Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 juni 2001
gepubliceerd op 05 juli 2001

Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten

bron
ministerie van financien
numac
2001003328
pub.
05/07/2001
prom.
21/06/2001
ELI
eli/wet/2001/06/21/2001003328/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JUNI 2001. - Wet tot wijziging van de gevolgen voor de inkomstenbelastingen van schenkingen aan de Staat en tot wijziging van de regeling voor de aangifte van kunstwerken ter betaling van successierechten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Artikel 83-3 van het Wetboek der successierechten, ingevoegd bij de wet van 1 augustus 1985, wordt vervangen als volgt : « Art. 83-3. - Iedere erfgenaam, legetaris of begiftigde kan, mits hij daartoe civielrechtelijk bevoegd is, verzoeken de uit hoofde van een nalatenschap invorderbare rechten geheel of ten dele te voldoen door de afgifte van kunstwerken waarvan de minister van Financiën, op eensluidend advies van de in artikel 83-4 bedoelde bijzondere commissie, erkent dat zij tot het roerend cultureel erfgoed van het land behoren of dat zij internationale faam genieten.

Om ter betaling te kunnen worden aangeboden, moeten de kunstwerken in hun geheel deel uitmaken van de nalatenschap of op de dag van het overlijden in hun geheel toebehoren aan de overledene en/of aan zijn overlevende echtgenoot of aan de erfgenamen, legatarissen of begiftigden.

Deze uitzonderlijke betalingswijze is afhankelijk van de aanvaarding van het aanbod door de Minister van Financiën.

De ter betaling aangeboden kunstwerken worden, ongeacht of zij al dan niet deel uitmaken van de nalatenschap, geschat door de in artikel 83-4 bedoelde bijzondere commissie en worden geacht te worden aangeboden tegen de waarde die bij de voorafgaande schatting werd vastgesteld. Maakt het kunstwerk deel uit van de nalatenschap, dan wordt de waarde die is vastgesteld bij deze voorafgaande schatting daarenboven in aanmerking genomen voor de heffing van de successierechten. De kosten verbonden aan deze schatting worden voorgeschoten door de verzoekers. Ze worden door de Staat gedragen wanneer de Minister van Financiën de inbetalinggeving geheel of ten dele aanvaardt.

De erfgenamen, legatarissen of begiftigden dienen de schattingsaanvraag in bij een ter post aangetekende brief bij de voorzitter van de in artikel 83-4 bedoelde bijzondere commissie. Deze aanvraag wordt terzelfder tijd bij een ter post aangetekende brief betekend aan de ontvanger van het bureau waar de aangifte moet worden ingediend.

Het bewijs dat de ter betaling aangeboden goederen in hun geheel tot de nalatenschap behoren of in hun geheel toebehoren aan de overledene en/of zijn overlevende echtgenoot of aan de erfgenamen, legatarissen of begiftigden, kan worden geleverd door alle wettelijke middelen, met inbegrip van getuigenissen en vermoedens, maar met uitsluiting van de eed.

Aanvullende regels betreffende de inbetalinggeving worden vastgelegd bij koninklijk besluit. »

Art. 3.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 83-4 ingevoegd, luidende : « Art. 83-4. - De in artikel 83-3 bedoelde bijzondere commissie heeft tot taak de Minister van Financiën een bindend advies te geven over : 1° de vraag of de ter betaling aangeboden kunstwerken tot het roerend cultureel erfgoed van het land behoren of internationaal befaamd zijn;2° de ontvankelijkheid van het aanbod tot inbetalinggeving;3° de geldwaarde van de aangeboden kunstwerken. De bijzondere commissie is samengesteld uit : 1° drie ambtenaren van het Ministerie van Financiën;2° drie leden voorgedragen door de gemeenschapsregeringen;3° vier leden, respectievelijk vertegenwoordigers van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, voorgedragen door de Wetenschappelijke Raad van ieder van die vier federale wetenschappelijke instellingen. De leden van de bijzondere commissie worden door de Minister van Financiën benoemd.

De organisatie en de werkwijze van de bijzondere commissie worden door de Minister van Financiën vastgesteld. »

Art. 4.Artikel 104, 5°, b), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt vervangen als volgt : « b) ofwel in de vorm van kunstwerken waarvan de minster van Financiën overeenkomstig artikel 111 erkent dat zij behoren tot het roerend cultureel erfgoed van het land of dat zij internationale faam genieten. »

Art. 5.Artikel 111 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « Art. 111.- De Minister van Financiën erkent dat de kunstwerken bedoeld in artikel 104, 5°, b), behoren tot het roerend cultureel erfgoed van het land of dat zij internationale faam genieten en stelt hun geldwaarde vast. De aftrek wordt verleend tot de aldus vastgestelde geldwaarde.

De bijzondere commissie bedoeld in artikel 83-4 van het Wetboek der successierechten geeft de Minister van Financiën een bindend advies over : 1° de vraag of de aangeboden kunstwerken tot het roerend cultureel erfgoed van het land behoren of internationale faam genieten;2° de ontvankelijkheid van de schenking;3° de geldwaarde van het aangeboden kunstwerk. De kosten van de schatting worden voorgeschoten door de belastingplichtige.

De erkenning door de Minister van Financiën en de vastgestelde geldwaarde bedoeld in het eerste lid, gelden voor een termijn van zes maanden vanaf de kennisgeving van die erkenning en die geldwaarde, bij een ter post aangetekende brief, aan de belastingplichtige.

De kosten van de schatting van het kunstwerk worden aan de belastingplichtige terugbetaald zodra hij het bewijs heeft geleverd dat de schenking binnen de in het voorgaande lid gestelde termijn is verricht.

De Koning stelt de nadere regels vast betreffende het voorschot en de terugbetaling van de schattingskosten. »

Art. 6.De Koning bepaalt voor elk artikel van deze wet de datum waarop het in werking treedt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 juni 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Parlementaire verwijzingen : Senaat : 2-75 - BZ 1999 : Nr.1 : Wetsvoorstel van de heer Monfils c.s. 2-75 - 2000/2001 : Nr. 2 : Amendementen.

Nr. 3 : Verslag.

Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. 2-75 - 2000/2001 : Nr. 6 : Ontwerp geamendeerd door de Kamer van volksvertegen-woordigers.

Nr. 7 : Verslag.

Nr. 8 : Beslissing om in te stemmen met het door de Kamer van volksvertegenwoordigers geamendeerde ontwerp.

Handelingen van de Senaat : 15 februari 2001 en 31 mei 2001.

Kamer van volksvertegenwoordigers : 50-1110 - 2000/2001 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Senaat.

Nrs. 2 en 3 : Amendementen.

Nr. 4 : Verslag.

Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en teruggezonden naar de Senaat.

Integraal Verslag : 17 mei 2001.

^