Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 29 april 2016

Uittreksel uit arrest nr. 27/2016 van 18 februari 2016 Rolnummer : 6176 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 4, § 2, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, gesteld door het Hof van Cas Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2016201636
pub.
29/04/2016
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 27/2016 van 18 februari 2016 Rolnummer : 6176 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 4, § 2, van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, gesteld door het Hof van Cassatie.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters A. Alen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 18 maart 2015 in zake A.M. tegen V. V.V., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 maart 2015, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 4, § 2, van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het het beroep van de verdachte tegen de beschikking van de raadkamer waarbij de feiten bewezen worden verklaard en tot de opschorting wordt besloten, onderwerpt aan een termijn van vierentwintig uur, terwijl de procureur des Konings en de burgerlijke partij, op grond van artikel 135, §§ 1 en 3, van het Wetboek van strafvordering, beschikken over een termijn van vijftien dagen om de door hetzelfde rechtscollege uitgesproken beschikking van buitenvervolgingstelling aan te vechten ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 4, § 2, van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie (hierna : de wet van 29 juni 1964) bepaalt : « De procureur des Konings en de verdachte kunnen tegen de beschikking van de raadkamer waarbij de opschorting wordt uitgesproken, verzet doen om reden dat aan de voorwaarden tot verlening van de opschorting niet voldaan is. Het verzet, dat binnen vierentwintig uren moet worden aangetekend, wordt voor de kamer van inbeschuldigingstelling gebracht ».

B.2. Met de prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van die bepaling, in zoverre zij voor de verdachte in een termijn van vierentwintig uren voorziet om verzet aan te tekenen tegen de beschikking van de raadkamer waarbij de feiten bewezen worden verklaard en waarbij de opschorting van de uitspraak van de veroordeling wordt uitgesproken, terwijl krachtens artikel 135, §§ 1 en 3, van het Wetboek van strafvordering, de procureur des Konings en de burgerlijke partij over een termijn van vijftien dagen beschikken om hoger beroep in te stellen tegen een door hetzelfde rechtscollege uitgesproken beschikking van buitenvervolgingstelling.

B.3. Artikel 135, §§ 1 en 3, van het Wetboek van strafvordering bepaalt : « § 1. Het openbaar ministerie en de burgerlijke partij kunnen hoger beroep instellen tegen alle beschikkingen van de raadkamer. [...] § 3. Het hoger beroep moet worden ingesteld binnen een termijn van vijftien dagen door een verklaring ter griffie van de rechtbank die de beschikking heeft gewezen. Deze termijn gaat in op de dag waarop de beschikking is gewezen. [...] ».

B.4. De Ministerraad voert in hoofdorde de ontstentenis aan van vergelijkbaarheid van de in de prejudiciële vraag beoogde categorieën van personen.

B.5.1. De opschorting van de uitspraak van een veroordeling is, volgens artikel 1, § 1, van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, een middel om een delinquent een proeftijd toe te staan. Die beslissing, waarbij de rechter de ten laste gelegde feiten bewezen verklaart, zonder dat een veroordeling wordt uitgesproken, wordt gelast met instemming van de verdachte en maakt een einde aan de vervolging indien zij niet wordt herroepen (artikel 3, eerste en vijfde lid, van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten). De opschorting kan ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de verdachte worden gelast (artikel 3, derde lid, van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten). Aan de opschorting kunnen eventueel probatievoorwaarden worden gekoppeld (artikel 3, vierde lid, van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten).

In de regel wordt de opschorting van de uitspraak van een veroordeling gelast door de vonnisgerechten, aangezien over de strafvordering uitspraak moet worden gedaan door de feiten bewezen te verklaren. De opschorting kan eveneens door de onderzoeksgerechten worden gelast wanneer zij van oordeel zijn dat de openbaarheid van de debatten de declassering van de verdachte zou kunnen veroorzaken of zijn reclassering in gevaar zou kunnen brengen (artikel 3, tweede lid, van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten).

Wanneer de rechter de opschorting van de uitspraak van de veroordeling gelast, dient hij, krachtens artikel 6, tweede lid, van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, de inverdenkinggestelde in de kosten te veroordelen, die werden bepaald overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken.

Wanneer de opschorting wordt gelast, is het onderzoeksgerecht bevoegd om uitspraak te doen over de burgerlijke vordering die tevens bij dat gerecht aanhangig is gemaakt (artikel 6, derde lid, van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten).

B.5.2. Door te voorzien in de mogelijkheid om de opschorting van de uitspraak van de veroordelingen uit te spreken, heeft de wetgever het mogelijk willen maken dat diegenen zonder een zwaar strafrechtelijk verleden en die kans maken op verbetering, niet de gevolgen van een veroordeling dienen te ondergaan en, in voorkomend geval, ontkomen aan de weerklank die aan het onderzoek ter openbare terechtzitting wordt gegeven.

Het doel van die clementiemaatregel is het bevorderen van de reclassering van de betrokkene.

B.6.1. De opschorting van de uitspraak van een veroordeling is een beslissing die, indien zij niet wordt herroepen, een einde maakt aan de strafvordering en die veronderstelt dat de tenlastelegging bewezen wordt verklaard.

De beschikking waarbij de opschorting wordt uitgesproken betreft derhalve de grond van de strafvordering, waarbij de gerechten, met inbegrip van de onderzoeksgerechten die de opschorting van de veroordeling uitspreken, « de schuld van de verdachten [moeten] vaststellen » (Parl. St., Kamer, 1956-1957, nr. 598/1, p. 7).

Tot de opschorting van de uitspraak kan slechts worden besloten indien de verdachte met die clementiemaatregel instemt. De instemming van de verdachte, die « een uiting [moet] zijn van de wil tot beterschap » (Parl. St., Senaat, 1962-1963, nr. 355, p. 14), vormt een wezenlijke vereiste voor de doelmatigheid zelf van de opschorting van de uitspraak.

B.6.2. Krachtens de in het geding zijnde bepaling kunnen de procureur des Konings en de verdachte tegen de beschikking waarbij de opschorting wordt uitgesproken, binnen een termijn van vierentwintig uren, verzet doen om reden dat aan de wettelijke voorwaarden tot verlening van de opschorting niet zou zijn voldaan. Dat beroep staat niet open voor de burgerlijke partij.

Het verzet tegen die beschikking waarbij tot de opschorting van de uitspraak wordt besloten, kan derhalve betrekking hebben op de eventuele ontstentenis van instemming van de verdachte.

B.7.1. Wanneer, na afloop van het onderzoek, de raadkamer van oordeel is dat « het feit noch een misdaad, noch een wanbedrijf, noch een overtreding oplevert, of dat tegen de inverdenkinggestelde generlei bezwaar bestaat », verklaart zij dat er geen reden is tot vervolging (artikel 128 van het Wetboek van strafvordering).

De beschikking van buitenvervolgingstelling verhindert de voortzetting van de strafvordering onder meer om reden dat de feiten geen misdrijf vormen of er geen voldoende bezwaren bestaan die het mogelijk maken de verdachte te vervolgen, maar ook wanneer andere wettelijke beletselen de voortzetting van de strafvordering verhinderen; door die beschikking aan te nemen, spreekt het onderzoeksgerecht zich echter niet uit over de grond van de strafvordering. Het openbaar ministerie zal de voortzetting van de strafvordering trouwens kunnen hervatten door de heropening van het onderzoek te vorderen wegens nieuwe bezwaren.

B.7.2. De procureur des Konings of de burgerlijke partij beschikken over de mogelijkheid om tegen een beschikking van buitenvervolgingstelling hoger beroep in te stellen binnen een termijn van, in beginsel, vijftien dagen. In het kader van dat beroep kan het gerecht in hoger beroep, in voorkomend geval, van oordeel zijn dat de strafvordering dient te worden voortgezet, en kan het zelfs, indien de voorwaarden vervuld zijn, beslissen de uitspraak van de veroordeling op te schorten.

B.8. Hoewel de verdachte die de voorwaarden tot verlening van de opschorting van de uitspraak waartoe bij een beschikking van de raadkamer is beslist, betwist, en de procureur des Konings of de burgerlijke partij die hoger beroep instellen tegen een beschikking van buitenvervolgingstelling die door datzelfde rechtscollege is uitgesproken, zich niet in een identieke situatie bevinden, bevinden zij zich echter niet in situaties die zo verschillend zijn dat zij niet zouden kunnen worden vergeleken, aangezien de beroepen van die partijen respectievelijk betrekking kunnen hebben op de feiten die de verdachte ten laste worden gelegd.

B.9. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende procedureregels in verschillende omstandigheden, houdt op zich geen discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen.

B.10.1. Het recht op toegang tot de rechter, dat een onderdeel is van het recht op een eerlijk proces, kan worden onderworpen aan ontvankelijkheidsvoorwaarden, met name wat betreft het instellen van een rechtsmiddel binnen een bepaalde termijn. Die voorwaarden mogen echter niet ertoe leiden dat het recht op zodanige wijze wordt beperkt dat de kern ervan wordt aangetast. Dit zou het geval zijn wanneer de beperkingen geen wettig doel nastreven of indien er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het nagestreefde doel.

De bestaanbaarheid van die beperkingen met het recht op toegang tot een rechterlijke instantie hangt af van de bijzonderheden van de in het geding zijnde procedure en wordt beoordeeld in het licht van het proces in zijn geheel (EHRM, 24 februari 2009, L'Erablière t. België, § 36; 29 maart 2011, R.T.B.F. t. België, § 69).

B.10.2. Meer in het bijzonder zijn de regels betreffende de termijnen om beroep in te stellen of verzet aan te tekenen gericht op een goede rechtsbedeling en het weren van de risico's van rechtsonzekerheid. Die regels mogen de rechtzoekenden echter niet verhinderen de beschikbare rechtsmiddelen te doen gelden.

B.11.1. De wetgever vermocht te oordelen dat, teneinde het verloop van het onderzoek niet te vertragen, de door de raadkamer gelaste opschorting moest worden aangevochten binnen een bijzonder korte termijn, die hij op vierentwintig uur heeft vastgesteld. Het verschil tussen die termijn en de termijn van vijftien dagen die betrekking heeft op het hoger beroep dat is gericht tegen een beschikking van buitenvervolgingstelling kan niet als discriminerend worden beschouwd.

Dat verschil berust immers op een pertinent criterium ten aanzien van de gevolgen en de draagwijdte van de beschikkingen die het voorwerp uitmaken van het beroep : de beschikking waarbij tot de opschorting van de uitspraak wordt besloten, stelt de tenlastelegging vast en veronderstelt de instemming van de verdachte met een maatregel die, indien hij niet wordt ingetrokken, een einde maakt aan de vervolging, terwijl de beschikking van buitenvervolgingstelling zich ertoe beperkt vast te stellen dat de strafvordering niet kan worden voortgezet, zonder zich uit te spreken over het al dan niet vaststaan van de tenlastelegging.

B.11.2. De betrokken termijn streeft een wettig doel na en houdt geen onevenredige beperking in van de rechten van de verdachte ten aanzien van wie door het onderzoeksgerecht de maatregel van opschorting wordt gelast, aangezien de verdachte met die maatregel heeft moeten instemmen.

B.11.3. Voor het overige verplicht het feit dat de wet van 12 maart 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009267 bron ministerie van justitie Wet tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek type wet prom. 12/03/1998 pub. 02/04/1998 numac 1998009266 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Strafvordering inzake de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter sluiten de termijn waarbinnen hoger beroep moet worden ingesteld tegen de beschikkingen van de raadkamer vermeld in artikel 135 van het Wetboek van strafvordering op vijftien dagen heeft gebracht, de wetgever niet, op straffe van schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, een eenvormige termijn vast te stellen voor alle beschikkingen van de raadkamer waartegen hoger beroep wordt ingesteld.

B.12. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 4, § 2, van de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 18 februari 2016.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels

^