedrieglijk gebruik van wettig gemaakte opnamen van privécommunicatie of privégegevens van een informaticasysteem wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer het wordt gepleegd door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie.
Art. 346.Onwettig bezit of onwettige terbeschikkingstelling van afluistermateriaal Onwettig bezit of terbeschikkingstelling van afluistermateriaal is het opzettelijk onrechtmatig bezitten, produceren, verkopen, verkrijgen met het oog op het gebruik ervan, invoeren, verspreiden of op enige andere manier ter beschikking stellen, buiten de gevallen die de wet bepaalt of zonder inachtneming van de vormen die zij voorschrijft, van een instrument, met inbegrip van informaticagegevens, dat hoofdzakelijk is ontworpen of aangepast om het misdrijf van schending van het geheim van privécommunicatie en gegevens van een informaticasysteem mogelijk te maken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 347.Schending van het briefgeheim Schending van het briefgeheim is het opzettelijk: - wegmaken van een aan een postoperator toevertrouwde brief of openen van een zodanige brief om het geheim ervan te schenden; - wegmaken van een brief van een gerechtsdeurwaarder of openen van een zodanige brief, om het geheim ervan te schenden, behalve, in dit laatste geval, wanneer de dader de vader of de moeder is van het betrokken minderjarig kind, ofwel de echtgenoot, de voogd, de bewindvoerder of de curator van de betrokken persoon.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Afdeling 2. Schending van plaatsen die tot woning dienen
Art. 348.Huisvredebreuk of schending van een bewoonde plaats Huisvredebreuk of schending van een bewoonde plaats is het opzettelijk binnentreden in een door een ander bewoonde woonplaats, huis, appartement, kamer of verblijf, of in de aanhorigheden ervan, dit goed bezetten of erin verblijven zonder toestemming van de bewoners, buiten de gevallen die de wet bepaalt of zonder inachtneming van de vormen die zij voorschrijft.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 349.Verzwaarde huisvredebreuk of verzwaarde schending van een bewoonde plaats Huisvredebreuk of schending van een bewoonde plaats wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer: 1° de feiten werden gepleegd met behulp van bedreiging of geweld;2° het feit werd gepleegd door zich te beroepen op een vals bevel van het openbaar gezag of door gebruik te maken van de kledij, herkenningstekens, de naam of hoedanigheid van een agent van het openbaar gezag;3° de dader of een van de daders een wapen bij zich had.
Art. 350.Onwettige bezetting van een niet-bewoonde plaats Onwettige bezetting van een niet-bewoonde plaats is het opzettelijk, zonder een bevel van de overheid of zonder toestemming van een houder van een titel die of een recht dat toegang verschaft tot de betrokken plaats of gebruik van of verblijf in het betrokken goed toestaat en buiten de gevallen waarin de wet het toelaat, op eender welke manier binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans niet bewoonde huis, appartement, kamer of verblijf, of de aanhorigheden ervan, of enige andere niet bewoonde ruimte of andermans roerend goed dat al dan niet als verblijf kan dienen, zonder zelf houder te zijn van voormelde titel of recht.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 351.Weigering om gevolg te geven aan een beslissing tot ontruiming of tot uithuiszetting Weigering om gevolg te geven aan een beslissing tot ontruiming of tot uithuiszetting is het opzettelijk geen gevolg geven, binnen de gestelde termijn, aan het bevel tot ontruiming bedoeld in artikel 12, § 1, van de wet van 18 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten8 betreffende het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed of tot uithuiszetting bedoeld in artikel 1344decies van het Gerechtelijk Wetboek.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Afdeling 3. Bescherming van het beroepsgeheim
Art. 352.Schending van het beroepsgeheim Schending van het beroepsgeheim is het opzettelijk door een persoon die uit hoofde van zijn staat of beroep kennis draagt van geheimen die hem zijn toevertrouwd, bekend maken van deze geheimen buiten het geval dat hij geroepen wordt om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet hem verplicht of toelaat die geheimen bekend te maken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 353.Afwijkingen van het beroepsgeheim § 1. Eenieder, die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen en hierdoor kennis heeft van een misdrijf zoals omschreven in de artikelen 96 tot 101, 134 tot 149, 151 tot 165, 171 tot 174, 194 tot 202, 206 tot 211, 258, 310 tot 315, 328 tot 330, en 333 tot 337, gepleegd op een minderjarige, op een persoon in een kwetsbare toestand in de zin van artikel 79, 2°, of op een persoon in een kwetsbare toestand ten gevolge van partnergeweld of het gebruiken van geweld in naam van culturele drijfveren, gewoontes, religie, tradities of de zogenaamde "eer", kan, onverminderd de verplichtingen hem opgelegd door artikel 299, het misdrijf ter kennis brengen van de procureur des Konings in de volgende gevallen: - hetzij wanneer er een ernstig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychische integriteit van de minderjarige of de bedoelde persoon in een kwetsbare toestand en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen; - hetzij wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere minderjarigen of zoals hierboven bedoelde personen in een kwetsbare toestand het slachtoffer zouden worden van de in voormelde artikelen bedoelde misdrijven en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kan beschermen. § 2. Er is geen misdrijf wanneer iemand die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen, deze meedeelt in het kader van een overleg dat wordt georganiseerd, hetzij bij of krachtens een wet, hetzij bij een met redenen omklede toestemming van de procureur des Konings.
Dit overleg kan uitsluitend worden georganiseerd, hetzij met het oog op de bescherming van de fysieke en psychische integriteit van de persoon of van derden, hetzij ter voorkoming van de terroristische misdrijven bedoeld in titel 4, hoofdstuk 1, of van de misdrijven gepleegd in het raam van een criminele organisatie, bedoeld in artikel 406.
De in het eerste lid bedoelde wet of de met redenen omklede toestemming van de procureur des Konings bepalen ten minste wie aan het overleg kan deelnemen, met welke finaliteit en volgens welke modaliteiten het overleg zal plaatsvinden.
De deelnemers zijn tot geheimhouding verplicht wat betreft de tijdens het overleg meegedeelde geheimen. Eenieder die dit geheim schendt, wordt gestraft met een straf van niveau 2. De geheimen die tijdens dit overleg worden meegedeeld, kunnen slechts aanleiding geven tot de strafrechtelijke vervolging van de misdrijven waarvoor het overleg werd georganiseerd. § 3. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op de advocaat voor wat betreft het meedelen van vertrouwelijke informatie van zijn cliënt wanneer die zijn cliënt mogelijk aan strafvervolging blootstelt. Afdeling 4. Misdrijven betreffende de vrije uitoefening van de
erediensten
Art. 354.Aantasting van de vrije uitoefening van een eredienst De aantasting van de vrije uitoefening van een eredienst is het opzettelijk: 1° door geweld of bedreiging een of meer personen dwingen of verhinderen een eredienst uit te oefenen, de uitoefening van die eredienst bij te wonen, bepaalde godsdienstige feesten te vieren, bepaalde rustdagen te onderhouden en dientengevolge hun werkhuizen, winkels of magazijnen te openen of te sluiten en een bepaalde arbeid te verrichten of te staken;2° door het verwekken van stoornis of wanorde verhinderen, belemmeren of onderbreken van de uitoefening van een eredienst, gehouden in een plaats die bestemd is of gewoonlijk dient voor de eredienst of bij openbare plechtigheden van die eredienst;3° door daden, woorden, gebaren of bedreigingen beschimpen van de voorwerpen van een eredienst, hetzij in plaatsen die bestemd zijn of gewoonlijk dienen voor de uitoefening ervan, hetzij bij openbare plechtigheden van die eredienst. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 355.Verzwarende factor bij de aantasting van de vrije uitoefening van een eredienst Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor het misdrijf bedoeld in artikel 354, 1°, neemt de rechter in overweging dat het misdrijf werd gepleegd ten nadele van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand. Afdeling 5. Bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de
minderjarigen in het kader van de gerechtelijke procedures
Art. 356.Schending van de persoonlijke levenssfeer van de minderjarigen Schending van de persoonlijke levenssfeer van de minderjarigen is het opzettelijk publiceren of verspreiden, door welk procedé ook, van: 1° het verslag van de debatten voor de jeugdrechtbank, voor de onderzoeksrechter of voor de kamers van het hof van beroep die bevoegd zijn om over het hoger beroep tegen hun beslissingen te oordelen, uitgezonderd de motieven en het beschikkend gedeelte van de in openbare terechtzitting uitgesproken rechterlijke beslissing onder voorbehoud van de toepassing van de bepaling onder 2° ;2° teksten, tekeningen, foto's, beelden of geluidsfragmenten waaruit de identiteit kan blijken van een persoon die wordt vervolgd wegens het plegen van een als misdrijf omschreven feit terwijl hij minderjarig was of ten aanzien van wie een beschermingsmaatregel is genomen door een jeugdgerecht. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. Afdeling 6. Gemeenschappelijke bepaling
Art. 357.Strafuitsluitende verschoningsgrond De in dit hoofdstuk bedoelde gedragingen kunnen niet worden bestraft indien de persoon met een openbare functie die een niet-manifest onrechtmatig bevel uitvoert, heeft gehandeld op bevel van zijn meerderen, in zaken die tot hun bevoegdheid behoren en waarin hij zijn meerdere als ondergeschikte gehoorzaamheid verschuldigd was.
Hoofdstuk 10. Misdrijven tegen de burgerlijke staat van personen Afdeling 1. Misdrijven met betrekking tot het bewijs van de
burgerlijke staat van kinderen
Art. 358.Niet-aangifte van de geboorte van een kind De niet-aangifte van de geboorte van een kind is het opzettelijk nalaten aangifte te doen overeenkomstig het artikel 43 van het oud Burgerlijk Wetboek door de persoon die krachtens het artikel 43, § 1, van hetzelfde Wetboek gehouden is dit te doen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 359.Niet-kennisgeving van een bevalling De niet-kennisgeving van een bevalling is het opzettelijk nalaten kennisgeving te doen van een bevalling aan de ambtenaar van de burgerlijke stand door de persoon die krachtens artikel 42 van het oud Burgerlijk Wetboek gehouden is dit te doen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 360.Niet-kennisgeving van een vondeling De niet-kennisgeving van een vondeling is het opzettelijk nalaten onmiddellijk kennisgeving te doen van een gevonden pasgeboren kind aan de openbare hulpdiensten, zoals bij artikel 45 van het oud Burgerlijk Wetboek is voorgeschreven.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 361.Strafuitsluitende verschoningsgrond De niet-afgifte van een vondeling wordt niet bestraft wanneer de persoon erin heeft toegestemd het kind te zijnen laste te nemen en dienaangaande een verklaring heeft afgelegd bij de gemeenteoverheid van de plaats waar het kind is gevonden.
Art. 362.Onderschuiving van een kind De onderschuiving van een kind is het opzettelijk verwisselen van een kind met een ander kind of het toeschrijven van een kind aan een vrouw die niet van dit kind is bevallen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 363.Obstructie van het bewijs van de burgerlijke staat van een kind De obstructie van het bewijs van de burgerlijke staat van een kind is het opzettelijk vernietigen of het verhinderen van de opmaak van het bewijs van de burgerlijke staat van een kind.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. Afdeling 2. Misdrijven met betrekking tot de adoptie
Art. 364.Onwettige adoptie voor eigen rekening De onwettige adoptie voor eigen rekening is het met bedrieglijk opzet voor zichzelf verkrijgen of proberen te verkrijgen van een adoptie die strijdig is met de wet.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 365.Onwettige adoptie door tussenkomst van derden De onwettige adoptie door tussenkomst van derden is het opzettelijk: 1° optreden als tussenpersoon en voor een derde een adoptie verkrijgen of proberen te verkrijgen zonder lid te zijn van een daartoe vooraf door de bevoegde gemeenschap erkende adoptiedienst;2° als lid van een erkende adoptiedienst voor een derde een adoptie verkrijgen of proberen te verkrijgen die strijdig is met de wet. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3. Afdeling 3. Misdrijven met betrekking tot het huwelijk
Art. 366.Bigamie Bigamie is het opzettelijk aangaan van een ander huwelijk vóór de ontbinding van het voorgaande wettige huwelijk.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Afdeling 4. Gemeenschappelijke bepaling
Art. 367.Verzwarende factor Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf als bedoeld in dit hoofdstuk neemt de rechter in overweging dat het misdrijf werd gepleegd door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie.
Hoofdstuk 11. Misdrijven tegen het lijk en de lijk- bezorging Afdeling 1. Zonder voorafgaande toestemming een begraving of crematie
verrichten
Art. 368.Zonder voorafgaande toestemming een begraving of crematie verrichten Het zonder voorafgaande toestemming een begraving of crematie verrichten is het opzettelijk zonder voorafgaande toestemming van de openbare ambtenaar een begraving of crematie verrichten.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Afdeling 2. Lijk- en grafschennis
Art. 369.Lijkschennis Lijkschennis is het opzettelijk aantasten van de integriteit van het lijk waardoor de nagedachtenis van de overledene werd beledigd of gekwetst.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 370.Grafschennis Grafschennis is het opzettelijk vernielen, neerhalen of beschadigen van graven, gedenktekens opgericht ter nagedachtenis van de overledenen, funeraire urnen of asverspreidingsweiden waardoor de nagedachtenis van de overledene werd beledigd of gekwetst.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Titel 4. Misdrijven tegen de openbare veiligheid Hoofdstuk 1. Terrorisme
Art. 371.Terroristisch misdrijf § 1. Een terroristisch misdrijf is het plegen van een misdrijf bedoeld in de paragrafen 2 en 3 dat door zijn aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kan schaden en opzettelijk gepleegd is met het oogmerk om een bevolking ernstige vrees aan te jagen of om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, of om de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen. § 2. Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bepaald in paragraaf 1, aangemerkt: 1° het opzettelijk doden bedoeld in titel 3, hoofdstuk 1, afdeling 1;2° de foltering bedoeld in titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 1 en de onmenselijke behandeling bedoeld in titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 2;3° de gewelddaden bedoeld in titel 3, hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 1 en de vrouwelijke genitale verminking bedoeld in titel 3, hoofdstuk 4, afdeling 1, onderafdeling 2;4° de misdrijven die een aanslag zijn op de individuele vrijheid bedoeld in titel 3, hoofdstuk 5; 5° de grootschalige vernieling of beschadiging bedoeld in de artikelen 514, 516, 517, 518, 526, 3°, 532 en 533, in artikel 2.4.5.6 van het Belgisch Scheepvaartwetboek, en in artikel 114, § 4, van de wet van 21 maart 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten5 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht; 6° de informaticasabotage bedoeld in de artikelen 531 en 532;7° het kapen van vliegtuigen bedoeld in artikel 30, § 1, 2°, van de wet van 27 juni 1937Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten3 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart; 8° de misdrijven van piraterij en daarmee gelijkgestelde misdrijven bedoeld in artikel 4.5.2.2 en 4.5.2.3 van het Belgisch Scheepvaartwetboek; 9° de misdrijven bedoeld in het koninklijk besluit van 23 september 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten7 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 februari 2000, en die strafbaar zijn gesteld door de artikelen 5 tot 7 van de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen; 10° de misdrijven bedoeld in de artikelen 505, 506, 507, 508, 509, 510, 511, 513, tweede lid, alsook in artikel 2.4.5.5 van het Belgisch Scheepvaartwetboek in de omstandigheden bedoeld in artikel 4.1.2.17, § 2, van het Belgisch Scheepvaartwetboek, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht; 11° de misdrijven bedoeld in de wet van 8 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten8 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens;12° de misdrijven bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 10 juli 1978 houdende goedkeuring van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens, opgemaakt te Londen, Moskou en Washington op 10 april 1972;13° de poging, in de zin van artikel 9, § 1, tot het plegen van een van de misdrijven bedoeld in de bepalingen onder 1° tot 12°. Behalve indien het misdrijf strafbaar is met een straf van niveau 8, worden de straffen voorzien voor de misdrijven opgesomd in het voorgaande lid, vervangen door een straf van het onmiddellijk hoger niveau. § 3. Als terroristisch misdrijf wordt onder de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1 eveneens aangemerkt: 1° andere dan in paragraaf 2 bedoelde grootschalige vernieling of beschadiging, of het veroorzaken van een overstroming van een infrastructurele voorziening, een vervoerssysteem, een publiek of privaat eigendom, waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht of aanzienlijke economische schade wordt aangericht;2° het kapen van andere transportmiddelen dan die bedoeld in de bepalingen onder 7° en 8° van paragraaf 2;3° het vervaardigen, bezitten, verwerven, vervoeren, of leveren van kernwapens, radiologische wapens of chemische wapens, het gebruik van kernwapens, biologische, radiologische of chemische wapens, alsmede het verrichten van onderzoek in en het ontwikkelen van radiologische of chemische wapens;4° het laten ontsnappen van gevaarlijke stoffen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;5° het verstoren of onderbreken van de toevoer van water, elektriciteit of andere essentiële natuurlijke hulpbronnen waardoor mensenlevens in gevaar worden gebracht;6° de bedreiging met het plegen van één van de strafbare feiten bedoeld in paragraaf 2 of in deze paragraaf. De misdrijven bedoeld in het eerste lid worden als volgt bestraft: a) het misdrijf bedoeld in de bepaling onder 6° wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer de dreiging betrekking heeft op een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 2 of 3;het wordt bestraft met een straf van niveau 4 wanneer de dreiging betrekking heeft op een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 4 of meer; b) de misdrijven bedoeld in de bepalingen onder 1°, 2° en 5° worden bestraft met een straf van niveau 5;c) de misdrijven bedoeld in 3° en 4° worden bestraft met een straf van niveau 8.
Art. 372.Definitie van terroristische groep Een terroristische groep is iedere gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die sinds enige tijd bestaat en die in onderling overleg optreedt om terroristische misdrijven te plegen, bedoeld in artikel 371.
Een organisatie waarvan het feitelijk oogmerk uitsluitend politiek, vakorganisatorisch, menslievend, levensbeschouwelijk of godsdienstig is of die uitsluitend enig ander rechtmatig oogmerk nastreeft, kan als zodanig niet beschouwd worden als een terroristische groep in de zin van het eerste lid.
Art. 373.Deelname aan een terroristische groep Deelname aan een terroristische groep is het opzettelijk deelnemen aan enige activiteit van een terroristische groep, onder meer door het verstrekken van gegevens of materiële middelen aan een terroristische groep of door het in enigerlei vorm financieren van enige activiteit van een terroristische groep, terwijl men wist of moest weten dat zijn deelname zou kunnen bijdragen tot het plegen van een misdrijf door de terroristische groep.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 374.Deelname aan het nemen van een beslissing binnen een terroristische groep Deelname aan het nemen van een beslissing binnen een terroristische groep is het opzettelijk deelnemen aan het nemen van een beslissing in het kader van de activiteiten van een terroristische groep, terwijl men wist of moest weten dat deze deelname zou kunnen bijdragen tot het plegen van een misdrijf door deze terroristische groep.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 375.Verzwaarde deelname aan een terroristische groep De deelname aan een terroristische groep als leidend persoon wordt bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 376.Aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven en verheerlijken van terrorisme Aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven is, onverminderd de toepassing van de artikelen 373, 374 en 375, het verspreiden of anderszins publiekelijk ter beschikking stellen van een boodschap met het oogmerk aan te zetten tot het plegen van één van de in de artikelen 371 en 382, bedoelde misdrijven, met uitzondering van het in artikel 371, § 3, 6°, bedoelde misdrijf, indien dergelijk gedrag, ongeacht of het al dan niet rechtstreeks aanstuurt op het plegen van terroristische misdrijven, het risico oplevert dat één of meer van deze misdrijven mogelijk worden gepleegd.
Verheerlijken van terrorisme is het in het openbaar, ontkennen, schromelijk minimaliseren, pogen te rechtvaardigen of goedkeuren van een van de in de artikelen 371 en 382 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het in artikel 371, § 3, 6°, bedoelde misdrijf, wanneer dit gedrag een ernstig en reëel gevaar oplevert dat een of meer van deze misdrijven mogelijk worden gepleegd en het gedrag met dat oogmerk werd gepleegd.
Deze misdrijven worden bestraft met een straf van niveau 3 wanneer zij betrekking hebben op een terroristisch misdrijf strafbaar met een straf van niveau 2 of meer of niveau 4 wanneer zij betrekking hebben op een terroristisch misdrijf strafbaar met een straf van niveau 5 of meer.
Art. 377.Aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven en verheerlijken van terrorisme ten aanzien van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand Het aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven en het verheerlijken van terrorisme worden bestraft met een straf van niveau 5 wanneer zij zich specifiek richten tot een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand.
Art. 378.Aanwerven met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf Aanwerven met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf is het aanwerven van een andere persoon met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen van een van de in de artikelen 371, 373, 374, 375 of 382 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6°.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 379.Aanwerven met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf gericht tot een minderjarige of persoon in een kwetsbare toestand Het aanwerven met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5 wanneer het aanwerven zich specifiek richt tot een minderjarige of persoon in een kwetsbare toestand.
Art. 380.Onderrichten of opleiden met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf Onderrichten of opleiden met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf is: 1° het geven van onderrichtingen of het verschaffen van een opleiding voor de vervaardiging of het gebruik van explosieven, vuurwapens of andere wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen, dan wel voor andere specifieke methoden en technieken met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen van een van de misdrijven bedoeld in artikel 371, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6° ;2° zich in België of in het buitenland onderrichtingen doen geven of een opleiding volgen als bedoeld in de bepaling onder 1°, met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen van een van de in artikel 371 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6° ;3° in België of in het buitenland door zelf kennis verwerven of zichzelf vormen in de materies bedoeld in de bepaling onder 1° met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen van een van de in artikel 371 bedoelde misdrijven, met uitzondering van het misdrijf als bedoeld in artikel 371, § 3, 6°. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 381.Onderrichten of opleiden met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf gericht tot een minderjarige of persoon in een kwetsbare toestand Onderrichten of opleiden met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf bedoeld in de bepaling onder 1° van het artikel 380 wordt bestraft met een straf van niveau 5 indien de onderrichtingen of de opleiding zich specifiek richten tot een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand.
Art. 382.Binnenkomen of verlaten van het nationaal grondgebied met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf en het organiseren of op enige andere wijze faciliteren van reizen met terroristisch oogmerk Binnenkomen of verlaten van het nationaal grondgebied met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf is, onverminderd de toepassing van de artikelen 373, 374 en 375: 1° het nationaal grondgebied verlaten met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen, in België of in het buitenland, van een misdrijf bedoeld in de artikelen 371, 373 tot 381, 384 tot 386, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6° ;2° het binnenkomen van het nationaal grondgebied met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen, in België of in het buitenland, van een misdrijf bedoeld in de artikelen 371, 373 tot 381, 384 tot 386, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6°. Het organiseren of op enige andere wijze faciliteren van reizen met terroristische oogmerk is, onverminderd de toepassing van de artikelen 373, 374, en 375, het organiseren of op enige andere wijze faciliteren van een reis vanuit of naar België voor een persoon met het oog op het, in België of het buitenland, plegen van of het bijdragen tot het plegen van een misdrijf bedoeld in de artikelen 371, 373 tot 381, 384 tot 386, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6°.
Deze misdrijven worden bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 383.Voorbereiden van het plegen van een terroristisch misdrijf § 1. Voorbereiden van het plegen van een terroristisch misdrijf is het opzettelijk voorbereiden van het plegen van een misdrijf bedoeld in artikel 371, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6°, en van de misdrijven bestraft met een straf van niveau 2.
Dit misdrijf wordt bestraft: - met een straf van niveau 3 indien het voorbereide misdrijf bestraft wordt met een straf van niveau 3 of van niveau 4; - met een straf van niveau 4 indien het voorbereide misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5 of van niveau 6; - met een straf van niveau 5 indien het voorbereide misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 7 of van niveau 8. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "voorbereiden" onder meer verstaan: 1° het verzamelen van inlichtingen over locaties, gebeurtenissen, evenementen of personen waardoor het mogelijk is een actie te plegen op die locaties of gedurende deze gebeurtenissen of evenementen of schade toe te brengen aan die personen, en het observeren van die locaties, gebeurtenissen, evenementen of personen;2° het voorhanden hebben, zoeken, aanschaffen, vervoeren of vervaardigen van voorwerpen of stoffen die van aard zijn dat zij een gevaar kunnen uitmaken voor een ander of aanzienlijke economische schade kunnen aanrichten;3° het voorhanden hebben, zoeken, aanschaffen, vervoeren of vervaardigen van financiële of materiële middelen, valse of illegaal verkregen documenten, informaticadragers, communicatiemiddelen, transportmiddelen;4° het voorhanden hebben, zoeken of aanschaffen van ruimten die een schuilplaats, vergaderplaats, ontmoetingsplaats of onderdak kunnen bieden;5° het voorafgaandelijk opeisen van het plegen van een terroristisch misdrijf, met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 371, § 3, 6°, om het even in welke vorm en via welk middel deze opeising plaatsvindt.
Art. 384.Ter beschikking stellen van gegevens of materiële middelen met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf Ter beschikking stellen van gegevens of materiële middelen met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf is het, op enigerlei wijze, direct of indirect, verstrekken of inzamelen van gegevens of materiële middelen, daaronder begrepen financiële hulp, met het oogmerk dat deze worden gebruikt of in de wetenschap dat zij, geheel of gedeeltelijk, zullen worden gebruikt, om een misdrijf als bedoeld in de artikelen 371 of 373 tot 383 te plegen of eraan bij te dragen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer het ter beschikking stellen gelinkt is aan een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 4 of lager of niveau 4 wanneer het ter beschikking stellen gelinkt is aan een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 5 of meer.
Art. 385.Ter beschikking stellen van gegevens of materiële middelen aan een terroristische persoon Ter beschikking stellen van gegevens of materiële middelen aan een terroristische persoon is het, op enigerlei wijze, direct of indirect, opzettelijk verstrekken of inzamelen van gegevens of materiële middelen, daaronder begrepen financiële hulp, met het oogmerk dat deze worden gebruikt of in de wetenschap dat zij, geheel of gedeeltelijk, zullen worden gebruikt, door een andere persoon wanneer de persoon die de materiële middelen verstrekt of inzamelt weet dat die andere persoon een misdrijf als bedoeld in artikel 371 pleegt of zal plegen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4 wanneer het ter beschikking stellen gelinkt is aan een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 4 of lager of niveau 5 wanneer het ter beschikking stellen gelinkt is aan een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 5 of meer.
Art. 386.Verzwaard ter beschikking stellen van gegevens of materiële middelen met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf of aan een terroristische persoon Het ter beschikking stellen van gegevens of materiële middelen met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf of aan een terroristisch persoon wordt bestraft met een straf van niveau 4 wanneer het ter beschikking stellen gelinkt is aan een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 4 of lager, of niveau 5 wanneer het ter beschikking stellen gelinkt is aan een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 5 of meer, indien het verstrekken of het inzamelen van de gegevens of materiële middelen plaatsvindt met het oogmerk dat ze geheel of gedeeltelijk gebruikt zouden worden door een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand met het oog op het plegen of het bijdragen tot het plegen van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 371.
Art. 387.Toepassingsgebied Dit hoofdstuk is niet van toepassing op daden gepleegd in het kader van een internationaal gewapend conflict of een gewapend conflict van niet-internationale aard, door strijdkrachten van een partij bij het conflict wanneer deze daden vallen onder de toepasselijke regels van het internationaal humanitair recht en ermee overeenstemmen.
Dit hoofdstuk is evenmin van toepassing op handelingen, buiten een gewapend conflict, van de strijdkrachten van een Staat in het kader van de uitoefening van hun officiële taken.
Art. 388.Vrijwaringsclausule van de fundamentele rechten en vrijheden Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan worden gelezen in die zin dat zij een beperking of belemmering beoogt van fundamentele rechten of vrijheden, zoals het stakingsrecht, de vrijheid van vergadering en vereniging, waaronder het recht om, voor de verdediging van de eigen belangen, samen met anderen vakbonden op te richten dan wel zich erbij aan te sluiten, evenals het daarmee samenhangende recht van betoging, de vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder de vrijheid van drukpers en de vrijheid van meningsuiting in andere media, en zoals onder meer verankerd in de artikelen 8 tot 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Hoofdstuk 2. Aanslag op en samenspanning tegen de burgerlijke vrede
Art. 389.Aanslag op de burgerlijke vrede Aanslag op de burgerlijke vrede is: 1° het wapenen van de burgers of het aanzetten van de burgers zich te wapenen tegen elkaar, met het oogmerk een burgeroorlog uit te lokken;2° het plegen van een aanslag met het oogmerk een verwoesting, een massamoord of een plundering op een of meer plaatsen aan te richten. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 390.Samenspanning tegen de burgerlijke vrede Samenspanning tegen de burgerlijke vrede is elke samenspanning met het oogmerk een aanslag op de burgerlijke vrede te plegen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 391.Voorbereiding van een aanslag op de burgerlijke vrede Voorbereiding van een aanslag op de burgerlijke vrede is elke samenspanning tegen de burgerlijke vrede die is gevolgd door enige opzettelijk aangenomen gedraging om de uitvoering ervan voor te bereiden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 392.Strafuitsluitende verschoningsgrond De persoon die, vóór het plegen van een aanslag en vóór het aanvangen van enige vervolging, een samenspanning of een voorbereiding van een aanslag en alle informatie waarover hij beschikt omtrent de omstandigheden en daders van het misdrijf aan de overheid ter kennis brengt, wordt niet gestraft.
Hoofdstuk 3. Vorming van gewapende groepen en deelneming aan dergelijke groepen
Art. 393.Onwettige lichting van gewapende krijgsbenden Onwettige lichting van gewapende krijgsbenden is het opzettelijk lichten van gewapende krijgsbenden, aanwerven of ronselen van krijgslieden of het leveren of verschaffen van wapens of munitie aan hen, zonder bevel of toelating van de regering.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 394.Deelneming aan een private militie Deelneming aan een private militie is het opzettelijk deel uitmaken van een private militie of elke andere organisatie van private personen, opgericht buiten de gevallen in de wet bepaald, waarvan het doel is geweld te gebruiken of het leger of de politie te vervangen, zich met hun werking in te laten of in hun plaats op te treden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 395.Verzwaarde deelneming aan een private militie Deelneming aan een private militie in de hoedanigheid van leidend persoon wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 396.Onwettig optreden van een groep met militair voorkomen Onwettig optreden van een groep met militair voorkomen is het opzettelijk organiseren van of deelnemen aan het in het openbaar optreden van private personen in groep die, hetzij door de door hen gehouden oefeningen, hetzij door het uniform of de uitrustingsstukken die zij dragen het voorkomen van militaire troepen hebben.
Het eerste lid is van toepassing noch op groepen die uitsluitend een cultureel of liefdadig doel beogen, noch op oefeningen die uitsluitend uitgevoerd worden in het kader van een door de bevoegde overheid erkende sport, noch op vooraf aan de lokale overheden aangekondigde en wettig georganiseerde activiteiten die bestaan uit de reconstructie van historische gebeurtenissen, noch op in het kader van de wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten1 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid daartoe erkende opleidingsinstellingen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 397.Collectieve geweldstraining Collectieve geweldstraining is het opzettelijk organiseren van of deelnemen aan collectieve oefeningen, met of zonder wapens, bestemd om particulieren in het gebruik van geweld te onderrichten.
Het eerste lid is van toepassing noch op oefeningen die uitsluitend beoefend worden in het kader van een door de bevoegde overheid erkende sport, noch op vooraf aan de lokale overheden aangekondigde en wettig georganiseerde activiteiten die bestaan uit de reconstructie van historische gebeurtenissen, noch op in het kader van de wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten1 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid daartoe erkende opleidingsinstellingen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 398.Onwettige militaire bevelvoering Onwettige militaire bevelvoering is het opzettelijk: 1° nemen van het bevel over een legerkorps, een troepeneenheid, een oorlogsschip, een versterkte vesting, een post, een haven of een stad, zonder daar het recht of een wettige reden toe te hebben;2° behouden van enig militair bevel, tegen het bevel van de regering;3° bijeenhouden, door een bevelhebber, van zijn leger of zijn troepeneenheid nadat de afdanking of de ontbinding ervan is gelast. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 399.Leiding over en organisatie van een oproerige gewapende bende Leiding over en organisatie van een oproerige gewapende bende is het lichten, leiden of organiseren van een gewapende bende of het vervullen van enige functie daarin of voeren van enig bevel daarover: 1° met het oogmerk zich openbare goederen toe te eigenen, openbare eigendommen of gebouwen te overmeesteren of de openbare macht bij haar optreden tegen de daders van die misdrijven aan te vallen of te weerstaan;2° met het oogmerk openbare eigendommen of eigendommen van een algemeenheid van burgers te plunderen of te verdelen of de openbare macht bij haar optreden tegen de daders van die misdrijven aan te vallen of te weerstaan. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 400.Deelneming aan een oproerige gewapende bende Deelneming aan een oproerige gewapende bende is het opzettelijk deel uitmaken van een gewapende bende bedoeld in het artikel 399 zonder daarin enig bevel te voeren of enige bediening uit te oefenen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 401.Strafuitsluitende verschoningsgrond Diegene die van een oproerige gewapende bende deel uitmaakt zonder daarover enig bevel te voeren en zonder daarin enige bediening of enige functie uit te oefenen en die zich terugtrekt op de eerste waarschuwing van de burgerlijke of de militaire overheid, of zelfs naderhand, wanneer hij buiten de plaats van de oproerige bijeenkomst wordt gevat zonder tegenstand te bieden en zonder wapens, wordt niet gestraft.
Art. 402.Verschaffen van onderdak aan een oproerige gewapende bende Verschaffen van onderdak aan een oproerige gewapende bende is het opzettelijk verschaffen van onderdak, een schuilplaats of een vergaderplaats aan een oproerige gewapende bende of een deel ervan, met kennis van het doel of de aard van die bende.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Deze bepaling laat de toepassing van artikel 19 onverlet.
Hoofdstuk 4. Vereniging met het oog op het plegen van een misdrijf en criminele organisatie Afdeling 1. Vereniging met het oog op het plegen van een misdrijf
Art. 403.Definitie van vereniging van misdadigers Een vereniging van misdadigers is elke vereniging van meer dan twee personen met het oogmerk een aanslag te plegen op personen of op eigendommen. Zij bestaat door het enkel feit van het inrichten van de bende.
Art. 404.Deelneming aan een vereniging van misdadigers Deelneming aan een vereniging van misdadigers is het opzettelijk: 1° deel uitmaken van een vereniging van misdadigers;2° verschaffen van wapens, materiaal voor het plegen van misdrijven, onderdak, een schuilplaats of een vergaderplaats aan die vereniging of een deel ervan. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer de vereniging tot doel heeft misdrijven te plegen die strafbaar zijn met een straf van niveau 5 of van een hoger niveau.
Het wordt bestraft met een straf van niveau 2 wanneer de vereniging tot doel heeft misdrijven te plegen die strafbaar zijn met een straf van niveau 4 of van een lager niveau.
Art. 405.Deelneming aan een vereniging van misdadigers als leidend persoon Deelneming aan een vereniging van misdadigers als leidend persoon is het opzettelijk de aanstoker of het hoofd zijn van een vereniging van misdadigers of enig bevel daarin voeren.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4 wanneer de vereniging tot doel heeft misdrijven te plegen die strafbaar zijn met een straf van niveau 5 of van een hoger niveau.
Het wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer de vereniging tot doel heeft misdrijven te plegen die strafbaar zijn met een straf van niveau 4 of van een lager niveau. Afdeling 2. Criminele organisatie
Art. 406.Definitie van criminele organisatie Een criminele organisatie is iedere gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die duurt in de tijd, met als oogmerk het in onderling overleg plegen van misdrijven die strafbaar zijn met een straf van niveau 3 of van een hoger niveau, om direct of indirect vermogensvoordelen te verkrijgen.
Art. 407.Deelneming aan een criminele organisatie Deelneming aan een criminele organisatie is het opzettelijk: 1° deel uitmaken van een criminele organisatie die gebruik maakt van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of omkoping of commerciële of andere structuren aanwendt om het plegen van de misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken, ook al heeft de dader niet de bedoeling een misdrijf in het raam van die organisatie te plegen of daaraan deel te nemen op één van de in artikel 19 bedoelde wijzen;2° deelnemen aan de voorbereiding of de uitvoering van enige geoorloofde activiteit van die criminele organisatie, terwijl de dader weet dat zijn deelneming bijdraagt tot de doelstellingen van deze criminele organisatie, zoals omschreven in artikel 407. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 408.Deelneming aan een criminele organisatie als beslissingsnemer Deelneming aan een criminele organisatie als beslissingsnemer is het deelnemen aan het nemen van welke beslissing dan ook in het kader van activiteiten van de criminele organisatie, terwijl de dader weet dat zijn deelneming bijdraagt tot de doelstellingen van deze criminele organisatie, zoals omschreven in artikel 406.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 409.Deelneming aan een criminele organisatie als leidend persoon Deelneming aan een criminele organisatie wordt bestraft met een straf van niveau 4 wanneer de dader een leidend persoon is in de criminele organisatie.
Art. 410.Strafuitsluitende verschoningsgrond De persoon die, vóór enige poging tot het plegen van een van de misdrijven die het doel van de vereniging zijn, en vóór enige vervolging, het bestaan van de verenigingen en organisaties bedoeld in de afdelingen 1 en 2 en alle informatie waarover hij beschikt omtrent de omstandigheden van het misdrijf en de namen van de personen die daarin een bevelvoerende functie uitoefenen aan de overheid kenbaar maakt, wordt niet gestraft.
Art. 411.Verbeurdverklaring De rechter spreekt de verbeurdverklaring uit van de goederen waarover de criminele organisatie beschikt en waarvan is aangetoond dat ze nuttig zijn geweest om bij te dragen aan de criminele activiteiten die de organisatie ten laste worden gelegd, behoudens wanneer dit voor gevolg zou hebben dat de veroordeelde wordt onderworpen aan een onredelijk zware straf.
Artikel 53, § 2, tweede lid, § 3 en §§ 6 tot 9, is van toepassing op deze verbeurdverklaring.
Hoofdstuk 5. Externe beveiliging van kernmateriaal en ander radioactief materiaal
Art. 412.Behandeling zonder vergunning van kernmateriaal De behandeling zonder vergunning van kernmateriaal is dat een persoon opzettelijk en zonder vergunning, verleend door het bevoegd gezag, of niet op de voorwaarden daarin gesteld, zich kernmateriaal laat afgeven, dan wel zodanig materiaal verkrijgt, in zijn bezit houdt, gebruikt, verandert, afstaat, achterlaat, vervoert of verspreidt.
Dit misdrijf wordt gestraft met een straf van niveau 3.
Art. 413.Verzwaarde behandeling zonder vergunning van kernmateriaal § 1. De behandeling zonder vergunning van kernmateriaal wordt gestraft met een straf van niveau 4, indien het strafbaar feit voor een ander heeft veroorzaakt: 1° een schending van de integriteit van de derde graad;2° de algemene of gedeeltelijke vernietiging van gebouwen, bruggen, dijken, straatwegen, spoorwegen, sluizen, magazijnen, werkplaatsen, loodsen, schepen, vaartuigen, vliegtuigen of andere kunstwerken of bouwwerken die aan een ander toebehoren. § 2. De behandeling zonder vergunning van kernmateriaal wordt gestraft met een straf van niveau 5, indien het strafbaar feit, gepleegd zonder het oogmerk om te doden, toch de dood heeft veroorzaakt.
Art. 414.Sabotage van kernmateriaal of van nucleaire installaties De sabotage van kernmateriaal of van nucleaire installaties is dat een persoon opzettelijk en zonder door het bevoegd gezag verleende vergunning, of buiten de hierin gestelde voorwaarden, een handeling begaat die gericht is tegen kernmateriaal of tegen een installatie waarin kernmateriaal vervaardigd, verwerkt, gebruikt, behandeld, opgeslagen of definitief geborgen wordt of een handeling die de werking van een dergelijke installatie verstoort, indien hij door die handelingen en ingevolge blootstelling aan stralingen of vrijlating van radioactieve stoffen: 1° de dood van of ernstige letsels aan een persoon, dan wel aanzienlijke schade aan goederen of aan het milieu met opzet veroorzaakt of weet dat hij dit kan veroorzaken, of;2° een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een internationale organisatie of een regering met opzet ertoe dwingt een handeling te verrichten, dan wel zich daarvan te onthouden. Dit misdrijf wordt gestraft met een straf van niveau 5.
Art. 415.Illegaal bezit van radioactief materiaal of van radioactieve instrumenten Het illegaal bezit van radioactief materiaal of van radioactieve instrumenten is dat een persoon opzettelijk en zonder door het bevoegd gezag verleende vergunning, of buiten de hierin gestelde voorwaarden, radioactief materiaal ander dan kernmateriaal of radioactieve instrumenten op enige wijze bewaart, vervaardigt of gebruikt, indien hij door die handelingen: 1° de dood van of ernstige letsels aan een persoon, dan wel aanzienlijke schade aan goederen of aan het milieu met opzet veroorzaakt of weet dat hij dit kan veroorzaken;2° een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een internationale organisatie of een regering met opzet ertoe dwingt een handeling te verrichten, dan wel zich daarvan te onthouden. Dit misdrijf wordt gestraft met een straf van niveau 4.
Art. 416.Sabotage van radioactief materiaal of van radioactieve instrumenten De sabotage van radioactief materiaal of van radioactieve instrumenten is dat een persoon opzettelijk en zonder door het bevoegd gezag verleende vergunning, of buiten de hierin gestelde voorwaarden, een handeling begaat gericht tegen radioactief materiaal ander dan kernmateriaal of radioactieve instrumenten, indien hij door die handelingen: 1° de dood van of ernstige letsels aan een persoon, dan wel aanzienlijke schade aan goederen of aan het milieu met opzet veroorzaakt of weet dat hij dit kan veroorzaken, of;2° een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een internationale organisatie of een regering met opzet ertoe dwingt een handeling te verrichten, dan wel zich daarvan te onthouden. Dit misdrijf wordt gestraft met een straf van niveau 4.
Art. 417.Gebruik van dwang met het oog op de overdracht van radioactief materiaal of radioactieve instrumenten of van nucleaire installaties Het gebruik van dwang met het oog op de overdracht van radioactief materiaal of radioactieve instrumenten of van nucleaire installaties is dat een persoon opzettelijk en zonder door het bevoegd gezag verleende vergunning, of buiten de hierin gestelde voorwaarden, de overdracht van radioactief materiaal of radioactieve instrumenten of van nucleaire installaties eist door bedreiging, in omstandigheden die deze geloofwaardig maken, of door gebruik van geweld.
Dit misdrijf wordt gestraft met een straf van niveau 3.
Art. 418.Wederrechtelijke binnendringing in een nucleaire installatie De wederrechtelijke binnendringing in een nucleaire installatie is dat een persoon die extern is aan een installatie waarin kernmateriaal vervaardigd, verwerkt, gebruikt, behandeld, opgeslagen of definitief geborgen wordt, opzettelijk en zonder een bevel van de overheid en buiten de gevallen waarin de wet het toelaat, binnendringt of tracht binnen te dringen in de gedeeltes van een dergelijke installatie waarvan de toegang beperkt is tot de in artikel 8bis, §§ 1 tot 4, van de wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen bedoelde personen, hetzij zonder hiervoor de toestemming te hebben gekregen van de exploitant of zijn aangestelde, hetzij door gebruik te maken van listige kunstgrepen om de exploitant of zijn aangestelde te misleiden over zijn bevoegdheid om in deze gedeeltes van de installatie binnen te dringen.
Dit misdrijf wordt gestraft met een straf van niveau 2.
Hoofdstuk 6. Schending van havengebieden of binnendringen van een voertuig
Art. 419.Binnendringing in een havengebied Binnendringing in een havengebied is het opzettelijk zonder daartoe gemachtigd of toegelaten te zijn, binnenkomen of binnendringen in een havenfaciliteit, bedoeld in artikel 2.5.2.3, 5°, van het Belgisch Scheepvaartwetboek, of in een onroerend dan wel roerend goed binnen de grenzen van een haven in de zin van dezelfde wet.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 420.Verzwaarde binnendringing in een havengebied Binnendringing in een havengebied wordt bestraft met een straf van niveau 2 indien: 1° van de betrokken activiteit een gewoonte wordt gemaakt;2° het misdrijf gepleegd werd bij nacht;3° het misdrijf gepleegd werd door twee of meer personen;4° het misdrijf gepleegd werd met bedrieglijk opzet of het oogmerk te schaden;5° het misdrijf gepleegd werd door middel van geweld of bedreiging;6° de dader een kritieke infrastructuur in de zin van de wet van 1 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren is binnengegaan of binnengedrongen.
Art. 421.Binnendringen in een voertuig In de context van de misdrijven voorzien in de artikelen 258 tot 260 bestaat het binnendringen in een voertuig in het opzettelijk binnengaan van een voertuig, een vaartuig, een wagon, een container, een oplegger of een vliegtuig, zonder daartoe gemachtigd of toegelaten te zijn.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 422.Strafuitsluitende verschoningsgrond Behoudens toepassing van artikel 264 dat reeds een strafuitsluitende verschoningsgrond voor slachtoffers van mensenhandel bevat, worden slachtoffers van mensensmokkel die als rechtstreeks gevolg van de op hen uitgeoefende dwang deelnemen aan de misdrijven bedoeld in dit hoofdstuk, niet gestraft voor die misdrijven.
Hoofdstuk 7. Verbod van gezichtsbedekking in de publieke ruimte
Art. 423.Verbod van gezichtsbedekking in de publieke ruimte Het verbod van gezichtsbedekking in de publieke ruimte is het zich opzettelijk, behoudens andersluidende wetsbepalingen, in de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat men niet herkenbaar is.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 424.Rechtvaardigingsgrond Er is geen misdrijf wanneer diegenen die zich op plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn begeven met hun gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodanig dat ze niet kunnen worden geïdentificeerd, dit doen op grond van arbeidsreglementen of een politieverordening naar aanleiding van feestactiviteiten.
Titel 5. Valsheden Hoofdstuk 1. Bescherming van de munt, van de effecten, van de veiligheidskenmerken en van de zegels, stempels, keurstempels en merken en van de niet-contante betaalinstrumenten. Afdeling 1. Betekenis van enkele in dit hoofdstuk gebruikte termen
Art. 425.Definities Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° de effecten: de obligaties en de daartoe behorende rentebewijzen, de kasbonnen, de cheques of de overschrijvingen uitgegeven door de schatkist, alsook de obligaties van de openbare schuld van een andere Staat, de aandelen, de obligaties of de andere effecten die wettig zijn uitgegeven door de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de gemeenten, de openbare besturen of instellingen, onder welke benaming ook, door vennootschappen of particulieren, alsook de rente- of dividendbewijzen behorende tot die verschillende effecten, ongeacht of zij zijn uitgegeven in België of in een andere Staat;2° het materiaal bestemd tot het vervaardigen van de munt of de effecten: de muntstempels, muntmatrijzen, giet- of drukvormen, platen of andere voorwerpen of middelen bestemd tot het vervaardigen van de munt of van effecten;3° de plakpostzegels en de andere zegels: de plakpostzegels, de andere nationale of buitenlandse plakzegels, de zegels die gedrukt worden op de documenten die bpost of de post van een andere staat uitgeeft, de frankeerwaarde die vertegenwoordigd worden door afdrukken van machines of door symbolen die door bpost of door de post van een andere Staat erkend zijn; De zegels die gedrukt worden op de documenten en de frankeerwaarde die vertegenwoordigd wordt door afdrukken van machines of door symbolen die uitgegeven worden of erkend worden door een onderneming die postdiensten aanbiedt vallen onder toepassing van deze definitie. 4° de veiligheidskenmerken: hologrammen, watermerken of andere muntbestanddelen die worden gebruikt om de munt tegen namaking of vervalsing te beveiligen;5° het niet-contant betaalinstrument: een immaterieel of materieel, beveiligd apparaat of voorwerp of een immateriële of materiële, beveiligde registratie, of een combinatie daarvan, waarmee de houder of gebruiker, al dan niet in combinatie met een procedure of geheel van procedures, geld of monetaire waarde kan overmaken, waaronder door middel van digitale betaalmiddelen, en dat niet wordt bedoeld in artikel 79, 27°. Afdeling 2. Bescherming van de munt, van de effecten, van het
materiaal voor het vervaardigen van de munt of de effecten en van de veiligheidskenmerken
Art. 426.Gemeenschappelijke bepaling De bepalingen van afdeling 2 zijn zonder onderscheid van toepassing op de munten die reeds zijn uitgegeven en in omloop zijn gebracht als wettig betaalmiddel en op de munten die, hoewel zij bestemd zijn om in omloop te worden gebracht als wettig betaalmiddel, nog niet zijn uitgegeven.
De straffen waarin is voorzien voor de misdrijven betreffende de euro omschreven in afdeling 2 zijn van toepassing op dezelfde misdrijven gepleegd ten overstaan van de munt die niet wettelijk gangbaar meer is of waarvan de uitgifte niet meer toegelaten is ingevolge de introductie of de aanneming van de chartale euro.
Art. 427.Namaking en vervalsing van de munt, van de effecten en van het materiaal bestemd tot het vervaardigen van de munt of de effecten § 1. Namaking van de munt, van de effecten en van het materiaal bestemd tot het vervaardigen van de munt of van de effecten is het met bedrieglijk opzet nabootsen van de munt, van effecten of van het echte materiaal bestemd tot het vervaardigen van de munt of de effecten, door het vervaardigen van niet-authentieke munten, niet-authentieke effecten of niet-authentiek materiaal bestemd tot het vervaardigen van de munt of de effecten.
Vervalsing van de munt, van de effecten en van het materiaal bestemd tot het vervaardigen van de munt of de effecten is het met bedrieglijk opzet aantasten van de munt, van de effecten of van het materiaal bestemd tot het vervaardigen van de munt of de effecten teneinde er wijzigingen in aan te brengen. § 2. De namaking en de vervalsing van de munt en van de effecten worden bestraft met een straf van niveau 4.
De namaking en de vervalsing van het materiaal voor het vervaardigen van de munt of de effecten worden bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 428.In omloop brengen van valse munten of valse effecten In omloop brengen van valse munten of valse effecten is het met bedrieglijk opzet in omloop brengen van de nagemaakte, vervalste of beschadigde munt of effecten.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 429.Overdracht van valse munten of valse effecten Overdracht van valse munten of valse effecten is het invoeren, uitvoeren, vervoeren, ontvangen of zich aanschaffen van de nagemaakte, vervalste of beschadigde munt of effecten met het oogmerk deze in omloop te brengen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 430.Overdracht van materiaal bestemd tot het vervaardigen van de munt of van de veiligheidskenmerken Overdracht van materiaal bestemd tot het vervaardigen van de munt of van de veiligheidskenmerken is het met bedrieglijk opzet ontvangen, zich aanschaffen of in bezit hebben van: - het nagemaakte of vervalste materiaal bestemd tot het vervaardigen van de munt; - het echte materiaal bestemd tot het vervaardigen van de munt; - de veiligheidskenmerken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 431.Weer in omloop brengen van de valse munten of valse effecten die te goeder trouw ontvangen zijn Weer in omloop brengen van de valse munten of valse effecten die te goeder trouw ontvangen zijn, is het met bedrieglijk opzet weer in omloop brengen van de nagemaakte, vervalste of beschadigde munt of effecten, die voor echt ontvangen zijn, maar waarvan men het nagemaakte, vervalste of beschadigde karakter na ontvangst heeft vastgesteld.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Afdeling 3. Illegaal in omloop brengen van de munt en vervaardigen en
in omloop brengen van de drukwerken of formulieren die een munt, effecten, plakpostzegels en andere zegels nabootsen
Art. 432.Illegaal in omloop brengen van een geldteken Illegaal in omloop brengen van een geldteken is het opzettelijk uitgeven van het geldteken bestemd om in het publiek te circuleren als betaalmiddel zonder hiertoe gemachtigd te zijn door de bevoegde overheid.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 433.Vervaardigen en in omloop brengen van drukwerken of formulieren die het voorkomen van de munt, effecten, plakpostzegels of andere zegels hebben Vervaardigen en het in omloop brengen van drukwerken of formulieren die het voorkomen van de munt, effecten, plakpostzegels of andere zegels hebben, is het opzettelijk vervaardigen, verkopen, colporteren of verspreiden van drukwerken of formulieren die, door hun uiterlijke vorm, een gelijkenis vertonen met de munt, effecten, plakpostzegels of andere zegels, die van zodanige aard is dat zij het aannemen van die drukwerken of formulieren in de plaats van de nagebootste munt, effecten of zegels vergemakkelijkt.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Afdeling 4. Bescherming van niet-contante betaalinstrumenten
Art. 434.Namaking en vervalsing van niet-contante betaalinstrumenten § 1. Namaking van niet-contante betaalinstrumenten is het met bedrieglijk opzet nabootsen van het niet-contante betaalinstrument, door het vervaardigen van niet-authentieke niet-contante betaalinstrumenten.
Vervalsing van niet-contante betaalinstrumenten is het met bedrieglijk opzet aantasten van het niet-contante betaalinstrument teneinde er wijzigingen in aan te brengen. § 2. De namaking en de vervalsing van niet-contante betaalinstrumenten worden bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 435.Gebruik van valse of nagemaakte niet-contante betaalinstrumenten Gebruik van valse of nagemaakte niet-contante betaalinstrumenten is het met bedrieglijk opzet gebruiken of pogen te gebruiken van een vals of nagemaakt niet-contant betaalinstrument.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 436.Overdracht van onrechtmatig verkregen, valse of nagemaakte niet-contante betaalinstrumenten.
Overdracht van een onrechtmatig verkregen, vals of nagemaakt niet-contant betaalinstrument is het bezitten, voorhanden hebben, aanschaffen voor zichzelf of voor een ander, invoeren, uitvoeren, vervoeren, verkopen of verspreiden met het oogmerk om deze te gebruiken, van een onrechtmatig verkregen, vals of nagemaakt niet-contant betaalinstrument.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 437.Hergebruik van nagemaakte, vervalste of beschadigde niet-contante betaalinstrumenten Hergebruik van nagemaakte, vervalste of beschadigde niet-contante betaalinstrumenten is het opnieuw gebruiken of pogen te gebruiken van nagemaakte, vervalse of beschadigde niet-contante betaalinstrumenten die te goeder trouw ontvangen zijn, maar waarvan men het nagemaakte, vervalste of beschadigde karakter na ontvangst heeft vastgesteld.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 438.Overdracht van materiaal bestemd tot het vervaardigen van niet-contante betaalinstrumenten Overdracht van materiaal bestemd tot het vervaardigen van niet-contante betaalinstrumenten is het met bedrieglijk opzet vervaardigen, aanschaffen voor zichzelf of voor een ander, invoeren, uitvoeren, verkopen, vervoeren, verspreiden of op enige andere manier ter beschikking stellen van enig instrument, met inbegrip van informaticagegevens, dat hoofdzakelijk is ontworpen of aangepast om de in deze afdeling bedoelde misdrijven mogelijk te maken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. Afdeling 5. Bescherming van `s Lands zegel, van de rijksstempels en
van de keurstempels die dienen voor het merken van goud, zilver en platina
Art. 439.Namaking, vervalsing of gebruik van `s Lands zegel, van de rijksstempels of van de keurstempels die dienen voor het merken van goud, zilver en platina § 1. Namaking van `s Lands zegel, van de rijksstempels of van de keurstempels die dienen voor het merken van goud, zilver en platina is het met bedrieglijk opzet nabootsen van `s Lands zegel, van de rijksstempels of van de keurstempels die dienen voor het merken van goud, zilver en platina door het vervaardigen van een niet-authentiek zegel, van niet-authentieke stempels of van niet-authentieke keurstempels.
Vervalsing van `s Lands zegel, van de rijksstempels of van de keurstempels die dienen voor het merken van goud, zilver en platina is het met bedrieglijk opzet aantasten van `s Lands zegel, van de rijksstempels of van de keurstempels die dienen voor het merken van goud, zilver en platina teneinde er wijzigingen in aan te brengen.
Deze misdrijven worden bestraft met een straf van niveau 3. § 2. Gebruik van `s Lands zegel, van de rijksstempels of van de keurstempels die dienen voor het merken van goud, zilver en platina is het met bedrieglijk opzet gebruiken van het nagemaakte of vervalste zegel, van de nagemaakte of vervalste stempels of van de nagemaakte of vervalste keurstempels.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3. § 3. De straffen waarin is voorzien in de paragrafen 1 en 2 zijn tevens van toepassing op de namaking, de vervalsing en het gebruik van het zegel, van de stempels of van de keurstempels die aan andere Staten toebehoren.
Art. 440.Nadelig gebruik van `s Lands zegel, van de rijksstempels of van de keurstempels die dienen voor het merken van goud, zilver en platina § 1. Nadelig gebruik van `s Lands zegel, van de rijksstempels of van de keurstempels die dienen voor het merken van goud, zilver en platina is het zich onrechtmatig verschaffen van echte zegels, stempels of keurstempels en dit opzettelijk aanwenden of gebruiken op een wijze die de rechten en belangen van de Staat, van enige overheid of van een particulier benadeelt.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. § 2. De straf waarin is voorzien in paragraaf 1 is tevens van toepassing op het nadelig gebruik van het zegel, van de rijksstempels of van de keurstempels die aan andere Staten toebehoren.
Art. 441.Handel in papier of goud, zilver of platina, gemerkt met een nagemaakte of vervalste zegel of keurstempel Handel in papier of goud, zilver of platina, gemerkt met een nagemaakte of vervalste zegel of keurstempel, is het opzettelijk verkopen of te koop stellen van het papier of van het goud, zilver of platina, gemerkt met een nagemaakte of vervalste zegel of keurstempel.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 442.Gebruik van het papier, gemerkt met een nagemaakt of vervalst zegel Gebruik van het papier, gemerkt met een nagemaakte of vervalste zegel, is het met bedrieglijk opzet gebruik maken van een papier, gemerkt met een nagemaakte of vervalste zegel, dat men zich heeft aangeschaft.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Afdeling 6. Bescherming van de keurmerken van het waarborgkantoor
Art. 443.Bedrieglijk aanbrengen van de door het waarborgkantoor geplaatste keurmerken Bedrieglijk aanbrengen van de door het waarborgkantoor geplaatste keurmerken is het met bedrieglijk opzet aanbrengen van een door het waarborgkantoor geplaatst keurmerk op een ander voorwerp.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 444.Namaking van de door het waarborgkantoor geplaatste keurmerken of van de zegelafdruk Namaking van de door het waarborgkantoor geplaatste keurmerken of van de zegelafdruk is het met bedrieglijk opzet namaken van de door het waarborgkantoor geplaatste keurmerken of van de zegelafdruk zonder van een nagemaakte keurstempel of zegel gebruik te maken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. Afdeling 7. Bescherming van de zegels, de stempels en de merken van de
overheden en van particulieren
Art. 445.Namaking of gebruik van het zegel, de stempel of het merk van enige overheid, van een private inrichting of van een particulier § 1. Namaking van het zegel, de stempel of het merk van enige overheid, van een private inrichting of van een particulier is het met bedrieglijk opzet nabootsen van het zegel, de stempel of het merk van enige overheid, van een private inrichting of van een particulier door het vervaardigen van een niet-authentiek zegel, een niet-authentieke stempel of een niet-authentiek merk.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. § 2. Gebruik van het zegel, de stempel of het merk van enige overheid, van een private inrichting of van een particulier is het met bedrieglijk opzet gebruiken van het nagemaakte zegel, de nagemaakte stempel of het nagemaakte merk van enige overheid, van een private inrichting of van een particulier.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. § 3. De straffen waarin is voorzien in de paragrafen 1 en 2 zijn tevens van toepassing op de namaking en het gebruik van het zegel, de stempel of het merk van enige vreemde overheid. Afdeling 8. Bescherming van plakpostzegels en andere zegels
Art. 446.Namaking of gebruik van plakpostzegels of andere zegels § 1. Namaking van plakpostzegels of andere zegels is het met bedrieglijk opzet nabootsen van plakpostzegels of andere zegels door het vervaardigen van niet-authentieke zegels.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. § 2. Gebruik van nagemaakte plakpostzegels of andere nagemaakte zegels is het met bedrieglijk opzet gebruiken van nagemaakte plakpostzegels of andere nagemaakte zegels die de dader zich heeft verschaft.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 447.In omloop brengen van nagemaakte plakpostzegels of andere nagemaakte zegels In omloop brengen van nagemaakte plakpostzegels of andere nagemaakte zegels is het met bedrieglijk opzet in omloop brengen van nagemaakte plakpostzegels of andere nagemaakte zegels.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Afdeling 9. Bescherming van de naam van de fabrikant en van de
handelsnaam van een fabriek
Art. 448.Plaatsen van een niet-authentieke naam van een fabrikant of van een niet-authentieke handelsnaam van een fabriek Plaatsen van een niet-authentieke naam van een fabrikant of van een niet-authentieke handelsnaam van een fabriek is het met bedrieglijk opzet, door bijvoeging, wegneming of om het even welke verandering plaatsen op fabricaten van de naam van een andere fabrikant dan de producent, of van de handelsnaam van een andere fabriek dan die, welke de goederen gemaakt heeft.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art 449. In omloop brengen van met een valse naam of een valse handelsnaam gemerkte goederen In omloop brengen van met een valse naam of een valse handelsnaam gemerkte goederen is het opzettelijk door enige handelaar, commissionair of kleinhandelaar in omloop brengen van de in artikel 448 bedoelde goederen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Afdeling 10. Gemeenschappelijke bepaling
Art. 450.Strafuitsluitende verschoningsgrond Personen die schuldig zijn aan een van de misdrijven, omschreven in dit hoofdstuk, worden niet gestraft, indien zij, vóór enig in omloop brengen van de nagemaakte, vervalste of beschadigde munt, zegel of effect of met een valse naam gemerkt goed, of vóór enig gebruik van de nagemaakte, vervalste of beschadigde niet-contante betaalinstrumenten en vóór enige vervolging, alle informatie waarover zij beschikken omtrent de omstandigheden en daders van die misdrijven ter kennis van de overheid brengen.
Hoofdstuk 2. Valsheid in geschriften of op andere duurzame dragers en het gebruik van valse stukken
Art. 451.Valsheid in geschriften of op andere duurzame dragers en het gebruik van valse stukken § 1. Valsheid in geschriften of op andere duurzame dragers is het met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden produceren van valse stukken of vervalsen van de uiting van een gedachte in enig geschrift dat of op enige andere duurzame drager die, in samenhang met een rechtens relevant feit, tot bewijs kan dienen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3. § 2. Het gebruik van valse stukken is het met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden gebruiken van de valsheid in geschriften of op andere duurzame dragers.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 452.De verzwarende factoren bij de valsheid in geschriften of op andere duurzame dragers en het gebruik van valse stukken Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan neemt de rechter in overweging dat: 1° de valsheid of het gebruik van valse stukken wordt gepleegd door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie;2° de valsheid of het gebruik van valse stukken betrekking heeft op een authentiek geschrift of een authentieke dager of op een geschrift of drager afgegeven door een overheidsinstantie.
Art. 453.Overdracht van een reis- of identiteitsdocument Overdracht van een reis- of identiteitsdocument is het met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden gebruiken, verschaffen aan een derde of verkrijgen van een derde, van een paspoort, een reisdocument, een identiteitskaart of een als zodanig geldend document, alsook van de formulieren die voor de afgifte ervan dienen, of het niet eerbiedigen van de daarin opgelegde verboden en beperkende voorwaarden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 454.Niet-eerbiediging van een beslissing tot intrekking van een paspoort, een identiteitskaart of een als zodanig geldend document Niet-eerbiediging van een beslissing tot intrekking van een paspoort, een identiteitskaart of een als zodanig geldend document is het opzettelijk geen gevolg geven aan een door de bevoegde overheid genomen beslissing tot intrekking van een paspoort, een identiteitskaart of een als zodanig geldend document binnen de opgelegde termijn.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Hoofdstuk 3. Aanmatiging van functies, titels of een naam
Art. 455.Aanmatiging van openbare functies Aanmatiging van openbare functies is het zich met bedrieglijk opzet inmengen in openbare functies, hetzij burgerlijke of militaire.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 456.Aanmatiging van een openbare titel of graad Aanmatiging van een openbare titel of graad is het met bedrieglijk opzet wederrechtelijk en in het openbaar, als titularis of plaatsvervanger, aannemen van de titel of de graad die toebehoort aan personen die deelnemen aan de uitoefening van openbare macht dan wel een burgerlijke of militaire openbare functie uitoefenen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 457.Aanmatiging van de titel van advocaat Aanmatiging van de titel van advocaat is het met bedrieglijk opzet in het openbaar aannemen van de titel van advocaat zonder ingeschreven te zijn op het tableau van de Orde of op een lijst van stagiairs, of van de titel van ereadvocaat zonder in het bezit te zijn van de in artikel 436 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde machtiging.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 458.Aanmatiging van de functie of de titel van erkend bemiddelaar Aanmatiging van de functie of titel van erkend bemiddelaar is het met bedrieglijk opzet: 1° beroepsmatig bemiddelen in de zin van het Gerechtelijk Wetboek zonder dat hij is opgenomen op de lijst van erkende bemiddelaars bedoeld in artikel 1727 van hetzelfde Wetboek en zonder van erkenning vrijgesteld te zijn met uitzondering van hij die beroepsmatig bemiddelt in de zin van het Gerechtelijk Wetboek in het kader van geschillen tussen ondernemingen;2° zonder daartoe gemachtigd te zijn, zich openbaar een beroepstitel van erkend bemiddelaar toeëigenen of een titel voeren of aan de beroepstitel die hij voert een vermelding toevoegen welke tot verwarring kan leiden met die van erkend bemiddelaar. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 459.Aanmatiging van de titel van gerechtsdeurwaarder Aanmatiging van de titel van gerechtsdeurwaarder is het met bedrieglijk opzet in het openbaar voeren van de titel van gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder of uitoefenen van het beroep van gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder, zonder ingeschreven te zijn op de lijst bedoeld in artikel 555/1, § 1, 15°, van het Gerechtelijk Wetboek.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 460.Aanmatiging van kleding of tekens van een orde Aanmatiging van kleding of tekens van een orde is het met bedrieglijk opzet in het openbaar dragen van een kledingstuk, een uniform, een ereteken, een lint of andere onderscheidingstekens van een orde die de betrokken persoon niet toekomt.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 461.Aanmatiging van adellijke titels Aanmatiging van adellijke titels is het met bedrieglijk opzet in het openbaar aannemen van een adellijke titel die de betrokken persoon niet toekomt.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 462.Aanmatiging van een naam De aanmatiging van een naam is het met bedrieglijk opzet in het openbaar aannemen van een naam die de betrokken persoon niet toekomt.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Titel 6. Misdrijven tegen het vermogen Hoofdstuk 1. Misdrijven met betrekking tot de onrechtmatige toe-eigening van goederen Afdeling 1. Diefstal en afpersing
Onderafdeling 1. Definities
Art. 463.Diefstal Diefstal is het bedrieglijk wegnemen, zelfs kortstondig, van een zaak die aan een ander toebehoort.
Art. 464.Afpersing Afpersing is het opzettelijk met behulp van geweld of bedreiging verkrijgen van hetzij een goed, hetzij een ongeoorloofd voordeel.
Onderafdeling 2. Diefstal zonder geweld of bedreiging
Art. 465.Diefstal zonder geweld of bedreiging Diefstal zonder geweld of bedreiging wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 466.Verzwaarde diefstal zonder geweld of bedreiging Diefstal zonder geweld of bedreiging wordt bestraft met een straf van niveau 3 indien: 1° de dader een niet voor het publiek toegankelijke plaats is binnengedrongen om de diefstal te plegen, terwijl hij moest vermoeden dat zich daar een of meer personen bevonden;2° de diefstal werd gepleegd ten nadele van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand;3° de daders of een van hen een valse identiteit of hoedanigheid hebben aangenomen of een vals bevel van het openbaar gezag hebben ingeroepen;4° het misdrijf werd gepleegd bij nacht. Onderafdeling 3. Diefstal met geweld of bedreiging en afpersing
Art. 467.Diefstal met geweld of bedreiging Diefstal met geweld of bedreiging wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 468.Afpersing Afpersing wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 469.Verzwaarde diefstal met geweld of bedreiging en verzwaarde afpersing § 1. Diefstal met geweld of bedreiging en afpersing worden bestraft met een straf van niveau 4 indien: 1° de daders of een van hen een valse identiteit of hoedanigheid hebben aangenomen of een vals bevel van het openbaar gezag hebben ingeroepen;2° het misdrijf werd gepleegd bij nacht;3° het misdrijf werd gepleegd door twee of meer personen;4° het misdrijf werd gepleegd ten nadele van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand. § 2. Diefstal met geweld of bedreiging en afpersing worden bestraft met een straf van niveau 5 indien: 1° wapens of op wapens gelijkende voorwerpen werden gebruikt of getoond, of indien de schuldige deed geloven dat hij gewapend was;2° de schuldige, om het misdrijf te plegen of zijn vlucht te verzekeren, gebruik heeft gemaakt van weerloos makende of giftige stoffen;3° het geweld of de bedreiging een integriteitsaantasting van de derde graad heeft veroorzaakt. § 3. Diefstal met geweld of bedreiging, afpersing en de poging om die misdrijven te plegen worden bestraft met een straf van niveau 6 indien: 1° de persoon aan foltering werd onderworpen;2° het geweld of de bedreiging de dood tot gevolg heeft, zonder dat het misdrijf werd gepleegd met het oogmerk om te doden. Onderafdeling 4. Diefstal en afpersing van kernmateriaal
Art. 470.Diefstal van kernmateriaal zonder geweld of bedreiging Diefstal van kernmateriaal zonder geweld of bedreiging wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 471.Verzwaarde diefstal van kernmateriaal zonder geweld of bedreiging Diefstal van kernmateriaal zonder geweld of bedreiging wordt bestraft met een straf van niveau 4 indien: 1° de dader een niet voor het publiek toegankelijke plaats is binnengedrongen om de diefstal te plegen, terwijl hij moest vermoeden dat zich daar een of meer personen bevonden;2° de daders of een van hen een valse identiteit of hoedanigheid hebben aangenomen of een vals bevel van het openbaar gezag hebben ingeroepen.
Art. 472.Diefstal van kernmateriaal met geweld of bedreiging en afpersing van kernmateriaal Diefstal van kernmateriaal met geweld of bedreiging wordt bestraft met een straf van niveau 4. Afpersing van kernmateriaal wordt bestraft met dezelfde straf.
Art. 473.Verzwaarde diefstal van kernmateriaal met geweld of bedreiging en verzwaarde afpersing van kernmateriaal § 1. Diefstal van kernmateriaal met geweld of bedreiging en afpersing van kernmateriaal wordt bestraft met een straf van niveau 5 indien: 1° de daders of een van hen een valse identiteit of hoedanigheid hebben aangenomen of een vals bevel van het openbaar gezag hebben ingeroepen;2° het misdrijf werd gepleegd bij nacht;3° het misdrijf werd gepleegd door twee of meer personen. § 2. Diefstal van kernmateriaal met geweld of bedreiging en afpersing van kernmateriaal wordt bestraft met een straf van niveau 6 indien: 1° wapens of op wapens gelijkende voorwerpen werden gebruikt of getoond, of indien de schuldige deed geloven dat hij gewapend was;2° de schuldige, om het misdrijf te plegen of zijn vlucht te verzekeren, gebruik heeft gemaakt van weerloos makende of giftige stoffen;3° het geweld of de bedreiging een integriteitsaantasting van de derde graad heeft veroorzaakt. § 3. Diefstal van kernmateriaal met geweld of bedreiging, afpersing van kernmateriaal met geweld of bedreiging en de poging om die misdrijven te plegen wordt eveneens bestraft met een straf van niveau 6 indien: 1° de persoon aan foltering werd onderworpen;2° het geweld of de bedreiging de dood tot gevolg heeft, zonder dat het misdrijf werd gepleegd met het oogmerk om te doden. Onderafdeling 5. Gemeenschappelijke bepaling
Art. 474.Verzwarende factoren van diefstal en afpersing Bij de keuze van de straf of maatregel en de zwaarte ervan voor een in deze afdeling bedoeld misdrijf neemt de rechter in overweging dat: 1° het misdrijf werd gepleegd ten nadele van de werkgever van de dader;2° het misdrijf werd gepleegd door een persoon met een openbare functie in het kader van de uitoefening van deze functie;3° de dader een voertuig of enig ander al dan niet met een motor aangedreven tuig heeft gebruikt, om het misdrijf te vergemakkelijken of zijn vlucht te verzekeren;4° het misdrijf werd gepleegd vanuit een discriminerende drijfveer. Afdeling 2. Bedrog
Onderafdeling 1. Misbruik van vertrouwen of andermans kwetsbare toestand
Art. 475.Misbruik van vertrouwen Misbruik van vertrouwen is het met bedrieglijk opzet en ten nadele van een andere persoon verduisteren of verspillen van een roerend goed met economische waarde dat hem overhandigd is onder verplichting om het terug te geven of het voor een bepaald doel te gebruiken of aan te wenden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 476.Misbruik van vennootschapsgoederen Misbruik van vennootschapsgoederen is het met bedrieglijk opzet, door een bestuurder, in feite of in rechte, van een privaatrechtelijke rechtspersoon, rechtstreeks of onrechtstreeks gebruik maken van de goederen of van het krediet van de rechtspersoon voor persoonlijke doeleinden, hoewel de dader wist dat dit op betekenisvolle wijze in het nadeel was van de vermogensbelangen van die rechtspersoon en van die van zijn schuldeisers of vennoten.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 477.Misbruik van andermans kwetsbare toestand om een nadelige akte te doen tekenen Misbruik van de kwetsbare toestand om een nadelige akte te doen tekenen, is het opzettelijk misbruik maken van de behoeften, de zwakheden, de hartstochten of de onwetendheid van een minderjarige of van een persoon in een kwetsbare toestand om hem enige vorm van juridische verbintenis of schuldbevrijding te doen tekenen die voor hem nadelig is, ongeacht de wijze waarop de onderhandeling ook verricht of vermomd mag zijn.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 478.Woeker Woeker is het opzettelijk doen beloven, voor zichzelf of voor een ander, wegens een op gelijk welke wijze aangegane geldlening, van een interest of andere voordelen die de normale interest en de dekking van het risico van die lening manifest overschrijden, door misbruik te maken van de zwakheden, de hartstochten, de behoeften of de onwetendheid van de lener.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
In de gevallen bedoeld in dit artikel vermindert de rechter, op vordering van een benadeelde partij, haar verplichtingen overeenkomstig artikel 1907ter van het oud Burgerlijk Wetboek.
Onderafdeling 2. Oplichting en bedriegerij
Art. 479.Oplichting Oplichting is het met bedrieglijk opzet beogen te verwerven van een onrechtmatig economisch voordeel voor zichzelf of voor een ander, hetzij door gebruik te maken van valse namen of valse hoedanigheden, hetzij door listige kunstgrepen aan te wenden om andermans vertrouwen op slinkse wijze te winnen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 480.Verzwaarde oplichting Indien zij gepleegd wordt ten nadele van een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand, wordt oplichting bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 481.Bedriegerij omtrent de waarde van de munt Bedriegerij omtrent de waarde van de munt is het opzettelijk: - aan een munt het voorkomen geven van een munt van grotere waarde; - munten uitgeven waaraan het voorkomen is gegeven van munten van grotere waarde, of dergelijke munten in het land invoeren met het doel die daar in omloop te brengen; - zich aanschaffen of ontvangen van munten waaraan het voorkomen is gegeven van munten van grotere waarde, met het doel die in omloop te brengen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 482.Bedriegerij omtrent het verkochte goed Bedriegerij omtrent het verkochte goed is: - het met bedrieglijk opzet misleiden van de koper omtrent de identiteit van het verkochte goed, door een ander goed te leveren dan het bepaalde voorwerp waarop de overeenkomst betrekking had; - het met bedrieglijk opzet misleiden van de koper omtrent de aard of de oorsprong van het verkochte goed, door een goed te verkopen of te leveren dat in voorkomen gelijkaardig is aan dat welke hij heeft gekocht of heeft gemeend te kopen; - het met bedrieglijk opzet misleiden van de koper of de verkoper omtrent de hoeveelheid van de verkochte goederen, door het gebruiken van listige kunstgrepen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 483.Bedriegerij omtrent de huur van werk Bedriegerij omtrent de huur van werk is het met bedrieglijk opzet en door het aanwenden van listige kunstgrepen misleiden van de partijen verbonden door een contract van huur van werk, of een van hen, hetzij omtrent de hoeveelheid, hetzij omtrent de hoedanigheid van het geleverde werk indien in dit tweede geval de bepaling van de hoedanigheid van het werk moet dienen om het bedrag van het loon vast te stellen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 484.Vervalsing van voedingsmiddelen § 1. Vervalsing van voedingsmiddelen is het opzettelijk vervalsen van voedingsmiddelen of dranken die bestemd zijn om te worden verkocht of aan het publiek ter beschikking te worden gesteld.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Daarenboven kan de rechter de bekendmaking van de beslissing houdende veroordeling bevelen als bijkomende straf. § 2. De straffen bedoeld in paragraaf 1 zijn eveneens van toepassing op de persoon die door aanplakbiljetten of door berichten, al dan niet gedrukt, kwaadwillig of met bedrieglijk opzet het procedé om voedingsmiddelen of dranken te vervalsen, verspreidt of bekendmaakt.
Art. 485.Te koop aanbieden van vervalste voedingsmiddelen Te koop aanbieden van vervalste voedingsmiddelen is het opzettelijk in bezit houden met het oog op verkoop, het verkopen of het te koop aanbieden van vervalste voedingsmiddelen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Daarenboven kan de rechter de bekendmaking van de beslissing houdende veroordeling bevelen als bijkomende straf.
Art. 486.Bedrieglijke aantasting van handelsgoederen De bedrieglijke aantasting van handelsgoederen is het kwaadwillig of met bedrieglijk opzet veranderen of beschadigen van productiegoederen of -grondstoffen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Onderafdeling 3. Private omkoping
Art. 487.Actieve en passieve private omkoping § 1. Passieve private omkoping is het opzettelijk, door een bestuurder of zaakvoerder van een rechtspersoon of door een lasthebber of aangestelde van een rechtspersoon of van een natuurlijke persoon, rechtstreeks of door tussenpersonen, voor zichzelf of voor een derde, vragen, aannemen of ontvangen van een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook, om zonder medeweten en zonder machtiging van, naar gelang van het geval, de raad van bestuur of de algemene vergadering, de lastgever of de werkgever, een handeling van zijn functie of een door zijn functie vergemakkelijkte handeling te verrichten of na te laten. § 2. Actieve private omkoping is het opzettelijk, rechtstreeks of door tussenpersonen, voorstellen aan een bestuurder of zaakvoerder van een rechtspersoon of aan een lasthebber of aangestelde van een rechtspersoon of van een natuurlijke persoon, van een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook voor zichzelf of voor een derde, om zonder medeweten en zonder machtiging van, naar gelang van het geval, de raad van bestuur of de algemene vergadering, de lastgever of de werkgever, een handeling van zijn functie of een door zijn functie vergemakkelijkte handeling te verrichten of na te laten. § 3. Actieve of passieve private omkoping wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Onderafdeling 4. Bedrog met behulp van een informaticasysteem
Art. 488.Informaticabedrog Informaticabedrog is het met bedrieglijk opzet beogen te verwerven van een onrechtmatig economisch voordeel voor zichzelf of voor een ander, door het invoeren, wijzigen of wissen van gegevens die zijn opgeslagen, verwerkt of overgedragen in of door een informaticasysteem, of door met enig ander technologisch middel de normale aanwending van gegevens in een informaticasysteem te veranderen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Onderafdeling 5. Misdrijven die verband houden met de insolventie van ondernemingen
Art. 489.Staat van faillissement De strafvordering wegens bankbreuk wordt gevoerd los van enige vordering die bij de ondernemingsrechtbank mocht zijn ingesteld. De staat van faillissement kan evenwel niet worden betwist voor de strafrechter indien deze is vastgesteld bij een in kracht van gewijsde getreden beslissing van de ondernemingsrechtbank of van het hof van beroep aan het einde van een procedure waarbij de beklaagde partij was, hetzij persoonlijk, hetzij als vertegenwoordiger van de gefailleerde onderneming.
Art. 490.Eenvoudige bankbreuk Eenvoudige bankbreuk is het door een onderneming bedoeld in artikel I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch recht of door een bestuurder in rechte of in feite van een vennootschap of van een rechtspersoon in staat van faillissement: 1° opzettelijk, ten behoeve van derden en zonder voldoende tegenprestatie, aangaan van al te aanzienlijke verbintenissen gelet op de financiële toestand van de onderneming; 2° opzettelijk, zonder wettelijk verhinderd te zijn, verzuimen de verplichtingen vastgelegd bij artikel XX.146 van het Wetboek van economisch recht na te leven; 3° doen van aankopen tot wederverkoop beneden de koers of toestemmen in leningen, effectencirculaties en andere al te kostelijke middelen om zich geld te verschaffen, met het oogmerk om de faillietverklaring uit te stellen;4° opzettelijk verhullen van uitgaven of verliezen of geen verantwoording afleggen over het bestaan of over de aanwending van de activa of een deel ervan, zoals zij uit de boekhoudkundige stukken blijken op de datum van staking van betaling, en van alle goederen van welke aard ook, die zij naderhand zouden hebben verkregen;5° betalen of bevoordelen van een schuldeiser ten nadele van de boedel met het oogmerk de faillietverklaring uit te stellen; 6° verzuimen om binnen de termijn gesteld bij artikel XX.102 van het Wetboek van economisch recht aangifte te doen van het faillissement, met het oogmerk de faillietverklaring uit te stellen; 7° opzettelijk verzuimen om, naar aanleiding van de aangifte van het faillissement, de inlichtingen vereist bij artikel XX.103 van hetzelfde Wetboek, te verstrekken; 8° opzettelijk verstrekken van onjuiste inlichtingen naar aanleiding van de aangifte van het faillissement of naderhand in antwoord op de vragen van de rechter-commissaris of van de curators. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
De poging tot het misdrijf bedoeld in dit artikel is niet strafbaar.
Art. 491.Bedrieglijke bankbreuk Bedrieglijke bankbreuk is door een onderneming bedoeld in artikel I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van economisch recht of door een bestuurder, in rechte of in feite, van een vennootschap of van een rechtspersoon in staat van faillissement, het, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden: 1° verduisteren of verbergen van een gedeelte van de activa;2° geheel of gedeeltelijk doen verdwijnen van de boeken of bescheiden, bedoeld in hoofdstuk 2 van titel 3 van boek III van het Wetboek van economisch recht. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 492.Bedrieglijke aantasting van de activa of passiva van een gefailleerde persoon Bedrieglijke aantasting van de activa of passiva van een gefailleerde persoon is het met bedrieglijk opzet door een derde: 1° geheel of ten dele wegnemen, verbergen of helen van de activa in het belang van de gefailleerde onderneming, zelfs zonder de medewerking van deze onderneming of van de bestuurders, in rechte of in feite, van die vennootschap of rechtspersoon;2° indienen of bevestigen, in eigen naam of door tussenpersonen, van verhulde of overdreven schuldvorderingen bij het faillissement. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
De poging tot het misdrijf bedoeld in dit artikel is niet strafbaar.
Art. 493.Ontrouw in het beheer van het faillissement Ontrouw in het beheer van het faillissement is het, met bedrieglijk opzet, aantasten van de belangen die door het instituut van het faillissement moeten worden beschermd door een curator in het kader van de uitoefening van deze functie.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
De curator wordt daarenboven veroordeeld tot teruggave en schadeloosstelling die aan de boedel zijn verschuldigd.
Art. 494.Schending van de procedure van gerechtelijke reorganisatie door een schuldenaar Schending van de procedure van gerechtelijke reorganisatie door een schuldenaar is het door een schuldenaar, met het oogmerk de procedure van gerechtelijke reorganisatie te verkrijgen of te vergemakkelijken: 1° verbergen van een gedeelte van zijn activa of passiva, de activa overdrijven of de passiva minimaliseren, op welke manier ook;2° doen of laten optreden bij de beraadslagingen van een of meer vermeende schuldeisers of schuldeisers waarvan de schuldvorderingen overdreven zijn;3° weglaten van een of meer schuldeisers uit de lijst van schuldeisers;4° doen of laten doen van onjuiste of onvolledige verklaringen aan de rechtbank of aan een gerechtsmandataris over de staat van zijn zaken of de vooruitzichten van reorganisatie. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
De poging tot het misdrijf bedoeld in dit artikel is niet strafbaar.
Art. 495.Bedrieglijke schending van de procedure van gerechtelijke reorganisatie door derden Bedrieglijke schending van de procedure van gerechtelijke reorganisatie door derden is het met bedrieglijk opzet: 1° deelnemen aan de stemming bedoeld in artikel XX.78 of XX.83/14 van het Wetboek van economisch recht, zonder schuldeiser te zijn; 2° als schuldeiser zijn schuldvorderingen overdrijven;3° hetzij met de schuldenaar, hetzij met enige andere persoon, bijzondere voordelen bedingen om de stemming over het reorganisatieplan in een bepaalde richting te sturen, of een bijzondere overeenkomst sluiten waaruit voor hen een voordeel zou voortvloeien ten laste van de activa van de schuldenaar. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
De poging tot het misdrijf bedoeld in dit artikel is niet strafbaar.
Onderafdeling 6. Overige vormen van bedrog
Art. 496.Bedrieglijk bewerkstelligen van onvermogen § 1. Het bedrieglijk bewerkstelligen van onvermogen is het met bedrieglijk opzet bewerkstelligen van zijn onvermogen en het niet voldoen aan de op hem rustende verbintenissen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. § 2. Dat de schuldenaar zijn onvermogen heeft bewerkstelligt, kan worden afgeleid uit elke omstandigheid waaruit blijkt dat hij zich onvermogend heeft willen maken. § 3. Poging tot het in dit artikel bedoelde misdrijf is niet strafbaar.
Art. 497.Strafuitsluitende verschoningsgrond De derde die deelneemt aan het bedrieglijk bewerkstelligen van onvermogen wordt niet gestraft indien hij de hem overhandigde goederen teruggeeft.
Art. 498.Bedrieglijke verberging Bedrieglijke verberging is het zich met bedrieglijk opzet toe-eigenen, door verberging of overdracht, van een roerend goed dat aan een ander toebehoort en dat door de dader is gevonden of bij toeval in zijn bezit is gekomen, alsook het zich met bedrieglijk opzet meester maken van het geheel van een schat die men heeft ontdekt op andermans grond.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Poging tot het in dit artikel bedoelde misdrijf is niet strafbaar.
Art. 499.Afzetterij Afzetterij van dranken, voeding, logies of vervoer is het zich opzettelijk in een daartoe bestemde inrichting laten opdienen van dranken of voeding die men daar geheel of gedeeltelijk verbruikt, het verblijven in te betalen logies, het gebruik maken van een taxidienst of het huren van een huurrijtuig, wetende dat men in de volstrekte onmogelijkheid verkeert om te betalen.
Afzetterij van brandstof is het zich met bedrieglijk opzet onttrekken aan de onmiddellijke betaling van brandstof, energie of smeerolie na een voertuig daarvan te hebben laten voorzien.
Deze misdrijven worden bestraft met een straf van niveau 1.
Poging tot het in dit artikel bedoelde misdrijf is niet strafbaar.
Art. 500.Uitgifte van cheques zonder dekking Uitgifte van cheques zonder dekking is een van de volgende gedragingen: 1° het opzettelijk uitgeven van een cheque of enig andere titel die gelijkgesteld is met een cheque, zonder toereikende en beschikbare dekking;2° het opzettelijk overdragen van een van deze titels, wetende dat de dekking niet toereikend en beschikbaar is;3° het, na een van deze titels te hebben uitgegeven, opzettelijk geheel of gedeeltelijk afhalen van hun dekking in de loop van de aanbiedingstermijn;4° het, na een van deze titels te hebben uitgegeven, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden, geheel of ten dele onbeschikbaar maken of afhalen van de dekking. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Poging tot het in dit artikel bedoelde misdrijf is niet strafbaar. Afdeling 3. Heling en witwassen
Art. 501.Heling Heling is het opzettelijk in bezit nemen van een goed dat verkregen is door middel van een misdrijf dat begaan is door een andere persoon.
Heling bestaat, ook wanneer het misdrijf waaruit het goed voortkomt in het buitenland is gepleegd en in België niet kan worden vervolgd.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 502.Witwassen Witwassen is het: 1° opzettelijk verwerven, om niet ontvangen, bewaren, beheren of bezitten van de uit een misdrijf verkregen vermogensvoordelen, van de in de plaats gestelde goederen of waarden of van de inkomsten uit die belegde voordelen terwijl de dader de herkomst van de zaken kende of moest kennen op het ogenblik van de aanvang van deze handelingen, of;2° omzetten of overdragen van de zaken bedoeld in de bepaling onder 1°, met de bedoeling de illegale herkomst ervan te verbergen of te verdoezelen of een persoon betrokken bij het oorspronkelijk misdrijf te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn daden, terwijl de dader weet of moest weten dat deze uit een criminele activiteit zijn verkregen, of;3° opzettelijk verhelen of verhullen van de aard, de oorsprong, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing of de eigendom van de zaken bedoeld in de bepaling onder 1°, terwijl de dader weet of moest weten dat deze uit een criminele activiteit zijn verkregen. Witwassen bestaat, ook wanneer het misdrijf waaruit de vermogensvoordelen, de in de plaats gestelde goederen of waarden of de inkomsten uit die belegde voordelen voortkomen, in het buitenland is gepleegd en in België niet kan worden vervolgd.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
In afwijking op artikel 52, § 1, tweede lid, kan de rechter als bijkomende straf een geldboete uitspreken van 200 euro tot 2.000.000 euro of van een omvang die verhoogd kan worden tot het equivalente bedrag van de waarde van de witgewassen goederen.
In afwijking op artikel 53, § 2, eerste lid, 1°, worden de zaken die het voorwerp uitmaken van het witwassen verbeurd verklaard, ook al zijn zij geen eigendom van de veroordeelde, onverminderd de rechten die derden kunnen laten gelden op die zaken.
Art. 503.Verzwarende factoren van heling en witwassen Bij de keuze van de straf of maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in deze afdeling, neemt de rechter in overweging dat: 1° de dader wist dat een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand werd ingezet voor het plegen van het misdrijf waaruit de witgewassen vermogensvoordelen voortkomen;2° de geheelde of witgewassen vermogensvoordelen voortkomen uit een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 7 of 8 en de dader kennis had van de bestanddelen waaraan de wet een dergelijke straf hecht;3° de dader van het misdrijf een meldingsplichtige entiteit is volgens artikel 2 van de Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie, gevestigd in België, in een ander land van de Europese Economische Ruimte of een derde land dat verplichtingen oplegt die gelijkaardig zijn aan die uit de voornoemde Richtlijn, en deze het misdrijf heeft gepleegd in het kader van de uitoefening van zijn beroepsactiviteiten; 4° het misdrijf werd gepleegd in het kader van een criminele organisatie.
Art. 504.Strafuitsluitende verschoningsgrond De onderworpen entiteiten als bedoeld in artikel 5, §§ 1 en 4, van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten7 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten, alsmede hun bestuurders, aangestelden en lasthebbers, blijven vrij van straf voor de in artikel 502 eerste lid, 1° en 3°, genoemde misdrijven, voor zover zij zich, ten aanzien van de betrokken feiten gepleegd in het raam van andere fiscale fraude dan ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, hebben geconformeerd aan de wetgeving en reglementering inzake de bestrijding van fiscale fraude waaronder deze die voortvloeien uit voornoemde wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten7.
Hoofdstuk 2. Misdrijven met betrekking tot de beschadiging en vernieling van goederen Afdeling 1. Misdrijven die een maatschappelijk gevaar doen ontstaan
Art. 505.Brandstichting Brandstichting is het opzettelijk stichten van brand op enig goed waardoor schade aan een ander wordt veroorzaakt of een maatschappelijk gevaar ontstaat.
Met brandstichting wordt gelijkgesteld het in brand steken van enig goed, zodanig geplaatst dat de brand zal overslaan op het goed dat men wil beschadigen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 506.Brandstichting met ernstige schade tot gevolg Brandstichting met ernstige schade tot gevolg wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 507.Brandstichting van een goed met een bijzonder belang Brandstichting van een goed met een bijzonder belang is de brandstichting van een gebouw, maatschappelijke infrastructuur, vervoermiddel, één of meer bomen, een bos, een natuurgebied, een boomgaard of een akker.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Indien het misdrijf ernstige schade tot gevolg heeft, wordt het bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 508.Brandstichting indien de dader moest vermoeden dat zich aldaar op het ogenblik van de brand een of meer personen bevonden Brandstichting indien de dader moest vermoeden dat zich aldaar op het ogenblik van de brand een of meer personen bevonden, wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 509.Brandstichting met een integriteitsaantasting van de derde graad of de dood tot gevolg Indien de brandstichting een integriteitsaantasting van de derde graad of de dood tot gevolg heeft zonder dat de dader het oogmerk had te doden, wordt de straf in de vorige artikelen vermeld met één niveau verhoogd zonder dat evenwel een zwaardere straf dan een straf van niveau 6 kan worden opgelegd.
Art. 510.Brandstichting bij nacht Indien de brandstichting bij nacht is gepleegd, wordt de straf in de vorige artikelen vermeld met één niveau verhoogd zonder dat evenwel een zwaardere straf dan een straf van niveau 6 kan worden opgelegd.
Art. 511.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in de artikelen van deze afdeling neemt de rechter in overweging dat: 1° het misdrijf werd gepleegd vanuit een discriminerende drijfveer;2° het slachtoffer een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand is;3° het misdrijf met twee of meer personen is gepleegd;4° het slachtoffer een persoon is met een openbare functie naar aanleiding van de uitoefening van deze functie.
Art. 512.Veroorzaken van brand door een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid Het op eender welke wijze veroorzaken van brand door een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 513.Vernieling door ontploffing of overstroming Vernieling door ontploffing of overstroming is het opzettelijk of het door een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid veroorzaken van een ontploffing of een overstroming waardoor schade wordt veroorzaakt of een maatschappelijk gevaar ontstaat.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf als bedoeld in de artikelen 505 tot 511 indien het misdrijf opzettelijk wordt gepleegd.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf als bedoeld in het artikel 512 indien het misdrijf wordt gepleegd door een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid. Afdeling 2. Vandalisme
Art. 514.Definitie van vandalisme Vandalisme is alle opzettelijk op enig goed dat aan een ander toebehoort gestelde gedraging die bestaat in het vernielen, het beschadigen, het onbruikbaar maken of het aanbrengen van graffiti zonder toestemming.
Art. 515.Vandalisme Vandalisme wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 516.Vandalisme met ernstige schade tot gevolg Vandalisme met ernstige schade tot gevolg wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 517.Vandalisme aan een goed met een bijzonder belang Vandalisme aan een goed met een bijzonder belang is het vandalisme aan een gebouw, maatschappelijke infrastructuur, een vervoermiddel, één of meer bomen, een bos, een natuurgebied, een boomgaard of een akker.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Indien het misdrijf ernstige schade tot gevolg heeft, wordt het bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 518.Vandalisme met geweld of bedreiging Vandalisme met geweld of bedreiging wordt als volgt bestraft: 1° vandalisme wordt bestraft met een straf van niveau 2;2° vandalisme met ernstige schade tot gevolg wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 519.Vandalisme met geweld of bedreiging aan of in een bewoond huis of de aanhorigheden ervan Vandalisme met geweld of bedreiging aan of in een bewoond huis of de aanhorigheden ervan wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 520.Vandalisme gepaard gaande met gewelddaden met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg Vandalisme gepaard gaande met gewelddaden met een integriteitsaantasting van de derde graad wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 521.Vandalisme gepaard gaande met gewelddaden met de dood tot gevolg Vandalisme gepaard gaande met gewelddaden met de dood tot gevolg zonder dat de dader het oogmerk had te doden wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 522.Vernietiging van authentieke akten, overeenkomsten of overheidsdocumenten Vernietiging van authentieke akten, overeenkomsten of overheidsdocumenten is het kwaadwillig of met bedrieglijk opzet vernietigen van registers, minuten of originele akten van het openbaar gezag, authentieke akten of enig document dat een verbintenis, beschikking of schuldbevrijding inhoudt of teweegbrengt.
Dit misdrijf wordt bestraft overeenkomstig de bepalingen van de eerste afdeling van het eerste hoofdstuk van deze titel.
Art. 523.Verzwarende factoren Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf omschreven in deze afdeling neemt de rechter in overweging dat: 1° het misdrijf werd gepleegd vanuit een discriminerende drijfveer;2° het slachtoffer een minderjarige of een persoon in een kwetsbare toestand is;3° het misdrijf bij nacht werd gepleegd;4° het misdrijf met twee of meer personen is gepleegd;5° het slachtoffer een persoon is met een openbare functie naar aanleiding van de uitoefening van deze functie. Hoofdstuk 3. Misdrijven betreffende informatica- systemen Afdeling 1. Hacking
Art. 524.Externe hacking Externe hacking is het zich opzettelijk toegang verschaffen tot een informaticasysteem of zich daarin handhaven, wetende daar niet toe gerechtigd te zijn.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 525.Interne hacking Interne hacking is het met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, zijn toegangsbevoegdheid tot een informaticasysteem overschrijden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 526.Verzwaarde interne of externe hacking Interne of externe hacking wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer de dader: 1° de gegevens die worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van het informaticasysteem op enige manier overneemt;2° enig gebruik maakt van een informaticasysteem van een derde of zich bedient van het informaticasysteem om toegang te verkrijgen tot een informaticasysteem van een derde, of;3° enige schade, zelfs onopzettelijk, veroorzaakt aan het informaticasysteem of aan de gegevens die door middel van het informaticasysteem worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen of aan een informaticasysteem van een derde of aan de gegevens die door middel van het laatstgenoemde informaticasysteem worden opgeslagen, verwerkt of overgedragen.
Art. 527.Poging tot hacking In afwijking van artikel 9, § 1, vierde lid, wordt de poging tot het plegen van een van de misdrijven bedoeld in de artikelen 524 tot 526 bestraft met dezelfde straf als het voltooide misdrijf.
Art. 528.Bezit of terbeschikkingstelling van een instrument dat hacking mogelijk moet maken Bezit of terbeschikkingstelling van een instrument dat hacking mogelijk moet maken is het onrechtmatig, opzettelijk, bezitten, produceren, verkopen, verkrijgen met het oog op het gebruik ervan, invoeren, verspreiden of op enige andere manier ter beschikking stellen van een instrument, met inbegrip van informaticagegevens, dat hoofdzakelijk is ontworpen of aangepast om het plegen van een van de misdrijven bedoeld in de artikelen 524 tot 527 mogelijk te maken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 529.Uitlokking van hacking Uitlokking van hacking is het opzettelijk de opdracht geven of aanzetten tot het plegen van een van de misdrijven bedoeld in de artikelen 524 tot 528.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 530.Heling van informaticagegevens Heling van informaticagegevens is het opzettelijk, onder zich houden, aan een andere persoon onthullen of verspreiden, of enig gebruik maken van gegevens die verkregen zijn door het plegen van een van de misdrijven bedoeld in de artikelen 524 tot 526, terwijl de dader weet dat die gegevens aldus verkregen zijn.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. Afdeling 2. Aantasting van de integriteit van een informaticasysteem
Art. 531.Informaticasabotage Informaticasabotage is het opzettelijk, rechtstreeks of onrechtstreeks, in een informaticasysteem invoeren, wijzigen of wissen van gegevens, dan wel met enig ander technologisch middel de normale aanwending van gegevens in een informaticasysteem veranderen, wetende daartoe niet gerechtigd te zijn.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
In afwijking van artikel 9, § 1, vierde lid, wordt de poging tot het plegen van dit misdrijf bestraft met dezelfde straf als het voltooide misdrijf.
Art. 532.Verzwaarde informaticasabotage Informaticasabotage wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer: 1° de dader handelt met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden;2° het misdrijf wordt gepleegd op een informatiesysteem van een kritieke infrastructuur, bedoeld in artikel 3, 4°, van de wet van 1 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren;3° de dader, ten gevolge van de informaticasabotage, schade berokkent aan gegevens in het desbetreffende informaticasysteem of in enig ander informaticasysteem;4° de dader de correcte werking van het desbetreffende informaticasysteem of van enig ander informaticasysteem geheel of gedeeltelijk verhindert ten gevolge van de informaticasabotage.
Art. 533.Bezit of terbeschikkingstelling van een instrument dat informaticasabotage mogelijk moet maken Bezit of terbeschikkingstelling van een instrument dat informaticasabotage mogelijk moet maken is het onrechtmatig, opzettelijk bezitten, produceren, verkopen, verkrijgen met het oog op het gebruik ervan, invoeren, verspreiden of op enige andere manier ter beschikking stellen van een instrument, met inbegrip van informaticagegevens, dat hoofdzakelijk is ontworpen of aangepast voor het plegen van een van de misdrijven bedoeld in de artikelen 531 en 532, terwijl de betrokkene weet dat dit instrument of deze gegevens aangewend kunnen worden om schade te berokkenen aan gegevens of, geheel of gedeeltelijk, de correcte werking van een informaticasysteem te verhinderen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Titel 7. Economische misdrijven Hoofdstuk 1. Overtreding van de wetten op de loterijen en op de pandhuizen
Art. 534.Definitie van illegale loterijen Illegale loterijen zijn alle verrichtingen die het publiek aangeboden worden en die bestemd zijn om winst te verschaffen door middel van het lot en die niet zijn toegelaten door of krachtens de wet.
Art. 535.Deelneming aan de organisatie van illegale loterijen Deelneming aan de organisatie van illegale loterijen is het opzettelijk deelnemen aan de organisatie van een illegale loterij.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 536.Verspreiding van briefjes van illegale loterijen Verspreiding van briefjes van illegale loterijen is het opzettelijk verspreiden of verkopen van briefjes van een illegale loterij.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 537.Reclame maken voor een illegale loterij Reclame maken voor een illegale loterij is het opzettelijk in het openbaar verspreiden van aankondigingen of reclame voor een illegale loterij.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 538.Illegale exploitatie van een pandhuis Illegale exploitatie van een pandhuis is het opzettelijk houden van een pandhuis zonder voorafgaande toestemming.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Hoofdstuk 2. Misdrijven betreffende nijverheid en koophandel
Art. 539.Onthulling van fabricatie- geheimen Onthulling van fabricatiegeheimen is het met kwaad of bedrieglijk opzet meedelen aan derden van de fabricatiegeheimen waarvan men kennis heeft kunnen nemen bij de uitoefening van zijn beroep.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 540.Bedrieglijk gebruik van een fabricatiegeheim Bedrieglijk gebruik van een fabricatiegeheim is het met bedrieglijk opzet verkrijgen of gebruiken van een onrechtmatig onthuld fabricatiegeheim.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 541.Belemmering of verstoring van de vrijheid van opbod of van inschrijving Belemmering of verstoring van de vrijheid van opbod of van inschrijving is het bedrieglijk of met het oogmerk om te schaden artificieel beperken van de oproep tot mededinging of het vertekenen van de normale mededingingsvoorwaarden, door middel van geweld, bedreiging of gelijk welk ander bedrieglijk middel, bij het toewijzen van rechten op roerende of onroerende goederen, een aanneming, een levering, een uitbating of enige dienst, dan wel bij de plaatsing van een overheidsopdracht of een concessieovereenkomst.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Worden vrijgesteld van straffen zij die, voor elke vervolging, alle informatie waarover zij beschikken met betrekking tot de omstandigheden en de daders van deze inbreuken ter kennis brengen aan het openbaar ministerie en indien zij hiervoor een verzoek tot immuniteit van vervolging hebben ingediend bij de Belgische Mededingingsautoriteit overeenkomstig artikel IV.54/4 van het Wetboek van economisch recht met betrekking tot dezelfde feiten.
In geval van toepassing van het derde lid, stelt het openbaar ministerie de Belgische Mededingingsautoriteit onverwijld in kennis van de zaak en verzekert zij de nodige contacten met de Belgische Mededingingsautoriteit.
Titel 8. Misdrijven tegen de Staat en zijn functioneren Hoofdstuk 1. Misdrijven tegen de staatsordening en de staatsmachten Afdeling 1. Misdrijven tegen de staatsordening
Art. 542.Aanslag op de staatsordening De aanslag op de staatsordening is elke aanslag gepleegd met het oogmerk om de grondwettelijke staatsordening of de volgorde van de troonopvolging te vernietigen of te wijzigen, dan wel om de wapens te doen opnemen tegen een wetgevende vergadering of het grondwettelijk gezag.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 7.
Art. 543.Samenspanning tegen de staatsordening De samenspanning tegen de staatsordening is elke samenspanning met het oogmerk om een aanslag op de staatsordening te plegen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 544.Voorbereiding van een aanslag op de staatsordening De voorbereiding van een aanslag op de staatsordening is: 1° elke samenspanning tegen de staatsordening die is gevolgd door enige opzettelijk aangenomen gedraging om de uitvoering ervan voor te bereiden;2° elke opzettelijk aangenomen gedraging om de uitvoering van een aanslag op de staatsordening voor te bereiden. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 545.Voorstel tot samenspanning tegen de staatsordening Het voorstel tot samenspanning tegen de staatsordening is het opzettelijk voorstellen om samen te spannen tegen de staatsordening, zonder dat dit voorstel wordt aangenomen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 546.Aanvaarding van buitenlandse steun aan ondermijning van de essentiële nationale belangen Aanvaarding van buitenlandse steun aan ondermijning van de essentiële nationale belangen is het beïnvloeden of trachten te beïnvloeden van een democratisch beslissingsproces, met het oogmerk om de democratische en grondwettelijke orde, de soevereiniteit of onafhankelijkheid van het Rijk, de veiligheid van de Staat, de verdediging van het Rijk, de internationale betrekkingen, het economisch of wetenschappelijk potentieel van het land of de werking van de besluitvormingsorganen van de Staat aan te tasten, ten dienste van een vreemde Staat of een persoon, onderneming of organisatie, uit het buitenland of onder controle van een vreemde Staat of van een persoon, onderneming of organisatie uit het buitenland: 1° door onwettige of frauduleuze middelen;2° het ontvangen van giften of enig ander voordeel van een buitenlandse persoon of organisatie dat geheel of gedeeltelijk bestemd is om in het Rijk activiteiten die de voormelde belangen kunnen aantasten, te ontplooien. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 547.Kwaadwillige aantasting van het overheidsgezag Kwaadwillige aantasting van het overheidsgezag is het met kwaad opzet en in het openbaar aantasten van de bindende kracht van de wet of van de rechten of het gezag van de grondwettelijke instellingen en dit door het rechtstreeks aanzetten om een wet niet na te komen waardoor er een ernstige en reële bedreiging van de nationale veiligheid, de openbare volksgezondheid of de goede zeden is.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1 wanneer zij betrekking heeft op een niet-strafrechtelijke wet, of een strafrechtelijke wet en een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 2 of meer.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2 wanneer zij betrekking heeft op een strafrechtelijke wet en een misdrijf strafbaar met een straf van niveau 5 of meer. Afdeling 2. Misdrijven tegen een wetgevende vergadering
Art. 548.Verstoring van parlementaire werkzaamheden De verstoring van parlementaire werkzaamheden is het opzettelijk in een lokaal van een wetgevende vergadering aannemen van een gedraging die van aard is de parlementaire werkzaamheden te verstoren, door een persoon die niet tot deze vergadering of haar diensten behoort.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 549.Demonstratie in de buurt van een wetgevende vergadering Demonstratie in de buurt van een wetgevende vergadering is elke gedraging, gesteld met het oogmerk om ongeoorloofde druk uit te oefenen op de parlementsleden of de normale werking van een wetgevende vergadering te verstoren, die bestaat uit: 1° een samenscholing in open lucht of individuele demonstratie in de buurt van een wetgevende vergadering;2° het op onregelmatige wijze trachten te betreden van de buurt van een wetgevende vergadering op een moment waarop de toegang daartoe verboden is;3° het overtreden van de besluiten, reglementen of verordeningen die in het bijzonder werden genomen met het oog op de handhaving van de rust en de orde in de buurt van een wetgevende vergadering. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt als de buurt van een wetgevende vergadering beschouwd: 1° het gedeelte van het grondgebied van de hoofdstad dat de hierna vermelde openbare wegen omvat: Hertogstraat, Noordstraat (van de Leuvenseweg tot het Surlet de Chokierplein), IJzerenkruisstraat, Koningsstraat (van het kruispunt van de IJzerenkruisstraat, de Onderrichtsstraat en de Treurenberg tot het Koningsplein), Koloniënstraat (van de Koningsstraat tot de Jonkersstraat), Paleizenplein en Brederodestraat, alsook binnen het door die openbare wegen begrensde gebied;2° het gedeelte van het grondgebied van de stad Namen dat de hierna vermelde openbare wegen omvat: place Kegeljan tot aan de rue Bord de l'Eau, rue Notre-Dame (van het place Kegeljan tot de rue de la Sarrasse) en de linkerzijde van de avenue Baron Louis Huart (van de rue de la Sarrasse tot het place Kegeljan), alsook binnen het door die openbare wegen begrensde gebied;3° het gedeelte van het grondgebied van de stad Eupen binnen een perimeter van 200 meter rond de zetel van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, gelegen op het Platz des Parlaments 1 te Eupen.
Art. 550.Rechtvaardigingsgrond Er is geen sprake van een demonstratie in de buurt van een wetgevende vergadering indien het gaat om samenscholingen die worden veroorzaakt door de vereisten van het verkeer, de uitvoering van een openbare dienst, de militaire optochten en wapenschouwingen, de plechtigheden, feesten en vermakelijkheden ingericht door de openbare overheid, de begrafenisplechtigheden alsook de bijeenkomsten waartoe een bijzondere machtiging werd verleend bij besluit van de burgemeester van de stad Brussel voor het gebied bedoeld in artikel 549, derde lid, 1°, van de burgemeester van de stad Namen voor het gebied bedoeld in artikel 549, derde lid, 2°, of van de burgemeester van de stad Eupen voor het gebied bedoeld in artikel 549, derde lid, 3°. Afdeling 3. Misdrijven tegen de monarchie
Art. 551.Aanslag op het leven van de Koning of de vermoedelijke troonopvolger De aanslag op het leven van de Koning of de vermoedelijke troonopvolger is elke aanslag die gericht is tegen het leven van de Koning of de vermoedelijke troonopvolger.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 8.
Art. 552.Aanslag op de persoon van de Koning De aanslag op de persoon van de Koning is elke aanslag die gericht is tegen de persoon van de Koning.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 553.Zware aanslag op de persoon van de Koning De zware aanslag op de persoon van Koning is elke aanslag op de persoon van de Koning die een integriteitsaantasting van de derde graad of de dood dan wel een vrijheidsberoving tot gevolg heeft.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 7.
Art. 554.Aanslag op de persoon van de vermoedelijke troonopvolger De aanslag op de persoon van de vermoedelijke troonopvolger is elke aanslag die gericht is tegen de persoon van de vermoedelijke troonopvolger.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 555.Zware aanslag op de persoon van de vermoedelijke troonopvolger De zware aanslag op de persoon van de vermoedelijke troonopvolger is elke aanslag op de persoon van de troonopvolger die een integriteitsaantasting van de derde graad of de dood dan wel een vrijheidsberoving tot gevolg heeft.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 556.Aanslag op de echtgenoot of echtgenote van de Koning of vermoedelijke troonopvolger of op waarnemers van de koninklijke functie De aanslag op de echtgenoot of echtgenote van de Koning of vermoedelijke troonopvolger of op waarnemers van de koninklijke functie is elke aanslag die gericht is tegen de persoon van de echtgenoot of echtgenote van de Koning of de vermoedelijke troonopvolger, tegen de regent of tegen de ministers die, in de gevallen bij de Grondwet bepaald, de grondwettelijke macht van de Koning uitoefenen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Elke aanslag op het leven van de in het eerste lid vermelde personen wordt bestraft als een voltooid misdrijf.
Art. 557.Zware aanslag op de echtgenoot of echtgenote van de Koning of vermoedelijke troonopvolger of op waarnemers van de koninklijke functie De zware aanslag op de echtgenoot of echtgenote van de Koning of vermoedelijke troonopvolger of op waarnemers van de koninklijke functie is elke aanslag op de persoon van de echtgenoot of echtgenote van de Koning of vermoedelijke troonopvolger of op waarnemers van de koninklijke functie die een integriteitsaantasting van de derde graad of de dood dan wel een vrijheidsberoving tot gevolg heeft.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 558.Samenspanning tegen de monarchie De samenspanning tegen de monarchie is elke samenspanning met het oogmerk om een aanslag te plegen: 1° op het leven van de Koning of de vermoedelijke troonopvolger;2° op de persoon van de Koning;3° op de persoon van de vermoedelijke troonopvolger;4° op de echtgenoot of echtgenote van de Koning of vermoedelijke troonopvolger of op waarnemers van de koninklijke functie. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van: 1° niveau 4 in de situatie omschreven onder het eerste lid, 1° en 2° ;2° niveau 3 in de situatie omschreven onder het eerste lid, 3° ;3° niveau 2 in de situatie omschreven onder het eerste lid, 4°.
Art. 559.Voorbereiding van een aanslag tegen de monarchie De voorbereiding van een aanslag tegen de monarchie is: 1° elke samenspanning tegen de monarchie die is gevolgd door enige opzettelijk aangenomen gedraging om de uitvoering ervan voor te bereiden;2° elke opzettelijk aangenomen gedraging om de uitvoering van een aanslag tegen de monarchie voor te bereiden. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van: 1° niveau 5 indien het gaat om een aanslag op het leven van de Koning of de vermoedelijke troonopvolger of op de persoon van de Koning;2° niveau 4 indien het gaat om een aanslag op de persoon van de vermoedelijke troonopvolger;3° niveau 3 indien het gaat om een aanslag op de echtgenoot of echtgenote van de Koning of van de vermoedelijke troonopvolger of op waarnemers van de koninklijke functie.
Art. 560.Voorstel tot samenspanning tegen de monarchie Het voorstel tot samenspanning tegen de monarchie is het opzettelijk voorstellen om samen te spannen tegen het leven of de persoon van de Koning of de vermoedelijke troonopvolger, zonder dat dit voorstel wordt aangenomen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 561.Majesteitsschennis Majesteitsschennis is het met het oogmerk de beschermde persoon belachelijk te maken, smaden door daden, woorden, gebaren of bedreigingen van de Koning, de vermoedelijke troonopvolger of hun echtgenoot of echtgenote, dan wel de regent.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Afdeling 4. Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 562.Onderdak verschaffen aan samenspanners of aanslagplegers Het onderdak verschaffen aan samenspanners of aanslagplegers is het opzettelijk een onderdak, schuilplaats of vergaderzaal verschaffen aan personen die samenspannen of een aanslag voorbereiden of hebben gepleegd.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Deze bepaling laat de toepassing van artikel 19 onverlet.
Art. 563.Strafuitsluitende verschoningsgrond De persoon die voor het plegen van een aanslag en voor het aanvangen van enige vervolging een samenspanning, voorbereiding van een aanslag of een voorstel tot samenspanning en alle informatie waarover hij beschikt omtrent de omstandigheden en de daders van het misdrijf aan de overheid ter kennis brengt, wordt niet gestraft.
Hoofdstuk 2. Misdrijven tegen de landsverdediging en de essentiële belangen van België Afdeling 1. Definities
Art. 564.Definities Voor de toepassing van dit hoofdstuk moet onder de volgende begrippen worden begrepen: 1° bondgenoot: elke Staat die, zelfs zonder bondgenootschapsverdrag, oorlog voert tegen een Staat waarmee België zelf in oorlog is, tenzij België ook met de eerste Staat in oorlog is;2° vijand: elke Staat waarmee België in een gewapend conflict verwikkeld is, alsook alle organisaties, vennootschappen en particulieren uit deze Staat van wie de activiteiten ertoe bijdragen de inspanningen van die Staat in het kader van het gewapend conflict te helpen;3° staatsgeheim: voorwerpen, plannen, documenten of inlichtingen die geheim moeten worden gehouden aangezien hun bekendmaking van dien aard is het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde, de veiligheid van de Staat, de verdediging van het grondgebied, de internationale betrekkingen, het economisch of wetenschappelijk potentieel van het land, de veiligheid van Belgen in het buitenland of de werking van de besluitvormingsorganen van de Staat aan te tasten. Afdeling 2. Uitlokken of veroorzaken van oorlog
Art. 565.Oorlogsuitlokking Oorlogsuitlokking is elke machinatie of in verstandhouding treden met een vreemde Staat of een persoon die in het belang van die Staat handelt, gesteld met het oogmerk om een vreemde Staat tot het voeren van oorlog tegen België te bewegen of haar daartoe de middelen te verschaffen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 7.
Art. 566.Geslaagde oorlogsuitlokking Er is geslaagde oorlogsuitlokking indien de oorlogsuitlokking vijandelijkheden tot gevolg heeft.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 8.
Art. 567.Blootstelling aan oorlogsdreiging Blootstelling aan oorlogsdreiging is het opzettelijk blootstellen van de Staat aan vijandelijkheden van een vreemde Staat door het stellen van vijandelijke handelingen die niet door de regering werden goedgekeurd.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 568.Blootstelling aan oorlogsdreiging met vijandelijkheden tot gevolg Indien de blootstelling aan oorlogsdreiging vijandelijkheden door een vreemde Staat tot gevolg heeft, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 5. Afdeling 3. Militaire collaboratie
Art. 569.Opnemen van de wapens tegen België of een bondgenoot Het opnemen van de wapens tegen België of een bondgenoot is het opzettelijk door een Belg of een persoon met een verblijfstitel voor België ten voordele van de vijand direct deelnemen aan de vijandelijkheden. Deze gedraging is strafbaar wanneer zij is gesteld tegen België of een bondgenoot.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 8.
Art. 570.Vergemakkelijken van de opmars van de vijand Het vergemakkelijken van de opmars van de vijand is het opzettelijk voor de vijand vergemakkelijken van het betreden van het grondgebied van het Rijk, alsook het aan hem overleveren van steden, vestingen, plaatsen, posten, havens, magazijnen, arsenalen, schepen of vaartuigen, die aan België of een bondgenoot toebehoren.
Dit misdrijf, alsook de poging daartoe, wordt bestraft met een straf van niveau 8. Afdeling 4. Economische collaboratie
Art. 571.Verschaffen van mankracht of goederen aan de vijand Verschaffen van mankracht of goederen aan de vijand is het opzettelijk verschaffen van soldaten, manschappen, geld, levensmiddelen, wapens of munitie aan de vijand, alsook de poging daartoe. Deze gedraging is strafbaar wanneer zij is gesteld tegen België of een bondgenoot.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 8.
Een persoon die verblijft in een deel van het grondgebied van het Rijk dat door de vijand is bezet, pleegt dit misdrijf alleen indien hij opzettelijk: 1° hetzij rechtstreeks, hetzij door een tussenpersoon of als tussenpersoon, de vijand helpt door het verschaffen van soldaten, manschappen, geld, levensmiddelen bestemd voor de ravitaillering van de vijand, oorlogsmateriaal voor aanval of verdediging, eigenlijke oorlogsmunitie, onderdelen bestemd voor de vervaardiging van oorlogsmateriaal of -munitie, kleding- of uitrustingsstukken waarvan hij weet dat zij voor militair gebruik zijn bestemd of indien hij ten behoeve van de vijand een onderneming van werken tot het aanleggen, inrichten of camoufleren van versterkingen, vliegvelden of alle andere voor militaire doeleinden bestemde bouwwerken of installaties opricht of leidt;2° de vijand hetzij rechtstreeks, hetzij door een tussenpersoon of als tussenpersoon, grondstoffen, materialen of producten verschaft, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn voor de productie van oorlogsmateriaal of -munitie, van de kleding- of uitrustingsstukken of de uitvoering van de werken bedoeld in de bepaling onder 1°, tenzij hij bij deze leveringen alle middelen waarover hij kon beschikken heeft aangewend om zich tegen het uitvoeren van de bestellingen van de vijand te verzetten;3° de vijand hetzij rechtstreeks, hetzij door een tussenpersoon of als tussenpersoon, grondstoffen of bewerkte stoffen, producten, levensmiddelen of dieren verschaft, wanneer die levering is gebeurd ten gevolge van aanzoeken of stappen gedaan bij de vijand of tussenpersonen die voor zijn rekening handelen, of wanneer zij de oprichting, de verbouwing of de vergroting van de onderneming of de wijziging van de aard of van de bedrijfsmethoden daarvan heeft nodig gemaakt, of wanneer de productie op een abnormaal peil is gehouden of tot dat peil is opgevoerd om zijn bestellingen te kunnen uitvoeren of wanneer de leverancier zijn hulp heeft ingeroepen om sociale geschillen te beslechten of hij diensten van tegensabotage heeft ingericht;4° zijn werkzaamheid ten dienste van de vijand stelt om voor zijn rekening de grondstoffen, bewerkte stoffen, producten, levensmiddelen of dieren, bedoeld in de bepalingen onder 1°, 2° en 3°, te verzamelen.
Art. 572.Overeenkomst sluiten of uitvoeren met de vijand Overeenkomst sluiten of uitvoeren met de vijand is het opzettelijk, rechtstreeks of door een tussenpersoon, zonder machtiging van de bevoegde minister sluiten of uitvoeren van een overeenkomst tijdens een gewapend conflict of het pogen dit te doen, door een Belg die zich buiten het grondgebied van de vijand of het door hem bezette of gecontroleerde gebied bevindt met: 1° een onderdaan van de vijand of een daarmee gelijkgesteld persoon;2° een persoon die zich op het grondgebied van de vijand of het door hem bezette of gecontroleerde gebied bevindt, of;3° een andere persoon waarvan de dader wist of moest weten dat deze overeenkomst van aard was, al dan niet rechtstreeks, hulp te verlenen aan de vijand. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
De lijst van met een onderdaan van de vijand gelijkgestelde personen wordt vastgesteld bij koninklijk besluit. Afdeling 5. Politieke en intellectuele collaboratie
Art. 573.Steun aan de politiek of doelstellingen van de vijand Steun aan de politiek of doelstellingen van de vijand is opzettelijk deelnemen aan het vervormen van de wettelijke instellingen of organisaties door de vijand of het dienen van de politiek of de doelstellingen van de vijand.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 7.
Art. 574.Aan het wankelen brengen van de trouw aan de Staat Het aan het wankelen brengen van de trouw aan de Staat is het opzettelijk 1° doen wankelen van de trouw van de burgers aan de Staat en zijn grondwettelijke instellingen in oorlogstijd;2° bevorderen van de voortgang van de vijand op het grondgebied van het Rijk of een bondgenoot of tegenwerken van de Belgische strijdkrachten of die van een bondgenoot door de trouw van officieren, soldaten, matrozen of andere burgers aan de Staat en zijn grondwettelijke instellingen te doen wankelen. Dit misdrijf, alsook de poging tot het plegen van het misdrijf vermeld onder 2°, wordt bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 575.Propaganderen tegen het verzet Propaganderen tegen het verzet is het opzettelijk leiden, voeren, uitlokken, helpen of begunstigen van enige propaganda gericht tegen het verzet tegen de vijand of zijn bondgenoten of die ertoe strekt steun aan de politiek of doelstellingen van de vijand of het doen wankelen van de trouw van de burgers aan de Staat en zijn grondwettelijke instellingen in oorlogstijd te verwekken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 6. Afdeling 6. Misdrijven met betrekking tot staatsgeheimen
Art. 576.Reproductie, bekendmaking of overdracht van een staatsgeheim aan een vreemde Staat of een buitenlandse gewapende groep De reproductie, bekendmaking of overdracht van een staatsgeheim aan een vreemde Staat of een buitenlandse gewapende groep is het opzettelijk, geheel of ten dele, in origineel of reproductie, reproduceren voor, bekendmaken of overdragen van een staatsgeheim aan een vreemde Staat of een buitenlandse gewapende groep of een persoon die in het belang van een vreemde Staat of dergelijke buitenlandse gewapende groep handelt, of de poging om dit te doen, alsook het opzettelijk onderhouden van contacten met het oog op het plegen van dergelijke reproductie, bekendmaking of overdracht van staatsgeheim, alsook de poging om dit te doen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 577.Reproductie, bekendmaking of overdracht van een staatsgeheim aan een vreemde Staat of een buitenlandse gewapende groep door bijzondere personen Reproductie, bekendmaking of overdracht van een staatsgeheim aan een vreemde Staat of een buitenlandse gewapende groep door bijzondere personen is het opzettelijk reproduceren voor, bekendmaken of overdragen van een staatsgeheim aan een vreemde Staat of een buitenlandse gewapende groep door een persoon met een openbare functie, met een openbaar mandaat of aan wie een Belgische regering of een lid daarvan een opdracht of werk heeft toevertrouwd, alsook de poging om dit te doen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 578.Reproductie, bekendmaking of overdracht van een staatsgeheim aan een vreemde Staat of een buitenlandse gewapende groep in oorlogstijd Indien de reproductie, bekendmaking of overdracht van een staatsgeheim aan een vreemde Staat of een buitenlandse gewapende groep is gepleegd in oorlogstijd, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 579.Strafuitsluitende verschoningsgrond De persoon die vóór dat enig staatsgeheim wordt overgedragen aan een vreemde Staat of een buitenlandse gewapende groep of aan een derde met het oog op de latere verdere overdracht aan een vreemde Staat of een buitenlandse gewapende groep, zijn contacten met het oog op het plegen van dergelijke overdracht aan de overheid ter kennis brengt, wordt niet gestraft.
Art. 580.Strafverminderende verschoningsgrond De persoon die de essentiële elementen van de door hem gepleegde overdracht van een staatsgeheim aan een vreemde Staat of een buitenlandse gewapende groep, dan wel aan een derde met het oog op de latere verdere overdracht aan een vreemde Staat of een buitenlandse gewapende groep, ter kennis brengt aan de overheid wordt bestraft met een straf van het onmiddellijk lagere niveau.
Art. 581.Reproductie, bekendmaking of overdracht van een staatsgeheim aan de vijand De reproductie, bekendmaking of overdracht van een staatsgeheim aan de vijand is het opzettelijk, geheel of ten dele, in origineel of reproductie, reproduceren, bekendmaken of overdragen van een staatsgeheim aan de vijand of een persoon die in het belang van de vijand handelt, alsook de poging om dit te doen.
Deze gedraging is strafbaar wanneer zij is gesteld tegen België of een bondgenoot.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 7.
Art. 582.Reproductie, bekendmaking of overdracht aan onbevoegden van een staatsgeheim Reproductie, bekendmaking of overdracht aan onbevoegden van een staatsgeheim is het, geheel of ten dele, 1° in origineel of reproductie, overleveren of meedelen aan een persoon die onbevoegd is om die in ontvangst te nemen of er kennis van te nemen;2° zonder toelating van de bevoegde overheid reproduceren, openbaar of bekendmaken; van een staatsgeheim met het oogmerk afbreuk te doen aan de essentiële belangen van België of van een Staat waarmee België met het oog op een gemeenschappelijke verdediging door een internationale overeenkomst is verbonden, alsook de poging om dit te doen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 583.Reproductie, bekendmaking of overdacht aan onbevoegden van een staatsgeheim met betrekking tot de verdediging van het grondgebied of de uitwendige veiligheid van de Staat Reproductie, bekendmaking of overdracht aan onbevoegden van een staatsgeheim met betrekking tot de verdediging van het grondgebied of de uitwendige veiligheid van de Staat is het opzettelijk, geheel of ten dele 1° in origineel of reproductie, overleveren of meedelen aan een persoon die onbevoegd is om die in ontvangst te nemen of er kennis van te nemen;2° zonder toelating van de bevoegde overheid reproduceren, openbaar of bekendmaken; van een staatsgeheim dat geheim moeten worden gehouden in het belang van de verdediging van het grondgebied of van de uitwendige veiligheid van de Staat, alsook de poging om dit te doen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 584.Verzwaarde reproductie, bekendmaking of overdracht aan onbevoegden van een staatsgeheim met betrekking tot de verdediging van het grondgebied of de uitwendige veiligheid van de Staat Indien de reproductie, bekendmaking of overdracht aan onbevoegden van een staatsgeheim met betrekking tot de verdediging van het grondgebied of de uitwendige veiligheid van de Staat wordt gepleegd met het oogmerk afbreuk te doen aan de essentiële belangen van België of van een Staat waarmee België met het oog op een gemeenschappelijke verdediging door een regionale regeling is verbonden, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 585.Reproductie, bekendmaking of overdracht aan onbevoegden van een staatsgeheim in oorlogstijd Indien de reproductie, bekendmaking of overdracht aan onbevoegden van een staatsgeheim is gepleegd in oorlogstijd, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 586.Onbevoegd ontvangen van een staatsgeheim Onbevoegd ontvangen van een staatsgeheim is het opzettelijk, geheel of ten dele, in origineel of reproductie, aanschaffen of ontvangen, zonder bevoegd te zijn dit in ontvangst te nemen of er kennis van te nemen, van een staatsgeheim, alsook de poging om dit te doen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 587.Onbevoegd ontvangen van een staatsgeheim met betrekking tot de verdediging van het grondgebied of de uitwendige veiligheid van de Staat in oorlogstijd Indien het onbevoegd ontvangen van een staatsgeheim met betrekking tot de verdediging van het grondgebied of de uitwendige veiligheid van de Staat is gepleegd in oorlogstijd, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 588.Vergaren of overmaken van militaire inlichtingen Het vergaren of overmaken van militaire inlichtingen is het 1° zich, met het oogmerk inlichtingen te vergaren, onder een vermomming of met verhulling van zijn identiteit, beroep, hoedanigheid of nationaliteit dan wel door een handeling die tot doel heeft de voor de bewaking aangestelde personen te misleiden of hun waakzaamheid te omzeilen, toegang verschaffen tot een militaire installatie of een door de Staat opgeëist of bevracht schip, luchtvaartuig of gebouw, alsook de infrastructuur waar werken of diensten in opdracht van Landsverdediging worden uitgevoerd, alsook de poging om dit te doen;2° opzettelijk, onder een vermomming of met verhulling van zijn identiteit, beroep, hoedanigheid of nationaliteit dan wel door een handeling die tot doel heeft de voor de bewaking aangestelde personen te misleiden of hun waakzaamheid te omzeilen, een plan maken, verkeerswegen of infrastructuur voor communicatie verkennen of inlichtingen inwinnen die van belang zijn voor de verdediging van het grondgebied of de uitwendige veiligheid van de Staat, alsook de poging om dit te doen;3° organiseren of gebruiken van communicatiekanalen met het oogmerk om inlichtingen die van belang zijn voor de verdediging van het grondgebied of de uitwendige veiligheid van de Staat in te winnen of over te maken zonder daartoe bevoegd te zijn, alsook de poging om dit te doen;4° zonder toestemming militaire communicatie- en informaticasystemen binnendringen met het oogmerk om inlichtingen die van belang zijn voor de verdediging van het grondgebied of de uitwendige veiligheid van de Staat in te winnen of over te maken zonder daartoe bevoegd te zijn, alsook de poging om dit te doen. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 589.Vergaren of overmaken van militaire inlichtingen in oorlogstijd Indien het vergaren of overmaken van militaire inlichtingen is gepleegd in oorlogstijd, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 590.Hulp verschaffen aan daders van bepaalde misdrijven met betrekking tot een staatsgeheim Het verschaffen van hulp aan daders van bepaalde misdrijven met betrekking tot een staatsgeheim is het opzettelijk een onderdak, schuilplaats of vergaderruimte verschaffen aan personen die de misdrijven van het onbevoegd ontvangen van een staatsgeheim of het vergaren of overmaken van militaire inlichtingen hebben gepleegd of hebben gepoogd dit te doen, het hulp bieden aan deze personen bij hun communicatie of het verbergen van de zaken die gediend hebben of moesten dienen voor het plegen van die misdrijven.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Deze bepaling laat de toepassing van artikel 19 onverlet.
Art. 591.Opnames of opmetingen maken van militaire installaties, militaire domeinen of militaire communicatie of de verspreiding hiervan Opnames of opmetingen maken van militaire installaties, militaire domeinen of militaire communicatie of de verspreiding hiervan is het opzettelijk, zonder vergunning van de militaire overheid afgeleverd onder de voorwaarden bepaald door de minister van Landsverdediging: 1° maken van beeld- of andere opnames, het beschrijven van of doen van topografische of andere opmetingen of verrichtingen van een militaire installatie of een militair domein, ongeacht het procedé waarmee deze installaties of domeinen worden afgebeeld, geregistreerd of opgemeten, alsook de poging daartoe;2° publiceren, reproduceren, uitgeven, tentoonstellen, verkopen of verspreiden van al dan niet volledige opnames, beschrijvingen, opmetingen of andere verrichtingen bedoeld in de bepaling onder 1°, ongeacht het gebruikte medium, alsook de poging daartoe;3° maken van opnames of beschrijven van communicatie met betrekking tot de uitvoering van militaire operaties of oefeningen, alsook het publiceren, reproduceren, uitgeven, verkopen of verspreiden van deze opnames of beschrijvingen, alsook de poging daartoe. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 592.Betreden van een militaire installatie of een militair domein Betreden van een militaire installatie of een militair domein is het opzettelijk, zonder vergunning van de militaire overheid afgeleverd onder de voorwaarden bepaald door de minister van Landsverdediging, betreden van een militaire installatie of een militair domein of een door de militaire overheid opgeëist bevracht schip, luchtvaartuig of gebouw, alsook de infrastructuur waar militaire operaties en oefeningen, of werken en diensten in opdracht van defensie worden uitgevoerd, alsook de poging om dit te doen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 593.Betreden van of opnames of opmetingen maken van een militaire installatie of een militair domein of van militaire communicatie of het verspreiden ervan in oorlogstijd Indien het betreden van een militaire installatie of een militair domein of het maken van opnames of opmetingen van een militaire installatie of een militair domein of van militaire communicatie met betrekking tot de uitvoering van militaire operaties of oefeningen of het verspreiden ervan is gepleegd in oorlogstijd, worden deze misdrijven bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 594.Foute omgang met een staatsgeheim Foute omgang met een staatsgeheim is het door een ernstig gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid en in strijd met de geldende regelgeving: 1° verplaatsen of in zijn bezit houden van een staatsgeheim, of;2° geheel of ten dele laten vernietigen, ontvreemden of wegnemen, zelfs tijdelijk, of geheel of ten dele kennis, afschrift of reproductie laten nemen van een staatsgeheim. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 595.Foute omgang met een staatsgeheim in oorlogstijd Indien de foute omgang met een staatsgeheim is gepleegd in oorlogstijd, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 596.Verstrekken van foute essentiële informatie Verstrekken van foute essentiële informatie is het met bedrieglijk opzet verstrekken van foute informatie of overhandigen van vervalste of gewijzigde documenten aan een Belgische overheid, dan wel het verbergen van correcte informatie, die van aard is het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde, de veiligheid van de Staat, de verdediging van het grondgebied, de internationale betrekkingen, het economisch of wetenschappelijk potentieel van het land, de veiligheid van Belgen in het buitenland of de werking van de besluitvormingsorganen van de Staat aan te tasten.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3. Afdeling 7. Aangifte aan de vijand
Art. 597.Aangifte aan de vijand Aangifte aan de vijand is het met kwaad opzet of met het oogmerk de vijand te ondersteunen, blootstellen van een persoon aan opsporingen, vervolgingen of sanctionering vanwege de vijand, door aangifte van een echt of denkbeeldig feit.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 598.Aangifte aan de vijand met langdurige vrijheidsberoving tot gevolg Indien de aangifte aan de vijand een vrijheidsberoving van meer dan een maand tot gevolg heeft, zonder dat deze is veroorzaakt door een andere aangifte, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 4.
Art. 599.Aangifte aan de vijand met een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg Indien de aangifte aan de vijand een integriteitsaantasting van de derde graad tot gevolg heeft, zonder dat deze is veroorzaakt door een andere aangifte, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 600.Aangifte aan de vijand met de dood tot gevolg Indien de aangifte aan de vijand de dood tot gevolg heeft, zonder dat deze is veroorzaakt door een andere aangifte en zonder dat de dader deze aangifte deed met het oogmerk de dood te veroorzaken, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 6. Afdeling 8. Verberging van vijanden of plegers van misdrijven tegen de
landsverdediging
Art. 601.Verbergen van daders van misdrijven tegen de landsverdediging Het verbergen van daders van misdrijven tegen de landsverdediging is het opzettelijk verbergen van een persoon die vervolgd wordt of veroordeeld is wegens een van de misdrijven uit dit hoofdstuk of de artikelen 17 of 18 van het Militair Strafwetboek of het helpen van deze personen zich aan het gerecht te onttrekken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Deze bepaling laat de toepassing van artikel 19 onverlet.
Deze bepaling is niet van toepassing op bloed- of aanverwanten in opgaande of neerdalende rechte lijn, echtgenoten of bloed- of aanverwanten in de zijlijn tot de tweede graad van de daders van de bedoelde misdrijven.
Art. 602.Verbergen van vijandelijke spionnen of verkenners Het verbergen van vijandelijke spionnen of verkenners is het opzettelijk verbergen van een vijandelijke spion of een vijandelijke verkenner die zich, in uniform, binnen de linies van het Belgische leger beweegt om inlichtingen te verzamelen voor zijn eigen leger.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 603.Verbergen van vijandelijke agenten of soldaten Het verbergen van vijandelijke agenten of soldaten is het opzettelijk verbergen van vijandelijke agenten of soldaten of het helpen van deze personen om zich aan de overheid te onttrekken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 604.Verbergen van vijandelijke agenten of soldaten bij staat van beleg Indien het verbergen van vijandelijke agenten of soldaten wordt gepleegd bij staat van beleg, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 6.
Art. 605.Verbergen van onderdanen van de vijand Het verbergen van onderdanen van de vijand is het opzettelijk verbergen van een onderdaan van de vijand of zijn bondgenoten of het helpen van deze personen zich aan de overheid te onttrekken, indien zij direct deelnemen of hebben deelgenomen aan de vijandelijkheden, mankracht of goederen aan de vijand verschaffen of hebben verschaft, of anderszins een risico uitmaken voor de nationale veiligheid.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 606.Verbergen van onderdanen van de vijand bij staat van beleg Indien het verbergen van onderdanen van de vijand wordt gepleegd bij staat van beleg, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 4. Afdeling 9. Vernieling of brandstichting in strijd met de
landsverdediging
Art. 607.Vernieling of brandstichting ter bevoordeling van de vijand Vernieling of brandstichting ter bevoordeling van de vijand is het plegen van een misdrijf zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van titel 6 met het oogmerk hierdoor de vijand te bevoordelen.
Dit misdrijf wordt bestraft: 1° indien op dit misdrijf van hoofdstuk 2 van titel 6 een straf van niveau 1, 2, 3 is gesteld, wordt de straf vervangen door een straf van niveau 4;2° indien op dit misdrijf van hoofdstuk 2 van titel 6 een straf van niveau 4 is gesteld, wordt de straf vervangen door een straf van niveau 5;3° indien op dit misdrijf van hoofdstuk 2 van titel 6 een straf van niveau 5 is gesteld, wordt de straf vervangen door een straf van niveau 6;4° indien op dit misdrijf van hoofdstuk 2 van titel 6 een straf van niveau 6 of 7 is gesteld, wordt de straf vervangen door een straf van niveau 8. De poging tot het plegen van dit misdrijf wordt bestraft zoals het voltooid misdrijf. Afdeling 10. Samenspanning tegen de landsverdediging
Art. 608.Samenspanning ter ondersteuning van de vijand De samenspanning ter ondersteuning van de vijand is het samenspannen met het oogmerk een van de volgende misdrijven te plegen: 1° vergemakkelijken van de opmars van de vijand;2° verschaffen van mankracht of goederen aan de vijand;3° aan het wankelen brengen van de trouw aan de Staat, voor wat betreft de situatie bedoeld in artikel 574, eerste lid, 2°. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 609.Voorbereiding van de ondersteuning van de vijand Voorbereiding van de ondersteuning van de vijand is de samenspanning ter ondersteuning van de vijand die is gevolgd door enige opzettelijk aangenomen gedraging om de uitvoering ervan voor te bereiden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 610.Samenspanning met het oog op een misdrijf dat de landsverdediging kan belemmeren De samenspanning met het oog op een misdrijf dat de landsverdediging kan belemmeren is het samenspannen om een misdrijf tegen personen of goederen te plegen met het oogmerk om in oorlogstijd de verdediging van het grondgebied, de mobilisatie of de wapen-, munitie- of levensmiddelenvoorziening van het leger te belemmeren.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 611.Samenspanning met het oog op een misdrijf dat de landsverdediging kan belemmeren in oorlogstijd Indien de samenspanning met het oog op een misdrijf dat de landsverdediging kan belemmeren wordt gepleegd in oorlogstijd, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 612.Strafuitsluitende verschoningsgrond De persoon die voor het begin van uitvoering van een misdadig voornemen en voor enige vervolging het bestaan van een samenspanning of voorbereiding als bedoeld in deze afdeling en hun daders aan de overheid ter kennis brengt, wordt niet gestraft. Afdeling 11. Aanzetten tot misdrijven tegen de landsverdediging
Art. 613.Aanzetten tot misdrijven tegen de landsverdediging Aanzetten tot misdrijven tegen de landsverdediging is het opzettelijk, op vasthoudende en zekere wijze aanbieden of voorstellen om een misdrijf uit dit hoofdstuk strafbaar met een straf van niveau 3 of hoger te plegen, alsook de aanvaarding van dit aanbod of voorstel, terwijl dit geen uitwerking heeft gehad wegens omstandigheden onafhankelijk van de wil van de dader.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van het tweede lagere strafniveau dan datgene gesteld op het voltooide misdrijf.
Deze bepaling laat de toepassing van artikel 19 onverlet.
Hoofdstuk 3. Misdrijven tegen de internationale betrekkingen Afdeling 1. Aanslagen tegen een vreemde Staat of buitenlands
staatshoofd
Art. 614.Aanslag op de persoon van een buitenlands staatshoofd De aanslag op de persoon van een buitenlands staatshoofd is elke aanslag die gericht is tegen de persoon van een buitenlands staatshoofd.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 5.
Art. 615.Voorbereiding van een aanslag tegen een buitenlands staatshoofd De voorbereiding van een aanslag tegen een buitenlands staatshoofd is elke samenspanning tegen het leven of de persoon van een buitenlands staatshoofd die is gevolgd door enige opzettelijk aangenomen gedraging om de uitvoering ervan voor te bereiden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 616.Voorbereiding van een aanslag tegen de staatsordening van een vreemde staat De voorbereiding van een aanslag tegen de staatsordening van een vreemde staat is elke samenspanning met het oogmerk om de grondwettelijke staatsordening van een vreemde staat te vernietigen of te wijzigen, dan wel om de inwoners van een ander land de wapens te doen opnemen tegen het grondwettelijk gezag van dat land, en die is gevolgd door enige opzettelijk aangenomen gedraging om de uitvoering ervan voor te bereiden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 617.Strafuitsluitende verschoningsgronden De persoon die voor het plegen van een aanslag en voor het aanvangen van enige vervolging een samenspanning of voorbereiding van een aanslag tegen een buitenlands staatshoofd of de staatsordening van een vreemde staat en alle informatie waarover hij beschikt omtrent de omstandigheden en de daders van het misdrijf aan de overheid ter kennis brengt, wordt niet gestraft.
Onverminderd de gevallen waarin dit aanleiding geeft tot verval van de strafvordering, wordt evenmin gestraft de persoon die voor een in het eerste lid bedoelde feit wordt vervolgd wanneer de verdachte in het buitenland reeds werd vervolgd en op tegenspraak veroordeeld. Afdeling 2. Misdrijven tegen diplomatieke en consulaire
vertegenwoordigers van vreemde staten
Art. 618.Gewelddaden gepleegd op een diplomatieke of consulaire ambtenaar Gewelddaden gepleegd op een diplomatieke of consulaire ambtenaar zijn de in artikel 193 bedoelde gewelddaden gepleegd op een bij de Belgische regering of een in België gevestigde internationale publiekrechtelijke organisatie geaccrediteerde diplomatieke of consulaire ambtenaar naar aanleiding van de uitoefening van deze functie.
Dit misdrijf wordt bestraft zoals gewelddaden gepleegd op een persoon met een maatschappelijke functie.
Art. 619.Smaad aan een diplomatieke of consulaire ambtenaar Smaad aan een diplomatieke of consulaire ambtenaar is het misdrijf bedoeld in artikel 247, gepleegd op een bij de Belgische regering of een in België gevestigde internationale publiekrechtelijke organisatie geaccrediteerde diplomatieke of consulaire ambtenaar naar aanleiding van de uitoefening van deze functie.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 620.Brandstichting, vernieling door ontploffing of overstroming en vandalisme aan diplomatieke of consulaire infrastructuur Brandstichting, vernieling door ontploffing of overstroming of vandalisme aan diplomatieke of consulaire infrastructuur is het plegen van brandstichting, van vernieling door ontploffing of overstroming of van vandalisme, zoals gedefinieerd in hoofdstuk 2 van titel 6, ten aanzien van de officiële gebouwen, de particuliere woning of de vervoermiddelen van een bij de Belgische regering of bij een in België gevestigde internationale publiekrechtelijke organisatie geaccrediteerde diplomatieke of consulaire ambtenaar.
Dit misdrijf wordt bestraft zoals de brandstichting, vernieling door ontploffing of overstroming of vandalisme, gepleegd op een goed met een bijzonder belang. Afdeling 3. Huurlingschap
Art. 621.Huurlingschap Huurlingschap is het opzettelijk dienstnemen, vertrekken of doorreizen, alsook de poging daartoe, met het oog op het dienstnemen bij een vreemd leger of troepenmacht die zich op het grondgebied van een vreemde staat bevindt in de gevallen bepaald in een met redenen omkleed besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 622.Werven van huurlingen Werven van huurlingen is het opzettelijk, buiten de militaire technische bijstand die een staat aan een vreemde staat verleent en onverminderd de internationale verplichtingen van een staat of zijn deelneming aan internationale politieoperaties waartoe besloten wordt door publiekrechtelijke instellingen waarvan de staat lid is, aanwerven van personen ten behoeve van een vreemd leger of troepenmacht die zich op het grondgebied van een vreemde staat bevindt en het stellen van handelingen die zulke aanwerving kunnen uitlokken of vergemakkelijken, alsook de poging daartoe.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 623.Uitsluiting van strafbaarheid De strafbaarstellingen uit deze afdeling zijn niet van toepassing in geval van: 1° aanwerving door een staat van zijn eigen onderdanen, of;2° aanwerving door een staat, op zijn grondgebied, van een vreemdeling als regelmatig lid van de strijdkrachten van die staat, op een andere wijze dan in het kader van militaire technische bijstand die een staat aan een andere staat verleent en onverminderd de internationale verplichtingen van die staat of zijn deelneming aan internationale politieoperaties waartoe besloten wordt door publiekrechtelijke instellingen waarvan het lid is, onverminderd de toepassing van artikel 624.
Art. 624.Werven van een minderjarige voor een vreemd leger Werven van een minderjarige voor een vreemd leger is het opzettelijk verkrijgen van een minderjarige dat deze dienst neemt in een vreemd leger of een vreemde troep, zonder de toestemming van zijn ouders of voogd, alsook de poging daartoe.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Hoofdstuk 4. Ambtsmisdrijven Afdeling 1. Schending van fundamentele rechten van de burgers
Art. 625.Het verzuim om op te treden tegen een wederrechtelijke vrijheidsberoving Het verzuim om op te reden tegen een wederrechtelijke vrijheidsberoving is het opzettelijk nalaten of weigeren een wederrechtelijke vrijheidsberoving vast te stellen, aan te geven of te beëindigen door een persoon met een openbare functie.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 626.De willekeurige inbreuk op de grondrechten De willekeurige inbreuk op de grondrechten is elke opzettelijk gepleegde daad van willekeur door een persoon met een openbare functie die een inbreuk maakt op de door de grondwet of door België geratificeerde verdragen gewaarborgde rechten en vrijheden en die niet strafbaar is onder een andere bepaling van dit Wetboek.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. Afdeling 2. Gedragingen met het oog op het ontwrichten van de openbare
dienst
Art. 627.Beramen van maatregelen in strijd met de geldende normen Het beramen van maatregelen in strijd met de geldende normen is het beramen van maatregelen in strijd met de vigerende wetten of uitvoeringsbesluiten door een persoon met een openbare functie, hetzij op bijeenkomsten, hetzij via onderlinge communicatie, met kwaad opzet of met het oogmerk de openbare dienst te ontwrichten door de normale werking ervan lam te leggen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 628.Verhinderen van de uitvoering van de geldende normen Het verhinderen van de uitvoering van de geldende normen is het beramen van maatregelen tegen de uitvoering van een wet of een uitvoeringsbesluit door personen met een openbare functie, hetzij op bijeenkomsten, hetzij via onderlinge communicatie, met kwaad opzet of met het oogmerk de openbare dienst te ontwrichten door de normale werking ervan lam te leggen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. Afdeling 3. Aanmatiging van macht
Art. 629.Aanmatiging van macht door magistraten of leden van de politiediensten De aanmatiging van macht door magistraten of leden van de politiediensten is de opzettelijk gepleegde wederrechtelijke inmenging door een magistraat of een lid van een politiedienst in de uitoefening van de wetgevende macht, hetzij door wetten te maken of de uitvoering ervan te stuiten of te schorsen, en in de uitvoerende macht, hetzij door verordeningen te maken, hetzij door de uitvoering van de administratieve bevelen te verbieden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 630.Aanmatiging van macht door leden van de lokale uitvoerende macht of van bestuurslichamen De aanmatiging van macht door leden van de lokale uitvoerende macht of van bestuurslichamen is de opzettelijk gepleegde wederrechtelijke inmenging door een provinciegouverneur, arrondissementscommissaris, burgemeester of lid van een bestuurslichaam in de uitoefening van de wetgevende macht, hetzij door wetten te maken, hetzij door de uitvoering ervan te stuiten of te schorsen, dan wel door zich aan te matigen besluiten te nemen die ertoe strekken een bevel of verbod aan de hoven of rechtbanken uit te vaardigen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. Afdeling 4. Misbruik van gezag
Art. 631.Onwettig vorderen of bevelen van de openbare macht § 1. Het onwettig vorderen of bevelen van de openbare macht is het opzettelijk vorderen of bevelen door een persoon met een openbare functie van het optreden van de openbare macht, tegen de uitvoering van een wet of van een uitvoeringsbesluit, tegen de inning van een wettelijk ingevoerde belasting of tegen de uitvoering van een rechterlijke beschikking of bevel, of van enig ander bevel van de overheid.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. § 2. Indien de bevelen of vorderingen de rechtstreekse oorzaak zijn van andere misdrijven, strafbaar met een straf van een zwaarder strafniveau dan het niveau bedoeld in paragraaf 1, wordt dat zwaarder strafniveau toegepast.
Art. 632.Gevolg geven aan een onwettige vordering of bevel § 1. Het gevolg geven aan een onwettige vordering of bevel is het opzettelijk gevolg geven aan de onwettige vordering of bevel van de openbare macht door een persoon met een openbare functie tegen de uitvoering van een wet of van een uitvoeringsbesluit, tegen de inning van een wettelijk ingevoerde belasting of tegen de uitvoering van een rechterlijke beschikking of bevel, of van enig ander bevel van de overheid.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. § 2. Indien de bevelen of vorderingen de rechtstreekse oorzaak zijn van andere misdrijven, strafbaar met een straf van een zwaarder strafniveau dan het niveau bedoeld in paragraaf 1, wordt dat zwaarder strafniveau toegepast. Afdeling 5. Rechtsweigering
Art. 633.Rechtsweigering Rechtsweigering is het opzettelijk weigeren door een rechter, raadsheer of enige andere persoon belast met een rechtsprekende functie om onder enig voorwendsel het aan de partijen verschuldigde recht te spreken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Afdeling 6. Verduistering, knevelarij en belangenneming
Art. 634.Verduistering door een persoon met een openbare functie Verduistering is het zich door een persoon met een openbare functie met het oog op het verschaffen voor zichzelf of voor een ander van een onrechtmatig voordeel, wederrechtelijk toe-eigenen van lichamelijke of onlichamelijke roerende goederen die aan hem zijn toevertrouwd of waartoe hij uit hoofde van zijn functie toegang heeft gehad.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 635.Vernietigen of wegmaken van officiële akten, stukken of voorwerpen Het vernietigen of wegmaken van officiële akten, stukken of voorwerpen is het door een persoon met een openbare functie met bedrieglijk opzet vernietigen of wegmaken van akten, stukken of voorwerpen waarvan hij in de hoedanigheid van zijn functie de bewaarder was, die hem zijn bezorgd of waartoe hij uit hoofde van zijn functie toegang heeft gehad.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 636.Knevelarij Knevelarij is het opzettelijk door een persoon met een openbare functie bevel geven om rechten of gelden te innen of die te vorderen of te ontvangen wetende dat zij niet verschuldigd zijn of het verschuldigde te boven gaan.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 637.Belangenneming § 1. Belangenneming is het opzettelijk door een persoon met een openbare functie hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenpersonen of door schijnhandelingen enig belang nemen of aanvaarden in de verrichtingen, aanbestedingen, aannemingen of werken in regie waarover hij ten tijde van de handeling geheel of deels het beheer of het toezicht had of het, belast met het bevel of de machtiging tot betaling of de vereffening van de zaak, daarin enig belang nemen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3. § 2. Deze bepaling is niet van toepassing op de dader die, hoewel hij in het kader van zijn functie zijn private belangen heeft bevorderd, openlijk handelde en volgens de publieke belangen die hij diende te beschermen en waarbij hij aan deze publieke belangen op geen enkele manier afbreuk deed. Afdeling 7. Publieke omkoping
Art. 638.Publieke omkoping § 1. Publieke omkoping is het opzettelijk 1° door een persoon met een openbare functie rechtstreeks of door tussenpersonen, voor zichzelf of voor een derde een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook vragen, aannemen of ontvangen, of;2° rechtstreeks of door tussenpersonen aan een persoon met een openbare functie een aanbod, een belofte of een voordeel van welke aard dan ook voor zichzelf of voor een derde doen. § 2. Deze gedraging is strafbaar indien zij wordt gesteld met als doel een persoon met een openbare functie: 1° een rechtmatige maar niet aan betaling onderworpen handeling van zijn functie te laten verrichten;2° de echte of vermeende invloed waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt om een handeling van een openbare overheid of een openbaar bestuur of het nalaten van die handeling te verkrijgen te laten misbruiken;3° een onrechtmatige handeling naar aanleiding van de uitoefening van zijn functie of het nalaten van een handeling die tot zijn ambtsplichten behoort, te laten verrichten;4° een misdrijf naar aanleiding van de uitoefening van zijn functie te laten plegen. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3. § 3. Voor de toepassing van deze bepaling wordt gelijkgesteld met een persoon met een openbare functie: 1° een persoon met een openbare functie in een vreemde Staat of in een internationale publiekrechtelijke organisatie;2° elke persoon die zich kandidaat heeft gesteld voor een dergelijke functie, die doet geloven een dergelijke functie te zullen uitoefenen of die, door gebruik te maken van valse hoedanigheden, doet geloven een dergelijke functie uit te oefenen;3° een arbiter.
Art. 639.Bijkomende straf In afwijking van artikel 52 is het maximumbedrag van de geldboete: - voor de feiten bedoeld in artikel 638, § 2, eerste lid, 1° en 2° : 80.000 euro; - voor de feiten bedoeld in artikel 638, § 2, eerste lid, 3° : 400.000 euro; - voor de feiten bedoeld in artikel 638, § 2, eerste lid, 4° : 600.000 euro.
Het maximumbedrag van de geldboete wordt verder verhoogd indien de persoon met een openbare functie: 1° de invloed waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikte, effectief heeft aangewend;2° de onrechtmatige handeling heeft verricht of nagelaten heeft een handeling te verrichten die tot zijn ambtsplichten behoort;3° een lid van de politiediensten, een magistraat, een juridisch medewerker van een rechtscollege of het openbaar ministerie of een jurylid is;4° een persoon met een openbare functie in een vreemde Staat of in een internationale publiekrechtelijke organisatie is. In deze gevallen is het maximumbedrag van de geldboete: - voor de feiten bedoeld in artikel 638, § 2, eerste lid, 1° en 2° : 200.000 euro; - voor de feiten bedoeld in artikel 638, § 2, eerste lid, 3° : 600.000 euro; - voor de feiten bedoeld onder artikel 638, § 2, eerste lid, 4° : 800.000 euro. Afdeling 8. Misdrijven met betrekking tot het houden van de akten van
de burgerlijke stand
Art. 640.Inbreuk op de formele verplichtingen van de ambtenaar van de burgerlijke stand De inbreuk op de formele verplichtingen van de ambtenaar van de burgerlijke stand is elke opzettelijk gepleegde overtreding van een van de bepalingen van titel 2 van boek I van het oud Burgerlijk Wetboek door een ambtenaar van de burgerlijke stand.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 641.Voltrekking van een huwelijk zonder voorafgaande toestemming De voltrekking van een huwelijk zonder voorafgaande toestemming is het opzettelijk voltrekken van een huwelijk door een ambtenaar van de burgerlijke stand, zonder dat deze zich voorafgaand vergewist heeft van de vereiste toestemming.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 642.Voltrekking van het religieuze huwelijk of van het niet-confessionele huwelijk vóór de voltrekking van het burgerlijk huwelijk De voltrekking van het religieuze huwelijk of van het niet-confessionele huwelijk vóór de voltrekking van het burgerlijk huwelijk bestaat erin dat een bedienaar van de erediensten of een afgevaardigde die morele diensten verleent op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing het religieuze huwelijk of het niet-confessionele huwelijk opzettelijk voltrekt vóór de voltrekking van het burgerlijk huwelijk.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Afdeling 9. Algemene bepaling
Art. 643.Strafuitsluitende verschoningsgrond De gedragingen in dit hoofdstuk worden niet bestraft indien de persoon met een openbare functie die een niet-manifest onrechtmatig bevel uitvoert, heeft gehandeld op bevel van zijn meerderen, in zaken die tot hun bevoegdheid behoren en waarin hij zijn meerderen als ondergeschikte gehoorzaamheid verschuldigd was.
Hoofdstuk 5. Misdrijven tegen de rechtsbedeling Afdeling 1. Belemmering van onderzoeksdaden en beveiligings- of
bewaringsmaatregelen Onderafdeling 1. Weerspannigheid
Art. 644.Weerspannigheid Weerspannigheid is het zich opzettelijk met geweld of bedreiging verzetten tegen of aanvallen van een persoon met een openbare functie die handelt ter uitvoering van de wetten, de bevelen of de beschikkingen van het openbaar gezag of van een rechterlijke beslissing, dan wel het plegen van deze feiten ten aanzien van iedere persoon die bijstand levert aan de uitoefening van deze functie.
Als de weerspannigheid gepleegd is zonder wapens, dan wordt het misdrijf bestraft met een straf van niveau 1. Als de weerspannigheid gepleegd is met wapens, dan wordt het misdrijf bestraft met een straf van niveau 2.
Indien de weerspannigheid een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijk werk tot gevolg heeft, wordt het misdrijf bestraft met een straf van niveau 2 indien het gepleegd is zonder wapens of met een straf van niveau 3 indien het gepleegd is met wapens.
Art. 645.Collectieve weerspannigheid Indien de weerspannigheid wordt gepleegd door twee of meer personen die zich, al dan niet na een voorafgaande afspraak, daartoe verenigen, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 3.
Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan neemt de rechter in overweging dat het misdrijf een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijk werk tot gevolg heeft.
Art. 646.Strafuitsluitende verschoningsgrond De persoon die zich schuldig maakt aan collectieve weerspannigheid wordt niet gestraft indien hij geen leidende functie had in de weerspannigheid en hij op het eerste verzoek van het openbaar gezag zich onthoudt van verdere weerspannigheid of, zelfs naderhand, zonder nieuw verzet wordt gevat buiten de plaats waar de weerspannigheid is gepleegd.
Onderafdeling 2. Valse getuigenis, valse verklaring en meineed
Art. 647.Valse getuigenis Valse getuigenis is het met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden afleggen van een getuigenis onder eed of optreden als tolk of deskundige, tegenover een onderzoeksrechter of een vonnisgerecht en waarbij de waarheid wordt verdraaid op een manier die een voordeel of nadeel kan opleveren voor een van de andere partijen in het geding.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
Art. 648.Valse verklaring Valse verklaring is het met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden afleggen van een verklaring als inlichting tegenover een onderzoeksrechter of een vonnisgerecht, waarbij de waarheid wordt verdraaid en die een voordeel of nadeel kan opleveren voor een van de andere partijen in het geding.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 649.Verleiding tot valse getuigenis of valse verklaring Verleiding tot valse getuigenis of valse verklaring is het opzettelijk uitlokken van een valse getuigenis, of een valse verklaring.
Dit misdrijf wordt bestraft met de straf gesteld op het uitgelokte misdrijf.
Art. 650.Strafuitsluitende verschoningsgronden De volgende personen worden niet gestraft wegens valse getuigenis of valse verklaring: 1° personen die hun valse getuigenis of valse verklaring intrekken ten overstaan van het gerecht waarvoor zij deze valse getuigenis of valse verklaring hebben afgelegd voor de sluiting van de debatten, voor de schorsing van de debatten met het oog op onderzoek van een eventuele vervolging wegens valse getuigenis of valse verklaring of voor de bestraffing met toepassing van artikel 181 van het Wetboek van strafvordering;2° personen die een valse getuigenis of valse verklaring hebben afgelegd voor een onderzoeksrechter en deze intrekken ten overstaan van deze onderzoeksrechter voor zijn ontlasting door het onderzoeksgerecht of ten overstaan van het rechtscollege dat in eerste aanleg kennis neemt van de zaak voor de sluiting van de debatten, voor de schorsing van de debatten met het oog op onderzoek van een eventuele vervolging wegens valse getuigenis of valse verklaring of voor de bestraffing met toepassing van artikel 181 van het Wetboek van strafvordering;3° personen die ten gevolge van hun bloed- of aanverwantschap met een beklaagde of beschuldigde buiten ede worden gehoord, wanneer die verklaringen zijn afgelegd ten voordele van deze beklaagde of beschuldigde.
Art. 651.Meineed Meineed is het met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden afleggen van een valse eed door iemand aan wie deze eed in burgerlijke zaken wordt opgedragen of teruggewezen, waarbij de waarheid wordt verdraaid en die een voordeel of nadeel kan opleveren voor een van de partijen in de zaak.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 652.Valse eed bij verzegeling of boedel-beschrijving Valse eed bij verzegeling of boedelbeschrijving is het opzettelijk afleggen van een valse eed bij een verzegeling of boedelbeschrijving.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Onderafdeling 3 Weigeren van medewerking aan het onderzoek
Art. 653.Ontvluchten van de plaats van het onderzoek Ontvluchten van de plaats van het onderzoek is het opzettelijk verlaten van de plaats van het onderzoek indien dit was verboden op grond van artikel 34 van het Wetboek van strafvordering.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 654.Geen gevolg geven aan een dagvaarding als getuige Geen gevolg geven aan een dagvaarding als getuige is het opzettelijk niet voldoen aan de verplichting te verschijnen als getuige en een getuigenis af te leggen na dagvaarding voor de onderzoeksrechter of een vonnisgerecht.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 655.Miskenning van de plicht tot medewerking aan het onderzoek Miskenning van de plicht tot medewerking aan het onderzoek is het opzettelijk weigeren mee te werken aan een onderzoeksmaatregel, deze onderzoeksmaatregel niet uitvoeren op de gevorderde wijze of het gevorderde tijdstip, dan wel de gevorderde gegevens doen verdwijnen, vernietigen of wijzigen, in de gevallen waarin de wet de medewerking aan de onderzoeksmaatregel verplicht stelt.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2. In afwijking van artikel 52, bedraagt de geldboete als bijkomende straf ten minste 200 euro en ten hoogste 160.000 euro.
Art. 656.Verzwaarde miskenning van de plicht tot medewerking aan het onderzoek Indien de miskenning van de plicht tot medewerking aan het onderzoek wordt gepleegd in een situatie waarin de gevorderde medewerking de uitvoering van een misdrijf kon verhinderen of de gevolgen ervan kon beperken, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 3 en bedraagt de geldboete als bijkomende straf, in afwijking van artikel 52, ten minste 200 euro en ten hoogste 400.000 euro.
Onderafdeling 4. Verberging van een vervolgde persoon, een lijk of bewijs
Art. 657.Verberging van een vervolgde persoon Verberging van een vervolgde persoon is het opzettelijk verbergen van een persoon die vervolgd wordt of veroordeeld is wegens een misdrijf dat strafbaar is met een straf van niveau 4 tot 8.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 658.Lijkverberging Lijkverberging is het opzettelijk verbergen of wegmaken van het lijk van iemand die ten gevolge van een misdrijf is overleden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 659.Verberging van bewijs Verberging van bewijs is het met het oogmerk om een door een derde gepleegd misdrijf te verdoezelen of de opsporing, vervolging of bestraffing ervan te beletten of te bemoeilijken, vernietigen, verbergen of aan het onderzoek onttrekken van: 1° voorwerpen waarop of waarmee het misdrijf is gepleegd of van andere sporen van het misdrijf;2° voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 660.Strafuitsluitende verschoningsgrond Bloedverwanten in de opgaande of neerdalende lijn, partners, broers of zussen of aanverwanten in dezelfde graden van de verborgen persoon of van de dader van het misdrijf dat de dood van het verborgen lijk veroorzaakt heeft of waarvan het bewijs wordt verborgen, worden niet gestraft voor een misdrijf omschreven in deze onderafdeling.
Onderafdeling 5. De verborgen ruimte
Art. 661.Het uitrusten van een voertuig met een verborgen ruimte Het uitrusten van een voertuig met een verborgen ruimte is het opzettelijk uitrusten van een voertuig, een boot, een vliegtuig of elk ander vervoermiddel met een niet-fabriekseigen ruimte voor het heimelijk in bezit hebben of heimelijk vervoeren van illegale voorwerpen, verboden en vergunningsplichtige wapens of geld met een illegale herkomst.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 662.Het bezit van een voertuig met een verborgen ruimte Het bezit van een voertuig met een verborgen ruimte is het opzettelijk in bezit hebben van een voertuig, een boot, een vliegtuig of enig ander vervoermiddel dat is uitgerust met een niet-fabriekseigen ruimte die wordt gebruikt voor het heimelijk bezit of voor het heimelijk vervoeren van illegale voorwerpen, verboden en vergunningsplichtige wapens of geld met een illegale herkomst.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 663.Verzwaard uitrusten van een voertuig met een verborgen ruimte Het uitrusten van een voertuig met een verborgen niet-fabriekseigen ruimte voor het heimelijk in bezit hebben of voor het heimelijk vervoeren van illegale voorwerpen, verboden en vergunningsplichtige wapens of geld met een illegale herkomst wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer de betrokken activiteit een beroep of een gewoonlijke activiteit is.
Onderafdeling 6. Misdrijven tegen procedurestukken of goederen waarop een maatregel rust
Art. 664.Verduistering van een stuk dat in een rechtsgeding werd overgelegd Verduistering van een stuk dat in een rechtsgeding werd overgelegd is het met kwaad opzet of bedrieglijk opzet verduisteren van enige titel, enig stuk of enige memorie, na dit document in een rechtsgeding te hebben overgelegd.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Deze straf wordt uitgesproken door de rechtbank waarbij het geschil aanhangig is.
Art. 665.Aantasting van goederen waarop een maatregel rust Aantasting van goederen waarop een maatregel rust is het met bedrieglijk opzet vernietigen, beschadigen of wegmaken van: 1° in beslag genomen zaken door de beslagene of eenieder die in zijn belang handelt, of;2° roerende goederen ten aanzien waarvan een maatregel is uitgevaardigd als bedoeld in artikel 223 van het oud Burgerlijk Wetboek en in de artikelen 1253septies, tweede lid, en 1280 van het Gerechtelijk wetboek door de echtgenoot of eenieder die in zijn belang handelt, of;3° goederen die het voorwerp uitmaken van een in artikel 464/12, § 2, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde maatregel door eenieder die deze goederen bewaart of beheert. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Onderafdeling 7. Zegelverbreking
Art. 666.Zegelverbreking Zegelverbreking is het opzettelijk verbreken van zegels die gelegd werden op bevel van het openbaar gezag.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 667.Verzwaarde zegelverbreking De zegelverbreking wordt bestraft met een straf van niveau 3 indien: 1° dit misdrijf wordt gepleegd met gebruik van geweld of bedreigingen, of;2° het misdrijf wordt gepleegd door de bewaarder van de verzegelde zaak of de persoon met een openbare functie die de verzegeling heeft gelast of verricht. Onderafdeling 8. Inbreuken op het geheim karakter van het strafrechtelijk onderzoek
Art. 668.Misbruik van het inzagerecht in een gerechtelijk dossier Misbruik van het inzagerecht in een gerechtelijk dossier is het gebruik van inlichtingen verkregen door inzage in of het nemen van een afschrift van een gerechtelijk dossier of door het met eigen middelen tijdens een inzage gemaakte kopie van stukken van het dossier, met het oogmerk om het verloop van het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek te hinderen of inbreuk te maken op het privéleven, de fysieke of de morele integriteit of de goederen van een in het dossier genoemde persoon, voor zover dit gevolg ook wordt gerealiseerd.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 669.Schending van het geheim van het onderzoek Schending van het geheim van het onderzoek is het opzettelijk overtreden van een geheimhoudingsplicht die door de wet wordt opgelegd met betrekking tot een strafonderzoek.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 670.Onthulling van de identiteit van een politie-ambtenaar Onthulling van de identiteit van een politieambtenaar is het opzettelijk kenbaar maken van de identiteit van een lid van de politiediensten die overeenkomstig de wet moet worden afgeschermd, alsook het zich opzettelijk onrechtmatig toegang verschaffen tot het register bedoeld in artikel 112septies van het Wetboek van strafvordering.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Onderafdeling 9. Uitgeven of verspreiden van geschriften zonder vermelding van de oorsprong
Art. 671.Uitgeven of verspreiden van geschriften zonder vermelding van de oorsprong Uitgeven of verspreiden van geschriften zonder vermelding van de oorsprong is het opzettelijk uitgeven of verspreiden van drukwerk dat een strafbare mening, gedachte of informatie bevat, zonder dat daarin de naam en woonplaats van de schrijver of de drukker zijn vermeld, behalve indien het drukwerk deel uitmaakt van een uitgave waarvan de herkomst bekend is door hetgeen daarvan vroeger is verschenen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 672.Strafuitsluitende verschoningsgronden De volgende personen die het misdrijf bedoeld in artikel 671 hebben gepleegd worden niet gestraft: 1° zij die de drukker doen kennen;2° de omroepers, aanplakkers, verkopers of verspreiders die de persoon doen kennen van wie zij het gedrukte stuk hebben gekregen. Afdeling 2. Belemmering van de rechterlijke uitspraak
Art. 673.Belemmering van de samenstelling van de lijst van juryleden Belemmering van de samenstelling van de lijst van juryleden is het: 1° opzettelijk nalaten te antwoorden op de onderzoeken die werden gelast door de overheden met het oog op de samenstelling van de lijsten van juryleden, of;2° het afleggen van een valse verklaring met het oogmerk om vrijgesteld te worden van de vervulling van het ambt van jurylid. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 674.Onttrekking aan het ambt van jurylid Onttrekking aan het ambt van jurylid is het opzettelijk, als gezworene: 1° zich, zonder vrijgesteld te zijn, niet aanmelden bij het hof van assisen op de dag en het uur die voor de opening van de debatten zijn gesteld, op de dagvaarding die hem is betekend of op de oproeping die hij heeft ontvangen;2° zich, na het beantwoorden van de dagvaarding of de oproeping, terugtrekken zonder verlof van de voorzitter voordat zijn ambt voleindigd is. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 675.Schending van de afzondering van de jury Schending van de afzondering van de jury is het opzettelijk overtreden of niet doen uitvoeren van een bevel van de voorzitter van het hof van assisen bedoeld in artikel 328 van het Wetboek van strafvordering.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1. Afdeling 3. Belemmering van de uitvoering of niet-naleving van de
rechterlijke beslissing Onderafdeling 1. Familieverlating
Art. 676.Familieverlating Familieverlating is het opzettelijk: 1° meer dan twee maanden in gebreke blijven de uitkering tot onderhoud te betalen aan zijn echtgenoot of aan zijn bloedverwanten in neerdalende of opgaande lijn, waartoe men werd veroordeeld door een rechterlijke beslissing waartegen geen verzet of hoger beroep meer open staat;2° zich als echtgenoot onttrekken aan de gevolgen van de machtiging die door de rechter werd verleend krachtens de artikelen 203ter, 221 en 301, § 11, van het oud Burgerlijk Wetboek en de artikelen 1253ter/5 en 6 van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer tegen die machtiging geen verzet of hoger beroep meer openstaat;3° meer dan twee maanden in gebreke zijn om te voldoen aan de verplichtingen van de artikelen 203bis, 206, 207, 301, 336 en 353-14 van het oud Burgerlijk Wetboek en in artikel 1288, eerste lid, 3° en 4°, van het Gerechtelijk Wetboek, de naleving waartoe men is veroordeeld door een rechterlijke beslissing waartegen geen verzet of hoger beroep meer open staat;4° als echtgenoot nalaten de door de sociale wetgeving voorgeschreven formaliteiten te vervullen, na te zijn veroordeeld, hetzij tot een van de verplichtingen waarvan de niet-nakoming wordt bestraft in de bepalingen onder 1° en 3°, hetzij ingevolge de artikelen 203ter, 221 en 301, § 11, van het oud Burgerlijk Wetboek en 1253ter/5 en 6, van het Gerechtelijk Wetboek, en daardoor zijn echtgenoot of zijn kinderen berooft van de voordelen waarop zij aanspraak konden maken;5° als bloedverwant in de rechte neerdalende lijn nalaten de door de sociale wetgeving voorgeschreven formaliteiten te vervullen, na te zijn veroordeeld tot onderhoudsplicht, en daardoor zijn bloedverwant in de opgaande lijn berooft van de voordelen waarop deze aanspraak kon maken;6° belemmeren van het toezicht op de gezinsbijslag of andere sociale uitkeringen door na te laten de nodige documenten te bezorgen aan de instellingen belast met de vereffening van die uitkeringen door valse of onvolledige aangiften te doen, of door de bestemming te wijzingen die de daartoe aangewezen persoon of overheid eraan gegeven heeft. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Onderafdeling 2. Niet-afgeven van kinderen
Art. 677.Niet-afgeven van kinderen Niet-afgeven van kinderen is het opzettelijk: 1° niet afgeven van een minderjarige aan de personen die het recht hebben hem op te eisen;2° naast zich neerleggen van een beslissing van de jeugdrechter of de uitvoering ervan verhinderen of helpen te verhinderen. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 678.Verzwaard niet-afgeven van kinderen Niet-afgeven van kinderen wordt gestraft met een straf van niveau 3 indien: 1° de minderjarige meer dan vijf dagen verborgen wordt gehouden voor diegenen die het recht hebben hem op te eisen, of;2° de minderjarige onrechtmatig buiten het grondgebied van het Rijk wordt vastgehouden.
Art. 679.Niet-afgeven van kinderen door ouders Niet-afgeven van kinderen door ouders is het opzettelijk, door een vader of moeder: 1° onttrekken of pogen te onttrekken van het minderjarig kind aan de rechtsvervolging die tegen dit kind is ingesteld op basis van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming of de jeugdbijstand, of;2° onttrekken of pogen te onttrekken van het minderjarig kind aan de bewaring van de personen aan wie de bevoegde overheid hem heeft toevertrouwd;3° niet-afgeven van het minderjarig kind aan diegene die het recht heeft hem op te eisen;4° ontvoeren van het minderjarig kind, zelfs met diens toestemming. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 680.Verzwaard niet-afgeven van kinderen door ouders Niet-afgeven van kinderen door ouders wordt bestraft met een straf van niveau 3 indien: 1° het minderjarig kind meer dan vijf dagen verborgen wordt gehouden voor diegenen die het recht hebben hem op te eisen, of;2° het minderjarig kind onrechtmatig buiten het grondgebied van het Rijk wordt vastgehouden.
Art. 681.Niet-naleving van de regeling omtrent het omgangsrecht Niet-naleving van de regeling omtrent het omgangsrecht is het opzettelijk door een ouder niet naleven van: 1° de rechterlijke beslissing over de bewaring van het minderjarig kind genomen tijdens of ten gevolge van een geding tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed, hetzij in andere bij de wet bepaalde omstandigheden, of;2° de aan de rechtspleging voorafgaande minnelijke schikking over de bewaring van het minderjarig kind, vanaf de datum van de overschrijving van de echtscheiding door onderlinge toestemming. Deze gedraging is strafbaar indien dit gebeurt door: 1° het minderjarig kind te onttrekken aan de bewaring van hen aan wie het krachtens de rechterlijke beslissing of minnelijke schikking is toevertrouwd, of de poging daartoe;2° het minderjarig kind niet af te geven aan diegene die het recht heeft het op te eisen, of;3° het minderjarig kind te ontvoeren, zelfs met zijn toestemming. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 682.Verzwarende factor Bij de keuze van de straf of de maatregel en de zwaarte ervan voor een misdrijf bedoeld in deze onderafdeling neemt de rechter in overweging dat de schuldige geheel of ten dele ontzet is uit het onderlijk gezag over het minderjarig kind.
Onderafdeling 3. Niet-naleving van de voorwaarden bij de opheffing van een opsporings- of onderzoekshandeling
Art. 683.Niet-naleving van de voorwaarden bij de opheffing van een opsporings- of onderzoekshandeling Niet-naleving van de voorwaarden bij de opheffing van een opsporings- of onderzoekshandeling is het opzettelijk niet naleven van de opgelegde voorwaarden bij de opheffing van een opsporings- of onderzoekshandeling.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Onderafdeling 4. Belemmering van de uitvoering of niet-naleving van een straf of een vrijheidsbenemende maatregel
Art. 684.Hulp bij de ontsnapping van gevangenen Hulp bij de ontsnapping van gevangenen is het opzettelijk op enigerlei wijze helpen van een persoon bij het zich onttrekken aan de voorlopige hechtenis, gevangenisstraf of vrijheidsberovende maatregel die aan hem werd opgelegd of bij de poging daartoe.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Art. 685.Verzwaarde hulp bij de ontsnapping van gevangenen Hulp bij de ontsnapping van gevangenen wordt bestraft met een straf van niveau 3 indien: - het misdrijf wordt gepleegd door een persoon met een openbare functie, in het kader van de uitoefening van deze functie, of; - de dader wist dat bij ontsnapping of de poging daartoe geweld of bedreiging zou worden gebruikt.
Art. 686.Niet-naleving van een straf bestaande uit een verbod Niet-naleving van een straf bestaande uit een verbod is het opzettelijk overtreden van een van de volgende straffen: 1° het verbod om een activiteit die deel uitmaakt van het voorwerp uit te oefenen, bedoeld in artikel 57;2° het beroepsverbod, bedoeld in artikel 48 of enig ander beroepsverbod dat op basis van dit wetboek kan worden opgelegd;3° het verval van het recht tot sturen, bedoeld in artikel 49;4° het verblijfs-, plaats- of contactverbod, bedoeld in artikel 50 of enig ander verblijfs-, plaats- of contactverbod dat op basis van dit wetboek kan worden opgelegd;5° de sluiting van de inrichting, bedoeld in artikelen 188, 269 en 297. Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Onderafdeling 5. Het overgooien van voorwerpen over de muren of afsluitingen van een gevangenis, een afdeling of een inrichting tot bescherming van de maatschappij
Art. 687.Het overgooien van voorwerpen over de muren of afsluitingen van een gevangenis, een afdeling of een inrichting tot bescherming van de maatschappij Het overgooien van voorwerpen over de muren of afsluitingen van een gevangenis, een afdeling of een inrichting tot bescherming van de maatschappij is het opzettelijk overgooien van voorwerpen over de muren of afsluitingen van een gevangenis, een afdeling of een inrichting tot bescherming van de maatschappij, op directe of indirecte wijze.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Onderafdeling 6. Niet-naleving van een beslissing tot overlegging van een stuk
Art. 688.Niet-naleving van een beslissing tot overlegging van een stuk Niet-naleving van een beslissing tot overlegging van een stuk is het met bedrieglijk opzet vernietigen, veranderen of verbergen van een stuk dat men onder zich heeft en waarvan de overlegging in rechte bij een vonnis wordt bevolen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
Hoofdstuk 6. Belemmering van openbare werken
Art. 689.Belemmering van openbare werken Belemmering van openbare werken is het zich opzettelijk verzetten tegen de voorbereiding of uitvoering van werken waartoe de bevoegde overheid bevel of machtiging heeft gegeven door het stellen van enige materiële gedraging die ertoe strekt de werken te verhinderen of te onderbreken.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 1.
Art. 690.Belemmering van openbare werken door geweld of bedreiging Indien de belemmering van openbare werken gebeurt door geweld of bedreiging, wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 2.
Hoofdstuk 7. Subsidiefraude
Art. 691.Subsidiefraude Subsidiefraude is het opzettelijk: 1° afleggen van een onjuiste of onvolledige verklaring in verband met een aanvraag tot het bekomen of behouden van een subsidie;2° nalaten de betrokken diensten op de hoogte te brengen van het feit dat men geen recht meer heeft op een subsidie of slechts op een deel van dit bedrag en het aanvaarden of behouden van een subsidie of een gedeelte daarvan, wetende dat men daarop geen of slechts gedeeltelijk recht heeft;3° aanwenden van een subsidie voor andere doelstellingen dan waarvoor ze werd toegekend. Voor de toepassing van deze bepaling wordt als subsidie beschouwd: elke subsidie, vergoeding of toelage, die geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat, een gemeenschap, een gewest of een andere publiekrechtelijke rechtspersoon, instellingen, organen en instanties van de Europese Unie of een andere internationale instelling is, dan wel geheel of gedeeltelijk bestaat uit openbare gelden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.
In afwijking van artikel 52 is de maximale geldboete: 1° voor de feiten bedoeld in het eerste lid, 1° : 400.000 euro; indien deze verklaring leidt tot het ontvangen of behouden van een subsidie wordt de maximale geldboete gebracht op 800.000 euro; 2° voor de feiten bedoeld in het eerste lid, 2° : 120.000 euro; 3° voor de feiten bedoeld in het eerste lid, 3° : 600.000 euro. HOOFDSTUK 3 - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1 - Wijzigingen van het Militair Strafwetboek
Art. 3.In artikel 14quater, eerste lid, van het Militair Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 10 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten3, worden de woorden "de artikelen 443 tot 452" vervangen door de woorden "de artikelen 240 tot 246".
Art. 4.In artikel 15 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 19 juli 1934 worden de woorden "de artikelen 113 tot 119, 121 tot 123 en 123quater" vervangen door de woorden "de artikelen 565 tot 571, 573 tot 577, 581 tot 584 en 597 tot 611".
Art. 5.Artikel 18bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet 30 juni 1961, wordt opgeheven.
Art. 6.In artikel 32 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "Het artikel 134" vervangen door de woorden "Het artikel 401".
Art. 7.In artikel 33 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 24 juli 1923 en gewijzigd bij de wet van 23 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten5, worden de volgende wijzingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden "bij artikel 399" vervangen door de woorden "bij artikel 195";2° in het derde lid worden de woorden "in artikel 400" vervangen door de woorden "in artikel 196" en worden de woorden "in artikel 401" vervangen door de woorden "in artikel 197".
Art. 8.In artikel 35 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 23 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten5, worden de woorden "artikel 399" vervangen door de woorden "artikel 195", worden de woorden "artikel 400" vervangen door de woorden "artikel 196" en worden de woorden "artikel 401" vervangen door de woorden "artikel 197".
Art. 9.In artikel 39 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 23 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten5, worden de woorden "artikel 401, § 1," vervangen door de woorden "artikel 197" en worden de woorden "artikel 401, § 2" vervangen door de woorden "artikel 198, 4° ".
Art. 10.In artikel 41 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet 23 januari 2003, worden de woorden "de artikelen 398, 399, 400 en 401" vervangen door de woorden "de artikelen 194, 195, 196, 197 en 198". Afdeling 2 - Wijzigingen van de voorafgaande titel van het Wetboek van
strafvordering
Art. 11.In artikel 5ter van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 19 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten4 en gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten4, worden de woorden "of op de zaken bedoeld in artikel 505 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "of op de zaken bedoeld in artikelen 501, 502 en 503 van het Strafwetboek".
Art. 12.In artikel 6 van dezelfde voorafgaande titel, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 december 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten7, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "Aan een misdaad of een wanbedrijf tegen de veiligheid van de Staat" vervangen door de woorden "aan een misdrijf tegen de landsverdediging en de essentiële belangen van België of tegen de internationale betrekkingen";2° in de bepaling onder 1° bis, worden de woorden "in boek II, titel Ibis, van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in boek II titel 1, van het Strafwetboek";3° in de bepaling onder 1° ter, worden de woorden "bedoeld in Boek II, Titel Iter, van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "bedoeld in boek II, titel 4, hoofdstuk 1, van het Strafwetboek";4° in de bepaling onder 2°, wordt de zin "Aan een misdaad of een wanbedrijf tegen de openbare trouw, in boek II, titel III, hoofdstukken I, II en III van het Strafwetboek omschreven, of aan een wanbedrijf in de artikelen 497 en 497bis omschreven, indien de misdaad of het wanbedrijf tot voorwerp heeft hetzij de euro hetzij munten die in België wettelijk gangbaar zijn, of voorwerpen bestemd om die munten te vervaardigen, na te maken of te vervalsen, hetzij effecten, papier, zegels, stempels of merken van de Staat of van Belgische openbare besturen of instellingen" vervangen door de zin "aan een misdrijf op de bepalingen inzake de bescherming van de munt, van de effecten, van de veiligheidskenmerken en van de zegels, stempels, keurstempels en merken bedoeld in hoofdstuk 1 van titel 5 van boek II van het Strafwetboek of aan een misdrijf bedoeld in artikel 481 van het Strafwetboek, indien het misdrijf tot voorwerp heeft munten die in België wettelijk gangbaar zijn, effecten, voorwerpen bestemd om munten of effecten te vervaardigen, veiligheidskenmerken en zegels, stempels, keurstempels en merken";5° in de bepaling onder 3°, wordt de zin "Aan een misdaad of een wanbedrijf tegen de openbare trouw, in dezelfde bepalingen omschreven, indien de misdaad of het wanbedrijf tot voorwerp heeft hetzij munten die in België niet wettelijk gangbaar zijn, of voorwerpen bestemd om die munten te vervaardigen, na te maken of te vervalsen, hetzij effecten, papier, zegels, stempels of merken van een vreemd land" vervangen door de zin "aan een misdrijf op de bepalingen inzake de bescherming van de munt, van de effecten, van de veiligheidskenmerken en van de zegels, stempels, keurstempels en merken bedoeld in dezelfde bepalingen indien het misdrijf tot voorwerp heeft munten die in België niet wettelijk gangbaar zijn, effecten, voorwerpen bestemd om munten of effecten te vervaardigen, veiligheidskenmerken en zegels, stempels, keurstempels en merken van een andere Staat".
Art. 13.In artikel 7, § 2, tweede lid, van dezelfde voorafgaande titel, vervangen bij de wet van 16 maart 1964, worden de woorden "in de zin van artikel 117, tweede lid, van het Strafwetboek," vervangen door de woorden "in de zin van artikel 564, 1°, van het Strafwetboek,".
Art. 14.In artikel 10 van dezelfde voorafgaande titel, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 15 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten9, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "Aan een misdaad of een wanbedrijf tegen de veiligheid van de Staat" vervangen door de woorden "Aan een misdrijf tegen de landsverdediging en de essentiële belangen van België of tegen de internationale betrekkingen";2° in de bepaling onder 1° bis, eerste lid, worden de woorden "in boek II, titel Ibis van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in boek II, titel 1, van het Strafwetboek";3° in de bepaling onder 1° bis, derde lid, 2°, worden de woorden "bedoeld in boek II, titel Ibis, van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "bedoeld in boek II, titel 1, van het Strafwetboek";4° in de bepaling onder 4°, worden de woorden "aan opzettelijk doden of opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel, aan verkrachting, aantasting van de seksuele integriteit of aan aanklacht bij de vijand, gepleegd tegen een Belgisch onderdaan, tegen een vreemdeling die bij het uitbreken van de vijandelijkheden in België verbleef, of tegen een onderdaan van een land dat bondgenoot van België is in de zin van artikel 117, tweede lid, van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "aan opzettelijk doden of opzettelijk toebrengen van integriteitsaantasting, aan verkrachting, aanranding van de eerbaarheid of aan aanklacht bij de vijand, gepleegd tegen een Belgisch onderdaan, tegen een vreemdeling die bij het uitbreken van de vijandelijkheden in België verbleef, of tegen een onderdaan van een land dat bondgenoot van België is in de zin van artikel 564, 1°, van het Strafwetboek";5° in de bepaling onder 5°, tweede lid, worden de woorden "bedoeld in de artikelen 347bis, 393 tot 397 en 475 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "bedoeld in de artikelen 226 tot 229, 96 tot 99 en 101 van het Strafwetboek";6° in de bepaling onder 5°, derde lid, 2°, worden de woorden "in de artikelen 347bis, 393 tot 397 en 475 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in de artikelen 226 tot 229, 96 tot 99 en 101 van het Strafwetboek".
Art. 15.In artikel 10ter van dezelfde voorafgaande titel, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten5 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 1°, worden de woorden "in de artikelen 417/25 tot 417/38, 417/44, 417/45, 433quater/1 en 433quater/4, 433quinquies tot 433octies van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in de artikelen 152 tot 165, 171, 172, 258 tot 261, 265 en 268 van het Strafwetboek";2° in het eerste lid, 1° bis, worden de woorden "in de artikelen 433novies/2 tot 433novies/10" vervangen door de woorden "in de artikelen 276 tot 284";3° in het eerste lid, 2°, worden de woorden "in de artikelen 417/7 tot 417/19, 417/21, 417/22, 417/24 en 417/56, en 409, van hetzelfde Wetboek" vervangen door de woorden "in de artikelen 134 tot 146, 148, 149, 151, 206 tot 211 van hetzelfde Wetboek";4° in het eerste lid, 3°, worden de woorden "in de artikelen 77bis tot 77quinquies, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten0 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en" opgeheven;5° in het eerste lid, 4°, worden de woorden "bepaald in boek II, titel Iter, van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "bepaald in boek II, titel 4, hoofdstuk 1, van het Strafwetboek";6° in het derde lid, 2°, worden de woorden "in het artikel 137 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in het artikel 371 van het Strafwetboek".
Art. 16.In artikel 10quater van dezelfde voorafgaande titel, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten en vervangen bij de wet van 11 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 1°, worden de woorden "in de artikelen 246 tot 249 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in artikel 638, §§ 1, 2 en 3, 2° en 3°, van het Strafwetboek";2° in paragraaf 1, 2°, worden de woorden "in artikel 250 van hetzelfde Wetboek" vervangen door de woorden "in artikel 638, § 3, 1°, van hetzelfde Wetboek";3° in paragraaf 2 worden de woorden "in artikel 250 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in artikel 638, § 3, 1°, van het Strafwetboek".
Art. 17.In artikel 12, eerste lid, van dezelfde voorafgaande titel, vervangen bij de wet van 6 februari 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten6 en gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten9, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "in artikel 137 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in artikel 371 van het Strafwetboek";2° in de bepaling onder 1/1, worden de woorden "in de artikelen 347bis, 393 tot 397 en 475 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in de artikelen 96 tot 98, 100, 101 en 226 tot 230 van het Strafwetboek";3° in de bepaling onder 2, worden de woorden "in de artikelen 347bis, 393 tot 397 en 475 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in de artikelen 96 tot 98, 100, 101 en 226 tot 230 van het Strafwetboek";4° in de bepaling onder 4°, worden de woorden "in artikel 137 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in artikel 371 van het Strafwetboek".
Art. 18.In artikel 12bis, derde lid, 2°, van dezelfde voorafgaande titel, ingevoegd bij de wet van 17 april 1986 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, worden de woorden "bedoeld in boek II, titel Ibis, van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "bedoeld in boek II, titel 1, van het Strafwetboek".
Art. 19.In artikel 21, eerste lid, van dezelfde voorafgaande titel, vervangen bij de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten2 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1°, tweede streepje, worden de woorden "in de artikelen 102, tweede lid, 122, derde punt, 138, § 1, eerste lid, 9°, 393 of 417/2, derde lid, van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in de artikelen 96, 117 en 118, 371, § 2, voor de misdrijven met een straf van niveau 6 of een opsluiting van vijftien tot twintig jaar, 555 en 607, 3°, van het Strafwetboek";2° in de bepaling onder 2°, worden de woorden "in artikel 417/12 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in artikel 139 van het Strafwetboek".
Art. 20.In artikel 21bis van dezelfde voorafgaande titel, vervangen bij de wet van 14 november 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten8 en gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "in de artikelen 136bis, 136ter en 136quater van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in de artikelen 82 tot 88 van het Strafwetboek";2° in de bepaling onder 2°, worden de woorden "in de artikelen 417/7 tot 417/22, 417/24 tot 417/38, 417/44 en 417/56, 409 en 433quinquies, § 1, eerste lid, 1°, van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in de artikelen 134 tot 149, 151 tot 165, 171, 206 tot 211 en 258, § 1, eerste lid, 1°, van het Strafwetboek". Afdeling 3 - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art. 21.In artikel 28sexies, § 3, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten, worden de woorden "artikel 507bis" vervangen door de woorden "artikel 683".
Art. 22.In artikel 39bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/11/2000 pub. 03/02/2001 numac 2001009035 bron ministerie van justitie Wet van 28 november 2000 inzake informaticacriminaliteit type wet prom. 28/11/2000 pub. 17/03/2001 numac 2001009048 bron ministerie van justitie Wet betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen sluiten en laatstelijk gewijzigd bij wet van 21 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 6, eerste lid, worden de woorden "de artikelen 137, § 3, 6°, 140bis, 417/9, 417/10 of 417/44," vervangen door de woorden "de artikelen 136, 137, 171, 371, § 3, eerste lid, 6°, 376, 377";2° in paragraaf 9, tweede lid, worden de woorden "artikel 458" vervangen door de woorden "artikel 352".
Art. 23.In artikel 39ter van hetzelfde Wetboek wordt paragraaf 3, ingevoegd bij de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3 en gewijzigd bij de wet van 6 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten6, vervangen als volgt: " § 3. Iedere persoon die uit hoofde van zijn bediening kennis krijgt van de maatregel of daaraan zijn medewerking verleent, is tot geheimhouding verplicht.
De natuurlijke personen of rechtspersonen bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, zijn verplicht hun medewerking te verlenen.".
Art. 24.In artikel 46, 2°, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet 14 november 1997, worden de woorden "artikelen 398 tot 405" vervangen door de woorden "artikelen 194 tot 198".
Art. 25.In artikel 46bis, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 juni 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten en vervangen bij de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3, worden de woorden "zijn verplicht hun medewerking te verlenen en" ingevoegd tussen de woorden "mee te delen," en het woord "verstrekken".
Art. 26.In artikel 46bis/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten5 en gewijzigd bij de wet van 6 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten6, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "in boek II, Titel Iter" vervangen door de woorden "in boek II, titel 4, hoofdstuk 1";2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "in artikel 458" vervangen door de woorden "in artikel 352"; 3° in paragraaf 2 wordt het eerste lid aangevuld met de volgende zin: "Zij zijn verplicht hun medewerking te verlenen.".
Art. 27.In artikel 46quinquies, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet 27 december 2005 en gewijzigd bij de wet 25 december 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "in artikel 324bis" vervangen door de woorden "in artikel 406";2° in het tweede lid, tweede streepje, worden de woorden "in de zin van de artikelen 479, 480 en 481 van het Strafwetboek" opgeheven.
Art. 28.In artikel 47bis, § 6, 8), van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij wet van 21 november 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten1, worden de woorden "bij artikel 458" vervangen door de woorden "bij artikel 669".
Art. 29.In artikel 47octies, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 6 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten6, worden de woorden "in artikel 324bis" door de woorden "in artikel 406".
Art. 30.In artikel 47novies/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten4, worden de woorden "artikel 324bis van het Strafwetboek, of een van de strafbare feiten bedoeld in boek 2, titel Iter" telkens vervangen door de woorden "artikel 406 van het Strafwetboek, of een van de strafbare feiten bedoeld in boek II, titel 4, hoofdstuk 1".
Art. 31.In artikel 47novies/2, § 4, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten4, worden de woorden "artikel 458" vervangen door de woorden "artikel 352".
Art. 32.In artikel 47duodecies, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 december 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten5, worden de woorden "artikelen 137 tot 141" telkens vervangen door de woorden "artikelen 371 tot 386".
Art. 33.In artikel 56bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 6 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten6 en laatstelijk gewijzigd bij wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten4, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "in artikel 324bis" worden telkens vervangen door de woorden "in artikel 406";2° in het tweede lid, tweede streepje, worden de woorden "in de zin van de artikelen 479, 480 en 481 van het Strafwetboek" opgeheven;3° in het derde lid, worden de woorden "boek 2, titel Iter" vervangen door de woorden "boek II, titel 4, hoofdstuk 1".
Art. 34.In artikel 61quater, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten, worden de woorden "in artikel 507bis" vervangen door de woorden "in artikel 683".
Art. 35.In artikel 62bis, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 27 maart 1969 en vervangen bij de wet van 27 december 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten5, worden de woorden "artikelen 137 tot 141" vervangen door de woorden "artikelen 371 tot 386".
Art. 36.In artikel 80 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten7, worden de woorden "een geldboete van ten hoogste duizend euro" vervangen door de woorden "de bij de wet bepaalde straf".
Art. 37.In artikel 86bis, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 april 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten0 en gewijzigd bij wet van 5 augustus 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten9, worden de woorden "in artikel 324bis" vervangen door de woorden "in artikel 406".
Art. 38.In artikel 86ter, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 april 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten0, worden de woorden "hoofdstuk V van titel III of in hoofdstuk V van titel VIII" vervangen door de woorden "afdeling 3 van hoofdstuk 6 van titel 3 of onderafdeling 2 van afdeling 1 van hoofdstuk 5 van titel 8".
Art. 39.In artikel 86quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 april 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten0, worden de woorden "hoofdstuk V van titel III of in hoofdstuk V van titel VIII" vervangen door de woorden "afdeling 3 van hoofdstuk 6 van titel 3 of onderafdeling 2 van afdeling 1 van hoofdstuk 5 van titel 8".
Art. 40.In artikel 86quinquies, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 8 april 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten0 en gewijzigd bij de wet van 5 augustus 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten9, worden de woorden "in artikel 324bis" vervangen door de woorden "in artikel 406".
Art. 41.In artikel 88quater van hetzelfde Wetboek, wordt paragraaf 3, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/11/2000 pub. 03/02/2001 numac 2001009035 bron ministerie van justitie Wet van 28 november 2000 inzake informaticacriminaliteit type wet prom. 28/11/2000 pub. 17/03/2001 numac 2001009048 bron ministerie van justitie Wet betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen sluiten, vervangen bij de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3 en gewijzigd bij de wet van 6 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten6, vervangen als volgt: "De personen waarvan de medewerking op grond van de paragrafen 1 of 2 wordt gevorderd, zijn verplicht hun medewerking te verlenen.".
Art. 42.In artikel 90ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten3 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt: " § 2.De strafbare feiten die de maatregel bedoeld in paragraaf 1 kunnen wettigen zijn degene die bedoeld worden in: 1° de artikelen 542 tot 545 en 551 tot 559 van het Strafwetboek;2° de artikelen 82 tot 88 van hetzelfde Wetboek en artikel 41 van de wet van 29 maart 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten1 betreffende de samenwerking met het Internationaal Strafgerechtshof en de internationale straftribunalen;3° boek II, titel 4, hoofdstuk 1, van hetzelfde Wetboek;4° artikel 219 van hetzelfde Wetboek indien aan de voorwaarden bedoeld in artikel 230, 1°, van hetzelfde Wetboek is voldaan;5° de artikelen 427 en 428 van hetzelfde Wetboek;6° de artikelen 439 en 445 van hetzelfde Wetboek;7° artikel 451 van hetzelfde Wetboek;8° de artikelen 638 en 639 van hetzelfde Wetboek;9° de artikelen 342 tot 346 van hetzelfde Wetboek;10° de artikelen 406 tot 409 van hetzelfde Wetboek;11° de artikelen 231, 232 en 234 van hetzelfde Wetboek, voor zover een klacht is ingediend;12° artikel 233 van hetzelfde Wetboek;13° de artikelen 226 tot 229 van hetzelfde Wetboek;14° de artikelen 134 tot 149 van hetzelfde Wetboek;15° artikel 151 van hetzelfde Wetboek;16° de artikelen 152 tot 165, 171 en 172, 265, 268 van hetzelfde Wetboek;17° artikel 96 van hetzelfde Wetboek;18° de artikelen 97 en 98 van hetzelfde Wetboek;19° de artikelen 223 tot 225 van hetzelfde Wetboek;20° artikel 340 van hetzelfde Wetboek;21° artikel 258 tot 261 van hetzelfde Wetboek;22° de artikelen 276 tot 284 van hetzelfde Wetboek;23° artikel 219 van hetzelfde Wetboek;24° de artikelen 467 tot 469 van hetzelfde Wetboek;25° boek II, titel 4, hoofdstuk 5, en titel 6, hoofdstuk 1, afdeling 1, onderafdeling 4, van hetzelfde Wetboek;26° artikel 487 van hetzelfde Wetboek;27° artikel 488 van hetzelfde Wetboek;28° artikel 501 van hetzelfde Wetboek wanneer de betrokken zaken werden weggenomen, verduisterd of verkregen door een misdrijf bedoeld in dat artikel;29° artikel 502, eerste lid, 1°, 2° en 3°, van hetzelfde Wetboek;30° de artikelen 507 en 508 van hetzelfde Wetboek;31° artikel 513 van hetzelfde Wetboek, indien de omstandigheden bedoeld in de artikelen 507 of 508 van hetzelfde Wetboek verenigd zijn;32° de artikelen 524 tot 533 van hetzelfde Wetboek;33° artikel 2bis van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten0 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen;34° de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmede geladen tuigen;35° artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 april 1974 betreffende sommige verrichtingen in verband met stoffen met hormonale, anti-hormonale, anabole, anti-infectieuze, anti-parasitaire, en anti-inflammatoire werking, welk artikel betrekking heeft op strafbare feiten waarop overeenkomstig de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten0 betreffende het verhandelen van de gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen straffen worden gesteld;36° artikel 10, § 1, 2°, van de wet van 15 juli 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten2 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, bèta-adrenergische of productie-stimulerende werking;37° artikel 10 van de wet van 5 augustus 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten9 betreffende de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materieel en daaraan verbonden technologie;38° artikel 145, § 3, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten6 betreffende de elektronische communicatie;39° de artikelen 8 tot 11, 14, 16, 19, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°, 20, 22, 27 en 33 van de wet van 8 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten8 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, ook "wapenwet" genoemd;40° de artikelen 21 tot 26 van het Samenwerkings-akkoord van 2 maart 2007 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993;41° artikel 47 van het decreet van het Vlaams Parlement van 15 juni 2012 betreffende de in-, uit-, doorvoer en overbrenging van defensiegerelateerde producten, ander voor militair gebruik dienstig materiaal, ordehandhavingsmateriaal, civiele vuurwapens, onderdelen en munitie;42° artikel 20 van het decreet van het Waals Gewest van 21 juni 2012 betreffende de invoer, uitvoer, doorvoer en overdracht van civiele wapens en van defensiegerelateerde producten;43° artikel 42 van de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk gewest van 20 juni 2013 betreffende de in-, uit-, doorvoer en overbrenging van defensiegerelateerde producten, ander voor militair gebruik dienstig materiaal, ordehandhavingsmateriaal, civiele vuurwapens, onderdelen, toebehoren en munitie ervan;2° in paragraaf 4, worden de woorden "artikelen 322 of 323" vervangen door de woorden "artikelen 405 of 407" en worden de woorden "artikel 467, eerste lid," vervangen door de woorden "artikel 466";3° in de eerste zin van paragraaf 5, worden de woorden "artikelen 137, 347bis, 434 of 470" vervangen door de woorden "artikelen 219, 226 tot 229, 371 of 464";4° in de tweede zin van paragraaf 5, worden de woorden "artikel 137 van het Strafwetboek bedoelde strafbare feit, met uitzondering van het in artikel 137, § 3, 6° " vervangen door de woorden "artikel 371 van het Strafwetboek bedoelde strafbare feit, met uitzondering van het artikel 371, § 3, eerste lid, 6° ".
Art. 43.In artikel 90quater van hetzelfde Wetboek ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten3, vervangen bij de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende: "De in het eerste lid genoemde personen zijn verplicht hun medewerking te verlenen.De nadere regels van deze medewerking worden bepaald door de Koning, op voorstel van de minister van Justitie en de minister bevoegd voor Telecommunicatie."; 2° paragraaf 4, tweede lid, wordt aangevuld met de volgende zin: "Zij zijn verplicht hun medewerking te verlenen.".
Art. 44.In artikel 91bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 13 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten5 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten5, worden de woorden "artikelen 347bis, 417/7 tot 417/22, 417/24 tot 417/47, 417/52 tot 417/54, 417/56, 433quater/1, 433quater/4, 398 tot 405ter, 409, 410, 422bis, 422ter, 423, 425, 426, 428, 433quinquies tot 433octies van het Strafwetboek, en de artikelen 77bis tot 77quinquies van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten0 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen" vervangen door de woorden "artikelen 134 tot 149, 151 tot 174, 183 tot 185, 187, 194 tot 198, 200, 201, 206 tot 211, 223 tot 225, 226 tot 229, 265, 268, 299 tot 304, 328 tot 330, 333 tot 335, 336 en 337 van het Strafwetboek".
Art. 45.In artikel 92, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 28 november 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/11/2000 pub. 03/02/2001 numac 2001009035 bron ministerie van justitie Wet van 28 november 2000 inzake informaticacriminaliteit type wet prom. 28/11/2000 pub. 17/03/2001 numac 2001009048 bron ministerie van justitie Wet betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen sluiten, vervangen bij de wet van 30 november 2011 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten5, worden de woorden "artikelen 417/7 tot 417/19, 417/21, 417/22, 417/24 tot 417/36, 417/38, 417/56 en 409" vervangen door de woorden "artikelen 134 tot 146, 148, 149, 151 tot 163, 165 en 206 tot 211".
Art. 46.In artikel 104, § 2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 7 juli 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten1 en gewijzigd bij de wet van 5 augustus 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten9, worden de woorden "in artikel 324bis" vervangen door de woorden "in artikel 406".
Art. 47.In artikel 111quater, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten9, worden de woorden "in artikel 324bis" vervangen door de woorden "in artikel 406".
Art. 48.Artikel 112quinquies, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3, wordt vervangen als volgt: " § 2. De misdrijven die de afschermingsmaatregel bedoeld in paragraaf 1 kunnen wettigen, zijn deze bedoeld in: -boek II, titel 4, hoofdstuk 1, van het Strafwetboek; - de artikelen 405, tweede lid, en 407 tot 409 van hetzelfde Wetboek indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de vereniging of organisatie gebruik maakt van intimidatie, bedreiging of geweld; - in artikel 405, derde lid, van hetzelfde Wetboek, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de vereniging gebruikt maakt van intimidatie, bedreiging of geweld om misdrijven bedoeld in artikel 90ter, § 2, te plegen.".
Art. 49.In artikel 138 van hetzelfde Wetboek wordt de bepaling onder 6° bis, ingevoegd bij de wet van 21 februari 1959, vervangen bij de wet van 7 februari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten8 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 december 2009, vervangen als volgt: "6° bis.Van de misdrijven bedoeld in de artikelen 106 tot 107 en 217 tot 218 van het Strafwetboek, wanneer de doding, de slagen of verwondingen het gevolg zijn van een verkeersongeval.".
Art. 50.In artikel 157 van hetzelfde Wetboek wordt het woord "geldboete" vervangen door de woorden "de bij de wet bepaalde straf".
Art. 51.In artikel 184ter, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten3, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 52.In artikel 190, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten5, worden de woorden "de artikelen 417/7 tot 417/36, 417/38, 417/44, 417/46, 417/47, 417/56, 433quater/1, 433quater/4 of op artikel 433quinquies" vervangen door de woorden "de artikelen 134 tot 163, 165, 171, 173, 174, 187, 265, 268 of op artikel 258".
Art. 53.In artikel 195, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 april 1987 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten5, worden de woorden "in boek II, titels I, Ibis en Iter, in artikel 417/12, in artikel 394, indien gepleegd ten aanzien van één of meer politieambtenaren wegens hun hoedanigheid, in artikel 417/2, derde lid, 2°, of in artikel 428, § 5," vervangen door de woorden "in boek II, titel I, titel 4, hoofdstuk 1 en titel 8, hoofdstukken 1 tot 3, in artikel 139, in artikel 97, indien gepleegd ten aanzien van één of meer politieambtenaren wegens hun hoedanigheid, in artikel 118, of in artikel 225".
Art. 54.In artikel 216, § 1, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten2 en gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten5, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 2°, worden de woorden "in de artikelen 417/11 tot 417/22" vervangen door de woorden "in de artikelen 138 tot 149";2° in de bepaling onder 3°, worden de woorden "in de artikelen 417/25 tot 417/41, 417/44 tot 417/47, 417/52 en 417/54" vervangen door de woorden "in de artikelen 152 tot 168, 171 tot 174, 183, 185";3° in de bepaling onder 4°, worden de woorden "in de artikelen 393 tot 397" worden vervangen door de woorden "in de artikelen 96 tot 98, 100 en 101".
Art. 55.In artikel 216/5, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten4, worden de woorden "titel 1ter van boek 2" telkens vervangen door de woorden "hoofdstuk 1 van titel 4 van boek II".
Art. 56.In artikel 216bis, § 2, van hetzelfde Wetboek, worden in het tiende lid, ingevoegd bij de wet van 18 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten2, de woorden "in artikel 460ter" vervangen door de woorden "in artikel 669".
Art. 57.In artikel 216ter, § 6, zevende lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1994 en vervangen bij de wet van 18 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten2, worden de woorden "in artikel 460ter" vervangen door de woorden "in artikel 669".
Art. 58.In artikel 344, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten7 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten5, worden de woorden "boek II, titels I, Ibis en Iter, in artikel 417/12, in artikel 394, indien gepleegd ten aanzien van één of meer politieambtenaren wegens hun hoedanigheid, in artikel 417/2, derde lid, 2°, of in artikel 428, § 5, van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in boek II, titel I, titel 4, hoofdstuk 1 en titel 8, hoofdstukken 1 tot 3, in artikel 139, in artikel 97, indien gepleegd ten aanzien van één of meer politieambtenaren wegens hun hoedanigheid, in artikel 118, of in artikel 225 van het Strafwetboek".
Art. 59.In artikel 464/1, § 5, achtste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten6 en gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten9, worden de woorden "overeenkomstig artikel 460ter" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 669".
Art. 60.In artikel 464/12, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten6 en gewijzigd bij de wet van 28 november 2021, wordt het eerste lid vervangen als volgt: "De in paragraaf 1 bedoelde aangezochte persoon of onderneming is verplicht onverwijld zijn of haar medewerking aan de uitvoering van de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde maatregelen te verlenen.".
Art. 61.In artikel 464/13, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten6 en vervangen bij de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3, wordt het tweede lid vervangen als volgt: "Zij zijn verplicht hun medewerking te verlenen."
Art. 62.In artikel 464/27 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten6 en hersteld bij de wet van 18 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten2, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "in de zin van de artikelen 479, 480 en 481 van het Strafwetboek" opgeheven;2° in paragraaf 3, eerste lid, 1°, worden de woorden "in artikel 324bis" vervangen door de woorden "in artikel 406".
Art. 63.In artikel 464/31, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten6, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1°, worden de woorden "van artikel 507" vervangen door de woorden "van artikel 665";2° in de bepaling onder 2°, worden de woorden "van artikel 507, eerste lid" vervangen door de woorden "van artikel 665, eerste lid, 1° ".
Art. 64.In artikel 464/33, § 2, tweede lid, 5°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten6, worden de woorden "van artikel 507, eerste lid" vervangen door de woorden "van artikel 665, eerste lid, 1° ".
Art. 65.In artikel 464/34, § 2, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten6, worden de woorden "van artikel 507, eerste lid" vervangen door de woorden "van artikel 665, eerste lid, 1° ".
Art. 66.In artikel 520quinquies, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten9, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid, worden de woorden "in de zin van de artikelen 479, 480 en 481 van het Strafwetboek" opgeheven en worden de woorden "in artikel 324bis" vervangen door de woorden "in artikel 406";2° in het derde lid, worden de woorden "in artikel 324bis" vervangen door de woorden "in artikel 406";3° in het vierde lid, worden de woorden "artikel 458" vervangen door de woorden "artikel 352".
Art. 67.In artikel 555, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, hersteld bij de wet van 22 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten3, worden de woorden "Artikel 458 van" vervangen door de woorden "Artikel 352 van".
Art. 68.In artikel 601, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 05/11/1997 numac 1997003522 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 38 van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992 om het fietsgebruik voor het woon-werkverkeer fiscaal aan te moedigen type wet prom. 08/08/1997 pub. 24/08/2001 numac 2001009578 bron ministerie van justitie Wet betreffende het Centraal Strafregister sluiten, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 69.In artikel 623, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 april 1964 en gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 05/11/1997 numac 1997003522 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 38 van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992 om het fietsgebruik voor het woon-werkverkeer fiscaal aan te moedigen type wet prom. 08/08/1997 pub. 24/08/2001 numac 2001009578 bron ministerie van justitie Wet betreffende het Centraal Strafregister sluiten, worden de woorden "van artikel 489ter" vervangen door de woorden "van artikel 491".
Art. 70.In artikel 629, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3 en gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten5, worden de woorden "in de artikelen 417/7 tot 417/24, 417/55 en 417/58 van het Strafwetboek of voor feiten bedoeld in de artikelen 417/25 tot 417/48, 417/52 tot 417/54, 417/59, 417/62 en 417/63 van hetzelfde Wetboek" vervangen door de woorden "in de artikelen 134 tot 151, 186 en 189 van het Strafwetboek of voor feiten bedoeld in de artikelen 152 tot 175, 183 tot 185, 190, 191 en 192 van hetzelfde Wetboek". Afdeling 4 - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 71.In artikel 32quater/2, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten0, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 72.In artikel 79 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 18 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten6 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 februari 2021, worden de woorden "de artikelen 137 tot 141" telkens vervangen door de woorden "de artikelen 371 tot 386".
Art. 73.In artikel 144ter, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 juni 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 3 augustus 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de bepaling onder 1° worden vervangen als volgt: "1° de misdrijven welke bedoeld zijn in: - de artikelen 542 tot 546 en 551 tot 613 van het Strafwetboek; - de artikelen 233, 412 tot 418 en 470 tot 473 van het Strafwetboek; - de artikelen 260 en 261 van het Strafwetboek;"; 2° in de bepaling onder 2°, worden de woorden "in boek II, titel Iter" vervangen door de woorden "in boek II, titel 4, hoofdstuk 1";3° in de bepaling onder 5°, worden de woorden "in hoofdstuk I van titel VI van boek II" vervangen door de woorden "in hoofdstuk 4 van titel 4 van boek II".
Art. 74.In artikel 144quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 augustus 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten9 en gewijzigd bij de wetten van 30 december 2009 en van 8 mei 2019, worden de woorden "in boek II, titel Ibis, van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in boek II, titel 1, van het Strafwetboek".
Art. 75.In artikel 162, § 2, van hetzelfde Wetboek, worden in het vierde lid, ingevoegd bij de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten2, de woorden "op artikel 419, tweede lid," vervangen door de woorden "op artikel 107".
Art. 76.In artikel 259bis19, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 77.In artikel 315ter van hetzelfde Wetboek, worden in paragraaf 6, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten9 en gewijzigd bij de wet van 28 november 2021, en in paragraaf 7, derde lid, ingevoegd bij de wet van 28 november 2021, de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" telkens vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 78.In artikel 434/1, § 6, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten9, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 79.Artikel 548, § 5, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 7 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten5, wordt vervangen als volgt: "De gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder die, nadat hij officieel kennis van een preventieve schorsing heeft gekregen, zijn bediening blijft uitoefenen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro.".
Art. 80.In artikel 555/1bis, § 6, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten9, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 81.In artikel 569 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 19 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten4, worden de woorden "door artikel 391octies van het Strafwetboek" telkens vervangen door de woorden "door artikel 296 van het Strafwetboek".
Art. 82.In artikel 572bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten1 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 20 juli 2022, worden de woorden "artikel 391octies van het Strafwetboek" telkens vervangen door de woorden "artikel 296 van het Strafwetboek".
Art. 83.In artikel 1253/4, § 2, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten5, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 84.In artikel 1253ter/5, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten1 en gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014, worden de woorden "de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek, of heeft gepoogd een feit te plegen als bedoeld in de artikelen 375, 393, 394 of 397" vervangen door de woorden "de artikelen 138, 143, vijfde streepje, 144, vijfde streepje, 194, 195, 196, 198 van het Strafwetboek, of heeft gepoogd een feit te plegen als bedoeld in de artikelen 96, 97, 138, 143, vijfde streepje of 144, vijfde streepje".
Art. 85.In artikel 1253sexies, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1976, worden de woorden "van artikel 507 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "van artikel 665 van het Strafwetboek".
Art. 86.In artikel 1389bis/4 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 mei 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 87.In artikel 1391/3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 88.In artikel 1394/3 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten4, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 89.In artikel 1394/27, § 4, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 19 oktober 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten8, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 90.In artikel 1502, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 mei 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten, worden de woorden "de artikelen 490bis en 507" vervangen door de woorden "de artikelen 495, 496 en 665".
Art. 91.In artikel 1675/18 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 92.In artikel 1675/22, § 2, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 93.In artikel 1728, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 februari 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten2 en vervangen bij de wet van 18 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek". Afdeling 5 - Wijzigingen van het Sociaal strafwetboek
Art. 94.In artikel 51 van het Sociaal strafwetboek worden de woorden "in de artikelen 433quinquies tot 433octies van het Strafwetboek en in de artikelen 77bis tot 77quinquies van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten0 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen" vervangen door de woorden "in de artikelen 258 tot 261 van het Strafwetboek".
Art. 95.In artikel 79, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "Artikel 460ter van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 669 van het Strafwetboek".
Art. 96.In artikel 231 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "de artikelen 196, 197, 210bis en 496 van het Strafwetboek en van de bepalingen van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen" vervangen door de woorden "de artikelen 451, 479, 480 en 691 van het Strafwetboek". Afdeling 6 - Wijzigingen van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten9 betreffende de
externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
Art. 97.In artikel 25, § 2, d), van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten9 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 mei 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten0, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste streepje wordt vervangen als volgt: "artikelen 82 tot 88, 90 tot 92, 96 tot 98, 100, 101, 112 tot 119, 121 tot 127, 134 tot 149, 151 tot 166, 171 tot 174, 183, 185, 196, 197, 198, 200, eerste lid, 2° tot 4°, 201, eerste lid, 2° tot 4°, 202, 2° tot 4°, 206 tot 212, 214, 215, 219 tot 222, 223 tot 225, 227 tot 229, 230, 231, 232, 233, 236, 258 tot 261, 265, 288, 289, 290, 291, 307 en 308, 318 tot 321, 322 tot 324, 328 tot 331, 333 tot 335, 338, 339, 371, 373 tot 375, 384 tot 386, 404 en 405, 407 tot 409, 413, §§ 1, 1° en 2, 464, 469, §§ 1, 4°, 2 en 3, 473, §§ 2, 3° en 3, 509, 520, 523, 552, 557 tot 560, 685, tweede streepje, van het Strafwetboek";2° het tweede streepje en het zesde streepje worden opgeheven.
Art. 98.In artikel 26, § 2, d), van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 4 mei 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten0, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste streepje wordt vervangen als volgt: "artikelen 82 tot 88, 90 tot 92, 96 tot 98, 100, 101, 112 tot 119, 121 tot 127, 134 tot 149, 151 tot 166, 171 tot 174, 183, 185, 196, 197, 198, 200, eerste lid, 2° tot 4°, 201, eerste lid, 2° tot 4°, 202, 2° tot 4°, 206 tot 212, 214, 215, 219 tot 222, 223 tot 225, 227 tot 229, 230, 231, 232, 233, 236, 258 tot 261, 265, 288, 289, 290, 291, 307 en 308, 318 tot 321, 322 tot 324, 328 tot 331, 333 tot 335, 338, 339, 371, 373 tot 375, 384 tot 386, 404 en 405, 407 tot 409, 413, §§ 1, 1° en 2, 464, 469, §§ 1, 4°, 2 en 3, 473, §§ 2, 3° en 3, 509, 520, 523, 552, 557 tot 560, 685, tweede streepje van het Strafwetboek";2° het tweede streepje en het zesde streepje worden opgeheven.
Art. 99.In titel V, hoofdstuk IV, van dezelfde wet, wordt in artikel 26/1, ingevoegd bij de wet van 14 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten8, de woorden "in artikel 382bis, eerste lid, 4,° " vervangen door de woorden "in artikel 189".
Art. 100.In artikel 32 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 juni 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten2, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "in de artikelen 371/1 tot 378 van het Strafwetboek, of voor feiten bedoeld in de artikelen 379 tot 387" vervangen door de woorden "in de artikelen 134 tot 149 of 151 van het Strafwetboek, of voor feiten bedoeld in de artikelen 152 tot 168, 171 tot 174, 183 of 185";2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "in titel 1ter van boek II van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in hoofdstuk 1 van titel 4 van boek II van het Strafwetboek".
Art. 101.In artikel 41 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten9, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, worden de woorden "in de artikelen 371/1 tot 378 van het Strafwetboek, of voor feiten bedoeld in de artikelen 379 tot 387" vervangen door de woorden "in de artikelen 134 tot 149 of 151 van het Strafwetboek, of voor feiten bedoeld in de artikelen 152 tot 168, 171 tot 174, 183 of 185";2° in paragraaf 2, worden de woorden "in titel 1ter van boek II van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in hoofdstuk 1 van titel 4 van boek II van het Strafwetboek".
Art. 102.In artikel 95/1, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 14 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten8, worden de woorden "in artikel 382bis, eerste lid, 4°, van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "in artikel 189 van het Strafwetboek".
Art. 103.In artikel 95/3, § 2, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten2 en gewijzigd bij de wetten van 1 februari 2016 en van 5 februari 2016, worden de woorden "in de artikelen 371/1 tot 378 van het Strafwetboek, of voor feiten bedoeld in de artikelen 379 tot 387" vervangen door de woorden "in de artikelen 134 tot 149 of 151 van het Strafwetboek, of voor feiten bedoeld in de artikelen 152 tot 168, 171 tot 174, 183 of 185".
Art. 104.In artikel 95/7, § 2, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 26 april 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten4 en gewijzigd bij de wetten van 1 februari 2016 en van 4 mei 2020, worden de woorden "artikelen 371/1, 371/2, 372, 373, tweede en derde lid, 375, 376, tweede en derde lid, 377, eerste, tweede, vierde en zesde lid van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "artikelen 135 tot 146, 148 of 149 van het Strafwetboek". Afdeling 7 - Wijzigingen van het Wetboek van economisch recht
Art. 105.In artikel III.34, § 3, 1°, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten0, worden de woorden "in de artikelen 486, 489bis en 489ter" vervangen door de woorden "in de artikelen 490 en 491".
Art. 106.In artikel XV.6/1, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 april 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten9, worden de woorden "artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 107.In artikel XV.8, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten2 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten7, worden de woorden "in de artikelen 196, 197, 210bis, 299, 494 en Boek 2, Titel IX, Hoofdstuk II, afdeling III" vervangen door de woorden "in de artikelen 451, 478, 479 tot 485, 489 tot 497 en 671".
Art. 108.In artikel XV.60/9, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 september 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten1, worden de woorden "Artikel 460ter van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 669 van het Strafwetboek".
Art. 109.In artikel XX.18, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten6, worden de woorden "Artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "Artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 110.In artikel XX.23, § 3, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten6 en gewijzigd bij de wet van 7 juni 2023, worden de woorden "artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 111.In artikel XX.25, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten6 en gewijzigd bij de wet van 7 juni 2023, worden de woorden "artikel 458 van het Strafwetboek" vervangen door de woorden "artikel 352 van het Strafwetboek".
Art. 112.In artikel XX.154 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten6, worden de woorden "in de artikelen 489, 489bis, 489ter, 490bis of 492bis" vervangen door de woorden "in de artikelen 476, 490, 491 of 496". Afdeling 8 - Wijzigingen van verscheidene teksten die nodig zijn
wegens de hervorming van het Strafwetboek
Art. 113.In artikel 26 van de wet van 30 juli 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten4 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden worden de woorden "gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van vijftig euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen" vervangen door de woorden "een straf van niveau 1".
Art. 114.Artikel 7 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten, gewijzigd bij de wet van 15 december 2013, wordt vervangen als volgt: "Met uitzondering van artikel 6, § 10, worden de overtredingen van de voorgaande artikelen, van de besluiten tot uitvoering ervan en van de in artikel 5 bedoelde gemeentelijke verordeningen bestraft met een straf van niveau 1.".
Art. 115.In artikel 4 van de wet van 23 maart 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten8 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd, laatstelijk gewijzigd bij de wet 21 december 2018, worden de woorden "deze wet" vervangen door de woorden "artikel 256 van het Strafwetboek".
Art. 116.In artikel 24 van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten1 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie worden de woorden "gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van vijftig euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen" vervangen door de woorden "een straf van niveau 1".
Art. 117.In artikel 29 van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten1 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen worden de woorden "gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van vijftig euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen" vervangen door de woorden "een straf van niveau 1". HOOFDSTUK 4 - Opheffingsbepalingen
Art. 118.De hierna opgesomde bepalingen worden opgeheven: 1° het boek 2 van het Strafwetboek van 8 juni 1867Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten9; 2° in het Wetboek van strafvordering: a) in artikel 28quinquies, § 1, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten, in artikel 57, § 1, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten, in artikel 464/1, § 5, tweede lid, en in artikel 524bis, § 3, ingevoegd bij de wet van 19 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten4, de zin "Hij die dit geheim schendt, wordt gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek."; b) het artikel 34, laatste lid;c) artikel 46bis, § 4, tweede lid, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten6;d) artikel 46bis/1, § 2, laatste lid, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten5 en gewijzigd bij de wet van 6 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten6;e) artikel 46ter, § 2, laatste lid, ingevoegd bij de wet van 6 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten6 en gewijzigd bij de wet van 6 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten6;f) artikel 46quater, § 4, laatste lid, ingevoegd bij de wet van 29 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten9 en gewijzigd bij de wet van 6 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten6; g) in artikel 62, § 1, laatste lid, vervangen bij de wet van 21 november 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten1, de zin "Hij die de geheimhoudingsplicht schendt, wordt gestraft met de bij artikel 458 van het Strafwetboek bepaalde straffen."; h) artikel 77, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 april 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten0;i) artikel 90quater, § 4, derde lid, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten3 en vervangen bij de wet van 6 december 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten6;j) artikel 112undecies, ingevoegd bij de wet van 25 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten3;k) artikel 163, derde en vierde lid, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 februari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten8; l) in artikel 195, tweede lid, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 1993, de zin "Wanneer hij veroordeelt tot een geldboete houdt hij voor de vaststelling van het bedrag ervan rekening met de door de beklaagde aangevoerde elementen over zijn sociale toestand."; m) artikel 195, zesde lid, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten7;n) artikel 317, laatste lid, vervangen bij de wet van 21 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten7;o) artikel 328, laatste lid, vervangen bij de wet van 21 december 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten7 en gewijzigd bij de wet van 5 februari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/02/1999 pub. 23/03/1999 numac 1999009267 bron ministerie van justitie Wet betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht type wet prom. 10/02/1999 pub. 17/03/1999 numac 1999009251 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 10/02/1999 pub. 31/03/1999 numac 1999009258 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van artikel 574 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten2;p) in artikel 448, de woorden ";een en ander op straffe van geldboete van vijftig frank tegen de griffier die het stuk in ontvangst heeft genomen zonder dat die formaliteit vervuld is"; q) in artikel 449, de woorden ", op straffe van dezelfde geldboete";r) artikel 450, laatste lid;s) in artikel 453, de woorden ", en onder dezelfde straffen";t) in artikel 463, tweede lid, de woorden ", op straffe van geldboete van vijftig frank tegen de griffier";u) artikel 464/12, § 3, tweede en derde lid, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten6 en gewijzigd bij wet van 28 november 2021;v) artikel 464/24, § 3, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 11 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten6 en gewijzigd bij de wet van 18 maart 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten2;3° de wet van 12 december 1817 houdende bepaling van straffen tegen de genen, die niet aan den militairen rechtsdwang onderworpen, de desertie van het krijgsvolk begunstigen;4° in het decreet van 20 juli 1831Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/06/2001 pub. 20/07/2001 numac 2001009458 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake het federaal parket type wet prom. 21/06/2001 pub. 05/07/2001 numac 2001003328 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten sluiten8 op de drukpers: a) artikel 2;b) artikel 3, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 6 april 1847;c) de artikelen 4 tot en met 6;d) de artikelen 7 en 8, laatstelijk gewijzigd bij het regentsbesluit van 26 juni 1947 houdende het Wetboek van zegelrechten;e) artikel 10;f) artikel 12, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 maart 1891Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0;g) artikel 15, laatstelijk gewijzigd bij het Strafwetboek van 6 juni 1867;5° de wet van 6 april 1847 tot bestraffing van de beledigingen aan den Koning, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 februari 2014;6° de wet van 12 maart 1858 betreffende de misdaden en de wanbedrijven die afbreuk doen aan de internationale betrekkingen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 januari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/07/1998 pub. 29/10/1998 numac 1998014238 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van artikel 118 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven type wet prom. 05/07/1998 pub. 31/07/1998 numac 1998011215 bron ministerie van economische zaken Wet betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen type wet prom. 05/07/1998 pub. 21/08/1998 numac 1998003425 bron ministerie van financien Wet tot wijziging van artikel 249 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten sluiten5;7° de wet van 11 juni 1889 betreffende de drukwerken en formulieren die het voorkomen van bankbiljetten of andere papieren waarden hebben;8° de besluitwet van 20 augustus 1915 met betrekking tot de vernietiging of beschadiging van door het leger opgerichte verdedigingswerken;9° het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen laatstelijk gewijzigd bij de wet van 17 februari 2021;10° de wet van 29 juli 1934Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3 waarbij de private milities verboden worden, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 25 juli 2008;11° de besluitwet van 10 april 1941 betreffende het verbod van economische betrekkingen met den vijand;12° in de wet van 2 maart 1954Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4 tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde soevereine machten: a) artikel 1, tweede lid, vervangen bij de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten0;b) de artikelen 2 en 3, vervangen bij de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/05/2000 pub. 09/08/2000 numac 2000009606 bron ministerie van justitie Wet houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek sluiten0;c) de artikelen 4 en 5;13° de wet van 1 augustus 1979Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten7 betreffende diensten bij een vreemde leger- of troepenmacht die zich op het grondgebied van een vreemde Staat bevindt, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 april 2003;14° in de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten0 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen: a) de artikelen 77bis en 77ter, respectievelijk ingevoegd bij de wetten van 13 april 1995 en 10 augustus 2005 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 juni 2013;b) artikel 77quater, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten4 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 mei 2016;c) artikel 77quinquies, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten4 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 juni 2013;d) artikel 77sexies, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten4 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 mei 2016;15° in de wet van 30 juli 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten4 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden: a) de artikelen 19 tot en met 25, gewijzigd bij de wet 5 mei 2019;16° in de wet van 23 maart 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten8 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaalsocialistische regime is gepleegd: a) artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 7 mei 1999 en 26 juni 2000;b) de artikelen 2 en 3;17° artikel 145, § 3bis, van de wet van 13 juni 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten6 betreffende de elektronische communicatie, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007;18° artikelen 21 tot 23, van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten1 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;19° in de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten1 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen: a) de artikelen 26 tot 28;b) de artikelen 28/1 en 28/2, ingevoegd bij de wet van 22 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten3;20° de wet van 22 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/1998 pub. 02/02/1999 numac 1999009006 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem sluiten3 ter bestrijding van seksisme in de openbare ruimte en tot aanpassing van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/06/1998 pub. 15/08/1998 numac 1998022534 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type wet prom. 10/06/1998 pub. 17/07/1998 numac 1998009557 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring sluiten1 ter bestrijding van discriminatie teneinde de daad van discriminatie te bestraffen. HOOFDSTUK 5 - Inwerkingtredingsbepaling
Art. 119.Deze wet treedt in werking twee jaar na de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 29 februari 2024.
FILIP Van Koningswege : De minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 55-3318 (2023-2024) Integraal verslag: 22 februari 2024