Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 16 juni 2022
gepubliceerd op 19 oktober 2022

Ministerieel besluit tot bepaling van de voorgeschreven uitrusting van de agenten van de Veiligheid van de Staat en tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende het voorhanden hebben, het dragen en het bewaren van de bewapening

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2022032609
pub.
19/10/2022
prom.
16/06/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 JUNI 2022. - Ministerieel besluit tot bepaling van de voorgeschreven uitrusting van de agenten van de Veiligheid van de Staat en tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende het voorhanden hebben, het dragen en het bewaren van de bewapening


Raad van State afdeling wetgeving Advies 71.217/2 van 13 april 2022 over een ontwerp van ministerieel besluit `tot vervanging van het ministerieel besluit van 6 mei 2003Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003027539 bron ministerie van het waalse gewest Ministerieel besluit tot bepaling van de meetcode op grond waarvan de energiehoeveelheid gemeten wordt type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 16/06/2003 numac 2003003284 bron federale overheidsdienst financien Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheden aan de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën sluiten tot bepaling van de voorgeschreven uitrusting van de agenten van de Veiligheid van de Staat en tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende het voorhanden hebben, het dragen en het bewaren van de bewapening' Op 18 maart 2022 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-eersteminister en Minister van Justitie en Noordzee verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van ministerieel besluit `tot vervanging van het ministerieel besluit van 6 mei 2003Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003027539 bron ministerie van het waalse gewest Ministerieel besluit tot bepaling van de meetcode op grond waarvan de energiehoeveelheid gemeten wordt type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 16/06/2003 numac 2003003284 bron federale overheidsdienst financien Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheden aan de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën sluiten tot bepaling van de voorgeschreven uitrusting van de agenten van de Veiligheid van de Staat en tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende het voorhanden hebben, het dragen en het bewaren van de bewapening'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 13 april 2022 . De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Patrick Ronvaux en Christine Horevoets, staatsraden, Sébastien Van Drooghenbroeck, assessor, en Esther Conti, toegevoegd griffier.

Het verslag is uitgebracht door Véronique Schmitz, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 13 april 2022.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ALGEMENE OPMERKING Zoals uit het opschrift en uit artikel 36 van het ontwerp blijkt, strekt het ontwerp tot vervanging van het ministerieel besluit van 6 mei 2003Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003027539 bron ministerie van het waalse gewest Ministerieel besluit tot bepaling van de meetcode op grond waarvan de energiehoeveelheid gemeten wordt type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 16/06/2003 numac 2003003284 bron federale overheidsdienst financien Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheden aan de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën sluiten `tot bepaling van de voorgeschreven uitrusting van de agenten van de Veiligheid van de Staat en tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende het voorhanden hebben, het dragen en het bewaren van de bewapening'.

Uit de door de gemachtigde ambtenaar verstrekte informatie blijkt dat het ministerieel besluit van 6 mei 2003Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003027539 bron ministerie van het waalse gewest Ministerieel besluit tot bepaling van de meetcode op grond waarvan de energiehoeveelheid gemeten wordt type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 16/06/2003 numac 2003003284 bron federale overheidsdienst financien Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheden aan de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën sluiten niet in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt is, maar dat het is vastgesteld en tot op heden toegepast.

In het kader van de onderzoeksdaden gesteld door de auditeur-rapporteur heeft de gemachtigde ambtenaar een versie van dat ministerieel besluit overgezonden.

Op 18 september 2006 heeft de afdeling Wetgeving advies 41.229/2 uitgebracht over een ontwerp van ministerieel besluit `tot bepaling van de wapens en de munitie die behoren tot de voorgeschreven uitrusting van de agenten van de Buitendiensten van de Veiligheid van de Staat en tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende het voorhanden hebben, het bewaren en het dragen van die wapens';(1) artikel 17 van dat ontwerp voorzag in de opheffing van het ministerieel besluit van 6 mei 2003Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003027539 bron ministerie van het waalse gewest Ministerieel besluit tot bepaling van de meetcode op grond waarvan de energiehoeveelheid gemeten wordt type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 16/06/2003 numac 2003003284 bron federale overheidsdienst financien Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheden aan de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën sluiten.

De gemachtigde ambtenaar heeft evenwel aangegeven dat dit ontwerp van ministerieel besluit nooit is vastgesteld en dus niet is toegepast.

Wat het voorliggende ontwerp van ministerieel besluit betreft, kan worden gewezen op hetgeen de afdeling Wetgeving in het verleden al heeft opgemerkt: "Pro memorie zij erop gewezen dat de koninklijke en ministeriële besluiten die belang hebben voor de meerderheid van de burgers integraal in het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt. Zij zijn verbindend in het gehele Rijk de tiende dag na die van hun bekendmaking, tenzij ze een andere termijn bepalen. Anders dan voor de wetten, waarvoor geen termijn van bekendmaking is voorgeschreven, geldt voor die besluiten krachtens artikel 56 van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken dat ze binnen één maand van hun dagtekening worden bekendgemaakt. Die termijn is een niet-dwingende termijn. De overschrijding van die termijn levert geen grond op tot nietigverklaring van het besluit en de omstandigheid dat een besluit niet is bekendgemaakt, brengt de geldigheid ervan niet in het gedrang. Ze kan er ten hoogste toe leiden dat het besluit niet kan worden tegengeworpen.

In verband met de handelingen die geen belang hebben voor de meerderheid van de burgers bepaalt artikel 56 van de voormelde gecoördineerde wetten dat ze bij uittreksel bekendgemaakt mogen worden of het voorwerp mogen zijn van een gewone vermelding in het Belgisch Staatsblad. Wanneer de bekendmaking ervan geen enkel openbaar nut heeft, mag daarvan worden afgezien.

Van een koninklijk besluit kan ook kennis worden gegeven aan de belanghebbenden. In dat geval wordt het besluit verbindend zodra daarvan kennis is gegeven of vanaf de" bekendmaking, als deze voorafgaat. (...)."(2) In casu heeft het ontwerpbesluit belang voor alle burgers in het algemeen, aangezien de toepassing ervan niet beperkt is tot een bepaald of bepaalbaar aantal burgers, en aangezien de vraag wie wapens mag dragen en op welke algemene voorwaarden, niet alleen belang heeft voor de drager van het wapen, maar eveneens, tot op zekere hoogte, voor alle burgers in het algemeen.(3) De steller van het ontwerp moet erop toezien dat het ontworpen ministerieel besluit wordt bekendgemaakt.

RECHTSGRONDEN Het eerste tot het vierde lid van de aanhef strekken er kennelijk toe de rechtsgronden van het ontwerp te vermelden.

Ze geven aanleiding tot de volgende opmerkingen: 1° In het eerste lid, betreffende de wet van 30 november 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/11/1998 pub. 18/12/1998 numac 1998007272 bron ministerie van landsverdediging Wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst sluiten `houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten', moet enkel melding gemaakt worden van artikel 34, zoals gewijzigd bij de wet van 30 maart 2017.2° In het tweede lid wordt verwezen naar de wet van 8 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/2006 pub. 09/06/2006 numac 2006009449 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens sluiten `houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens' (die volgens artikel 46 van die wet de "Wapenwet" wordt genoemd). Er dient te worden verwezen naar artikel 27, § 1, derde lid, van die wet, dat de rechtsgrond vormt van artikel 2, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 26 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 29/06/2002 numac 2002009610 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 05/09/2002 numac 2002000500 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 16 januari 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten `betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht', waarbij de minister wordt gemachtigd om het ontwerp vast te stellen. Er moet ook melding worden gemaakt van artikel 48 van de wet van 8 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/2006 pub. 09/06/2006 numac 2006009449 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens sluiten, zoals dat het geval is in het tweede lid van de aanhef. 3° In het huidige vierde lid van de aanhef moet meer bepaald worden verwezen naar artikel 2, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 26 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 29/06/2002 numac 2002009610 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 05/09/2002 numac 2002000500 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 16 januari 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juli 2019.4° Aangezien de Codex over het welzijn op het werk geen rechtsgrond verleent aan het ontwerp, moet het derde lid van de aanhef worden weggelaten. Daar die Codex deel uitmaakt van het juridische kader van het ontwerp - zo bijvoorbeeld vormen de artikelen I.4-25, I.4-26 en I.4-29 van de Codex het juridische kader van artikel 16, tweede lid, van het ontwerp - staat het de steller van het ontwerp vrij om van het derde lid van de aanhef een overweging te maken, die dan na de aanhefverwijzingen moet staan.

BIJZONDERE OPMERKINGEN OPSCHRIFT In het opschrift moeten de woorden "tot vervanging van het ministerieel besluit van 6 mei 2003Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003027539 bron ministerie van het waalse gewest Ministerieel besluit tot bepaling van de meetcode op grond waarvan de energiehoeveelheid gemeten wordt type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 16/06/2003 numac 2003003284 bron federale overheidsdienst financien Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheden aan de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën sluiten" worden geschrapt.

AANHEF 1. In het zevende lid moet de correcte datum van de akkoordbevinding van de staatssecretaris voor Begroting worden vermeld, namelijk 13 oktober 2021.2. Het negende en het tiende lid hebben betrekking op de protocollen van de onderhandelingen met de vakbonden. Als bijlage bij de adviesaanvraag zijn enkel de ondertekeningen van de protocollen meegestuurd, maar niet de opmerkingen die tijdens die onderhandelingen zijn gemaakt, zodat de afdeling Wetgeving daar geen kennis van heeft kunnen nemen.

De steller van het ontwerp moet zich ervan vergewissen dat die vormvereisten naar behoren vervuld zijn. 3. In het elfde lid van de aanhef dient melding te worden gemaakt van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, aangezien is verzocht om een advies binnen een termijn van dertig dagen. DISPOSITIEF Artikel 1 1. In punt 4° wordt het begrip "munitie" gedefinieerd als "alle soorten munitie bedoeld in dit besluit". Aangezien de definitie uitgerekend de te definiëren term bevat en er geen ander element aan toevoegt, is punt 4° overbodig en moet het dan ook worden weggelaten. 2. In punt 7°, dat de definitie van "bewaarplaats van wapens en munitie" bevat, wordt verwezen naar de in de milieuvergunning gestelde voorwaarden zoals die in de ordonnantie van 5 juni 1997 `betreffende de milieuvergunningen' worden bepaald, hetgeen enkel geldt voor dat type bewaarplaats dat op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen is. De steller van de tekst moet nagaan of de definitie niet moet worden uitgebreid tot soortgelijke wetgevingen die in het Vlaams en het Waals Gewest gelden voor de toepassing van de artikelen 27 en 28 van het ontwerp. 3. In punt 9° wordt de "directeur van de operaties" gedefinieerd als "de agent van de Veiligheid van de Staat zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 13 december 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/12/2006 pub. 19/12/2006 numac 2006010024 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit lhoudende het statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat sluiten houdende het statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat of zijn vervanger".(4) Het zou beter zijn te verwijzen naar de definitie van "Directeur Operaties van de Veiligheid van de Staat", vervat in artikel 3, 18°, van de wet van 30 november 1988 (in casu "de organieke wet" volgens artikel 1, 1°, van het ontwerp) en daaraan de door de steller van de tekst gewenste precisering "of zijn vervanger" toe te voegen. 4. In artikel 31, § 3, wordt het begrip "werkdag" gebruikt, dat noch in de wapen wet van 8 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/2006 pub. 09/06/2006 numac 2006009449 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens sluiten, noch in het voorliggende ontwerp wordt gedefinieerd. Volgens een vaste rechtspraak dekt die uitdrukking, behoudens andersluidende bepaling, niet de zondagen en wettelijke feestdagen, maar zijn de zaterdagen daarentegen wel werkdagen.(5) Mocht het de bedoeling van de steller van het voorontwerp zijn om voor de toepassing van het besluit de zaterdagen niet als werkdagen te beschouwen, zou in artikel 1 of in artikel 31, § 3, aanvullend moeten worden bepaald dat het begrip "werkdagen" verwijst naar alle dagen die geen zaterdag, zondag of wettelijke feestdag zijn.

Artikel 6 Het verdient aanbeveling te verduidelijken wie, binnen Veiligheid van de Staat, ermee belast is de essentiële kenmerken van de vuurwapens bedoeld in artikel 3 aan het centraal wapenregister mee te delen.

Gelet op inzonderheid de artikelen 2, eerste lid, en 5 van het ontwerp gaat het wellicht om de administrateur-generaal.

Artikelen 7 tot 9 en 17 In de artikelen 7 tot 9 moet aanvullend worden gepreciseerd wat men dient te verstaan onder het begrip "basisopleiding", in voorkomend geval door te verwijzen naar de relevante wettelijke of verordenende bepalingen of door te voorzien in een machtiging daartoe.

Die opmerking geldt a fortiori voor artikel 17, eerste lid, aangezien die bepaling de machtiging die aan een agent kan worden verleend om de bewapening en uitrusting voorhanden te hebben die hem toegekend zijn, inzonderheid afhankelijk stelt van de voorwaarde dat hij "de gepaste opleiding heeft gevolgd".(6) Artikel 12 Het begrip "lid van het interventieteam" wordt gedefinieerd in artikel 1, 12°, van het ontwerp, terwijl het begrip "agent belast met de bewaking en observatie" in het ontwerp niet nader wordt toegelicht.

In het dispositief, en dan bij voorkeur in artikel 1, moet aanvullend worden gepreciseerd onder welke dienst die agent ressorteert, in voorkomend geval door een verwijzing naar de toepasselijke reglementaire basis.

Artikel 13 De woorden "In voorkomend geval" doen vermoeden dat zou kunnen worden afgeweken van de regel voorgeschreven door artikel 13. Die bepaling is evenwel gesteld in de zin van een verplichting, opgelegd aan het lid van het interventieteam, om minstens eenmaal per jaar deel te nemen aan de training voor het gebruik van de bewapening bedoeld in artikel 3, § 2.

De woorden "In voorkomend geval" moeten dan ook worden weggelaten, tenzij het dispositief wordt verduidelijkt overeenkomstig de bedoeling van de steller van het ontwerp.

Artikelen 29 en 30 Punt 1° van artikel 29 moet worden aangevuld met de opgave van de relevante bepalingen in verband met de reglementering over het toezicht op de gezondheid van de werknemers waarnaar de steller van het ontwerp wil verwijzen.

Dezelfde opmerking geldt voor artikel 30, eerste lid.

Artikel 31 1. Gelet op de strekking van paragraaf 1, die betrekking heeft op het gevaar dat het voorhanden hebben of het dragen van bewapening door een agent inhoudt, dient men te voorkomen dat die bepaling kan worden gelezen als zou ze een beoordelingsbevoegdheid verlenen aan de administrateur-generaal, zijn vervanger of de hiertoe aangestelde persoon, aan de directeur van de operaties of zijn vervanger, aan iedere functionele chef of aan iedere monitor, met betrekking tot hun bevoegdheid om ten aanzien van de betrokken agent het voorhanden hebben van zijn bewapening in te trekken. Bijgevolg moeten de woorden "kan (...) intrekken" vervangen worden door de woorden "trekt (...) in". 2. De Franse en de Nederlandse tekst van paragraaf 2, eerste lid, stemmen niet exact overeen wat betreft het feit dat de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk onmiddellijk moet worden ingelicht over de intrekking van de bewapening, en de vraag of de redenen die die intrekking rechtvaardigen, al dan niet moeten worden meegedeeld. 3. Artikel 16, eerste lid, van het ontwerp bepaalt: "De bewapening en uitrusting bedoeld in artikel 3 worden toegekend of ingetrokken aan de agent door de administrateur-generaal, zijn vervanger of de hiertoe aangestelde persoon." Bijgevolg moet artikel 31, § 4, van het ontwerp op dezelfde wijze worden gesteld en moeten de woorden "de administrateur-generaal en/of zijn adjunct" worden vervangen door de woorden "de administrateur-generaal, zijn vervanger of de hiertoe aangestelde persoon."(7) Een vergelijkbare opmerking geldt voor artikel 35, tweede lid, van het ontwerp, waarin men dient te schrijven: "(...) wordt ingelicht door de administrateur-generaal, zijn vervanger of de hiertoe aangestelde persoon".

Artikel 37 Er wordt bepaald dat het besluit in werking treedt op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

De steller van het ontwerp moet kunnen uitleggen waarom hij aldus wil afwijken van de regel die voorschrijft dat een besluit in werking treedt tien dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, zoals bepaald in artikel 6 van de wet van 31 mei 1961 `betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen'.

SLOTOPMERKING De redactie van het ontwerp van ministerieel besluit moet zorgvuldig worden nagekeken. Bij wijze van voorbeeld: 1° in artikel 2, tweede lid, van de Franse tekst schrijve men "(...) les conditions prévues aux chapitres (...)"; 2° in de inleidende zin van artikel 3, § 2, in fine, moet de vermelding "in art.3, § 1" worden vervangen door de vermelding "in paragraaf 1"; 3° aan het einde van de Franse tekst van artikel 14 moet het voegwoord "ou" vóór het woord "soit" worden weggelaten;4° in artikel 26 zijn de woorden "van dit besluit" overbodig;ze moeten dus worden weggelaten.

De griffier, Esther CONTI De voorzitter, Pierre VANDERNOOT _______ Nota's (1) http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/41229. (2) Advies 34.016/2, op 12 augustus 2002 gegeven over een ontwerp dat heeft geleid tot het ministerieel besluit van 29 augustus 2002Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 29/08/2002 pub. 07/09/2002 numac 2002014229 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Ministerieel besluit tot bepaling van de wapens en munitie die behoren tot de voorgeschreven uitrusting van de inspecteurs en adjunct-hoofdinspecteur van de dienst beveiliging van de luchthaveninspectie op de luchthaven Brussel Nationaal sluiten `tot bepaling van de wapens en munitie die behoren tot de voorgeschreven uitrusting van de inspecteurs en adjunct-hoofdinspecteur van de dienst beveiliging van de luchthaveninspectie op de luchthaven Brussel Nationaal' (http://www.raadvst-consetat.be/dbx/adviezen/34016); voornoemd advies 41.229/2. (3) Voornoemde adviezen 34.016/2 en 41.229/2. (4) Zie inzonderheid artikel 115 van het koninklijk besluit van 13 december 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/12/2006 pub. 19/12/2006 numac 2006010024 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit lhoudende het statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat sluiten.(5) Zie bijvoorbeeld RvS 20 mei 2010, nr.204.165, Piret, en 11 februari 2014, nr. 226.375, Libert. (6) Ter vergelijking: artikel 34, tweede lid, tweede zin, machtigt de administrateur-generaal ertoe "de opleidingen die de schietmonitoren moeten volgen, de frequentie van deze opleidingen en de praktische modaliteiten [te bepalen]." (7) Zie eveneens artikel 31, §§ 2 en 3, van het ontwerp. 16 JUNI 2022. - Ministerieel besluit tot bepaling van de voorgeschreven uitrusting van de agenten van de Veiligheid van de Staat en tot vaststelling van bijzondere bepalingen betreffende het voorhanden hebben, het dragen en het bewaren van de bewapening De Minister van Justitie, Gelet op de wet van 30 november 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/11/1998 pub. 18/12/1998 numac 1998007272 bron ministerie van landsverdediging Wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst sluiten tot regeling van de inlichtingen-en veiligheidsdiensten, artikel 34 gewijzigd bij wet van 30 maart 2017 ;

Gelet op de wet van 8 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/06/2006 pub. 09/06/2006 numac 2006009449 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens sluiten houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens ("Wapenwet" genoemd, volgens artikel 46 van deze wet), de artikelen 27, § 1, lid 3 en 48 ;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 29/06/2002 numac 2002009610 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 05/09/2002 numac 2002000500 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 16 januari 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht, artikel 2, lid 5 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juli 2019 ;

Gelet op het ministerieel besluit van 6 mei 2003Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003027539 bron ministerie van het waalse gewest Ministerieel besluit tot bepaling van de meetcode op grond waarvan de energiehoeveelheid gemeten wordt type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 16/06/2003 numac 2003003284 bron federale overheidsdienst financien Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheden aan de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën sluiten tot bepaling van de wapens en munitie die behoren tot de voorgeschreven uitrusting van de agenten van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat en tot vaststelling van bijzondere voorwaarden betreffende het voorhanden hebben, het bewaren en het dragen van die wapens ;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 mei 2021 ;

Gelet op het akkoord van de Staatssecretaris voor begroting, gegeven op 13 oktober 2021 ;

Gelet op het akkoord van de Minister belast met Ambtenarenzaken, gegeven op 10 november 2021 ;

Gelet op het protocol nr. 31 van het Onderhandelingscomité van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat, van 21 januari 2022 ;

Gelet op het protocol nr. 514 van het Sectorcomité III - VSSE Justitie, van 21 januari 2022 ;

Gelet op het advies 71.217/2 van de Raad van State, gegeven op 13 april 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten over de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van voorliggend besluit moet men verstaan onder: 1° "organieke wet": de wet van 30 november 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/11/1998 pub. 18/12/1998 numac 1998007272 bron ministerie van landsverdediging Wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst sluiten houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;2° "agent": de agent van de Veiligheid van de Staat, zoals gedefinieerd in artikel 1, 8° van het koninklijk besluit van 26 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 29/06/2002 numac 2002009610 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 05/09/2002 numac 2002000500 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van het koninklijk besluit van 16 januari 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht ;3° "bewapening": alle soorten wapens bedoeld in voorliggend besluit, met inbegrip van hun munitie en het samengaand materieel;4° "neutraliserend wapen": wapen dat ontworpen is en gebruikt wordt om personen uit te schakelen of af te weren of om materiaal uit te schakelen, terwijl dodelijke ongevallen, blijvende letsels en schade aan eigendom en aan het milieu tot een minimum worden beperkt;5° "uitrusting": geheel aan kleding en materiaal bestemd voor de uitoefening van de opdracht door een agent 6° "bewaarplaats van wapens en munitie": het lokaal waar de wapens en munitie toegestaan krachtens een milieuvergunning, zoals bepaald door de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, bewaard worden;7° "administrateur-generaal": de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of zijn vervanger;8° "directeur van de operaties": de agent van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat zoals bedoeld in artikel 3, 18° van de organieke wet of zijn vervanger;9° "functionele chef": het lid van de Veiligheid van de Staat, ongeacht zijn of haar rechtstoestand, die onder de verantwoordelijkheid van een hiërarchische meerdere rechtstreeks gezag uitoefent over een agent bij de dagelijkse uitvoering van diens taken;10° "interventieteam": team opgericht in uitvoering van artikel 22 van de organieke wet met als functie het beschermen van het personeel, de infrastructuren en de goederen van de Veiligheid van de Staat en dat samengesteld is uit agenten van deze dienst;11° "lid van het interventieteam": de agent die lid is van het interventieteam zoals gedefinieerd in artikel 3, 3°, a), van de organieke wet;12° "agent belast met het toezicht en de observatie": de agent wiens hoofdzakelijke functie bestaat uit het verrichten van observaties in de zin van artikel 3, 20° van de organieke wet;13° "coördinator vuurwapenopleiding": de agent van de Veiligheid van de Staat aangesteld door de administrateur-generaal en belast met de coördinatie van de schietopleiding en -training;14° "monitor": agent van de Veiligheid van de Staat belast met de opleiding van de agenten inzake schieten en/of verdedigingstechnieken zonder vuurwapen.

Art. 2.De administrateur-generaal bepaalt de categorieën van functies gemachtigd tot het bezitten, dragen en vervoeren van de bewapening, de uitrusting en de munitie bedoeld in artikel 3.

Kan toestemming krijgen om de bewapening bedoeld in artikel 3 voorhanden te houden, te dragen en te vervoeren, de agent die houder is van de legitimatiekaart bedoeld in artikel 226 van het koninklijk besluit van 13 december 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/12/2006 pub. 19/12/2006 numac 2006010024 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit lhoudende het statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat sluiten houdende het statuut van de ambtenaren van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat en die de voorwaarden vervult, voorzien in de hoofdstukken III en IV van het huidig besluit. HOOFDSTUK II. - Voorgeschreven bewapening, uitrusting en munitie

Art. 3.§ 1. Ter uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 7 van de organieke wet, kan de voorgeschreven bewapening die op naam aan de agent toegekend wordt, volgende type wapens omvatten: 1° een handvuurwapen;2° in voorkomend geval, een neutraliserend wapen;3° in voorkomend geval, een telescopische wapenstok. § 2. Ter uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 22 van de organieke wet, kan de nominatief aan het lid van het interventieteam toegekende bewapening omvatten, bovenop die bedoeld in paragraaf 1: 1° een semiautomatisch schouderwapen;2° in voorkomend geval, een tweede handvuurwapen verschillend van dat bedoeld in § 1, 1° ;3° in voorkomend geval, verblindende, oorverdovende of neutraliserende granaten en patronen. § 3. Ter uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 22 van de organieke wet, omvat de voorgeschreven uitrusting van het lid van het interventieteam met name: - handboeien; - een multifunctioneel en snijdend hulpmiddel; - in voorkomend geval, een beschermingsuitrusting zoals een kogelwerend schild of vest. § 4. Voor de agent die de functie van technisch veiligheidsbeambte uitoefent, omvat de voorgeschreven en nominatief toegekende bewapening en uitrusting in voorkomend geval een neutraliserend wapen en een kogelwerende vest.

Art. 4.De vuurwapens bedoeld in artikel 3 worden geladen met munitie uitsluitend bezorgd door de Veiligheid van de Staat, of ter beschikking gesteld aan deze.

Art. 5.De administrateur-generaal bepaalt via een dienstnota het model, de onderdelen en de accessoires van de in artikel 3 bedoelde voorgeschreven bewapening, uitrusting en munitie die ter beschikking van de agenten worden gesteld.

Art. 6.De coördinator vuurwapenopleiding deelt de essentiële kenmerken van de vuurwapens bedoeld in artikel 3 mee aan het centraal wapenregister. HOOFDSTUK III. - Opleiding en training voor het gebruik van bewapening en voorgeschreven uitrusting Afdeling 1. - Opleiding

Art. 7.Iedere agent is gehouden om de basisopleiding voor het gebruik van de bewapening bedoeld in artikel 3, § 1 te volgen en hierin te slagen teneinde de vaardigheid te verwerven om deze wapens in alle veiligheid en autonomie te gebruiken.

Art. 8.Het lid van het interventieteam moet een basisopleiding met betrekking tot de bewapening en uitrusting voorzien in art 3, § 2 en § 3 volgen en hierin slagen teneinde de vaardigheid te verwerven om deze bewapening en uitrusting in alle veiligheid en autonomie te kunnen gebruiken.

Art. 9.De agent die de functie van technisch veiligheidsbeambte uitoefent, is verplicht om een basisopleiding voor het gebruik van de bewapening, in voorkomend geval, bedoeld in artikel 3, § 4 te volgen en hierin te slagen teneinde de vaardigheid te verwerven om deze bewapening en uitrusting in alle veiligheid en autonomie te kunnen gebruiken.

Art. 10.De basisopleidingen bedoeld in de artikelen 7, 8 en 9 worden bepaald door de administrateur-generaal op voorstel van de coördinator vuurwapenopleiding. Afdeling 2. - Training

Art. 11.De agent bedoeld in artikel 7 is, behoudens medische redenen gestaafd door een medisch attest, gehouden om minstens éénmaal per trimester, voor een totaal van minstens 4 trainingen per jaar, deel te nemen aan de schiettrainingen.

Art. 12.Als de bewapening bedoeld in artikel 3, § 1, 2° en 3° en § 4 aan de agent werd toegekend, is hij ook gehouden om éénmaal per jaar deel te nemen aan de trainingen voor het gebruik van ieder type bewapening.

Art. 13.Het lid van het interventieteam en de agent belast met de bewaking en observatie zijn gehouden om minstens éénmaal per trimester, voor een totaal van minstens zes trainingen per jaar, deel te nemen aan de schiettrainingen.

Twee van deze zes jaarlijkse trainingen moeten voor het lid van het interventieteam trainingen zijn die specifiek bestemd zijn voor het interventieteam.

Art. 14.Het lid van het interventieteam is gehouden om minstens éénmaal per jaar deel te nemen aan de training voor het gebruik van de bewapening bedoeld in artikel 3, § 2.

Art. 15.De administrateur-generaal kan in uitzonderlijke omstandigheden afwijken van het aantal in de artikelen 11 tot en met 14 bedoelde trainingen, d.w.z. indien de schietbanen niet beschikbaar zijn of om veiligheids- of gezondheidsredenen.

Art. 16.De deelname en prestaties van de agenten aan de schiettrainingen worden opgetekend in een individueel opvolgingsverslag door de coördinator vuurwapenopleiding. De betrokken agent kan dit verslag op eenvoudige vraag consulteren. De informatie die hierin vermeld staat, heeft betrekking op de vaardigheid van de agent om in alle veiligheid en autonomie de bewapening waarin hij zich geoefend heeft, te gebruiken.

De vaardigheid van de agent wordt jaarlijks door de coördinator vuurwapenopleiding bepaald. In geval van een als onvoldoende beoordeelde vaardigheid in het opvolgingsverslag dient de coördinator vuurwapenopleiding de administrateur-generaal of de hiertoe aangestelde persoon hiervan op de hoogte te brengen. HOOFDSTUK IV. - Toekennen, voorhanden hebben, dragen, vervoeren en bewaren van de bewapening en uitrusting Afdeling 1. - Toekennen

Art. 17.De bewapening en uitrusting bedoeld in artikel 3 worden toegekend of ingetrokken aan de agent door de administrateur-generaal of de hiertoe aangestelde persoon.

Overeenkomstig de artikelen I.4-25, I.4-26 en I.4-29 van de Codex over het welzijn op het werk, worden de bewapening en de uitrusting bedoeld in artikel 3 toegekend aan de agent die als geschikt werd beoordeeld door de preventieadviseur-arbeidsarts voor het vervullen van een veiligheidsfunctie.

De bewapening en uitrusting worden toegekend in functie van de specifiek aan de agent toevertrouwde opdrachten. Afdeling 2. - Voorhanden hebben

Art. 18.In het kader van de uitoefening van de opdrachten bedoeld in de artikelen 7 en 22 van de organieke wet, of wanneer hij zijn functie van technisch veiligheidsbeambte uitoefent, kan de agent die de opleiding bedoeld in respectievelijk de artikelen 7, 8 en 9 heeft gevolgd, die door regelmatige training de vereiste vaardigheden in stand houdt en die een praktische en volledige kennis heeft van de regels van toepassing op het gebruik van de bewapening en van de uitrusting van de dienst, door de administrateur-generaal of de hiertoe aangestelde persoon gemachtigd worden om de bewapening en uitrusting die hem toegekend zijn, voorhanden te hebben.

Zolang hij niet voldoet aan het vereiste opleidings-en trainingsniveau of dat zijn vaardigheid als onvoldoende wordt beoordeeld in het geval bedoeld in artikel 16, is de agent niet gemachtigd om de bewapening en uitrusting die hem toegekend zijn, voorhanden te hebben. Afdeling 3. - Dragen

Art. 19.De agent die de bewapening en uitrusting voorhanden heeft, is gemachtigd om ze te dragen gedurende de tijd noodzakelijk voor de uitvoering van een van de opdrachten bedoeld in de artikelen 7 en 22 van de organieke wet of wanneer hij zijn functie van technisch veiligheidsbeambte uitoefent. Hij is hiervoor persoonlijk verantwoordelijk.

De bewapening moet zo spoedig mogelijk na het einde van de opdracht worden opgeslagen op de plaats voorzien door artikel 27.

Art. 20.Wanneer de wapendracht werd gemachtigd voor een van de opdrachten bedoeld in de artikelen 7 en 22 van de organieke wet, wordt het handvuurwapen gedragen in de holster, geladen en schietklaar voor de semiautomatische pistolen en geladen voor de revolvers.

Art. 21.Het dragen van de bewapening en uitrusting buiten de opdrachten bedoeld in de artikelen 7 en 22 van de organieke wet of wanneer hij zijn functie van technisch veiligheidsbeambte niet uitoefent, is verboden.

Art. 22.In afwijking van artikel 21 is het dragen van een handvuurwapen verplicht voor de agent die hiervan houder is, wanneer hij zich begeeft naar de schiettrainingen bedoeld in de artikelen 11 en 13, of naar andere vormingen en oefeningen die zich afspelen in reële omstandigheden.

Het wapen wordt dan in de holster gedragen, geladen en schietklaar voor de semiautomatische pistolen en geladen voor de revolvers.

Art. 23.In afwijking van artikel 21 kan de administrateur-generaal of de hiertoe aangestelde persoon, omwille van redenen m.b.t. de veiligheid van de agent of de uitoefening van de opdrachten bedoeld in de artikelen 7 en 22, hem een schriftelijke en tijdelijke machtiging verlenen om de bewapening voorhanden te hebben en te dragen buiten de opdrachten volgens de voorwaarden die hij bepaalt. De schriftelijke machtiging vermeldt de geldigheidsperiode hiervan. Een afschrift van deze machtiging wordt bezorgd aan de agent en aan de coördinator vuurwapenopleiding.

Art. 24.De agent die zijn wapen draagt, dient verplicht in het bezit te zijn van een armband overeenkomstig het model in bijlage. Afdeling 4. - Vervoeren

Art. 25.De administrateur-generaal bepaalt de vervoerswijze van de bewapening. Vervoer is de verplaatsing van één of meerdere wapens van één plaats naar een andere, afgezien van de gevallen voorzien in Hoofdstuk IV, Afdeling 3. Afdeling 5. - Bewaren

Art. 26.De agent die de bewapening voorhanden heeft, draagt of vervoert, heeft deze in bewaring. Hij is hiervoor persoonlijk verantwoordelijk. Hij is eraan gehouden om haar op een veilige plaats buiten het bereik van derden te bewaren overeenkomstig de richtlijnen van de administrateur-generaal. HOOFDSTUK V. - Opslag van bewapening en munitie

Art. 27.Het handvuurwapen bedoeld in artikel 3, § 1, 1° op naam toegekend aan de agent, wordt opgeslagen binnen zijn dienst in een beveiligd meubel dat uitsluitend hiertoe dient. In dit meubel bewaart de functionele chef een register dat vermeldt welke individuele opslagruimte is toegewezen aan welke agent.

De bewapening bedoeld door artikel 3, § 1, 2° en 3° en § 4 wordt bewaard op een veilige plaats buiten het bereik van derden. De bewapening bedoeld in artikel 3, § 2, wordt bewaard in een gepantserde kast onder de verantwoordelijkheid van de houder.

Art. 28.De niet op naam toegekende bewapening alsook de munitie worden bewaard in de bewaarplaats van wapens en munitie.

Art. 29.De bewaarplaats van wapens en munitie wordt beheerd door de coördinator vuurwapenopleiding. Hiertoe houdt de coördinator vuurwapenopleiding drie verschillende registers bij bestemd voor het beheer van de bewapening: 1° het eerste register omvat alle vuurwapens met minstens volgende informatie: a.aard, merk, model, type, serienummer; b. het kaliber;c. de data waarop ze binnenkomen en buitengaan;d. de identiteit van de agenten waaraan ze toegekend werden;2° het tweede register omvat de andere wapens genummerd volgens hun aard met minstens volgende informatie: a.aard, merk, model, type, serienummer; b. de data dat ze binnenkomen en buitengaan;c. de identiteit van de agenten waaraan ze toegekend worden;3° het derde register omvat: a.het aantal en het type munitie; b. de data waarop ze binnenkomen en buitengaan. HOOFDSTUK VI. - Intrekking en teruggave van de bewapening en uitrusting Afdeling 1. - Intrekking

Art. 30.De intrekking gebeurt in volgende gevallen: 1° wanneer de agent ongeschikt werd beoordeeld voor wapendracht in dienst, met toepassing van Titel 4 van Boek 1 van de Codex over het welzijn op het werk;2° wanneer hij het voorwerp uitmaakt van een intrekking door een veiligheidsmaatregel, overeenkomstig artikel 32.

Art. 31.Wanneer de agent ongeschikt werd bevonden voor wapendracht in dienst met toepassing van Titel 4 van Boek 1 van de Codex over het welzijn op het werk, overhandigt hij onverwijld zijn wapen aan de coördinator vuurwapenopleiding, die het zal bewaren tot aan het einde van zijn ongeschiktheid.

Indien de ongeschiktheid niet langer duurt dan drie opeenvolgende maanden, kan de coördinator vuurwapenopleiding toestaan dat de agent zijn wapen bijhoudt.

Art. 32.§ 1. Wanneer het voorhanden hebben of het dragen van bewapening door een agent een gevaar vormt voor laatstgenoemde of een derde, trekt de administrateur-generaal of de hiertoe aangestelde persoon, de directeur van de operaties, iedere functionele chef of iedere monitor hem onmiddellijk en voorlopig het voorhanden hebben van zijn bewapening in. § 2. De intrekking van de bewapening en de redenen die deze rechtvaardigen, worden onmiddellijk meegedeeld aan de administrateur-generaal of de hiertoe aangestelde persoon, aan de coördinator vuurwapenopleiding of zijn vervanger, alsook aan de agent.

De interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDPBW) wordt eveneens op de hoogte gebracht.

De bewapening wordt zo spoedig mogelijk aan de coördinator vuurwapenopleiding of zijn vervanger bezorgd, die de bewaring ervan verzekert. § 3. Ten laatste de zevende werkdag die volgt op de intrekking van de bewapening, wordt de agent gehoord door de administrateur-generaal of de hiertoe aangestelde persoon, indien nodig op vraag van de administrateur-generaal of de hiertoe aangestelde persoon of op vraag van de agent in aanwezigheid van een psycholoog van het team van psychologische en sociale ondersteuning en in aanwezigheid van de persoon die besloten heeft om de bewapening tijdelijk in te trekken.

De agent mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

Tijdens dit verhoor mag de agent zijn vaststellingen m.b.t. de voorlopige intrekking van de bewapening doen gelden. In geval van weigering of onmogelijkheid voor de agent om zijn vaststellingen mee te delen, voegt de administrateur-generaal of de hiertoe aangestelde persoon aan het verslag van het verhoor een document toe dat deze weigering of onmogelijkheid bevestigt.

Na afloop van dit verhoor verwittigt de administrateur-generaal of de hiertoe aangestelde persoon de preventieadviseur-arbeidsarts. § 4. Na over te zijn gegaan tot het verhoor bedoeld in § 3 en na, in voorkomend geval, het advies van de preventieadviseur-arbeidsarts te hebben ontvangen, geeft de administrateur-generaal of de hiertoe aangestelde persoon zijn beslissing ter kennis van de agent. In geval van bevestiging van de intrekking vermeldt deze kennisgeving de duur en de reden van deze intrekking, alsook de voorwaarden om de teruggave van de bewapening en, in voorkomend geval, van de uitrusting aan de agent mogelijk maken. Afdeling 2. - Teruggave

Art. 33.De administrateur-generaal bepaalt de modaliteiten voor de teruggave. HOOFDSTUK VII. - Onderhoud en inspectie

Art. 34.De agent is gehouden om het regelmatig onderhoud van de bewapening en uitrusting die hem toegekend zijn, te verzekeren. Hij presenteert het bij de eerste vraag van een monitor voor inspectiedoeleinden.

De administrateur-generaal bepaalt via een dienstnota de onderhoudsinstructies voor de bewapening en de uitrusting. HOOFDSTUK VIII. - Monitoren

Art. 35.De monitoren moeten bewijzen dat ze een diploma, brevet of getuigschrift behaald hebben na een opleiding, hetzij verstrekt door de Veiligheid van de Staat zelf, hetzij door deze erkend en gegeven door: 1° de opleidingscentra van de politie;2° de opleidingscentra van het Belgisch leger;3° de scholen of opleidingscentra erkend door de minister van Binnenlandse Zaken en/of de minister van Justitie. De schietmonitoren moeten een continue opleiding volgen om hun kennis bij te werken. De administrateur-generaal bepaalt de opleidingen die de schietmonitoren moeten volgen, de frequentie van deze opleidingen en de praktische modaliteiten. HOOFDSTUK IX. - Incidenten

Art. 36.Elk wapen-gerelateerd incident moet onmiddellijk door de agent of een getuige gemeld worden aan zijn functionele chef en vervolgens aan de administrateur-generaal of de hiertoe aangestelde persoon, onder de vorm van een omstandig verslag dat minstens volgende informatie omvat: 1° een precieze en complete beschrijving van het incident;2° het gebruikte wapen;3° de plaats van het incident;4° de data en uren van de feiten;5° de identiteit van het betrokken personeelslid;6° de identiteit van de eventuele slachtoffers;7° de lichamelijke en materiële schade. De interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDPBW) wordt ingelicht door de administrateur-generaal of de hiertoe aangestelde persoon. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen

Art. 37.Het ministerieel besluit van 6 mei 2003Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003027539 bron ministerie van het waalse gewest Ministerieel besluit tot bepaling van de meetcode op grond waarvan de energiehoeveelheid gemeten wordt type ministerieel besluit prom. 06/05/2003 pub. 16/06/2003 numac 2003003284 bron federale overheidsdienst financien Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheden aan de Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën sluiten tot bepaling van de wapens en munitie die behoren tot de voorgeschreven uitrusting van de agenten van de buitendiensten van de Veiligheid van de Staat en tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden betreffende het voorhanden hebben, het bewaren en het dragen van die wapens wordt opgeheven.

Art. 38.Dit besluit treedt in werking op de tiende dag die volgt op de dag van zijn verschijning in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 16 juni 2022.

De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De cijfers komen over met volgende beschrijving : 1. Gesp in metaal of polymeer met rechte zijde over de hele breedte van de armband, gevat in een duurzame omslag die niet meer dan 1,5 cm toevoegt aan de lengte van de armband en die op duurzame wijze bevestigd wordt aan de drager.2. Drie logo's zoals afgebeeld, afgedrukt in blauw (met een diameter van 5 cm) op een reflecterende laag van 8 x 22 cm in de kleur "High Visibility Orange", die genaaid wordt op de drager.De uitsnijding (leeuw+schild+kroon) in het logo maakt de reflectie van de onderliggende laag opnieuw mogelijk. 3. Strook klittenband (harde zijde) van 8 bij 13 cm, genaaid op de drager in een kleur die de kleur van de reflecterende strook en de drager benadert.4. Strook klittenband (zachte zijde) van 8 bij 13 cm, genaaid op de drager in een kleur die de kleur van de reflecterende strook en de drager benadert.5. Duurzame drager van 8 x 48 cm in een kleur die de kleur van de reflecterende strook (High Visibility Orange) benadert.6. Transparant en duurzaam venster, op de drager genaaid om het reeksnummer van productie af te huisvesten.Het nummer is uniek voor elke armband en is duurzaam afgedrukt op een materie die niet vervormt onder invloed van vocht.

Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 16 juni 2022.

Brussel, 16 juni 2022.

De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE

^