gepubliceerd op 29 september 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt
26 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat wij aan Uwe Majesteit ter ondertekening voorleggen, heeft als doel het definiëren van de inningsmodaliteiten van de federale bijdrage bestemd tot financiering van bepaalde openbare dienstverplichtingen en de toepassingsmodaliteiten van de degressiviteit op deze bijdrage voor ondernemingen.
De juridische grondslag voor dit koninklijk besluit is gelegen in de artikelen 21bis, § 1, tweede lid, en 21ter, § 2, ingevoegd door de wet van 20 juli 2005, in de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt.
Het besluit wijzigt het besluit van 24 maart 2003 dat maatregelen voorzag voor de inning van de federale bijdrage die toen beschouwd werd als een toeslag op de transporttarieven.
Het onderhavige besluit voorziet vooreerst in de maatregelen om over te stappen van een inning door de netbeheerder, naar een inning door de leveranciers die het resultaat van deze bijdrage dadelijk aan de commissie storten. De commissie stort op haar beurt aan ieder van de bestemmelingen van de federale bijdrage het deel dat hem toekomt.
De invoering van een directe inning door de leveranciers werd voorzien door de wijzigingen van de wet van 29 april 1999, die door de wet van 20 juli 2005 werden aangebracht. Deze wijziging in de inning is onmisbaar opdat de degressiviteit correct en op gecontroleerde wijze kan toegepast worden.
In het vorige besluit werd niet bepaald wie belast werd met de berekening van het eenheidsbedrag van de federale bijdrage; wat nu in het huidig ontwerp wordt verbeterd, waarbij voorzien wordt dat de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG) deze verantwoordelijkheid draagt.
Teneinde de talloze praktische gevallen die kunnen bestaan te ontdekken, werden verschillende mogelijkheden geanalyseerd en geïnventariseerd met de gevolgen voor de wijze van de heffing. Zoals in de wet voorzien, kan het inderdaad dat afnemers zich bevoorraden bij meerdere leveranciers, of rechtstreeks (bijvoorbeeld op de stroombeurs die binnenkort wordt opgericht) zonder leveranciers.
Artikel 3 voorziet de berekeningswijze van het eenheidsbedrag en de bepalingen voor de dekking van de administratieve kosten en de onbetaalde rekeningen. Er dient hier te worden opgemerkt dat, als het lijkt alsof dit een verhoging met zich meebrengt ten opzichte van het vorige systeem, dat niet expliciet voorzag in een dekking van de administratieve kosten en de onbetaalde rekeningen, er in realiteit wel degelijk daarmee rekening werd gehouden. De netbeheerder, die binnen een gereguleerd systeem een door de regulator goedgekeurd tarief had, voorzag in de uitgaven van deze kosten.
Artikel 4 voert bepalingen in voor de berekening van de degressiviteit in verschillende gevallen. Het specifieke geval voor het jaar 2005, waarvoor de degressiviteit enkel voor het laatste kwartaal zal worden toegepast, maar om een gelijkaardig effect op te leveren als voor een semester, wordt geëxpliciteerd in het artikel 3bis, § 4, zoals ingevoerd door dit artikel van het besluit.
Artikel 4 voert een artikel 3bis, § 6, in dat het geval behandelt van de gelijktijdige bevoorrading van een site door meerdere leveranciers.
Van deze mogelijkheid zal vooral gebruik gemaakt worden door de grote industriële afnemers, die niet wensen dat de leveranciers geïnformeerd worden van de aankopen bij hun concurrenten. Omwille van deze reden, zal de CREG de gegevens ontvangen, zal zij de eindafrekening van de degressiviteit opmaken en het eventuele teveelbetaalde terugstorten.
Een artikel 3ter wordt ingevoegd dat toelaat te genieten van het begrip « verbruikssite » en zich te bevoorraden in energie of energie door te verkopen. In dat geval werd voorzien dat de gebruiker van het net, houder van een toegangscontract tot het net, zoals gedefinieerd in het artikel 172 van het koninklijk besluit van 19 december 2002 houdende invoering van een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet voor elektriciteit en de toegang daartoe, hierover de beheerder van het net en/of de beheerder van het distributienet informeert. Deze beheerder stelt facturen op voor de federale bijdrage en richt ze tot de toegangshouder.
Artikel 5 preciseert bepaalde gegevens voor de berekening van de verschillende samenstellende delen van de federale bijdrage en bevat de financiering van de tarieven van toepassing op de beschermde klanten hierin.
Artikel 6 expliciteert de vrijstellingsregels voor een deel van de federale bijdrage als gevolg van het bezit van groene stroom- of warmtekrachtkoppelingcertificaten.
Artikel 7 preciseert de voorschriften voor de betalingen aan de CREG van de schijven van de federale bijdrage, zoals geïnd door de leveranciers.
Artikel 8 voert een nieuw artikel 7 in dat de bepalingen preciseert voor het instellen van een bankgarantie. Hetzelfde artikel 8 voegt een artikel 7bis in, dat het bewijs beschrijft dat door sommige klanten moet geleverd worden om te genieten van de degressiviteit.
Het artikel 10 herneemt de bestaande bepalingen van het artikel 10 van het besluit van 24 maart 2003, aangepast aan het nieuwe systeem van inning en herhaalt zoals voorzien in artikel 21ter van de wet dat de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen een verzoek moet richten tot de commissie voor de betaling van de schijf die haar toekomt.
Het koninklijk besluit treedt in werking op 1 oktober 2005.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit de zeer respectvolle en zeer trouwe dienaar, De Minister van Energie, M. VERWILGHEN
ADVIES 38.935/1/V VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste vakantiekamer, op 29 juli 2005 door de Minister van Energie verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt", heeft op 25 augustus 2005 het volgende advies gegeven : Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich beperkt tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan (1).
Gelet op het uitzonderlijk hoge aantal adviesaanvragen die met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State aanhangig zijn gemaakt, heeft de afdeling wetgeving zich bovendien, zelfs met betrekking tot de in artikel 84, § 3, eerste lid, van die wetten opgesomde punten, noodgedwongen moeten beperken tot een summier onderzoek van het ontwerp. Uit de vaststelling dat over een bepaling in dit advies niets wordt gezegd, mag niet zonder meer worden afgeleid dat er niets over gezegd kan worden en, indien er wel iets over wordt gezegd, dat er niets meer over te zeggen valt.
Rechtsgrond 1. De rechtsgrond voor het ontworpen besluit wordt in de eerste plaats geboden door artikel 21ter, § 2, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, waarbij aan de Koning tal van delegaties worden verleend in verband met de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en de controle op de elektriciteitsmarkt.Het is die bepaling die in het eerste lid van de aanhef dient te worden vermeld in plaats van artikel 21bis, § 2, van de wet van 29 april 1999.
Daarnaast dient voor het ontworpen besluit rechtsgrond te worden gezocht in artikel 21bis, § 1, tweede lid, van de wet van 29 april 1999, op grond waarvan het gedeelte van de elektriciteit geleverd aan eindafnemers en geproduceerd met aanwending van hernieuwbare energiebronnen of door eenheden van kwalitatieve warmtekrachtkoppeling volgens de nadere regels bepaald door de Koning wordt vrijgesteld van het gedeelte van de toeslag bedoeld in artikel 21bis, § 1, eerste lid, 1° en 4°, van die wet.De eerstgenoemde bepaling biedt in beginsel rechtsgrond aan het ontworpen artikel 5 (artikel 6 van het ontwerp).
Er dient evenwel te worden opgemerkt dat in het ontworpen artikel 5 de beperking van de vrijstelling van het gedeelte van de bijdrage bedoeld in artikel 21bis, § 1, eerste lid, 1° en 4°, van de wet van 29 april 1999 niet tot uiting wordt gebracht, wat dient te worden verholpen. 2. Krachtens het ontworpen artikel 7 (artikel 8 van het ontwerp) stellen de leverancier en de in artikel 3ter vermelde "toeganghouder" (2) een door een bankinstelling afgegeven bankwaarborg om de invordering van de federale bijdrage te waarborgen.Artikel 21ter, § 2, 5°, van de wet van 29 april 1999 legt evenwel enkel aan de leveranciers de verplichting op om een bankwaarborg te stellen, zodat er geen rechtsgrond is om deze verplichting ook aan de toeganghouders op te leggen.
Vormvereisten Krachtens artikel 6, § 3, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen wordt overleg gepleegd tussen de betrokken (gewest)regeringen en de federale overheid over iedere maatregel op het gebied van energiebeleid, buiten de bevoegdheden opgesomd in artikel 6, § 1, VII, van die wet.
Aangezien het ontwerp maatregelen lijkt te bevatten op het gebied van het energiebeleid die niet uitdrukkelijk zijn opgesomd in artikel 6, § 1, VII, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, waarin een aantal federale bevoegdheden worden omschreven, diende over het ontwerp overleg te worden gepleegd met de gewestregeringen. Aan dit vormvereiste lijkt niet te zijn voldaan, wat dient te worden verholpen. Mochten er ten gevolge van het vervullen van dit vormvereiste nog wijzigingen worden aangebracht aan het ontwerp dan zullen die wijzigingen om advies dienen te worden voorgelegd aan de Raad van State, afdeling wetgeving.
Onderzoek van de tekst Aanhef 1. In het eerste lid van de aanhef dient de rechtsgrond van het ontworpen besluit correct en volledig te worden vermeld door te refereren aan de artikelen 21bis, § 1, tweede lid, en 21ter, § 2, van de wet van 29 april 1999, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2005 (3).2. De aanhef dient te worden aangevuld met een lid waarin wordt verwezen naar het nog te voeren overleg met de gewestregeringen. Artikel 1 Aangezien het ontworpen besluit is opgevat als een wijzigend besluit, dient het bepaalde in artikel 1, eerste lid, van het ontwerp te worden ingevoegd in het te wijzigen koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt.
Artikel 1, tweede lid, van het ontwerp kan dan vervallen aangezien een gelijkaardige bepaling reeds voorkomt in artikel 1 van dat koninklijk besluit.
Artikel 3 1. In het ontworpen artikel 2 wordt slechts herhaald wat reeds is bepaald in artikel 21bis, § 1, eerste lid, van de wet van 29 april 1999.Dat artikel 2 dient te vervallen : het overnemen in een lagere regeling van bepalingen van een hogere regeling dient immers te worden vermeden, behalve wanneer zulks noodzakelijk is voor de leesbaarheid van het besluit (4), wat in casu niet het geval is. Niet alleen is een dergelijke werkwijze op het normatieve vlak overbodig, aangezien ze geen nieuwe norm tot stand brengt, maar bovendien kan ze tot verwarring leiden over de precieze aard van het in de lagere regeling opgenomen voorschrift en kan ze er inzonderheid aanleiding toe zijn dat later uit het oog verloren wordt dat alleen de hogere regelgever het betrokken voorschrift kan wijzigen. 2. Omwille van de duidelijkheid schrijve men in het ontworpen artikel 3, § 1, eerste lid, tweede volzin, "De toeslag per afgenomen kWh is gelijk aan... » in plaats van "De toeslag is gelijk aan... » .
Artikel 4 De juiste draagwijdte van het ontworpen artikel 3quater is niet duidelijk. In ieder geval dient de bevoegdheid die bij dat artikel aan de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas wordt toegekend, beperkt te blijven tot het nemen van specifieke maatregelen voor individuele gevallen.
Artikel 6 De redactie van het ontworpen artikel 5, eerste lid, moet worden aangepast gelet op hetgeen is opgemerkt sub 1 van het onderdeel "rechtsgrond" van dit advies.
Artikel 8 1. Conform hetgeen is opgemerkt sub 2 van het onderdeel "rechtsgrond" van dit advies, kan in het ontworpen artikel 7, eerste lid, geen gewag worden gemaakt van de in artikel 3ter vermelde toeganghouder.2. Het strijdt volkomen met de logica en het is zinloos om aan een eindafnemer die is onderworpen aan een sectorakkoord of een convenant te vragen informatie te verstrekken over het gegeven dat er geen sectorakkoord of convenant bestaat in de sector waar hij actief is (ontworpen artikel 7bis, eerste lid, tweede onderdeel (lees : b), of dat hij niet de voorwaarden vervult om aan zulk akkoord of convenant te zijn onderworpen (ontworpen artikel 7bis, eerste lid, derde onderdeel (lees :c).In die gevallen is hij uiteraard niet onderworpen aan zulk een akkoord of convenant.
Het ontworpen artikel 7bis, eerste lid, dient derhalve volledig te worden herwerkt.
De kamer was samengesteld uit : De heren : J. De Brabandere, kamervoorzitter, L. Hellin en J. Smets, staatsraden, Mevr. A. Beckers, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur-wnd. afdelingshoofd.
De griffier, A. Beckers.
De voorzitter, J. De Brabandere. _______ Nota's (1) Dit neemt niet weg dat het ontwerp zware gebreken vertoont op wetgevingstechnisch en taalkundig vlak, die dienen te worden verholpen.(2) Het is overigens niet duidelijk naar wie wordt verwezen met het begrip "toeganghouder".De gemachtigde verwijst in dit verband naar de persoon bedoeld in artikel 163 van het koninklijk besluit van 19 december 2002 houdende een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet van elektriciteit en de toegang ertoe. In het ontworpen artikel 7bis (artikel 8 van het ontwerp), waar het begrip "toeganghouder" voorkomt, dient het begrip in ieder te geval te worden gespecificeerd. (3) Die artikelen treden in werking op 1 oktober 2005, wat ook de datum van inwerkingtreding is van het besluit dat thans in ontwerpvorm voorligt.(4) In dit geval dient een uitdrukkelijke verwijzing naar het betrokken artikel van de wet te worden opgenomen om de aard van de betrokken bepaling herkenbaar te houden. 26 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op de artikelen 21bis, § 1, tweede lid, en 21ter, § 2, ingevoegd door de wet van 20 juli 2005;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 juli 2003;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juli 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 7 juli 2005;
Gelet op het overleg met de Gewesten van 19 september 2005;
Gelet op het advies 38.935/1/V van de Raad van State, gegeven op 25 augustus 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Energie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt, wordt in artikel 1 een tweede lid ingevoegd, luidende : « Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder « afname » : het geheel van kilowattuur dat door een verbruikslocatie op het transmissie- of distributienet wordt afgenomen. »
Art. 2.In het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt, worden de woorden « netbeheerder » en « netbeheerders » respectievelijk vervangen door de woorden « leverancier » en « leveranciers ».
Art. 3.§ 1. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt opgeheven. § 2. Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 3.§ 1. De federale bijdrage wordt geheven in de vorm van een toeslag op de kWh die per verbruikslocatie van het transmissie-, of lokaal of gewestelijke transmissie- of distributienet afgenomen worden door eindafnemers, inbegrepen bij de voorschotfacturen, proportioneel met de geschatte jaarlijkse afname en geregulariseerd met de afrekeningfactuur. De toeslag per afgenomen kWh is gelijk aan de som van vijf termen waarvan elke term een breuk is, waarvan de teller respectievelijk overeenstemt met elk van de totale jaarlijkse bedragen die voor het lopende jaar t door de federale bijdrage moeten worden gedekt, zoals bedoeld in artikel 4 en berekend overeenkomstig deze bepalingen, en de noemer gelijk is aan de totale hoeveelheid kWh die in het jaar t-2 voorafgaand aan het te financieren boekjaar t van het transmissie- of distributienet afgenomen werd voor verbruik in België.
Voor de bepaling van de noemer, bedoeld in het eerste lid, maken de beheerders van een distributienet en de netbeheerder uiterlijk op 31 augustus van het jaar t-1 voorafgaand aan het te financieren jaar t de nodige meetgegevens over aan de commissie, die belast wordt met het vastleggen van het bedrag per eenheid van elke term van de federale bijdrage alsook de forfaitaire bedragen die in § 2 et § 3 omschreven worden, en maakt deze op haar website bekend. De gegevens die verstrekt worden door de beheerders van een distributienet en door de netbeheerder moeten tevens in 2006 een overzicht geven van het aantal verbruikslocaties per schijf, zoals bedoeld in artikel 21bis van de wet, en van de hoeveelheid afgenomen elektriciteit op deze verbruikslocaties. § 2. De federale bijdrage wordt forfaitair vermeerderd met 0,3 percent voor de dekking van de administratieve kosten van de leveranciers. § 3. Teneinde het gedeelte van de federale bijdrage dat niet volledig werd betaald door de eindafnemers te compenseren, vermeerderen de leveranciers de federale bijdrage die in rekening wordt gebracht op de facturen forfaitair met 0,5 percent.
Bij de jaarlijkse afsluiting van de rekeningen, dienen de leveranciers aan de commissie de boekhoudkundig geregistreerde niet-invorderbare schuldvorderingen alsook het bewijs van de ondernomen wettelijke stappen voor de invordering, mee te delen die betrekking hebben op de elektriciteitsleveringen onderworpen aan de wet inzake de federale bijdrage.
Wanneer door de commissie vastgesteld wordt dat het globaal bedrag van de niet-invorderbare schuldvorderingen hoger is dan het jaarlijks bedrag van het forfait bedoeld in het eerste lid, gaat de commissie over tot terugbetaling van het verschil aan de leverancier, uiterlijk op de twintigste dag van de maand die volgt op de maand waarin het verschil werd aangetoond. Indien het fonds van de commissie niet genoeg middelen bevat, wordt de betaling van de schuldvorderingen die niet meer konden voldaan worden, uitgesteld tot de nodige middelen weer in het fonds voorhanden zijn.
Wanneer de commissie vaststelt dat het globaal bedrag van de niet-invorderbare schuldvorderingen lager is dan het jaarlijks bedrag van het forfait bedoeld in het eerste lid, moet het verschil door de leverancier worden betaald uiterlijk op de twintigste dag van de maand die volgt op de maand waarin het te betalen supplement hem door de commissie is genotificeerd. »
Art. 4.In hetzelfde besluit worden de artikelen 3bis, 3ter en 3quater ingevoegd, die luiden als volgt : «
Art. 3bis.§ 1. De bepalingen van de artikelen 3bis, 3ter en 3quater regelen de toepassing van de verminderingen van de federale bijdrage bedoeld in artikel 21bis van de wet. § 2. De verminderingen worden berekend op basis van de voortschrijdende jaarlijkse som van de afnamen. Het plafond bepaald in artikel 21bis, § 2, tweede lid, van de wet wordt berekend op basis van de per kalenderjaar verrrichte afnamen. § 3. Wanneer de facturatie van de elektriciteitsafnamen op een verbruikslocatie op maandelijkse basis gebeurt, wordt de vermindering van de prijs per kWh van de federale bijdrage voor elke maandfactuur berekend op basis van de afnamegegevens van de laatste twaalf maanden; indien de gegevens van deze periode niet volledig beschikbaar zijn, wordt een lineaire extrapolatie toegepast op basis van de meest recente gegevens over een periode van twaalf maanden. § 4. Wanneer voor de elektriciteitslevering op een verbruikslocatie in 2005 een maandelijkse factuur is opgesteld door één enkele leverancier, en als voor het tweede semester van 2005 de afname groter is dan 125GWh, bezorgt de leverancier, op verzoek van de eindafnemer, ten laatste op 15 februari 2006 aan laatstgenoemde het overzicht van het resultaat van de federale bijdrage die geïnd is met toepassing van § 2 en het overzicht van het werkelijk resultaat van de federale bijdrage die bepaald is op basis van de geregistreerde afnamen.
Als de som van de in het tweede semester van 2005 geïnde federale bijdrage hoger is dan 125.000 euro, wordt door de leverancier aan de eindafnemer het verschil tussen deze som en 125.000 euro terugbetaald uiterlijk op 15 maart 2006, en het eventueel aan de commissie teveel betaalde bedrag in het derde kwartaal van 2005, wordt eveneens geregulariseerd tussen de leverancier en de commissie. § 5. Wanneer de facturatie van de elektriciteitsafnamen voor een verbruikslocatie gebeurt met een jaarlijkse factuur, wordt de vermindering van de prijs van de federale bijdrage berekend op basis, eventueel geëxtrapoleerd pro rata temporis, van de verbruiksgegevens over de twaalf maanden die voorafgaan aan de einddatum van de periode waarop de factuur betrekking heeft. § 6. Wanneer voor de elektriciteitslevering op éénzelfde verbruikslocatie tijdens het jaar t een afzonderlijke factuur is opgesteld door verschillende leveranciers voor dezelfde periode, bezorgt de betrokken eindafnemer, uiterlijk op 15 februari van het jaar t +1, aan de commissie het overzicht van de som van de federale bijdrage die geïnd is met toepassing van § 1 en het overzicht van het verbruik dat per afnamepunt geregistreerd is.
De commissie betaalt aan de eindafnemer het teveel terug, uiterlijk op 15 mei van het jaar t + 1.
Art. 3ter.Indien een verbruikssite die de mogelijkheid heeft zich rechtsreeks te bevoorraden zonder een beroep te doen op een leverancier, van deze mogelijkheid wenst te genieten of indien hij de energie wenst voort te verkopen, meldt de toeganghouder, titularis van het toegangscontract zoals voorzien in artikel 172 van het koninklijk besluit van 19 december 2002, houdende een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet van elektriciteit en de toegang ertoe, of de eindafnemer van een distributie-, lokaal- of gewestelijke net, dit aan de netbeheerder en/of aan de distributienetbeheerder(s).
Laatstgenoemde stelt, volgens de bepalingen van artikel 3bis, de factuur op voor de federale bijdrage, in functie van de afnamen op zijn transmissie- of distributienet en richt die aan de toeganghouder.
De netbeheerder of de distributienetbeheerder(s) richt(en) een copie van deze factuur aan de commissie en stort(en) haar het bedrag van de federale bijdrage door, volgens de bepalingen van artikel 6. Wanneer de toeganghouder niet zelf de eindafnemer is voor het geheel of een deel van de afnamen, int hij bij de eindafnemer het deel van de federale bijdrage dat laatstgenoemde verschuldigd is. Als de netbeheerder en/of één of verschillende distributienetbeheerders facturen hebben opgesteld voor eenzelfde verbruikslocatie, berekent de toeganghouder het globaal bedrag van de federale bijdrage dat hij verschuldigd is en vraagt aan de commissie de regularisatie volgens de bepalingen van artikel 3bis, § 6. De commissie en de Algemene Directie Energie kunnen de rechtmatigheid van de in toepassing van dit artikel toegekende verminderingen nagaan.
De last van deze facturatie door de netbeheerder of door een distributienetbeheerder wordt in aanmerking genomen in de openbare dienstverplichtingen voorzien in artikel 21 van de wet.
Art. 3quater.Indien de modaliteiten van de afname of van de facturatie voor een verbruikslocatie niet beantwoorden aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 3bis en 3ter, bepaalt de commissie de specifieke maatregelen nodig om de toepassing van de vermindering van de federale bijdrage, bedoeld in artikel 21bis van de wet, voor dat individuele geval, te waarborgen.
Art. 5.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3 worden de woorden « van de eerste maand van het lopende jaar » en « van de maand januari van het lopende jaar » respectievelijk vervangen door de woorden « van de voorlaatste maand van het jaar t - 1 » en « van de maand november van het jaar t - 1 »;2° in § 4 worden de woorden « van de laatste maand van het vorige jaar » en « van de maand december van het vorig jaar » respectievelijk vervangen door de woorden « van de voorlaatste maand van het jaar t - 1 » en « van de maand november van het jaar t - 1 »;3° de volgende paragraaf wordt toegevoegd : « § 5.Het bedrag van het fonds bestemd voor de financiering van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan beschermde residentiële afnemers met bescheiden inkomen of in moeilijke situatie, bepaald krachtens artikel 20, § 2, eerste lid, van de wet, is bepaald overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 december 2003 tot bepaling van de nadere regels voor de financiering van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan residentiële beschermde klanten. »
Art. 6.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 5.De leverancier(s), of de netbeheerder en/of de distributienetbeheerder(s) voor de eindafnemers die zich bevinden op een verbruikslocatie bedoeld in artikel 3ter, stelt(stellen) de eindafnemers vrij van dat deel van de federale bijdrage dat bestemd is voor de financiering van de bedragen bedoeld in artikel 21bis, 1° en 4°, van de wet, die beantwoorden aan de elektriciteit die hen is geleverd en is geproduceerd van hernieuwbare energiebronnen of kwalitative warmtekrachtkoppelingseenheden.
Het bedrag van de geheven toeslag wordt in mindering gebracht van de gedeelten die beantwoorden aan deze bedragen in functie van het globale aandeel aan primaire energiebronnen voor deze leverancier.
Deze vrijstelling is onderworpen aan de meest recente fuelmix, zoals goedgekeurd door de gewestelijke regulatoren. De bepaling van deze fuelmix dient te gebeuren conform de gewestelijke regelgeving betreffende de verplichte vermelding van de fuelmix op de facturen.
Art. 7.In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen toegevoegd : 1° § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1.Uiterlijk op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december van elk jaar, stort de leverancier, die instaat voor de levering van elektriciteit aan de eindafnemers, de in het vorig trimester aangerekende federale bijdrage na aftrek van het forfait voor administratieve kosten bedoeld in artikel 3, § 2, en het forfait voor oninbare bedragen bedoeld in artikel 3, § 3, en die bestemd is voor de financiering van de bedragen bedoeld in artikel 4, op de rekening van de commissie. Hij deelt de totale hoeveelheid geleverde energie mee die hij leverde en preciseert, per schijf voor de degressiviteit, zoals vermeld in artikel 21bis van de wet, de geaggregeerde waarde van de geleverde energie en van het bedrag van de degressiviteit dat daaruit resulteert. Hij stelt het bedrag met betrekking tot elke term van de federale bijdrage vast en houdt hierbij rekening met de vrijstellingen bedoeld in artikel 21bis, § 1, tweede lid, van de wet. »; 2° in § 2 worden de woorden « bedoeld in artikel 4, §§ 1, 3 en 4 » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 4 ».
Art. 8.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 7.De leverancier stelt een door een bankinstelling afgegeven bankwaarborg om de invordering van de federale bijdrage te waarborgen.
Deze bankwaarborg is gelijk aan het bedrag van de federale bijdrage dat tijdens één maand wordt geheven bij de eindafnemers, door deze leverancier.
Het bewijs voor het stellen van de bankwaarborg en de lijst van de nodige gegevens om het bedrag ervan te bepalen worden aan de commissie meegedeeld.
Deze bankwaarborg moet onvoorwaardelijk, onherroepelijk en opeisbaar zijn op de eerste aanvraag van de minister, op voorstel van de commissie, als de inning of de doorstorting van de federale bijdrage niet overeenkomstig de bepalingen van dit besluit uitgevoerd werden.
Art. 7bis.§ 1. Om van de verminderingen van de federale bijdrage bedoeld in artikel 21bis, § 2, van de wet, te kunnen genieten, maakt de eindafnemer, zoals hieronder hernomen, aan zijn leverancier of zijn leveranciers, of netbeheerder en/of distributienetbeheerder(s) voor de eindafnemers die zich op een verbruikslocatie bedoeld in artikel 3ter bevinden, de gegevens vervat in bijlage 1 over, teneinde de degressiviteit toegepast te zien : 1° de eindafnemer onderworpen aan sectorakkoorden of convenanten die door zijn Gewest werden afgesloten;deze preciseertde naleving van de verplichtingen die uit een sectorakkoord of een convenant voortvloeien en waartoe hij zich individueel of collectief heeft verbonden; 2° de eindafnemer die op een verbruikslocatie met verschillende afnamepunten op het transmissie- of het distributienet zit en die minimum 20MWh/jaar afneemt, per afnamepunt. Voor deze klanten, wordt de degressiviteit toegepast wanneer de vereiste informatie ontvangen wordt door de leverancier, of de netbeheerder en/of de distributienetbeheerder(s) voor de eindafnemers die zich op een verbruikslocatie bedoeld in artikel 3ter bevinden.
Bij gebrek aan informatie aangaande 2° van het eerste lid, wordt de degressiviteit per afnamepunt toegepast.
Elke nieuwe eindafnemer of klant die van leverancier verandert, deelt bij het sluiten van het leveringscontract, de gegevens bedoeld in het eerste lid mee, als hij aan één van de criteria van dit lid beantwoordt. § 2. De leverancier, of de netbeheerder en/of de distributienetbeheerder(s) voor de eindafnemers die zich op een verbruikslocatie bedoeld in artikel 3ter bevinden, bezorgt een kopie van de databank betreffende de informatie bedoeld in § 1 aan de netbeheerder, aan de betrokken distributienetbeheerder, aan de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie. De commissie of de Algemene Directie Energie kan de rechtmatigheid van de verklaring nagaan. »
Art. 9.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 9.De bedragen gestort in de fondsen bedoeld in artikel 21ter, § 1, van de wet, worden door de commissie beheerd op objectieve, transparante en niet discriminerende wijze. Voor elk van deze fondsen opent de commissie een aparte bankrekening. »
Art. 10.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 10.Binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst, verdeelt de commissie de door de leveranciers, de netbeheerder en de distributienetbeheerders gestorte bedragen over de bankrekeningen toegewezen aan elk van de fondsen die zij beheert, overeenkomstig de verdeelsleutel die voortvloeit uit de toepassing van artikel 4.
Het gedeelte van de opbrengst van de federale bijdrage, bestemd voor de financiering van de uitvoering van de maatregelen bedoeld in artikel 21bis, § 1, 1°, van de wet, wordt door de commissie gestort na kennisgeving door de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen ten laatste één maand daarvoor verstuurd. »
Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2005.
Art. 12.Onze Minister van Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 26 september 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Energie, M. VERWILGHEN
Bijlage 1 Informatie te bezorgen aan de leverancier, of toegangshouder, die de verbruikslocatie, waarvoor het degressief tarief wordt gevraagd, bedient, als de eindafnemer beantwoordt aan één van de criteria vervat in artikel 7bis Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 september 2005 tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Energie, M. VERWILGHEN