gepubliceerd op 02 september 2005
Wet tot verruiming van de strafrechtelijke bescherming van de minderjarigen
10 AUGUSTUS 2005. - Wet tot verruiming van de strafrechtelijke bescherming van de minderjarigen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Bepalingen tot wijziging van het Strafwetboek
Art. 2.In artikel 391bis van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 14 januari 1928, vervangen bij de wet van 5 juli 1963 en gewijzigd bij de wet van 31 maart 1987, wordt tussen het vierde en het vijfde lid het volgende lid ingevoegd : « Dezelfde straffen gelden voor eenieder die het toezicht op de gezinsbijslag of andere sociale uitkeringen vrijwillig belemmert, door na te laten de nodige documenten te bezorgen aan de instellingen belast met de vereffening van die uitkeringen, door valse of onvolledige aangiften te doen, of door de bestemming te wijzigen die de persoon of de overheid, aangewezen overeenkomstig artikel 29 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, eraan gegeven heeft. »
Art. 3.In boek II, titel VIII, hoofdstuk III van hetzelfde Wetboek wordt een afdeling VI ingevoegd, met als opschrift « Gebruik van minderjarigen met het oog op het plegen van een misdaad of een wanbedrijf ».
Art. 4.In afdeling VI, hoofdstuk III, titel VIII, boek II, van hetzelfde Wetboek wordt artikel 433, opgeheven bij de wet van 28 november 2000, hersteld in de volgende lezing : «
Art. 433.- Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 433quinquies, wordt eenieder die een minderjarige, rechtstreeks of via een tussenpersoon, aantrekt of gebruikt om, op één van de in artikel 66 bepaalde wijzen, een misdaad of een wanbedrijf te plegen, gestraft met de straffen bepaald voor die misdaad of dat wanbedrijf, waarvan het minimum van de vrijheidsstraf verhoogd wordt met één maand ingeval het maximum van de bepaalde gevangenisstraf één jaar is, met twee maanden wanneer het maximum twee jaar is, met drie maanden wanneer het maximum drie jaar is, met vijf maanden wanneer het maximum vijf jaar is en met twee jaar in het geval van tijdelijke opsluiting, en waarvan, in voorkomend geval, het minimum van de geldboete verdubbeld wordt.
Het minimum van de in het eerste lid bepaalde straffen wordt nogmaals, en in dezelfde verhouding verhoogd ingeval : 1° de minderjarige jonger is dan zestien jaar, of 2° de persoon bedoeld in het eerste lid misbruik maakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de minderjarige verkeert, of 3° de persoon bedoeld in het eerste lid, de vader, de moeder of een andere bloedverwant in de opgaande lijn is, de adoptant, of enige andere persoon die gezag heeft over de minderjarige, of een persoon die hem onder zijn bewaring heeft, of 4° een gewoonte wordt gemaakt van het aantrekken of gebruiken van minderjarigen om een misdaad of een wanbedrijf te plegen.»
Art. 5.In boek II, titel VIII, hoofdstuk III, van hetzelfde Wetboek wordt een nieuwe afdeling VII ingevoegd met als opschrift « Aantasting van de persoonlijke levenssfeer van minderjarigen ».
Art. 6.In afdeling VII, hoofdstuk III, titel VIII, boek II, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 433bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 433bis.- Publicatie en verspreiding van het verslag van de debatten voor de jeugdrechtbank, voor de onderzoeksrechter en voor de kamers van het hof van beroep die bevoegd zijn om over het hoger beroep tegen hun beslissingen te oordelen, door middel van boeken, pers, film, radio, televisie, of op enige andere wijze, zijn verboden.
Alleen de motieven en het beschikkend gedeelte van de in openbare terechtzitting uitgesproken rechterlijke beslissing vormen, onder voorbehoud van de toepassing van het derde lid, hierop een uitzondering.
Publicatie en verspreiding door middel van welke procédés ook van teksten, tekeningen, foto's of beelden waaruit de identiteit kan blijken van een persoon die vervolgd wordt, of ten aanzien van wie een maatregel is genomen als bedoeld in de artikelen 37, 38, 39, 43, 49, 52 en 52quater van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming of in de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, zijn eveneens verboden. Hetzelfde geldt voor de persoon ten aanzien van wie een maatregel genomen is in het kader van de rechtspleging als bedoeld in artikel 63bis van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming.
Overtreding van dit artikel wordt gestraft met gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar en met geldboete van driehonderd euro tot drieduizend euro of met een van die straffen alleen. »
Art. 7.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 505bis ingevoegd, luidend als volgt : « Zij die weggenomen, verduisterde of door de misdaad of het wanbedrijf bedoeld in artikel 433 verkregen zaken of een gedeelte ervan helen, worden gestraft met de straffen bepaald in artikel 505, eerste lid, waarbij de minimumstraf in het geval van gevangenisstraf wordt verhoogd tot drie maanden en in het geval van geldboete tot duizend euro. »
Art. 8.In artikel 506 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « de in het vorige artikel bedoelde helers » vervangen door de woorden « de in de artikelen 505 en 505bis bedoelde helers ». HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming
Art. 9.In artikel 37, § 4, tweede lid, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, vervangen bij de wet van 2 februari 1994, worden de woorden « 80 van deze wet » vervangen door de woorden « 433bis van het Strafwetboek ».
Art. 10.In artikel 38, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 2 februari 1994, worden de woorden « 80 van deze wet » vervangen door de woorden « 433bis van het Strafwetboek ».
Art. 11.In artikel 89 van dezelfde wet worden de woorden « de misdrijven omschreven in de artikelen 71, 80, 81, 82 en 86 van deze wet » vervangen door de woorden « het misdrijf bepaald in artikel 71 van deze wet ». HOOFDSTUK IV. - Opheffingsbepalingen
Art. 12.In de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 80, gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000;2° artikel 81, gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000;3° artikel 83, gewijzigd bij de wet van 19 januari 1990;4° artikel 85, gewijzigd bij de wetten van 19 januari 1990 en 26 juni 2000;5° artikel 86;6° artikel 92;7° artikel 93;8° artikel 94;9° artikel 95;10° artikel 96;11° artikel 97, 12° artikel 99, en 13° artikel 100bis, ingevoegd bij de wet van 30 juni 1994.
Art. 13.De wet van 28 mei 1888 nopens de bescherming van de in rondreizende beroepen tewerkgestelde kinderen, wordt opgeheven. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding
Art. 14.Deze wet treedt in werking op de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Nice, 10 augustus 2005.
ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Justitie, afwezig : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT Met 's Lands zegel gezegeld : Voor de Minister van Justitie, afwezig : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-1559 Nr. 1 : Wetsontwerp.
Nrs. 2 tot 3 : Amendementen.
Nr. 4 : Verslag.
Nr. 5 : Tekst aangenomen door de commissie.
Nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag : 21 april 2005 Nr. 7 : Ontwerp geamendeerd door de Senaat (zonder commissieverslag).
Nr. 8 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.
Integraal verslag : 7juli 2005.
Stukken van de Senaat : 3-1137 Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.
Nr. 2 : Amendementen.
Nr. 3 : Verslag.
Nr. 4 : Tekst geamendeerd door de commissie.
Nr. 5 : Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Handelingen van de Senaat : 2 juni 2005.