Etaamb.openjustice.be
Wet van 25 april 2014
gepubliceerd op 06 juni 2014

Wet tot hervorming van het overlevingspensioen van de zelfstandigen

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2014022262
pub.
06/06/2014
prom.
25/04/2014
ELI
eli/wet/2014/04/25/2014022262/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

25 APRIL 2014. - Wet tot hervorming van het overlevingspensioen van de zelfstandigen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen

Art. 2.In artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, laatst gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/01/1999 pub. 06/02/1999 numac 1999021025 bron diensten van de eerste minister Wet houdende sociale bepalingen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : "Om recht te hebben op het overlevingspensioen, moet de langstlevende echtgenoot aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° ten minste één jaar gehuwd zijn met de overleden zelfstandige of minder dan één jaar gehuwd zijn met de overleden zelfstandige, met wie hij eerder wettelijk samenwoonde en waarbij de gezamenlijke en onafgebroken duur van het huwelijk en van de wettelijke samenwoning minstens één jaar bedraagt.De duur van één jaar is evenwel niet vereist wanneer één van de volgende voorwaarden vervuld is : - er is een kind geboren uit het huwelijk of uit de wettelijke samenwoning; - op het ogenblik van het overlijden is er een kind ten laste waarvoor één van de echtgenoten kinderbijslag ontving; - het overlijden is het gevolg van een na de datum van het huwelijk voorgekomen ongeval of werd veroorzaakt door een beroepsziekte opgedaan tijdens of naar aanleiding van de uitoefening van het beroep, van een door de Belgische Regering toevertrouwde opdracht of van in het kader van de Belgische technische bijstand verrichte prestaties, voor zover de aanvang of de verergering van deze ziekte na de datum van het huwelijk plaatsvond. 2° minstens 45 jaar oud zijn als de echtgenoot ten laatste op 31 december 2015 overlijdt. De leeftijd van 45 jaar wordt opgetrokken tot : 1° 45 jaar en 6 maanden, als de echtgenoot ten vroegste op 1 januari 2016 en ten laatste op 31 december 2016 overlijdt;2° 46 jaar, als de echtgenoot ten vroegste op 1 januari 2017 en ten laatste op 31 december 2017 overlijdt;3° 46 jaar en 6 maanden, als de echtgenoot ten vroegste op 1 januari 2018 en ten laatste op 31 december 2018 overlijdt;4° 47 jaar, als de echtgenoot ten vroegste op 1 januari 2019 en ten laatste op 31 december 2019 overlijdt;5° 47 jaar en 6 maanden, als de echtgenoot ten vroegste op 1 januari 2020 en ten laatste op 31 december 2020 overlijdt;6° 48 jaar, als de echtgenoot ten vroegste op 1 januari 2021 en ten laatste op 31 december 2021 overlijdt;7° 48 jaar en 6 maanden, als de echtgenoot ten vroegste op 1 januari 2022 en ten laatste op 31 december 2022 overlijdt;8° 49 jaar, als de echtgenoot ten vroegste op 1 januari 2023 en ten laatste op 31 december 2023 overlijdt;9° 49 jaar en 6 maanden, als de echtgenoot ten vroegste op 1 januari 2024 en ten laatste op 31 december 2024 overlijdt; 10° 50 jaar, als de echtgenoot ten vroegste op 1 januari 2025 overlijdt." De Koning kan, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, onder de voorwaarden die Hij vastlegt, de langstlevende echtgenoot die de in het eerste lid, 2° of in het tweede lid bedoelde leeftijd bereikt, toelaten te kiezen voor het voordeel van de bepalingen van hoofdstuk II inzake de overgangsuitkering. 2° in paragraaf 2, wordt de zin "De afwezige echtgenoot wordt geacht overleden te zijn op de datum van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak van verklaring van afwezigheid" vervangen door de zin "De afwezige echtgenoot wordt geacht overleden te zijn op de datum van de overschrijving van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing houdende verklaring van afwezigheid in de registers van de burgerlijke stand." 3° artikel 4 wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : " § 4.Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder wettelijke samenwoning de toestand van samenleven van twee personen die een verklaring hebben afgelegd in de zin van artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek.".

Art. 3.Artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij de wet van 10 augustus 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/08/2005 pub. 05/10/2005 numac 2005022819 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen wat de schorsing en de herkrijging van het recht op een overlevingspensioen betreft sluiten, wordt vervangen als volgt : "

Art. 7.§ 1. Wanneer de langstlevende echtgenoot hertrouwt, wordt het genot van het overlevingspensioen geschorst. § 2. De langstlevende echtgenoot kan geen aanspraak maken op het overlevingspensioen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 4 tot 7 indien hij vanwege misdrijven gepleegd ten aanzien van zijn overleden echtgenoot onwaardig is om ervan te erven overeenkomstig artikel 727, § 1, 1°, of 3°, van het Burgerlijk Wetboek."

Art. 4.Het opschrift van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt als volgt aangevuld : "en de overgangsuitkering" In hoofdstuk II, afdeling 1, van hetzelfde besluit wordt vóór artikel 8 een punt c) "De overgangsuitkering" ingevoegd.

Art. 5.Artikel 8 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 april 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/04/1997 pub. 19/06/1997 numac 1997022332 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende maatregelen om de toegang tot de regeling inzake verzekering voor geneeskundige verzorging te veralgemenen en te versoepelen, in het bijzonder voor de sociaal- economisch achtergestelde groepen, ter uitvoering van de art VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter goedkeuring wordt voorgelegd, vindt zijn w(...) sluiten, wordt vervangen als volgt : "

Art. 8.§ 1. Onder voorbehoud van de bepaling van paragraaf 2 en voor zover de aanvraag om een overgangsuitkering ingediend wordt binnen de twaalf maanden na het overlijden van de echtgenoot, gaat de overgangsuitkering in op de eerste dag van de maand tijdens welke de echtgenoot overleden is zo hij bij zijn overlijden nog geen rustpensioen ontving, en op de eerste dag van de maand volgend op die tijdens welke de echtgenoot overleden is, zo hij reeds een rustpensioen ontving bij zijn overlijden.

In de overige gevallen gaat de overgangsuitkering ten vroegste in de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin de aanvraag wordt ingediend.

De verklaring van afwezigheid overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek geldt als bewijs van het overlijden. De afwezige echtgenoot wordt geacht overleden te zijn op de datum van de overschrijving van de in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing houdende verklaring van afwezigheid in de registers van de burgerlijke stand. § 2. Het recht op de overgangsuitkering wordt ambtshalve onderzocht : 1° indien de overleden echtgenoot, bij zijn overlijden, daadwerkelijk een rustpensioen als zelfstandige genoot, voordien een dergelijk pensioen daadwerkelijk had genoten of had afgezien van de betaling ervan;2° indien, op het ogenblik van het overlijden van de echtgenoot : a) nog geen definitieve beslissing was ter kennis gebracht over het recht op rustpensioen ingevolge de indiening van een aanvraag of ingevolge het onderzoek van ambtswege;b) een beslissing over het recht op rustpensioen was ter kennis gebracht en het overlijden plaats vond tussen de datum van de kennisgeving van de beslissing en de ingangsdatum van het rustpensioen. In die gevallen gaat de overgangsuitkering in : a) op de eerste dag van de maand van het overlijden van de echtgenoot, in de gevallen bedoeld in 2°, a), indien het overlijden plaats vond vóór de ingangsdatum van zijn rustpensioen en in die bedoeld in 2°, b);b) op de eerste dag van de maand volgend op die tijdens welke hij overleden is, in de andere gevallen. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing wanneer de echtgenoten van tafel en bed of feitelijk gescheiden waren en de langstlevende echtgenoot geen aanvraag had ingediend tot het bekomen van een gedeelte van het rustpensioen van de andere echtgenoot, behalve in de gevallen waar zijn recht op dit gedeelte ambtshalve werd onderzocht. § 3. De aanvraag om een overgangsuitkering in de pensioenregeling voor werknemers of in de pensioenregeling van de openbare sector geldt ook als aanvraag om een overgangsuitkering in de pensioenregeling voor zelfstandigen.".

Art. 6.In hoofdstuk II, afdeling 1, c) van hetzelfde besluit, wordt een artikel 8bis ingevoegd, luidende : "

Art. 8bis.§ 1. Een overgangsuitkering wordt toegekend aan de langstlevende echtgenoot die, bij het overlijden van zijn echtgenoot of echtgenote, de in artikel 4, § 1, eerste lid, 2°, of tweede lid, bedoelde leeftijd niet bereikt heeft, voor zover de langstlevende echtgenoot ten minste één jaar met de overleden zelfstandige gehuwd was. Dit geldt eveneens voor de echtgenoot die minder dan één jaar gehuwd geweest is met de overleden zelfstandige met wie hij eerder wettelijk samenwoonde en waarbij de onafgebroken en gezamenlijke duur van het huwelijk en de wettelijke samenwoning minstens één jaar bedraagt. De duur van één jaar is evenwel niet vereist indien één van de volgende voorwaarden vervuld is : - er is een kind geboren uit het huwelijk of uit de wettelijke samenwoning; - op het ogenblik van het overlijden is er een kind ten laste waarvoor één van de echtgenoten kinderbijslag ontving; - het overlijden is het gevolg van een na de datum van het huwelijk voorgekomen ongeval of werd veroorzaakt door een beroepsziekte opgedaan tijdens of naar aanleiding van de uitoefening van het beroep, van een door de Belgische regering toevertrouwde opdracht of van in het kader van de Belgische technische bijstand verrichte prestaties, voor zover de aanvang of de verergering van deze ziekte na de datum van het huwelijk plaatsvond.

De Koning bepaalt de wijze waarop de voorwaarde van kinderlast waarvoor één van de echtgenoten kinderbijslag ontving, bewezen wordt.

Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder wettelijke samenwoning de toestand van samenleven van twee personen die een verklaring hebben afgelegd in de zin van artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek.".

Art. 7.In hoofdstuk II, afdeling 1, c), van hetzelfde besluit, wordt een artikel 8ter ingevoegd, luidende : "

Art. 8ter.§ 1. De overgangsuitkering wordt toegekend voor een periode van : 1° 12 maanden, indien er op het ogenblik van het overlijden geen kind ten laste is waarvoor één van de echtgenoten kinderbijslag ontving;2° 24 maanden, indien er op het ogenblik van het overlijden een kind ten laste is waarvoor één van de echtgenoten kinderbijslag ontving of indien binnen de driehonderd dagen na het overlijden postuum een kind geboren wordt. De Koning bepaalt de wijze waarop de voorwaarde van kinderlast waarvoor één van de echtgenoten kinderbijslag ontving, bewezen wordt. § 2. De langstlevende echtgenoot verliest het genot van de overgangsuitkering wanneer hij hertrouwt. § 3. De langstlevende echtgenoot kan geen aanspraak maken op de overgangsuitkering overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 8 tot 8quinquies indien hij vanwege misdrijven gepleegd ten aanzien van zijn overleden echtgenoot onwaardig is om van hem te erven overeenkomstig artikel 727, § 1, 1° of 3° van het Burgerlijk Wetboek.".

Art. 8.In hoofdstuk II, afdeling 1, c), van hetzelfde besluit, wordt een artikel 8quater ingevoegd, luidende : "

Art. 8quater.De langstlevende echtgenoot, die een overgangsuitkering genoten heeft overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 8 tot 8ter, kan aanspraak maken op een overlevingspensioen in de zin van de artikelen 4 tot 7 wanneer hij de in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 30 januari 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/01/1997 pub. 10/05/2013 numac 2013000317 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie bedoelde pensioenleeftijd bereikt of voldoet aan de in de artikelen 3, §§ 2bis en 3 en 16bis, §§ § 1, 2 en 2bis, van hetzelfde koninklijk besluit, in artikel 84 van de wet van 29 maart 2012 houdende diverse bepalingen en in de artikelen 4 en 5 van de wet van 21 december 2012 houdende wijzigingen van het koninklijk besluit van 30 januari 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/01/1997 pub. 10/05/2013 numac 2013000317 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie en houdende vaststelling van een overgangsregeling met betrekking tot de hervorming van het vervroegd rustpensioen voor zelfstandigen bedoelde leeftijds- en loopbaanvoorwaarden of wanneer hij een rustpensioen wegens gezondheidsredenen of lichamelijke ongeschiktheid in de openbare sector geniet, op voorwaarde dat hij niet hertrouwd is op de ingangsdatum van het overlevingspensioen.

Dat overlevingspensioen gaat in : 1° op de ingangsdatum van zijn Belgisch rustpensioen wanneer de langstlevende echtgenoot uitsluitend een beroepsloopbaan in België bewijst of een beroepsloopbaan in België en in het buitenland bewijst;2° op de ingangsdatum van zijn rustpensioen toegekend ten laste van een buitenlandse pensioenregeling wanneer de langstlevende echtgenoot uitsluitend een beroepsloopbaan in het buitenland bewijst; 3° op de pensioenleeftijd bedoeld in artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 30 januari 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/01/1997 pub. 10/05/2013 numac 2013000317 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, wanneer de langstlevende echtgenoot geen beroepsloopbaan bewijst."

Art. 9.In hoofdstuk II, afdeling 1, c), van hetzelfde besluit, wordt een artikel 8quinquies ingevoegd, luidende : "

Art. 8quinquies.De Koning kan, bij besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, onder de voorwaarden die Hij vastlegt, het genot van de overgangsuitkering uitbreiden naar de wettelijke samenwonenden die niet verbonden zijn door een familieband, aanverwantschap of adoptie die een huwelijksverbod voorzien door het Burgerlijk Wetboek inhoudt.".

Art. 10.In artikel 30bis, eerste lid van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij de wet van 30 januari 1997, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De in dit hoofdstuk bedoelde pensioenen zijn slechts betaalbaar indien de gerechtigde geen beroepsbezigheid uitoefent en zo hij geen vergoeding geniet wegens ziekte, invaliditeit, onvrijwillige werkloosheid bij toepassing van een Belgische of buitenlandse wetgeving inzake sociale zekerheid of van een statuut dat van toepassing is op het personeel van een volkenrechtelijke instelling, noch een uitkering geniet wegens loopbaanonderbreking, wegens tijdskrediet of het verminderen van de arbeidsprestaties of een uitkering toegekend in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag." 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende : "De overgangsuitkering is betaalbaar zelfs indien de langstlevende echtgenoot een beroepsactiviteit uitoefent of recht heeft op een vergoeding wegens ziekte, invaliditeit of onvrijwillige werkloosheid bij toepassing van een Belgische of buitenlandse wetgeving inzake sociale zekerheid of van een statuut dat van toepassing is op het personeel van een volkenrechtelijke instelling, op een uitkering wegens loopbaanonderbreking, wegens tijdskrediet of wegens het verminderen van de arbeidsprestaties of op een rustpensioen wegens gezondheidsredenen of lichamelijke ongeschiktheid in de openbare sector of op een overlevingspensioen of een als zodanig geldend voordeel op grond van de activiteit van dezelfde overleden echtgenoot bij toepassing van een Belgische of buitenlandse wetgeving inzake sociale zekerheid." 3° in het tweede lid dat het derde wordt, worden de woorden "het voorgaand lid "vervangen door de woorden "het eerste lid".

Art. 11.In artikel 43, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 november 1996, worden de woorden "en de overgangsuitkeringen" ingevoegd tussen de woorden "overlevingspensioenen" en "worden aangepast". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 30 januari 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/01/1997 pub. 10/05/2013 numac 2013000317 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie

Art. 12.In hoofdstuk IV, van het koninklijk besluit van 30 januari 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/01/1997 pub. 10/05/2013 numac 2013000317 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende het pensioenstelsel der zelfstandigen met toepassing van de artikelen 15 en 27 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3, § 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese en Monetaire Unie, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021119 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende : "Art. 7bis, § 1. De overgangsuitkering die toegekend wordt in functie van de loopbaan van de overleden echtgenoot wordt uitgedrukt door een breuk.

De breuk wordt als volgt vastgesteld : 1° de teller wordt bekomen door het totaal aantal kwartalen die het recht openen op een overgangsuitkering en die gelegen zijn voor het kwartaal van overlijden, als de overleden echtgenoot bij zijn overlijden nog geen rustpensioen genoot of voor het kwartaal in de loop waarvan zijn rustpensioen is ingegaan, indien hij bij zijn overlijden een rustpensioen genoot, te delen door vier.2° de noemer drukt het aantal burgerlijke jaren uit die begrepen zijn in de periode die aanvangt op 1 januari van het jaar van de twintigste verjaardag van de overleden echtgenoot en die eindigt op 31 december van het jaar dat voorafgaat ofwel aan dat van het overlijden, zo hij bij zijn overlijden nog geen rustpensioen genoot, ofwel aan dat waarin zijn rustpensioen ingaat, zo hij reeds een rustpensioen genoot bij zijn overlijden. Wanneer het aantal voltijdse dagequivalenten dat bekomen wordt door de in het vorige lid, 1° bedoelde teller met 312 te vermenigvuldigen hoger is dan het aantal dat bekomen wordt door de in het vorige lid, 2° bedoelde noemer met 312 te vermenigvuldigen, worden de voltijdse dagequivalenten die recht geven op de voordeligste uitkering per kalenderjaar in aanmerking genomen tot beloop van het door deze laatste vermenigvuldiging bekomen resultaat. § 2. De Koning bepaalt de nadere regels voor de opening van het recht op de overgangsuitkering wanneer de echtgenoot is overleden uiterlijk in het kwartaal waarin hij de leeftijd van 20 jaar heeft bereikt of zou bereikt hebben."

Art. 13.In hoofdstuk IV, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021119 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, wordt een artikel 8bis ingevoegd, luidende : "Art.8bis. § 1. De overgangsuitkering wordt berekend in functie van de bedrijfsinkomsten. § 2. Onder bedrijfsinkomsten worden deze verstaan zoals gedefinieerd in artikel 5, § 2.

Artikel 5, § 3, wordt naar analogie toegepast voor de berekening van de overgangsuitkering."

Art. 14.In hoofdstuk IV, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij de wet van 22 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021119 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten,wordt een artikel 9bis ingevoegd, luidende : "

Art. 9bis.§ 1. Met het oog op de berekening van de overgangsuitkering wordt de teller van de breuk die de loopbaan van de overleden echtgenoot uitdrukt, bedoeld in artikel 7bis, § 1, in vier delen opgesplitst : 1° een eerste deel dat het aantal jaren en kwartalen gelegen na 31 december 2002 uitdrukt, waarbij elk kwartaal geldt voor 0,25;2° een tweede deel dat het aantal jaren en kwartalen gelegen na 31 december 1996 en vóór 1 januari 2003 uitdrukt, waarbij elk kwartaal geldt voor 0,25;3° een derde deel dat het aantal jaren en kwartalen gelegen na 31 december 1983 en vóór 1 januari 1997 uitdrukt, waarbij elk kwartaal geldt voor 0,25;4° het saldo dat verondersteld wordt uitsluitend overeen te komen met het gedeelte van de loopbaan vóór 1984. § 2. Per kalenderjaar wordt de overgangsuitkering die overeenstemt met de loopbaan bedoeld in § 1, 1°, verkregen door de bedrijfsinkomsten achtereenvolgens te vermenigvuldigen met : 1° een breuk waarvan de teller 1 is en de noemer deze is bedoeld in artikel 7bis, § 1.Wanneer het betrokken jaar niet volledig in aanmerking komt, wordt de teller van deze breuk teruggebracht tot 0,25, 0,50 of 0,75 naargelang 1, 2 of 3 kwartalen konden in aanmerking genomen worden; 2° 60 pct.; 3° 0,663250 voor het gedeelte van de bedrijfsinkomsten dat 31.820,77 EUR niet overschrijdt; 0,541491 voor het gedeelte van de bedrijfsinkomsten dat 31.820,77 EUR overschrijdt.

Het in het vorige lid, 3°, bedoelde bedrag is gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,14 (basis 1996 = 100). Het wordt aangepast teneinde het te brengen op het prijspeil van het beschouwde jaar volgens de modaliteiten voorzien in artikel 6, § 2, tweede en derde lid. § 3. Per kalenderjaar wordt de overgangsuitkering die overeenstemt met de loopbaan bedoeld in § 1, 2°, verkregen door de bedrijfsinkomsten achtereenvolgens te vermenigvuldigen met : 1° een breuk waarvan de teller 1 is en de noemer deze is bedoeld in artikel 7bis, § 1.Wanneer het betrokken jaar niet volledig in aanmerking komt, wordt de teller van deze breuk teruggebracht tot 0,25, 0,50 of 0,75 naargelang 1, 2 of 3 kwartalen konden in aanmerking genomen worden; 2° 60 pct.; 3° 0,567851 voor het gedeelte van de bedrijfsinkomsten dat 35.341,68 EUR niet overschrijdt; 0,463605 voor het gedeelte van de bedrijfsinkomsten dat 35.341,68 EUR overschrijdt.

Het in het vorige lid, 3°, bedoelde bedrag is gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,14 (basis 1996 = 100). Het wordt aangepast teneinde het te brengen op het prijspeil van het beschouwde jaar volgens de modaliteiten voorzien in artikel 6, § 2bis, tweede en derde lid. § 4. Per kalenderjaar wordt de overgangsuitkering die overeenstemt met de loopbaan bedoeld in § 1, 3° verkregen door de bedrijfsinkomsten achtereenvolgens te vermenigvuldigen met : 1° een breuk waarvan de teller 1 is en de noemer deze is bedoeld in artikel 7bis, § 1.Wanneer het betrokken jaar niet volledig in aanmerking komt, wordt de teller van deze breuk teruggebracht tot 0,25, 0,50 of 0,75 naargelang 1, 2 of 3 kwartalen konden in aanmerking genomen worden; 2° 60 pct.; 3° de breuk bedoeld in artikel 6, § 3, 3°. § 5. Het gedeelte van de overgangsuitkering bedoeld in § 1, 4°, wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van § 4, 1° en 2°. § 6. Wanneer de teller van de breuk die voltijdse dagequivalenten uitdrukt die het recht op de overgangsuitkering kunnen openen, verlaagd wordt krachtens artikel 7bis, § 1, derde lid, of krachtens artikel 19 van het koninklijk besluit nr. 72, zal deze vermindering, voor de berekening van de overgangsuitkering, slaan op de voltijdse dagequivalenten die aanleiding geven tot de toekenning van de laagste overgangsuitkering.

De verwijdering van de overtollige dagen wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 9, § 5. § 7. Indien het bedrag van de overgangsuitkering, berekend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 7bis, 8bis en van dit artikel kleiner is dan het bedrag dat bekomen wordt door het bedrag van 9.648,57 euro te vermenigvuldigen met de in artikel 7bis, § 1, bedoelde breuk, wordt dit laatste bedrag toegekend.

Het in het vorige lid bedoelde bedrag van 9.648,57 euro is gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,14 (basis 1996 = 100) en evolueert overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

De Koning kan, bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad, het in het eerste lid bedoelde bedrag verhogen. § 8. Artikel 11 is niet van toepassing op de overgangsuitkering. § 9. Artikelen 131, 131bis en 131ter van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen worden niet toegepast op de overgangsuitkering." HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 15.De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op de langstlevende echtgenoten waarvan de echtgenoot of echtgenote ten vroegste overlijdt op 1 januari 2015.

Art. 16.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2015, met uitzondering van artikel 2, voor wat betreft artikel 4, § 4, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2000.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 25 april 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Pensioenen, A. DE CROO Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 53-191 - 3418.

Integraal verslag : 20 maart 2014.

Senaat (www.senate.be) Stukken : 5-2782.

Handelingen van de Senaat : 27 maart 2014.

^