FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

2 MAART 1954. - Wet tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde souvereine machten. - Officieuze coördinatie in het Duits

De hiernavolgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits van de wet van 2 maart 1954 tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde souvereine machten (Belgisch Staatsblad van 19 maart 1954), zoals ze achtereenvolgens werd gewijzigd bij : - de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (Belgisch Staatsblad van 29 juli 2000); - de wet van 19 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/03/2012 pub. 08/05/2012 numac 2012000295 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 2 maart 1954 tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde soevereine machten, met het oog op een wijziging van de neutrale zone sluiten tot wijziging van de wet van 2 maart 1954 tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde soevereine machten, met het oog op een wijziging van de neutrale zone (Belgisch Staatsblad van 8 mei 2012).

Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.

MINISTERIUM DES INNERN 2. MÄRZ 1954 - Gesetz zur Vorbeugung und Ahndung der Beeinträchtigung der freien Ausübung der durch die Verfassung festgelegten souveränen Gewalten Artikel 1 - Es ist jeder Person, die nicht zum Parlament oder zu seinen Diensten gehört, untersagt, die den Mitgliedern der Gesetzgebenden Kammern und den parlamentarischen Diensten vorbehaltenen Räumlichkeiten ohne rechtmässigen Grund zu betreten oder sich in egal welcher Räumlichkeit der Gesetzgebenden Kammern zu irgendwelchen Handlungen, Gebärden, Wörtern oder Machenschaften, die die parlamentarischen Arbeiten stören könnten, hinreissen zu lassen. Art. 2 - Verstösse gegen die vorhergehenden Bestimmungen werden, was die Anwesenheit ohne rechtmässigen Grund betrifft, mit einer Gefängnisstrafe von einem bis zu sieben Tagen und einer Geldbusse von 1 bis zu 25 [EUR] oder mit nur einer dieser Strafen geahndet; was die anderen Taten betrifft, werden sie mit einer Gefängnisstrafe von acht Tagen bis zu sechs Monaten und einer Geldbusse von 26 bis zu 200 [EUR] oder mit nur einer dieser Strafen geahndet. Sie werden nur auf Anzeige des Präsidenten einer der Gesetzgebenden Kammern verfolgt. [Art. 2 abgeändert durch Art. 2 des G. vom 26. Juni 2000 (B.S. vom 29.

Juli 2000)] Art. 3 - [Versammlungen unter freiem Himmel und individuelle Demonstrationen sind auf dem Teil des Gebiets der Hauptstadt verboten, der folgende öffentliche Strassen umfasst: die Strassen rue Ducale/Hertogstraat, rue du Nord/Noordstraat (von der Strasse rue de Louvain/Leuvenseweg bis zum Platz place Surlet de Chokier/Surlet de Chokierplein), rue de la Croix-de-Fer/IJzerenkruisstraat, rue Royale/Koningsstraat (von der Kreuzung der Strassen Croix-de-Fer/IJzerenkruisstraat, rue de l'Enseignement/Onderrichtsstraat und dem Treurenberg bis zum Platz place Royale/Koningsplein), die Strasse rue des Colonies/Koloniënstraat (von der Strasse rue Royale/Koningsstraat bis zur Strasse rue du Gentilhomme/Jonkersstraat), den Platz place des Palais/Paleizenplein und die Strasse rue de Brederode/Brederodestraat; sie sind auch innerhalb der durch diese öffentlichen Strassen begrenzten Zone verboten.] Von diesem Verbot ausgenommen sind die Menschenansammlungen, die verursacht werden durch die Erfordernisse des Verkehrs, die Durchführung eines öffentlichen Dienstes, die Militärparaden und Truppenschauen, die von der öffentlichen Behörde organisierten Feierlichkeiten, Feste und Vergnügungen, die Bestattungsfeierlichkeiten sowie die Versammlungen, die eigens durch einen Beschluss des Bürgermeisters der Stadt Brüssel erlaubt wurden. [Art. 3 Abs. 1 ersetzt durch Art. 2 des G. vom 19. März 2012 (B.S. vom 8. Mai 2012)] Art.4 - Wer gegen die Bestimmungen von Artikel 3 verstösst, wird mit einer Gefängnisstrafe von acht Tagen bis zu sechs Monaten und mit einer Geldbusse von 26 bis zu 200 [EUR] oder mit nur einer dieser Strafen bestraft.

Mit denselben Strafen wird bestraft, wer versucht, die in Artikel 3 erwähnten Orte unrechtmässig zu betreten, wenn der Zugang zu diesen verboten ist, oder wer gegen die Erlasse, Regelungen oder Verordnungen verstösst, die eigens zur Aufrechterhaltung der Ruhe und Ordnung an diesen Orten ergangen sind. [Art. 4 Abs. 1 abgeändert durch Art. 2 des G. vom 26. Juni 2000 (B.S. vom 29. Juli 2000)] Art. 5 - Kapitel VII und Artikel 85 von Buch I des Strafgesetzbuches finden Anwendung auf die im vorliegenden Gesetz erwähnten Straftaten.