gepubliceerd op 31 december 2003
Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels voor de financiering van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan residentiële beschermde klanten
22 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels voor de financiering van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan residentiële beschermde klanten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 20, § 2, vervangen bij de wet van 20 maart 2003;
Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 april 2003 en 16 december 2003;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 19 december 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het passend is sociale voorwaarden te garanderen voor de levering van elektriciteit, inzonderheid op het vlak van de tarieven, rekening houdende met het feit dat elektriciteit een goed van eerste levensbehoefte is geworden, onontbeerlijk voor de menselijke waardigheid;
Overwegende dat de wetgever bij de wet van 20 maart 2003 de duurzaamheid van de sociale tarieven van toepassing op beschermde residentiële klanten met een bescheiden inkomen of in een kwetsbare situatie heeft wensen te waarborgen door de continuïteit van de sociale voordelen toegekend aan deze categorieën klanten te verzekeren in de elektriciteitsmarkt;
Op de voordracht van Onze Minister van Energie, en op advies van Onze in raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. De definities vervat in artikel 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, hierna « de wet » genoemd, zijn van toepassing op dit besluit. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder « residentiële beschermde klanten », eindafnemers van elektriciteit die aan de voorwaarden van toekenning van de sociale tarieven vastgesteld door het ministerieel besluit van 12 december 2001 houdende vaststelling van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit of door het ministerieel besluit van 15 mei 2003 tot vaststelling van maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan de residentiële beschermde klanten met een laag inkomen of in een kwetsbare situatie, voldoen.
Art. 2.Een fonds, genoemd hierna « fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten », beheerd door de commissie wordt opgericht ter financiering van de reële nettokost die resulteert uit de toepassing van maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan beschermde klanten bepaald krachtens artikel 20, § 2, eerste lid, van de wet en uit de toepassing van sociale tarieven vastgesteld door het ministerieel besluit van 12 december 2001 houdende vaststelling van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit. Dit fonds wordt gefinancierd door een toeslag op de tarieven die wordt vastgesteld in overeenstemming met artikel 20, § 2, derde lid, van de wet. Zij wordt hierna « toeslag beschermde klanten » genoemd.
Art. 3.De toeslag beschermde klanten is verschuldigd door de gebruikers van het net die hem mogen doorrekenen aan hun afnemers.
Daartoe factureert de netbeheerder die toeslag aan de netgebruikers.
Indien de netgebruikers de vervoerde kWh niet zelf gebruiken, kunnen zij de toeslag doorfactureren aan hun klanten, die de toeslag op hun beurt kunnen factureren aan hun klanten totdat de toeslag uiteindelijk gefactureerd wordt aan degene die de kWh voor eigen gebruik verbruikt heeft. De toeslag is verschuldigd door elke natuurlijke of rechtspersoon gevestigd op het Belgisch grondgebied die de vervoerde kWh voor eigen gebruik heeft verbruikt, alsook de kWh gedekt door zelfopwekking indien de verbruiker aangesloten is op het Belgische net.
Art. 4.Op basis van een raming opgesteld door de commissie, stelt de Koning ten laatste op 1 december van het jaar voorafgaand aan het te financieren boekjaar het jaarlijkse bedrag vast dat nodig is voor de financiering van het fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten. Deze globale raming is het resultaat van gedeeltelijke ramingen opgesteld per categorie van residentiële beschermde klanten overeenkomstig de volgende formule : Totaal van de punten 1 en 2 hieronder : 1. verschil tussen : - de prijs van toepassing op de elektriciteitsmarkt voor de categorie van verbruikers waarvan de afname-karakteristieken gelijk zijn aan deze van de betrokken residentiële beschermde klanten en - de overeenkomstige maximumprijzen vastgesteld in toepassing van artikel 20, § 2, eerste lid, van de wet of de overeenkomstige sociale tarieven vastgesteld door het ministerieel besluit van 12 december 2001 houdende vaststelling van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit. X het aantal residentiële beschermde klanten die van die maximum- prijzen genieten op het Belgische grondgebied.
X het gemiddelde jaarlijkse verbruik van de betrokken categorie residentiële beschermde klanten. 2. raming van de administratieve kosten verbonden aan de automatisering van de toekenning van sociale tarieven voor elektriciteit, aan de opvolging ervan en aan de controle van deze beschikking door de commissie. Deze raming is opgesteld rekening houdende met een redelijke foutenmarge die een adequate spijzing van het fonds ten gunste van de residentiële beschermende klanten toelaat en is gebaseerd op de meest recente statistische gegevens. § 2. Voor het jaar 2004, word het bedrag, voorzien in § 1, vastgesteld op 15,97 miljoen euro.
Twee jaar na de opstelling van de vooruitzichten wordt een jaarlijkse regularisering van de rekeningen doorgevoerd die rekening houdt met het verschil tussen de vooruitzichten en de werkelijkheid.
Art. 5.De toeslag beschermde klanten, door de commissie berekend, wordt geheven op elke naar een eindafnemer in België vervoerde KWh.
Zij is gelijk aan een breuk, waarvan de teller overeenstemt met het bedrag vastgesteld door de Koning in toepassing van artikel 4 en de noemer gelijk is aan de hoeveelheid kWh die is vervoerd in het transmissienet, behoudens de doorvoer van elektriciteit, in het jaar t-2 voorafgaand aan het te financieren dienstjaar t. Het jaar t-2 staat voor het tweede jaar voorafgaand aan het te financieren dienstjaar t.
Voor de berekening van de toeslag beschermde klanten, wordt onder « hoeveelheid van de vervoerde kWh in het transmissienet » verstaan de totale hoeveelheid van kWh geïnjecteerd in het transmissienet, onder aftrek van een forfaitaire hoeveelheid van 5 % die met het gemiddelde van de netverliezen overeenstemt.
Art. 6.§ 1. Uiterlijk op 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december van elk jaar, stort de netbeheerder een vierde van het bedrag bepaald in toepassing van artikel 4 voor het betrokken jaar, op de bankrekening van de commissie, na kennisgeving van deze laatste verstuurd een maand daarvoor. § 2. Tijdens de eerste zeven maanden van het jaar volgend op het jaar waarop de geïnde toeslag beschermde klanten betrekking heeft, overhandigt de netbeheerder aan de commissie het gecertificeerde overzicht, door zijn revisor, van de opbrengst van de toeslag die zou moeten geïnd zijn.
Indien de, door de revisor bij de netbeheerder gecertificeerde, opbrengst die zou moeten geïnd zijn groter is dan de som van de vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 1, wordt het overschot door de netbeheerder uiterlijk op 30 september van het jaar dat volgt op het jaar gedurende hetwelk de driemaandelijkse betalingen werden uitgevoerd op de bankrekening van de commissie gestort. Indien de, door de revisor bij de netbeheerder gecertificeerde, opbrengst die zou moeten geïnd zijn lager is dan de som van de vier driemaandelijkse betalingen bedoeld in § 1, betaalt de commissie aan de netbeheerder het overschot terug uiterlijk op 30 september van het jaar dat volgt op het jaar gedurende hetwelk de driemaandelijkse betalingen werden uitgevoerd.
Art. 7.De commissie kan de Administratie van het kadaster, registratie en domeinen belasten met het innen van de schuldvorderingen waarvan de betaling niet werd uitgevoerd.
Het fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten wordt beheerd door de commissie op objectieve, transparante en niet discriminerende wijze. Voor dit fonds opent de commissie een aparte bankrekening.
Art. 8.Het fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten wordt door de commissie aangewend voor de terugbetaling aan de elektriciteitsbedrijven van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan beschermde klanten, volgens de tussenkomstregels voor het ten laste nemen ervan vastgesteld door het koninklijk besluit genomen in toepassing van artikel 20, § 2, derde lid, tweede zin, van de wet.
Indien het bedrag dat in het fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten beschikbaar is onvoldoende blijkt te zijn om alle tussenkomsten te dekken waarop de elektriciteitsbedrijven recht hebben krachtens het koninklijk besluit genomen in toepassing van artikel 20, § 2, derde lid, tweede zin, van de wet, wordt het te financieren saldo toegevoegd aan het bedrag bepaald in toepassing van artikel 4 voor het volgende jaar en de betaling van de tussenkomsten uitgesteld totdat dit fonds opnieuw voldoende gespijsd wordt.
Indien het bedrag dat beschikbaar is in het fonds ten gunste van de residentiële beschermde klanten een overschot vertoont ten opzicht van het totaal van de tussenkomsten waarop de elektriciteitsbedrijven recht hebben krachtens het koninklijk besluit genomen in toepassing van artikel 20, § 2, derde lid, tweede zin, zal het overschot afgetrokken worden van het bedrag vastgesteld in toepassing van artikel 4 voor het volgende jaar.
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004.
Art. 10.Onze Minister van Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Energie, Mevr. F. MOERMAN