Etaamb.openjustice.be
Wet van 20 juli 2005
gepubliceerd op 11 augustus 2005

Wet tot wijziging van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2005014121
pub.
11/08/2005
prom.
20/07/2005
ELI
eli/wet/2005/07/20/2005014121/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2005. - Wet tot wijziging van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968

Art. 2.Artikel 1 van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 2003, wordt als volgt gewijzigd : 1° in het tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd : « Wat betreft de inschrijving van de voertuigen kunnen enkel de kosten met betrekking tot het reserveren van een gepersonaliseerd opschrift aanleiding geven tot een retributie.»; 2° in het derde lid wordt de tweede zin geschrapt.

Art. 3.Worden voor wat betreft de federale overheid opgeheven : - Artikel 2, eerste lid, tweede zin van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer; - Artikel 2, tweede lid van dezelfde gecoördineerde wetten; - De artikelen 2bis en 7 van dezelfde gecoördineerde wetten; - De verwijzing naar artikel 2bis in de artikelen 12 en 17 van dezelfde gecoördineerde wetten.

Art. 4.Artikel 10 van dezelfde gecoördineerde wetten wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 10.- Voor zover de politie over het wegverkeer betrekking heeft op blijvende of periodieke toestanden, valt zij niet onder de bepalingen van de nieuwe gemeentewet van 26 mei 1989. »

Art. 5.Artikel 12, tweede lid van dezelfde gecoördineerde wetten wordt vervangen door wat volgt : « Dit geldt eveneens voor de maatregelen tot regeling van gelegenheidstoestanden door de gemeentelijke overheden genomen krachtens de nieuwe gemeentewet van 26 mei 1989. »

Art. 6.In artikel 25, § 6 van dezelfde gecoördineerde wetten wordt het woord « frank » vervangen door het woord « euro ».

Art. 7.Artikel 29 van dezelfde gecoördineerde wetten, vervangen bij de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 29.- § 1. De Koning kan overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van deze gecoördineerde wetten die de veiligheid van personen rechtstreeks in gevaar brengen en die van die aard zijn dat ze bij een ongeval bijna onvermijdbaar leiden tot fysieke schade en overtredingen die bestaan uit het negeren van een stopbevel van een bevoegd persoon, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, als zodanig aanwijzen als overtredingen van de vierde graad. Deze overtredingen worden gestraft met een geldboete van 40 euro tot 500 euro en met een verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste acht dagen en ten hoogste vijf jaar. Wanneer de rechter het verval van het recht tot sturen niet uitspreekt, motiveert hij deze beslissing.

De Koning kan overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van deze gecoördineerde wetten die de veiligheid van personen rechtstreeks in gevaar brengen en overtredingen die bestaan uit het negeren van een bevel van een bevoegd persoon, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, als zodanig aanwijzen als overtredingen van de derde graad. Deze overtredingen worden gestraft met een geldboete van 30 euro tot 500 euro.

De Koning kan overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van deze gecoördineerde wetten die de veiligheid van personen onrechtstreeks in gevaar brengen en de overtredingen die bestaan uit het onrechtmatig gebruiken van parkeerfaciliteiten voor personen met een handicap, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, als zodanig aanwijzen als overtredingen van de tweede graad. Deze overtredingen worden gestraft met een geldboete van 20 euro tot 250 euro. § 1bis. Elk besluit genomen ter uitvoering van § 1 van dit artikel dat niet bij wet wordt bekrachtigd binnen 12 maanden na de inwerkingtreding ervan, houdt op uitwerking te hebben. § 2. De andere overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van deze gecoördineerde wetten zijn overtredingen van de eerste graad en worden gestraft met een geldboete van 10 euro tot 250 euro.

Het in voormelde reglementen omschreven parkeren met beperkte parkeertijd, betalend parkeren en parkeren op plaatsen voorbehouden aan bewoners worden niet strafrechtelijk bestraft, behoudens het halfmaandelijks beurtelings parkeren, de beperking van het langdurig parkeren, en bedrog met de parkeerschijf. § 3. Het overschrijden van de toegelaten maximumsnelheid bepaald in de reglementen uitgevaardigd op grond van deze gecoördineerde wetten wordt gestraft met een geldboete van 10 euro tot 500 euro.

De rechter houdt rekening met het aantal kilometer per uur waarmee de toegelaten maximumsnelheid wordt overschreden.

De volgende overtredingen worden bovendien gestraft met een verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig voor een duur van ten minste acht dagen en ten hoogste vijf jaar : - het overschrijden van de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur, of : - het overschrijden van de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur binnen een bebouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, erf of woonerf.

Wanneer de rechter het verval van het recht tot sturen niet uitspreekt, motiveert hij deze beslissing. § 4. In geval van verzachtende omstandigheden kan de geldboete verminderd worden, zonder dat ze minder dan één euro mag bedragen.

Indien voor dezelfde feiten een verval van het recht tot sturen en een geldboete wordt uitgesproken, dan kan de rechter de geldboete verminderen met de door de betrokkene te betalen kosten van de herstelonderzoeken en -examens en de erelonen van de geneesheer en psycholoog, zonder dat ze minder dan één euro mag bedragen. Enkel de kosten en bijhorende erelonen van de herstelonderzoeken en -examens die door de betrokkene voor de eerste maal worden afgelegd worden in aanmerking genomen. De door de betrokkene te betalen kosten en bijhorende erelonen van de herstelonderzoeken en -examens zijn vaste bedragen die vooraf door de Koning worden bepaald.

De geldboetes worden verdubbeld bij herhaling van een overtreding als bedoeld in paragraaf een of drie binnen het jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan. »

Art. 8.In artikel 30 van dezelfde gecoördineerde wetten, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990 en 7 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 wordt het woord « frank » vervangen door het woord « euro »;2° een § 4 wordt toegevoegd luidende : « § 4.De straffen worden verdubbeld bij herhaling binnen het jaar te rekenen van de dag van de uitspraak van een vorig veroordelend vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan. »

Art. 9.Artikel 37bis, § 2, van dezelfde gecoördineerde wetten wordt aangevuld als volgt : « In geval van een nieuwe herhaling binnen de drie jaar na de tweede veroordeling kunnen de hierboven bepaalde gevangenisstraffen en geldboetes worden verdubbeld. »

Art. 10.In artikel 38 van dezelfde gecoördineerde wetten, gewijzigd door de wetten van 18 juli 1990, 16 maart 1999 en 7 februari 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 1°, worden de woorden « 1° en 4° tot 6° » weggelaten;2° § 1, 3° wordt vervangen door wat volgt : « 3° indien hij veroordeelt wegens een van de overtredingen van de tweede of de derde graad, zoals bedoeld in artikel 29, § 1;»; 3° in § 1 wordt een 3°bis toegevoegd dat luidt als volgt : « 3°bis indien hij veroordeelt wegens het overschrijden van de toegelaten maximumsnelheid bepaald in de reglementen uitgevaardigd op grond van deze gecoördineerde wetten, op basis van artikel 29,§ 3, wanneer : - de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur en hoogstens 40 kilometer per uur overschreden wordt, of : - de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 20 kilometer per uur en hoogstens 30 kilometer per uur overschreden wordt in een bebouwde kom, in een zone 30, schoolomgeving, erf of woonerf.»; 4° in § 1, 5°, worden de woorden « van de artikelen 30, § 1, 33, § 1, of 48, § 2 » vervangen door de woorden « van de artikelen 30, § 1 of 33, § 1 »;5° in § 2 wordt het woord « 419bis » telkens vervangen door het woord « 419 » en het woord « 420bis » door het woord « 420 » en in het eerste lid worden de woorden « 29, § 1 » vervangen door de woorden « 29, § 1 en § 3 »;6° § 2bis wordt vervangen door wat volgt : « § 2bis.- De rechter kan lastens iedere bestuurder houder van een rijbewijs of het als zodanig geldend bewijs, bevelen dat het effectief verval enkel wordt uitgevoerd : - van vrijdag om 20 uur tot zondag om 20 uur; - van 20 uur op de vooravond van een feestdag tot 20 uur op die feestdag »; 7° in § 4 worden de woorden « 30, eerste lid, 3° » vervangen door de woorden « 30, § 1, 3° ».

Art. 11.In het opschrift van afdeling II van hoofdstuk VI van titel IV van dezelfde gecoördineerde wetten, worden de woorden « lichamelijke ongeschiktheid » vervangen door de woorden « lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid ».

In artikel 42 van dezelfde gecoördineerde wetten worden de woorden « of geestelijk » ingevoegd tussen de woorden « lichamelijk » en « ongeschikt ».

In artikel 43 worden de woorden « of geestelijke » ingevoegd tussen de woorden « lichamelijke » en « ongeschiktheid » In artikel 44 worden de woorden « of geestelijke » ingevoegd tussen de woorden « lichamelijke » en « ongeschiktheid ».

Art. 12.Artikel 45, tweede lid, van dezelfde gecoördineerde wetten wordt vervangen door wat volgt : « Wanneer de overtreding met een motorvoertuig werd begaan, moet het verval ten minste betrekking hebben op de categorie van voertuigen waarmee de overtreding die aanleiding heeft gegeven tot verval, werd begaan. »

Art. 13.Artikel 53 van dezelfde gecoördineerde wetten wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 53.- Bij tijdelijke immobilisering wordt het voertuig geïmmobiliseerd op kosten en risico van de dader van het misdrijf. »

Art. 14.In dezelfde gecoördineerde wetten wordt een artikel 54bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 54bis.- In de door de Koning bepaalde gevallen van parkeerovertredingen kan het voertuig met een wielklem worden geïmmobiliseerd. »

Art. 15.Artikel 55 van dezelfde gecoördineerde wetten, gewijzigd door de wetten van 18 juli 1990, 4 augustus 1996 en 16 maart 1999, wordt als volgt gewijzigd : 1° In het eerste lid wordt 5° vervangen door : « 5° indien de bestuurder een van de speciaal door de Koning aangewezen overtredingen bedoeld in artikel 29 van de tweede, derde of vierde graad heeft begaan of indien de bestuurder de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 20 kilometer per uur heeft overschreden binnen een bebouwde kom, zone 30, schoolomgeving, woonerf of erf of indien de bestuurder de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden »;2° in het derde lid worden de woorden « of door de krijgsauditeur wanneer het misdrijf onder de bevoegdheid van de krijgsraad valt » en de woorden « of door de auditeur-generaal bij het militair gerechtshof » geschrapt, en worden de woorden « een dezer hoven behoren » vervangen door « dit hof behoort »;3° in het vierde lid worden de woorden « of van de rijkswacht » geschrapt;4° in het vijfde lid worden de woorden « of rijkswacht » geschrapt.

Art. 16.In dezelfde gecoördineerde wetten wordt een artikel 55bis ingevoegd luidende : «

Art. 55bis.§ 1. De procureur des Konings kan een beschikking tot verlenging van de intrekking met ten hoogste drie maanden vorderen voor de politierechtbank.

Tussen de datum van de dagvaarding en de datum van verschijning moet een termijn van ten minste zeven dagen gelaten worden.

Artikel 146, tweede en derde lid, van het Wetboek van strafvordering is van toepassing.

Onverminderd de wettelijke bepalingen bevat de dagvaarding tevens een opgave van de feiten die de gedaagde in die stand van het onderzoek ten laste worden gelegd. § 2. De politierechtbank doet uitspraak in openbare terechtzitting binnen vijftien dagen na de beslissing tot intrekking door het openbaar ministerie.

De beschikking tot verlenging van de intrekking vermeldt nauwkeurig, maar op een wijze die beknopt mag zijn, de feiten die de gedaagde in die stand van het onderzoek ten laste worden gelegd en de redenen waarom de rechter de intrekking door de procureur des Konings verlengt.

De beslissing over de kosten wordt aangehouden teneinde er over te beslissen overeenkomstig artikel 162 van het Wetboek van strafvordering.

Tegen deze beschikking tot verlenging van de intrekking is enkel verzet mogelijk overeenkomstig artikel 187, eerste tot vierde lid, van het Wetboek van strafvordering.

Het verzet schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing tot intrekking niet. § 3. De politierechter belast met de behandeling ten gronde, is niet gebonden door de omschrijving van de feiten zoals weerhouden naar aanleiding van de aflevering van de beschikking tot verlenging van de intrekking. § 4. In afwijking van § 1 kan de procureur des Konings of, bij delegatie, een officier van gerechtelijke politie, op het ogenblik van de intrekking, de dader van de overtreding oproepen om te verschijnen voor de politierechtbank of de correctionele rechtbank binnen een termijn van vijftien dagen.

Hij stelt hem in kennis van de beslissing een beschikking tot verlenging van de intrekking te vorderen, geeft een opgave van de feiten die hem ten laste worden gelegd alsook de plaats, de dag en het uur van de zitting van de politierechtbank en deelt hem mede dat hij het recht heeft een advocaat te kiezen.

Deze kennisgeving en mededeling worden in een proces-verbaal vermeld, waarvan hem onmiddellijk een kopie wordt overhandigd.

Deze kennisgeving geldt als dagvaarding om voor de politierechtbank te verschijnen. § 5. De procureur des Konings kan ten laste van de dader van de overtreding een beschikking tot hernieuwing van de verlenging met ten hoogste drie maanden vorderen bij de politierechtbank.

Hij dagvaardt de betrokkene overeenkomstig § 1 ten laatste vijftien dagen vóór het verstrijken van de termijn van de aanvankelijke beschikking. § 6. De politierechtbank doet in openbare terechtzitting uitspraak overeenkomstig §§ 2 en 3 vóór het verstrijken van de aanvankelijke beschikking tot verlenging. § 7. In afwijking van § 6 en op voorwaarde dat de procureur des Konings voor diezelfde zitting ten gronde heeft gedagvaard, kan de politierechtbank onmiddellijk kennis nemen van de grond van de zaak. »

Art. 17.In artikel 56 van dezelfde gecoördineerde wetten wordt 1° vervangen door : « 1° na vijftien dagen, behalve indien de politierechtbank de termijn heeft verlengd; ».

In hetzelfde artikel wordt na 1° een nieuw 2° ingevoegd, dat luidt als volgt : « 2° na het verstrijken van de door de politierechtbank verlengde termijn; ».

Het vroegere 2° en 3° worden 3° en 4°.

Art. 18.In artikel 57 van dezelfde gecoördineerde wetten, gewijzigd bij de wet van 9 juli 1976, worden de woorden « het bepaalde in artikel 46, §§ 2 tot 6 » vervangen door de woorden « de reglementen uitgevaardigd op grond van artikel 46 ».

Art. 19.In artikel 58bis van dezelfde gecoördineerde wetten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 7 februari 2003, worden de woorden « in artikel 30, § 3 » vervangen door de woorden « in artikel 30, §§ 1 tot 3 ».2° in § 2, worden de woorden « verzegeld of aan de ketting gelegd » vervangen door het woord « geïmmobiliseerd ».

Art. 20.In de opschriften van titel IV, hoofdstuk VII en hoofdstuk VIIIbis van dezelfde gecoördineerde wettten en in de artikelen 50, 51, 54, 58bis en 65ter van dezelfde gecoördineerde wetten wordt het woord « oplegging » telkens vervangen door het woord « immobilisering » en in artikel 65ter, § 6, wordt het woord « opleggen » vervangen door het woord « immobiliseren ».

Art. 21.In artikel 59, § 1, eerste lid van dezelfde gecoördineerde wetten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « en van de krijgsauditeur » worden geschrapt;2° De woorden « het personeel van de rijkswacht alsook de ambtenaren en beambten van de gemeentepolitie » worden vervangen door de woorden « het personeel van het operationeel kader van de federale en lokale politie ».

Art. 22.In artikel 61 van dezelfde gecoördineerde wetten worden de woorden « of van de rijkswacht » geschrapt.

Art. 23.In artikel 61quater van dezelfde gecoördineerde wetten worden de woorden « of van de rijkswacht » geschrapt.

Art. 24.In artikel 68 van dezelfde gecoördineerde wetten, worden de woorden « en § 3 » ingevoegd tussen de woorden « 30, § 1 » en « 33 ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren

Art. 25.In het enig artikel van de wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren, wordt het woord « parkeerheffingen » vervangen door « parkeerretributies of -belastingen », en wordt het woord « motorvoertuigen » vervangen door « motorvoertuigen, hun aanhangwagens of onderdelen ».

In het enig artikel van dezelfde wet wordt een zin toegevoegd die luidt als volgt : « Deze wet is niet van toepassing op het halfmaandelijks beurtelings parkeren en de beperking van het langdurig parkeren. » HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering

Art. 26.In artikel 138 van het Wetboek van strafvordering, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 6°bis wordt het woord « 420bis » vervangen door het woord « 420 »;2° in 6°ter, ingevoegd bij de wet van 11 juli 1994, worden de woorden « in artikel 22 » vervangen door « in artikel 22, 23 en 26 ».

Art. 27.Artikel 195 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 27 april 1987 en 24 december 1993, wordt als volgt gewijzigd : 1° in het tweede lid worden de woorden « kan hij » vervangen door « houdt hij » en vervalt het woord « houden »;2° na het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd dat luidt als volgt : « De rechter kan een geldboete uitspreken beneden het wettelijk minimum van de boete indien de overtreder om het even welk document voorlegt dat zijn precaire financiële situatie bewijst.» HOOFDSTUK V. - Wijzigingen van het Strafwetboek

Art. 28.In artikel 419 van het Strafwetboek wordt een lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Wanneer de doding het gevolg is van een verkeersongeval dan bedraagt de gevangenisstraf drie maanden tot vijf jaar en de geldboete 50 euro tot 2000 euro. ».

Art. 29.In artikel 420 van hetzelfde Wetboek wordt een lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Wanneer de slagen of verwondingen het gevolg zijn van een verkeersongeval dan bedraagt de gevangenisstraf acht dagen tot een jaar en de geldboete 50 euro tot 1000 euro. ».

Art. 30.De artikelen 419bis en 420bis van hetzelfde Wetboek worden opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepalingen en inwerkingtreding

Art. 31.Deze wet is van toepassing op misdrijven begaan vanaf de dag van de inwerkingtreding van deze wet.

Voor misdrijven begaan voor de dag van inwerkingtreding van deze wet blijven de bepalingen van de gecoördineerde wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, zoals die bestonden op de dag van de overtreding van toepassing.

Art. 32.Met uitzondering van dit artikel bepaalt de Koning voor elk artikel van deze wet de dag waarop het in werking treedt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 20 juli 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie Mevr. L. ONKELINX De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT Met 's Lands zegel gezegeld : Voor de Minister van Justitie, afwezig, De Minister van Landsverdediging A. FLAHAUT _______ Nota's (1) Gewone zitting 2004-2005 Kamer van volksvertegenwoordigers. Parlementaire stukken : Wetsontwerp : nr. 51-1428/1.

Amendementen : nr. 51-1428/2 tot 8.

Advies van de Raad van State : nr. 51-1428/9.

Verslag : nr. 51-1428/10.

Tekst aangenomen door de commissie : nr. 51-1428/11.

Amendementen : nr. 51-1428/12 en 13.

Aanvullend verslag : nr. 51-1428/14.

Artikelen gewijzigd door de commissie : nr. 51-1428/15.

Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat : nr. 51-1428/16.

Parlementaire handelingen : Bespreking en aannemig. Vergadering van 30 juni 2005.

Senaat.

Parlementaires stukken : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat : nr. 3-1269/1.

Verslag namens de commissie : nr. 3-1269/2.

Beslissing om niet te amenderen : nr. 3-1269/3.

^