gepubliceerd op 09 juni 2006
Wet houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens
8 JUNI 2006. - Wet houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Deze wet zet richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens gedeeltelijk om.
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder : 1° « wapenhandelaar » : « eenieder die voor eigen rekening en gewoonlijk, als hoofdactiviteit of als nevenactiviteit, tegen een vergoeding of om niet, vuurwapens, onderdelen ervan of munitie ervoor vervaardigt, herstelt, wijzigt, verhandelt of anderszins ter beschikking stelt »;2° « tussenpersoon » : « eenieder die, tegen een vergoeding of om niet, de voorwaarden creëert voor het sluiten van een overeenkomst met als onderwerp de vervaardiging, de herstelling, de wijziging, het aanbod, de verwerving, de overdracht of enige andere vorm van terbeschikkingstelling van vuurwapens, onderdelen ervan of munitie ervoor, ongeacht de herkomst en de bestemming ervan en ongeacht of de goederen op het Belgische grondgebied komen, of die een dergelijke overeenkomst sluit wanneer het vervoer door een derde wordt verricht »;3° « antipersoonsmijnen, valstrikmijnen en soortgelijke mechanismen » : « ieder tuig dat op of onder enig oppervlak of in de nabijheid daarvan wordt geplaatst, en ontworpen of aangepast is om te ontploffen of uiteen te spatten door de aanwezigheid of nabijheid van of het contact met een persoon, al dan niet voorzien van een anti-hanteermechanisme, dat de mijn beschermt, er onderdeel van is, verbonden is met, bevestigd aan of geplaatst onder de mijn en dat in werking wordt gesteld wanneer een poging wordt gedaan de mijn te manipuleren of opzettelijk te ontregelen »;4° « submunitie » : « alle munitie die zich, om haar functie te vervullen, van een moederbom losmaakt.Dat betreft alle munitie of explosieve ladingen die bedoeld zijn om op een bepaald ogenblik te ontploffen nadat zij zijn gelanceerd of uitgestoten uit een moederbom met verspreidingsmunitie, met uitzondering van : -verspreidingssystemen die alleen rook- of lichtmunitie bevatten, of munitie die uitsluitend bestemd is om als elektrisch of elektronisch afweermiddel te dienen; - systemen met meervoudige munitie die alleen bedoeld is om pantservoertuigen te doorboren en te vernietigen, die uitsluitend met die doelstelling kunnen worden ingezet zonder dat ze gevechtszones kunnen bestrijken zonder enig onderscheid, meer bepaald doordat hun traject en hun doelwit moeten worden gecontroleerd, en die in voorkomend geval uitsluitend kunnen exploderen op het ogenblik dat ze inslaan en in ieder geval niet kunnen exploderen louter door het contact met, de aanwezigheid of de nabijheid van een persoon »; 5° « blindmakend laserwapen » : « wapen ontworpen of aangepast met als enig doel of onder meer als doel om door middel van lasertechnologie mensen permanent blind te maken »;6° « brandwapen » : « elk wapen of elk stuk munitie dat in de eerste plaats is ontworpen om objecten in brand te steken of brandwonden toe te brengen aan personen via de inwerking van vlammen, hitte of een combinatie daarvan, voortgebracht door een chemische reactie van een op het doel gebrachte stof »;7° « spring- of valmes met slot » : « mes waarvan het lemmet door een mechanisme of door de zwaartekracht uit het heft wordt gebracht en automatisch wordt geblokkeerd »;8° « vlindermes » : « een mes, waarvan het heft in de lengterichting in tweeën is gedeeld en waarvan het lemmet naar buiten wordt gebracht door elk van de delen van het heft in tegenovergestelde richting zijdelings open te vouwen »;9° « namaakwapen » : « al dan niet inerte natuurgetrouwe imitatie, replica of kopie van een vuurwapen »;10° « lang wapen » : « wapen waarvan de looplengte meer dan 30 cm bedraagt of waarvan de totale lengte meer dan 60 cm bedraagt »;11° « vouwgeweer » : « wapen waarvan de loop, door volledig te draaien rond een as, langsheen de kolf komt, zodat de lengte van het wapen is herleid tot de helft ervan, waardoor het aldus gemakkelijk kan worden verborgen onder de kledij »;12° « niet-vuurwapen » : « elk wapen dat één of meerdere projectielen afschiet waarvan de voortstuwing niet resulteert door de verbranding van poeder of door een detonator »;13° « blank wapen » : « elk wapen voorzien van één of meerdere klingen die één of meerdere sneders hebben »;14° « werpmes » : « mes waarvan het bijzonder evenwicht toelaat met precisie te werpen »;15° « nunchaku » : « vlegel bestaande uit twee korte onbuigzame stokjes die met elkaar verbonden zijn door een ketting of een ander middel »;16° « werpster » : « metalen plaatje in de vorm van een ster en met scherpe punten, dat kan worden verborgen en ook « shuriken » wordt genoemd »;17° « jachtverlof » : « een document dat het recht verleent om de jacht te beoefenen en dat is afgeleverd door of namens de gewestelijke overheden bevoegd voor de jacht, of een gelijkwaardig document afgeleverd in een andere lidstaat van de Europese Unie, of een door de minister van Justitie erkend document afgeleverd in een andere staat »;18° « sportschutterslicentie » : « een document dat het recht verleent om de schietsport te beoefenen en dat is afgeleverd door of namens de gemeenschapsoverheden bevoegd voor sport, of een gelijkwaardig document afgeleverd in een andere lidstaat van de Europese Unie of een door de minister van Justitie erkend document afgeleverd in een andere staat »;19° « schietstand » : « een schietinstallatie voor vuurwapens, al dan niet gelegen in een gesloten lokaal »;20° « munitie » : « een geheel bestaande uit een huls, een slaghoekje, een kruitlading en een of meer projectielen »;21° « automatisch vuurwapen » : « enig vuurwapen dat, na elk afgevuurd schot, zich automatisch herlaadt en dat met een druk op de trekker, een salvo van meerdere schoten kan afvuren ». HOOFDSTUK II. - Indeling van de wapens
Art. 3.§ 1. Als verboden wapens worden beschouwd : 1° antipersoonsmijnen, valstrikmijnen en soortgelijke mechanismen, en blindmakende laserwapens;2° brandwapens;3° wapens ontworpen voor uitsluitend militair gebruik, zoals automatische vuurwapens, lanceertoestellen, artilleriestukken, raketten, wapens die gebruik maken van andere vormen van straling dan die bedoeld onder het 1°, munitie die specifiek is ontworpen voor die wapens, bommen, torpedo's en granaten;4° submunitie;5° spring- of valmessen met slot, vlindermessen, boksbeugels en blanke wapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp;6° degenstokken en geweerstokken die geen historische sierwapens zijn;7° knotsen en wapenstokken;8° vuurwapens waarvan de kolf of de loop op zich in verschillende delen kan worden uiteengenomen, vuurwapens die zodanig zijn vervaardigd of gewijzigd dat het dragen ervan niet of minder zichtbaar is dan wel dat hun technische eigenschappen niet meer overeenstemmen met die van het model zoals omschreven in de vergunning tot het voorhanden hebben ervan en vuurwapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan een wapen;9° draagbare tuigen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, met uitzondering van medische of diergeneeskundige hulpmiddelen;10° voorwerpen bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, met uitzondering van medische hulpmiddelen;11° vouwgeweren boven kaliber 20;12° werpmessen;13° nunchaku's;14° werpsterren;15° vuurwapens uitgerust met de volgende onderdelen en hulpstukken, evenals de volgende onderdelen en hulpstukken afzonderlijk : - geluiddempers; - laders met een grotere capaciteit dan de normale capaciteit zoals bepaald door de minister van Justitie voor een bepaald model vuurwapen; - richtapparatuur voor vuurwapens, die een straal projecteert op het doel; - mechanismen die toelaten een vuurwapen om te vormen tot een automatisch vuurwapen; 16° door de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken aangewezen tuigen, wapens en munitie die een ernstige bedreiging voor de openbare veiligheid kunnen vormen en wapens en munitie die om die reden alleen de diensten bedoeld in artikel 27, § 1, tweede en derde lid, voorhanden mogen hebben;17° voorwerpen en stoffen die niet als wapen zijn ontworpen, maar waarvan, gegeven de concrete omstandigheden, duidelijk is dat degene die ze voorhanden heeft, draagt of vervoert, ze wenst te gebruiken voor het toebrengen van lichamelijk letsel aan of het bedreigen van personen. § 2. Als vrij verkrijgbare wapens worden beschouwd : 1° de blanke wapens, de niet-vuurwapens en de namaakwapens waarvoor geen bijzondere regeling geldt;2° de vuurwapens met een historische, folkloristische of decoratieve waarde zoals bepaald door de Koning.Indien dergelijke vuurwapens buiten het kader van historische of folkloristische manifestaties voor het schieten worden bestemd, worden zij evenwel beschouwd als vergunningsplichtige vuurwapens; 3° de vuurwapens die, overeenkomstig de regels vastgesteld door de Koning, definitief voor het schieten onbruikbaar zijn gemaakt;4° de vuurwapens die ontworpen zijn voor het geven van alarm of signalen, reddingsactiviteiten, slachten van dieren of visserij met harpoenen, of bestemd zijn voor industriële of technische doeleinden, mits zij alleen voor dat welbepaalde gebruik kunnen worden aangewend, overeenkomstig regels vastgesteld door de Koning.Artikel 5 is niet van toepassing op deze wapens. § 3. Als vergunningsplichtige wapens worden beschouwd : 1° alle overige vuurwapens;2° andere wapens die door de Koning bij deze categorie worden ingedeeld. HOOFDSTUK III. - Nationaal identificatienummer
Art. 4.Alle in België gefabriceerde of ingevoerde vuurwapens dienen ingeschreven te worden in een centraal wapenregister, waar deze wapens een uniek identificatienummer toegewezen krijgen. HOOFDSTUK IV. - Erkenning van wapenhandelaars, tussenpersonen, wapenverzamelaars en alle andere personen die een beroep uitoefenen dat het voorhanden hebben van vuurwapens impliceert
Art. 5.§ 1. Niemand mag op het Belgisch grondgebied activiteiten als wapenhandelaar of als tussenpersoon uitoefenen, of zich als dusdanig bekend maken, zonder daartoe vooraf te zijn erkend door de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats.
Indien de aanvrager als wapenhandelaar is erkend in een andere lidstaat van de Europese Unie, houdt de gouverneur bij de beoordeling van de erkenningsaanvraag rekening met de waarborgen verstrekt in dat kader.
De personen die deze activiteiten uitoefenen onder gezag, leiding en toezicht van een erkend wapenhandelaar en in zijn vestigingsplaats, moeten evenwel niet worden erkend. De gouverneur gaat evenwel na of ze, bij de aanvraag om erkenning van hun werkgever of bij hun indiensttreding, voldoen aan § 4.
De erkende wapenhandelaar brengt elke indiensttreding van een persoon bedoeld in het derde lid binnen de maand ter kennis van de gouverneur. § 2. De aanvrager moet zijn beroepsbekwaamheid bewijzen voor de activiteit die hij wenst uit te oefenen en de herkomst van de voor zijn activiteit aangewende financiële middelen aantonen op de wijze bepaald door de Koning.
De gouverneur brengt elke aanwijzing van een inbreuk ter kennis van de bevoegde procureur des Konings.
De vereiste beroepsbekwaamheid heeft betrekking op de kennis van de na te leven regelgeving en van de beroepsdeontologie, en van de techniek en het gebruik van wapens. § 3. De gouverneur doet uitspraak over de aanvraag om erkenning na ontvangst van het met redenen omkleed advies van de procureur des Konings en van de burgemeester bevoegd voor de vestigingsplaats en voor de woonplaats van de aanvrager.
De erkenning kan alleen worden geweigerd om redenen die verband houden met de handhaving van de openbare orde. Elke beslissing tot weigering vanwege de gouverneur moet met redenen omkleed zijn. § 4. Niettemin zijn de aanvragen van volgende personen onontvankelijk : 1° personen die tot een criminele straf veroordeeld zijn of geïnterneerd zijn krachtens de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde sexuele strafbare feiten of met een beslissing die een behandeling in een ziekenhuis beveelt, zoals bedoeld door de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke overeenstemt;2° personen die als dader of medeplichtige veroordeeld zijn wegens een van de misdrijven bepaald in : a) deze wet en in de besluiten tot uitvoering ervan;b) de artikelen 101 tot 135quinquies, 193 tot 214, 233 tot 236, 269 tot 274, 313, 322 tot 331, 336, 337, 344, 345, 347bis, 392 tot 415, 423 tot 442, 461 tot 488, 510 tot 518 en 520 tot 525 van het Strafwetboek;c) de artikelen 17, 18, 29 tot 31 en 33 tot 41 van het Militair Strafwetboek;d) de artikelen 33 tot 37 en 67 tot 70 van het Tucht- en Strafwetboek voor de koopvaardij en de zeevisserij;e) de wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden;f) de wet van 28 mei 1956 betreffende de ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmee geladen tuigen en in de besluiten tot uitvoering ervan;g) de wet van 11 september 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen en de daaraan verbonden technologie en in de besluiten tot uitvoering ervan;h) de artikelen 5, eerste lid, 1° en 6, eerste lid, 1°, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid;i) artikel 3, § 1, eerste lid, 1°, van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective;j) de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie;3° rechtspersonen die zelf zijn veroordeeld en rechtspersonen waarvan een bestuurder, een zaakvoerder, een commissaris of aangestelde voor het beheer of het bestuur, is veroordeeld of onderworpen aan een veiligheidsmaatregel in omstandigheden als bedoeld in 1° en 2° hiervoren;4° de personen die in het buitenland : a) zijn veroordeeld tot een straf die met internering overeenstemt;b) het voorwerp hebben uitgemaakt van een maatregel die met internering of met een beslissing die een behandeling in een ziekenhuis beveelt, zoals bedoeld door de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke overeenstemt;c) als dader of mededader zijn veroordeeld wegens een van de misdrijven die in het 1° en 2° zijn bepaald;5° minderjarigen en verlengd minderjarigen;6° onderdanen van Staten die geen lid zijn van de Europese Unie en de personen die hun hoofdverblijfplaats niet hebben in een lidstaat van de Europese Unie. § 5. De gouverneur kan, in geval van fusie, splitsing, inbreng van een algemeenheid of van een bedrijfstak of wijziging van de rechtspersoonlijkheid, bepalen dat de nieuwe juridische entiteit, mits zij de door hem bepaalde voorwaarden in acht neemt, gedurende de periode voorafgaand aan de notificatie van de beslissing betreffende de erkenningsaanvraag, de activiteiten van de initieel erkende onderneming kan voortzetten.
Art. 6.§ 1. De natuurlijke personen en privaatrechtelijke rechtspersonen die een museum of een verzameling van meer dan tien vergunningsplichtige vuurwapens of van munitie wensen aan te leggen zonder voor elk bijkomend wapen een vergunning overeenkomstig artikel 11 te moeten bekomen, moeten overeenkomstig artikel 5, §§ 3 en 4, daartoe worden erkend door de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats. De Koning bepaalt de inhoudelijke voorwaarden waaraan de verzameling moet voldoen en de bijzondere in acht te nemen technische voorzorgen indien de wapens ontwikkeld zijn na 1945. § 2. De Koning bepaalt de voorwaarden waaronder de gouverneur bevoegd voor de vestigingsplaats bijzondere erkenningen kan verlenen aan personen die beroepsmatige activiteiten van wetenschappelijke, culturele of niet-commerciële aard met vuurwapens uitoefenen.
Art. 7.§ 1. De erkenning kan worden beperkt tot bepaalde verrichtingen of tot bepaalde soorten wapens en munitie. § 2. De erkenning kan, volgens een procedure bepaald door de Koning en bij beslissing van de gouverneur, worden geschorst voor een periode van één maand tot zes maanden, ingetrokken, beperkt tot bepaalde verrichtingen of tot bepaalde soorten wapens of munitie, of beperkt tot een bepaalde duur, indien de houder : 1° behoort tot de categorieën genoemd in artikel 5, § 4;2° de bepalingen van deze wet en de besluiten tot uitvoering ervan of de beperkingen van § 1 niet in acht neemt;3° de erkenning op grond van onjuiste inlichtingen heeft verkregen;4° gedurende een jaar de activiteiten waarop de erkenning betrekking heeft, met uitzondering van deze bedoeld in artikel 6, niet heeft uitgeoefend;5° activiteiten uitoefent die door het feit dat zij worden uitgeoefend samen met de activiteiten waarvoor de erkenning is verkregen, de openbare orde kunnen verstoren. HOOFDSTUK V. - Handelingen met verboden wapens
Art. 8.Niemand mag verboden wapens vervaardigen, herstellen, te koop stellen, verkopen, overdragen of vervoeren, opslaan, voorhanden hebben of dragen.
In geval van inbreuk op het vorige lid worden de wapens in beslag genomen, verbeurd verklaard en vernietigd, zelfs indien zij niet aan de veroordeelde toebehoren. HOOFDSTUK VI. - Handelingen met vrij verkrijgbare wapens
Art. 9.Het dragen van een vrij verkrijgbaar wapen is alleen toegestaan aan diegene, die daartoe een wettige reden kan aantonen. HOOFDSTUK VII Handelingen met vergunningsplichtige wapens
Art. 10.Niemand mag een vergunningsplichtig vuurwapen verkopen of overdragen dan aan de overeenkomstig de artikelen 5 en 6 erkende personen of aan hen die houder zijn van de in artikel 11 bedoelde vergunning.
Elk verlies of diefstal van een vergunningspichtig wapen moet onverwijld worden gemeld aan de lokale politie door de houder van de titel tot het voorhanden hebben.
Art. 11.§ 1. Zonder een voorafgaande vergunning, verleend door de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de verzoeker, is het particulieren verboden een vergunningsplichtig vuurwapen of de daarbij horende munitie voorhanden te hebben. Deze vergunning kan slechts worden verleend na advies, binnen drie maanden na de aanvraag, van de korpschef van de lokale politie van de verblijfplaats van de verzoeker. De beslissing moet met redenen worden omkleed. De vergunning kan worden beperkt tot het voorhanden hebben van het wapen zonder munitie en ze is slechts geldig voor één wapen.
Indien blijkt dat het voorhanden hebben van het wapen de openbare orde kan verstoren of de wettige reden ingeroepen om de vergunning te bekomen, niet meer bestaat, kan de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de betrokkene de vergunning volgens een door de Koning bepaalde procedure bij een met redenen omklede beslissing beperken, schorsen of intrekken na het advies te hebben ingewonnen van de procureur des Konings bevoegd voor deze verblijfplaats. § 2. Indien de verzoeker in België geen verblijfplaats heeft, wordt de vergunning verleend door de minister van Justitie overeenkomstig de procedure voorzien door de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen en kan zij worden beperkt tot het voorhanden hebben van het wapen zonder munitie.
Indien de verzoeker verblijft in een andere lidstaat van de Europese Unie, mag de vergunning niet worden verleend zonder voorafgaand akkoord van die staat. Indien de vergunning wordt verleend, wordt die staat daarvan op de hoogte gesteld.
Indien blijkt dat het voorhanden hebben van het wapen de openbare orde kan verstoren of de wettige reden ingeroepen om de vergunning te bekomen, niet meer bestaat, kan de minister van Justitie, na advies van de Veiligheid van de Staat, de vergunning beperken, schorsen of intrekken. Deze beslissing moet met redenen zijn omkleed. De Staat waar de persoon die het wapen voorhanden heeft verblijft, wordt op de hoogte gebracht van de beslissing. § 3. De vergunning wordt slechts verleend aan personen die voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° meerderjarig zijn;2° niet zijn veroordeeld als dader of medeplichtige wegens een van de misdrijven bedoeld in artikel 5, § 4, 1° tot 4°;3° niet het voorwerp zijn geweest van een beslissing die een behandeling in een ziekenhuis beveelt, zoals bedoeld in de wet van 26 juni 1990 betreffende de persoon van de geesteszieke;4° niet geïnterneerd zijn geweest met toepassing van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten;5° niet het voorwerp zijn van een lopende schorsing en niet het voorwerp geweest zijn van een intrekking met nog actuele redenen, van een vergunning tot het voorhanden hebben van of het dragen van een wapen;6° een medisch attest voorleggen dat bevestigt dat de aanvrager in staat is een wapen te manipuleren zonder gevaar voor zichzelf of voor anderen;7° slagen voor een proef betreffende de kennis van de toepasselijke regelgeving en het hanteren van een vuurwapen, waarvan de modaliteiten worden bepaald door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit;8° geen meerderjarige persoon samenwonend met de aanvrager verzet zich tegen de aanvraag;9° een wettige reden opgeven voor de verwerving van het betrokken wapen en de munitie.Het type wapen moet overeenstemmen met de reden waarvoor het gevraagd wordt. Deze wettige redenen zijn, onder de door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit te bepalen voorwaarden : a) de jacht en faunabeheersactiviteiten;b) het sportief en recreatief schieten;c) de uitoefening van een beroep dat bijzondere risico's inhoudt;d) de persoonlijke verdediging van personen die een objectief en groot risico lopen en die aantonen dat het voorhanden hebben van een vuurwapen dit groot risico in grote mate beperkt en hen kan beschermen;e) de intentie een verzameling historische wapens op te bouwen;f) de deelname aan historische, folkloristische, culturele of wetenschappelijke activiteiten. § 4. § 3, 3° tot 6° en 8°, zijn niet van toepassing op rechtspersonen die de wapens wensen te verwerven voor beroepsdoeleinden.
Van het theoretisch gedeelte van de proef bedoeld in § 3,7°, zijn vrijgesteld, zij die deze proef reeds eerder met succes hebben afgelegd, bij de aanvraag van een eerdere vergunning. Zij dienen deze proef echter wel opnieuw af te leggen indien er na het afleggen van de vorige proef een tijdspanne van twee jaar verstreken is.
Van het praktisch gedeelte van de proef bedoeld in § 3, 7°, zijn vrijgesteld : 1° de aanvrager die reeds een door de Koning bepaalde ervaring met het gebruik van vuurwapens heeft;2° de aanvrager van een vergunning tot het voorhanden hebben van een wapen met uitsluiting van munitie;3° de aanvrager van een vergunning tot het voorhanden hebben van een niet-vuurwapen dat krachtens deze wet vergunningsplichtig is;4° de aanvrager die zijn verblijfplaats in het buitenland heeft.
Art. 12.Artikel 11 is niet van toepassing op : 1° houders van een jachtverlof, die lange vuurwapens ontworpen voor de jacht, evenals de daarbij horende munitie mogen voorhanden hebben, op voorwaarde dat hun strafrechtelijke antecedenten, hun kennis van de wapenwetgeving en hun geschiktheid om veilig een vuurwapen te hanteren vooraf zijn nagegaan, 2° houders van een sportschutterslicentie, die vuurwapens ontworpen voor het sportschieten en waarvan de lijst wordt vastgesteld door de minister van Justitie, en de daarbij horende munitie mogen voorhanden hebben, op voorwaarde dat hun strafrechtelijke antecedenten, hun kennis van de wapenwetgeving en hun geschiktheid om veilig een vuurwapen te hanteren vooraf zijn nagegaan;3° houders van een geldige Europese vuurwapenpas afgeleverd in een andere lidstaat van de Europese Unie, die de daarop vermelde wapens en munitie tijdelijk mogen voorhanden hebben in België;4° op bijzondere wachters die lange vuurwapens als bedoeld in de artikelen 62 en 64 van het Veldwetboek en de daarbij horende munitie mogen bezitten in het kader van de uitoefening van de activiteiten die hen werden toegewezen door de regionale overheden en die volgens deze overheden het gebruik van een wapen vereisen, onverminderd de vereisten gesteld in het Veldwetboek en zijn uitvoeringsbesluiten. De personen bedoeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3° mogen eveneens schieten met wapens die rechtmatig voorhanden worden gehouden door derden.
De Koning bepaalt de nadere regels van de registratie van de overdracht en het voorhanden hebben van de vuurwapens en de munitie bedoeld in dit artikel.
Art. 13.Indien blijkt dat het voorhanden hebben van de in artikel 12 bedoelde wapens de openbare orde kan verstoren, kan de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de betrokkene het recht om het wapen voorhanden te hebben bij een met redenen omklede beslissing beperken, schorsen of intrekken. Dit doet hij na het advies te hebben ingewonnen van de procureur des Konings van het arrondissement waar de betrokkene zijn verblijfplaats heeft en volgens een procedure bepaald door de Koning.
De particulier die een vuurwapen heeft verkregen onder de voorwaarden gesteld in artikel 12, is gerechtigd dat wapen na het vervallen van de geldigheid van het jachtverlof, de sportschutterslicentie of het gelijkwaardig stuk gedurende drie jaar verder voorhanden te hebben, evenwel zonder er nog munitie voor voorhanden te mogen hebben. Na deze periode wordt het wapen vergunningsplichtig en wordt artikel 17 toegepast.
Art. 14.Niemand mag een vergunningsplichtig vuurwapen dragen tenzij om een wettige reden en mits hij in het bezit is van een vergunning tot het voorhanden hebben van het betrokken wapen evenals een wapendrachtvergunning, verleend door de gouverneur bevoegd voor de verblijfplaats van de verzoeker, na advies van de procureur des Konings van het arrondissement van de verblijfplaats van de verzoeker.
De verzoeker moet een attest voorleggen van een daartoe door de minister van Justitie erkend arts dat hij geen fysieke of mentale tegenindicaties vertoont voor het dragen van een vuurwapen.
Indien de verzoeker in België geen verblijfplaats heeft, wordt de wapendrachtvergunning verleend door de minister van Justitie, overeenkomstig de procedure voorzien door de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen.
De wapendrachtvergunning wordt verleend voor een duur van ten hoogste drie jaar, zij vermeldt de voorwaarden waarvan het dragen van het wapen afhankelijk wordt gesteld en moet samen met het wapen worden gedragen.
De overheid die de wapendrachtvergunning heeft verleend, kan ze volgens een procedure bepaald door de Koning bij een met redenen omklede beslissing beperken, schorsen of intrekken indien blijkt dat het dragen van het wapen de openbare orde kan verstoren, dat de voorwaarden waarvan het dragen van het wapen afhankelijk wordt gesteld niet worden nagekomen, of dat de wettige redenen die zijn aangevoerd met het oog op het verkrijgen van de vergunning niet meer bestaan.
Art. 15.De personen bedoeld in artikel 12 mogen de aldaar bedoelde vuurwapens dragen zonder in het bezit te zijn van een wapendrachtvergunning mits ze hiervoor een wettige reden hebben en dit uitsluitend gebeurt in het kader van de beoefening van de aldaar bedoelde activiteiten.
Art. 16.Het opslaan van vergunningsplichtige vuurwapens of munitie mag alleen als daartoe voor de betrokken hoeveelheid een van de volgende wettige redenen bestaat : 1° het wettig voorhanden hebben van meerdere vuurwapens en een noodzakelijke hoeveelheid munitie daarvoor door de eigenaars ervan die samenwonen op hetzelfde adres en die de wapens daar opslaan;2° de wettige activiteiten van erkende personen.
Art. 17.Wanneer een koninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel 3, § 3, 2°, wapens indeelt bij de vergunningsplichtige wapens, moeten de personen die dergelijke wapens voorhanden hebben, ze laten inschrijven volgens een procedure bepaald door de Koning. Een vergunning om dergelijke wapens voorhanden te hebben wordt hen kosteloos uitgereikt.
Hij die een vergunningsplichtig wapen verkrijgt in andere omstandigheden dan die welke zijn bepaald in de artikelen 11 en 12, moet binnen drie maanden nadat hij het wapen heeft verkregen, een vergunning tot het voorhanden hebben van dit wapen aanvragen. Hij mag het wapen voorlopig voorhanden hebben totdat over de aanvraag is beslist, behalve indien bij een met redenen omklede beslissing van de betrokken overheid blijkt dat het voorhanden hebben ervan de openbare orde kan verstoren.
Art. 18.Het wapen moet binnen de termijn bepaald in de beslissing van weigering, schorsing of intrekking opgeslagen worden bij een erkend persoon of overgedragen worden aan een erkend persoon dan wel aan een persoon die gemachtigd is het wapen voorhanden te hebben wanneer : 1° een beslissing wordt getroffen, waarbij aan een persoon bedoeld in artikel 17, tweede lid, wordt verboden een dergelijk wapen voorlopig voorhanden te hebben;2° de vergunning tot het voorhanden hebben van een dergelijk wapen wordt geweigerd aan een persoon bedoeld in artikel 17;3° de vergunning of het recht tot het voorhanden hebben van een wapen overeenkomstig de artikelen 11, § 2, en 13, eerste lid, wordt geschorst of ingetrokken. HOOFDSTUK VIII. -Verbodsbepalingen
Art. 19.Het is verboden : 1° wapens per postorder of via het Internet te verkopen aan particulieren;2° vuurwapens te verkopen aan particulieren jonger dan 18 jaar;3° reclame te maken voor verboden wapens;4° reclame te maken voor vergunningsplichtige wapens of zodanige wapens te koop te stellen zonder op zichtbare wijze aan te geven dat voor het voorhanden hebben ervan een vergunning is vereist;5° vuurwapens, niet-vuurwapens die projectielen kunnen afschieten of munitie te koop aan te bieden, te verkopen of over te dragen op openbare markten, beurzen en andere plaatsen zonder vaste vestiging, behalve in geval van openbare verkopen door een gerechtsdeurwaarder of notaris onder toezicht van de directeur van de Proefbank voor vuurwapens of van een van de beambten aangewezen door de minister bevoegd voor de Economie, na advies van de directeur van de proefbank. De Staat, de politiezones en de gemeenten mogen evenwel uitsluitend aan erkende wapenhandelaars de individuele bewapening verkopen van de overheden die in dienst wapens mogen dragen. Vrij verkrijgbare wapens mogen evenwel door erkende wapenhandelaars en -verzamelaars worden verkocht op beurzen mits toelating van de minister van Justitie; 6° de nummers van vuurwapens te wissen, te manipuleren of onleesbaar te maken en niet-geregistreerde en niet-genummerde vuurwapens te verhandelen, te vervoeren, te dragen of op te slaan, behalve bij internationaal vervoer waarbij de wapens op Belgisch grondgebied niet worden uitgeladen of overgeladen en behalve op weg naar de proefbank voor vuurwapens met het oog op nummering; Vergunningsplichtige wapens die verloot worden of als prijs worden uitgereikt, mogen slechts aan de begunstigde worden overhandigd nadat hij een vergunning voor het voorhanden hebben ervan heeft bekomen. HOOFDSTUK IX. - De uitbating van schietstanden
Art. 20.Alleen de natuurlijke personen of rechtspersonen die hiertoe overeenkomstig artikel 5 zijn erkend mogen een schietstand uitbaten.
Zij moeten evenwel geen beroepsbekwaamheid aantonen. Zij moeten uitbatingsvoorwaarden naleven die betrekking hebben op de interne veiligheid en de organisatie van de schietstand en het toezicht op de schutters.
De Koning bepaalt de uitbatingsvoorwaarden op voorstel van de ministers die bevoegd zijn voor Justitie en Binnenlandse Zaken.
Dit artikel is niet van toepassing op de schietstanden die enkel bestemd zijn voor de opleiding of de training van de ambtenaren van de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht die overeenkomstig artikel 27, § 1, derde lid, worden aangeduid. HOOFDSTUK X. - Het vervoer van vuurwapens
Art. 21.Het vervoeren van vuurwapens is slechts toegelaten aan : 1° houders van een erkenning overeenkomstig artikel 5 of artikel 6, voorzover de wapens ongeladen zijn;2° houders van een vergunning tot het voorhanden hebben van een vuurwapen en personen bedoeld in artikel 12, voorzover de wapens vervoerd worden tussen hun woonplaats en hun verblijfplaats, of tussen hun woon- of verblijfplaats en de schietstand of het jachtterrein, of tussen hun woon- of verblijfplaats en een erkende persoon.Tijdens het vervoer dienen de vuurwapens ongeladen en verpakt te zijn in een afgesloten koffer, of voorzien te zijn van een trekkerslot of een equivalente beveiliging; 3° houders van een wapendrachtvergunning;4° personen die uitsluitend met dit doel een erkenning overeenkomstig artikel 5 hebben verkregen;5° professionele internationale vervoerders, mits de wapens op Belgisch grondgebied niet worden uitgeladen of overgeladen. De personen bedoeld in het eerste lid, 4°, moeten geen beroepsbekwaamheid bewijzen, maar voldoen aan alle wettelijke voorwaarden om beschouwd te kunnen worden als professionele vervoerders.
Internationale vervoerders, die niet voldoen aan het eerste lid, 5°, en die zijn gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie, moeten niet worden erkend, maar bewijzen dat zij hun activiteit in de betrokken lidstaat mogen uitoefenen. HOOFDSTUK XI. - Bepalingen inzake munitie
Art. 22.§ 1. Het is verboden aan particulieren munitie voor vergunningsplichtige vuurwapens te verkopen of over te dragen, tenzij voor het wapen waarvoor de vergunning bepaald in artikel 11 is verleend en op vertoon van het stuk, of voor het wapen dat een persoon bedoeld in artikel 12 mag voorhanden hebben en op vertoon van het stuk dat die hoedanigheid bewijst.
Het is verboden munitie voor vergunningsplichtige vuurwapens te verkopen of over te dragen aan personen in het bezit van een vergunning die niet geldig is voor de aankoop van munitie.
Particulieren die niet voldoen aan de artikelen 11 of 12 mogen geen munitie voor vergunningsplichtige vuurwapens voorhanden hebben.
De bepalingen van de vorige leden zijn ook van toepassing op de patroonhulzen en de projectielen, tenzij zij onbruikbaar gemaakt zijn. § 2. Het is verboden te vervaardigen, te verkopen, op te slaan of voorhanden te hebben : 1° indringende, brandstichtende of ontploffende munitie;2° opensplijtende munitie voor pistolen en revolvers;3° projectielen voor deze munitie. § 3. Een koninklijk besluit mag de bepalingen van §§ 1 en 2 uitbreiden tot munitie of projectielen van twijfelachtig model. HOOFDSTUK XII. - Strafbepalingen
Art. 23.Zij die de bepalingen van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten overtreden, worden gestraft met gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar en met een geldboete van 100 euro tot 25 000 euro, of met een van deze straffen alleen.
Met dezelfde straffen worden gestraft zij die wetens onjuiste verklaringen hebben afgelegd om de erkenningen of vergunningen bedoeld door deze wet of door de besluiten tot uitvoering ervan te verkrijgen, alsook de personen die van deze verklaringen gebruik maken.
Indien de in het eerste lid bedoelde inbreuken worden gepleegd door een overeenkomstig artikel 5 erkend persoon of ten aanzien van een minderjarige, wordt het vastgestelde strafminimum op een gevangenisstraf van een jaar gebracht.
Onverminderd de toepassing van artikel 8, tweede lid, wordt de verbeurdverklaring uitgesproken overeenkomstig artikel 42 van het Strafwetboek. Het staat de rechter evenwel vrij ze niet uit te spreken in geval van inbreuk op de krachtens artikel 35, 7°, genomen reglementaire bepalingen.
Art. 24.Wapens die op grond van artikel 42 van het Strafwetboek verbeurd zijn verklaard, worden met het oog op vernietiging ter hand gesteld aan de directeur van de proefbank of aan zijn vertegenwoordiger. De kosten van de bewaring en het vervoer van de wapens tot op de plaats van vernietiging en de vernietiging zelf komen ten laste van de veroordeelde.
Met toestemming van de minister bevoegd voor Justitie kan de directeur van de proefbank beslissen de verbeurdverklaarde wapens op grond van historische, wetenschappelijke of didactische redenen niet te vernietigen. De wapens worden dan onbruikbaar gemaakt en toegevoegd aan de collectie van een door de minister aangeduid openbaar museum, wetenschappelijke instelling of politiedienst.
Art. 25.Bij herhaling kunnen de overeenkomstig artikel 5 erkende personen veroordeeld worden tot de tijdelijke of definitieve sluiting van hun onderneming.
Art. 26.Al de bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, waarvan bij deze wet niet wordt afgeweken, zijn van toepassing op de inbreuken voorzien bij deze wet en haar uitvoeringsbesluiten. HOOFDSTUK XIII. - Uitzonderingsbepalingen
Art. 27.§ 1. De bepalingen van deze wet zijn niet van toepassing op de bestellingen van wapens of van munitie voor de Staat of voor de openbare besturen en de publiekrechtelijke musea, op de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie, evenals de technologie voor dubbel gebruik.
Zij zijn evenmin van toepassing op de ambtenaren van het openbaar gezag of van de openbare macht, die een wapen dat tot hun voorgeschreven uitrusting behoort, in dienst dragen of voor de dienst voorhanden hebben.
De diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht waartoe deze ambtenaren behoren worden aangeduid door de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit. § 2. In afwijking van § 1 zijn het gebruik, het opslaan, het verkopen, de verwerving en het verstrekken van de wapens bedoeld in artikel 3, § 1, 1° en 4°, door de Staat of de overheidsbesturen, verboden.
Het bovenvermelde verbod heeft geen betrekking op het gebruik, het opslaan, het verwerven of het verstrekken van deze wapens in het kader van de opleiding of bijscholing van specialisten en militairen die deelnemen aan operaties die tot doel hebben de gevaren te beperken in gebieden waar mijnen liggen, die mijnen op te ruimen of onschadelijk te maken.
Binnen drie jaar te rekenen van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, vernietigen de Staat of de openbare besturen de bestaande stock van submunitie of soortgelijke mechanismen. § 3. De wapens en hulpstukken bedoeld in artikel 3, § 1, 3° en 16°, mogen worden vervaardigd, hersteld, verkocht, ingevoerd, opgeslagen en vervoerd door erkende wapenfabrikanten die licentiehouder zijn van de betrokken wapens, met uitsluiting van de tussenpersonen.
Erkende verzamelaars en musea mogen ze aankopen, invoeren en voorhanden hebben op voorwaarde dat ze definitief geneutraliseerd zijn. Automatische vuurwapens mogen evenwel in originele staat worden aangekocht, ingevoerd en voorhanden gehouden door erkende verzamelaars en musea, die er de slagpin moeten uit verwijderen en ze bewaren op de wijze bepaald door de Koning. HOOFDSTUK XIV. - Het toezicht op de naleving van de wet
Art. 28.§ 1. In geval van gevaar voor de openbare orde of voor de fysieke integriteit van personen, dat ze concreet moeten aanwijzen, kan de burgemeester of de gouverneur de sluiting of ontruiming gelasten van winkels of opslagplaatsen van wapens of munitie en deze doen overbrengen naar een door hem aangewezen plaats.
De Staat vergoedt de eigenaar van de weggeruimde wapens en munitie in geval deze hem niet konden teruggegeven worden of mochten beschadigd zijn. § 2. In geval van gevaar voor de openbare orde of voor de fysieke integriteit van personen, dat ze concreet moeten aanwijzen, kunnen officieren van gerechtelijke politie en officieren van administratieve politie bovendien wapens, munitie en de in deze wet genoemde erkenningen en vergunningen voorlopig administratief in beslag nemen.
Een ontvangstbewijs dient te worden afgeleverd en de rechten van derden dienen te worden gevrijwaard.
Ze oefenen deze bevoegdheid uit in afwachting van een beslissing tot intrekking, schorsing of beperking terzake van de plaatselijk bevoegde gouverneur, die van hen onverwijld de daartoe nodige informatie ontvangt. De gouverneur beslist binnen de maand van de uitreiking van het ontvangstbewijs, zoniet worden de in beslag genomen voorwerpen vrijgegeven en worden de erkenningen en vergunningen teruggegeven, onder voorbehoud van elk gerechtelijk beslag. § 3. De overheden bevoegd voor de toepassing van deze wet sturen elkaar onverwijld alle informatie waarover ze beschikken, die noodzakelijk of nuttig is in het kader van de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden en die niet krachtens bijzondere wettelijke bepalingen worden beschermd met geheimhouding.
Art. 29.§ 1. De inbreuken op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten worden opgespoord en vastgesteld door : 1° de leden van de federale politie, de lokale politie en de douane;2° de directeur van de proefbank voor vuurwapens en de personen aangewezen door de minister bevoegd voor Economie;3° de inspecteurs en controleurs van springstoffen en de ambtenaren van het bestuur Economische Inspectie. Voor de uitvoering van hun opdracht mogen zij : 1° zich te allen tijde toegang verschaffen tot alle plaatsen waar de erkende personen hun activiteiten uitoefenen;2° zich alle documenten, stukken, registers, boeken en voorwerpen, die zich in die plaatsen bevinden of die hun activiteiten betreffen, doen voorleggen. § 2. De officieren van gerechtelijke politie doen, met inachtname van de onschendbaarheid van de privéwoning, op verzoek van de gouverneur of op eigen initiatief een regelmatige preventieve controle van de activiteiten uitgeoefend door de erkende personen en van het effectief voorhanden houden van vuurwapens door particulieren die daartoe een vergunning, of overeenkomstig artikel 12 het recht hebben en van de omstandigheden waaronder dit gebeurt.
De lokale politie is in het bijzonder belast met het toezicht op de wapenhandelaars en de wapenfabrikanten. HOOFDSTUK XV. - Diverse bepalingen
Art. 30.Beroep staat open bij de minister van Justitie of bij zijn gemachtigde in geval van het ontbreken van een beslissing van de gouverneur binnen de in artikel 31 bedoelde termijnen, of tegen de beslissingen van de gouverneur tot weigering, beperking, schorsing of intrekking van een erkenning, een vergunning of een recht, behalve tegen beslissingen inzake onontvankelijke aanvragen.
Op straffe van onontvankelijkheid wordt het gemotiveerd verzoekschrift aangetekend verzonden aan de federale wapendienst uiterlijk vijftien dagen na vaststelling dat er geen beslissing werd genomen binnen de in artikel 31 bedoelde termijnen of na kennisname van de beslissing van de gouverneur, vergezeld van een kopie van de bestreden beslissing. De uitspraak wordt gedaan binnen zes maanden na de ontvangst van het verzoekschrift.
Art. 31.De gouverneur doet uitspraak : 1° over de aanvragen om erkenning overeenkomstig de artikelen 5, 6, 20 en 21, binnen vier maanden na de ontvangst ervan;2° over de aanvragen om een vergunning overeenkomstig de artikelen 11, 14 en 17, binnen vier maanden na de ontvangst ervan. De in deze wet voorgeschreven termijnen waarbinnen de gouverneur of de minister van Justitie een beslissing moeten nemen, kunnen, op straffe van nietigheid, alleen worden verlengd bij gemotiveerde beslissing.
Art. 32.De erkenningen bedoeld in artikel 5 worden afgegeven voor een maximale duur van zeven jaar.
De erkenningen en vergunningen bedoeld in de artikelen 6, 11, 17, 20, 21 en 31 worden afgegeven voor een maximale duur van vijf jaar.
De hernieuwing van de erkenningen en vergunningen bedoeld in de artikelen 5, 6, 20 en 21 houdt slechts een controle in van de naleving van de voorwaarden bedoeld in artikel 5, § 4. De hernieuwing van de vergunningen bedoeld in de artikelen 11 en 17 houdt slechts de formaliteiten in bedoeld in artikel 11, § 3, 2° tot 9°.
Art. 33.De bepalingen met betrekking tot de vuurwapens zijn ook van toepassing op de losse onderdelen die aan de wettelijk voorgeschreven proef zijn onderworpen, alsook op hulpstukken, die, aangebracht op het vuurwapen, tot gevolg hebben dat het wapen in een andere categorie wordt ondergebracht.
Art. 34.De Koning kan de toepassing van de bepalingen van de artikelen 5 tot 7, 10 tot 22 en 33, geheel of gedeeltelijk uitbreiden tot andere wapens dan vuurwapens.
Art. 35.De Koning : 1° bepaalt de veiligheidsvoorwaarden waaraan het opslaan, het vervoeren, het voorhanden hebben en het verzamelen van wapens of munitie zijn onderworpen;2° bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden voor de afgifte van de in deze wet bedoelde documenten en hun vorm;3° regelt, met het oog op de opspoorbaarbeid ervan en rekening houdend met waarborgen terzake die voor ingevoerde wapens reeds mochten zijn verstrekt in andere lidstaten van de Europese Unie, de nummering van vuurwapens en onderdelen van vuurwapens onderworpen aan de wettelijke proef;4° stelt een deontologische code voor de erkende wapenhandelaars vast, waarin met name de informatieplichten ten opzichte van de klant worden gepreciseerd;5° bepaalt de voorwaarden waaronder de wapens vrijwillig of na een beslissing van de rechter kunnen worden vernietigd, alsook de certificaten van vernietiging van de afgeleverde wapens;6° bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden voor en de wijze van de registratie van de wapens door de erkende personen en in het Centraal Wapenregister, evenals van de afgifte van de Europese vuurwapenpas;7° bepaalt de maatregelen ter vaststelling van het verkrijgen, de verkoop, de overdracht van vuurwapens en munitie en het voorhanden hebben van vuurwapens;8° bepaalt de in artikel 28, § 2, bedoelde procedure betreffende het voorlopig administratief beslag op wapens, munitie, erkenningen en vergunningen. HOOFDSTUK XVI. - De federale wapendienst
Art. 36.Bij de minister van Justitie wordt een federale wapendienst opgericht, die : 1° hem adviseert inzake de richtlijnen die hij in overleg met de minister van Binnenlandse Zaken aan de gouverneurs geeft in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden krachtens deze wet;2° zich bezighoudt met de organisatie van het examen inzake beroepsbekwaamheid voor de wapenhandelaars, met de concrete uitwerking van de theoretische en praktische proeven door de gouverneurs op te leggen krachtens deze wet en met de opstelling van de lijst van erkende artsen bedoeld in artikel 14, eerste lid;3° overleg pleegt met de verschillende betrokken sectoren en overheden en hem voorstellen doet inzake besluiten en maatregelen te nemen in uitvoering van deze wet. De Koning bepaalt de samenstelling en de werkwijze van de federale wapendienst en de voorwaarden waaronder hij toegang heeft tot het centraal wapenregister.
Art. 37.Een Adviesraad voor wapens wordt opgericht, waarin de betrokken sectoren en overheden vertegenwoordigd zijn. De Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad overlegd besluit, bepaalt de werkwijze van deze Adviesraad.
De minister van Justitie kan de Adviesraad raadplegen over elke voorgenomen wijziging aan deze wet, evenals over elk ontwerp van uitvoeringsbesluit ervan. Het advies van de Raad is vereist over de ontwerpen van besluit genomen ter uitvoering van de volgende punten van artikel 35 : het 1°, het 2° voor wat betreft de bepaling van de vorm van de documenten, het 3°, het 4°, het 6° en het 7°.
Hij is samengesteld als volgt, uit leden en plaatsvervangers : - een vertegenwoordiger van de federale wapendienst als voorzitter; - een vertegenwoordiger van de proefbank; - een vertegenwoordiger van het centraal wapenregister; - een Nederlandstalige vertegenwoordiger en een Franstalige vertegenwoordiger van verenigingen representatief voor de wapenhandel; - een Nederlandstalige vertegenwoordiger en een Franstalige vertegenwoordiger van de wapenmusea; - twee vertegenwoordigers van verenigingen van wapenfabrikanten; - een Nederlandstalige vertegenwoordiger en een Franstalige vertegenwoordiger van de verzamelaars; - een vertegenwoordiger van de Franstalige schuttersfederaties; - een vertegenwoordiger van de Nederlandstalige schuttersfederaties; - een Franstalige vertegenwoordiger van de jacht; - een Nederlandstalige vertegenwoordiger van de jacht; - een vertegenwoordiger van de federale politie; - een vertegenwoordiger van de lokale politie; - een Franstalige vertegenwoordiger en een Nederlandstalige vertegenwoordiger van de gouverneurs; - Een Nederlandstalig en een Franstalig vertegenwoordiger van onafhankelijke verenigingen of organisaties die een daadwerkelijke ervaring kunnen aanvoeren in verband met het omgaan met en het voorkomen van problemen inzake het bezit en gebruik van lichte wapens.
Deze vertegenwoordigers worden benoemd door de Koning, op voorstel van de betrokken verenigingen en ministers. HOOFDSTUK XVII. - Wijzigingsbepalingen
Art. 38.Artikel 31, 6°, van het Strafwetboek wordt vervangen als volgt : « 6° een wapen of munitie te vervaardigen, te wijzigen, te herstellen, over te dragen, voorhanden te hebben, te dragen, te vervoeren, in, uit, of door te voeren, of te dienen in de Krijgsmacht. »
Art. 39.In de artikelen 198, 199 en 202, eerste lid, van het Strafwetboek worden de woorden « een machtiging om wapens te dragen » vervangen door de woorden « een document bedoeld in de wapenwet ».
Art. 40.Artikel 14 van de wet van 24 mei 1888 houdende regeling van de toestand van de proefbank voor vuurwapens gevestigd te Luik wordt vervangen als volgt : « De ministers van Economische Zaken en van Justitie zullen de vereiste controle- en toezichtsmaatregelen voorschrijven. »
Art. 41.Artikel 8, § 2, eerste en tweede lid, van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid wordt vervangen als volgt : In afwijking van de artikelen 11, 13 en 14 van de wapenwet worden de vergunningen tot het voorhanden hebben en tot het dragen van wapens uit hoofde van de ondernemingen, diensten en personen bedoeld in deze wet, onder de voorwaarden bepaald door deze wet, en de door de Koning bepaalde bijkomende voorwaarden, en volgens een door hem te bepalen procedure, verleend, beperkt, geschorst of ingetrokken door de minister van Binnenlandse Zaken.
Onverminderd de bepalingen, bedoeld in artikel 29 van de wapenwet, worden de inbreuken door de ondernemingen, diensten en personen, bedoeld in deze wet op en in uitvoering van de bepaling, bedoeld in het vorige lid, opgespoord en vastgesteld door de personen bedoeld in artikel 16 van deze wet.
Art. 42.In artikel 13.5 van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid worden de woorden « in afwijking van artikel 4, eerste lid, van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, den handel in en het dragen van wapens en den handel in munitie » vervangen door de woorden « in afwijking van artikel 3, 9°, van de wapenwet ».
Art. 43.Artikel 1bis van de wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden, wordt vervangen als volgt : « Desgelijks is verboden : 1° het optreden in het openbaar van private personen in groep die, hetzij door de door hen gehouden oefeningen, hetzij door het uniform of de uitrustingsstukken die zij dragen het voorkomen van militaire troepen hebben;2° het houden van of de deelname aan collectieve oefeningen, al dan niet met wapens, bestemd om particulieren in het gebruik van geweld te onderrichten; De bepaling bedoeld in het eerste lid is van toepassing noch op de oefeningen die uitsluitend beoefend worden in het kader van een door de gemeenschapsoverheden erkende sport, noch op in het kader van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid daartoe erkende opleidingsinstellingen.
De bepaling, bedoeld in het eerste lid, 1°, is niet van toepassing op de groepen die uitsluitend een liefdadig doel beogen. » HOOFDSTUK XVIII. - Overgangsbepalingen
Art. 44.§ 1. Eenieder die op de datum van inwerkingtreding van deze wet zonder titel een wapen of munitie voorhanden heeft waarvoor krachtens de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie evenwel een vergunning tot het voorhanden hebben van een verweer- of een oorlogswapen was vereist, kan daarvoor gedurende een termijn van zes maanden en overeenkomstig een door de Koning te bepalen procedure de nodige vergunning aanvragen zonder voor dit misdrijf te kunnen worden vervolgd, voorzover het betrokken wapen niet wordt gezocht of staat geseind. § 2. Eenieder die op de datum van de inwerkingtreding van deze wet een vuurwapen voorhanden heeft dat krachtens deze wet vergunningsplichtig is geworden, moet daarvan binnen zes maanden aangifte doen bij de gouverneur bevoegd voor zijn verblijfplaats, door bemiddeling van de lokale politie. Indien de betrokkene houder is van een jachtverlof of een sportschutterslicentie wordt het wapen automatisch op zijn naam geregistreerd. Indien dit niet het geval is, wordt hem een vergunning uitgereikt mits hij meerderjarig is en geen veroordelingen heeft opgelopen zoals bedoeld in artikel 5, § 4.
Ingeval het vergunningsplichtige geworden wapen na 1 januari 2006 werd verworven, wordt de vergunning voorlopig uitgereikt, voor de duur van één jaar.
Art. 45.§ 1. Eenieder die op de datum van inwerkingtreding van deze wet een verboden wapen of een wapen of munitie bedoeld in artikel 44, § 1, bezit, kan hiervan gedurende een termijn van zes maanden bij de lokale politiedienst van zijn keuze zonder vervolgd te worden op basis van deze wet en anoniem afstand doen voorzover het betrokken wapen niet wordt gezocht of staat geseind. De Koning regelt deze procedure, alsook de indiening en vernietiging van deze wapens. § 2. De particulieren die op de datum van inwerkingtreding van deze wet een automatisch vuurwapen voorhanden hebben, moeten binnen het jaar hetzij dit wapen door de proefbank voor vuurwapens onomkeerbaar laten ombouwen tot een halfautomatisch wapen of laten neutraliseren, hetzij het overdragen aan een erkende wapenhandelaar, tussenpersoon, verzamelaar of persoon bedoeld in artikel 6, § 2, hetzij er afstand van doen bij de lokale politie van hun verblijfplaats. § 3. De personen die op de datum van inwerkingtreding van deze wet houder zijn van een vergunning tot het voorhanden hebben van een wapen dat krachtens deze wet verboden wordt, moeten dit wapen binnen het jaar hetzij door de proefbank voor vuurwapens onomkeerbaar laten ombouwen of neutraliseren tot een niet-verboden wapen, hetzij het overdragen aan een persoon die gerechtigd is het voorhanden te hebben, hetzij er afstand van te doen bij de lokale politie van hun verblijfplaats tegen een billijke vergoeding vast te stellen door de minister van Justitie. HOOFDSTUK XIX. - Slotbepalingen
Art. 46.Deze wet wordt ook « Wapenwet » genoemd.
Art. 47.De wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, gewijzigd bij de wetten van 30 januari en 5 augustus 1991, 9 maart 1995, 24 juni 1996, 18 juli 1997, 10 januari 1999 en 30 maart 2000, wordt opgeheven, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 7, 14ter 16 en 28, derde lid, waarvan de opheffing zal gebeuren bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Art. 48.De uitvoeringsbesluiten van de wet bedoeld in artikel 47 blijven geldig als uitvoeringsbesluiten van deze wet tot ze worden vervangen en mits ze niet in tegenstrijd zijn met deze wet.
De erkenningen en vergunningen afgegeven krachtens de wet bedoeld in artikel 47 blijven geldig gedurende 5 jaar vanaf hun afgifte of de laatste wijziging ervan waarvoor rechten en retributies werden geïnd, en mits ze niet in tegenstrijd zijn met deze wet.
Art. 49.De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de dag waarop de artikelen 4 tot 7, 14, 16 tot 18, 20, 21, 25 en 30 tot 32 van deze wet in werking treden.
Alle andere artikelen treden in werking op de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Ponza, 8 juni 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister et Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De minister van Economie, Energie en Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINKX _______ Nota (1) Zitting 2005-2006. Documenten. - Wetsontwerp, 2263 - nr. 1. - Amendementen, 2263 nr. 2. - Verslag, 2263 - nr. 3. - Tekst aangenomen door de commissie, 2263 - nr. 4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering, 2263 - nr. 5.
Integraal verslag. - 18 mei 2006.