Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 juni 2005
gepubliceerd op 27 juli 2005

Wet tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van strafvordering

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2005009529
pub.
27/07/2005
prom.
22/06/2005
ELI
eli/wet/2005/06/22/2005009529/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 JUNI 2005. - Wet tot invoering van bepalingen inzake de bemiddeling in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering en in het Wetboek van strafvordering (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Bepaling tot wijziging van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering

Art. 2.In de Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering wordt een artikel 3 ter ingevoegd, luidend als volgt : « Aan de personen die een direct belang hebben in het kader van een gerechtelijke procedure wordt de mogelijkheid geboden om beroep te doen op bemiddeling, overeenkomstig de desbetreffende wettelijke bepalingen.

Bemiddeling is een proces dat aan personen in conflict toelaat om, als zij er vrijwillig mee instemmen, actief en in alle vertrouwelijkheid deel te nemen aan het oplossen van moeilijkheden die voortvloeien uit een misdrijf, met de hulp van een neutrale derde en gegrond op een bepaalde methodologie. Ze heeft tot doel de communicatie te vergemakkelijken en partijen te helpen zelf te komen tot een akkoord inzake de nadere regels en voorwaarden die tot pacificatie en herstel kunnen leiden. » HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot wijziging van het Wetboek van strafvordering

Art. 3.Artikel 163 van het Wetboek van strafvordering, vervangen bij de wet van 27 april 1987 en gewijzigd bij de wet van 7 februari 2003, wordt aangevuld met het volgende lid : « Indien er door een bemiddeling elementen overeenkomstig artikel 555, § 1, aan de rechter ter kennis worden gebracht, wordt dit in het vonnis vermeld. De rechter kan hiermee rekening houden en vermeldt dit in voorkomend geval in het vonnis. »

Art. 4.In artikel 195 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 april 1987 en gewijzigd bij de wet van 24 december 1993, wordt een vierde lid ingevoegd, luidend als volgt : « Indien er door een bemiddeling elementen overeenkomstig artikel 555, § 1, aan de rechter ter kennis worden gebracht, wordt dit in het vonnis vermeld. De rechter kan hiermee rekening houden en vermeldt dit in voorkomend geval in het vonnis. »

Art. 5.In boek II, van hetzelfde Wetboek, wordt het opschrift van titel VI, opgeheven bij de wet van 10 juli 1967, hersteld in de volgende lezing : « Titel VI. - Bemiddeling ».

Art. 6.In boek II, titel VI, van hetzelfde Wetboek, wordt artikel 553, opgeheven bij de wet van 10 juli 1967, hersteld in de volgende lezing : «

Artikel 553.§ 1. Onder voorbehoud van artikel 216ter van dit Wetboek, kan elkeen die een direct belang heeft in elke fase van de strafprocedure en tijdens de strafuitvoering verzoeken om bemiddeling. § 2. Het openbaar ministerie, de onderzoeksrechter, de onderzoeksgerechten en de rechter zien erop toe dat de personen betrokken in een gerechtelijke procedure worden geïnformeerd over de mogelijkheid een bemiddeling te vragen. Voor zover zij dit in concrete dossiers opportuun achten, kunnen zij zelf aan de partijen een bemiddeling voorstellen. § 3. De vraag tot bemiddeling wordt gericht aan een dienst bedoeld in artikel 554, § 1.

Deze dienst kan de procureur des Konings inlichten van deze vraag en, in voorkomend geval, om de toelating verzoeken kennis te mogen nemen van het dossier. § 4. De partijen kunnen tijdens de bemiddeling worden bijgestaan door een advocaat. »

Art. 7.In boek II, titel VI, van hetzelfde Wetboek, wordt artikel 554, opgeheven bij de wet van 10 juli 1967, hersteld in de volgende lezing : «

Artikel 554.§ 1. Bemiddelaars maken deel uit van een dienst die bemiddeling aanbiedt en die door de Minister van Justitie is erkend.

De erkenningscriteria worden door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit bepaald en hebben betrekking op de rechtspersoonlijkheid van de dienst, de activiteiten van de dienst, de multidisciplinaire samenstelling van de dienst en het verplicht zorgen voor een aangepaste vorming en een gespecialiseerde ondersteuning. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit tevens de procedures voor de toekenning, schorsing en intrekking van de erkenning evenals de regeling van de financiering van deze diensten. § 2. Bij de Federale Overheidsdienst Justitie wordt ten behoeve van deze diensten een "deontologische commissie" bemiddeling opgericht.

Deze commissie heeft tot taak een deontologische code inzake bemiddeling op te stellen en te actualiseren en deontologische problemen op te volgen. De commissie bestaat uit twaalf leden die worden aangewezen op basis van hun kennis en ervaring inzake de materie. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels inzake de samenstelling en de werking van de commissie.

In de samenstelling wordt de taalpariteit in acht genomen. »

Art. 8.In boek II, titel VI, van hetzelfde Wetboek, wordt artikel 555, opgeheven bij de wet van 10 juli 1967, hersteld in de volgende lezing : «

Artikel 555.§ 1. De documenten die worden opgemaakt en de mededelingen die worden gedaan in het kader van de tussenkomst van de bemiddelaar zijn vertrouwelijk, met uitzondering van datgene waarmee de partijen instemmen om het ter kennis van de gerechtelijke instanties te brengen. Zij kunnen niet worden aangewend in een strafrechtelijke, burgerrechtelijke, administratieve, arbitrale of in enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis. § 2. Vertrouwelijke documenten die toch zijn meegedeeld of waarop een partij steunt in strijd met de geheimhoudingsplicht, worden ambtshalve uit de debatten geweerd. § 3. Onverminderd de verplichtingen die hem bij wet worden opgelegd, mag de bemiddelaar de feiten waarvan hij uit hoofde van zijn ambt kennis krijgt, niet openbaar maken. Hij mag niet worden opgeroepen als getuige in een strafrechtelijke, burgerrechtelijke, administratieve, arbitrale of in enige andere procedure met betrekking tot de feiten waarvan hij in de loop van een bemiddeling kennis heeft genomen.

Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bemiddelaar. » HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding

Art. 9.De Koning bepaalt de datum waarop deze wet in werking treedt, namelijk uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand die volgt op die waarin deze wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

In afwijking van het vorige lid, treedt artikel 9 in werking de dag waarop de wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 22 juni 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mme L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-1562 Nr. 1 : Wetsontwerp.

Nr. 2 : Amendement.

Nr. 3 : Verslag.

Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie.

Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal Verslag : 4 mei 2005.

Stukken van de Senaat : 3-1184 Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.

Nr. 2 : Amendementen.

Nr. 3 : Verslag.

Nr. 4 : Beslissing om niet te amenderen.

Handelingen van de Senaat : 9 juni 2005.

^