gepubliceerd op 02 april 1998
Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter
12 MAART 1998. Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Bepalingen tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 2.In artikel 649 van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « onder de rechters in sociale zaken of in handelszaken in een rechtbank of onder de raadsheren in het hof van beroep of de raadsheren in een arbeidshof » vervangen door de woorden « onder de rechters in de rechtbank van eerste aanleg of de rechters in de arbeidsrechtbank of de rechters in sociale zaken of de rechters in de rechtbank van koophandel of de rechters in handelszaken of onder de raadsheren in het hof van beroep of de raadsheren in het arbeidshof of de raadsheren in sociale zaken, »;2° in het eerste lid, 2°, worden de woorden « de andere partij » vervangen door de woorden « een partij ».
Art. 3.In artikel 653, van hetzelfde Wetboek worden tussen de woorden « omkleed » en « ondertekend » de woorden « en door een advocaat » ingevoegd.
Art. 4.Artikel 656 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 656.Na inzage van het verzoekschrift en van de bewijsstukken doet het Hof van Cassatie onmiddellijk einduitspraak indien het verzoek kennelijk onontvankelijk is.
Wanneer het verzoek niet kennelijk onontvankelijk is, beveelt het Hof ten spoedigste en uiterlijk binnen acht dagen : 1° dat van het arrest, het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken mededeling wordt gedaan aan, naar gelang van het gerecht waartegen onttrekking wordt gevorderd, de eerste voorzitter, de voorzitter of de rechter-titularis van het vredegerecht of de politierechtbank, teneinde binnen de door het Hof bepaalde termijn en na overleg met de leden van het gerecht, een verklaring onderaan op de uitgifte van het arrest te stellen;2° dat van het arrest, het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken mededeling wordt gedaan aan de niet-verzoekende partijen en dat hun de termijn wordt meegedeeld voor de neerlegging van hun conclusies ter griffie en de dag van verschijning voor het Hof;deze dag van verschijning vindt plaats uiterlijk binnen twee maanden na het indienen van het verzoekschrift; 3° dat van het arrest, het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken mededeling wordt gedaan aan het openbaar ministerie bij het gerecht waartegen onttrekking wordt gevorderd en dat de termijn wordt meegedeeld voor de neerlegging van zijn advies, indien het Hof dit nodig acht;4° dat een van de raadsheren die in het arrest wordt aangewezen, op een bepaalde dag verslag uitbrengt. In afwijking van artikel 478 worden de conclusies ondertekend door een advocaat. De conclusies en, in voorkomend geval, het advies van het openbaar ministerie, worden ten laatste op de dag van de neerlegging ter griffie meegedeeld aan de partijen.
De griffier van het Hof zendt bij gerechtsbrief aan de rechter bedoeld in het tweede lid, 1°, aan elke partij of, in voorkomend geval, aan hun advocaten, een niet-ondertekend afschrift van de einduitspraak over de vordering tot onttrekking. »
Art. 5.De artikelen 655 en 657 van hetzelfde Wetboek worden opgeheven.
Art. 6.Artikel 658 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een vierde lid, luidende : « Het Hof kan bovendien de handelingen vernietigen die voor de uitspraak van de beslissing zijn verricht door van de zaak onttrokken rechters. »
Art. 7.In artikel 838 van hetzelfde Wetboek worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt : « Binnen drie dagen na het antwoord van de rechter die weigert zich van de zaak te onthouden of bij gebreke van een antwoord binnen die termijn, zendt de griffier de akte van wraking en de verklaring van de rechter, indien er een is, aan de procureur des Konings wanneer het een vrederechter of een rechter van de politierechtbank betreft, aan de procureur-generaal bij het hof van beroep wanneer het een lid van de rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank of van de rechtbank van koophandel betreft, aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie wanneer het een lid van het hof van beroep of van het arbeidshof betreft of wanneer het een lid van het Hof van Cassatie betreft.
Over de wraking wordt binnen acht dagen in laatste aanleg uitspraak gedaan door de rechtbank van eerste aanleg, door het hof van beroep, door het arbeidshof of door het Hof van Cassatie, naar gelang van het geval, op de conclusie van het openbaar ministerie, nadat de partijen behoorlijk zijn opgeroepen om hun opmerkingen te horen. »
Art. 8.De artikelen 842 tot en met 847 van hetzelfde Wetboek worden opgeheven. HOOFDSTUK III Bepalingen tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering
Art. 9.In artikel 542, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering vervallen de woorden « van een onderzoeksrechter naar een andere ».
Art. 10.Artikel 545 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 545.Na inzage van het verzoekschrift en van de bewijsstukken doet de kamer van het Hof van Cassatie die kennis neemt van het cassatieberoep in criminele, correctionele en politiezaken, onmiddellijk einduitspraak indien het verzoek kennelijk onontvankelijk is.
Wanneer het verzoek niet kennelijk onontvankeIijk is, beveelt het Hof van Cassatie ten spoedigste en uiterlijk binnen acht dagen : 1° dat van het arrest, het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken mededeling wordt gedaan aan, naar gelang van het gerecht waartegen de verwijzing wordt gevorderd, de eerste voorzitter, de voorzitter of de rechter-titularis van de politierechtbank, teneinde binnen de bepaalde termijn en na overleg met de leden van het gerecht, een verklaring onderaan op de uitgifte van het arrest te stellen;2° dat van het arrest, het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken mededeling wordt gedaan aan de niet-verzoekende partijen en dat hun de termijn wordt meegedeeld voor de neerlegging van hun conclusies ter griffie en de dag van verschijning voor het Hof;deze dag van verschijning vindt plaats uiterlijk binnen twee maanden na het indienen van het verzoekschrift; 3° dat van het arrest, het verzoekschrift en de bijgevoegde stukken mededeling wordt gedaan aan het openbaar ministerie bij het gerecht waartegen de verwijzing wordt gevorderd en dat de termijn wordt meegedeeld voor de neerlegging van een advies, indien het Hof van Cassatie dit nodig acht;4° dat een van de raadsheren die in het arrest wordt aangewezen, op een bepaalde dag verslag uitbrengt. De conclusies en, in voorkomend geval, het advies van het openbaar ministerie worden ten laatste op de dag van de neerlegging ter griffie meegedeeld aan de partijen. »
Art. 11.Artikel 547 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 547.Het Hof van Cassatie neemt de voorbereidende beslissingen die het nodig acht. »
Art. 12.Artikel 548 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 548.De griffier van het Hof van Cassatie zendt bij aangetekende brief aan de rechter bedoeld in artikel 545, tweede lid, 1°, aan de verzoeker, alsook aan de niet-verzoekende partijen bedoeld in artikel 545 of, in voorkomend geval, aan hun advocaten, een niet-ondertekend afschrift van de einduitspraak over het verzoek tot verwijzing. »
Art. 13.Artikel 551 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 551.De artikelen 525, 531 en 536 zijn van overeenkomstige toepassing op het verzoek tot verwijzing van de ene rechtbank naar een andere. »
Art. 14.De artikelen 546, 549 en 550 van hetzelfde Wetboek worden opgeheven.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 12 maart 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK
(1) Zitting 1996-1997 : Senaat. Parlementaire bescheiden : 1-456 1996-1997 : Nr. 1 : Wetsvoorstel.
Nr. 2 : Amendement.
Nr. 3 : Verslag.
Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie.
Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 18 en 20 december 1996.
Zitting 1996-1997 : Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire bescheiden : 866 1996-1997 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Senaat.
Nrs. 2 tot 6 : Amendementen.
Nr. 7 : Verslag.
Nr. 8 : Tekst aangenomen door de commissie.
Nr. 9 : Amendementen.
Nr. 10 : Artikelen aangenomen in plenaire vergadering.
Nr. 11 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat. 82-1995 (B.Z.) : Nrs. 16 tot 23 : Beslissingen van de parlementaire overlegcommissie.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 23 oktober en 6 november 1997.
Zitting 1997-1998 : Senaat.
Parlementaire bescheiden : 1-456 1997-1998 : Nr. 6 : Ontwerp geamendeerd door de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Nr. 7 : Amendementen.
Nr. 8 : Verslag.
Nr. 9 : Tekst aangenomen door de commissie.
Nr. 10 : Tekst opnieuw geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 5 februari 1998.
Zitting 1997-1998 : Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire bescheiden : 866 1996-1997 : Nr. 12 : Ontwerp opnieuw geamendeerd door de Senaat.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 5 maart 1998.