gepubliceerd op 02 augustus 2019
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 juni 2002 betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht
16 JULI 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 29/06/2002 numac 2002009610 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht sluiten betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Artikel 1, 8° is de wettelijke basis die het dragen en het voorhanden hebben van wapens door de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat toestaat. Deze wijziging heeft tot doel de verwijzing naar alleen de leden van de buitendiensten te vervangen door een verwijzing naar de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat, alsook de ambtenaren van de binnendiensten van de inlichtingen- en veiligheidsdienst behorende tot het interventieteam of die de functie van technisch veiligheidsbeambte uitoefenen. Deze wijziging is immers onmiddellijk noodzakelijk opdat specifieke functies die momenteel worden uitgeoefend door de binnendiensten een wettelijke grondslag zouden hebben voor het voorhanden hebben of het dragen van een wapen. De agent, die de functie van technisch veiligheidsbeambte uitoefent, staat in voor de bewaking van het gebouw van de Veiligheid van de Staat en van de personen die zich hier bevinden. Deze agent moet, op zijn minst, een wapenstok of pepperspray kunnen dragen om zich te verdedigen in geval van een incident. Sinds de inwerkingtreding van de
wet van 30 maart 2017Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
30/03/2017
pub.
28/04/2017
numac
2017011752
bron
federale overheidsdienst justitie
Wet tot wijziging van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst en van artikel 259bis van het Strafwetboek
sluiten `tot wijziging van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst en van artikel 259bis van het Strafwetboek' (BIM-actualisatiewet) bestaat daarenboven binnen de Veiligheid van de Staat een interventieteam specifiek belast met de bescherming van het personeel, de infrastructuur en de goederen van de burgerlijke inlichtingen- en veiligheidsdienst. De wetgever heeft hierbij geopteerd om de hoedanigheid van lid van het interventieteam open te stellen voor zowel ambtenaren van de buitendiensten als voor ambtenaren met het personeelsstatuut van het Algemeen Rijkspersoneel (de zogenaamde binnendiensten). Opdat betrokkenen de door de wetgever aan de leden van het interventieteam toegekende bevoegdheden van bestuurlijke politie (bv. het gebruik van vuurwapens) optimaal en reglementair zouden kunnen uitoefenen, dienen in voorliggend besluit de nodige wijzigingen plaats te vinden.
Artikel 1, 13°, krijgt vervolgens ook een actualisering, onder meer gelet op de wet van 19 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2018 pub. 21/08/2018 numac 2018031653 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen die betrekking hebben op de politiediensten en betreffende de Romeinse instellingen sluiten tot wijziging van diverse bepalingen die betrekking hebben op de politiediensten en betreffende de Romeinse instellingen, waarbij er in onze nationale wetgeving voorzien wordt in een mogelijkheid voor buitenlandse speciale interventie-eenheden om gebruik te maken van bewapening op het Belgische grondgebied naar aanleiding van bijzondere omstandigheden. Aangezien de huidige tekst enkel verwijst naar internationale wetgeving en slechts naar bepaalde buitenlandse Staten, dringt een toevoeging van nationale wetgeving, evenals een verduidelijking van verschillende vragen die zich stelden inzake bewapening, zich op.
Artikel 2 is erop gericht een - schijnbare - lacune recht te zetten die vatbaar is voor interpretatie: terwijl bijna alle andere in artikel 1 opgenomen openbare overheden een uitdrukkelijke ministeriële machtiging hebben om de regelgeving te bepalen inzake de verwerving, het voorhanden hebben, het bewaren, het dragen, het gebruik en de overdracht van wapens en munitie, wordt de Veiligheid van de Staat niet vermeld.
Door een uitdrukkelijke machtiging te voorzien voor de minister van Justitie inzake de bewapening van de Veiligheid van de Staat (8° van het artikel 1) kan de kwestie voor eens en altijd geregeld worden.
Ook voor de leden van politiediensten van een andere Staat die overeenkomstig de bepalingen van artikel 1, 13°, optreden op ons grondgebied wordt een concrete minister aangeduid die bevoegd zal zijn voor het uitvaardigen van richtlijnen. Aangezien voor de nationale politiediensten de minister van Binnenlandse Zaken bevoegd is, wordt ervoor gekozen deze minister ook bevoegd te maken voor de politiediensten van andere Staten. Hierdoor wordt een zekere uniformiteit en een duidelijk overzicht verzekerd.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, P. DE CREM De Minister van Justitie, K. GEENS
ADVIES 66.065/4 VAN 22 MEI 2019 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 26 JUNI 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 29/06/2002 numac 2002009610 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht sluiten BETREFFENDE HET VOORHANDEN HEBBEN EN HET DRAGEN VAN WAPENS DOOR DE DIENSTEN VAN HET OPENBAAR GEZAG OF VAN DE OPENBARE MACHT' Op 26 april 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 29/06/2002 numac 2002009610 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht sluiten betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht'.
Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 22 mei 2019. De kamer was samengesteld uit Martine BAGUET, kamervoorzitter, Bernard BLERO en Wanda VOGEL, staatsraden, Christian BEHRENDT en Marianne DONY, assessoren, en Charles-Henri VAN HOVE, toegevoegd griffier.
Het verslag is uitgebracht door Roger WIMMER, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine BAGUET. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 22 mei 2019.
Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat nagegaan wordt of het ontwerp onder die beperkte bevoegdheid valt, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van alle feitelijke gegevens die de regering in aanmerking kan nemen als zij moet beoordelen of het nodig is een verordening vast te stellen of te wijzigen.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen. 1. Het besluit 2008/617/JBZ van 23 juni 2008 van de Raad `ter verbetering van de samenwerking in crisissituaties tussen de speciale interventie-eenheden van de lidstaten van de Europese Unie' levert geen enkele rechtsgrond op voor het ontworpen besluit. Het eerste lid van de aanhef moet bijgevolg weggelaten worden. 2. Zoals uit de nota aan de Ministerraad blijkt, is het ontworpen besluit vrijgesteld van de impactanalyse, "omdat het autoregulering door de federale overheid betreft". De aanhef moet dan ook aldus aangevuld worden dat van die vrijstelling overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021141 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Koninklijk besluit houdende uitvoering van titel 2, hoofdstuk 2 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten `houdende uitvoering van titel 2, hoofdstuk 2 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging' melding gemaakt wordt in een overweging die als volgt luidt: "Overwegende dat dit besluit vrijgesteld is van de regelgevingsimpactanalyse, op grond van artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;". 3. In de inleidende zin van artikel 1 van het ontwerp dienen de woorden "en 23 mei 2016" vervangen te worden door de woorden "en 23 mei 2016, welk laatstgenoemd koninklijk besluit gedeeltelijk ingetrokken is bij het koninklijk besluit van 6 maart 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/03/2017 pub. 09/03/2017 numac 2017011052 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 mei 2016 tot regeling van de overplaatsing van de beschermingsassistenten van de Veiligheid van de Staat naar de federale politie sluiten". De griffier, De voorzitter, Ch.-H. VAN HOVE M. BAGUET
16 JULI 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 29/06/2002 numac 2002009610 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht sluiten betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/2006 pub. 09/06/2006 numac 2006009449 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens sluiten houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, artikel 27, § 1, derde lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 29/06/2002 numac 2002009610 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht sluiten betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën voor de Federale Politie, gegeven op 4 juli 2017;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën voor Justitie, gegeven op 21 maart 2018;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, dd. 13 maart 2019;
Gelet op advies 66.065/4 van de Raad van State, gegeven op 22 mei 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat dit besluit vrijgesteld is van de regelgevingsimpactanalyse, op grond van artikel 8, § 1, 4°, van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 29/06/2002 numac 2002009610 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht sluiten betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 juli 2003, 1 september 2004, 10 juni 2006, 20 juli 2006, 29 december 2006, 3 juni 2007, 10 mei 2010 en 23 mei 2016, welk laatstgenoemd koninklijk besluit gedeeltelijk ingetrokken is bij het koninklijk besluit van 6 maart 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/03/2017 pub. 09/03/2017 numac 2017011052 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 mei 2016 tot regeling van de overplaatsing van de beschermingsassistenten van de Veiligheid van de Staat naar de federale politie sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 8° worden de woorden "de buitendiensten van het Bestuur Veiligheid van de Staat" vervangen door de woorden "de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat, alsook de ambtenaren van de binnendiensten van de inlichtingen- en veiligheidsdienst behorende tot het interventieteam of die de functie van technisch veiligheidsbeambte uitoefenen"; 2° de bepaling onder 13° wordt vervangen als volgt: "13° de politiediensten van een andere Staat die optreden op het Belgische grondgebied overeenkomstig een uitdrukkelijke Belgische wettelijke bepaling of een internationaal rechtsinstrument dat België en de betrokken Staat bindt, waarin bepaald wordt dat deze diensten wapens mogen dragen tijdens de uitvoering van hun respectieve wettelijke opdrachten in België;".
Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "Voor wat betreft de diensten bedoeld onder 1° tot en met 12° en onder 14° van artikel 1, is dit artikel 1 uitsluitend van toepassing indien de bevoegde overheid vooraf de wapens en de munitie heeft bepaald die behoren tot de reglementaire uitrusting, alsook de bepalingen heeft vastgelegd betreffende het verwerven, het voorhanden hebben, het bewaren, het dragen, het gebruiken en het vervreemden van die wapens en munitie."; 2° in het vijfde lid wordt het woord "8°, " ingevoegd tussen de woorden "Voor de diensten bedoeld onder" en het woord "9° "; 3° het zevende lid wordt vervangen als volgt: "Voor wat betreft de politiediensten bedoeld onder 13° van artikel 1, bepaalt de Minister van Binnenlandse Zaken vooraf de wapens en munitie van de reglementaire uitrusting die vervoerd en gedragen mogen worden tijdens opdrachten in België.".
Art. 3.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 16 juli 2019.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, P. DE CREM De Minister van Justitie, K. GEENS