gepubliceerd op 09 november 2005
Koninklijk besluit tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer
30 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, vervangt het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen in uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer.
Dit besluit geeft uitvoering aan het nieuw artikel 29 van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, zoals gewijzigd door de wet van 20 juli 2005.
Het onderscheid tussen gewone en zware overtredingen wordt afgeschaft.
De overtredingen worden ingedeeld volgens de criteria zoals bepaald in artikel 29 van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, zoals gewijzigd door de wet van 20 juli 2005.
Alle overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grond van deze gecoördineerde wetten die niet expliciet in dit besluit worden benoemd, zijn overtredingen van de eerste graad.
De bij dit besluit vastgestelde overtredingen van de tweede graad zijn enerzijds de overtredingen die de veiligheid van personen onrechtstreeks in gevaar brengen en anderzijds de overtredingen die bestaan uit het onrechtmatig gebruiken van parkeerfaciliteiten voor personen met een handicap.
De bij dit besluit vastgestelde overtredingen van de derde graad zijn de overtredingen die de veiligheid van personen rechtstreeks in gevaar brengen en de overtredingen die bestaan uit het negeren van een bevel van een bevoegd persoon.
De bij dit besluit vastgestelde overtredingen van de vierde graad zijn de overtredingen die niet alleen de veiligheid van personen rechtstreeks in gevaar brengen maar die bovendien van die aard zijn dat ze bij een ongeval bijna onvermijdbaar leiden tot fysieke schade.
Ook de overtredingen die bestaan uit het negeren van een stopbevel van een bevoegd persoon worden in deze categorie ondergebracht.
De strafbepaling en de bedragen van de onmiddellijke inning en minnelijke schikkingen voor snelheidsovertredingen zijn niet meer afhankelijk van de categorisering. Deze overtredingen maken voortaan het voorwerp uit van een sui generis bepaling in de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, zoals gewijzigd door de wet van 20 juli 2005 en een sui generis bepaling in het Koninklijk Besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie, zoals gewijzigd door het besluit van 30 september 2005.
Snelheidsovertredingen komen in het hier voorliggende besluit dan ook niet meer aan bod.
Dit besluit zal, net zoals elk toekomstig wijzigingsbesluit, binnen het jaar na de inwerkingtreding ter bekrachtiging aan het parlement worden voorgelegd.
Het koninklijk besluit van 22 december 2003 gaf nogal wat interpretatieproblemen. Dat koninklijk besluit bepaalde expliciet dat de exacte bewoordingen van het oorspronkelijk koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer voorrang hadden op de bewoordingen van het koninklijk besluit van 22 december 2003. Aangezien de bedoelingen die afgeleid werden uit de algemene bewoordingen van het koninklijk besluit van 23 december 2003 niet altijd exact overeenkwamen met de bewoordingen van het koninklijk besluit van 1 december 1975 leidde dit tot verwarring.
Daarom wordt nu bepaald dat het koninklijk besluit tot aanwijzing van de overtredingen per graad een koninklijk besluit is dat op zichzelf staat. Dit betekent dat de exacte bewoordingen van het koninklijk besluit zelf worden gebruikt om de overtreding in te delen in een bepaalde graad. De verwijzingen naar de relevante bepalingen uit het koninklijk besluit van 1 december 1975 zijn enkel een hulpmiddel. In geval van tegenspraak tussen beide koninklijk besluit's, primeert het koninklijk besluit tot aanwijzing van de overtredingen per graad. Ik verwijs hiervoor naar artikel 1 van het koninklijk besluit. Als bijvoorbeeld het koninklijk besluit tot aanwijzing van de overtredingen per graad tekstueel een artikel van het koninklijk besluit van 1 december 1975 overneemt en aanwijst als een overtreding van de derde graad, maar hierbij een zinsnede uit het artikel van het koninklijk besluit van 1 december 1975 weglaat, dan valt de in de weggelaten zinsnede vervatte gedraging niet onder de overtredingen van de derde graad.
De gewesten werden op de volgende wijze betrokken bij het ontwerp van Koninklijk Besluit : op 20 mei 2005 werd het door de federale ministerraad goedgekeurde ontwerp overgemaakt aan de minister-presidenten en ministers van mobiliteit van de drie gewesten en op de agenda geplaatst van de interministeriële conferentie voor Mobiliteit, Infrastructuur en Telecommunicatie van 8 juni 2005, samen met het ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer en het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en consignatie. Het ontwerp werd eveneens toegelicht en besproken op de voorbereidende vergadering van de interministeriële conferentie van 6 juni 2005. De interministeriële conferentie is op 8 juni 2005 in vergadering unaniem akkoord gegaan dat met deze conferentie de betrokkenheidsprocedure officieel wordt afgesloten voor wat betreft het ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 16 maart 1968, het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2003 en het hiervoorliggende ontwerp.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.
De Minister Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT
30 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 1 en 29;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 april 2004;
Overwegende dat de Gewestregeringen zijn betrokken bij het ontwerpen van dit besluit;
Gelet op de adviezen van de Inspecties van Financiën gegeven op 19 mei, 24 mei en 27 mei 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 25 mei 2005;
Gelet op advies nr. 38.862 van de Raad van State, gegeven op 24 augustus 2005, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie,van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Mobiliteit, en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Inleiding
Artikel 1.Wanneer de bepalingen van dit besluit afwijken van de artikelen van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg waarnaar verwezen wordt, dan gelden de bepalingen van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Overtredingen van de 2e graad
Art. 2.De overtredingen op de hierna vermelde bepalingen zijn overtredingen van de tweede graad in de zin van artikel 29, § 1, derde lid van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK III. - Overtredingen van de 3e graad
Art. 3.De overtredingen op de hierna vermelde bepalingen zijn overtredingen van de derde graad in de zin van artikel 29 § 1, tweede lid, van dezelfde wet : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK IV. - Overtredingen van de 4e graad
Art. 4.De overtredingen op de hierna vermelde bepalingen zijn overtredingen van de vierde graad in de zin van artikel 29 § 1, eerste lid, van dezelfde wet : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 5.In bijlage 4 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs wordt de verwijzing naar het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen in uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer vervangen door de verwijzing naar het koninklijk besluit van 30 september 2005 tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen in uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer.
De woorden « zware overtredingen » worden vervangen door « overtredingen ».
Art. 6.Het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen in uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 april 2004 wordt opgeheven.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 31 maart 2006.
Art. 8.Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Mobiliteit zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 september 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT