Etaamb.openjustice.be
Wet van 29 februari 2024
gepubliceerd op 08 april 2024

Wet tot invoering van een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2024002089
pub.
08/04/2024
prom.
29/02/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

29 FEBRUARI 2024. - Wet tot invoering van een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2.De beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij is een beveiligingsmaatregel die ertoe strekt de maatschappij te beschermen tegen veroordeelden tot een gevangenisstraf of een opsluiting van minstens vijf jaar met een bijkomende, facultatieve of verplichte terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, bij wie op het ogenblik van de veroordeling een ernstige psychiatrische aandoening wordt vastgesteld waarvoor vooralsnog geen voldoende effectieve behandeling bestaat, en die niet van die aard is dat zij het oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet, maar die tot gevolg heeft dat er een voortdurend, ernstig gevaar wordt vastgesteld op het plegen van een nieuwe misdaad of wanbedrijf die de fysieke of psychische integriteit van derden ernstig aantast of bedreigt en die een gevangenisstraf of opsluiting van vijf jaar of een zwaardere straf tot gevolg kan hebben.

De beveiligingsmaatregel kan enkel ten uitvoer worden gelegd door de kamer voor de bescherming van de maatschappij onder de in artikel 11 bedoelde voorwaarden.

Art. 3.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder: 1° de directeur: de ambtenaar die belast is met het lokaal bestuur van een gevangenis of van een door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij of zijn afgevaardigde;2° de verantwoordelijke voor de zorg: de persoon die binnen een inrichting als bedoeld in de bepaling onder 3°, verantwoordelijk is voor de zorg of zijn afgevaardigde;3° de inrichting: a) de door de federale overheid georganiseerde inrichting of afdeling tot bescherming van de maatschappij;b) het door de federale overheid georganiseerd forensisch psychiatrisch centrum, aangewezen bij een besluit vastgelegd na overleg in de Ministerraad op voorstel van de voor Justitie, Volksgezondheid en Sociale Zaken bevoegde ministers;c) de door de bevoegde overheid erkende inrichting die is georganiseerd door een privé-instelling, door een gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid, die in staat is de gepaste zorg te verstrekken en die een overeenkomst betreffende de plaatsing bedoeld in de bepaling onder 4° heeft afgesloten inzake de toepassing van deze wet;4° overeenkomst betreffende de plaatsing: een overeenkomst die wordt afgesloten tussen één of meerdere inrichtingen bedoeld in de bepaling onder 3°, c), enerzijds, en de minister van Justitie en de minister bevoegd voor het beleid inzake de zorgverstrekking in deze inrichtingen, anderzijds, waarbij de volgende aspecten worden vastgelegd: het minimum aantal veroordeelden tot een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij dat de inrichting of inrichtingen onder de vorm van plaatsing willen opnemen, de profielen waarvoor een plaatsing kan gebeuren en de te volgen procedure om tot plaatsing over te gaan en, in voorkomend geval, de financiële tegemoetkoming door de Federale Staat voor kosten verbonden aan de veiligheid;5° de kamer voor de bescherming van de maatschappij: de kamer van de strafuitvoeringsrechtbank die uitsluitend bevoegd is voor interneringszaken en voor de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij, behoudens de door de Koning bepaalde uitzonderingen;6° de rechter voor de bescherming van de maatschappij: de voorzitter van de kamer voor de bescherming van de maatschappij;7° openbaar ministerie: het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank;8° het slachtoffer: de volgende categorieën van personen die bij de toekenning van een uitvoeringsmodaliteit kunnen vragen om te worden geïnformeerd, te worden gehoord of voorwaarden in haar belang bij de toekenning van uitvoeringsmodaliteiten te laten opleggen in de door deze wet bepaalde gevallen, volgens de door de Koning bepaalde regels: a) de natuurlijke persoon wiens burgerlijke vordering ontvankelijk en gegrond wordt verklaard;b) de natuurlijke persoon voor wie een vonnis of een arrest bepaalt dat er ten aanzien van hem strafbare feiten zijn gepleegd, of zijn wettelijke vertegenwoordiger;c) de natuurlijke persoon die zich omwille van een situatie van materiële onmogelijkheid of kwetsbaarheid geen burgerlijke partij heeft kunnen stellen;d) de nabestaande van de persoon van wie het overlijden rechtstreeks is veroorzaakt door het strafbaar feit of de nabestaande van een overleden persoon die zich burgerlijke partij had gesteld.Onder nabestaande wordt verstaan de echtgenoot van de overleden persoon, de persoon die met hem samenleefde en met hem een duurzame affectieve relatie had, zijn bloedverwanten in opgaande of neerdalende lijn, zijn broers of zussen, alsook anderen die van hem afhankelijk waren; e) de naaste van een niet-overleden slachtoffer die zich omwille van een situatie van materiële onmogelijkheid of kwetsbaarheid geen burgerlijke partij heeft kunnen stellen.Onder naaste wordt verstaan de echtgenoot van het niet-overleden slachtoffer, de persoon die met hem samenleeft en met hem een duurzame affectieve relatie heeft, zijn bloedverwanten in opgaande of neerdalende lijn, zijn broers of zussen, alsook anderen die van hem afhankelijk zijn.

Ten aanzien van de personen die onder de categorieën c), d) en e), vallen, oordeelt de rechter voor de bescherming van de maatschappij op hun verzoek, overeenkomstig de bepalingen van titel II, of ze een direct en legitiem belang hebben; 9° het beveiligd klinisch observatiecentrum: het observatiecentrum opgericht bij koninklijk besluit van 5 december 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/2019 pub. 16/12/2019 numac 2019042854 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot oprichting van het beveiligd klinisch observatiecentrum sluiten tot oprichting van het beveiligd klinisch observatiecentrum;10° de kabinetsbeslissing: een beslissing van de rechter voor de bescherming van de maatschappij, zonder oproeping noch verschijning van de partijen. TITEL II. - Bepalingen betreffende het slachtoffer

Art. 4.§ 1. De in artikel 3, 8°, c), d) en e), bedoelde personen die in de door de wet bepaalde gevallen wensen te worden geïnformeerd inzake de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij of het naderhand toekennen van strafuitvoeringsmodaliteiten richten een schriftelijk verzoek aan de rechter voor de bescherming van de maatschappij.

De griffie zendt onverwijld een afschrift van het verzoek over aan het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie geeft een advies binnen zeven dagen na de ontvangst van het afschrift. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde personen kunnen zich te allen tijde laten vertegenwoordigen of bijstaan door hun raadsman. Zij kunnen zich eveneens laten bijstaan door de gemachtigde van een overheidsinstelling of van een door de Koning hiertoe erkende vereniging. § 3. Indien de rechter voor de bescherming van de maatschappij dit nuttig acht om te kunnen oordelen over het direct en legitiem belang, kan hij de verzoeker vragen om op een zitting hieromtrent verdere informatie te verstrekken. Deze zitting moet plaatsvinden ten laatste een maand na de ontvangst van het in paragraaf 1 bedoelde verzoek. § 4. De rechter voor de bescherming van de maatschappij oordeelt over het direct en legitiem belang binnen vijftien dagen na de ontvangst van het verzoek of, indien er een zitting heeft plaatsgevonden, binnen vijftien dagen nadat de zaak in beraad is genomen. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de verzoeker of aan zijn advocaat en aan het openbaar ministerie. § 5. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

TITEL III. - De gerechtelijke fase van de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij HOOFDSTUK 1. - Het forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek

Art. 5.§ 1. Een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek tot het al dan niet uitspreken van een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij kan worden bevolen indien: - de rechter op basis van het strafdossier van oordeel is dat het feit dient te worden gestraft met een correctionele hoofdgevangenisstraf van minimum vijf jaar of een zwaardere straf en hij een bijkomende, facultatieve of verplichte terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank overweegt op te leggen of hij een verplichte terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank dient op te leggen; en - hij op basis van het strafdossier elementen heeft om aan te nemen dat een persoon lijdt aan een ernstige psychiatrische aandoening die niet van die aard is dat zij het oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet, maar die evenwel tot gevolg heeft dat er een voortdurend ernstig gevaar bestaat op het plegen van een nieuwe misdaad of wanbedrijf die de fysieke of psychische integriteit van derden ernstig aantast of bedreigt en die een gevangenisstraf of opsluiting van vijf jaar of een zwaardere straf tot gevolg kan hebben. § 2. De aangestelde forensische psychiater dient in zijn deskundigenverslag minstens het volgende na te gaan: 1° of de persoon op het ogenblik van de feiten leed aan een ernstige psychiatrische aandoening waarvoor er vooralsnog geen voldoende effectieve behandeling bestaat die niet van die aard is dat zij het oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet;2° of het voortdurend ernstig gevaar bestaat dat de persoon ten gevolge van de ernstige psychiatrische aandoening, waar vooralsnog geen voldoende effectieve behandeling voor bestaat, in voorkomend geval in samenhang met andere risicofactoren, een nieuwe misdaad of wanbedrijf pleegt die de fysieke of psychische integriteit van derden ernstig aantast of bedreigt. § 3. Het forensisch psychiatrisch onderzoek wordt uitgevoerd onder de leiding en de verantwoordelijkheid van een deskundige, houder van de beroepstitel forensisch psychiater, die voldoet aan de voorwaarden welke zijn vastgesteld krachtens de gecoördineerde wet van 10 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009276 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009275 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent type wet prom. 10/05/2015 pub. 01/07/2015 numac 2015009277 bron federale overheidsdienst justitie Wet die naturalisaties verleent sluiten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

Het deskundigenonderzoek kan ook in college of met bijstand van andere gedragswetenschappers uitgevoerd worden, telkens onder leiding van voormelde deskundige. § 4. De deskundige maakt van zijn bevindingen een omstandig verslag op, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde modellen.

De bevelende instantie kan een actualisering van het deskundigenonderzoek vragen wanneer zij dit nodig acht.

De deskundige ontvangt een honorarium als bedoeld in artikel 5, § 5, van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering.

Art. 6.§ 1. Wanneer de persoon voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 5, § 1, beveelt het vonnisgerecht de opneming ter observatie.

In dat geval wordt de verdachte ter observatie overgebracht naar het beveiligd klinisch observatiecentrum. § 2. Na afloop van de observatieperiode, namelijk na twee maanden of hetzij wanneer de periode ten einde loopt krachtens een beslissing van de rechterlijke overheid die de opneming ter observatie heeft bevolen, wordt de verdachte opnieuw overgebracht naar een gevangenis en blijft hij in hechtenis.

Art. 7.De persoon die aan een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt onderworpen kan zich, op elk moment, laten bijstaan door een arts naar keuze en een advocaat. Hij kan ook aan de gerechtelijke deskundigen schriftelijk alle voor het deskundigenonderzoek dienstige inlichtingen van de zorgverlener van zijn keuze overzenden. Deze arts of psycholoog wordt op de hoogte gebracht van de doelstellingen van het psychiatrisch deskundigenonderzoek.

De gerechtelijke deskundigen spreken zich over deze inlichtingen uit alvorens hun conclusies te formuleren en voegen deze inlichtingen toe aan hun verslag.

Art. 8.§ 1. Na afloop van zijn werkzaamheden stuurt de deskundige zijn bevindingen, waarbij hij reeds een voorlopig advies voegt, ter lezing aan de advocaat van de verdachte en aan het openbaar ministerie. Tenzij de rechter vooraf een termijn heeft vastgesteld, bepaalt de deskundige, rekening houdend met de aard van de zaak, een redelijke termijn waarbinnen de advocaat van de verdachte zijn opmerkingen moet maken. Behoudens andersluidende beslissing van de rechter of door de deskundige in zijn voorlopig advies bedoelde bijzondere omstandigheden, bedraagt die termijn ten minste vijftien dagen.

De deskundige ontvangt de opmerkingen van de advocaat van de verdachte en desgevallend van zijn eigen deskundige vóór het verstrijken van deze termijn. De deskundige houdt geen rekening met de opmerkingen die hij na het verstrijken van deze termijn ontvangt. § 2. Het eindverslag wordt gedagtekend. Het bevat ook een opgave van de stukken en nota's die de advocaat van de verdachte aan de deskundigen heeft overhandigd en de opmerkingen hierop. Het verslag wordt door de deskundige ondertekend.

De handtekening van de deskundige wordt voorafgegaan door de volgende eed: "Ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk vervuld heb.".

Op de dag van de neerlegging van het verslag zendt de deskundige, bij een ter post aangetekende brief of per mailcorrespondentie, een afschrift van het verslag aan de advocaat van de onderzochte persoon.

Het verslag van de deskundige is pas rechtsgeldig als het ondertekend is en de eed is afgelegd. HOOFDSTUK 2. - Rechterlijke beslissingen tot het uitspreken van een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij

Art. 9.§ 1. De vonnisgerechten kunnen een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij uitspreken ten aanzien van een persoon die voldoet aan de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° er wordt een gevangenisstraf of een opsluiting van minstens vijf jaar met een bijkomende, facultatieve of verplichte terbeschikkingstelling aan de strafuitvoeringsrechtbank uitgesproken;2° een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek heeft vastgesteld dat de veroordeelde aan een ernstige psychiatrische aandoening lijdt, waarvoor er vooralsnog nog geen voldoende effectieve behandeling bestaat en die niet van die aard is dat zij het oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet;3° het voortdurend ernstig gevaar bestaat dat betrokkene ten gevolge van de ernstige psychiatrische aandoening, in voorkomend geval in samenhang met andere risicofactoren, een nieuwe misdaad of wanbedrijf pleegt die de fysieke of psychische integriteit van derden ernstig aantast of bedreigt en die een gevangenisstraf of opsluiting van vijf jaar of een zwaardere straf tot gevolg kan hebben. § 2. De rechter beslist na uitvoering van het in artikel 5 bedoelde forensisch psychiatrisch deskundigen-onderzoek.

TITEL IV. - Tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen tot een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij HOOFDSTUK 1. - Beslissing tot tenuitvoerlegging van de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij

Art. 10.De beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij kan pas een aanvang nemen bij het verstrijken van de termijn van de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, op beslissing van de kamer voor de bescherming van de maatschappij die voorafgaand aan het verstrijken van deze termijn een beslissing moet nemen, overeenkomstig de procedure bepaald in de artikelen 11 tot 16 tot de al dan niet tenuitvoerlegging van deze maatregel.

Art. 11.§ 1. Indien de veroordeelde tot een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij zich op een jaar voor het einde van de termijn van de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank bevindt en een vrijheidsberoving ondergaat zonder dat er enige strafuitvoeringsmodaliteit in uitvoering is, deelt de directeur van de inrichting waar de veroordeelde zich bevindt dit per gewone brief mee aan de kamer voor de bescherming van de maatschappij en de griffie maakt een kopie over aan het openbaar ministerie, de veroordeelde en zijn advocaat. De kamer voor de bescherming van de maatschappij beveelt onverwijld een forensisch psychiatrisch onderzoek dat voldoet aan de vereisten van de artikelen 5, 7 en 8 en waarin minstens wordt nagegaan: 1° of de persoon nog steeds lijdt aan de ernstige psychiatrische aandoening waarvoor er vooralsnog geen voldoende effectieve behandeling bestaat en die niet van die aard is dat zij het oordeelsvermogen of de controle over zijn daden teniet doet;2° of het voortdurend ernstig gevaar bestaat dat betrokkene ten gevolge van de ernstige psychiatrische aandoening waar vooralsnog geen voldoende, effectieve behandeling voor volstaat, in voorkomend geval in samenhang met andere risicofactoren, een nieuwe misdaad of wanbedrijf pleegt die de fysieke of psychische integriteit van derden ernstig aantast of bedreigt en die een gevangenisstraf of opsluiting van vijf jaar of een zwaardere straf tot gevolg kan hebben;3° of de noodzaak bestaat om, ook al bestaat er vooralsnog geen voldoende effectieve behandeling, toch een gespecialiseerde begeleiding op te leggen die de betrokkene de nodige structuur en houvast kan bieden. § 2. Binnen de maand na de ontvangst van het eindverslag van de deskundige, stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit aan de kamer voor de bescherming van de maatschappij en deelt het in afschrift mee aan de veroordeelde, zijn advocaat en de directeur van de inrichting waar de veroordeelde zich bevindt.

Art. 12.§ 1. De kamer voor de bescherming van de maatschappij behandelt de zaak op de eerste nuttige zitting na ontvangst van het advies van het openbaar ministerie. Deze zitting vindt plaats uiterlijk twee maanden na de ontvangst van het eindverslag van de deskundige. Indien geen advies van het openbaar ministerie wordt toegezonden binnen de bij artikel 11, § 2, bepaalde termijn, brengt het openbaar ministerie zijn advies mondeling uit op de zitting.

De veroordeelde en zijn advocaat worden bij aangetekende zending en de directeur schriftelijk in kennis gesteld van de dag, het uur en de plaats van de zitting. § 2. Het dossier wordt gedurende ten minste tien dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn advocaat op de griffie van de inrichting waar de veroordeelde zich bevindt. De veroordeelde en zijn advocaat kunnen, op verzoek, een afschrift van het dossier krijgen.

De kamer voor de bescherming van de maatschappij hoort de veroordeelde en zijn advocaat en het openbaar ministerie.

De veroordeelde verschijnt persoonlijk.

De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan beslissen eveneens andere personen te horen. De zitting vindt plaats met gesloten deuren.

De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan de behandeling van de zaak eenmalig uitstellen tot een latere zitting zonder dat die zitting meer dan twee maanden na het uitstel mag plaatsvinden.

De kamer voor de bescherming van de maatschappij beslist binnen veertien dagen nadat de zaak in beraad is genomen.

Het vonnis wordt binnen een werkdag bij aangetekende zending ter kennis gebracht van de betrokkene en zijn advocaat en het slachtoffer, en schriftelijk ter kennis gebracht van het openbaar ministerie en de directeur van de inrichting waar de veroordeelde zich bevindt.

Art. 13.Indien de kamer voor de bescherming van de maatschappij de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij van de veroordeelde ten uitvoer legt, bepaalt zij in het vonnis eveneens in welke inrichting de veroordeelde moet worden geplaatst na het in kracht van gewijsde treden van het vonnis. Die inrichting wordt gekozen uit de inrichtingen bedoeld in artikel 3, a) en b).

Indien de kamer voor de bescherming van de maatschappij de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij ten uitvoer legt, bepaalt zij in haar vonnis wanneer de directeur, indien de veroordeelde geplaatst is in een inrichting als bedoeld in artikel 3, 3°, a), of de verantwoordelijke voor de zorg, indien de veroordeelde geplaatst is in een inrichting als bedoeld in artikel 3, 3°, b), het in artikel 17 bedoelde advies moet uitbrengen.

Deze termijn mag niet langer zijn dan een jaar te rekenen vanaf het in kracht van gewijsde treden van het vonnis.

Indien er geen advies werd uitgebracht binnen deze termijn, vat het openbaar ministerie onverwijld de kamer voor de bescherming van de maatschappij.

Het vonnis waarbij de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij wordt uitgesproken is uitvoerbaar, niettegenstaande hoger beroep. HOOFDSTUK 2. - Hoger beroep tegen de beslissing tot tenuitvoerlegging van de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij

Art. 14.§ 1. Tegen het vonnis van de kamer voor de bescherming van de maatschappij kan hoger beroep worden ingesteld door het openbaar ministerie en door de veroordeelde bij de correctionele kamer van het hof van beroep. § 2. Het hoger beroep moet worden ingesteld binnen een termijn van vijftien dagen die, ten aanzien van het openbaar ministerie begint te lopen vanaf de dag van het vonnis en ten aanzien van de veroordeelde vanaf de dag van kennisgeving.

De verklaring van hoger beroep wordt gedaan op de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank die deze onverwijld overmaakt aan de griffie van het hof van beroep, die deze onmiddellijk inschrijft in het register van hoger beroep.

Art. 15.§ 1. De zaak wordt behandeld op de eerste nuttige zitting van de correctionele kamer bij het hof van beroep.

Het dossier wordt gedurende ten minste vier dagen voor de datum waarop de zitting is vastgesteld voor inzage ter beschikking gesteld van de veroordeelde en zijn advocaat op de griffie van de inrichting waar de veroordeelde zich bevindt. § 2. De correctionele kamer van het hof van beroep hoort de veroordeelde en zijn advocaat.

De veroordeelde verschijnt in persoon.

De correctionele kamer van het hof van beroep kan beslissen eveneens andere personen te horen. § 3. De zitting vindt plaats met gesloten deuren. § 4. De kamer doet uitspraak over het hoger beroep uiterlijk binnen de vijftien dagen nadat het beroep is ingesteld. § 5. De beslissing wordt meegedeeld binnen een werkdag bij aangetekende brief aan de veroordeelde en aan zijn advocaat en aan het slachtoffer en schriftelijk aan het openbaar ministerie en de directeur van de inrichting waar de veroordeelde zich bevindt. HOOFDSTUK 3. - Bepaling van de uitvoeringsmodaliteiten van de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij en van de bijhorende voorwaarden Afdeling I. - De uitvoeringsmodaliteiten van de beveiligingsmaatregel

ter bescherming van de maatschappij

Art. 16.Aan de veroordeelde tot een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij kunnen de in de artikelen 19, tweede lid, 20, 21, 23, 24, 25, en 28 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering bepaalde uitvoeringsmodaliteiten worden toegekend onder de in artikel 22, 26, respectievelijk 28 van dezelfde wet bedoelde voorwaarden, mits de gevaarsnotie voldoende is verminderd.

De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan bovendien slechts in het kader van het verder beheer van de beveiligingsmaatregel, beslissen tot een overplaatsing overeenkomstig artikel 19, tweede lid, van dezelfde wet, naar een inrichting bedoeld in artikel 3, 3°, c), of tot het toekennen van een uitvoeringsmodaliteit als bedoeld in artikel 25 van dezelfde wet indien deze een residentieel zorgtraject omvat dat wordt uitgevoerd in een inrichting bedoeld in artikel 3, 3°, c), indien uit een aanvullend forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek overeenkomstig artikel 21, tweede lid, blijkt dat er tegelijk is voldaan aan twee voorwaarden: er is alsnog een voldoende effectieve behandeling met het oog op een re-integratie in de samenleving mogelijk en de gevaarsnotie is voldoende verminderd. Afdeling II. - Verder beheer van de beveiligingsmaatregel ter

bescherming van de maatschappij

Art. 17.§ 1. De directeur of de verantwoordelijke voor de zorg, naargelang van de inrichting waar de veroordeelde verblijft, bezorgt op het tijdstip bepaald door de kamer voor de bescherming van de maatschappij een advies aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank, na de veroordeelde gehoord te hebben. § 2. Het advies van de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg omvat een geactualiseerd multidisciplinair psychosociaal-psychiatrisch verslag en een met redenen omkleed voorstel tot toekenning of afwijzing van de overplaatsing, en de in de artikelen 20, 21, 23 tot 25 en 28 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering bepaalde modaliteiten en, in voorkomend geval, de bijzondere voorwaarden die hij nodig acht op te leggen aan de veroordeelde. Indien dit nodig is voor het opstellen van zijn advies omtrent de toekenning van uitvoeringsmodaliteiten bedoeld in de artikelen 20, § 2, 1° en 3°, 21 en 23 tot 25 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering, kan de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg de bevoegde dienst van de gemeenschappen de opdracht geven een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren, met het oog op het verkrijgen van noodzakelijke informatie over het onthaalmilieu waarin de uitvoeringsmodaliteit zal worden uitgevoerd. Hij brengt deze opdracht via het snelste, schriftelijk communicatiemiddel ter kennis van de bevoegde dienst van de gemeenschappen vergezeld van het dossier, voor zover deze dienst daar nog niet over beschikt, dat minstens de volgende documenten omvat: het afschrift van de vonnissen en arresten, de verslagen van het deskundigenonderzoek, het afschrift van de opsluitingsfiche en het uittreksel uit het strafregister.

Indien de betrokkene veroordeeld is voor de in de artikelen 417/5 tot 417/41, 417/43 tot 417/47, 417/50, 417/52, 417/54 en 417/55 van het Strafwetboek bedoelde feiten, omvat het advies van de directeur of de verantwoordelijke van de zorg eveneens het met redenen omkleed advies dat een beoordeling van de noodzaak om een begeleiding of behandeling op te leggen omvat en dat opgesteld is door een dienst of persoon die gespecialiseerd is in de diagnostische expertise van seksuele delinquenten. § 3. Een afschrift van het advies van de directeur of van de verantwoordelijke voor de zorg wordt overgezonden aan het openbaar ministerie, aan de veroordeelde en aan zijn advocaat.

Art. 18.De griffie van de strafuitvoeringsrechtbank vult het dossier aan met: 1° in voorkomend geval, een recent afschrift van de opsluitingsfiche;2° een recent uittreksel uit het strafregister;3° het advies van de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg;4° desgevallend een recent verslag van de bevoegde dienst van de gemeenschappen;5° desgevallend de slachtofferverklaring(en) en de nieuwe slachtofferfiche(s).

Art. 19.Binnen een maand na de ontvangst van het advies van de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg, stelt het openbaar ministerie een met redenen omkleed advies op, zendt dit over aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank en deelt het in afschrift mee aan de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg. De griffie van de strafuitvoeringsrechtbank deelt een afschrift van het advies van het openbaar ministerie mee aan de veroordeelde en aan zijn advocaat.

Art. 20.De zaak wordt behandeld op de eerste nuttige zitting van de kamer voor de bescherming van de maatschappij na de ontvangst van het advies van het openbaar ministerie. Deze zitting moet plaatsvinden uiterlijk twee maanden na de ontvangst van het advies van de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg.

Indien geen advies van het openbaar ministerie wordt toegezonden binnen een maand na de ontvangst van het advies van de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg, dient het openbaar ministerie zijn advies schriftelijk uit te brengen vóór de zitting of het schriftelijke advies neer te leggen ter zitting.

Art. 21.De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan de bevoegde dienst van de gemeenschappen de opdracht geven een beknopt voorlichtingsverslag op te stellen of een maatschappelijke enquête uit te voeren. De griffie maakt het dossier over aan deze dienst voor zover deze daar nog niet over beschikt. Dit dossier omvat minstens het afschrift van de vonnissen en arresten, de uiteenzetting van de feiten waarvoor de betrokkene werd veroordeeld, de verslagen van het deskundigenonderzoek, het uittreksel uit het strafregister, het afschrift van de opsluitingsfiche, in voorkomend geval het advies van de directeur of de verantwoordelijke voor de zorg en de eventueel reeds eerder genomen beslissingen door de kamer voor de bescherming van de maatschappij.

De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan eveneens bij gemotiveerde beschikking een aanvullend forensisch psychiatrisch onderzoek bevelen dat voldoet aan de vereisten van de artikelen 5, 7 en 8.

Art. 22.De procedure verloopt verder overeenkomstig de artikelen 29, §§ 4 en 5, 30 tot 45 en desgevallend 46 van de wet van 5 mei betreffende de internering.

Art. 23.De procedures bedoeld in de artikelen 53 en 54 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering zijn van toepassing. Afdeling III. - Bijzondere procedure inzake de overplaatsing

Art. 24.In dringende gevallen en om redenen van veiligheid kan de minister van Justitie of zijn gemachtigde de voorlopige overplaatsing van een veroordeelde verblijvende in een inrichting als bedoeld in artikel 3, 3°, a), naar een andere inrichting als bedoeld in artikel 3, 3°, a), bevelen.

Deze beslissing wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de kamer voor de bescherming van de maatschappij die op de eerstvolgende nuttige zitting een definitieve beslissing neemt overeenkomstig de artikelen 29, §§ 3, 4, 5, evenals 30, 31, 33, 34, 44 en 45 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering. Afdeling IV. - Opvolging en controle, herroeping, schorsing en

herziening en definitieve invrijheidsstelling

Art. 25.De hoofdstukken III, IV en V, van titel IV van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering zijn van toepassing, met uitzondering van artikel 65, § 2, van deze wet. Afdeling V. - De definitieve opheffing van de beveiligingsmaatregel

ter bescherming van de maatschappij

Art. 26.De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan in het kader van lopende procedures ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de veroordeelde, de definitieve opheffing bevelen indien de veroordeelde niet langer lijdt aan een ernstige psychiatrische aandoening zodat redelijkerwijze niet te vrezen valt dat hij een nieuwe misdaad of wanbedrijf pleegt die de fysieke of psychische integriteit van derden ernstig aantast of bedreigt.

TITEL V. - Het cassatieberoep

Art. 27.Er staat cassatieberoep open voor het openbaar ministerie en de veroordeelde tegen de volgende beslissingen van de kamer voor de bescherming van de maatschappij: - de beslissing tot uitvoering van de beveiligingsmaatregel van de maatschappij overeenkomstig artikel 15; - de beslissingen met betrekking tot de toekenning, de afwijzing of de herroeping van de beperkte detentie, het elektronisch toezicht, de vrijstelling op proef en de vervroegde invrijheidstelling met het oog op de verwijdering van het grondgebied of met het oog op de overlevering; - de beslissingen tot herziening; - de beslissing tot definitieve invrijheidsstelling; - de beslissing tot definitieve opheffing van de beveiligingsmaatregel.

Art. 28.§ 1. Het openbaar ministerie en de advocaat van de veroordeelde stellen het cassatieberoep in binnen een termijn van vijf dagen, te rekenen van de uitspraak van het vonnis.

De cassatiemiddelen worden voorgesteld in een memorie die op de griffie van het Hof van Cassatie moet toekomen ten laatste op de vijfde dag na de datum van het cassatieberoep.

De beroepen worden ingediend bij een verklaring ter griffie van de strafuitvoeringsrechtbank. § 2. Het dossier wordt door de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank toegezonden aan de griffie van het Hof van Cassatie binnen achtenveertig uur, te rekenen van het instellen van het cassatieberoep. § 3. Het cassatieberoep tegen een beslissing tot toekenning van een modaliteit heeft schorsende kracht.

Het Hof van Cassatie doet uitspraak binnen dertig dagen, te rekenen van het instellen van het cassatieberoep, terwijl de tenuitvoerlegging van de beslissing inmiddels geschorst blijft.

Art. 29.Na een cassatiearrest met verwijzing doet een anders samengestelde kamer voor de bescherming van de maatschappij uitspraak binnen veertien dagen, te rekenen van de uitspraak van dit arrest, terwijl de tenuitvoerlegging van de beslissing inmiddels geschorst blijft.

TITEL VI. - Diverse bepalingen, wijzigings-, en overgangsbepalingen HOOFDSTUK 1. - Diverse bepalingen

Art. 30.De kamer voor de bescherming van de maatschappij houdt zich op de hoogte van de toestand van de veroordeelde en kan zich met het oog daarop naar de plaats begeven waar de beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij ten uitvoer is gelegd of deze taak aan een of meer van haar leden opdragen.

Art. 31.De bepalingen betreffende de vervolgingen in correctionele en criminele zaken zijn van toepassing op de bij deze wet voorgeschreven procedures, behoudens de afwijkingen die zij bepaalt.

Art. 32.De in artikel 3, 3°, c), bedoelde inrichtingen ontvangen, in geval van plaatsing van persoon die een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij ondergaat, voor de administratieve activiteiten verricht in het kader van deze wet, een vergoeding ten laste van de begroting van de Federale Staat. De Koning bepaalt het bedrag van de vergoeding en de uitvoeringsregels.

De Koning stelt de aard en de voorwaarden van tenlasteneming door de Federale Overheidsdienst Justitie vast van de kosten verbonden aan een plaatsing in een in artikel 3, 3°, c), bedoelde inrichting. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijziging van het Strafwetboek

Art. 33.In artikel 34ter, 3°, van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/04/2007 pub. 13/07/2007 numac 2007009525 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank type wet prom. 26/04/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007009538 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende bepalingen inzake de woninghuur sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 maart 2022, worden de woorden "417/16, tweede lid, vijfde streepje, 417/17, tweede lid, vijfde streepje en 417/18, tweede lid, vijfde streepje" ingevoegd tussen de woorden "417/2, derde lid, 2°, " en de woorden "en 428, § 5". Afdeling 2. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering

Art. 34.In artikel 590 van het Wetboek van strafvordering, opnieuw opgenomen bij de wet van 8 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1997 pub. 24/08/2001 numac 2001009578 bron ministerie van justitie Wet betreffende het Centraal Strafregister type wet prom. 08/08/1997 pub. 04/06/1998 numac 1998015038 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, opgemaakt te Straatsburg op 8 november 1990 sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 18 maart 2018, wordt de bepaling onder 4° aangevuld met de woorden "evenals beslissingen tot een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij, de beslissingen tot vrijheidsbeneming die overeenkomstig artikel 13 van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van een beveiligingsmaatregel van de maatschappij zijn genomen en de beslissingen tot toekenning of herroeping van de invrijheidstelling op proef of vervroegde invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied of met het oog op overlevering en tot definitieve invrijheidstelling die overeenkomstig deze wet zijn genomen". Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten

op het gebruik der talen in gerechtszaken

Art. 35.In artikel 23bis, vierde lid, van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op het gebruik der talen in gerechtszaken, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2006 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten, worden de woorden "of door artikel 3, 8° van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij" ingevoegd tussen de woorden "betreffende de internering" en de woorden ", dat in persoon". Afdeling 4. - Wijzigingen van de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten inzake de

overbrenging tussen Staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen

Art. 36.In artikel 8 van de wet van 23 mei 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 23/05/1990 pub. 01/10/2009 numac 2009000650 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet inzake de overbrenging tussen staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten inzake de overbrenging tussen Staten van veroordeelde personen, de overname en de overdracht van het toezicht op voorwaardelijk veroordeelde of voorwaardelijk in vrijheid gestelde personen, en de overname en de overdracht van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten, die gewijzigd is bij de wet van 4 mei 2016, wordt het tweede lid aangevuld met de woorden "en hoofdstuk II van titel III van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij".

Art. 37.In artikel 9 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten, die gewijzigd is bij de wet van 4 mei 2016, worden de woorden "hoofdstuk II van titel III van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering" ingevoegd tussen de woorden "en hoofdstuk II van titel III van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij" en de woorden ", maakt de procureur des Konings". Afdeling 5. - Wijziging van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het

politieambt

Art. 38.In artikel 19 van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten betreffende het politieambt, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de eerste zin van het eerste lid wordt aangevuld met de woorden "evenals op de veroordeelden tot een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij aan dewelke een uitvoeringsmodaliteit overeenkomstig de wet van 29 februari 2024 tot invoering van een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij werd toegekend";2° in het tweede lid worden de woorden "en veroordeelden tot een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij" ingevoegd tussen de woorden "ontvluchte geïnterneerden" en de woorden ", verwittigen onmiddellijk". Afdeling 6. - Wijziging van de wet van 8 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/2006 pub. 09/06/2006 numac 2006009449 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens sluiten houdende regeling

van economische en individuele activiteiten met wapens

Art. 39.In artikel 5, § 4, van de wet van 8 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/2006 pub. 09/06/2006 numac 2006009449 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens sluiten houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 7 januari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 1° worden de woorden ", ten aanzien van wie een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij in uitvoering is," ingevoegd tussen de woorden "betreffende de internering" en de woorden "of die het voorwerp";2° in de bepaling onder 4°, b), worden de woorden ", een beveiligingsmaatregel ter bescherming van de maatschappij" ingevoegd tussen de woorden "de internering" en de woorden "of met een beslissing". HOOFDSTUK 4. - Overgangsbepaling

Art. 40.Na de inwerkingtreding van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van boek I van het Strafwetboek en tot de inwerkingtreding van de verlengde opvolging moeten de verwijzingen in deze wet naar "de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank" worden gelezen als "de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank zoals geregeld door artikel 37 van de wet van 29 februari 2024 tot invoering van boek I van het Strafwetboek".

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 29 februari 2024.

FILIP Van Koningswege : De minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 55-3375 (2022-2023) Integraal verslag: 21 en 22 februari 2024

^