Etaamb.openjustice.be
Wet van 10 augustus 2005
gepubliceerd op 07 september 2005

Wet houdende begeleidende maatregelen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan en procedures betreffende de rol van de werknemers in de Europese Vennootschap

bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2005009650
pub.
07/09/2005
prom.
10/08/2005
ELI
eli/wet/2005/08/10/2005009650/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 2005. - Wet houdende begeleidende maatregelen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan en procedures betreffende de rol van de werknemers in de Europese Vennootschap (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Bij deze wet wordt de richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers omgezet. HOOFDSTUK II. - Definities

Art. 3.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° Europese vennootschap of SE : een vennootschap opgericht overeenkomstig de verordening (EG) nr.2157/2001 van de Europese Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap; 2° deelnemende vennootschap : de vennootschap die rechtstreeks deelneemt aan de oprichting van een SE. Als rechtstreeks deelnemend aan de oprichting van een SE wordt beschouwd, de vennootschap wier aandeelhouders, bij de oprichting van de SE, aandeelhouders van die SE worden of de vennootschap die zelf aandeelhouder van de SE wordt.

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder « vennootschappen », de vennootschappen in de zin van artikel 48, tweede alinea van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap alsook andere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke lichamen, overeenkomstig wat is bepaald in artikel 2, § 3 van verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Europese Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap; 3° dochteronderneming van een vennootschap : een onderneming waarover die vennootschap een overheersende invloed uitoefent. Tot bewijs van het tegendeel, wordt het geacht vast te staan dat een overheersende invloed wordt uitgeoefend wanneer een onderneming, direct of indirect : a) meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de onderneming kan benoemen; of b) beschikt over de meerderheid van de stemmen die verbonden zijn aan de door de onderneming uitgegeven aandelen; of c) de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de onderneming bezit. Wanneer verschillende ondernemingen van een concern voldoen aan één van de criteria vermeld in de tweede alinea, wordt de onderneming die voldoet aan criterium a), geacht een overheersende invloed uit te oefenen. Indien geen enkele onderneming aan criterium a) voldoet, wordt de onderneming die voldoet aan criterium b), geacht een overheersende invloed uit te oefenen.

Voor de toepassing van de tweede alinea worden onder de rechten van de zeggenschap uitoefenende onderneming ten aanzien van stemrecht en benoeming ook de rechten verstaan van alle ondernemingen waarover zij zeggenschap uitoefent, en die van alle personen of organen die handelen onder eigen naam, doch voor rekening van de zeggenschap uitoefenende onderneming of van enige andere onderneming waarover zeggenschap wordt uitgeoefend.

Een overheersende invloed wordt niet geacht te bestaan louter op grond van het feit dat een gevolmachtigd persoon zijn taak vervult krachtens de wetgeving van een lid-Staat inzake liquidatie, faillissement, insolventie, opschorting van betaling, gerechtelijk akkoord of een andere gelijksoortige procedure.

In afwijking van de alinea's 1 en 2 is een maatschappij als bedoeld in artikel 3, lid 5, onder a) of c) van verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Europese Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen, geen « onderneming die zeggenschap uitoefent » over een andere onderneming waarin zij deelnemingen heeft. 4° betrokken dochteronderneming of vestiging : een dochteronderneming of vestiging van een deelnemende vennootschap die bij de oprichting van een SE een dochteronderneming of vestiging van de SE wordt en die in een lid-Staat is gevestigd. Als betrokken dochteronderneming of vestiging moeten worden beschouwd, voorzover de overheersende invloed bepaald in 3° kan worden geacht vast te staan : - de directe dochterondernemingen van de deelnemende vennootschappen die al dan niet onder hetzelfde nationale recht vallen; - de directe vestigingen van de deelnemende vennootschappen, al dan niet in dezelfde lid-Staat gevestigd; - de indirecte dochterondernemingen van de deelnemende vennootschappen, d.w.z. de dochterondernemingen van directe dochterondernemingen van deelnemende vennootschappen en de dochterondernemingen van indirecte dochterondernemingen; - de indirecte vestigingen van de deelnemende vennootschappen, d.w.z. de vestigingen van de indirecte dochterondernemingen van die vennootschappen. 5° vertegenwoordigingsorgaan : het grensoverschrijdende orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt, regelmatig ingesteld ten behoeve van de informatie en raadpleging van de werknemers van een SE en haar dochterondernemingen en vestigingen in een lid-Staat en, in voorkomend geval, de uitoefening van medezeggenschapsrechten in verband met de SE.6° bijzondere onderhandelingsgroep : de regelmatig ingestelde groep die tot doel heeft met het bevoegde orgaan van de deelnemende vennootschappen te onderhandelen over de vaststelling van regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers in de SE.7° rol van de werknemers : informatie, raadpleging en medezeggenschap, als gedefinieerd door deze wet;8° informatie : het verstrekken, door het bevoegde orgaan van de SE, aan het orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt en/of aan de werknemervertegenwoordigers van inlichtingen over aangelegenheden die betrekking hebben op de SE zelf en op eender welke van haar dochterondernemingen of vestigingen in een andere lid-Staat of over aangelegenheden die de bevoegdheid van de besluitvormingsorganen in één enkele lid-Staat te buiten gaan, op een zodanig tijdstip, op een zodanige wijze en met een zodanige inhoud dat de werknemersvertegenwoordigers het mogelijke effect ervan grondig kunnen beoordelen en, in voorkomend geval, raadplegingen met het bevoegde orgaan van de SE kunnen voorbereiden.9° raadpleging : de instelling van dialoog en de uitwisseling van standpunten tussen het orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt en/of de werknemersvertegenwoordigers en het bevoegde orgaan van de SE, op een zodanig tijdstip, op een zodanige wijze en met een zodanige inhoud dat de werknemersvertegenwoordigers, op basis van de verstrekte informatie, een mening over de door het bevoegde orgaan beoogde maatregelen kenbaar kunnen maken waarmee rekening kan worden gehouden in het besluitvormingsproces binnen de SE.10° medezeggenschap : de invloed van het orgaan dat de werknemers vertegenwoordigt en/of van de werknemersvertegenwoordigers op de gang van zaken bij een vennootschap via : - het recht om een aantal leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de vennootschap te kiezen of te benoemen, of - het recht om met betrekking tot de benoeming van een aantal of alle leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan van de vennootschap aanbevelingen te doen of bezwaar te maken;11° lid-Staat : de lid-Staten van de Europese Unie en de andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte, bedoeld in de richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001. HOOFDSTUK III. - Toepasselijk recht

Art. 4.De regels betreffende de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, buiten de wijze van verkiezing of aanwijzing van haar leden, de overlegprocedure om tot een akkoord te komen over de regelingen van de rol van de werknemers in de SE en de inhoud van dit akkoord zijn onderworpen aan het recht van de lid-Staat op wiens grondgebied de statutaire zetel van de SE is gevestigd.

Art. 5.De regels betreffende de instelling en de werking van het vertegenwoordigingsorgaan, buiten de wijze van verkiezing of aanwijzing van haar leden, en van een procedure betreffende de rol van de werknemers in de SE zijn onderworpen aan het recht van de lid-Staat op wiens grondgebied de statutaire zetel van de SE is gevestigd.

Art. 6.De regels betreffende de berekening van het aantal tewerkgestelde werknemers, het begrip werknemers en de wijze van verkiezing of aanwijzing van de werknemersvertegenwoordigers zijn onderworpen aan het recht van de lid-Staat waar de betrokken vestigingen of ondernemingen gelegen zijn.

Art. 7.Het recht dat de regels betreffende het statuut van de werknemersvertegenwoordigers beheerst, is het recht van de lid-Staat waar hun werkgever gevestigd is; in geval van een wetsconflict wordt dit recht bepaald overeenkomstig het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, opgemaakt te Rome op 19 juni 1980. HOOFDSTUK IV. - Vertrouwelijke informatie

Art. 8.Het toezichts- of bestuursorgaan van een SE of van een deelnemende vennootschap, is gemachtigd om aan de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep of aan de leden van het vertegenwoordigingsorgaan of aan de werknemersvertegenwoordigers die inlichtingen ontvangen in het kader van een procedure ter informatie en raadpleging, alsmede aan de deskundigen die hen eventueel bijstaan : 1° het vertrouwelijk karakter te melden van bepaalde inlichtingen, op het ogenblik dat deze worden meegedeeld, waarvan de verspreiding ernstige schade zou kunnen berokkenen aan de onderneming;de afgevaardigden zijn gehouden deze niet te verspreiden; 2° bepaalde inlichtingen, waarvan de lijst wordt opgesteld door de Koning, niet mee te delen wanneer zij van die aard zijn dat, volgens objectieve criteria, hun bekendmaking de werking van de onderneming ernstig zou kunnen belemmeren of haar schade zou kunnen berokkenen. HOOFDSTUK V. - Ontslagbescherming

Art. 9.De leden van de bijzondere onderhandelingsgroep, de leden van het vertegenwoordigingsorgaan, de werknemersvertegenwoordigers die hun taak vervullen in het kader van een procedure ter informatie en raadpleging en de werknemersvertegenwoordigers die zetelen in een toezichts- of bestuursorgaan van een SE die werknemers zijn van de SE, haar dochterondernemingen of vestigingen of van een deelnemende vennootschap en hun vervangers genieten van de bijzondere ontslagregeling bepaald door de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen, alsmede voor de kandidaat- personeelsafgevaardigden. Deze bijzondere regeling is op hen van toepassing voor elk ontslag dat plaatsvindt in een periode die aanvangt de dertigste dag voorafgaand aan hun aanwijzing en die eindigt de dag waarop hun mandaat een einde neemt. HOOFDSTUK VI. - Toezicht en sancties

Art. 10.Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van de bepalingen betreffende de rol van de werknemers in de SE. Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.

Art. 11.Artikel 56 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, gewijzigd door de wet van 23 april 1998, wordt aangevuld met het volgende lid : « Ten aanzien van overtredingen van bepalingen van de bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de rol van de werknemers in de Europese vennootschap, worden de leidinggevende of bestuursorganen, bedoeld in de voormelde collectieve arbeidsovereenkomsten, gelijkgesteld met de werkgever. »

Art. 12.Artikel 1, 14°, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, gewijzigd door de wet van 23 april 1998, wordt aangevuld als volgt : « ten aanzien van overtredingen van bepalingen van de bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de rol van de werknemers in de Europese vennootschap, worden de leidinggevende of bestuursorganen, bedoeld in de voormelde collectieve arbeidsovereenkomsten, gelijkgesteld met de werkgever; ».

Art. 13.Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op elk lid van de bijzondere onderhandelingsgroep, op elk lid van het vertegenwoordigingsorgaan, op de werknemersvertegenwoordigers die hun taak vervullen in het kader van een procedure ter informatie en raadpleging, alsmede op de aangewezen deskundigen, die vertrouwelijke inlichtingen verspreid hebben die van die aard zijn dat zij ernstige schade aan de onderneming kunnen berokkenen of de werking van de onderneming ernstig kunnen belemmeren. HOOFDSTUK VII. - Inwerkingtreding

Art. 14.Deze wet heeft uitwerking met ingang van 8 oktober 2004, met uitzondering van de artikelen 10 tot 13 die in werking treden de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Nice 10 augustus 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mme L. ONKELINX Voor de Minister van Werk, afwezig : De Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, Y. VANDE LANOTTE Met 's Lands zegel gezegeld : Voor de Minister van Justitie, afwezig : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-1821 Nr. 1 : Wetsontwerp.

Nr. 2 : Verslag.

Nr. 3 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal Verslag : 7 juli 2005.

Stukken van de Senaat : 3-1296 Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.

^