Etaamb.openjustice.be
Wet van 19 januari 2022
gepubliceerd op 14 maart 2022

Wet houdende boek 2, titel 3, "Relatievermogensrecht" en boek 4 "Nalatenschappen, schenkingen en testamenten" van het Burgerlijk Wetboek

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2022030600
pub.
14/03/2022
prom.
19/01/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 JANUARI 2022. - Wet houdende boek 2, titel 3, "Relatievermogensrecht" en boek 4 "Nalatenschappen, schenkingen en testamenten" van het Burgerlijk Wetboek (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Inhoud van boek 2, titel 3, "Relatievermogensrecht" van het Burgerlijk Wetboek

Art. 2.Boek 2, titel 3, van het Burgerlijk Wetboek ingevoerd bij artikel 2 van de wet van 13 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1 tot invoering van een Burgerlijk Wetboek en tot invoeging van boek 8 "Bewijs" in dat Wetboek, bevat de volgende bepalingen: "Boek 2. Personen, familie en relatievermogensrecht Titel 3. Relatievermogensrecht Ondertitel 1. Huwelijksvermogensrecht Hoofdstuk 1. Huwelijksovereenkomsten Art. 2.3.1. Contractsvrijheid De echtgenoten kiezen of wijzigen vrij hun huwelijksstelsel in een contract dat "huwelijksovereenkomst" wordt benoemd, voor zover zij niets bedingen dat strijdig is met een dwingende regel of met de openbare orde, of met het vereiste van coherentie van hun huwelijksstelsel.

Art. 2.3.2. Toegelaten erfovereenkomst Indien een van de echtgenoten een of meer afstammelingen heeft die voortkomen uit een andere relatie van voor hun huwelijk of die geadopteerd werden voor hun huwelijk, of afstammelingen van de geadopteerden, kunnen de echtgenoten, in hun huwelijksovereenkomst, geheel of ten dele, zelfs zonder wederkerigheid, een regeling treffen over de rechten die de ene in de nalatenschap van de andere kan uitoefenen.

Deze regeling doet geen afbreuk aan het recht van de ene, om bij testament of bij akte onder de levenden te beschikken ten gunste van de andere.

Ze kan in geen geval aan de langstlevende het recht van bewoning ontnemen van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de eerststervende het gezin tot voornaamste woning diende en het onoverdraagbare recht van vruchtgebruik van het daarin aanwezige huisraad voor een periode van zes maanden vanaf de dag van het openvallen van de nalatenschap van de eerststervende.

De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn van toepassing op deze regeling.

Art. 2.3.3. Algemeen verwoorde keuze De echtgenoten mogen geen huwelijksstelsel kiezen door eenvoudige verwijzing naar een opgeheven wetgeving.

Zij kunnen verklaren een van de stelsels aan te nemen, waarin deze ondertitel voorziet.

Art. 2.3.4. Minderjarigen Indien de familierechtbank het leeftijdsvereiste voor het aangaan van het huwelijk heeft opgeheven, mag de minderjarige ook een huwelijksstelsel kiezen of die keuze nog voor het sluiten van zijn huwelijk wijzigen, voor zover hij wordt bijgestaan door zijn ouders, door een van hen, of, bij ontstentenis daarvan, met de toestemming van de familierechtbank.

Met deze bijstand of die toestemming mag een minderjarige ook tijdens het huwelijk zijn huwelijksstelsel wijzigen.

Art. 2.3.5. Beschermde meerderjarigen De beschermde persoon die krachtens artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam werd verklaard om zijn huwelijksstelsel te kiezen of te wijzigen, kan dit alsnog doen na hiertoe, op zijn verzoek, te zijn gemachtigd door de vrederechter, op basis van het door de notaris opgestelde ontwerp.

In bijzondere gevallen kan de vrederechter de bewindvoerder machtigen alleen op te treden of hem toestaan de beschermde persoon bij te staan. Bij het verzoekschrift wordt een kopie gevoegd van de notariële ontwerpakte.

Art. 2.3.6. Vormvereiste Alle huwelijksovereenkomsten, ongeacht of ze voor of tijdens het huwelijk worden gesloten, worden, op straffe van nietigheid, bij notariële akte vastgesteld.

Art. 2.3.7. Wijziging vóór het huwelijk Indien de toekomstige echtgenoten hun huwelijksstelsel willen wijzigen vooraleer hun huwelijk voltrokken is, zijn de aanwezigheid en de gelijktijdige toestemming vereist van alle personen die bij hun eerdere huwelijksovereenkomst partij zijn geweest.

Art. 2.3.8. Wijziging tijdens het huwelijk § 1. De echtgenoten kunnen tijdens het huwelijk hun huwelijksvermogensstelsel wijzigen naar goeddunken en zelfs een ander stelsel aannemen. § 2. Een voorafgaande boedelbeschrijving van alle roerende en onroerende goederen en van de schulden van de echtgenoten is vereist indien de wijziging van het huwelijksvermogensstelsel de vereffening van het vorige stelsel tot gevolg heeft.

Deze boedelbeschrijving wordt vastgesteld bij notariële akte. § 3. Indien de wijziging van het huwelijksvermogensstelsel de vereffening van het vorige stelsel niet tot gevolg heeft, wordt de akte houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel door een boedelbeschrijving voorafgegaan indien één van de echtgenoten erom verzoekt.

In dat geval kan de boedelbeschrijving worden opgemaakt op grond van verklaringen, voor zover beide echtgenoten hiermee akkoord gaan.

Art. 2.3.9. Bekendmaking De notaris voor wie een huwelijksovereenkomst is verleden, schrijft deze akte in het centraal register voor huwelijksovereenkomsten in.

Een buitenlandse akte houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel kan, indien zij voldoet aan de voorwaarden voor de erkenning ervan in België, worden vermeld op de kant van een akte die door een Belgische notaris is opgesteld en bij die akte worden gevoegd. Deze formaliteit wordt verricht met het oog op de bekendmaking van de wijziging en heeft niet tot gevolg dat deze aan derden kan worden tegengeworpen.

Art. 2.3.10. Gevolgen voor de echtgenoten De huwelijksovereenkomst die voor de voltrekking van het huwelijk is gesloten, heeft tussen de echtgenoten uitwerking vanaf de voltrekking van het huwelijk, niettegenstaande enige andersluidende overeenkomst.

De huwelijksovereenkomst die tijdens het huwelijk is gesloten, heeft tussen de echtgenoten uitwerking vanaf de datum van de akte.

Art. 2.3.11. Gevolgen voor derden De huwelijksovereenkomst die voor de voltrekking van het huwelijk is gesloten, heeft tegenover derden uitwerking vanaf de voltrekking van het huwelijk, voor zover ze is ingeschreven in het centraal register voor huwelijksovereenkomsten. Bij gebrek aan deze inschrijving kunnen de van het wettelijk stelsel afwijkende bepalingen niet worden tegengeworpen aan derden die, onbekend met de huwelijksovereenkomst, overeenkomsten met de echtgenoten hebben aangegaan.

De huwelijksovereenkomst die tijdens het huwelijk is gesloten, heeft tegenover derden uitwerking vanaf de inschrijving ervan in het centraal register voor huwelijksovereenkomsten, behoudens indien de echtgenoten hen van de wijzigingen op de hoogte hebben gebracht, in de overeenkomsten die ze met hen sloten.

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen Art. 2.3.12. Wettelijk stelsel als gemeen recht Behoudens bijzondere overeenkomsten vormen de regels van het wettelijk stelsel, bepaald in hoofdstuk 3 van deze ondertitel, het gemeen recht.

Indien de echtgenoten vooraf geen huwelijksstelsel hebben gekozen, heeft het wettelijk stelsel uitwerking vanaf de voltrekking van het huwelijk, niettegenstaande enige andersluidende overeenkomst.

Art. 2.3.13. Preferentiële toewijzing bij overlijden Wanneer het huwelijksvermogensstelsel eindigt door het overlijden van een van de echtgenoten, kan de langstlevende, tegen opleg indien daartoe grond bestaat, zich bij voorrang doen toewijzen, voor zover deze behoren tot het gemeenschappelijk vermogen of tot het vermogen dat exclusief tussen de echtgenoten in onverdeeldheid is: 1° een van de onroerende goederen die tot gezinswoning dient;2° het aldaar aanwezige huisraad;3° de goederen die hij aanwendt voor de uitoefening van zijn beroep of de uitbating van zijn bedrijf. Art. 2.3.14. Preferentiële toewijzing bij echtscheiding § 1. Wanneer het huwelijksvermogensstelsel eindigt door echtscheiding op grond van artikel 229 van het oud Burgerlijk Wetboek, door de scheiding van tafel en bed of door de gerechtelijke scheiding van goederen, kan elk van de echtgenoten binnen de vereffeningsprocedure aan de familierechtbank te zijnen voordele toepassing van artikel 2.3.13 vragen. § 2. De rechtbank beslist met inachtneming van de belangen die ieder van de echtgenoten kan laten gelden en rekening houdend met de financiële mogelijkheden van degene die de opleg desgevallend zal moeten betalen.

Behoudens uitzonderlijke omstandigheden, wordt het verzoek ingewilligd dat uitgaat van de echtgenoot die slachtoffer is van een feit bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403, 405, 409, §§ 1 tot 3 en 5 en 422bis van het Strafwetboek of van een poging tot het plegen van een feit bedoeld in de artikelen 375, 393 tot 397, 401, 404 en 409, § 4, van hetzelfde Wetboek, indien de andere echtgenoot door in kracht van gewijsde gegane beslissing uit dien hoofde als dader, mededader of medeplichtige schuldig werd bevonden.

Art. 2.3.15. Heling De echtgenoot die te kwader trouw informatie verzwijgt of valse verklaringen aflegt met betrekking tot de samenstelling of de omvang van de gemeenschap, van de tussen echtgenoten bestaande onverdeeldheden, of, in geval van een stelsel van scheiding van goederen met beding van verrekening, van de verrekenmassa, om hieruit voor zichzelf, ten nadele van de andere echtgenoot, een voordeel te verkrijgen, is schuldig aan heling.

De echtgenoot die schuldig is aan heling verliest zijn aandeel in de geheelde goederen of waarden of wordt, desgevallend, gesanctioneerd ten belope van de geheelde goederen of waarden bij de berekening van de verrekenvordering.

Deze sanctie kan niet worden opgelegd aan de echtgenoot die spontaan en tijdig de juiste en volledige informatie verstrekt of zijn valse verklaringen rechtzet.

Hoofdstuk 3. Wettelijk stelsel Afdeling 1. Eigen vermogens en gemeenschappelijk vermogen

Onderafdeling 1. Algemene bepaling Art. 2.3.16. Drie vermogens Het wettelijk stelsel berust op het bestaan van drie vermogens: het eigen vermogen van elk van beide echtgenoten en het gemeenschappelijk vermogen van beide echtgenoten, zoals die worden omschreven in dit hoofdstuk.

Onderafdeling 2. Baten van de eigen vermogens Art. 2.3.17. Voorhuwelijkse goederen, nalatenschappen en giften Eigen zijn de goederen en schuldvorderingen die aan elk van beide echtgenoten toebehoren op de dag van het huwelijk en die welke ieder van hen tijdens het stelsel verkrijgt door een nalatenschap of een gift.

Art. 2.3.18. Eigen met vergoedingsplicht Eigen zijn, ongeacht het tijdstip van verkrijging en behoudens vergoeding indien daartoe aanleiding bestaat: 1° het toebehoren van eigen goederen of rechten;2° de goederen aan een van de echtgenoten overgedragen door een van zijn verwanten in de opgaande lijn, hetzij om te voldoen wat hij hem verschuldigd is, hetzij onder verplichting een schuld van die verwant aan een derde te betalen;3° het aandeel door een van de echtgenoten verkregen in een goed waarvan hij reeds mede-eigenaar is;4° de goederen en rechten die ten gevolge van zaakvervanging in de plaats treden van eigen goederen, alsook de goederen verkregen uit belegging of wederbelegging;5° de vorderbare netto-afkoopwaarde, op het moment van de ontbinding van het stelsel, verbonden aan een individuele levensverzekeringsovereenkomst die door één van de echtgenoten tijdens het stelsel is gesloten, indien de verzekeringsprestatie niet verschuldigd is bij de ontbinding van het stelsel;6° de verzekerde prestatie verbonden aan een individuele levensverzekeringsovereenkomst die door één van de echtgenoten tijdens het stelsel is gesloten, en die bij de ontbinding van het stelsel ten voordele van die echtgenoot verschuldigd is. Art. 2.3.19. Eigen ten persoonlijke titel § 1. Eigen zijn, ongeacht het tijdstip van verkrijging: 1° de klederen en voorwerpen voor persoonlijk gebruik;2° het literaire, artistieke of industriële eigendomsrecht;3° het recht op een pensioen, lijfrente of soortgelijke uitkering, dat een van de echtgenoten alleen bezit;4° het recht op herstel van persoonlijke lichamelijke of morele schade;5° de lidmaatschapsrechten verbonden aan vennootschapsaandelen die met gemeenschappelijke gelden zijn verkregen en op naam van één echtgenoot zijn ingeschreven, met inbegrip van het recht om als eigenaar van deze aandelen te handelen, voor zover het gaat, hetzij om een vennootschap die onderworpen is aan wettelijke of statutaire regels, of overeenkomsten tussen vennoten, die de overdracht van aandelen beperken, hetzij om een vennootschap waarin enkel die echtgenoot zijn professionele activiteit als zaakvoerder of beheerder uitoefent;6° het recht op goederen die een echtgenoot exclusief voor de uitoefening van zijn beroep of de uitbating van zijn bedrijf aanwendt, met inbegrip van het recht om als eigenaar van deze beroepsgoederen te handelen, tenzij de echtgenoten samen dat beroep uitoefenen of dat bedrijf uitbaten;7° het recht op cliënteel, met inbegrip van het recht om als eigenaar van het cliënteel te handelen, tenzij het cliënteel is opgebouwd of verworven binnen een beroep dat de echtgenoten samen uitoefenen of een bedrijf dat ze samen uitbaten. § 2. Eveneens eigen zijn: 1° de schadevergoeding uitgekeerd aan een echtgenoot, voor zover deze vergoeding strekt tot herstel van zijn persoonlijke ongeschiktheid, die betrekking heeft op de niet economisch waardeerbare gevolgen van de aantasting van de fysieke en psychische integriteit in zijn dagelijks leven;2° de verzekerde prestatie verbonden aan een individuele levensverzekeringsovereenkomst die door een van de echtgenoten tijdens het stelsel gesloten is, indien ze bij de ontbinding van het stelsel ten voordele van de andere echtgenoot verschuldigd is. Onderafdeling 3. Bewijs en wederbelegging Art. 2.3.20. Bewijs Ten aanzien van derden wordt het eigendomsrecht van elk van de echtgenoten op een goed dat niet van persoonlijke aard is, bij gebreke van boedelbeschrijving of tegen een bezit volgens de bepalingen van artikel 3.21, bewezen aan de hand van titels met vaste dagtekening, van bescheiden van een openbare dienst of vermeldingen in regelmatig gehouden of opgemaakte registers, bescheiden of borderellen door de wet opgelegd of door het gebruik bekrachtigd.

Tussen de echtgenoten onderling mag het bewijs van eigendom van dezelfde goederen of van schuldvorderingen geleverd worden door alle bewijsmiddelen.

Art. 2.3.21. Wederbelegging Wederbelegging wordt geacht te zijn gedaan ten aanzien van een van de echtgenoten, wanneer deze bij de aankoop van een onroerend goed verklaard heeft dat de aankoop geschiedt om hem tot wederbelegging te dienen en voor meer dan de helft betaald is uit de opbrengst van de vervreemding van een eigen onroerend goed of uit gelden waarvan het eigen karakter behoorlijk is aangetoond.

De echtgenoot die een onroerend goed verkrijgt door middel van gemeenschappelijke gelden, kan in de akte een verklaring van vervroegde wederbelegging doen. Voor zover de echtgenoot binnen twee jaar na de datum van de akte meer dan de helft terugbetaalt van het bedrag dat uit het gemeenschappelijk vermogen is opgenomen, wordt het verkregen goed een eigen goed te rekenen van de terugbetaling.

Wederbelegging wordt geacht te zijn gedaan ten aanzien van een echtgenoot wanneer komt vast te staan dat de verkrijging van roerende goederen voor meer dan de helft betaald is uit gelden of uit de opbrengst van de vervreemding van andere goederen waarvan het karakter van eigen goed is aangetoond overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 2.3.17 tot 2.3.20.

Onderafdeling 4. Baten van het gemeenschappelijk vermogen Art. 2.3.22. Gemeenschappelijke goederen § 1. Gemeenschappelijk zijn: 1° de inkomsten uit de beroepsbezigheden van elk van de echtgenoten, alle inkomsten of vergoedingen die ze vervangen of aanvullen, evenals de inkomsten uit openbare of particuliere mandaten;de opzeggingsvergoeding en andere uitkeringen waarop een echtgenoot wegens beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst gerechtigd is, voor het deel daarvan dat overeenstemt met de opzeggingstermijn die tijdens het stelsel loopt; 2° de vruchten, inkomsten, interesten van hun eigen goederen;3° de goederen geschonken of vermaakt aan de twee echtgenoten samen of aan een van hen onder beding dat die goederen gemeenschappelijk zullen zijn;4° de schadevergoeding uitgekeerd aan een echtgenoot, voor zover deze vergoeding strekt tot herstel van zijn huishoudelijke of economische ongeschiktheid tijdens het stelsel; 5° de vermogenswaarde van de vennootschapsaandelen bedoeld in artikel 2.3.19, § 1, 5° ; 6° de vermogenswaarde van de beroepsgoederen die door een van de echtgenoten met gemeenschappelijke gelden zijn verkregen, als het recht op die beroepsgoederen eigen is krachtens artikel 2.3.19, § 1, 6° ; 7° de economische waarde van het cliënteel dat tijdens het stelsel door een van de echtgenoten in de uitoefening van zijn beroep of de uitbating van zijn bedrijf is opgebouwd of verworven, als het recht op dat cliënteel eigen is krachtens artikel 2.3.19, § 1, 7°. § 2. Eveneens gemeenschappelijk is de verzekerde prestatie verbonden aan een individuele levensverzekeringsovereenkomst die door een van de echtgenoten tijdens het stelsel is gesloten en tijdens het stelsel aan een van hen verschuldigd is. Indien de prestatie als kapitaal wordt uitbetaald, is het volledige bedrag ervan gemeenschappelijk. Indien de prestatie als rente wordt uitbetaald, zijn zowel de rentebedragen die tijdens het stelsel zijn uitbetaald als de reserve die overeenstemt met de na de ontbinding van het stelsel nog verschuldigde rentes, gemeenschappelijk. § 3. Zijn ten slotte ook gemeenschappelijk, alle goederen waarvan niet bewezen is dat zij aan een van de echtgenoten eigen zijn ingevolge enige wetsbepaling.

Onderafdeling 5. Lasten van de eigen vermogens en van het gemeenschappelijk vermogen Art. 2.3.23. Eerder aangegane schulden en schulden ten laste van nalatenschappen en giften De schulden van de echtgenoten die dateren van vóór het stelsel en de schulden ten laste van nalatenschappen en giften die hun toevallen tijdens het stelsel, blijven eigen schulden.

Art. 2.3.24. Overige eigen schulden Eigen zijn: 1° de schulden door een van de echtgenoten aangegaan in het uitsluitend belang van zijn eigen vermogen;2° de schulden ontstaan uit een persoonlijke of zakelijke zekerheid door een van de echtgenoten gesteld in een ander belang dan dat van het gemeenschappelijk vermogen;3° de schulden behorende tot een door een van de echtgenoten uitgeoefend beroep dat hem verboden is krachtens artikel 216 van het oud Burgerlijk Wetboek, of ontstaan uit handelingen die een van de echtgenoten niet mocht verrichten zonder de medewerking van de andere echtgenoot of zonder rechterlijke machtiging;4° de schulden ontstaan uit een strafrechtelijke veroordeling of uit een onrechtmatige daad begaan door een van de echtgenoten. Art. 2.3.25. Gemeenschappelijke schulden § 1. Gemeenschappelijk zijn: 1° de schulden aangegaan door beide echtgenoten, gezamenlijk of hoofdelijk;2° de schulden aangegaan door een van de echtgenoten ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen;3° de schulden door een van de echtgenoten aangegaan in het belang van het gemeenschappelijk vermogen;4° de schulden ten laste van giften, aan de twee echtgenoten gezamenlijk of aan een van hen gedaan onder beding dat de gegeven of vermaakte goederen gemeenschappelijk zullen zijn;5° de interest van de eigen schulden van een van de echtgenoten;6° de onderhoudsschulden jegens afstammelingen van een van de echtgenoten. § 2. Zijn eveneens gemeenschappelijk, de schulden waarvan niet bewezen is dat zij aan een van de echtgenoten eigen zijn ingevolge enige wetsbepaling. Afdeling 2. Rechten van de schuldeisers

Art. 2.3.26. Eigen schulden § 1. Met behoud van de toepassing van de paragrafen 2 tot 4, kan een eigen schuld van een van de echtgenoten slechts verhaald worden op diens eigen vermogen en inkomsten. § 2. De schulden die krachtens artikel 2.3.23 eigen zijn aan een van de echtgenoten, kunnen worden verhaald op het gemeenschappelijk vermogen, in zoverre het verrijkt is door opneming van eigen goederen van de schuldenaar.

Het bewijs van de verrijking, dat rust op de schuldeiser, kan worden geleverd door alle bewijsmiddelen. § 3. Schulden behorende tot een door een van de echtgenoten uitgeoefend beroep dat hem verboden is met toepassing van artikel 216 van het oud Burgerlijk Wetboek, of ontstaan uit handelingen die een van de echtgenoten niet mocht verrichten zonder de medewerking van de andere echtgenoot of zonder rechterlijke machtiging, kunnen op het gemeenschappelijk vermogen niet worden verhaald dan in zoverre het uit dat beroep of die handelingen voordeel heeft getrokken.

Het bewijs van het voordeel, dat rust op de schuldeiser, kan worden geleverd door alle bewijsmiddelen. § 4. Dezelfde regels gelden voor de schulden ontstaan uit een strafrechtelijke veroordeling van een van de echtgenoten of uit een onrechtmatige daad door hem begaan.

Indien het eigen vermogen van de echtgenoot-schuldenaar ontoereikend is, kunnen deze schulden bovendien op het gemeenschappelijk vermogen worden verhaald ten belope van de helft van zijn netto-baten.

Art. 2.3.27. Gezamenlijk aangegane schulden Een schuld aangegaan door de twee echtgenoten, zelfs in verschillende hoedanigheid, kan zowel verhaald worden op het eigen vermogen van ieder van hen als op het gemeenschappelijk vermogen.

Art. 2.3.28. Gemeenschappelijke schulden Gemeenschappelijke schulden kunnen zowel verhaald worden op het eigen vermogen van elk van de echtgenoten als op het gemeenschappelijk vermogen.

Op het eigen vermogen van de niet-contracterende echtgenoot mogen echter niet worden verhaald: 1° de schulden door een van de echtgenoten aangegaan ten behoeve van de huishouding en de opvoeding van de kinderen, wanneer zij lasten meebrengen die, gelet op de bestaansmiddelen van het gezin, buitensporig zijn;2° de interest van de eigen schulden van een van de echtgenoten;3° de schulden door een van de echtgenoten aangegaan bij de uitoefening van zijn beroep;4° de onderhoudsschulden jegens afstammelingen van een van de echtgenoten. Afdeling 3. Bestuur van het gemeenschappelijk vermogen

Art. 2.3.29. Algemene bepaling Het bestuur omvat alle bevoegdheden van beheer, genot en beschikking.

De echtgenoten besturen het gemeenschappelijk vermogen in het belang van het gezin, naar de regels vervat in deze afdeling.

Art. 2.3.30. Afzonderlijk uit te oefenen bevoegdheden Het gemeenschappelijk vermogen wordt bestuurd door de ene of door de andere echtgenoot die de bestuursbevoegdheden alleen kan uitoefenen, onder verplichting voor ieder van hen om de bestuurshandelingen van de andere te eerbiedigen.

Art. 2.3.31. Beroepsuitoefening De echtgenoot die een beroep uitoefent, verricht alle bestuurshandelingen die voor deze uitoefening verantwoord zijn alleen.

Wanneer beide echtgenoten samen een zelfde beroep uitoefenen, is beider medewerking vereist voor alle handelingen behalve die van beheer.

Art. 2.3.32. Gezamenlijk uit te oefenen bevoegdheden Met behoud van de toepassing van het bepaalde in artikel 2.3.31, is de toestemming van beide echtgenoten vereist om: 1° voor hypotheek vatbare goederen te verkrijgen, te vervreemden of met zakelijke rechten te bezwaren;2° een handelszaak of enig bedrijf te verkrijgen, over te dragen of in pand te geven;3° een huurovereenkomst voor langer dan negen jaar te sluiten, te vernieuwen of op te zeggen en een handelshuur of pachtovereenkomst toe te staan;4° een hypothecaire schuldvordering over te dragen of in pand te geven;5° de prijs van een vervreemd onroerend goed of de terugbetaling van een hypothecaire schuldvordering in ontvangst te nemen en opheffing te verlenen van hypothecaire inschrijvingen;6° een legaat of een schenking te aanvaarden of te verwerpen, wanneer bedongen is dat de vermaakte of geschonken goederen gemeenschappelijk zullen zijn;7° een lening aan te gaan;8° een consumentenkrediet aan te gaan, behalve wanneer dit krediet noodzakelijk is voor de huishouding of de opvoeding van de kinderen. Art. 2.3.33. Schenking De ene echtgenoot kan zonder de toestemming van de andere niet onder de levenden beschikken om niet over goederen die deel uitmaken van het gemeenschappelijk vermogen.

Art. 2.3.34. Weigering of onmogelijkheid tot wilsuiting Indien een echtgenoot zonder wettige reden weigert toestemming te geven of indien hij in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven, kan de andere echtgenoot zich door de familierechtbank laten machtigen om een van de handelingen genoemd in de artikelen 2.3.31, tweede lid, 2.3.32 en 2.3.33, alleen te verrichten.

Art. 2.3.35. Verbod of machtiging als beschermingsmaatregel Iedere echtgenoot kan aan de familierechtbank vragen dat aan de andere echtgenoot verbod wordt opgelegd om enige bestuurshandeling te verrichten die hem nadeel kan berokkenen of de belangen van het gezin kan schaden.

De rechtbank kan machtiging verlenen tot het verrichten van die daad of aan haar machtiging bepaalde voorwaarden verbinden.

Art. 2.3.36. Nietigheid als handhavingsmaatregel Op verzoek van een van de echtgenoten die bewijst dat hij een wettig belang heeft en zonder afbreuk te doen aan de rechten van de te goeder trouw zijnde derden, kan de familierechtbank elke handeling nietig verklaren, die de andere echtgenoot heeft verricht: 1° in strijd met de bepalingen van de artikelen 2.3.31, tweede lid, 2.3.32 en 2.3.33; de nietigverklaring van de handelingen genoemd in artikel 2.3.32, 4° tot 8°, vereist bovendien een benadeling; 2° in strijd met een verbod of met de voorwaarden die de rechter heeft gesteld;3° met bedrieglijke benadeling van de rechten van de eiser. Het bewijs van goede trouw moet worden geleverd door de contracterende derde.

Art. 2.3.37. Vordering tot nietigverklaring De vordering tot nietigverklaring moet op straffe van verval worden ingesteld binnen een jaar na de dag waarop de handeling van de andere echtgenoot ter kennis is gekomen van de eiser, en uiterlijk voor de definitieve vereffening van het stelsel.

Indien de echtgenoot overlijdt voordat het verval is ingetreden, beschikken zijn erfgenamen vanaf het overlijden over een nieuwe termijn van een jaar.

Art. 2.3.38. Legaten De legaten die een van de echtgenoten maakt van het geheel of een deel van het gemeenschappelijk vermogen, mogen zijn aandeel in dat vermogen niet te boven gaan.

Heeft het legaat betrekking op bepaalde goederen, dan kan de legataris ze alleen dan in natura opeisen wanneer die goederen, ten gevolge van de verdeling, toevallen aan de erfgenamen van de erflater; in het tegenovergestelde geval heeft de legataris ten laste van de nalatenschap van de erflater recht op de waarde van de vermaakte goederen, behoudens inkorting in beide gevallen indien daartoe grond bestaat. Afdeling 4. Bestuur van het eigen vermogen

Art. 2.3.39. Alleenbestuur Iedere echtgenoot bestuurt zijn eigen vermogen alleen, met behoud van de toepassing van het bepaalde in artikel 215, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek. Afdeling 5. Gemeenschappelijke bepaling met betrekking tot het bestuur

van de eigen vermogens en het gemeenschappelijk vermogen Art. 2.3.40. Ontnemen van bestuursbevoegdheid § 1. Indien een van de echtgenoten blijk geeft van ongeschiktheid in het bestuur van het gemeenschappelijk vermogen zowel als van zijn eigen vermogen of de belangen van het gezin in gevaar brengt, kan de andere echtgenoot vorderen dat de bestuursbevoegdheden hem geheel of gedeeltelijk worden ontnomen.

De familierechtbank kan dat bestuur opdragen, hetzij aan de eiser, hetzij aan een derde, die zij aanwijst.

Die beslissing kan worden herroepen, indien de redenen waarop zij gegrond was, komen te vervallen. § 2. De griffier van het rechtscollege dat een rechterlijke beslissing heeft uitgesproken waarbij aan een van de echtgenoten zijn bestuursbevoegdheden worden ontnomen of teruggegeven, stelt, wanneer deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, het centraal register voor huwelijksovereenkomsten hiervan in kennis. § 3. Indien de echtgenoot aan wie het bestuur onttrokken of teruggegeven wordt, zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent waarvoor hij in de Kruispuntbank van Ondernemingen moet ingeschreven zijn, geeft de griffier daarvan kennis aan die Kruispuntbank. § 4. Artikel 1250 van het Gerechtelijk Wetboek is mede van toepassing. Afdeling 6. Ontbinding van het wettelijk stelsel

Onderafdeling 1. Algemene bepalingen Art. 2.3.41. Oorzaken van ontbinding Het wettelijk stelsel wordt ontbonden door: 1° het overlijden van een van de echtgenoten;2° de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed;3° de gerechtelijke scheiding van goederen;4° de overgang naar een ander huwelijksvermogensstelsel. Art. 2.3.42. Boedelbeschrijving In geval van ontbinding van het wettelijk stelsel door het overlijden van een van de echtgenoten, door gerechtelijke scheiding van goederen, door echtscheiding of scheiding van tafel en bed op een van de gronden vermeld in artikel 229 van het oud Burgerlijk Wetboek, zijn de echtgenoten of is de langstlevende echtgenoot gehouden een boedelbeschrijving op te maken van de gemeenschappelijke roerende goederen en schulden.

Deze boedelbeschrijving, waarvan de inhoud geregeld wordt bij de artikelen 1175 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek, mag onderhands geschieden, wanneer alle belanghebbende meerderjarige partijen daarmee instemmen en ingeval er minderjarigen of beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard om goederen te vervreemden, wanneer de vrederechter aangezocht bij verzoekschrift daarmee instemt.

Zij moet opgemaakt worden binnen drie maanden na het overlijden, na de melding van de echtscheiding of van de scheiding van tafel en bed op de huwelijksakte, of de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het uittreksel uit de beslissing die de scheiding van goederen uitspreekt.

Bij gebreke van een boedelbeschrijving binnen die termijn kan elke belanghebbende partij de omvang van het gemeenschappelijk vermogen bewijzen door alle bewijsmiddelen.

Art. 2.3.43. Gevolgen van de ontbinding § 1. De ontbinding van het stelsel heeft vereffening en verdeling ten gevolge.

Vooraf wordt voor elke echtgenoot een rekening opgemaakt van de vergoedingen tussen het gemeenschappelijk vermogen en zijn eigen vermogen.

Vervolgens wordt overgegaan tot de verrekening van de lasten, de verrekening van de vergoedingen en de verdeling van de netto-baten. § 2. De bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de verdeling en veiling en die van het Burgerlijk Wetboek betreffende de verdeling van nalatenschappen zijn van overeenkomstige toepassing. § 3. Voor de volgende goederen wordt in de te verdelen boedel de waarde op het tijdstip van ontbinding van het stelsel, en niet op het tijdstip van verdeling opgenomen: 1° de vermogenswaarde van de vennootschapsaandelen bedoeld in artikel 2.3.19, § 1, 5° ; 2° de vermogenswaarde van de beroepsgoederen die door een van de echtgenoten met gemeenschappelijke gelden zijn verkregen, als het recht op die beroepsgoederen eigen is krachtens artikel 2.3.19, § 1, 6° ; 3° de economische waarde van het cliënteel dat tijdens het stelsel door een van de echtgenoten in de uitoefening van zijn beroep of de uitbating van zijn bedrijf is opgebouwd of verworven, als het recht op dat cliënteel eigen is krachtens artikel 2.3.19, § 1, 7°. § 4. De erfgenamen van de echtgenoten hebben dezelfde rechten en dezelfde verplichtingen als de echtgenoot die zij vertegenwoordigen.

Onderafdeling 2. Vergoedingsrekeningen Art. 2.3.44. Vergoedingen aan het gemeenschappelijk vermogen Elk van de echtgenoten is vergoeding verschuldigd ten belope van de bedragen die hij uit het gemeenschappelijk vermogen heeft opgenomen om een eigen schuld te voldoen en, in het algemeen, telkens als hij persoonlijk voordeel heeft getrokken uit het gemeenschappelijk vermogen.

De echtgenoot die zijn beroep uitoefent binnen een vennootschap waarvan de aandelen hem eigen zijn, is aan het gemeenschappelijk vermogen een vergoeding verschuldigd voor de netto beroepsinkomsten die het gemeenschappelijk vermogen niet heeft ontvangen en redelijkerwijze had kunnen ontvangen indien het beroep niet binnen die vennootschap was uitgeoefend.

Aan het gemeenschappelijk vermogen is eveneens vergoeding verschuldigd ten belope van de schade die het heeft geleden wegens een van de handelingen bedoeld in artikel 2.3.36, indien die schade niet geheel is hersteld door de nietigverklaring van de handeling of indien de nietigverklaring niet is gevraagd of verkregen.

Art. 2.3.45. Vergoedingen aan het eigen vermogen Het gemeenschappelijk vermogen is vergoeding verschuldigd ten belope van de eigen of uit vervreemding van een eigen goed voortkomende gelden die in dat vermogen zijn gevallen en niet zijn belegd of wederbelegd, alsook, in het algemeen, telkens als het voordeel heeft getrokken uit de eigen goederen van een van de echtgenoten.

Art. 2.3.46. Omvang en bewijs van de vergoedingen De vergoeding mag niet kleiner zijn dan de verarming van het vergoedingsgerechtigde vermogen. Hebben de in het vergoedingsplichtige vermogen gevallen bedragen en gelden echter gediend tot het verkrijgen, instandhouden of verbeteren van een goed, dan zal de vergoeding gelijk zijn aan de waarde of de waardevermeerdering van dat goed, hetzij bij de ontbinding van het stelsel indien het zich op dat tijdstip bevindt in het vergoedingsplichtige vermogen, hetzij op de dag van de vervreemding indien het voordien vervreemd is; is het vervreemde goed vervangen door een ander goed, dan wordt de vergoeding geschat op de grondslag van dat nieuwe goed.

Het recht op vergoeding kan door alle bewijsmiddelen worden bewezen.

De vergoedingen brengen van rechtswege interest op vanaf de dag van de ontbinding van het stelsel.

Art. 2.3.47. Saldering van de vergoedingsrekeningen De vergoedingen door een van de echtgenoten verschuldigd aan het gemeenschappelijk vermogen en de vergoedingen die het gemeenschappelijk vermogen hem verschuldigd is, doen elkaar teniet ten belope van het kleinste bedrag.

Indien beide echtgenoten vergoedingen te vorderen hebben of verschuldigd zijn, doen hun wederzijdse vorderingen en schulden elkaar teniet ten belope van het kleinste bedrag.

Alleen de echtgenoot die de grootste vordering of schuld heeft, zal nog een vergoeding te vorderen of te voldoen hebben ten belope van het verschil tussen de wederzijdse vorderingen of schulden.

Onderafdeling 3. Verrekening van de lasten Art. 2.3.48. Betaling van gemeenschappelijke schulden Zonder afbreuk te doen aan de rechten van de hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers, moeten de gemeenschappelijke schulden die overeenkomstig artikel 2.3.28 verhaalbaar zijn op de drie vermogens, worden voldaan vóór de schulden die alleen verhaalbaar zijn op het gemeenschappelijk vermogen en op het vermogen van een van de echtgenoten.

Onderafdeling 4. Verrekening van de vergoedingen Art. 2.3.49. Voldoening van de vergoedingsschuld § 1. De echtgenoot die nog vergoeding verschuldigd is, voldoet die, hetzij door mindere ontvangst, hetzij door betaling, aan de te verdelen boedel, van de waarde van de vergoedingsschuld.

De voldoening door mindere ontvangst gebeurt, hetzij door verrekening op het aandeel van de echtgenoot-schuldenaar, hetzij door vooruitneming door de andere echtgenoot. § 2. De echtgenoot die nog vergoeding te vorderen heeft, neemt ter voldoening hiervan goederen van een gelijke waarde uit de te verdelen boedel vooraf. § 3. Indien de echtgenoten het niet eens worden over de toepassing van paragraaf 1 of paragraaf 2, en met name over de aanwijzing van de vooruit te nemen goederen, wordt het geschil binnen de procedure van gerechtelijke verdeling opgelost.

Behoudens het akkoord van de echtgenoten mag de vooruitneming geen afbreuk doen aan de rechten van toewijzing die de andere echtgenoot bezit op grond van de artikelen 2.3.13 en 2.3.14. § 4. De echtgenoot die zijn vergoeding niet geheel heeft kunnen verhalen op de boedel, wordt schuldeiser van de andere echtgenoot ten belope van de helft van hetgeen hij niet ontvangen heeft.

Onderafdeling 5. Verdeling Art. 2.3.50. Netto-verdeling § 1. Indien er een batig saldo is, wordt dit bij helften verdeeld. § 2. Elk van de echtgenoten staat met al zijn goederen in voor de gemeenschappelijke schulden die overblijven na de verdeling.

Evenwel zal iedere echtgenoot, voor de gemeenschappelijke schulden die tijdens het stelsel niet verhaalbaar waren op zijn eigen vermogen, slechts instaan ten belope van hetgeen hij ontvangen heeft bij de verdeling. § 3. Voor zover in de akte van verdeling niet anders is bepaald, kan de echtgenoot die na de verdeling een gemeenschappelijke schuld betaalt, de helft van hetgeen hij betaald heeft, op de andere echtgenoot verhalen. § 4. Tenzij anders is bedongen, draagt iedere echtgenoot voor de helft bij in de kosten van vereffening en verdeling.

Onderafdeling 6. Schulden tussen echtgenoten Art. 2.3.51. Betaling en interest Schuldvorderingen van de ene echtgenoot op de andere kunnen tijdens het wettelijk stelsel alleen verhaald worden op de eigen goederen van de schuldenaar.

Deze schuldvorderingen brengen van rechtswege interest op, te rekenen van de dag van de ontbinding van het stelsel.

Hoofdstuk 4. Overeenkomsten die het wettelijk stelsel kunnen wijzigen Afdeling 1. Algemene bepaling

Art. 2.3.52. Toegelaten afwijkingen Echtgenoten die een stelsel van gemeenschap van goederen hebben aangenomen, mogen niet afwijken van de regels van het wettelijk stelsel die betrekking hebben op het bestuur over het eigen en het gemeenschappelijk vermogen. Onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 2.3.1 tot 2.3.3, kunnen zij bij huwelijksovereenkomst elke andere wijziging aanbrengen in het wettelijk stelsel.

Zij kunnen met name overeenkomen: 1° dat het gemeenschappelijk vermogen al hun tegenwoordige en toekomstige goederen of een deel ervan zal omvatten;2° dat er tussen hen algehele gemeenschap zal zijn;3° dat een van de echtgenoten recht zal hebben op een vooruitmaking;4° dat in geval van ontbinding van het huwelijk door het overlijden van een van de echtgenoten, het gemeenschappelijk vermogen in ongelijke delen zal worden verdeeld of geheel aan een van de echtgenoten zal verblijven. Zij blijven onderworpen aan de regels van het wettelijk stelsel waarvan hun huwelijksovereenkomst niet afwijkt. Afdeling 2. Uitbreiding van het gemeenschappelijk vermogen

Art. 2.3.53. Inbreng § 1. Echtgenoten kunnen overeenkomen dat de tegenwoordige en toekomstige roerende of onroerende goederen, bedoeld in artikel 2.3.17, geheel of ten dele tot het gemeenschappelijk vermogen zullen behoren. § 2. Toekomstige echtgenoten die, voor het aangaan van het huwelijk, de volle eigendom van een onroerend goed verkrijgen, kunnen, voor zover zij ten gevolge van die verkrijging exclusief en ten belope van gelijke delen onverdeelde eigenaren zijn van dit goed, in de akte van eigendomsverkrijging een verklaring van anticipatieve inbreng opnemen.

Door het louter feit van hun huwelijk, zal dit onroerend goed dan tot het gemeenschappelijk vermogen behoren, alsof ze de inbreng in hun huwelijksovereenkomst hadden bedongen.

De echtgenoten kunnen in hun huwelijksovereenkomst afwijken van het eerste lid.

De notaris schrijft de verklaring van anticipatieve inbreng, bedoeld in het eerste lid, in het centraal register voor huwelijksovereenkomsten in. § 3. De schulden die open staan op het ogenblik van de inbreng en die door de echtgenoot inbrenger werden aangegaan om de ingebrachte goederen te verkrijgen, te verbeteren of in stand te houden, komen ten laste van het gemeenschappelijk vermogen, behoudens andersluidende overeenkomst in de huwelijksovereenkomst of in de verklaring bedoeld in paragraaf 2. § 4. De echtgenoot die bepaalde goederen in het gemeenschappelijk vermogen heeft gebracht, kan bij de verdeling de nog in natura aanwezige goederen terugnemen, mits hij ze op zijn aandeel toerekent naar hun waarde ten tijde van de verdeling. Deze bepaling is niet van toepassing op goederen die door beide echtgenoten gezamenlijk zijn ingebracht. § 5. Een echtgenoot die een bepaald goed in het gemeenschappelijk vermogen brengt, waarvan de waarde in de huwelijksovereenkomst wordt vermeld, kan zijn inbreng beperken tot een vastgesteld bedrag.

Tenzij in de huwelijksovereenkomst anders is bedongen, is het gemeenschappelijk vermogen bij ontbinding van het stelsel, hem een vergoeding verschuldigd gelijk aan het verschil tussen de waarde van het ingebrachte goed en het bedrag ten belope waarvan het is ingebracht.

Deze vergoeding zal worden geherwaardeerd volgens de waarde van het ingebrachte goed, hetzij bij de ontbinding van het stelsel, indien het zich op dat tijdstip nog in het gemeenschappelijk vermogen bevindt, hetzij op de dag van de vervreemding indien het voordien vervreemd is; is het vervreemde goed vervangen door een ander goed, dan wordt de vergoeding geschat op de grondslag van dat nieuwe goed.

Art. 2.3.54. Algehele gemeenschap Komen de echtgenoten overeen dat er tussen hen algehele gemeenschap zal zijn, dan brengen zij al hun tegenwoordige en toekomstige goederen in het gemeenschappelijk vermogen, met uitzondering van die welke van persoonlijke aard zijn en van de rechten die uitsluitend aan de persoon verbonden zijn.

De algehele gemeenschap is in dat geval ook gehouden tot de schulden van de echtgenoten die dateren van voor het stelsel en de schulden ten laste van nalatenschappen en giften die hun tijdens het stelsel toevallen. Afdeling 3. Bedingen tot afwijking van de wijze van vereffening of van

verdeling Art. 2.3.55. Vooruitmaking § 1. Echtgenoten kunnen overeenkomen dat de langstlevende of een van hen indien die het langst leeft, het recht zal hebben om vóór de verdeling, hetzij een bepaalde geldsom, hetzij bepaalde goederen in natura, hetzij een hoeveelheid of een percentage van een bepaalde categorie van goederen vooraf te nemen uit het gemeenschappelijk vermogen.

De toegekende voordelen worden echter als een schenking beschouwd ten belope van de helft, indien zij tegenwoordige of toekomstige goederen tot voorwerp hebben die de vooroverleden echtgenoot in het gemeenschappelijk vermogen heeft gebracht door een uitdrukkelijk beding in de huwelijksovereenkomst. § 2. Vooruitgemaakte goederen kunnen in beslag worden genomen voor de betaling van gemeenschappelijke schulden, behoudens verhaal van de begunstigde echtgenoot, wanneer het goederen in natura betreft, op de rest van het gemeenschappelijk vermogen.

Zodanig verhaal is eveneens mogelijk in geval van vervreemding door een van de echtgenoten van een goed dat in natura vooruitgemaakt is.

Art. 2.3.56. Niet gelijke verdeling en verblijvingsbeding Echtgenoten kunnen overeenkomen dat de langstlevende of een van hen indien hij het langst leeft, bij de verdeling een ander deel dan de helft, of zelfs het gehele vermogen, zal ontvangen.

Indien de echtgenoten bij de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen ongelijke aandelen verkrijgen, zijn zij tot de betaling van de gemeenschappelijke schulden gehouden naar evenredigheid van hun aandeel in de baten, met behoud van de toepassing van artikel 2.3.50, § 2.

Indien de akte van verdeling niet anders bepaalt, kan de echtgenoot die na de verdeling een gemeenschappelijke schuld betaalt boven het aandeel dat hij krachtens het tweede lid moet dragen, het meerdere op de andere echtgenoot verhalen.

Art. 2.3.57. Regel ten aanzien van gemeenschappelijke kinderen Indien er gemeenschappelijke kinderen zijn, wordt een huwelijksovereenkomst die een voordeel toekent dat uit de samenstelling, de werking, de vereffening of de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen kan worden verkregen, ten aanzien van hen als een schenking beschouwd voor het aandeel boven de helft dat aan de langstlevende echtgenoot wordt toegewezen in de waarde, op de dag van de toekenning ervan, van de tegenwoordige of toekomstige goederen die de vooroverleden echtgenoot in het gemeenschappelijk vermogen heeft gebracht door een uitdrukkelijk beding in de huwelijksovereenkomst.

Een kind van een van de echtgenoten dat gewoon of ten volle is geadopteerd door de andere echtgenoot, wordt beschouwd als een gemeenschappelijk kind.

Art. 2.3.58. Regel ten aanzien van niet-gemeenschappelijke kinderen Ingeval er kinderen zijn die niet gemeenschappelijk zijn, wordt enkel de gelijke verdeling van hetgeen is gespaard op de wederzijdse inkomsten van de echtgenoten, al zijn die ongelijk, aan de toepassing van de regels van de schenkingen onttrokken.

Elke huwelijksovereenkomst die een ruimer voordeel toekent dat een echtgenoot uit de samenstelling, de werking, de vereffening of de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen kon verkrijgen, wordt, ten aanzien van hen, als een schenking beschouwd.

Art. 2.3.59. Verval bij onwaardigheid Elk beding van de huwelijksovereenkomst die een voordeel toekent dat de langstlevende echtgenoot uit de samenstelling, de werking, de vereffening of de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen kon verkrijgen, vervalt indien deze echtgenoot onwaardig is om van de overleden echtgenoot te erven.

De bepalingen inzake onwaardigheid om te erven zijn van overeenkomstige toepassing op de onwaardigheid om voordelen te verkrijgen of te behouden die de langstlevende echtgenoot uit de samenstelling, de werking, de vereffening of de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen kon verkrijgen. Dit is eveneens het geval indien de langstlevende echtgenoot uit de nalatenschap van de overleden echtgenoot gesloten is, hetzij door een ontervend beding, hetzij door een beslissing tot uitsluiting of tot verval van zijn erfrecht.

Art. 2.3.60. Verval bij ontbinding anders dan door overlijden of echtscheiding Met behoud van de toepassing van artikel 4.237, § 4, leidt de ontbinding van het huwelijksstelsel door de overgang naar een gerechtelijke scheiding van goederen of door de conventionele overgang naar een ander huwelijksvermogensstelsel, tot verval van de voordelen die een echtgenoot uit de samenstelling, de werking, de vereffening of de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen kon verkrijgen en die als overlevingsrechten zijn toegekend.

Hoofdstuk 5. Scheiding van goederen Afdeling 1. Conventionele scheiding van goederen

Art. 2.3.61. Scheiding van vermogens Wanneer de echtgenoten bij huwelijksovereenkomst bedingen dat zij gescheiden van goederen zullen zijn, bezit ieder van hen de bevoegdheid van beheer, genot en beschikking alleen, met behoud van de toepassing van de bepalingen betreffende hun wederzijdse rechten en verplichtingen.

De inkomsten en besparingen van ieder van de echtgenoten blijven eigen goed.

Art. 2.3.62. Bewijs van eigendom Het bewijs van de eigendom van een goed of een schuldvordering wordt tussen echtgenoten zowel als ten aanzien van derden geleverd volgens de regels van artikel 2.3.20.

Roerende goederen waarvan niet kan worden bewezen dat ze eigendom zijn van een van de echtgenoten, worden beschouwd als onverdeeld tussen de echtgenoten.

Art. 2.3.63. Onverdeeldheid Met behoud van de toepassing van artikel 215, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek, en onder voorbehoud van andersluidende overeenkomsten, kan elk van de echtgenoten te allen tijde verdeling vorderen van al hun onverdeelde goederen of een deel ervan.

Art. 2.3.64. Toegelaten toevoegingen § 1. Echtgenoten die kiezen voor het stelsel van scheiding van goederen kunnen aan dit stelsel alle bedingen toevoegen die met dat stelsel verenigbaar zijn.

Zij kunnen onder meer bedingen toevoegen met betrekking tot de bewijsvoering, tussen hen, van exclusief eigendomsrecht, met betrekking tot het bewijs van vorderingen die de ene tegen de andere kan inroepen, en bedingen ter nadere regeling van enige onverdeeldheid of doelvermogen die tussen hen zou bestaan.

Zij kunnen ook bedingen opnemen die ertoe strekken een verrekening tussen hun vermogens te verwezenlijken, met name door toevoeging van een beding van verrekening van aanwinsten.

De artikelen 2.3.57 tot 2.3.60 zijn van overeenkomstige toepassing. § 2. Echtgenoten die een beding van verrekening van aanwinsten hebben opgenomen, zijn onderworpen aan de artikelen 2.3.65 tot 2.3.77 Het aanvangsvermogen, het eindvermogen, de verrekenvordering en de betaling daarvan worden overeenkomstig die artikelen bepaald.

Echtgenoten kunnen bij huwelijksovereenkomst afwijken van het bepaalde in het eerste lid en zelf de verrekenmassa, verrekensleutel, het verrekentijdstip en de verrekenmodaliteiten overeenkomen. § 3. De notaris vermeldt uitdrukkelijk in de huwelijksovereenkomst dat hij ieder van de echtgenoten heeft gewezen op de juridische gevolgen van het opnemen of niet opnemen van een beding van verrekening van aanwinsten.

Art. 2.3.65. Verrekening van aanwinsten In een stelsel van scheiding van goederen met verrekening van aanwinsten worden de aanwinsten gevormd door het verschil tussen het eindvermogen van een echtgenoot en zijn aanvangsvermogen.

Bij de ontbinding van het huwelijksstelsel blijkt de verrekenvordering uit de vergelijking tussen de aanwinsten van beide echtgenoten.

Art. 2.3.66. Samenstelling van het aanvangsvermogen § 1. Het aanvangsvermogen is het vermogen van ieder van de echtgenoten op de datum waarop het huwelijksstelsel uitwerking krijgt. De schulden worden in het aanvangsvermogen in aanmerking genomen, zelfs al overschrijden zij het bedrag van het actief. § 2. De goederen en rechten die ieder van de echtgenoten later verkrijgt door gift of nalatenschap en deze bedoeld in artikel 2.3.19, § 1, 1°, en § 2, worden in het aanvangsvermogen opgenomen. De schulden bedoeld in de artikelen 2.3.23 en 2.3.24 worden in het aanvangsvermogen in aanmerking genomen, zelfs al overschrijden zij het bedrag van het actief. § 3. Tot het aanvangsvermogen worden niet gerekend: 1° de vruchten van de goederen die tot dat vermogen behoren;2° de goederen van het aanvangsvermogen die een echtgenoot tijdens het huwelijksstelsel aan één van zijn verwanten in rechte lijn heeft gegeven. § 4. Bij het sluiten van de huwelijksovereenkomst maken de echtgenoten een beschrijving op van hun respectieve aanvangsvermogen. Indien die beschrijving door beide echtgenoten is ondertekend, wordt zij geacht juist te zijn. § 5. Indien geen beschrijving werd opgemaakt, wordt het aanvangsvermogen geacht nul te zijn.

Art. 2.3.67. Waardering van het aanvangsvermogen § 1. Het aanvangsvermogen wordt als volgt geschat: 1° de op datum waarop het huwelijksstelsel in werking treedt bestaande goederen worden op die datum geschat; 2° de goederen die na de datum waarop het huwelijksstelsel in werking treedt, worden verkregen en die, krachtens artikel 2.3.66, § 2, tot het aanvangsvermogen behoren, worden op de datum van hun verkrijging geschat. § 2. De onroerende goederen en de onroerende zakelijke rechten van het aanvangsvermogen, andere dan vruchtgebruik, worden op de datum van de ontbinding van het stelsel geschat. Indien die goederen tijdens het huwelijk zijn overgedragen of vervangen, wordt de waarde in aanmerking genomen op de datum van overdracht of vervanging.

De tijdens het huwelijk ondernomen wijzigingen aan de toestand van die goederen, worden niet in aanmerking genomen voor de raming van het aanvangsvermogen. § 3. Indien de goederen worden geraamd op een datum die de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel voorafgaat, dan wordt hun overeenkomstig paragrafen 1 en 2 bepaalde waarde, aangepast volgens de wijziging van het algemeen indexcijfer van de consumptieprijzen. § 4. De paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op de schatting van schulden.

Art. 2.3.68. Samenstelling van het eindvermogen § 1. Het eindvermogen is samengesteld uit de goederen die de echtgenoot op de datum van ontbinding van het stelsel toebehoren. De schulden worden in aanmerking genomen, zelfs als zij het bedrag van het actief overschrijden. § 2. Aan dat eindvermogen wordt de waarde toegevoegd van de goederen die een echtgenoot: 1° heeft geschonken, behalve indien: a) de schenking niet overdreven was, gelet op de levenswijze van de echtgenoten of;b) de schenking betrekking heeft op een goed van het aanvangsvermogen dat aan verwanten in rechte lijn werd geschonken.De meerwaarde ten gevolge van de verbeteringen die tijdens de duur van het huwelijksstelsel werd aangebracht, met gelden die niet van het aanvangsvermogen afhangen, wordt echter aan het eindvermogen toegevoegd; 2° heeft overgedragen met oogmerk om de andere echtgenoot te benadelen of;3° heeft verkwist. Die bepalingen zijn niet van toepassing indien de schenking, de bedrieglijke vervreemding of de verkwisting meer dan tien jaar voor de ontbinding van het huwelijksstelsel plaatsvond, of indien de andere echtgenoot ermee heeft ingestemd.

Art. 2.3.69. Waardering van het eindvermogen Het eindvermogen wordt zowel voor het actief als voor het passief geschat op de datum van ontbinding van het huwelijksstelsel.

De waarde van de goederen bedoeld in artikel 2.3.68, § 2, wordt bepaald op de datum van de schenking, van de bedrieglijke vervreemding of van de verkwisting. De meerwaarde bedoeld in artikel 2.3.68, § 2, eerste lid, 1°, b), wordt geschat op de datum van de schenking van het goed.

De in het tweede lid vermelde waarden worden aangepast volgens de wijziging van het algemeen indexcijfer van de consumptieprijzen.

Art. 2.3.70. Vaststelling van de verrekenvordering Indien bij ontbinding van het huwelijksstelsel de aanwinsten van een van de echtgenoten die van de andere overschrijden, dan kan deze laatste tegen zijn echtgenoot een verrekenvordering gelijk aan de helft van dat verschil doen gelden.

De verrekenvordering wordt in geld betaald. De rechtbank kan echter op verzoek van de ene of van de andere echtgenoot beslissen dat, met het oog op die betaling, goederen van de schuldenaar aan de schuldeiser worden overgedragen, indien dit met het billijkheidsbeginsel overeenstemt.

Na de ontbinding van het huwelijksstelsel is de verrekenvordering wegens overlijden vererfbaar en onder levenden overdraagbaar.

Art. 2.3.71. Waardering van de verrekenvordering Indien het huwelijk door echtscheiding is ontbonden, of indien het huwelijksstelsel door een andere gerechtelijke beslissing is ontbonden, wordt de verrekenvordering bepaald volgens de samenstelling en de waarde van het vermogen van de echtgenoten op het tijdstip waarop de vordering in rechte is ingediend.

Art. 2.3.72. Maximumbedrag van de verrekenvordering De verrekenvordering is beperkt tot de helft van de waarde van de aanwinsten van de schuldplichtige echtgenoot, zoals ze na aftrek van de schulden bestaan, op de datum die voor de bepaling van het bedrag ervan in aanmerking komt.

De beperking van de verrekenvordering wordt verhoogd met de helft van het bedrag dat aan het eindvermogen wordt toegevoegd overeenkomstig artikel 2.3.68, § 2, met uitzondering van het geval bedoeld in het eerste lid, 1°, b), van diezelfde paragraaf.

Art. 2.3.73. Verjaring Het recht op de verrekenvordering verjaart na drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de echtgenoot kennis heeft van de ontbinding van het huwelijksstelsel, en uiterlijk tien jaar na de ontbinding van het stelsel.

Art. 2.3.74. Informatieplicht Na de ontbinding van het huwelijksstelsel moet iedere echtgenoot aan de andere alle informatie verschaffen over de samenstelling van zijn aanvangs- en eindvermogen. Hij moet op verzoek bewijsstukken overleggen. Ieder van de echtgenoten kan eisen dat een volledige en waarheidsgetrouwe beschrijving wordt opgemaakt. Op zijn verzoek moet hij voor die beschrijving worden opgeroepen. Hij mag bovendien eisen dat die beschrijving op zijn kosten door een notaris wordt opgemaakt.

Het eerste lid is eveneens van toepassing wanneer een van de echtgenoten de ontbinding van het huwelijk of de vervroegde uitbetaling van de verrekenvordering heeft geëist.

Art. 2.3.75. Uitstel van betaling Indien de onmiddellijke betaling van de verrekenvordering voor de schuldenaar onredelijk bezwarend is, met name als hij verplicht zou worden een goed af te staan dat hij nodig heeft om in zijn levensonderhoud te voorzien, kan de rechtbank hem, op zijn verzoek, uitstel voor die betaling verlenen.

De vordering waarvan de betaling wordt uitgesteld, brengt intrest op.

De rechtbank kan, op verzoek van de schuldeiser, de schuldenaar verplichten zekerheden te stellen, waarvan hij de aard en het bedrag naar billijkheid bepaalt.

Art. 2.3.76. Vervroegde uitkering Indien een echtgenoot door het bestuur van zijn vermogen de rechten van de andere met betrekking tot de berekening van de verrekenvordering in gevaar brengt, kan deze laatste de vervroegde uitkering van de verrekenvordering eisen. Dat is met name zo in de gevallen die leiden tot de fictieve toevoeging bedoeld in artikel 2.3.68, § 2.

Vanaf de definitieve beslissing die de vraag inwilligt, zijn de echtgenoten aan het stelsel van scheiding van goederen onderworpen.

Art. 2.3.77. Beschrijving De beschrijving bedoeld in de artikelen 2.3.66 en 2.3.74 kan voor de notaris of onderhands worden opgemaakt. De notariële beschrijving kan worden opgemaakt op grond van verklaringen, voor zover beide echtgenoten hiermee akkoord gaan. Afdeling 2. Gerechtelijke scheiding van goederen

Art. 2.3.78. Vordering § 1. Een van de echtgenoten of zijn wettelijke vertegenwoordiger kan scheiding van goederen in rechte vorderen, wanneer uit de wanorde in de zaken van de andere echtgenoot, zijn slecht beheer of de verkwisting van zijn inkomsten blijkt dat de instandhouding van het stelsel de belangen van de eisende echtgenoot in gevaar brengt. § 2. De schuldeisers van een van beide echtgenoten kunnen geen scheiding van goederen vorderen.

Zij kunnen tussenkomen in het geding.

Art. 2.3.79. Gevolgen § 1. De gerechtelijke scheiding van goederen werkt terug, wat haar gevolgen betreft, tot op de dag van de eis, zowel tussen echtgenoten als ten aanzien van derden. § 2. De beslissing waarbij de scheiding van goederen wordt uitgesproken, blijft zonder gevolg indien de staat van vereffening van het vorige stelsel niet bij authentieke akte is opgemaakt binnen een jaar na de inschrijving van die beslissing in het centraal register voor huwelijksovereenkomsten.

De termijn kan op verzoekschrift worden verlengd door de rechter die de scheiding van goederen heeft uitgesproken.

Art. 2.3.80. Verzet schuldeisers De schuldeisers van de echtgenoten kunnen verzet doen tegen vereffening buiten hun aanwezigheid en daarin op hun kosten tussenkomen.

Bovendien kunnen zij, binnen een termijn van zes maanden te rekenen van het verstrijken van de termijn gesteld in het artikel 2.3.79, § 2, opkomen tegen de vereffening, wanneer deze met bedrieglijke benadeling van hun rechten is geschied. Afdeling 3. Rechterlijke billijkheidscorrectie

Art. 2.3.81. Facultatieve rechterlijke billijkheidscorrectie § 1. Met behoud van de toepassing van paragraaf 2, kan de familierechtbank, wanneer het huwelijk ontbonden is door echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting van het huwelijk tussen de echtgenoten, aan de benadeelde echtgenoot, op zijn verzoek, een vergoeding ten laste van de andere echtgenoot toekennen op voorwaarde dat de omstandigheden sedert het sluiten van de huwelijksovereenkomst van scheiding van goederen of sedert de dag van de eis tot gerechtelijke scheiding van goederen onvoorzien en ongunstig gewijzigd zijn, waardoor het gekozen stelsel, rekening houdend met de vermogensrechtelijke situatie van beide echtgenoten, tot manifest onbillijke gevolgen ten nadele van de verzoekende echtgenoot zou leiden.

De toe te kennen vergoeding remedieert deze manifest onbillijke gevolgen en kan niet hoger liggen dan één derde van de nettowaarde van de samengevoegde aanwinsten van de echtgenoten op het tijdstip van ontbinding van hun huwelijk, waarvan vervolgens de nettowaarde van de persoonlijke aanwinsten van de verzoekende echtgenoot moet worden afgetrokken. De aanwinsten van de echtgenoten in de zin van dit lid worden bepaald bij toepassing van de artikelen 2.3.65 tot 2.3.69.

De vordering tot vergoeding wordt behandeld binnen de procedure van vereffening van het huwelijksstelsel. § 2. Echtgenoten die kiezen voor het stelsel van scheiding van goederen, stellen in hun huwelijksovereenkomst hun akkoord vast over het al dan niet opnemen van dat recht op vergoeding, al of niet met afwijkende modaliteiten.

De notaris wijst de echtgenoten op de in het eerste lid bepaalde verplichting en op de juridische gevolgen van hun keuze om het recht op vergoeding op te nemen, al of niet met afwijkende modaliteiten. Op straffe van aansprakelijkheid, vermeldt de notaris de keuze van de echtgenoten uitdrukkelijk in hun huwelijksovereenkomst.

Ondertitel 2. Centraal register voor huwelijksovereenkomsten Art. 2.3.82. Doeleinden Het centraal register voor huwelijksovereenkomsten is een geïnformatiseerde gegevensbank met als doeleinde: 1° de huwelijksovereenkomsten tegenwerpelijk te maken aan derden en, binnen de perken van de bepalingen van deze ondertitel, de raadpleging en de mededeling aan derden van informatie over de huwelijksovereenkomsten van gehuwde personen, daarin begrepen de verklaringen van anticipatieve inbreng, evenals over de vermogensrechtelijke overeenkomsten van wettelijk samenwonenden, op elektronische wijze of, in voorkomend geval, per post, mogelijk te maken;2° binnen de perken bepaald door Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, de verwerking van de in het centraal register geregistreerde gegevens mogelijk te maken met het oog op het algemeen belang en in het bijzonder statistische en wetenschappelijke doeleinden, of teneinde de kwaliteit van het register te verbeteren. Art. 2.3.83. Op te nemen akten § 1. In het centraal register voor huwelijksovereenkomsten worden opgenomen: 1° de huwelijksovereenkomsten, ongeacht of ze voor of tijdens het huwelijk worden gesloten; 2° de verklaringen van anticipatieve inbreng opgenomen in een akte van eigendomsverkrijging van een onroerend goed overeenkomstig artikel 2.3.53, § 2; 3° de in artikel 1478 van het oud Burgerlijk Wetboek bedoelde overeenkomsten; 4° de vorderingen tot scheiding van goederen, alsook de vonnissen en arresten waarbij de gerechtelijke scheiding van goederen als bedoeld in artikel 2.3.78 wordt uitgesproken; 5° de vonnissen en arresten waarbij aan een gehuwd persoon de bestuursbevoegdheid wordt ontnomen of een dergelijke ontneming wordt herroepen, in de zin van artikel 2.3.40, § 2; 6° de vonnissen en arresten waarin uitspraak wordt gedaan over de geldigheid, de toepassing of de interpretatie van een huwelijksovereenkomst. § 2. De notaris schrijft de akten bedoeld in paragraaf 1, 1° tot 3° in. § 3. De griffier van het rechtscollege waarbij ze werden neergelegd, stelt het centraal register voor huwelijksovereenkomsten in kennis van de vorderingen tot scheiding van goederen bedoeld in paragraaf 1, 4°, zodra ze op de rol zijn gebracht.

De griffier van het rechtscollege dat ze heeft uitgesproken, stelt het centraal register voor huwelijksovereenkomsten in kennis van de in paragraaf 1, 4°, 5° en 6°, bedoelde vonnissen of arresten.

De griffier van het rechtscollege dat het in paragraaf 1, 4°, bedoelde vonnis of arrest heeft uitgesproken, stelt het centraal register voor huwelijksovereenkomsten in kennis van elk verzet, elk hoger beroep of elke voorziening tegen dit vonnis of arrest.

De griffier van het rechtscollege dat ze heeft uitgesproken stelt het centraal register voor huwelijksovereenkomsten in kennis van de rechterlijke beslissingen waarbij een in paragraaf 1, 4°, 5° en 6°, bedoeld vonnis of arrest wordt vernietigd of hervormd.

Art. 2.3.84. In te schrijven gegevens § 1. Het centraal register voor huwelijksovereenkomsten bevat de volgende gegevens geldend op het ogenblik van de inschrijving: 1° voor elk van de echtgenoten die partij zijn bij een akte, verklaring of rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 2.3.83, § 1, 1°, 2°, 4°, 5° of 6°, en voor elk van de wettelijk samenwonenden die partij zijn bij de in artikel 2.3.83, § 1, 3°, bedoelde overeenkomst: a) de naam en voorna(a)m(en);b) het rijksregisternummer;c) de geboortedatum en -plaats;d) de woonplaats of de gewone verblijfplaats; 2° in de gevallen bedoeld in artikel 2.3.83, § 1, 1°, 2° en 3°, de aard en de datum van de akte; 3° in de gevallen bedoeld in artikel 2.3.83, § 1, 1°, het toepasselijke huwelijksvermogensstelsel; 4° in de gevallen bedoeld in artikel 2.3.83, § 1, 4°, 5° en 6°, het voorwerp en de datum van het vonnis of arrest; 5° in de gevallen bedoeld in artikel 2.3.83, § 1, 4°, 5° en 6°, de aanduiding van elk verzet, elk hoger beroep of elke voorziening tegen een vonnis of arrest; 6° de identificatie van de notaris, of de met openbaar gezag beklede autoriteit of persoon die de akte heeft verleden of in bewaring heeft genomen, of het rechtscollege dat het vonnis of arrest heeft uitgesproken;7° in voorkomend geval, de NABAN-referentie van de akte, zoals bedoeld in artikel 18 van de wet van 16 maart 1803Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1803 pub. 28/10/2009 numac 2009000678 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het notarisambt Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van het notarisambt, en, bij gebrek, het repertoriumnummer;8° in voorkomend geval, de referentie van het vonnis of arrest volgens de ECLI-standaard (European Case Law Identifier), of, bij gebrek, het algemeen rolnummer van het vonnis of arrest;9° in voorkomend geval, de plaats en datum van overlijden van een van deze partijen. § 2. Het centraal register voor huwelijksovereenkomsten geldt als authentieke bron voor alle gegevens die erin zijn opgenomen.

Art. 2.3.85. Inschrijvingskosten De Koning bepaalt het tarief van de kosten van de inschrijving in het register.

Art. 2.3.86. Verwerkingsverantwoordelijke § 1. De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, hierna "de beheerder" genoemd, is belast met het beheer en de organisatie van het centraal register voor huwelijksovereenkomsten.

De beheerder wordt, met betrekking tot het centraal register voor huwelijksovereenkomsten, beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. § 2. De beheerder stelt een functionaris voor de gegevensbescherming aan. Deze is meer bepaald belast met: 1° het verstrekken van deskundige adviezen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van persoonsgegevens en informatie en inzake hun verwerking;2° het informeren en adviseren van de beheerder die de persoonsgegevens verwerkt over zijn verplichtingen binnen het kader van deze wet en binnen het algemeen kader van de gegevensbescherming en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;3° het opstellen, het toepassen, het bijwerken en het controleren van een beleid inzake de beveiliging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;4° het vormen van het contactpunt voor de Gegevensbeschermingsautoriteit;5° de uitvoering van de andere opdrachten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging die door de Koning worden bepaald, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit. Bij het uitoefenen van zijn opdrachten handelt de functionaris voor de gegevensbescherming volledig onafhankelijk en brengt hij rechtstreeks verslag uit aan de beheerder.

De Koning kan, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de nadere regels bepalen volgens dewelke de functionaris voor de gegevensbescherming zijn opdrachten uitvoert.

Art. 2.3.87. Bewaartermijn De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat bewaart de gegevens van de inschrijving, met vermelding van de datum van inschrijving, tot dertig jaar na het overlijden van de persoon wiens gegevens bewaard werden, of, indien de datum van overlijden niet gekend is, tot op het ogenblik dat hij de leeftijd van 145 jaar zou hebben bereikt.

De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat bewaart de gegevens met betrekking tot de raadplegingen van het register, met name de identificatiegegevens van de persoon die het register heeft geraadpleegd, de identificatiegegevens van de persoon over wie een raadpleging werd gedaan, het ogenblik van de raadpleging en de reden van de raadpleging. De gegevens worden tot tien jaar na de raadpleging bewaard. In geval van betwisting wordt deze termijn geschorst tot alle beroepsmogelijkheden zijn uitgeput.

Art. 2.3.88. Raadpleging § 1. De gegevens opgenomen in het centraal register voor huwelijksovereenkomsten zijn toegankelijk voor: 1° de notarissen, de Belgische diplomatieke zendingen en consulaire posten in het buitenland, de gerechtsdeurwaarders en de griffiers en magistraten bij de rechtscolleges, in functie van de uitoefening van hun ambt;2° de openbare overheden, de instellingen van openbaar nut en instellingen van algemeen belang indien de kennisneming van de huwelijksovereenkomst van een persoon noodzakelijk is voor de uitvoering van hun wettelijke opdrachten;3° de partijen zelf;4° eenieder die een actueel en rechtmatig belang kan aantonen.Het belang van de verzoeker is actueel en rechtmatig wanneer zijn actuele rechten en verplichtingen worden of kunnen worden getroffen door het huwelijksvermogensstelsel of door de overeenkomst bedoeld in artikel 1478 van het oud Burgerlijk Wetboek van de persoon over wie een raadpleging wordt gedaan; het actueel en rechtmatig belang wordt vermeld in het verzoek tot raadpleging. § 2. Het is de beheerder verboden de in het centraal register voor huwelijksovereenkomsten opgenomen gegevens mee te delen aan andere personen dan zij die toegang ertoe hebben zoals bepaald in paragraaf 1.

Met behoud van de toepassing van de wettelijke bepalingen ter bescherming van de persoonsgegevens moet hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in artikel 2.3.84 bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen.

Artikel 458 van het Strafwetboek is op hen van toepassing. § 3. De toegang tot de gegevens van het centraal register voor huwelijksovereenkomsten is kosteloos.

De beheerder is gemachtigd om online raadpleging mogelijk te maken voor de in paragraaf 1 bedoelde belanghebbenden die daarom verzoeken, binnen de grenzen van hun consultatierecht. De vergoeding voor de daaruit voortvloeiende bijkomende taken en investeringen ten laste van de beheerder, wordt aangerekend aan deze raadplegers.". HOOFDSTUK 3. - Inhoud van boek 4 "Nalatenschappen, schenkingen en testamenten" van het Burgerlijk Wetboek

Art. 3.Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek ingevoerd bij artikel 2 van de wet van 13 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten1 tot invoering van een Burgerlijk Wetboek en tot invoeging van boek 8 "Bewijs" in dat Wetboek, bevat de volgende bepalingen: "Boek 4. Nalatenschappen, schenkingen en testamenten Titel 1. Nalatenschappen en wettelijke erfopvolging Ondertitel 1. Algemene bepalingen Art. 4.1. Openvallen van de nalatenschap Nalatenschappen vallen open door het overlijden.

Art. 4.2. Erfgerechtigden en erfgenamen Erfgerechtigden hebben roeping tot de nalatenschap krachtens de wet, of hebben een algemene roeping of een roeping onder algemene titel tot de nalatenschap door de wil van de erflater.

Door de aanvaarding van de nalatenschap neemt de erfgerechtigde de hoedanigheid aan van erfgenaam, of erfopvolger.

Art. 4.3. Bezit van de erfgenamen De door de wet aangeduide erfgenamen treden van rechtswege in het bezit van de goederen, rechten en rechtsvorderingen van de erflater, onder verplichting om alle lasten van de nalatenschap te voldoen.

Ondertitel 2. Hoedanigheden vereist om te erven Art. 4.4. Bestaansvoorwaarde Om erfgerechtigd te zijn moet men bestaan op het ogenblik dat de nalatenschap openvalt.

Zijn dus niet erfgerechtigd: 1° het kind dat nog niet verwekt is;2° het kind dat niet levensvatbaar geboren is. Art. 4.5. Overlevingsvoorwaarde Om erfgerechtigd te zijn moet men de erflater overleven.

Wanneer de volgorde waarin twee of meer personen zijn overleden niet kan worden bepaald, worden die personen geacht gelijktijdig te zijn overleden.

Indien een belanghebbende ten gevolge van omstandigheden die hem niet kunnen worden toegerekend, moeilijkheden ondervindt bij het bewijs van de volgorde van overlijden, kan de rechter hem een of meer malen uitstel verlenen, voor zover redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het bewijs binnen de termijn van het uitstel kan worden geleverd.

Ondertitel 3. Onwaardigheid om te erven Art. 4.6. Onwaardigheid § 1. Onwaardig om krachtens de wet tot de nalatenschap te komen, en dus van de nalatenschap uitgesloten is: 1° hij die als dader, mededader of medeplichtige schuldig is bevonden om op de persoon van de erflater een feit te hebben gepleegd dat zijn dood heeft veroorzaakt, als bedoeld in de artikelen 376, 393 tot 397, 401, 404 en 409, § 4, van het Strafwetboek;zo ook hij die schuldig is bevonden aan de poging om een dergelijk feit te plegen; 2° hij die onwaardig is verklaard omdat hij een in de bepaling onder 1° bedoeld feit heeft gepleegd, of gepoogd heeft te plegen, maar die, omdat hij ondertussen overleden is, voor dat feit niet werd veroordeeld;3° hij die onwaardig is verklaard omdat hij als dader, mededader of medeplichtige schuldig werd bevonden om op de persoon van de erflater een feit te hebben gepleegd als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403, 405, 409, §§ 1 tot 3 en 5, en 422bis van het Strafwetboek. § 2. De in paragraaf 1, 1°, bedoelde onwaardigheid is een burgerlijke sanctie die uitwerking heeft door het louter feit dat de erfgerechtigde schuldig werd bevonden.

De in paragraaf 1, 2°, bedoelde onwaardigheid is een burgerlijke sanctie die door de rechtbank wordt uitgesproken op vordering van de procureur des Konings.

De in paragraaf 1, 3°, bedoelde onwaardigheid is een burgerlijke sanctie die kan worden uitgesproken door de strafrechter die de erfgerechtigde schuldig bevindt aan een van de daarin vermelde feiten.

De strafrechter kan deze burgerlijke sanctie ook uitspreken ten aanzien van hem die schuldig bevonden is wegens de poging om een dergelijk feit te plegen.

Art. 4.7. Vergiffenis Er is geen onwaardigheid indien de erflater, in de in artikel 4.6, § 1, 3°, bedoelde gevallen de dader, mededader of medeplichtige, de feiten heeft vergeven. Vergiffenis kan enkel worden geschonken in een geschrift dat van de erflater uitgaat, en dat na de feiten is opgemaakt in de vorm die voor een testamentaire beschikking is vereist.

Art. 4.8. Gevolgen van de onwaardigheid De wegens onwaardigheid van de nalatenschap uitgesloten erfgerechtigde wordt geacht nooit enig recht in de nalatenschap te hebben gehad, zonder evenwel afbreuk te doen aan de rechten van derden die te goeder trouw handelden.

De onwaardige is gehouden tot teruggave van alle vruchten en inkomsten die hij sinds het openvallen van de nalatenschap genoten heeft.

Het aandeel van de onwaardige komt ten goede aan zijn afstammelingen, indien plaatsvervulling plaatsvindt. Zo niet, komt zijn aandeel door aanwas ten goede aan de andere erfgerechtigden in dezelfde graad.

Indien de onwaardige alleen is in zijn graad, vervalt het aan de overige erfgerechtigden die tot deze nalatenschap geroepen zijn.

Art. 4.9. Kinderen van de onwaardige De kinderen van de onwaardige zijn niet van de nalatenschap uitgesloten wegens de schuld van hun ouder. Ze kunnen bij plaatsvervulling tot de nalatenschap komen.

De onwaardige heeft geen wettelijk genot op de goederen die zijn kinderen ten gevolge van zijn onwaardigheid vererven, en kan deze goederen noch rechtstreeks noch onrechtstreeks van deze kinderen vererven.

Wanneer de door een kind van de onwaardige aldus vererfde goederen bij overlijden van dit kind nog in natura in zijn nalatenschap aanwezig zijn, is de onwaardige voor deze goederen van de nalatenschap van het kind uitgesloten. Zijn deze goederen niet meer in natura aanwezig, dan is de onwaardige uit de nalatenschap gesloten ten belope van de waarde ervan, tenzij en in de mate deze goederen zijn verbruikt en dus ook hun tegenwaarde niet meer in de nalatenschap aanwezig is. De waarde van die goederen wordt bepaald op het ogenblik waarop het kind ze verkregen heeft.

Ondertitel 4. Wettelijke erfopvolging Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Art. 4.10. Erfrechtelijke roeping § 1. De nalatenschappen komen toe aan de kinderen en afstammelingen van de erflater, aan zijn noch uit de echt noch van tafel en bed gescheiden echtgenoot, aan zijn verwanten in de opgaande lijn, aan zijn verwanten in de zijlijn, en aan zijn wettelijk samenwonende binnen de grenzen van de rechten die hem zijn toegekend, overeenkomstig de regels die hierna worden bepaald. § 2. De erfrechtelijke roeping wordt vastgesteld volgens de eventuele aanwezigheid van een langstlevende echtgenoot of langstlevende wettelijk samenwonende, en van een van de vier mekaar opvolgende erfrechtelijke situaties, in de hierna vermelde volgorde: 1° aanwezigheid van afstammelingen die de eerste erfrechtelijke orde vormen;2° afwezigheid van afstammelingen, en aanwezigheid van nauwe zijverwanten, in voorkomend geval samen met vader en moeder, die de tweede erfrechtelijke orde vormen;3° afwezigheid van afstammelingen en van nauwe zijverwanten, en aanwezigheid van ascendenten die de derde erfrechtelijke orde vormen, met toepassing, in voorkomend geval, van de regels van de kloving; 4° afwezigheid van afstammelingen, van nauwe zijverwanten en van ascendenten, en aanwezigheid van gewone zijverwanten die de vierde erfrechtelijke orde vormen, met toepassing van de regels van de kloving, en met behoud van de toepassing van artikel 4.30, eerste lid.

Art. 4.11. Lijnen en graden § 1. De erfopvolging is in rechte lijn wanneer ze plaatsvindt tussen personen die van elkaar afstammen. Men onderscheidt in die lijn de rechte neerdalende lijn en de rechte opgaande lijn. De eerste verbindt de stamouder met de personen die van hem afstammen; de laatste verbindt een persoon met degenen van wie hij afstamt. § 2. De erfopvolging is in de zijlijn, wanneer ze plaats vindt tussen personen die niet van elkaar, maar van een gemene stamouder afstammen.

Broers en zussen en hun afstammelingen worden ook de nauwe zijverwanten genoemd. De overige verwanten in de zijlijn worden de gewone zijverwanten genoemd. § 3. De afstand in verwantschap wordt bepaald door het aantal generaties. Elke generatie wordt een graad genoemd. § 4. In de rechte lijn zijn er zoveel graden als er generaties zijn tussen de personen in die lijn.

Zo staat het kind in de eerste graad tegenover zijn vader of zijn moeder, en staat het kleinkind in de tweede graad. Dit geldt ook wederkerig voor de vader of de moeder tegenover hun kind, en voor de grootvader of de grootmoeder tegenover hun kleinkinderen. § 5. In de zijlijn worden de graden bepaald door het aantal generaties, te rekenen van een van de verwanten tot aan de gemene stamouder, en vervolgens van deze stamouder tot aan de andere verwant.

Zo staan broer en zus tegenover elkaar in de tweede graad; oom of tante tegenover neef of nicht, in de derde graad; volle neven en nichten onderling, in de vierde graad; en zo verder. § 6. Verwanten van verder dan de vierde graad erven niet, behalve indien zij bij plaatsvervulling geroepen worden.

Art. 4.12. Erfrechtelijke roeping na gewone adoptie In geval van gewone adoptie behouden de geadopteerde en zijn afstammelingen al hun erfrecht in hun oorspronkelijke familie.

Ze verkrijgen op de nalatenschap van de adoptant of adoptanten dezelfde rechten als een kind of zijn afstammelingen daarop zouden hebben.

Ze verkrijgen geen enkel recht op de nalatenschap van de verwanten van de adoptant of adoptanten.

Hoofdstuk 2. Plaatsvervulling Art. 4.13. Principe van de plaatsvervulling § 1. Door plaatsvervulling nemen de afstammelingen van een erfgerechtigde zijn plaats in en worden zij in zijn graad tot de nalatenschap geroepen.

Plaatsvervulling heeft, volgens de hierna vermelde regels, plaats in geval van vooroverlijden, van gelijktijdig overlijden, van verwerping en van onwaardigheid van een erfgerechtigde. § 2. Men kan de plaats vervullen van hem wiens nalatenschap men verworpen heeft.

Art. 4.14. Toepassingen In de rechte neerdalende lijn is er plaatsvervulling tot in het oneindige.

In de rechte opgaande lijn is er geen plaatsvervulling; de naaste in elk van beide lijnen sluit altijd de verdere uit.

In de zijlijn is er plaatsvervulling ten voordele van de afstammelingen van broers en zussen, ooms en tantes van de erflater.

Plaatsvervulling is er niet ten voordele van de afstammelingen van de echtgenoot of van de wettelijk samenwonende.

Art. 4.15. Graden en staken bij plaatsvervulling Er is ook plaatsvervulling wanneer geen van de erfgerechtigden in dezelfde graad tot de nalatenschap komen, hetzij omdat ze voor of gelijktijdig met de erflater overleden zijn, dan wel de nalatenschap verworpen hebben of onwaardig zijn. Ze heeft plaats ongeacht of de afstammelingen onder elkaar in gelijke of in ongelijke graden staan.

In alle gevallen van plaatsvervulling geschiedt de verdeling bij staken. Indien een zelfde staak verscheidene takken heeft voortgebracht, geschiedt de onderverdeling in elke tak eveneens bij staken en delen de leden van dezelfde tak onder elkaar per hoofd.

Hoofdstuk 3. Aanwezigheid van afstammelingen Art. 4.16. Rechte neerdalende lijn De kinderen of hun afstammelingen erven van hun ouders, grootouders of verdere verwanten in de opgaande lijn, ook al hebben zij niet dezelfde ouders, en ongeacht de wijze waarop hun afstamming is vastgesteld.

De nalatenschap komt toe aan de afstammelingen die de naaste in graad zijn. Zij erven voor gelijke delen en per hoofd, wanneer zij allen in de eerste graad staan en uit eigen hoofde geroepen worden. Zij erven bij staken, wanneer zij allen of een gedeelte van hen bij plaatsvervulling opkomen.

Hoofdstuk 4. Erfrechtelijke roeping van de echtgenoot en de wettelijk samenwonende Afdeling 1. De langstlevende echtgenoot

Art. 4.17. Erfrecht van de langstlevende echtgenoot § 1. Wanneer de erflater afstammelingen, geadopteerde kinderen of afstammelingen van deze achterlaat, verkrijgt de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap. § 2. Wanneer de erflater verwanten in de opgaande lijn of nauwe zijverwanten achterlaat, verkrijgt de langstlevende echtgenoot: 1° de volle eigendom van het deel van de eerststervende in het gemeenschappelijk vermogen en in het vermogen dat exclusief tussen de echtgenoten in onverdeeldheid is, en 2° het vruchtgebruik van de overige goederen van diens eigen vermogen. 3° het vruchtgebruik op de goederen onderworpen aan het recht van wettelijke terugkeer waarvan sprake in artikel 4.24 of in artikel 4.25, tenzij in de akte van schenking of in het testament anders is bepaald. § 3. Wanneer de erflater andere erfgenamen of geen erfgenamen achterlaat, verkrijgt de langstlevende echtgenoot de volle eigendom van de gehele nalatenschap.

Art. 4.18. Vruchtgebruik op geschonken goederen Bij overlijden van de schenker ontvangt de langstlevende echtgenoot die tot de nalatenschap komt het vruchtgebruik van de goederen die de schenker heeft geschonken en waarvan hij zich het vruchtgebruik heeft voorbehouden, op voorwaarde dat de echtgenoot op het tijdstip van de schenking al die hoedanigheid heeft en dat de schenker de titularis van dit vruchtgebruik is gebleven tot de dag van zijn overlijden.

Bij het overlijden van de schenker ontvangt de langstlevende echtgenoot die tot de nalatenschap komt het vruchtgebruik van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende en van het daarin aanwezige huisraad, op voorwaarde dat de schenker zich bij de schenking van die goederen het vruchtgebruik ervan had voorbehouden, dat de echtgenoot op het tijdstip van de schenking met de schenker wettelijk samenwoonde en dat de schenker de titularis van dit vruchtgebruik is gebleven tot de dag van zijn overlijden.

De echtgenoot kan afstand doen van dat vruchtgebruik. De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn van toepassing op die afstand wanneer hij plaatsvindt bij leven van de schenker.

Art. 4.19. Uitoefening van erfrechtelijk vruchtgebruik Wanneer de langstlevende echtgenoot recht heeft op het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap, wordt dat vruchtgebruik vastgesteld zoals bepaald in de volgende leden.

Het vruchtgebruik zoals bedoeld in het eerste lid bezwaart de goederen die op de dag van het overlijden aanwezig waren, na aftrek van de legaten.

Het bezwaart eveneens: 1° onder de voorwaarden bepaald in artikel 4.18, de goederen die door de erflater zijn geschonken en waarvan hij zich het vruchtgebruik had voorbehouden; 2° onder de voorwaarden en overeenkomstig de modaliteiten bepaald in titel 2, ondertitel 3, hoofdstuk 2, en in afwijking van het tweede lid, de door de erflater gelegateerde goederen voor zover de langstlevende echtgenoot de inkorting ervan kan vragen of genieten;3° onder de voorwaarden en overeenkomstig de nadere regels bepaald in titel 2, ondertitel 3, hoofdstuk 2, de door de erflater geschonken goederen voor zover de langstlevende echtgenoot de inkorting ervan kan vragen of genieten. Art. 4.20. Recht op huur De langstlevende echtgenoot verkrijgt als enige, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, het recht op de huur van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de erflater het gezin tot voornaamste woning diende.

Art. 4.21. Boedelbeschrijving en belegging Niettegenstaande enig andersluidend beding kan ieder die de blote eigendom verkrijgt, eisen dat voor alle met vruchtgebruik belaste goederen een boedelbeschrijving van de roerende en een staat van de onroerende worden opgemaakt, en dat de geldsommen worden belegd.

Art. 4.22. Uitsluiting of verval § 1. De langstlevende echtgenoot kan van zijn erfrecht geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten of daarvan vervallen worden verklaard indien hij geheel of gedeeltelijk is ontzet uit het ouderlijk gezag over de kinderen geboren uit zijn huwelijk met de erflater. § 2. De rechtsvordering wordt door de afstammelingen ingesteld binnen een jaar te rekenen hetzij van het openvallen van de nalatenschap, hetzij van de ontzetting uit het ouderlijk gezag.

Het vonnis heeft gevolg met ingang van de datum waarop de vordering is ingesteld. § 3. Indien het vruchtgebruik reeds is omgezet in de volle eigendom van een goed of in een geldsom, of indien de blote eigendom van de goederen bedoeld in art. 4.61, § 7, reeds is overgedragen, levert de uitsluiting of de vervallenverklaring grond op tot vergoeding.

Die vergoeding wordt vastgesteld door de rechtbank en stemt overeen met de waarde van het vruchtgebruik, mede gelet op de vermoedelijke levensduur van de vruchtgebruiker bij het instellen van de rechtsvordering.

Is het vruchtgebruik omgezet in een lijfrente, dan werkt het vonnis terug tot hetzelfde tijdstip. Afdeling 2. De langstlevende wettelijk samenwonende

Art. 4.23. Erfrecht en recht op huur van de langstlevende wettelijk samenwonende § 1. De langstlevende wettelijk samenwonende verkrijgt, met welke erfgenamen hij ook tot de nalatenschap komt, het vruchtgebruik van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de erflater het gezin tot voornaamste woning diende, en van het daarin aanwezige huisraad.

Dit recht oefent de langstlevende wettelijk samenwonende ook uit indien de in het eerste lid vermelde goederen voorwerp zijn van een recht van wettelijke terugkeer waarvan sprake in artikel 4.24 of in artikel 4.25. § 2. De langstlevende wettelijk samenwonende die tot de nalatenschap komt ontvangt bij overlijden van de schenker het vruchtgebruik van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende en van het daarin aanwezige huisraad, indien de schenker zich bij de schenking van deze goederen het vruchtgebruik ervan had voorbehouden, en op voorwaarde dat de wettelijk samenwonende op het tijdstip van de schenking al die hoedanigheid had en dat de schenker de titularis van dit vruchtgebruik is gebleven tot de dag van zijn overlijden.

De wettelijk samenwonende kan afstand doen van het in het eerste lid bedoelde vruchtgebruik. De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn van toepassing op die afstand wanneer hij plaatsvindt bij leven van de schenker. § 3. De langstlevende wettelijk samenwonende verkrijgt als enige, met uitsluiting van alle andere erfgenamen, het recht op de huur van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap van de vooroverleden wettelijk samenwonende het gezin tot voornaamste woning diende, en verkrijgt het vruchtgebruik van het daarin aanwezige huisraad. § 4. De voorgaande bepalingen zijn niet van toepassing wanneer de langstlevende wettelijk samenwonende een afstammeling is van de vooroverleden wettelijk samenwonende. § 5. Niettegenstaande enig andersluidend beding kan ieder die de blote eigendom verkrijgt, eisen dat een boedelbeschrijving van het huisraad en een staat van het onroerend goed dat het gezin tot voornaamste woning diende wordt opgemaakt. § 6. De regels inzake het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot die zijn opgenomen in de artikelen 4.22 en 4.60 tot 4.64 zijn van overeenkomstige toepassing op het vruchtgebruik van de langstlevende wettelijk samenwonende.

Hoofdstuk 5. Recht van wettelijke terugkeer Art. 4.24. Recht van wettelijke terugkeer ten voordele van ascendenten § 1. De verwanten in de opgaande lijn erven, met uitsluiting van alle anderen, de goederen door hen geschonken aan hun kinderen of afstammelingen die zelf overleden zijn zonder afstammelingen achter te laten, wanneer de geschonken goederen nog in natura aanwezig zijn in de nalatenschap, onder verplichting om in de schulden bij te dragen en onder voorbehoud van de verkregen rechten van derden. § 2. Wanneer de goederen verkocht zijn, wordt dit recht uitgeoefend op de prijs, indien de prijs nog niet betaald is of er nog geen vermenging plaats vond in het vermogen van de begiftigde.

Zij erven ook de vordering tot terugneming die de begiftigde mocht hebben.

Art. 4.25. Recht van terugkeer na gewone adoptie § 1. In geval van gewone adoptie geldt artikel 4.24 niet. De goederen die door de verwanten in de opgaande lijn van de geadopteerde of door de adoptanten geschonken dan wel uit hun nalatenschap verkregen zijn en nog in natura aanwezig zijn in de nalatenschap van de geadopteerde die overleden is zonder afstammelingen na te laten, keren terug naar die verwanten in de opgaande lijn of adoptanten of naar hun afstammelingen, onder verplichting om in de schulden bij te dragen en onder voorbehoud van de verkregen rechten van derden. § 2. Wanneer de goederen verkocht zijn, wordt dit recht uitgeoefend op de prijs, indien deze nog niet is betaald of er nog geen vermenging in het vermogen van de geadopteerde plaats vond.

De verwanten in opgaande lijn van de geadopteerde en de adoptanten verkrijgen ook de rechtsvordering tot terugneming die de geadopteerde mocht hebben.

Hoofdstuk 6. Afwezigheid van afstammelingen en aanwezigheid van nauwe zijverwanten Art. 4.26. Nauwe zijverwanten, eventueel samen met vader en moeder Indien de erflater geen afstammelingen heeft achtergelaten, worden zijn nauwe zijverwanten tot de nalatenschap geroepen, in voorkomend geval samen met zijn vader en moeder, volgens de regels bepaald in de volgende paragrafen.

Indien de erflater, in het geval vermeld in het eerste lid, een langstlevende echtgenoot achterlaat, zijn de rechten van de nauwe zijverwanten, en in voorkomend geval die van vader en moeder, evenwel beperkt tot de blote eigendom van de overige goederen van het eigen vermogen van de erflater zoals in artikel 4.17, § 2, 2°, omschreven.

Indien beide ouders van een persoon die zonder afstammelingen overleden is, hem hebben overleefd, en hij broers en zussen of hun afstammelingen achtergelaten heeft, wordt de nalatenschap in twee helften gesplitst, waarvan een helft aan de ouders toekomt, die ze onder elkaar gelijk verdelen. De andere helft komt toe aan de nauwe zijverwanten.

Indien enkel de vader of moeder van een persoon die zonder afstammelingen overleden is, vooroverleden is, wordt het gedeelte dat hem of haar, overeenkomstig het derde lid, zou zijn te beurt gevallen, gevoegd bij de helft die toekomt aan de nauwe zijverwanten.

In geval van vooroverlijden van vader en moeder van een persoon die zonder afstammelingen overleden is, komt de nalatenschap uitsluitend toe aan de nauwe zijverwanten met uitsluiting van de overige ascendenten en van de overige zijverwanten.

Art. 4.27. Rechten van de nauwe zijverwanten onderling Nauwe zijverwanten erven, ofwel uit eigen hoofde, ofwel bij plaatsvervulling, overeenkomstig hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald.

Indien broers en zussen dezelfde ouders hebben, erven zij in gelijke delen.

Indien zij niet dezelfde ouders hebben, wordt een onderscheid gemaakt tussen de vaderlijke en de moederlijke lijn van de erflater. Het gedeelte van de nalatenschap dat toekomt aan de nauwe zijverwanten wordt voor de helft aan elke lijn toegewezen. Volle broers en zussen erven in beide lijnen; halfbroers en halfzussen van vaderszijde erven slechts in de vaderlijke lijn; halfbroers en halfzussen van moederszijde erven slechts in de moederlijke lijn. Zijn er enkel broers of zussen van één zijde, dan erven ze alles, met uitsluiting van alle andere verwanten van de andere lijn.

Hoofdstuk 7. Afwezigheid van afstammelingen en van nauwe zijverwanten Art. 4.28. Kloving Indien de erflater geen afstammelingen, en geen nauwe zijverwanten heeft achtergelaten, wordt de nalatenschap, als gevolg van kloving, in twee helften gesplitst tussen de verwanten in de vaderlijke lijn en de verwanten in de moederlijke lijn. Binnen elke lijn wordt ze toegewezen volgens de in dit hoofdstuk bepaalde regels.

Is deze eerste splitsing tussen de vaderlijke en de moederlijke lijn gedaan, dan heeft geen verdere splitsing plaats tussen de verschillende takken.

Zijn er in de ene lijn geen verwanten in erfelijke graad, dan erven de verwanten van de andere lijn de gehele nalatenschap.

Art. 4.29. Verwanten in rechte opgaande lijn § 1. Wanneer er na kloving, zoals bepaald in artikel 4.28, in beide lijnen verwanten in de opgaande lijn bestaan, dan erft in elke lijn de naaste verwant in graad, ook als de erflater een langstlevende echtgenoot achterlaat. In elke lijn erven verwanten in opgaande lijn in gelijke graad, per hoofd. § 2. Indien er slechts in één lijn verwanten in opgaande lijn bestaan, en de erflater een langstlevende echtgenoot achterlaat, vindt evenwel geen kloving plaats. Alleen de verwanten in opgaande lijn komen in dat geval tot de nalatenschap. In die lijn komt de naaste in graad tot de nalatenschap en erven de verwanten in opgaande lijn in gelijke graad per hoofd. § 3. In het geval bepaald in paragraaf 1, indien de erflater ook een langstlevende echtgenoot nalaat, en in het geval bepaald in paragraaf 2, worden de rechten van de verwanten in opgaande lijn, beperkt tot de blote eigendom van de overige goederen van het eigen vermogen van de erflater zoals in artikel 4.17, § 2, 2°, omschreven. § 4. Indien er in een van beide lijnen geen verwanten in opgaande lijn bestaan, en de erflater geen langstlevende echtgenoot achterlaat, dan is er wel kloving, en komen in die lijn de gewone zijverwanten tot de nalatenschap, volgens de regels bepaald in artikel 4.30.

In dat geval heeft de overlevende vader of moeder het vruchtgebruik van het derde gedeelte van de goederen die hij of zij niet in eigendom erft.

Art. 4.30. Gewone zijverwanten Gewone zijverwanten worden niet tot de nalatenschap geroepen indien de erflater een langstlevende echtgenoot nalaat.

Indien er slechts in één lijn verwanten in de opgaande lijn zijn, wordt de andere helft toegewezen aan de gewone zijverwanten van de andere lijn, en in die lijn aan de naaste in graad.

Indien er in geen van beide lijnen verwanten in de opgaande lijn zijn, wordt de nalatenschap toegewezen aan de gewone zijverwanten, in iedere lijn aan de naaste in graad.

Indien er, in één lijn, verschillende gewone zijverwanten van dezelfde graad samen opkomen, delen zij per hoofd, behalve indien zij bij plaatsvervulling geroepen worden, voor zover plaatsvervulling toegelaten is.

Hoofdstuk 8. Nalatenschap van de kinderloos overleden geadopteerde Art. 4.31. Kloving in de nalatenschap van de geadopteerde In geval van gewone adoptie worden, na uitoefening van het recht van terugkeer zoals bepaald in artikel 4.25 de overige goederen van de geadopteerde die overleden is zonder afstammelingen na te laten, in twee gelijke helften gesplitst tussen de oorspronkelijke en de adoptieve familie.

In de oorspronkelijke familie is die ene helft van de nalatenschap onderworpen aan de regels van artikelen 4.10 tot 4.30.

In de adoptieve familie komt de andere helft van de nalatenschap uitsluitend toe aan de adoptant of bij helften aan ieder van de adoptanten of aan hun afstammelingen, zonder afbreuk te doen aan de rechten van de overlevende echtgenoot of van de langstlevende wettelijk samenwonende. Indien een van de adoptanten overleden is zonder afstammelingen achter te laten, erven de andere adoptant of zijn afstammelingen deze helft van de nalatenschap.

Indien in een van deze families niemand tot de helft van de nalatenschap geroepen is, of de erfgenamen allen de nalatenschap verwerpen, vallen alle overige goederen van de geadopteerde aan de andere familie toe.

Artikel 4.24 is niet van toepassing, ten aanzien van de oorspronkelijke familie van de geadopteerde, op de nalatenschap van zijn kinderen die na hem overleden zijn zonder afstammelingen achter te laten. Het aandeel van de nalatenschap van de langstlevende van die kinderen, dat volgens artikel 4.29 wordt toegekend aan de verwanten in de opgaande lijn van de geadopteerde, wordt verdeeld overeenkomstig het eerste tot het vierde lid.

Ondertitel 5. Rechten van de Staat Art. 4.32. Erfloze nalatenschap Bij gebreke van erfgenamen vervalt de nalatenschap aan de Staat, zonder afbreuk te doen aan de rechten van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Art. 4.33. Formaliteiten Wanneer de Staat aanspraak maakt op de nalatenschap, moet hij de zegels doen leggen en een boedelbeschrijving doen opmaken in de vorm die is voorgeschreven voor de aanvaarding van nalatenschappen onder voorrecht van boedelbeschrijving.

De Staat moet de inbezitstelling vragen bij de familierechtbank van het rechtsgebied waarbinnen de nalatenschap is opengevallen. De rechtbank kan over de eis geen uitspraak doen dan na drie bekendmakingen en aanplakkingen in de gebruikelijke vorm, en na de procureur des Konings te hebben gehoord.

Indien de Staat de voorgeschreven formaliteiten niet heeft vervuld, kan hij worden veroordeeld tot schadevergoeding aan de erfgenamen die zich zouden aanmelden.

Ondertitel 6. Erfkeuze Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Art. 4.34. Vrije keuze Een nalatenschap kan of zuiver, of onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard worden.

Niemand is gehouden een hem opgekomen nalatenschap te aanvaarden.

Art. 4.35. Overgang van erfkeuze Wanneer hij aan wie een nalatenschap is opgekomen, overleden is zonder zijn erfkeuze te hebben uitgeoefend, gaat deze erfkeuze op zijn erfgenamen over.

Indien deze erfgenamen omtrent deze erfkeuze van mening verschillen, moet de nalatenschap worden aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving.

Art. 4.36. Tijdstip voor de uitoefening van de erfkeuze Men kan omtrent de nalatenschap van een persoon die nog in leven is, geen erfkeuze maken, tenzij de wet anders bepaalt.

Het recht om een erfkeuze te maken verjaart door verloop van dertig jaar, te rekenen van de dag waarop de nalatenschap is opengevallen.

Art. 4.37. Opschortende exceptie van boedelbeschrijving en beraad § 1. Gedurende de termijnen van boedelbeschrijving en van beraad, kan een erfgerechtigde niet worden genoodzaakt de hoedanigheid van erfgenaam aan te nemen, en kan tegen hem geen veroordeling worden verkregen. § 2. De termijn voor het opmaken van de boedelbeschrijving is drie maanden, te rekenen van de dag waarop de nalatenschap is opengevallen.

De termijn om zich omtrent de erfkeuze te beraden, is veertig dagen, te rekenen van de dag dat de voor het opmaken van de boedelbeschrijving verleende drie maanden verstreken zijn, of van de dag van het sluiten van de boedelbeschrijving, indien deze vóór het verstrijken van de drie maanden is beëindigd. § 3. Na verloop van de hierboven bepaalde termijnen, kan de erfgerechtigde, indien tegen hem een vervolging wordt ingesteld, een nieuwe termijn aanvragen, die door de familierechtbank waarvoor het geschil aanhangig is, naar gelang van de omstandigheden wordt toegestaan of geweigerd. § 4 De kosten van de vervolging, in het geval van paragraaf 3, komen ten laste van de nalatenschap, indien de erfgerechtigde bewijst dat hij van het overlijden geen kennis heeft gedragen, of dat de termijnen onvoldoende zijn geweest, hetzij wegens de ligging van de goederen, hetzij wegens de gerezen geschillen; indien hij daarvan het bewijs niet levert, blijven de kosten te zijnen laste.

De kosten van opneming en andere waarschuwingen blijven ten laste van de nalatenschap als gerechtskosten.

Art. 4.38. Erfkeuze na verloop van de toegestane termijnen Na verloop van de bij artikel 4.37, § 2, verleende, en zelfs van de door de rechter overeenkomstig artikel 4.37, § 3, toegestane termijnen, behoudt de erfgerechtigde niettemin het recht om de boedelbeschrijving alsnog te doen opmaken, en zijn erfkeuze uit te oefenen, tenzij hij reeds een daad van erfgenaam verricht heeft, of tegen hem een vonnis bestaat dat in kracht van gewijsde is gegaan en hem als zuiver erfgenaam veroordeelt.

Indien de erfgerechtigde de nalatenschap verwerpt, nadat de termijnen zijn verstreken of vroeger, komen de kosten, door hem tot dan toe wettig gemaakt, ten laste van de nalatenschap.

Art. 4.39. Gevolgen van de gemaakte erfkeuze De erfkeuze werkt terug tot op de dag waarop de nalatenschap is opengevallen.

De erfgerechtigde die de nalatenschap verwerpt, wordt geacht nooit erfgerechtigde te zijn geweest.

Art. 4.40. Minderjarigen en beschermde meerderjarigen § 1. Omtrent nalatenschappen die aan minderjarigen toekomen, kan de erfkeuze slechts rechtsgeldig worden uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van artikel 410, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek. § 2. De fondsen en waarden die zij verkrijgen, worden geplaatst op een rekening geopend op hun naam en worden onbeschikbaar gemaakt tot de meerderjarigheid, zonder afbreuk te doen aan het recht op wettelijk genot, en met behoud van de toepassing van het bepaalde in artikel 410, § 1, 14°, van het oud Burgerlijk Wetboek. § 3. Ingeval minderjarigen of personen die overeenkomstig artikel 492/1, § 2, derde lid, 5°, van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard om een nalatenschap te verwerpen, tot een nalatenschap bedoeld in artikel 4.44, derde lid, geroepen zijn, ook indien dit slechts in ondergeschikte graad of orde is, kan de vrederechter, voor het geheel of een deel van deze personen, worden verzocht om een gezamenlijke machtiging om deze nalatenschap te verwerpen.

Het verzoek kan gezamenlijk worden ingediend door de respectievelijke wettelijke vertegenwoordigers, overeenkomstig artikel 1185 van het Gerechtelijk Wetboek.

Hoofdstuk 2. Zuivere aanvaarding van de nalatenschap Art. 4.41. Uitdrukkelijke of stilzwijgende aanvaarding § 1. De zuivere aanvaarding kan uitdrukkelijk of stilzwijgend geschieden. § 2. Zij geschiedt uitdrukkelijk, wanneer de erfgerechtigde in een authentieke of een onderhandse akte de titel of de hoedanigheid van erfgenaam aanneemt. § 3. Zij geschiedt stilzwijgend, wanneer de erfgerechtigde een daad verricht die noodzakelijk zijn bedoeling om te aanvaarden insluit en die hij slechts in zijn hoedanigheid van erfgenaam bevoegd zou zijn te verrichten. § 4. Daden die alleen dienen tot bewaring, toezicht of voorlopig beheer, zijn geen daden van aanvaarding van de nalatenschap, indien daarbij de titel of de hoedanigheid van erfgenaam niet is aangenomen.

Indien echter in de nalatenschap zaken aanwezig zijn die kunnen bederven, of waarvan de bewaring grote kosten vergt, kan de erfgerechtigde zonder dat men daaruit een aanvaarding van zijn zijde mag afleiden, zich door de rechter doen machtigen om die zaken te verkopen. De bepalingen van boek IV, hoofdstuk V, van het Gerechtelijk Wetboek zijn van overeenkomstige toepassing.

Art. 4.42. Overdracht die aanvaarding inhoudt De schenking, de verkoop of de overdracht van zijn erfrecht door een van de erfgenamen gedaan, hetzij aan een vreemde persoon, hetzij aan al zijn mede-erfgenamen, hetzij aan enkelen onder hen, heeft voor hem aanvaarding van de nalatenschap ten gevolge.

Hetzelfde geldt: 1° voor de verwerping, zelfs om niet, door een van de erfgenamen gedaan ten voordele van een of meer van zijn mede-erfgenamen;2° voor de verwerping door hem gedaan, zelfs ten voordele van al zijn mede-erfgenamen zonder onderscheid, wanneer hij voor de verwerping een prijs ontvangt. Art. 4.43. Bedrog of benadeling bij aanvaarding Een meerderjarige kan tegen de door hem uitdrukkelijk of stilzwijgend gedane aanvaarding van een nalatenschap slechts opkomen ingeval die aanvaarding het gevolg mocht zijn geweest van een jegens hem gepleegd bedrog.

Hij kan er nooit tegen opkomen onder voorwendsel van benadeling, tenzij de nalatenschap mocht zijn teniet gedaan of met meer dan de helft verminderd, door de ontdekking van een testament dat op het ogenblik van de aanvaarding onbekend was.

Hoofdstuk 3. Verwerping van de nalatenschap Art. 4.44. Uitdrukkelijke keuze vereist De verwerping van een nalatenschap wordt niet vermoed: zij moet worden gedaan door middel van een verklaring afgelegd ten overstaan van een notaris, in een authentieke akte.

Binnen vijftien dagen volgend op de authentieke akte, wordt de verwerping, door toedoen van de notaris en op kosten van de verwerpende erfgerechtigde, ingeschreven in het centraal erfrechtregister.

Ingeval de verwerper of verwerpers op eer verklaren in de akte dat volgens hun kennis het netto actief van de nalatenschap niet meer bedraagt dan 5 000 euro, wordt de verklaring van verwerping bedoeld in het eerste lid, kosteloos verleden en geregistreerd en wordt zij vrijgesteld van de betaling van recht op geschriften en bekendmakingskosten. Elke drie jaar, op 1 augustus, wordt het bedrag van 5 000 euro van rechtswege aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die aan de aanpassing voorafgaat. Het aanvangsindexcijfer is het indexcijfer van de maand juli 2017.

Art. 4.45. Gevolgen van de verwerping Het aandeel van hem die de nalatenschap verwerpt, komt ten goede aan zijn afstammelingen, indien plaatsvervulling plaatsvindt.

Zo niet, komt zijn aandeel door aanwas ten goede aan de andere erfgerechtigden in dezelfde graad.

Indien de verwerper alleen is in zijn graad, vervalt het aan de overige erfgerechtigden die tot deze nalatenschap geroepen zijn.

Art. 4.46. Schuldeisers De schuldeisers van hem die met benadeling van hun rechten een nalatenschap verwerpt, kunnen zich door de rechter doen machtigen om de nalatenschap uit hoofde van hun schuldenaar in zijn plaats te aanvaarden.

In dit geval is de verwerping alleen ten voordele van de schuldeisers en slechts tot het bedrag van hun schuldvorderingen vernietigd. Zij is het niet ten voordele van de erfgerechtigde die de nalatenschap verworpen heeft.

Art. 4.47. Intrekking van de verwerping Zolang tegen erfgerechtigden die een nalatenschap verworpen hebben, geen verjaring is verkregen van het recht om te aanvaarden, blijven zij bevoegd om de nalatenschap alsnog te aanvaarden, indien deze niet reeds door andere erfgenamen is aanvaard; zonder evenwel afbreuk te doen aan de rechten die door derden op de goederen van de nalatenschap mochten zijn verkregen, hetzij door verjaring, hetzij door handelingen die wettig verricht zijn met de curator van de onbeheerde nalatenschap.

Art. 4.48. Heling en verval van het recht op verwerping De erfgenaam of de erfgerechtigde die te kwader trouw informatie verzwijgt of valse verklaringen aflegt met betrekking tot de samenstelling of de omvang van de nalatenschap, om hieruit voor zichzelf, ten nadele van zijn mede-erfgenamen of van de schuldeisers van de nalatenschap, een voordeel te verkrijgen, is schuldig aan heling.

De erfgenaam of de erfgerechtigde die schuldig is aan heling verliest de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen. Ook al zou hij die willen verwerpen, toch blijft hij zuiver erfgenaam, zonder op enig aandeel in de geheelde goederen of waarden aanspraak te kunnen maken.

Deze sanctie kan niet worden ingeroepen tegen de erfgenaam of de erfgerechtigde die spontaan en tijdig de juiste en volledige informatie verstrekt of zijn valse verklaringen rechtzet.

Hoofdstuk 4. Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving Art. 4.49. Uitdrukkelijke keuze vereist § 1. De verklaring waarbij een erfgerechtigde te kennen geeft dat hij de hoedanigheid van erfgenaam slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving aanneemt, moet worden afgelegd ten overstaan van een notaris, in een authentieke akte. § 2. Binnen vijftien dagen volgend op de authentieke akte, wordt de verklaring van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving, door toedoen van de notaris en op kosten van de erfgenaam die onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardt, ingeschreven in het centraal erfrechtregister. § 3. Bij aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving wegens onbekwaamheid van de erfgerechtigde, wordt de verklaring afgelegd door de vader en de moeder of door degene van hen die het ouderlijk gezag uitoefent, door de ontvoogde minderjarige, door de voogd of door de bewindvoerder met vertegenwoordigingsopdracht. Er wordt vervolgens gehandeld overeenkomstig paragraaf 2. De vrederechter ziet toe op de inachtneming van deze vormen.

In geval van belangentegenstelling tussen de onbekwame en zijn wettelijke vertegenwoordiger, wordt door de vrederechter, hetzij op verzoek van iedere belanghebbende, hetzij ambtshalve, een voogd ad hoc of een bewindvoerder ad hoc aangewezen. § 4. Een uittreksel uit de verklaring van aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving wordt bekendgemaakt door een mededeling in het Belgisch Staatsblad, door toedoen van de notaris en op kosten van de erfgenaam die onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardt, met verzoek aan de schuldeisers en legatarissen om, bij aangetekende zending, hun rechten te doen kennen binnen drie maanden te rekenen van de datum van die bekendmaking.

Dat uittreksel vermeldt enkel de volgende gegevens met betrekking tot de erflater: a) de naam en voorna(a)m(en);b) het rijksregisternummer;c) de geboorteplaats en -datum;d) de woonplaats of de gewone verblijfplaats;e) de plaats en de datum van overlijden;f) de gekozen woonplaats voor de verzending van de aangetekende zending vermeld in het eerste lid. De identiteit van de aangever wordt niet vermeld in dat uittreksel.

Behoudens later bewijs van de werkelijkheid van hun schuldvorderingen, maken de schuldeisers en legatarissen zich bekend bij aangetekende zending, gericht aan de woonplaats die de erfgenaam gekozen heeft en die in de opgenomen verklaring is vermeld.

Art. 4.50. Boedelbeschrijving vereist De verklaring waarbij een erfgerechtigde aanvaardt onder voorrecht van boedelbeschrijving, heeft slechts kracht voor zover zij is voorafgegaan of gevolgd door een getrouwe en nauwkeurige boedelbeschrijving van de goederen van de nalatenschap, in de vorm door het Gerechtelijk Wetboek voorgeschreven.

Art. 4.51. Verval van het voorrecht Het voorrecht van boedelbeschrijving vervalt voor de erfgenaam die schuldig is aan heling, of die, wetens en willens en te kwader trouw, verzuimd heeft goederen van de nalatenschap in de boedelbeschrijving te doen opnemen.

Art. 4.52. Gevolgen van het voorrecht Ingevolge het voorrecht van boedelbeschrijving wordt de vermenging van de boedels verhinderd ten aanzien van de erfgenaam zowel als ten aanzien van de schuldeisers en de legatarissen.

De erfgenaam behoudt tegen de nalatenschap de rechten die hij had tegen de erflater. Hij is tot de betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap slechts gehouden op de goederen die hij verkrijgt.

De schuldeisers van de nalatenschap en de legatarissen worden uit die goederen betaald bij voorkeur boven de persoonlijke schuldeisers van de erfgenaam.

Art. 4.53. Beheer en vereffening door de erfgenaam De erfgenaam die onder voorrecht van boedelbeschrijving heeft aanvaard, is belast met het beheer en de vereffening van de goederen van de nalatenschap. Hij moet van zijn beheer rekening en verantwoording doen aan de schuldeisers en de legatarissen.

Hij kan geen dading treffen, geen compromis aangaan, noch de goederen met hypotheken of andere zakelijke lasten bezwaren, zonder machtiging van de rechter.

Hij kan in zijn persoonlijke goederen niet verder worden aangesproken dan tot het bedrag dat hij als overschot heeft ontvangen.

Art. 4.54. Beheer en vereffening door een beheerder § 1. De erfgenaam die onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardt, kan zich ontheffen van de zorg om de nalatenschap te beheren en te vereffenen. Hij moet vooraf, onder indiening van een verzoekschrift, bij beschikking van de familierechtbank, een beheerder doen benoemen, aan wie hij alle goederen van de nalatenschap overgeeft onder verplichting om ze met inachtneming van de hierna bepaalde regels te vereffenen. § 2. Ingeval de belangen van de schuldeisers van de nalatenschap of van de legatarissen in het gedrang kunnen komen wegens nalatigheid van de onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardende erfgenaam of wegens zijn vermogenstoestand, kan iedere belanghebbende vorderen dat deze wordt vervangen door een beheerder die de nalatenschap moet vereffenen.

Die beheerder wordt benoemd bij een beschikking in kort geding, de erfgenaam gehoord of vooraf opgeroepen. § 3. De beschikking tot aanwijzing van een beheerder in toepassing van de paragrafen 1 en 2 wordt binnen de vijftien dagen opgenomen in het centraal erfrechtregister. § 4. De beheerder, benoemd ingevolge de paragrafen 1 en 2, heeft dezelfde macht als die waarover de onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardende erfgenaam zelf beschikte.

Hij heeft dezelfde verplichtingen als de erfgenaam. Hij is ontslagen van borgstelling.

Art. 4.55. Vereffeningsverrichtingen § 1. De verkoop van de roerende of onroerende goederen geschiedt in de vorm, door het Gerechtelijk Wetboek bepaald.

Indien de onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardende erfgenaam deze goederen niet verkoopt, is hij slechts verantwoordelijk voor de waardevermindering of de beschadiging door zijn nalatigheid veroorzaakt. § 2. De onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardende erfgenaam is verplicht, indien de schuldeisers of andere belanghebbenden het vorderen, een solvabele borg te stellen voor de waarde van de in de boedelbeschrijving begrepen roerende goederen en voor het gedeelte van de prijs van de onroerende goederen dat niet aan de hypothecaire schuldeisers is overgewezen, met behoud van de toepassing van artikel 4.54, § 2.

Indien hij in gebreke blijft een zodanige borg te stellen, worden de roerende goederen verkocht en wordt de prijs daarvan, evenals het niet overgewezen gedeelte van de prijs van de onroerende goederen, in bewaring gesteld, om tot voldoening van de lasten van de nalatenschap te dienen. § 3. Bij vrijwillige aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving, mag de erfgenaam geen niet-bevoorrechte schuldeiser of legataris betalen vóór het verstrijken van de termijn, gesteld in artikel 4.49, § 4, eerste lid.

Hij mag evenwel de schuldvorderingen vermeld in artikel 19 van de wet van 16 december 1851, betalen volgens hun rang. § 4. Na het verstrijken van die termijn kan de betaling, indien niet alle bekende schuldeisers het eens zijn om een minnelijke schikking te treffen, alleen geschieden in de volgorde en op de wijze, door de rechter bepaald. § 5. De kosten van de verzegeling, indien zegels zijn gelegd, van de boedelbeschrijving en van het opmaken van de rekening, komen ten laste van de nalatenschap.

Art. 4.56. Schuldeisers die zich later melden Schuldeisers die ten tijde van een eerste betaling niet bekend waren maar zich achteraf aanmelden, hebben verhaal op de betaalde legatarissen gedurende een termijn van drie jaar te rekenen van de dag dat de rekening is aangezuiverd en het overschot betaald. Zij hebben geen verhaal tegen de reeds betaalde schuldeisers, maar zijn gerechtigd van het nog niet verdeelde actief het uit te keren bedrag af te nemen dat bij de eerste verdelingen aan hun schuldvorderingen toekwam.

Art. 4.57. Vereffening bij niet eenstemmige keuze Aanvaarden sommige erfgenamen de nalatenschap zuiver en andere onder voorrecht van boedelbeschrijving, dan gelden de regelen inzake voorrecht van boedelbeschrijving die op de vorm van vereffening of op het vervolgingsrecht van de schuldeisers betrekking hebben voor de gehele nalatenschap tot bij de verdeling.

In dat geval kan de rechtbank de vereffening van de gehele nalatenschap opdragen aan een erfgenaam naar haar keuze, onder verplichting, voor deze erfgenaam, die in het vonnis bepaalde zekerheid te stellen.

Tijdens de vereffening kan geen erfgenaam in zijn persoonlijke goederen aangesproken worden. Na de verdeling blijven de gevolgen van de aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving alleen bestaan ten aanzien van de erfgenamen die in deze vorm hebben aanvaard.

Hoofdstuk 5. Onbeheerde nalatenschappen Art. 4.58. Vereffening van een onbeheerde nalatenschap § 1. Wanneer, na het verstrijken van de termijnen van boedelbeschrijving en van beraad, zich niemand aanmeldt om een nalatenschap op te vorderen, geen erfgenaam bekend is of de bekende erfgerechtigden de nalatenschap hebben verworpen, wordt deze als onbeheerd beschouwd. § 2. De door de familierechtbank, overeenkomstig artikel 1228 van het Gerechtelijk Wetboek aangewezen curator is gehouden de staat van nalatenschap door een boedelbeschrijving te doen vaststellen.

Hij beheert de nalatenschap. De bepalingen van hoofdstuk 4 betreffende de tegeldemaking van het actief en de betaling van het passief door de onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardende erfgenaam, zijn van toepassing.

Hoofdstuk 6. Bewijs van erfgenaamschap Art. 4.59. Akten of attesten van erfopvolging § 1. Behoudens andersluidende wettelijke bepaling, geeft een schuldenaar te goeder trouw bevrijdend tegoeden van een erflater vrij, indien dit gebeurt, ofwel aan of op instructie van de personen aangewezen in een attest of een akte van erfopvolging, ofwel aan of op instructie van een gerechtsmandataris, na voorlegging: a) van een attest van erfopvolging opgesteld door het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie;of b) van een attest of akte van erfopvolging opgesteld door een notaris. Het attest of de akte van erfopvolging wordt op verzoek van een belanghebbende afgeleverd met het oog op de in het eerste lid bedoelde vrijgave van tegoeden. § 2. De afgeleverde akte of het afgeleverde attest ontslaat de in paragraaf 1 bedoelde schuldenaar in geen geval van eventuele andere wettelijke verplichtingen voorgeschreven voor de deblokkering van deze tegoeden. § 3. De belanghebbende heeft de vrije keuze om zich te wenden tot het in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde kantoor of de notaris. In de gevallen waarin de nalatenschap van de erflater niet uitsluitend wordt vererfd overeenkomstig de bepalingen van ondertitel 4, in geval van bestaan van onbekwame erfgenamen of erfgerechtigden of indien er sprake is van een uiterste wilsbeschikking, een erfovereenkomst, een contractuele erfstelling of een huwelijksovereenkomst in hoofde van de erflater is alleen de notaris bevoegd om een akte of een attest van erfopvolging af te leveren. § 4. Zowel de akte als het attest van erfopvolging vermelden op duidelijke wijze wie de erfgenamen en erfgerechtigden zijn die aanspraak kunnen maken op de tegoeden van de erflater, met vermelding van volgende identificatiegegevens: naam, voornamen, plaats en datum van geboorte, adres en eventueel de datum van overlijden.

In voorkomend geval vermeldt de akte of het attest van erfopvolging het identificatienummer van het Rijksregister, het identificatienummer bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid of het identificatienummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen. § 5. De notaris of het in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie kunnen elke aflevering van een akte of een attest van erfopvolging weigeren indien zij aan de hand van de door de verzoekende belanghebbende voorgelegde stukken, de gedane verklaringen en de verrichte opzoekingen, niet met zekerheid de erfgenamen of erfgerechtigden kunnen aanwijzen. § 6. De akte of het attest van erfopvolging, opgemaakt overeenkomstig de paragrafen 3 tot 5, geldt, tegenover derden te goeder trouw, als bewijs van hun erfgerechtigdheid of van hun erfgenaamschap voor alle personen die daarin als dusdanig zijn vermeld.

Ondertitel 7. Omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot Art. 4.60. Omzetting in onderling overleg Indien alle blote eigenaars en de langstlevende echtgenoot meerderjarig en handelingsbekwaam zijn, kunnen zij in iedere stand van de zaak, in onderlinge overeenstemming en op de wijze die zij hebben vastgesteld, overgaan tot de omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot of tot de overdracht van de blote eigendom van de goederen bedoeld in artikel 4.61, § 7.

Indien een van hen minderjarig of anderszins onbekwaam is, wordt gehandeld overeenkomstig artikel 1206 van het Gerechtelijk Wetboek.

Bij gebreke van overeenstemming, geschiedt de omzetting gerechtelijk, zoals bepaald in artikel 4.63.

Art. 4.61. Recht om de omzetting te vragen § 1. Wanneer de blote eigendom behoort aan de afstammelingen van de vooroverleden echtgenoot, aan zijn geadopteerde kinderen of aan de afstammelingen van dezen, kan de langstlevende echtgenoot of een van de blote eigenaars vragen dat het vruchtgebruik geheel of ten dele wordt omgezet, hetzij in de volle eigendom van met vruchtgebruik belaste goederen, hetzij in een geldsom, hetzij in een gewaarborgde en geïndexeerde rente. § 2. Met behoud van de toepassing van paragraaf 7 kan de omzetting die gevraagd wordt door een afstammeling, of door een geadopteerd kind, of door een afstammeling van deze, die niet tevens afstammeling of geadopteerd kind, of afstammeling van deze, van de langstlevende echtgenoot is, niet worden geweigerd, indien die vraag is gesteld binnen de termijnen bepaald in artikel 4.63, § 2.

Hetzelfde geldt voor de omzetting die gevraagd wordt door de langstlevende echtgenoot wanneer de blote eigendom geheel of gedeeltelijk behoort aan afstammelingen en geadopteerde kinderen zoals omschreven in het eerste lid.

Tenzij alle blote eigenaars en de langstlevende echtgenoot anders zijn overeengekomen, wordt het vruchtgebruik in de gevallen vermeld in het eerste en tweede lid, omgezet in een onverdeeld aandeel van de nalatenschap in volle eigendom. Dit aandeel wordt bepaald op basis van de omzettingstabellen bedoeld in artikel 4.64, § 3, en de leeftijd van de vruchtgebruiker op de datum van de vraag. De artikelen 4.63, § 3, en 4.64, §§ 2, 4 en 6, zijn van overeenkomstige toepassing. § 3. Wanneer de blote eigendom behoort aan andere personen dan die bedoeld in de paragrafen 1 en 2, kan de langstlevende echtgenoot die omzetting vragen binnen vijf jaar na het openvallen van de nalatenschap.

In hetzelfde geval kan hij te allen tijde vragen dat de blote eigendom van de goederen bedoeld in paragraaf 7 hem tegen geld wordt overgedragen. § 4. Behalve in de omstandigheden waarvan sprake in paragraaf 2, kan de familierechtbank de omzetting weigeren wanneer omwille van de gezondheidstoestand van de vruchtgebruiker zijn verwachte levensduur manifest lager is dan deze van de statistische tabellen, tenzij de rechtbank artikel 4.64, § 4, toepast.

Ze kan ook de omzetting van het vruchtgebruik en de toewijzing van de volle eigendom weigeren, wanneer zulks de belangen van een onderneming of van een beroepsarbeid ernstig zou schaden. § 5. Indien de rechtbank het billijk acht wegens omstandigheden die eigen zijn aan de zaak, kan zij een vordering tot omzetting toewijzen, die is ingesteld door een andere blote eigenaar dan die bedoeld in de paragrafen 1 en 2 of, na de termijn van vijf jaar, door de langstlevende echtgenoot. § 6. De omzetting van het vruchtgebruik van de goederen onderworpen aan het recht van wettelijke terugkeer kan alleen worden gevraagd door degene die dat recht bezit. § 7. Het vruchtgebruik van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende, en van het daarin aanwezige huisraad, kan niet worden omgezet dan met instemming van de langstlevende echtgenoot.

Art. 4.62. Aard van het recht op omzetting § 1. Het recht om de omzetting van het vruchtgebruik of de toewijzing in volle eigendom van de goederen bedoeld in artikel 4.61, § 7, te vragen, geldt voor elk vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot, onverschillig of het verkregen is krachtens de wet of bij testament, dan wel ingevolge huwelijksovereenkomst of contractuele erfstelling.

Dit recht is persoonlijk en niet vatbaar voor overdracht. Het kan niet worden uitgeoefend door de schuldeisers van de rechthebbende. § 2. Het recht om de omzetting te vragen kan niet worden ontnomen aan de afstammelingen uit een vorige relatie van de vooroverleden echtgenoot.

Aan de langstlevende echtgenoot kan niet het recht worden ontnomen om de omzetting van het vruchtgebruik of de toewijzing in volle eigendom van de goederen bedoeld in artikel 4.61, § 7, te vragen.

Art. 4.63. Gerechtelijke omzetting § 1. De vraag tot omzetting of tot overdracht van de blote eigendom wordt aan de familierechtbank voorgelegd. Ze wordt aanhangig gemaakt op verzoekschrift. Alle erfgenamen worden in het geding geroepen bij gerechtsbrief.

Wanneer de rechtbank de eis geheel of ten dele toewijst, bepaalt zij de wijze van omzetting of de prijs die moet worden betaald voor de overdracht van de blote eigendom van de goederen bedoeld in artikel 4.61, § 7.

In voorkomend geval gelast zij de verkoop van de volle eigendom van het geheel of van een deel van de goederen die met vruchtgebruik belast zijn, dan wel de verdeling van die goederen, zelfs indien ter zake van dat recht geen onverdeeldheid bestaat, tenzij zij verkiest de partijen naar een notaris te verwijzen om de omzetting te laten plaatshebben volgens de procedure omschreven in de artikelen 1207 tot 1225 van het Gerechtelijk Wetboek. § 2. De omzetting bedoeld in artikel 4.61, § 2, kan echter enkel in het kader van de procedure van vereffening en verdeling worden gevraagd, uiterlijk bij de mededeling van de aanspraken vermeld in artikel 1218, § 1, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek. Is de vraag niet binnen die termijn gesteld, dan kan de omzetting later nog worden gevorderd, maar behoudt de rechtbank dezelfde beoordelingsbevoegdheid als bij een vraag tot omzetting op grond van artikel 4.61, § 1. Zo ook indien de omzetting van het vruchtgebruik wordt gevraagd nadat de nalatenschap minnelijk verdeeld is, met geheel of gedeeltelijk behoud van het vruchtgebruik voor de langstlevende. § 3. De vruchtgebruiker behoudt het vruchtgebruik van de goederen tot op het ogenblik dat de kapitalisatiewaarde van zijn vruchtgebruik hem effectief is betaald.

Tot dat ogenblik brengt deze som geen interesten op in het voordeel van de vruchtgebruiker, behalve indien de vruchtgebruiker na de definitieve vaststelling van de kapitalisatiewaarde van zijn vruchtgebruik beslist om afstand te doen van het genot van het goed.

In dit geval zal aan de vruchtgebruiker een interest verschuldigd zijn gelijk aan de wettelijke interest vanaf het ogenblik waarop deze aan de blote eigenaar, bij aangetekende zending of deurwaardersexploot, bevestigt dat hij afstand heeft gedaan van het genot van het goed en hij de blote eigenaar in gebreke stelt tot het betalen van deze interest.

Art. 4.64. Waardering van het vruchtgebruik § 1. Tenzij partijen anders zijn overeengekomen gebeurt de waardering van het vruchtgebruik op basis van de verkoopwaarde van de goederen, van de leeftijd van de vruchtgebruiker op de datum van de indiening van het in het artikel 4.63, § 1, eerste lid, bedoelde verzoekschrift, en van de in paragraaf 3 vermelde omzettingstabellen. § 2. Ingeval de langstlevende echtgenoot tot de nalatenschap komt met afstammelingen uit een vorige relatie, wordt de langstlevende echtgenoot geacht ten minste twintig jaar ouder te zijn dan de oudste afstammeling uit een vorige relatie. § 3. De minister van Justitie bepaalt voor de omzetting van het vruchtgebruik twee omzettingstabellen: een voor mannen en een voor vrouwen.

Deze omzettingstabellen bepalen de waarde van het vruchtgebruik als een percentage van de normale verkoopwaarde van de goederen onderworpen aan het vruchtgebruik, rekening houdend met: 1° de gemiddelde rentevoet over de laatste twee jaar van de lineaire obligaties waarvan de maturiteit gelijk is aan de levensverwachting van de vruchtgebruiker.De rentevoet die overeenstemt met de hoogste maturiteit wordt toegepast wanneer de levensverwachting deze maturiteit overschrijdt. Deze rentevoet wordt toegepast na aftrek van de roerende voorheffing. De bij het opstellen van de omzettingstabellen in aanmerking te nemen rentevoet mag evenwel niet lager zijn dan 1 % per jaar. De periode van twee jaar loopt vanaf 1 mei van het tweede aan de bekendmaking van de omzettingstabellen voorafgaande jaar tot 30 april van het jaar van de bekendmaking van die tabellen; 2° de Belgische prospectieve sterftetafels die jaarlijks worden gepubliceerd door het Federaal Planbureau. § 4. Wanneer evenwel omwille van de gezondheidstoestand van de vruchtgebruiker zijn verwachte levensduur manifest lager is dan deze van de statistische tabellen, en indien geen toepassing werd gemaakt van artikel 4.61, § 4, eerste lid, kan de rechtbank, op vraag van een blote eigenaar of van de langstlevende echtgenoot, de toepassing van de omzettingstabellen uitsluiten en andere omzettingsvoorwaarden bepalen. § 5. De minister van Justitie bepaalt jaarlijks op 1 juli de in paragraaf 3, eerste lid, bedoelde omzettingstabellen. Bij deze gelegenheid houdt hij rekening met de in paragraaf 1 en in paragraaf 3, tweede lid, vermelde parameters en met de voorstellen van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, na kennis te hebben genomen van de resultaten van de werkzaamheden geleverd door het Federaal Planbureau en het Instituut voor actuarissen in België.

De omzettingstabellen worden ieder jaar in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Naast de leeftijd van de vruchtgebruiker vermelden deze tabellen zijn levensverwachting evenals de overeenkomstige rentevoet en waarde van het vruchtgebruik. § 6. De waarde van het vruchtgebruik verstrekt door de omzettingstabellen is gelijk aan het verschil tussen de waarde van de volle eigendom en de waarde van de blote eigendom. De waarde van de blote eigendom is gelijk aan een breuk waarvan de teller gelijk is aan de waarde van de volle eigendom; de noemer is gelijk aan één te vermeerderen met de rentevoet, deze som zijnde verheven tot de macht die gelijk is aan de levensverwachting van de vruchtgebruiker. De levensverwachting uitgedrukt in jaren, de rentevoet uitgedrukt in procent, en de waarde van het vruchtgebruik uitgedrukt in procent van de waarde van de volle eigendom, bevatten twee decimalen.

Ondertitel 8. Verdeling en inbreng Hoofdstuk 1. Verdeling Afdeling 1. Algemene bepalingen

Art. 4.65. Recht op een verrekenbaar voorschot § 1. De betaling van tegoeden die gedeponeerd zijn op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de erflater of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, is bevrijdend indien de schuldenaar, na het overlijden en zonder dat een attest of akte van erfopvolging vereist is, aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende, op diens verzoek, een bedrag ter beschikking stelt dat de helft van de beschikbare creditsaldi noch 5 000 euro overschrijdt, ongeacht het bestaan van enig recht van de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende op het saldo van de rekening. § 2. De ter beschikking gestelde bedragen worden bij de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen, van de onverdeeldheid of van de nalatenschap in rekening gebracht.

De erfgenamen behouden echter jegens de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende een vorderingsrecht, ten belope van het bedrag dat het gedeelte overschrijdt dat deze laatste toekomt bij de vereffening van het gemeenschappelijk vermogen, van de onverdeeldheid of van de nalatenschap. § 3. De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende mag met toepassing van paragraaf 1 slechts een bedrag van ten hoogste 5 000 euro opvragen.

De schuldenaar van tegoeden gedeponeerd op een gemeenschappelijke of onverdeelde zicht- of spaarrekening waarvan de overledene of de langstlevende echtgenoot houder of medehouder is of waarvan de langstlevende wettelijk samenwonende medehouder is, wijst de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende op deze beperking, alsook op de in het derde lid bepaalde sanctie bij niet-naleving ervan.

De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van paragraaf 1 een bedrag heeft afgehaald dat hoger is dan de helft van de beschikbare credietsaldi of 5 000 euro, verliest ter waarde van de som die boven dat bedrag is afgehaald enig aandeel in het gemeenschappelijk vermogen, de onverdeeldheid of de nalatenschap.

De langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende die met toepassing van deze paragraaf enig aandeel verliest, verliest daarenboven de bevoegdheid om de nalatenschap te verwerpen of te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving. Al verwerpt hij de nalatenschap, toch blijft hij zuiver erfgenaam.

Art. 4.66. Recht op verdeling Niemand kan worden genoodzaakt in onverdeeldheid te blijven. De verdeling kan te allen tijde worden gevorderd, niettegenstaande enig andersluidend beding.

De verdeling kan echter uitgesteld worden, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.75, tweede lid.

Art. 4.67. Verdeling in onderling overleg Wanneer alle mede-erfgenamen meerderjarig, aanwezig of vertegenwoordigd, en bekwaam zijn, kan de verdeling minnelijk gebeuren, in zodanige vorm en bij zodanige akte als de mede-erfgenamen dienstig oordelen.

Art. 4.68. Verdeling met minderjarigen of beschermde meerderjarigen Wanneer zich onder de mede-erfgenamen minderjarigen bevinden, of beschermde personen die krachtens artikel 492/1, § 2, van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, of andere personen zoals omschreven in artikel 1225 van het Gerechtelijk Wetboek, geschiedt de minnelijke verdeling evenwel zoals in artikel 1206 van het Gerechtelijk Wetboek bepaald. Zo ook indien de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard. Afdeling 2. Vordering tot verdeling

Art. 4.69. Algemene bepaling Verdeling kan gevorderd worden, zelfs wanneer een van de mede-erfgenamen het afzonderlijk genot mocht hebben gehad van een gedeelte van de goederen van de nalatenschap, tenzij er een akte van verdeling is geweest of een tot het verkrijgen van de verjaring voldoende bezit.

Art. 4.70. Vordering tot verdeling met minderjarigen of beschermde meerderjarigen De vordering tot verdeling ten aanzien van minderjarige of meerderjarige mede-erfgenamen die krachtens artikel 492/1, § 2, van het oud Burgerlijk Wetboek, onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, kan worden ingesteld door hun voogd of bewindvoerder die daartoe bijzonder gemachtigd is door de vrederechter van het voogdijforum of het bewindsforum. Afdeling 3. Bepalingen die voor elke verdeling gelden

Art. 4.71. Principe van de netto verdeling § 1. Iedere mede-erfgenaam die tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap gehouden is, kan eisen dat deze schulden en lasten worden betaald vooraleer tot verdeling in natura wordt overgegaan, en dat, zo nodig, onverdeelde goederen vooraf worden verkocht, indien de bankrekeningen en het gereed geld, behorend tot de boedel, hiervoor niet voldoende lijken. § 2. De onverdeelde goederen worden in de onderstaande volgorde ter voldoening van het passief besteed: 1° het geld en de bankrekeningen;2° de openbare fondsen, de effecten op naam, de schuldvorderingen en de andere onlichamelijke roerende goederen;3° de lichamelijke roerende goederen;4° de onroerende goederen. § 3. Iedere mede-erfgenaam kan evenwel de verkoop bedoeld in paragraaf 1 verhinderen door een voldoende zekerheid te verschaffen tegen ieder verhaal. § 4. Indien de mede-erfgenamen het over de aanwijzing van de bij voorrang te verkopen goederen niet eens zijn, wordt het geschil in het kader van de gerechtelijke verdeling behandeld en beoordeeld.

Art. 4.72. Principe van de inbreng van giften en schulden Iedere mede-erfgenaam doet, volgens de regels van Hoofdstuk 2, in de boedel inbreng van de giften die hem gedaan zijn en van de sommen die hij schuldig is.

Art. 4.73. Principe van de verdeling in natura § 1. De verdeling van de nalatenschap gebeurt in principe in natura.

Er wordt naar gestreefd voor elke mede-erfgenaam een kavel te vormen met goederen van gelijke aard, gelijke hoedanigheid en gelijke deugdelijkheid.

De gelijkheid die tussen de mede-erfgenamen moet worden verwezenlijkt is echter een gelijkheid in waarde. § 2. Bij de verdeling in natura moet men de verbrokkeling van erven en de splitsing van bedrijven zoveel mogelijk vermijden.

Art. 4.74. Uitzonderingen op het principe van de verdeling in natura Van de regel van de verdeling in natura wordt afgeweken indien een mede-erfgenaam zich op een wettelijke, testamentaire of conventionele bepaling beroept, die hem het recht verleent zich bepaalde goederen uit de boedel bij voorrang te laten toewijzen, dan wel dergelijke goederen bij voorkeur over te nemen of vooruit te nemen.

Indien een mede-erfgenaam, die zich niet op een dergelijke wettelijke, testamentaire of conventionele bepaling kan beroepen, de toewijzing van een onverdeeld goed vraagt, en de andere mede-erfgenamen stemmen daarmee in, dan kunnen alle mede-erfgenamen in onderlinge overeenstemming ook bedingen dat de overnemende mede-erfgenaam het toegewezen goed gedurende een nader te bepalen periode niet vrijwillig ten bezwarende titel mag vervreemden, tenzij met instemming van alle mede-erfgenamen. Ze kunnen tevens een forfaitaire vergoeding bepalen voor het geval dit verbod wordt miskend.

Art. 4.75. Opleg en compensatie § 1. Indien de samenstelling van de boedel niet toelaat om kavels van gelijke waarde te vormen, wordt deze ongelijkheid door middel van een opleg verrekend. § 2. Wanneer de rechten van de langstlevende echtgenoot werden beperkt tot het vruchtgebruik van bepaalde goederen van de nalatenschap en die goederen, door de verdeling, aan de kinderen zijn toegewezen, kunnen de kinderen een compensatie voor de last van dat vruchtgebruik vorderen, in de mate waarin dit hun recht op een reservatair deel van de nalatenschap bezwaart. § 3. Wanneer de langstlevende wettelijke samenwonende recht heeft op het vruchtgebruik van bepaalde goederen van de nalatenschap en die goederen, door de verdeling, zijn toegewezen aan de kinderen, kunnen zij een compensatie vorderen voor de last van dat vruchtgebruik, in de mate waarin dit hun recht op een reservatair deel van de nalatenschap bezwaart. § 4. De compensatie bedoeld in paragrafen 2 en 3 komt ten laste van de begunstigden van de op het beschikbaar deel aangerekende legaten zoals bepaald in artikel 4.154, § 3, alsook van de kinderen zelf voor zover zij, naast hun reserve, in de goederen van de nalatenschap ook het saldo van het beschikbaar deel geheel of gedeeltelijk ontvangen. Zij dragen allen de last van deze compensatie in verhouding tot de waarde van de goederen die zij ontvangen, met uitsluiting van de reserve van de kinderen.

De globale compensatie is gelijk aan de gekapitaliseerde waarde van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot of van de wettelijke samenwonende, bepaald overeenkomstig artikel 4.64.

Art. 4.76. Vrijwillige verkoop § 1. Bij een minnelijke verdeling worden onverdeelde goederen die geen van de mede-erfgenamen in zijn kavel wil of kan nemen, uit de hand of openbaar verkocht.

Indien alle mede-erfgenamen het daarover eens zijn, kunnen ze ook beslissen dat de goederen bij opbod voor een notaris worden verkocht, waarbij derden niet worden toegelaten. § 2. Wanneer zich onder de mede-erfgenamen minderjarigen bevinden, of beschermde personen die krachtens artikel 492/1, § 2, van het oud Burgerlijk Wetboek, onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, of andere personen bedoeld in artikel 1225 van het Gerechtelijk Wetboek, heeft de verkoop echter plaats zoals bepaald in deel IV, boek IV, hoofdstuk IV, van het Gerechtelijk Wetboek. Zo ook indien de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard. In al deze gevallen worden derden altijd tot de veiling opgeroepen.

Art. 4.77. Gedwongen verkoop van niet verdeelbare goederen Bij een gerechtelijke verdeling worden onverdeelde goederen die niet gevoeglijk kunnen worden verdeeld, verkocht zoals bepaald in artikelen 1224 en 1224/1 van het Gerechtelijk Wetboek. Afdeling 4. Bijzondere bepalingen

Art. 4.78. Provisionele verdeling Indien artikel 4.68 van toepassing is, en de daarin vermelde regels voor de verdeling niet werden nageleefd, is de verdeling slechts provisioneel.

Een provisionele verdeling geldt enkel als verdeling van het genot.

Art. 4.79. Onderonverdeeldheid De regels bepaald voor de verdeling van de te verkavelen boedels, gelden eveneens voor de onderverdeling binnen de deelhebbende staken.

Art. 4.80. Later opkomende erfgenamen De erfgenamen wier banden van verwantschap met de erflater niet zijn vastgesteld en die hun rechten niet hebben opgeëist binnen zes maanden na het openvallen van de nalatenschap, kunnen de geldigheid van de handelingen die later te goeder trouw zijn verricht door de andere erfgenamen of legatarissen, niet meer betwisten noch hun aandeel in natura opvorderen van de goederen die door deze laatsten na die termijn zijn vervreemd of verdeeld.

De erfgenaam die niet bij de verdeling werd betrokken, behoudt het recht om de tegenwaarde van zijn aandeel te vorderen. Afdeling 5. Overdracht van erfrechten en erfuitkoop

Art. 4.81. Overdracht van erfrechten Hij die zijn erfrechten verkoopt zonder de goederen waaruit de nalatenschap bestaat, stuk voor stuk op te geven, moet slechts voor zijn hoedanigheid van erfgenaam instaan.

Wanneer hij reeds de vruchten van enig goed had genoten, of het bedrag van enige tot die nalatenschap behorende schuldvordering had ontvangen, of enig goed ervan had verkocht, is hij verplicht die aan de koper te vergoeden, behalve indien hij ze uitdrukkelijk voor zich had voorbehouden bij het aangaan van de koop.

De koper van zijn kant is verplicht aan de verkoper te vergoeden wat hij wegens schulden en lasten van de nalatenschap betaald heeft, en hem te betalen wat hij als schuldeiser te vorderen had, tenzij het tegendeel is bedongen.

Art. 4.82. Erfuitkoop Ieder die, ook al is hij verwant van de erflater, niet zijn erfgenaam is, en aan wie een mede-erfgenaam zijn erfrechten heeft overgedragen, kan uit de verdeling worden geweerd, hetzij door alle mede-erfgenamen, hetzij door een enkele, mits de prijs van de overdracht hem wordt terugbetaald.

Hoofdstuk 2. Inbreng Afdeling 1. Inbreng van giften

Art. 4.83. Inbrengplicht § 1. Met behoud van de toepassing van paragraaf 2, tweede lid, en van de artikelen 4.254 tot 4.259, moet iedere erfgenaam in rechte neerdalende lijn, die tot een nalatenschap komt, zelfs indien hij onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaardt, aan zijn mede-erfgenamen inbreng doen van al hetgeen hij van de erflater, bij schenking of bij testament, rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen heeft, tenzij de schenkingen en legaten met zekerheid zijn vrijgesteld van inbreng.

Een gift is ook van inbreng vrijgesteld, als ze buiten deel of bij vooruitmaking is gedaan.

In afwijking van het eerste lid, worden de algemene legaten en de legaten onder algemene titel vermoed te zijn vrijgesteld van inbreng, tenzij de inbreng met zekerheid is opgelegd. § 2. De giften gedaan aan de langstlevende echtgenoot of de langstlevende wettelijk samenwonende zijn niet vatbaar voor inbreng.

Noch de langstlevende echtgenoot, noch de langstlevende wettelijk samenwonende kan de inbreng eisen van giften die aan andere erfgenamen zijn gedaan, ongeacht of deze giften tussen de andere erfgenamen moeten worden ingebracht of van inbreng zijn vrijgesteld. § 3. De verwant die tot de nalatenschap komt en die geen erfgenaam in rechte neerdalende lijn is, moet hetgeen hij van de erflater, bij schenking of bij testament, rechtstreeks of onrechtstreeks ontvangen heeft, niet inbrengen tenzij de inbreng hem met zekerheid is opgelegd. § 4. De begiftigde die ten tijde van de schenking geen vermoedelijk erfgenaam was, maar erfgenaam is op de dag dat de nalatenschap openvalt, is eveneens tot inbreng gehouden, onder de voorwaarden bepaald in dit artikel.

Art. 4.84. Wijziging van de inbrengplicht De schenking die oorspronkelijk moest worden ingebracht, kan later van inbreng worden vrijgesteld, door een contract dat tussen de schenker en de begiftigde wordt gesloten.

De schenking die oorspronkelijk vrijgesteld van inbreng was, kan later aan inbreng worden onderworpen, door een contract dat tussen de schenker en de begiftigde wordt gesloten.

Het contract dat deze modaliteit van de schenking wijzigt, zoals bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt opgesteld in de vorm van een schenking. De artikelen 4.249 tot 4.253 zijn niet van toepassing op dit contract.

De schenker kan de aard van de schenking die oorspronkelijk al of niet moest worden ingebracht ook bij testament wijzigen. In dat geval is de begiftigde slechts door deze wijziging gebonden indien hij ze na het overlijden van de schenker aanvaardt. Deze aanvaarding blijft zonder invloed op de uitoefening van het keuzerecht van de begiftigde in de nalatenschap van de schenker.

De gift wordt overeenkomstig de regels bepaald in artikel 4.154, aangerekend op de datum van het contract bedoeld in het derde lid of, indien de wijziging bij testament gebeurt, op de datum van het overlijden van de schenker.

Art. 4.85. Voorwerp van de inbrengplicht § 1. Een erfgenaam gehouden tot inbreng, die uit eigen hoofde tot de nalatenschap komt, is slechts gehouden tot inbreng van wat hij zelf heeft gekregen van de erflater, en niet van wat zijn vader of zijn moeder heeft gekregen, zelfs wanneer hij zijn of haar nalatenschap mocht aanvaard hebben. Behoudens andersluidend beding gemaakt overeenkomstig paragraaf 2, brengt hij evenmin in wat zijn kind of zijn afstammeling heeft gekregen. § 2. Het kind van de schenker kan zich echter, hetzij in de schenkingsakte, hetzij in een later contract gesloten met de schenker en de begiftigde, ertoe verbinden de schenking aan zijn eigen kind in te brengen in de nalatenschap van de schenker, indien hij deze aanvaardt. De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn op deze verbintenis van toepassing.

De goederen ontvangen door het begiftigde kleinkind worden in de nalatenschap van het kind dat zich heeft verbonden tot inbreng overeenkomstig het eerste lid, behandeld alsof hij de goederen gekregen heeft van deze laatste.

Art. 4.86. Inbreng bij plaatsvervulling, verwerping of onwaardigheid § 1. De afstammelingen die bij plaatsvervulling tot de nalatenschap komen, moeten in deze nalatenschap de giften die ze zelf van de erflater hebben gekregen inbrengen, tenzij ze hiervan werden vrijgesteld.

Zelfs ingeval zij diens nalatenschap mochten hebben verworpen, moeten zij ook de giften die hij, van wie ze de plaats vervullen, van de erflater heeft gekregen, inbrengen tenzij hij van inbreng werd vrijgesteld. § 2. De erfgerechtigde die de nalatenschap verwerpt, mag, indien hij geen afstammelingen heeft die zijn plaats vervullen, de hem gedane schenking behouden, of het hem gemaakte legaat opeisen, ten belope van het beschikbaar deel. § 3. De erfgerechtigde die onwaardig is om te erven, en die geen afstammelingen heeft die zijn plaats vervullen, mag de gedane schenking slechts behouden, of het hem gemaakte legaat slechts opeisen, ten belope van het beschikbaar deel en voor zover de gift niet herroepen wordt.

Art. 4.87. Niet in te brengen giften § 1. Schenkingen en legaten aan de echtgenoot of de wettelijk samenwonende van een erfgerechtigde moeten niet worden ingebracht.

Zijn de schenkingen en legaten gezamenlijk aan twee echtgenoten of wettelijk samenwonenden gedaan, van wie slechts één erfgerechtigd is, dan brengt deze laatste de helft daarvan in. Zijn de schenkingen en legaten gedaan aan de echtgenoot of de wettelijk samenwonende die erfgerechtigd is, dan brengt hij die geheel in. § 2. De kosten van voeding, van onderhoud, van opvoeding, van het aanleren van een ambacht, kosten van bruiloft en gebruikelijke geschenken zijn geen giften. De aard van gebruikelijk geschenk wordt beoordeeld op de dag waarop het wordt toegekend en rekening houdend met het vermogen van de beschikker.

Wat gediend heeft om aan een van de mede-erfgenamen een stand te verschaffen of om zijn schulden te betalen, moet echter wel ingebracht worden.

Art. 4.88. Modaliteiten van de inbrengplicht § 1. Inbreng is slechts verschuldigd in de nalatenschap van de schenker, en enkel door een mede-erfgenaam aan zijn mede-erfgenamen.

Hij is niet verschuldigd aan de legatarissen of aan de schuldeisers van de nalatenschap. § 2. Schenkingen die moeten ingebracht worden, worden voor het geheel ingebracht, zelfs indien ze, na aanrekening op de globale reserve, voor het overige op het beschikbaar deel worden aangerekend.

Legaten die moeten ingebracht worden en, na aanrekening op de globale reserve, voor het overschot op het beschikbaar deel worden aangerekend, worden slechts ingebracht voor de waarde die na eventuele inkorting over blijft.

Art. 4.89. Inbreng in waarde § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 4.92, geschiedt de inbreng in waarde niettegenstaande elk andersluidend beding, hetzij door mindere ontvangst, hetzij door de betaling aan de boedel van de waarde van het geschonken of het gelegateerde goed. De inbreng door mindere ontvangst gebeurt hetzij door vooruitneming, hetzij door verrekening op het aandeel van de mede-erfgenaam schuldenaar. § 2. Indien de inbreng door mindere ontvangst geschiedt door vooruitneming, nemen de mede-erfgenamen aan wie de inbreng verschuldigd is, een deel van gelijke waarde vooraf uit de boedel van de nalatenschap. De vooruitnemingen geschieden, zoveel mogelijk, in goederen van gelijke aard, gelijke hoedanigheid en gelijke deugdelijkheid als het voorwerp van de ingebrachte giften.

Na deze vooruitnemingen worden uit hetgeen in de boedel overblijft, zoveel gelijke kavels samengesteld als er deelhebbende erfgenamen of deelhebbende staken zijn. § 3. Indien de inbreng geschiedt door aanrekening op het aandeel van de mede-erfgenaam schuldenaar, dooft de schuld uit door schuldvermenging. Indien het in te brengen bedrag het aandeel van de mede-erfgenaam overtreft, geschiedt de inbreng door betaling van het overschot aan de boedel. Indien de mede-erfgenaam zelf een schuldvordering ten laste van de boedel heeft, wordt het op zijn aandeel in te brengen bedrag slechts aangerekend ten belope van het saldo dat na schuldvergelijking aan de boedel toekomt.

Art. 4.90. In te brengen waarde § 1. De inbreng van legaten geschiedt volgens de intrinsieke waarde van het gelegateerde goed op de dag van het openvallen van de nalatenschap. § 2. De inbreng van schenkingen geschiedt volgens de intrinsieke waarde van het geschonken goed op de dag van de schenking, geïndexeerd vanaf deze dag tot op de dag van het overlijden, in functie van de index van de consumptieprijzen van de maand van het overlijden van de schenker, met als basisindex deze van de maand waarin de schenking werd gedaan. Er wordt geen rekening gehouden met de vruchten die het geschonken goed heeft opgebracht tussen de dag van de schenking en deze van het overlijden van de beschikker, noch met het voordeel dat de begiftigde heeft gehaald uit het genot van het goed tijdens deze periode. § 3. Van paragraaf 2 wordt afgeweken wanneer de begiftigde het recht om te beschikken over de volle eigendom van het geschonken goed niet vanaf de dag van de schenking had.

In dat geval, geschiedt de inbreng volgens de waarde van het geschonken goed op de dag van het overlijden van de beschikker, indien de begiftigde het recht om te beschikken over de volle eigendom verkrijgt op het ogenblik van het overlijden.

Indien de begiftigde het recht om over de volle eigendom te beschikken verkrijgt op een datum na het overlijden, geschiedt de inbreng volgens de waarde van het geschonken goed op de dag van het overlijden, verminderd met de waarde van de lasten die de uitoefening van het beschikkingsrecht over de volle eigendom verhinderen.

Indien de begiftigde het recht om over de volle eigendom te beschikken verkrijgt op een datum na de schenking, doch voor het overlijden van de beschikker, geschiedt de inbreng volgens de waarde van het geschonken goed op deze datum, geïndexeerd vanaf deze dag tot de dag van het overlijden overeenkomstig paragraaf 2. § 4. De intrinsieke waarde van het goed op de dag van de schenking is deze vermeld in de akte of uitgedrukt op de dag van de schenking, behoudens indien zij manifest onredelijk is gelet op de staat en de toestand van het goed op de dag van de schenking. § 5. De intrinsieke waarde van het goed op de dag van de schenking vermeld in de akte of uitgedrukt op de dag van de schenking, geldt voor iedere erfgenaam die ze aanvaard heeft in de akte of bij een later contract, gesloten met de schenker en de begiftigde. § 6. De schenker en de begiftigde kunnen overeenkomen dat de inbreng van een schenking bedoeld in paragraaf 3 zal geschieden volgens de intrinsieke waarde van het goed op de dag van de schenking, geïndexeerd zoals bepaald in paragraaf 2. Deze waarde geldt voor iedere erfgenaam die ze aanvaard heeft in de akte of bij een later contract, gesloten met de schenker en de begiftigde. § 7. De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn van toepassing op het contract bedoeld in paragraaf 6, en de aanvaarding bedoeld in de paragrafen 5 en 6. § 8. De in paragrafen 5 en 6 bedoelde verklaring van de erfgenamen ontneemt hen niet het recht om inkorting te vragen overeenkomstig de artikelen 4.150 tot 4.157. § 9. Zelfs wanneer het geschonken goed door overmacht is teniet gegaan, moet zijn waarde overeenkomstig de vorige paragrafen worden ingebracht.

Art. 4.91. Interest op de inbrengschuld De waarde die overeenkomstig artikel 4.90 moet worden ingebracht, brengt van rechtswege interesten op aan de wettelijke rentevoet te rekenen van de dag van het overlijden van de beschikker.

Art. 4.92. Aanbod tot inbreng in natura De erfgenaam die tot de inbreng is gehouden, heeft de mogelijkheid om zijn verplichting uit te voeren door het geschonken goed in natura in te brengen, voor zover dit hem nog toebehoort en dit vrij is van elke last of bezetting, waarmee het nog niet bezwaard was ten tijde van de schenking.

Deze inbreng geeft aanleiding tot de betaling van een opleg ten laste van de boedel, indien de waarde van het goed dat in natura wordt ingebracht de in te brengen waarde zoals bepaald in artikel 4.90, §§ 2 en 3 overschrijdt.

Indien de waarde van het goed dat in natura wordt ingebracht lager is dan de in te brengen waarde, is een opleg verschuldigd aan de boedel, ten laste van de erfgenaam die tot inbreng is gehouden.

Art. 4.93. Dwingend recht De artikelen 4.89, 4.90 en 4.92 zijn van toepassing niettegenstaande elk andersluidend beding, tenzij de wet anders bepaalt en tenzij de erfgenamen, na het openvallen van de nalatenschap, anders overeenkomen. Afdeling 2. Inbreng van schulden

Art. 4.94. In te brengen schulden Om de gelijke behandeling van de mede-erfgenamen in de verdeling te verzekeren, wordt de vaststaande schuld die een mede-erfgenaam tegenover de boedel heeft, in de te verdelen boedel ingebracht. De regels betreffende de wijze van inbreng van schenkingen zijn van toepassing op de inbreng van schulden, met uitzondering van de regels betreffende de waardering van schenkingen.

Art. 4.95. Voldoening van de in te brengen schuld De inbreng van de schulden geschiedt hetzij door mindere ontvangst, hetzij door betaling van het verschuldigde bedrag aan de boedel.

Indien de inbreng door mindere ontvangst geschiedt door vooruitneming, nemen de mede-erfgenamen aan wie de inbreng verschuldigd is, een gelijk bedrag vooraf uit de boedel van de nalatenschap.

Indien de inbreng geschiedt door aanrekening op het aandeel van de mede-erfgenaam- schuldenaar, dan dooft de schuld uit door schuldvermenging. Indien het in te brengen bedrag het aandeel van de mede-erfgenaam overtreft, blijft de mede-erfgenaam het saldo verschuldigd met toepassing van de voorwaarden en termijnen die voor de oorspronkelijke schuld golden. Indien de mede-erfgenaam zelf een schuldvordering ten laste van de boedel heeft, wordt zijn schuld slechts op zijn aandeel aangerekend ten belope van het saldo dat na schuldvergelijking aan de boedel toekomt.

Art. 4.96. Opeisbaarheid van de in te brengen schuld Tenzij ze betrekking heeft op de prijs van verkochte goederen uit de onverdeeldheid, is de schuld pas opeisbaar vanaf het sluiten van de verdelingsverrichtingen. De mede-erfgenaam schuldenaar kan echter beslissen om de schuld eerder te voldoen.

Art. 4.97. Interesten op de in te brengen schuld De interesten op de schuld lopen door zoals oorspronkelijk was bedongen of beslist. Indien geen interest was bedongen of opgelegd, dan lopen de interesten van rechtswege vanaf het overlijden, aan de wettelijke rentevoet. Indien de schuld tijdens de onverdeeldheid is ontstaan, lopen de interesten van rechtswege vanaf de datum van opeisbaarheid, aan de wettelijke rentevoet.

Hoofdstuk 3. Schulden en lasten van de nalatenschap Art. 4.98. Verplichting tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap De erfgenamen zijn, persoonlijk naar evenredigheid van hun aandeel, en hypothecair voor het geheel, gehouden tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap, onder voorbehoud van hun verhaal op hun mede-erfgenamen, voor het aandeel waarvoor deze laatsten daarin moeten bijdragen.

De titels die tegen de erflater uitvoerbaar waren, zijn ook tegen de erfgenaam persoonlijk uitvoerbaar. Niettemin kunnen de schuldeisers de tenuitvoerlegging daarvan eerst vervolgen acht dagen na de betekening van die titels aan de persoon of aan de woonplaats van de erfgenaam.

Art. 4.99. Scheiding van de boedels § 1. Schuldeisers van de nalatenschap kunnen in elk geval en tegen elke schuldeiser vorderen dat de boedel van de erflater wordt afgescheiden van de boedel van de erfgenaam. § 2. Dit recht kan echter niet meer worden uitgeoefend, wanneer er schuldvernieuwing heeft plaatsgehad door de erfgenaam als schuldenaar aan te nemen. § 3. Dit recht verjaart ten aanzien van roerende goederen door verloop van drie jaar.

Ten aanzien van onroerende goederen kan de vordering ingesteld worden zolang deze goederen zich in handen van de erfgenaam bevinden. § 4. Schuldeisers van een erfgenaam zijn niet bevoegd om tegen de schuldeisers van de nalatenschap de afscheiding van de boedels te vorderen.

Art. 4.100. Bijdrage in de schulden en lasten van de nalatenschap § 1. De mede-erfgenamen dragen onderling bij in de betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap, ieder naar evenredigheid van wat hij daaruit ontvangt. § 2. De mede-erfgenaam, die, ten gevolge van de hypotheek, meer dan zijn aandeel in de erfschuld betaalde, heeft op de overige mede-erfgenamen geen verder verhaal dan voor het aandeel dat ieder van hen persoonlijk in de schuld moet dragen, zelfs wanneer de mede-erfgenaam die de schuld betaalde, zich in de rechten van de schuldeisers heeft doen stellen, zonder evenwel afbreuk te doen aan de rechten van de mede-erfgenaam die, ten gevolge van het voorrecht van boedelbeschrijving, het vermogen mocht hebben behouden om, zoals ieder andere schuldeiser, betaling van zijn persoonlijke schuldvordering te eisen. § 3. In geval van onvermogen van een van de mede-erfgenamen, wordt zijn aandeel in de hypothecaire schuld over alle anderen naar evenredigheid omgeslagen. § 4. Indien de mede-erfgenamen de nalatenschap verdelen in de staat waarin ze zich bevindt, en een met hypotheek bezwaard onroerend goed aan een van hen wordt toegewezen, die alleen de last zal dragen van de door de hypotheek gewaarborgde rente of de schuld moet dragen, wordt het onroerend goed geschat, na aftrek van het kapitaal van de rente of van de schuld.

De erfgenaam in wiens kavel dat onroerend goed valt, blijft belast met de uitkering van de rente of de betaling van de schuld, en hij moet zijn mede-erfgenamen daarvoor vrijwaren.

Art. 4.101. Verzet tegen de verdeling Schuldeisers van een erfgenaam kunnen, om te beletten dat de verdeling met bedrieglijke benadeling van hun rechten geschiedt, zich ertegen verzetten dat zij buiten hun aanwezigheid gedaan wordt. Zij hebben het recht op eigen kosten in de verdeling tussen te komen.

Tegen een voltrokken verdeling echter kunnen zij niet opkomen, behalve wanneer deze heeft plaatsgehad buiten hen om en met miskenning van een door hen gedaan verzet.

Hoofdstuk 4. Gevolgen van de verdeling en vrijwaring van de kavels Art. 4.102. Declaratieve werking Ieder mede-erfgenaam wordt geacht alleen en onmiddellijk te zijn opgevolgd in alle goederen die in zijn kavel zijn begrepen of die hem bij veiling ten deel zijn gevallen, en nooit de eigendom van de andere goederen van de nalatenschap te hebben gehad.

Art. 4.103. Vrijwaring § 1. De mede-erfgenamen moeten elkaar alleen voor die stoornissen en uitwinningen vrijwaren, waarvan de oorzaak vóór de verdeling bestond.

Vrijwaring vindt niet plaats indien ze betrekking heeft op een uitwinning die door een bijzonder en uitdrukkelijk beding in de akte van verdeling is uitgesloten. Zij houdt op wanneer de mede-erfgenaam door eigen schuld uitwinning ondergaat. § 2. Ieder mede-erfgenaam is persoonlijk gehouden, naar evenredigheid van zijn erfdeel, zijn mede-erfgenaam schadeloos te stellen voor het verlies dat de uitwinning hem heeft veroorzaakt.

Indien een van de mede-erfgenamen onvermogend is, wordt het door hem verschuldigde aandeel evenredig omgeslagen over de gevrijwaarde en alle erfgenamen die in staat zijn te betalen. § 3. De vordering tot vrijwaring tegen het onvermogen van de schuldenaar van een rente kan slechts worden ingesteld binnen vijf jaar na de verdeling.

Er bestaat geen grond tot vrijwaring wegens het onvermogen van de schuldenaar, wanneer dit pas na het voltrekken van de verdeling is ontstaan.

Hoofdstuk 5. Betwisting van de verdeling Art. 4.104. Geweld of bedrog Verdelingen kunnen worden vernietigd wegens geweld of bedrog.

Hij tegen wie een vordering tot vernietiging is ingesteld kan die tegenhouden en een herverdeling beletten, door aan de eiser, hetzij in geld, hetzij in natura, aan te bieden en te verschaffen hetgeen aan diens erfdeel ontbreekt.

De vordering tot vernietiging wegens bedrog of geweld van een mede-erfgenaam die zijn kavel geheel of ten dele vervreemd heeft, is niet meer ontvankelijk, indien hij de vervreemding gedaan heeft na het ontdekken van het bedrog of het ophouden van het geweld.

Art. 4.105. Benadeling § 1. Wanneer een mede-erfgenaam bewijst dat hij voor meer dan een vierde is benadeeld, kan hij tegen de anderen een vordering instellen tot aanvulling van het gedeelte dat hem bij de verdeling is toegekend.

De aanvulling wordt hem in geld toegekend, tenzij de partijen anders overeenkomen. § 2. Om te beoordelen of er benadeling geweest is, schat men de goederen op hun waarde ten tijde van de verdeling. § 3. De vordering tot aanvulling is toegestaan tegen elke handeling, ongeacht de benaming ervan, die ertoe strekt de onverdeeldheid onder mede-erfgenamen te doen ophouden. In geval van opeenvolgende gedeeltelijke verdelingen wordt het nadeel slechts beoordeeld bij de afsluiting van de verdeling. § 4. Ingeval de verdeling of de daarmee gelijkstaande handeling deel uitmaakt van een dading, is de vordering niet toegestaan ten aanzien van die dading. § 5. De vordering is niet toegelaten tegen een verkoop van erfrecht, zonder bedrog aan een mede-erfgenaam, op zijn risico gedaan door zijn overige mede-erfgenamen of door een van hen. § 6. De vordering tot aanvulling verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de verdeling of, in geval van gedeeltelijke opeenvolgende verdelingen, vanaf de datum van afsluiting van de verdeling.

Ondertitel 9. Kleine nalatenschappen Art. 4.106. Afwijkende regeling Wanneer, voor het geheel of voor een deel, een nalatenschap onroerende goederen bevat, waarvan het integrale kadastraal inkomen 1 565 euro niet overtreft, wordt van de bepalingen van ondertitel 8 afgeweken, zoals in de artikelen 4.107 tot 4.113 is aangeduid.

Het inkomen van de onroerende goederen die nog niet gekadastreerd of niet als afzonderlijk perceel gekadastreerd zijn, wordt, zo daartoe redenen zijn, vastgesteld zoals ter zake van grondbelasting.

De berekening geschiedt op het kadastraal inkomen van de dag van het openvallen van de nalatenschap.

Art. 4.107. Behoud van de onverdeeldheid Indien er, onder de erfgenamen in de rechte lijn van de eerststervende echtgenoot, een of meerdere minderjarigen zijn, kan de onverdeeldheid van de goederen die de langstlevende echtgenoot in vruchtgebruik heeft, hetzij op verzoek van een van de belanghebbenden, hetzij ambtshalve, in stand worden gehouden door de familierechtbank voor een termijn of voor achtereenvolgende termijnen, die niet verder zullen gaan dan de meerderjarigheid van de jongste minderjarige.

Deze bepaling houdt op van kracht te zijn, hetzij wanneer het vruchtgebruik eindigt, hetzij wanneer, bij toepassing van artikel 4.108, de goederen overgenomen worden.

De beslissing, waarbij de familierechtbank de onverdeeldheid in stand houdt, wordt overgeschreven in het register van het bevoegd kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.

Bij gebreke aan overschrijving kan men zich op die beslissing niet beroepen ten aanzien van derden te goeder trouw die een concurrent recht op het onroerend goed hebben.

Art. 4.108. Recht op overname § 1. Zonder afbreuk te doen aan de rechten die artikel 2.3.13 aan de langstlevende echtgenoot toekent, heeft ieder van de erfgenamen in de rechte lijn en, in voorkomend geval, de noch uit de echt noch van tafel en bed gescheiden langstlevende echtgenoot het recht tot overname, naar schatting, hetzij van de woning, die de erflater, zijn echtgenoot of een van zijn afstammelingen bij het overlijden betrokken, samen met het huisraad, hetzij van het huis, samen met de meubelen, en met de gronden die de bewoner van het huis persoonlijk en voor eigen rekening in gebruik had, het landbouwmaterieel en de dieren die tot de bebouwing dienen of de goederen, de grondstoffen, de beroepsvoorwerpen en andere hulpmiddelen die aan het handels-, ambachts-, of nijverheidsbedrijf zijn verbonden.

De wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarigen of van de beschermde personen die krachtens artikel 492/1, § 2, derde lid, 1°, van het oud Burgerlijk Wetboek uitdrukkelijk onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, mogen het recht van overname alleen uitoefenen met machtiging van de vrederechter van het voogdij- of bewindsforum. § 2. Willen verschillende belanghebbenden het recht tot overname uitoefenen, dan wordt de voorkeur bij voorrang en in de volgende orde gegeven aan: a) de langstlevende echtgenoot;b) degene die de erflater heeft aangewezen;c) degene die tot aan het overlijden, zelfs zonder het huis met de erflater of zijn echtgenoot te bewonen, op regelmatige en voortdurende wijze in het bedrijf meewerkte;d) degene die tot aan het overlijden met de erflater of zijn echtgenoot het huis bewoonde en hem hulp en bijstand verschafte;e) degene die op het ogenblik van het overlijden het huis bewoont;f) degene die door de meerderheid van de belangen is aangewezen en, bij gebreke van deze meerderheid, hij die door uitloting is aangewezen. Eisen meerdere erfgenamen het voordeel van de overname op grond van een van de gevallen bepaald in het eerste lid, b), c), d) of e) op, dan kunnen zij gezamenlijk tot overname overgaan. § 3. Is dit door een belanghebbende of door een schuldeiser gevraagd, dan wordt er tot de schatting overgegaan door toedoen van de familierechtbank, die daartoe een of verscheidene schatters mag benoemen. Door de familierechtbank wordt uitspraak gedaan op de minuut van het verzoekschrift. Haar bevelschrift is op de minuut uitvoerbaar.

Bij gerechtsbrief geeft de griffier aan de belanghebbenden kennis van de dag en het uur waarop de eed zal worden afgelegd door de schatter, alsook van zijn naam. Deze bepaalt onverwijld dag en uur voor zijn verrichtingen. De schatter kan de eed niet eerder afleggen dan vijftien dagen na de dag waarop de gerechtsbrieven zijn verstuurd. De belanghebbenden, die bij de beëdiging niet zijn opgekomen, worden door de griffier bij gerechtsbrief verwittigd. Elke eis tot wraking van de schatter moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, uiterlijk bij de beëdiging worden ingediend. Onmiddellijk doet de familierechtbank uitspraak over deze vraag. § 4. De rechtbank wijst een van haar leden aan om over de geschillen waartoe de overname aanleiding kan geven, uitspraak te doen zoals hierna is bepaald.

Rijzen er betwistingen omtrent de wijze waarop de overname moet geschieden, weigert een van de belanghebbenden daarin toe te stemmen of is hij niet aanwezig, dan worden de belanghebbenden of hun wettelijke vertegenwoordigers ten minste vijftien dagen vooraf bij gerechtsbrief opgeroepen door de daartoe aangewezen rechter. Op de bepaalde dag vergaderen de belanghebbenden onder voorzitterschap van de magistraat die hen heeft opgeroepen. Zelfs bij afwezigheid van een of meer belanghebbenden kan tot de werkzaamheden worden overgegaan. In voorkomend geval benoemt de rechter, die de vergadering voorzit, een notaris om de afwezigen te vervangen, hun aandelen te ontvangen en er ontvangstbewijs van te geven. Het ereloon van de notaris moet betaald worden door de partijen die hij vertegenwoordigt. De rechter beslecht de geschilpunten en verwijst partijen voor het verlijden van de akte naar de door hen aangewezen notaris of, indien zij het over deze keus niet eens kunnen worden, naar een ambtshalve benoemde notaris.

Art. 4.109. Tijdelijk vervreemdingsverbod Behoudens om een ernstige reden, vooraf door de familierechtbank als geldig erkend, kan de overnemer gedurende een tijdvak van vijf jaar met ingang van de datum waarop de akte van overname is verleden, de overgenomen onroerende goederen niet vervreemden.

De overnemer die een ernstige reden aanvoert, dient een verzoekschrift in bij de familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waarin het goed met het grootste kadastraal inkomen gelegen is.

De griffier roept, ten minste vijftien dagen vooraf, bij gerechtsbrief alle partijen op, die bij de overname betrokken waren. De rechtbank verleent of weigert haar toestemming na partijen te hebben gehoord.

Indien de overnemer de goederen zonder machtiging geheel of gedeeltelijk vervreemdt, is hij gehouden aan ieder van de gewezen mede-eigenaars of aan hun erfgenamen een vaste vergoeding te betalen, ten bedrage van twintig procent van hetgeen zij hebben ontvangen als prijs voor de overname.

Hetzelfde geldt in geval van gezamenlijke overname, wanneer een van de overnemers zijn onverdeelde rechten zonder voorafgaande machtiging aan iemand anders dan een medeovernemer afstaat.

Art. 4.110. Verplichte voortzetting van de exploitatie De overnemer of ten minste een van hen, wanneer er meerdere zijn, is gehouden de overgenomen onroerende goederen binnen drie maanden en gedurende vijf jaar na de datum waarop de akte van overname is verleden, persoonlijk te betrekken en te exploiteren. Zo niet moet hij aan ieder van de gewezen mede-eigenaars of aan hun erfgenamen een vaste vergoeding betalen ten bedrage van twintig procent van hetgeen zij in totaal hebben ontvangen als prijs voor de overname.

De overnemer kan, om een ernstige reden, van de verplichting om de goederen persoonlijk te betrekken en te exploiteren worden ontslagen, hetzij op het ogenblik van de overname, hetzij later, door de familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waarin het goed met het grootste kadastraal inkomen gelegen is.

In het laatste geval moet dezelfde procedure worden gevolgd als die welke in artikel 4.109 is bepaald.

Art. 4.111. Verschuldigde vergoedingen De vergoedingen bepaald in de artikelen 4.109 en 4.110 worden niet gecumuleerd. De betaling van één ervan stelt de overnemer vrij van alle andere verplichtingen.

De overnemer kan zich van de in de artikelen 4.109 en 4.110 gestelde verbodsbepalingen en verplichtingen bevrijden en de vaste vergoeding van 20 procent vermijden, indien hij de overgenomen uit hun aard onroerende goederen gezamenlijk bij openbare toewijzing verkoopt. In dat geval komt, indien de opbrengst van die verkoop groter is dan de waarde die aan hun overname ten grondslag lag, het verschil als vergoeding echter toe aan alle gewezen mede-eigenaars of aan hun erfgenamen in verhouding tot hun aandeel bij de overname.

Art. 4.112. Vordering tot betaling De vordering tot betaling van de in de artikelen 4.109 en 4.110 bepaalde vergoedingen behoort tot de bevoegdheid van de rechtbank die over de overname heeft beslist.

Zij moet op straffe van verval worden ingediend binnen een jaar na de verkoop, de ontruiming van de woning of de staking van het bedrijf die er aanleiding toe geeft.

Art. 4.113. Hoger beroep en verzet De beslissingen, gewezen in de gevallen waarvan sprake in deze Ondertitel, zijn niet vatbaar voor hoger beroep indien het kadastraal inkomen van al de onroerende goederen, op de dag van overname, 520 euro niet te boven gaat.

Binnen dezelfde perken zijn die zaken niet vatbaar voor verzet.

Ondertitel 10. Erfregeling landbouwbedrijven Art. 4.114. Afwijkende regeling § 1. Voor de erfregeling van landbouwbedrijven en met het oog op de continuïteit ervan gelden de bepalingen van deze Ondertitel.

Onder "landbouwbedrijf" moet, voor de toepassing van deze Ondertitel, worden verstaan het geheel van de roerende en onroerende goederen bestemd voor iedere activiteit, grondgebonden of niet, die betrekking heeft op de akkerbouw, de veeteelt, de pluimveeteelt, de groenteteelt, de fruitteelt, de viskwekerij, de bijenkweek, de druiventeelt, de bloementeelt, de sierplantenteelt, de teelt van zaad- en pootgoed, de boomkwekerijen evenals de productie van kerstbomen. § 2. Onder voorbehoud van de rechten die artikel 2.3.13 aan de langstlevende echtgenoot toekent is, wanneer de toepassingsvoorwaarden van deze Ondertitel vervuld zijn, Ondertitel 9 betreffende kleine nalatenschappen niet van toepassing.

Art. 4.115. Behoud van de onverdeeldheid Wanneer een van de mede-erfgenamen minderjarig is en minstens zestien jaar oud, kan de familierechtbank, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige, de onverdeeldheid van het landbouwbedrijf in stand houden voor een periode die de meerderjarigheid van deze mede-erfgenaam niet kan overschrijden.

De beslissing, waarbij de familierechtbank de onverdeeldheid in stand houdt, wordt overgeschreven in het register van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie.

Bij gebreke aan overschrijving kan men zich op die beslissing niet beroepen ten aanzien van derden te goeder trouw die een concurrent recht op het onroerend goed hebben.

Art. 4.116. Recht op overname Onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen die de rechten van de langstlevende echtgenoot en van de langstlevende wettelijk samenwonende vaststellen, heeft ieder van de erfgenamen in de rechte neerdalende lijn, wanneer een nalatenschap voor het geheel of voor een deel een landbouwbedrijf bevat, het recht van overname naar schatting van de roerende en onroerende goederen die behoren tot het landbouwbedrijf.

Een dergelijk recht heeft een erfgenaam in de rechte neerdalende lijn ook, onder hetzelfde voorbehoud, indien de nalatenschap niet voor het geheel of voor een deel een landbouwbedrijf bevat, maar wel onroerende goederen die behoorden tot het landbouwbedrijf van de erflater en deze erfgenaam thans exploitant is van deze goederen in het kader van zijn eigen landbouwbedrijf.

De wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige of van de beschermde persoon die krachtens artikel 492/1, § 2, derde lid, 1°, van het oud Burgerlijk Wetboek, uitdrukkelijk onbekwaam zijn verklaard om goederen te vervreemden, mogen het recht van overname alleen uitoefenen met machtiging van de vrederechter van het voogdij- of bewindsforum.

Art. 4.117. Voorrangregeling Willen verscheidene belanghebbenden het recht van overname uitoefenen, dan wordt de voorkeur bij voorrang en in de volgorde gegeven aan: a) degene of degenen die door de erflater bij testament zijn aangewezen en die op het ogenblik van het overlijden het hele bedrijf van de erflater of een gedeelte ervan op regelmatige en voortdurende wijze exploiteren of die op het ogenblik van het overlijden op regelmatige en voortdurende wijze in het bedrijf van de erflater meewerken;b) degene of degenen die op het ogenblik van het overlijden het hele bedrijf van de erflater of een gedeelte ervan op regelmatige en voortdurende wijze exploiteren of die op het ogenblik van het overlijden op regelmatige en voortdurende wijze in het bedrijf van de erflater meewerken;c) degene of degenen die op het ogenblik van het overlijden niet aan het bedrijf van de erflater deelnemen zoals bepaald onder punt a) maar die door de erflater bij testament zijn aangewezen;d) degene die onroerende goederen exploiteert die vroeger behoorden tot het landbouwbedrijf van de erflater, maar die hij nu exploiteert in het kader van zijn eigen landbouwbedrijf. Eisen meerdere erfgenamen die tot eenzelfde bevoorrechte categorie behoren op grond van een van de gevallen bepaald in het eerste lid, a), b), c), of d) het recht van overname op, dan kunnen zij gezamenlijk tot die overname overgaan.

Art. 4.118. Schatting Wanneer een belanghebbende of zijn schuldeiser dit vraagt, wordt er tot de schatting overgegaan door toedoen van de familierechtbank, die daartoe een of meer schatters mag benoemen. Door de familierechtbank wordt uitspraak gedaan op de minuut van het verzoekschrift. Haar bevelschrift is uitvoerbaar op de minuut. Bij gerechtsbrief geeft de griffier aan de belanghebbenden kennis van de dag en het uur waarop de eed zal worden afgelegd door de schatter, alsook van zijn naam; deze bepaalt onverwijld dag en uur voor zijn verrichtingen. De schatter kan de eed niet eerder afleggen dan vijftien dagen na de dag waarop de gerechtsbrieven zijn verstuurd. De belanghebbenden die bij de beëdiging niet zijn opgekomen, worden door de griffier bij gerechtsbrief verwittigd. Elke eis tot wraking van de schatter moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, uiterlijk bij de beëdiging worden ingediend; onmiddellijk doet de familierechtbank uitspraak over deze vraag.

De rechtbank wijst een van haar leden aan om over de geschillen waartoe de overname aanleiding mocht geven, uitspraak te doen zoals hierna is bepaald.

Rijzen er betwistingen omtrent de wijze waarop de overname moet geschieden, weigert een van de belanghebbenden daarin toe te stemmen of is hij niet aanwezig, dan worden de belanghebbenden of hun wettelijke vertegenwoordigers ten minste vijftien dagen vooraf bij gerechtsbrief opgeroepen door de daartoe aangewezen rechter. Op de bepaalde dag vergaderen de belanghebbenden onder voorzitterschap van de magistraat die hen heeft opgeroepen. Zelfs bij afwezigheid van een of meer belanghebbenden kan tot de werkzaamheden worden overgegaan. In voorkomend geval benoemt de rechter die de vergadering voorzit, een notaris om de afwezigen te vervangen, hun aandelen te ontvangen en er ontvangstbewijs van te geven; het ereloon van de notaris moet betaald worden door de partijen die hij vertegenwoordigt. De rechter beslecht de geschilpunten en verwijst de partijen voor het verlijden van de akte naar de door hen aangewezen notaris of, indien zij het over deze keus niet eens kunnen worden, naar een ambtshalve benoemde notaris.

Art. 4.119. Verplichte voortzetting van de exploitatie De overnemer is gehouden de overgenomen onroerende goederen binnen zes maanden en gedurende tien jaar na de datum waarop de akte van overname is verleden, zelf of in de persoon van zijn echtgenoot, van zijn afstammelingen of geadopteerde kinderen of van de echtgenoten van zijn afstammelingen of geadopteerde kinderen te exploiteren. De overnemer kan enkel om een ernstige door de familierechtbank als geldig erkende reden van deze verplichting ontheven worden.

De overnemer die een ernstige reden aanvoert, dient een verzoekschrift in bij de familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waarin het goed met het hoogste kadastraal inkomen gelegen is.

De griffier roept, ten minste vijftien dagen vooraf, bij gerechtsbrief alle partijen op die bij de overname betrokken waren. De familierechtbank verleent of weigert haar toestemming na de partijen te hebben gehoord.

Indien de overnemer, zonder toestemming van de familierechtbank, de in het eerste lid bedoelde verplichting niet nakomt, moet hij aan ieder van de gewezen mede-eigenaars of aan hun erfgenamen een vaste vergoeding betalen ten bedrage van vijfendertig procent van hun aandeel in de overnameprijs.

In geval van gezamenlijke overname kan elke overnemer nochtans de exploitatie aan een medeovernemer afstaan zonder voorafgaande machtiging.

Art. 4.120. Tijdelijk vervreemdingsverbod Behoudens om een ernstige reden, vooraf door de familierechtbank als geldig erkend, kan de overnemer gedurende een periode van tien jaar met ingang van de datum waarop de akte van overname is verleden, de overgenomen onroerende goederen niet vervreemden.

De overnemer die een ernstige reden aanvoert, dient een verzoekschrift in bij de familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waarin het goed met het hoogste kadastraal inkomen gelegen is.

De griffier roept, ten minste vijftien dagen vooraf, bij gerechtsbrief alle partijen op, die bij de overname betrokken waren. De familierechtbank verleent of weigert haar toestemming na de partijen te hebben gehoord.

Indien de overnemer de goederen zonder toestemming geheel of gedeeltelijk vervreemdt, moet hij aan ieder van de gewezen mede-eigenaars of aan hun erfgenamen een vaste vergoeding betalen, ten bedrage van vijfendertig procent van hun aandeel in de overnameprijs.

In geval van gezamenlijke overname kan elke overnemer nochtans zijn onverdeelde rechten zonder voorafgaande machtiging aan een medeovernemer afstaan.

Art. 4.121. Geen cumul van vergoedingen De vergoedingen bepaald in de artikelen 4.119 en 4.120 worden niet gecumuleerd.

Art. 4.122. Vordering tot betaling De vordering tot betaling van de in de artikelen 4.119 en 4.120 bepaalde vergoedingen, moet op straffe van verval worden ingediend binnen drie jaar na de staking van het bedrijf of de vervreemding die er aanleiding toe geeft.

Ieder van de gewezen mede-eigenaars of hun erfgenamen kunnen een verzoekschrift indienen bij de familierechtbank van het gerechtelijk arrondissement waarin het goed met het hoogste kadastraal inkomen gelegen is.

Art. 4.123. Beperkte overname De overname kan beperkt worden tot een deel van het landbouwbedrijf.

In dit geval duidt de belanghebbende de goederen aan die hij overneemt zonder zijn mede-erfgenamen te kunnen benadelen. In geval van betwisting beslist de bevoegde rechter.

In de volgorde van de verdere voorkeurscategorieën kan het overnamerecht uitgeoefend worden op de overblijvende goederen. Wanneer er verscheidene overnemers van een zelfde categorie zijn, duiden ze gezamenlijk de goederen aan die ze overnemen.

Art. 4.124. Verzet tegen de overname.

Ieder van de mede-erfgenamen kan zich verzetten tegen het recht van overname wanneer de betrokken ongebouwde goederen gelegen zijn in woongebieden, zoals deze omschreven zijn krachtens de wetgeving inzake ruimtelijke ordening en de stedenbouw.

Het verzet geldt alleen voor bouwgronden waarop zich geen gebouwen bevinden die gebruikt worden in een landbouwbedrijf. Het verzet heeft geen gevolg voor de andere goederen die bij de overname betrokken zijn.

Ondertitel 11. Centraal erfrechtregister Art. 4.125. Doeleinden Het centraal erfrechtregister is een geïnformatiseerde gegevensbank met als doeleinde: 1° binnen de perken van de bepalingen van deze ondertitel, de raadpleging en de mededeling aan derden, op elektronische wijze of, in voorkomend geval, per post, mogelijk te maken;a) van informatie met betrekking tot de akten waarin de identiteit wordt bepaald van de personen die tot een opengevallen nalatenschap zijn geroepen;b) van de identiteit van de personen die een nalatenschap hebben verworpen of aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving;c) van de gerechtelijke maatregelen genomen met betrekking tot het beheer van een nalatenschap.2° binnen de perken bepaald door Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, de verwerking van de in het centraal register geregistreerde gegevens mogelijk te maken met het oog op het algemeen belang en in het bijzonder statistische en wetenschappelijke doeleinden, of teneinde de kwaliteit van het register te verbeteren. Art. 4.126. Op te nemen akten § 1. In het centraal erfrechtregister worden opgenomen: 1° de akten en attesten van erfopvolging die door een notaris worden opgemaakt overeenkomstig artikel 4.59; 2° de Europese erfrechtverklaringen die worden opgemaakt overeenkomstig artikel 68 van Verordening nr.650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring, alsmede de Europese erfrechtverklaringen die worden opgemaakt door de bevoegde gerechtelijke autoriteit overeenkomstig artikel 72, tweede lid, in fine, van dezelfde Verordening; 3° de correcties, de wijzigingen en de intrekkingen van die Europese erfrechtverklaringen; 4° de akten houdende de verklaring van verwerping, die worden opgemaakt overeenkomstig artikel 4.44; 5° de akten houdende de verklaring waarbij een erfgenaam te kennen geeft dat hij deze hoedanigheid slechts onder voorrecht van boedelbeschrijving aanneemt, die worden opgemaakt overeenkomstig artikel 4.49; 6° de vonnissen en arresten tot aanwijzing van een beheerder van een onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaarde nalatenschap overeenkomstig artikel 4.54 of tot aanwijzing van een curator over een onbeheerde nalatenschap overeenkomstig artikel 4.58 en artikel 1231 van het Gerechtelijk Wetboek. § 2. De notaris schrijft de akten en attesten bedoeld in paragraaf 1, 1°, 4° en 5° in. De inschrijving van de Europese erfrechtverklaringen, bedoeld in paragraaf 1, 2°, die worden opgemaakt door een notaris, alsmede de correcties, de wijzigingen en de intrekkingen van deze Europese erfrechtverklaringen, gebeurt eveneens door de notaris.

De griffier van het rechtscollege dat de beslissing heeft uitgesproken, stelt het centraal erfrechtregister in kennis van de Europese erfrechtverklaringen, bedoeld in paragraaf 1, 2°, die worden opgemaakt door de bevoegde gerechtelijke autoriteit overeenkomstig artikel 72, tweede lid, in fine, van de voormelde Verordening (EU) nr. 650/2012.

Art. 4.127. In te schrijven gegevens § 1. Het register bevat de volgende gegevens geldend op het ogenblik van de inschrijving: 1° van de erflater: a) de naam en voorna(a)m(en);b) het rijksregisternummer;c) de geboortedatum en -plaats;d) de woonplaats of de gewone verblijfplaats;e) de plaats en de datum van overlijden; 2° van de aangever, in geval van inschrijving van een verklaring overeenkomstig artikel 4.44 of artikel 4.49: a) de naam en voorna(a)m(en) in geval van een natuurlijke persoon, of, de naam of benaming in geval van een rechtspersoon;b) de rechtsvorm in geval van een rechtspersoon;c) het rijksregisternummer of in voorkomend geval het ondernemingsnummer;d) de geboortedatum en -plaats in geval van een natuurlijke persoon; e) de woonplaatskeuze in geval van een verklaring overeenkomstig artikel 4.49; 3° van de aangestelde curator of beheerder van de nalatenschap, in geval van inschrijving van een vonnis of arrest tot aanstelling overeenkomstig artikelen 4.54 en 4.58: a) de naam en de voorna(a)m(en);b) de functie;c) het kantooradres; 4° de aard en de datum van de akte, het attest of de Europese erfrechtverklaring indien opgemaakt door een notaris, met aanduiding van het voorwerp van de verklaring in geval van inschrijving van een verklaring overeenkomstig artikel 4.44 of artikel 4.49; 5° de aard en de datum van de beslissing houdende de Europese erfrechtverklaring indien opgemaakt door de rechtbank of van de beschikking tot aanwijzing van een curator of van een beheerder;6° de identificatie van de notaris, die de akte heeft verleden of het attest of de Europese erfrechtverklaring heeft opgemaakt, van het rechtscollege dat de Europese erfrechtverklaring heeft opgemaakt of van het rechtscollege dat de beschikking tot aanwijzing van een curator of van een beheerder heeft gewezen;7° in voorkomend geval, de NABAN-referentie van de akte of de Europese erfrechtverklaring, zoals bedoeld in artikel 18 van de wet van 16 maart 1803Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1803 pub. 28/10/2009 numac 2009000678 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het notarisambt Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van het notarisambt;en bij gebrek, het repertoriumnummer, of, voor de attesten van erfopvolging, de referentie van het kantoor; 8° in voorkomend geval, de referentie volgens de ECLI-standaard (European Case Law Identifier) van de beslissing houdende de Europese erfrechtverklaring of van de beschikking tot aanwijzing van een curator of van een beheerder en bij gebrek, het algemeen rolnummer van het vonnis of het arrest. § 2. Het centraal erfrechtregister geldt als authentieke bron voor alle gegevens die erin zijn opgenomen.

Art. 4.128. Inschrijvingskosten De Koning bepaalt het tarief van de kosten van de inschrijving in het register.

Art. 4.129. Verwerkingsverantwoordelijke § 1. De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, hierna "de beheerder" genoemd, is belast met het beheer en de organisatie van het centraal erfrechtregister.

De beheerder wordt, met betrekking tot het centraal erfrechtregister, beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. § 2. De beheerder stelt een functionaris voor de gegevensbescherming aan. Deze is meer bepaald belast met: 1° het verstrekken van deskundige adviezen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van persoonsgegevens en informatie en inzake hun verwerking;2° het informeren en adviseren van de beheerder die de persoonsgegevens verwerkt over zijn verplichtingen binnen het kader van deze wet en binnen het algemeen kader van de gegevensbescherming en de persoonlijke levenssfeer;3° het opstellen, het toepassen, het bijwerken en het controleren van een beleid inzake de beveiliging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;4° het vormen van het contactpunt voor de Gegevensbeschermingsautoriteit;5° de uitvoering van de andere opdrachten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging die door de Koning worden bepaald, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit. Bij het uitoefenen van zijn opdrachten handelt de functionaris voor de gegevensbescherming volledig onafhankelijk en brengt hij rechtstreeks verslag uit aan de beheerder.

De Koning kan, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de nadere regels bepalen volgens dewelke de functionaris voor de gegevensbescherming zijn opdrachten uitvoert.

Art. 4.130. Bewaartermijn De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat bewaart de gegevens van de inschrijving, met vermelding van de datum van inschrijving, tot dertig jaar na het overlijden van de persoon wiens gegevens bewaard werden.

De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat bewaart de gegevens met betrekking tot de raadplegingen van het register, met name de identificatiegegevens van de persoon die het register heeft geraadpleegd, de identificatiegegevens van de persoon over wie een raadpleging werd gedaan, het ogenblik van de raadpleging en de reden van de raadpleging. De gegevens worden tot tien jaar na de raadpleging bewaard. In geval van betwisting wordt deze termijn geschorst tot alle beroepsmogelijkheden zijn uitgeput.

Art. 4.131. Raadpleging § 1. De gegevens opgenomen in het centraal erfrechtregister zijn toegankelijk voor: 1° de notarissen, de gerechtsdeurwaarders, de advocaten en de griffiers en magistraten bij de rechtscolleges, in functie van de uitoefening van hun ambt;2° de openbare overheden, de instellingen van openbaar nut indien de kennisneming noodzakelijk is voor de uitvoering van hun wettelijke opdrachten;3° eenieder, voor zover zij een actueel en rechtmatig belang kunnen aantonen.Het belang van de verzoeker is actueel en rechtmatig wanneer zijn actuele rechten en verplichtingen getroffen worden door het overlijden van de erflater of door de erfkeuzes van de erfgerechtigden. Het actueel en rechtmatig belang wordt vermeld in het verzoek tot raadpleging. § 2. Het is de beheerder verboden de in het centraal erfrechtregister opgenomen gegevens mee te delen aan andere personen dan zij die toegang ertoe hebben zoals bepaald in paragraaf 1.

Met behoud van de toepassing van de wettelijke bepalingen ter bescherming van de persoonsgegevens moet hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in artikel 4.127 bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen.

Artikel 458 van het Strafwetboek is op hen van toepassing. § 3. De toegang tot de gegevens van het centraal erfrechtregister is kosteloos.

De beheerder is gemachtigd om online raadpleging mogelijk te maken voor de in paragraaf 1 bedoelde belanghebbenden die daarom verzoeken, binnen de grenzen van hun consultatierecht. De vergoeding voor de daaruit voortvloeiende bijkomende taken en investeringen ten laste van de beheerder, wordt aangerekend aan deze raadplegers.

Titel 2. Schenkingen, testamenten en erfovereenkomsten Ondertitel 1. Algemene bepalingen Art. 4.132. Beschikkingen onder levenden en bij testament § 1. Men kan op geen andere wijze over zijn goederen om niet beschikken dan bij schenking onder levenden of bij testament, met inachtneming van de hierna bepaalde vormen.

Men kan een erfovereenkomst slechts sluiten binnen de perken in deze titel bepaald. § 2. Een schenking is een contract waarbij de schenker zich dadelijk en onherroepelijk van het geschonken goed ontdoet, ten voordele van de begiftigde, die ze aanvaardt. § 3. Een testament is een akte waarbij de testator, voor de tijd dat hij niet meer in leven zal zijn, over het geheel of een deel van zijn goederen beschikt, en die hij kan herroepen. § 4. De schenkingen, daarin begrepen de schenkingen van toekomstige goederen, en de beschikkingen bij testament worden in dit boek ook gezamenlijk aangeduid als giften.

Schenkingen van toekomstige goederen, waarbij een persoon conventioneel als erfgerechtigde benoemd wordt, worden, wanneer ze toegelaten zijn, ook aangeduid als contractuele erfstellingen.

Art. 4.133. Verbod van gift met bewaarplicht ten voordele van derden § 1. Iedere gift waarbij de begiftigde ermee belast wordt het gekregen goed te bewaren zodat het aan een opvolgende begunstigde kan toekomen, is nietig, zelfs ten aanzien van de begiftigde.

Deze regel is niet van toepassing op de beschikkingen die bij ondertitel 6 voor ouders en voor broers en zussen zijn toegelaten. § 2. De beschikking waarbij een derde tot een gift geroepen wordt, ingeval de begiftigde deze niet zou verkrijgen, wordt niet beschouwd als een gift met bewaarplicht ten voordele van derden, en is geldig.

Hetzelfde geldt voor de giften, waarbij het vruchtgebruik aan de ene en de blote eigendom aan de andere gegeven wordt.

Art. 4.134. Ongeoorloofde voorwaarden en lasten In iedere gift zijn de voorwaarden en lasten die onmogelijk zijn, of die in strijd zijn met een dwingende wetsbepaling of met de openbare orde, nietig.

Ondertitel 2. Bekwaamheid Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Art. 4.135. Bekwaamheid als regel Eenieder kan een gift doen, en eenieder kan een gift ontvangen, behalve de personen die de wet daartoe onbekwaam verklaart.

Art. 4.136. Gezondheid van geest Om een gift te kunnen doen, moet men gezond van geest zijn.

Art. 4.137. Ongeboren kind Om bij schenking te verkrijgen, is het voldoende dat men verwekt was op het ogenblik van de schenking.

Om bij testament te verkrijgen, is het voldoende dat men verwekt was op het ogenblik van de dood van de testator.

Niettemin zal de schenking of het testament slechts gevolg hebben indien het kind levensvatbaar wordt geboren.

Hoofdstuk 2. Minderjarigen en beschermde meerderjarigen Art. 4.138. Minderjarigen Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar niet bereikt heeft, kan geen gift doen, behoudens hetgeen in ondertitel 9 bepaald is.

Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaar bereikt heeft, kan alleen bij testament beschikken, en slechts ten belope van de helft van de goederen waarover de wet de meerderjarige toelaat te beschikken.

Art. 4.139. Beschermde meerderjarigen Met behoud van de toepassing van zowel artikel 4.138 als van artikel 499/7, § 4, van het oud Burgerlijk Wetboek, kan de persoon die op grond van artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam is verklaard om te beschikken, hetzij bij schenking hetzij bij testament, toch beschikken na machtiging, op zijn verzoek, door de in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde vrederechter.

De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.

Als de vrederechter met toepassing van het eerste lid de beschermde persoon toestaat bij testament te beschikken, kan deze alleen bij authentieke akte een testament maken, zonder dat hij het ontwerp ervan aan de vrederechter moet voorleggen.

In afwijking van het derde lid kan de vrederechter toestaan dat een testament in internationale vorm wordt opgesteld wanneer aan de in artikel 4.183 bedoelde vormvereisten voor het notarieel testament niet kan worden voldaan wegens de lichamelijke ongeschiktheid van de beschermde persoon.

Bovendien mag de vrederechter de machtiging om te schenken weigeren indien de schenking de beschermde persoon of zijn onderhoudsgerechtigden behoeftig dreigt te maken.

Hoofdstuk 3. Specifieke onbekwaamheden Art. 4.140. Voogd Een minderjarige, al heeft hij de leeftijd van zestien jaar bereikt, kan, zelfs bij testament, geen beschikking maken ten voordele van zijn voogd.

Een minderjarige kan, wanneer hij meerderjarig geworden is, noch bij schenking, noch bij testament, beschikken ten voordele van zijn gewezen voogd, zolang de slotrekening over de voogdij niet gedaan en aangezuiverd is.

Het bepaalde in het eerste en het tweede lid is niet van toepassing op de verwanten in de opgaande lijn van de minderjarige, die zijn voogd zijn of geweest zijn.

Art. 4.141. Bewindvoerder De in boek 1, titel XI, hoofdstuk II/1, van het oud Burgerlijk Wetboek bedoelde bewindvoerder en eenieder die een gerechtelijk mandaat uitoefent, kunnen geen voordeel genieten van giften die de beschermde persoon of de persoon ten aanzien van wie dit mandaat wordt uitgeoefend tijdens de rechterlijke bescherming of dit mandaat in hun voordeel mocht hebben gedaan.

Deze bepaling is niet van toepassing op de personen bedoeld in artikel 496, eerste lid, van het oud Burgerlijk Wetboek en in artikel 4.142, derde lid, 2° en 3°.

Art. 4.142. Artsen en zorgverstrekkers Gezondheidszorgbeoefenaars, die een persoon hebben behandeld gedurende de ziekte waaraan hij overleden is, kunnen geen voordeel genieten van giften die hij, in de loop van die ziekte, in hun voordeel mocht hebben gedaan.

Beheerders en personeelsleden van instellingen voor residentiële ouderenzorg kunnen geen voordeel genieten van giften die een persoon die in hun instelling heeft verbleven gedurende zijn verblijf aldaar te hunnen behoeve mocht hebben gedaan.

Hiervan zijn uitgezonderd: 1° de giften tot vergoeding van diensten, onder bijzondere titel gemaakt, met inachtneming van het vermogen van de beschikker en van de bewezen diensten;2° de giften ten voordele van verwanten tot en met de vierde graad, voor zover de overledene geen erfgenamen in de rechte lijn achterlaat; tenzij degene ten voordele van wie de beschikking gemaakt is, zelf tot die erfgenamen behoort; 3° de giften ten voordele van de echtgenoot, de wettelijk samenwonende of de persoon met de wie de beschikker een feitelijk gezin vormt. Dezelfde regels worden in acht genomen ten aanzien van de bedienaren van de erediensten en andere geestelijken, alsmede ten aanzien van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad.

Art. 4.143. Rechtspersonen Voor schenkingen of legaten ten voordele van rechtspersonen is machtiging of goedkeuring vereist indien de wet daarin voorziet.

Indien de rechtspersoon aan wie een schenking aangeboden wordt ze slechts na machtiging of goedkeuring kan aanvaarden, kan hij de schenking voorlopig aanvaarden, zoals nader in artikel 4.161, derde lid, bepaald.

Art. 4.144. Tussenpersonen Iedere gift ten voordele van een onbekwame is nietig, ook wanneer men ze vermomt onder de vorm van een contract onder bezwarende titel, en wanneer men ze maakt op naam van tussenpersonen.

Als tussenpersonen worden beschouwd de ouders, de kinderen en afstammelingen en de echtgenoot van de onbekwame of de persoon met wie deze wettelijk samenwoont.

Ondertitel 3. Beschikbaar deel en inkorting Hoofdstuk 1. Beschikbaar deel Art. 4.145. Reserve van de kinderen De giften mogen de helft van de rekenboedel bedoeld in artikel 4.153 niet overschrijden, indien de beschikker bij zijn overlijden één of meer kinderen, of afstammelingen van deze kinderen, die bij plaatsvervulling komen, achterlaat.

Art. 4.146. Vruchtgebruik op de reserve van de kinderen § 1. Het deel van de nalatenschap dat overeenkomstig artikel 4.145 aan de kinderen is gereserveerd wordt bezwaard met vruchtgebruik ten voordele van de langstlevende echtgenoot wanneer hij recht heeft op het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap en in de mate als bepaald in artikel 4.19. § 2. In alle andere gevallen wordt de reserve van de kinderen enkel binnen onderstaande grenzen met dat vruchtgebruik bezwaard: 1° wanneer de rechten van de langstlevende echtgenoot werden beperkt tot het vruchtgebruik van een breukdeel van de nalatenschap, bezwaart dat vruchtgebruik eerst het saldo van het beschikbaar deel nadat hierop de giften werden aangerekend zoals bepaald in artikel 4.154, derde lid. Indien dat saldo niet volstaat om de langstlevende echtgenoot te voldoen in de hem toegekende rechten van vruchtgebruik, wordt het saldo van het vruchtgebruik dat hem toekomt ten laste gelegd van de reserve van de kinderen, elk voor een gelijk deel; 2° wanneer de rechten van de langstlevende echtgenoot werden beperkt tot het gedeelte zoals bepaald in artikel 4.147, § 1, bezwaart dat vruchtgebruik eerst het saldo van het beschikbaar deel nadat hierop de giften werden aangerekend zoals bepaald in artikel 4.154, derde lid.

Indien dat saldo niet volstaat om de langstlevende echtgenoot in zijn rechten van vruchtgebruik te voldoen, kan hij de inkorting eisen van de op het beschikbaar deel aangerekende giften, in de volgorde zoals bepaald in artikel 4.155, vierde lid. Die inkorting gebeurt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.150.

In het geval bedoeld in het eerste lid, 2°, kan de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik waarvan hij de inkorting niet kan verkrijgen, hetzij omwille van artikel 4.147, § 3, hetzij omdat hij aan de vordering tot inkorting heeft verzaakt, niet ten laste van de reserve van de kinderen leggen.

Art. 4.147. Reserve van de langstlevende echtgenoot § 1. Niettegenstaande elke andersluidende bepaling verkrijgt de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik van de helft van de rekenboedel zoals omschreven in artikel 4.153. § 2. Giften mogen niet tot gevolg hebben dat de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik of het recht op huur verliest van het onroerend goed dat bij het openvallen van de nalatenschap het gezin tot voornaamste woning diende en van het daarin aanwezige huisraad.

In geval van feitelijke scheiding van de echtgenoten heeft dit vruchtgebruik of dit recht op huur betrekking op het onroerend goed waarin de echtgenoten hun laatste echtelijke verblijfplaats hadden gevestigd en op het daarin aanwezige huisraad, op voorwaarde dat de langstlevende echtgenoot daar is blijven wonen of tegen zijn wil verhinderd werd dat te doen en de toewijzing van dit vruchtgebruik of dit recht op huur voldoet aan de eis van billijkheid.

Dat vruchtgebruik wordt toegerekend op het vruchtgebruik dat de langstlevende echtgenoot verkrijgt ingevolge paragraaf 1, evenwel zonder daartoe beperkt te zijn. § 3. In elk geval, kan de langstlevende echtgenoot niet de inkorting vragen van de schenkingen gedaan door de erflater op een tijdstip waarop de echtgenoot deze hoedanigheid niet had, niettegenstaande de opname ervan in de rekenboedel bedoeld in artikel 4.153. Evenmin kan hij voordeel genieten van de inkorting van dergelijke schenkingen gevraagd door de afstammelingen van de erflater. § 4. De rechten bedoeld in paragrafen 1 en 2 kunnen bij testament aan de langstlevende echtgenoot worden ontnomen, indien de echtgenoten op de dag van het overlijden sinds meer dan zes maanden gescheiden leefden en indien de erflater of de langstlevende echtgenoot, bij een gerechtelijke akte, als eiser of als verweerder, ofwel een afzonderlijk verblijf had gevorderd, ofwel een vordering tot echtscheiding op grond van artikel 229 van het oud Burgerlijk Wetboek had ingeleid, en voor zover de echtgenoten na die akte niet opnieuw zijn gaan samenwonen.

In het geval bedoeld in het eerste lid houdt de aanstelling van een algemene legataris een weerlegbaar vermoeden in van de wil om de langstlevende echtgenoot deze rechten te ontnemen.

Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien de echtgenoten de overeenkomst bedoeld in artikel 1287, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek tot stand hebben gebracht. Deze overeenkomst heeft uitwerking vanaf de neerlegging van het verzoekschrift tot echtscheiding, tenzij de partijen in de overeenkomst hebben bepaald dat deze uitwerking heeft vanaf de ondertekening. § 5. Van het bepaalde in dit artikel kan worden afgeweken in het geval als bedoeld in artikel 2.3.2.

Art. 4.148. Geen andere reservataire erfgenamen Bij gebreke van een langstlevende echtgenoot en van verwanten in neerdalende lijn mogen de giften de gehele nalatenschap omvatten.

Art. 4.149. Gift van het beschikbaar deel Het beschikbaar deel kan, hetzij bij schenking, hetzij bij testament, geheel of ten dele gegeven worden aan de kinderen of aan andere erfgerechtigden van de schenker.

De beschikking zal moeten worden ingebracht of zal van inbreng zijn vrijgesteld zoals bepaald in titel 1, ondertitel 8, hoofdstuk 2, afdeling 1.

Hoofdstuk 2. Inkorting Art. 4.150. Inkorting in principe in waarde De giften die het beschikbaar deel overschrijden, kunnen na het openvallen van de nalatenschap tot dat beschikbaar deel ingekort worden.

Niettegenstaande elk andersluidend beding, en behoudens voor de in artikel 4.147, § 2, bedoelde reserve, geschiedt de inkorting enkel in waarde. Zij kan evenwel in natura geschieden op vraag van de begiftigde.

De giften die enkel voor het vruchtgebruik moeten worden ingekort maar die betrekking hebben op andere goederen dan die welke worden bedoeld in artikel 4.147, § 2, worden eveneens ingekort in waarde. De vergoeding voor de inkorting is gelijk aan de gekapitaliseerde waarde van dit vruchtgebruik op de dag van het overlijden; ze wordt berekend door de bepaling van artikel 4.64 naar analogie toe te passen.

In afwijking van het tweede lid geschiedt de inkorting in volle of blote eigendom van legaten in natura wanneer de begiftigde geen erfgenaam is.

Art. 4.151. Recht om de inkorting te vorderen Inkorting van giften kan alleen gevorderd worden door hen aan wie de wet een reserve toekent, door hun erfgenamen of door hun rechtverkrijgenden.

De begiftigden, de legatarissen en de schuldeisers van de erflater kunnen deze inkorting niet vorderen, noch er voordeel van genieten.

Art. 4.152. Afstand van de vordering tot inkorting § 1. De inkorting van schenkingen kan niet worden gevraagd door de reservataire erfgenamen die afstand hebben gedaan van de vordering tot inkorting van de desbetreffende schenking, door middel van een eenzijdige verklaring, in de schenkingsakte of naderhand. De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn van overeenkomstige toepassing op deze afstand.

De erfgenamen die afstand hebben gedaan van de vordering tot inkorting kunnen geen voordeel meer genieten van de inkorting die door anderen zou worden gevraagd. § 2. Niettegenstaande de afstand van de vordering tot inkorting bedoeld in paragraaf 1, wordt de waarde van de goederen die het voorwerp uitmaken van de schenking opgenomen in de rekenboedel bedoeld in artikel 4.153.

De afstand van de vordering tot inkorting kan niet tot gevolg hebben dat de andere giften een grotere inkorting zouden ondergaan dan de inkorting die zij zouden hebben ondergaan bij afwezigheid van dergelijke afstand. § 3. De afstand van de vordering tot inkorting heeft, in voorkomend geval, geen gevolgen voor de verplichting tot inbreng van de schenking.

Art. 4.153. Rekenboedel ter berekening van het beschikbaar deel Om de inkorting te bepalen, vormt men een rekenboedel uit alle goederen die bij het overlijden van de erflater aanwezig waren. Na aftrek van de schulden, worden de goederen waarover hij bij schenking heeft beschikt, fictief daarbij gevoegd volgens hun staat en hun waarde zoals bepaald in artikel 4.90, §§ 2 tot 9. Over al die goederen berekent men het deel waarover hij heeft mogen beschikken, met inachtneming van de hoedanigheid van de door hem achtergelaten erfgenamen.

Art. 4.154. Aanrekening van de giften De giften toegekend door de erflater worden aangerekend, naar gelang het geval, op de globale reserve van de reservataire erfgenamen of op het beschikbaar deel, in de volgorde waarin ze zijn toegekend, te beginnen met de oudste. De legaten worden aangerekend op de dag van het openvallen van de nalatenschap.

De in te brengen giften die aan een reservataire erfgenaam zijn vermaakt, worden op de globale reserve van de reservataire erfgenamen aangerekend en, bijkomend, op het beschikbaar deel. Het meerdere wordt ingekort, indien daartoe aanleiding bestaat.

De giften die met vrijstelling van inbreng aan een reservataire erfgenaam, zijn vermaakt, evenals de giften aan een begiftigde die geen reservataire erfgenaam is, worden op het beschikbaar deel aangerekend. Het meerdere wordt ingekort.

Art. 4.155. Volgorde van inkorting Wanneer de waarde van de schenkingen het beschikbaar deel overschrijdt of daarmee gelijk is, vervallen alle beschikkingen bij testament in volle of blote eigendom die overeenkomstig artikel 4.150, vierde lid, in natura moeten worden ingekort.

Overschrijden de beschikkingen bij testament hetzij het beschikbaar deel, hetzij het deel ervan, dat overblijft na aftrek van de waarde van de schenkingen, dan geschiedt de inkorting naar evenredigheid, zonder dat onderscheid wordt gemaakt tussen de algemene legaten en de bijzondere legaten.

Indien de erflater evenwel uitdrukkelijk verklaard heeft dat een bepaald legaat moet worden voldaan bij voorkeur boven de andere, wordt deze voorkeur in acht genomen. Dat legaat wordt dan slechts ingekort voor zover de inkorting van de overige legaten niet toereikend is om de reserve op te leveren.

Schenkingen worden nooit ingekort dan nadat de waarde van alle goederen die in de beschikkingen bij testament begrepen zijn, is uitgeput. Wanneer deze inkorting plaatsheeft, geschiedt zij te beginnen met de laatste schenking, en aldus vervolgende, van de laatste schenking opklimmend tot de vroegere.

Art. 4.156. Vordering tot inkorting § 1. Indien de gift, die in waarde wordt ingekort, het beschikbaar deel overschrijdt, vergoedt de begiftigde, al dan niet erfgenaam, de reservataire erfgenamen, ten belope van het overschrijdende gedeelte van de gift, wat ook het bedrag hiervan is.

De vergoeding die door een erfgenaam verschuldigd is, wordt betaald in mindere ontvangst en, indien hij een reservataire erfgenaam is, bij voorrang door toerekening op zijn reservataire rechten.

De vergoeding voor de inkorting wordt uiterlijk betaald op het ogenblik van de verdeling, behoudens andersluidend akkoord tussen de mede-erfgenamen. § 2. Na voorafgaandelijke uitwinning van de goederen van de schuldenaar van de vergoeding voor de inkorting en ingeval van onvermogen van deze laatste, kunnen de reservataire erfgenamen de inkorting vorderen tegen derden die de goederen die van de giften deel uitmaakten onder kosteloze titel hebben verworven van de begiftigde of van de opvolgende begunstigde ten kosteloze titel. De inkorting wordt op dezelfde wijze gevorderd als tegen de begiftigden zelf en volgens de dagtekeningen van de vervreemdingen, te beginnen met de laatste.

De vordering tot inkorting tegen de derden bedoeld in het eerste lid kan niet worden uitgeoefend door de reservataire erfgenamen die, overeenkomstig de artikelen 4.249 tot 4.252, hetzij in de schenkingsakte, hetzij bij een latere uitdrukkelijke verklaring, hebben toegestemd in de vervreemding van het gegeven goed. De artikelen 4.244 tot 4.248 en 4.253 zijn van toepassing op deze toestemming. § 3. De vordering tot inkorting kan door de reservataire erfgenamen niet worden uitgeoefend ten aanzien van legaten waarvan zij de afgifte hebben toegekend met kennis van de aantasting van hun reserve. In dat geval kan voor de andere giften evenwel geen grotere inkorting gelden dan diegene die zou zijn toegepast zonder een dergelijke afgifte.

Art. 4.157. Verjaring § 1. De vordering tot inkorting ten aanzien van een gift toegekend aan een erfgenaam verjaart na dertig jaar te rekenen vanaf het openvallen van de nalatenschap.

De reservataire erfgenamen zijn echter vervallen van het recht om de inkorting te vorderen indien zij, terwijl zij weet hebben van de aantasting van hun reserve, de inkorting van de giften bedoeld in het eerste lid, niet hebben gevraagd op de dag van de afsluiting van de vereffening-verdeling van de nalatenschap. § 2. De vordering tot inkorting ten aanzien van een gift toegekend aan een begiftigde die geen erfgenaam is, verjaart na twee jaar te rekenen vanaf de afsluiting van de vereffening-verdeling van de nalatenschap voor zover uit deze vereffening de aantasting blijkt van de reserve van de reservataire erfgenamen of, in elk geval, na maximum dertig jaar te rekenen vanaf het openvallen van de nalatenschap.

De begiftigde kan evenwel, op elk ogenblik, de reservataire erfgenamen aanmanen om standpunt in te nemen over het principe en, in voorkomend geval, het bedrag van de inkorting van de gift die hem werd toegekend.

In dat geval, nemen de reservataire erfgenamen een standpunt in over het principe van de inkorting, op straffe van verval ten laatste binnen het jaar volgend op de ingebrekestelling en beschikken zij, te rekenen vanaf deze principeverklaring, over een termijn van twee jaar om de inkorting te vorderen en om het bedrag ervan vast te stellen.

Ondertitel 4. Schenkingen Hoofdstuk 1. Vorm van de schenkingen Art. 4.158. Notariële akte Iedere akte van schenking wordt, op straffe van nietigheid, voor een notaris verleden.

Art. 4.159. Staat van schatting van roerende goederen Een akte van schenking van roerende goederen is alleen geldig voor de goederen waarvan een staat van schatting, getekend door de schenker en door de begiftigde of hen die voor deze laatste aanvaarden, in de akte van schenking is opgenomen of aan die akte gehecht is.

Art. 4.160. Vormgebreken De schenker kan de gebreken van een schenking niet verhelpen door een akte van bevestiging. De schenking die nietig is wat de vorm betreft, moet in de wettelijke vorm opnieuw gedaan worden.

Uit de bevestiging, bekrachtiging of vrijwillige uitvoering van een schenking door de erfgenamen van de schenker, na zijn overlijden, volgt hun afstand van het recht om zich te beroepen hetzij op gebreken in de vorm, hetzij op enige andere exceptie.

Hoofdstuk 2. Aanvaarding van de schenkingen Art. 4.161. Vereiste van aanvaarding De schenking bindt de schenker niet en heeft generlei gevolg, dan van de dag waarop zij in uitdrukkelijke bewoordingen is aanvaard.

De aanvaarding kan geschieden tijdens het leven van de schenker door een latere, authentieke akte. In dat geval verschijnt de schenker of de persoon die hij heeft aangeduid om hem hiertoe te vertegenwoordigen, in de akte van aanvaarding om er kennis van te nemen. De volmacht waarvan in dit lid sprake moet worden vastgesteld bij notariële akte.

De voorlopige aanvaarding waarvan sprake in het tweede lid van artikel 4.143 is een aanvaarding onder voorbehoud van machtiging of goedkeuring, die de schenker onder dat voorbehoud bindt zodra hij er kennis van gekregen heeft. Deze voorlopige aanvaarding wordt vastgesteld in de akte van schenking of in een latere authentieke akte. Voor de voorlopige en voor de definitieve aanvaarding na machtiging of goedkeuring, evenals voor de kennisgeving ervan, geldt het bepaalde in het tweede lid.

Art. 4.162. Aanvaarding bij volmacht Indien de begiftigde meerderjarig is, moet de aanvaarding gedaan worden door hemzelf of, in zijn naam, door een persoon die houder is van een volmacht waarbij hem de bevoegdheid is verleend om de gedane schenking te aanvaarden of een algemene bevoegdheid om de schenkingen te aanvaarden welke zijn gedaan of nog zullen worden gedaan.

Deze volmacht moet worden vastgesteld bij notariële akte.

Art. 4.163. Aanvaarding voor een minderjarige Een schenking aan een niet ontvoogde minderjarige gedaan, moet worden aanvaard door zijn voogd, overeenkomstig artikel 410, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek.

Een ontvoogde minderjarige kan met de bijstand van zijn curator aanvaarden.

Nochtans kunnen de vader en de moeder van de ontvoogde of niet ontvoogde minderjarige, of, zelfs gedurende het leven van de vader en de moeder, de andere verwanten in de opgaande lijn, ook al zijn zij noch voogd noch curator over de minderjarige, de schenking voor hem aanvaarden.

Art. 4.164. Aanvaarding voor een beschermde meerderjarige Een schenking aan een beschermde persoon die krachtens artikel 492/2 van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam is verklaard om deze te ontvangen, moet door zijn bewindvoerder worden aanvaard overeenkomstig artikel 499/7, § 2, eerste lid, 6°, van het oud Burgerlijk Wetboek.

Een beschermde persoon die krachtens artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek bijstand behoeft om een schenking te aanvaarden, kan met bijstand van zijn bewindvoerder aanvaarden.

Art. 4.165. Onroerende publiciteit Indien de schenking betrekking heeft op een zakelijk onroerend recht, worden overgeschreven, zoals bepaald in artikel 3.30, § 1, de akte van schenking, en de akte van aanvaarding, indien deze in een latere akte wordt vastgesteld. Worden eveneens overgeschreven, in voorkomend geval, de akte van voorlopige aanvaarding en de akte van definitieve aanvaarding.

Art. 4.166. Gevolgen van de aanvaarding De behoorlijk aanvaarde schenking is voltrokken door de enkele toestemming van de partijen. De eigendom van de geschonken goederen gaat over op de begiftigde, zonder dat enige andere afgifte vereist is.

Art. 4.167. Ontbreken van aanvaarding voor een minderjarige of een beschermde meerderjarige Minderjarigen en beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het oude Burgerlijk Wetboek onbekwaam werden verklaard om schenkingen te ontvangen, worden niet in hun recht hersteld tegen het ontbreken van de aanvaarding. Ze hebben slechts verhaal op hun vader of moeder, hun voogd of bewindvoerder, indien daartoe grond bestaat.

Hoofdstuk 3. Voorwerp en modaliteiten van de schenkingen Art. 4.168. Tegenwoordige goederen Een schenking mag alleen de tegenwoordige goederen van de schenker bevatten. Indien zij toekomstige goederen bevat, is zij wat die goederen betreft nietig.

Art. 4.169. Voorwaarden van de schenking Een schenking die gedaan is onder voorwaarden waarvan de uitvoering van de enkele wil van de schenker afhangt, is nietig.

Zij is eveneens nietig, indien zij gedaan is onder voorwaarde om andere schulden of lasten te voldoen dan die welke ten tijde van de schenking bestonden, of welke uitgedrukt mochten zijn, hetzij in de akte van schenking, hetzij in de staat die erin moet zijn opgenomen of eraan moet zijn gehecht.

Ingeval de schenker zich de vrijheid heeft voorbehouden te beschikken over een goed dat in de schenking begrepen is, of over een bepaalde geldsom uit de geschonken goederen, en hij overlijdt zonder daarover te hebben beschikt, behoort dat goed of die geldsom toe aan de erfgenamen van de schenker, niettegenstaande enig andersluidend beding.

Art. 4.170. Uitzondering voor de contractuele erfstellingen De artikelen 4.168 en 4.169 zijn niet van toepassing op de schenkingen waarvan sprake in de ondertitels 8 en 9.

Art. 4.171. Voorbehoud van vruchtgebruik Het is de schenker geoorloofd zich het genot of het vruchtgebruik van de geschonken roerende of onroerende goederen voor te behouden, of daarover ten voordele van een ander te beschikken.

Wanneer roerende goederen met voorbehoud van vruchtgebruik geschonken zijn, moet de begiftigde, wanneer het vruchtgebruik eindigt, de geschonken goederen die in natura aanwezig zijn, nemen in de staat waarin zij zich bevinden. Hij heeft een vordering tegen de schenker of zijn erfgenamen uit hoofde van de niet aanwezige goederen ten belope van de waarde die daaraan in de staat van schatting is toegekend.

Art. 4.172. Conventioneel recht van terugkeer § 1. De schenker kan ten aanzien van de geschonken goederen het recht van terugkeer bedingen, hetzij voor het geval van vooroverlijden van de begiftigde alleen, hetzij voor het geval van vooroverlijden van de begiftigde en zijn afstammelingen.

Dit recht kan alleen ten voordele van de schenker worden bedongen. § 2. Het recht van terugkeer heeft tot gevolg dat alle vervreemdingen van de geschonken goederen worden tenietgedaan en dat deze goederen tot de schenker terugkeren vrij van alle lasten en hypotheken.

Hoofdstuk 4. Ontbinding en herroeping van schenkingen Art. 4.173. Oorzaken van ontbinding of van herroeping Een schenking kan worden ontbonden wegens niet uitvoering van de lasten waaronder zij gedaan is.

Een schenking kan enkel worden herroepen wegens ondankbaarheid. De herroeping heeft nooit van rechtswege plaats.

Art. 4.174. Herroeping wegens ondankbaarheid § 1. Een schenking kan alleen in de volgende gevallen wegens ondankbaarheid worden herroepen: 1° indien de begiftigde een aanslag op het leven van de schenker heeft gepleegd;2° indien hij zich tegenover hem heeft schuldig gemaakt aan mishandelingen, misdrijven of grove beledigingen;3° indien hij weigert hem levensonderhoud te verschaffen. § 2. Schenkingen ten voordele van het huwelijk kunnen niet wegens ondankbaarheid worden herroepen.

Art. 4.175. Vordering tot herroeping wegens ondankbaarheid De eis tot herroeping wegens ondankbaarheid moet ingesteld worden binnen een jaar, te rekenen van de dag van het misdrijf waarvan de schenker de begiftigde beschuldigt, of van de dag waarop het misdrijf de schenker bekend kon zijn.

De schenker kan de herroeping vorderen tegen de begiftigde, en, na zijn overlijden, tegen zijn erfgenamen.

De erfgenamen van de schenker kunnen de herroeping enkel vorderen indien: 1° de schenker de eis reeds had ingesteld;2° de schenker overleden is binnen een jaar, te rekenen van de dag van het misdrijf of van de dag waarop het misdrijf de schenker bekend kon zijn;de erfgenamen moeten de eis dan instellen binnen een jaar, te rekenen hetzij van de dag van het misdrijf, hetzij van de dag waarop het misdrijf de schenker bekend kon zijn; 3° de schenker overleden is zonder dat het misdrijf hem bekend kon zijn;de erfgenamen moeten de eis dan instellen binnen een jaar, te rekenen hetzij van de dag van het overlijden, hetzij van de dag waarop het misdrijf hen bekend kon zijn, hetzij van de dag waarop de schenking hen bekend kon zijn.

Art. 4.176. Gevolgen van de ontbinding of van de herroeping De ontbinding wegens niet-nakoming van de lasten en de herroeping wegens ondankbaarheid leiden tot het tenietgaan van de door de schenking gevestigde zakelijke rechten, met de gevolgen ten aanzien van derden zoals bepaald in artikel 3.17.

Art. 4.177. Kantmelding De eis tot ontbinding of tot herroeping van een onroerende schenking moet worden gekantmeld zoals bepaald in artikel 3.33, eerste lid, met de gevolgen zoals bepaald in artikel 3.34.

Ondertitel 5. Testamenten Hoofdstuk 1. Vormen van de testamenten Afdeling 1. Algemene bepalingen

Art. 4.178. Geen verplichte woordkeuze Eenieder kan bij testament beschikken, hetzij onder de benaming van erfstelling, hetzij onder de benaming van legaat, hetzij onder elke andere benaming die geschikt is om zijn wil te kennen te geven.

Art. 4.179. Verbod van conjunctief testament Een testament kan niet in een zelfde akte door twee of meer personen worden gemaakt, hetzij ten voordele van een derde, hetzij als wederkerige en onderlinge beschikking.

Art. 4.180. Toegelaten vormen Een testament kan eigenhandig, of bij notariële akte of in de vorm van het internationaal testament, worden gemaakt. Afdeling 2. Vormvereisten

Art. 4.181. Eigenhandig testament Het eigenhandig testament is slechts geldig, indien het geheel met de hand van de testator geschreven, gedagtekend en ondertekend is. Het is aan geen andere formaliteiten onderworpen.

Art. 4.182. Afgifte van het eigenhandig testament Een eigenhandig testament kan aan een notaris worden afgegeven, zelfs zonder dat een akte van bewaring wordt opgemaakt.

Art. 4.183. Notarieel testament § 1. Het notarieel testament is het testament dat ofwel voor een notaris in tegenwoordigheid van twee getuigen, ofwel voor twee notarissen wordt verleden. § 2. Het notarieel testament wordt opgemaakt op papier overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 maart 1803Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1803 pub. 28/10/2009 numac 2009000678 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het notarisambt Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van het notarisambt, volgens de door de testator uitgedrukte wil.

Het testament wordt aan de testator voorgelezen, die bevestigt dat dit zijn laatste wil is. Indien er slechts één notaris is, geschieden de voorlezing van het testament en de bevestiging door de testator in tegenwoordigheid van de getuigen.

Van een en ander wordt uitdrukkelijk melding gemaakt. § 3. Dit testament moet door de testator worden getekend. Indien hij verklaart dat hij niet kan tekenen of daartoe niet in staat is, wordt in de akte uitdrukkelijke melding gemaakt van zijn verklaring, alsook van de oorzaak die hem verhindert te tekenen.

Art. 4.184. Testament in internationale vorm Een testament in internationale vorm wordt opgemaakt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 februari 1983Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/02/1983 pub. 23/09/2010 numac 2010000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot invoering van een testament in de internationale vorm en tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het testament. - Duitse vertaling sluiten tot invoering van een testament in de internationale vorm en tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het testament.

Art. 4.185. Verklaring betreffende het testament in internationale vorm Aan het testament in internationale vorm hecht de notaris een verklaring overeenkomstig de bepalingen van de wet waarvan sprake in artikel 4.184. Afdeling 3. Bijzonder toegelaten testamentsvormen

Art. 4.186. Testamenten van militairen Testamenten van militairen en van personen in dienst bij het leger kunnen, in welk land ook, verleden worden voor een officier bekleed met de graad van majoor of voor iedere andere officier van een hogere graad, in tegenwoordigheid van twee getuigen, of voor twee officieren belast met de administratie van het personeel van de eenheid waartoe de betrokken militair of persoon behoort, of voor één van die officieren in tegenwoordigheid van twee getuigen.

Zij kunnen, indien de testator ziek is of gewond, ook verleden worden voor de geneesheer die belast is met de medische steun van de eenheid waartoe de betrokken militair of persoon behoort, bijgestaan door de officier belast met de administratie van het personeel.

Het eerste en het tweede lid zijn alleen van toepassing op hen die zich te velde, in kwartier, in garnizoen buiten het Belgisch grondgebied of in krijgsgevangenschap bij de vijand bevinden. Zij zijn niet van toepassing op hen die binnenslands in kwartier of in garnizoen zijn, behalve wanneer zij zich in een belegerde plaats bevinden, of in een vesting of een andere plaats waarvan de poorten gesloten zijn en waarmee het verkeer ten gevolge van de oorlog verbroken is.

Deze testamenten worden nietig, zes maanden nadat de testator is teruggekeerd in een plaats waar het hem mogelijk is de gewone vormen in acht te nemen.

Art. 4.187. Testamenten op plaatsen die door besmetting ontoegankelijk zijn Testamenten gemaakt in een plaats waarmee alle verkeer verbroken is ten gevolge van een besmettelijke ziekte, kunnen worden gemaakt voor de vrederechter, of voor een van de ambtenaren van de burgerlijke stand in die gemeente, in tegenwoordigheid van twee getuigen.

Dit geldt zowel ten opzichte van hen die door die ziekten zijn aangetast, als ten opzichte van hen die zich in de besmette plaats bevinden, ook al zijn zij op dat ogenblik niet aangetast.

Deze testamenten worden waardeloos, zes maanden nadat het verkeer hersteld is met de plaats waar de testator zich bevindt, of zes maanden nadat hij in een plaats gekomen is, waarmee het verkeer niet verbroken is.

Art. 4.188. Testamenten op zee § 1. Testamenten gemaakt op zee, gedurende de loop van een reis, kunnen worden verleden: 1° aan boord van een Belgisch oorlogsschip, Belgisch gezagsschip of een Belgisch overheidsschip: door de gezagvoerder of, bij gebreke van deze gezagvoerder, door de officier die hem volgens de dienstregeling vervangt, steeds samen met een andere officier aan boord;2° aan boord van een Belgisch zeeschip: door de kapitein of, bij gebreke van deze kapitein, door degene die hem volgens de dienstregeling vervangt, steeds samen met een andere officier aan boord. § 2. Het testament van de gezagvoerder aan boord van een Belgisch oorlogschip, Belgisch gezagsschip of een Belgisch overheidschip, of dat van de kapitein aan boord van een Belgisch zeeschip, kan worden verleden door hen die volgens de dienstregeling na hen komen, met inachtneming voor het overige, van de bepalingen van paragraaf 1. § 3. In ieder geval moeten die testamenten worden verleden in tegenwoordigheid van twee getuigen, en wordt het origineel ervan steeds in tweevoud opgemaakt. § 4. Wanneer het schip een vreemde haven aanloopt, waar zich een consul van België bevindt, moeten degenen voor wie het testament verleden is, een van beide originelen, gesloten of verzegeld, bij die consul in bewaring stellen. Deze zal het doen toekomen aan de minister bevoegd voor Maritieme mobiliteit, die het zal doen neerleggen op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van de woonplaats van de testator. § 5. Bij de terugkeer van het schip in België moeten beide originelen van het testament, eveneens gesloten en verzegeld, of het origineel dat overblijft, indien het andere, overeenkomstig paragraaf 4, gedurende de reis in bewaring is gegeven, op het kantoor van de scheepvaartcontrole afgegeven worden. Dit kantoor zal de originelen zonder verwijl doen toekomen aan de minister bevoegd voor Maritieme Mobiliteit, die de neerlegging daarvan zal bevelen, zoals in paragraaf 4 bepaald is. § 6. Op het scheepsdagboek wordt, naast de naam van de testator, op de kant vermeld dat de originelen van het testament zijn afgegeven hetzij in handen van een consulaire ambtenaar, hetzij op het kantoor van de scheepvaartcontrole. § 7. Een testament wordt niet beschouwd als gemaakt op zee, hoewel het in de loop van de reis gemaakt is, indien het schip, ten tijde dat het testament verleden is, een vreemd land heeft aangelopen, waar zich een Belgisch consulaire ambtenaar met notariële bevoegdheid bevond. In dat geval is het slechts geldig voor zover het is opgemaakt overeenkomstig de vormen die in België zijn voorgeschreven of overeenkomstig de vormen die gebruikelijk zijn in het land waar het gemaakt is. § 8. Een testament gemaakt op zee, in de vorm zoals in de paragrafen 1 en 3 voorgeschreven, is slechts geldig voor zover de testator sterft hetzij op zee, hetzij binnen drie maanden nadat hij is ontscheept, en in een plaats waar hij het testament in de gewone vorm opnieuw heeft kunnen maken. § 9. Een testament gemaakt op zee mag geen beschikking bevatten ten voordele van de officieren van het schip, tenzij ze verwanten van de testator zijn. § 10. De paragrafen 1 tot 9 zijn van toepassing zowel op testamenten gemaakt door schepelingen als op testamenten gemaakt door passagiers.

Art. 4.189. Bepaling gemeen aan alle bijzondere testamentsvormen De testamenten in deze afdeling vermeld, worden ondertekend door de testator en door hen voor wie zij worden verleden.

Indien de testator verklaart dat hij niet kan tekenen of daartoe niet in staat is, wordt melding gemaakt van zijn verklaring, alsook van de oorzaak die hem verhindert te tekenen.

In de gevallen waarin de tegenwoordigheid van twee getuigen vereist is, wordt het testament ten minste door een van beiden ondertekend, en wordt melding gemaakt van de reden waarom de andere niet getekend heeft. Afdeling 4. Sanctionering

Art. 4.190. Sanctie bij niet naleving van de vormvereisten De formaliteiten waaraan de onderscheiden testamenten, krachtens de bepalingen van dit hoofdstuk, zijn onderworpen, moeten worden in acht genomen op straffe van nietigheid.

De nietigheid van het notarieel testament laat zijn eventuele geldigheid wat de vorm betreft, als een internationaal testament, onverkort.

De nietigheid van het testament als testament in internationale vorm laat zijn eventuele geldigheid wat de vorm betreft, als een testament van een andere soort, onverkort. Afdeling 5. Formaliteiten na overlijden

Art. 4.191. Formaliteiten voor het eigenhandig en het internationaal testament Wanneer een nalatenschap is opengevallen waarvoor een eigenhandig testament of een testament in de internationale vorm werd gemaakt, worden de volgende formaliteiten nageleefd: 1° ieder eigenhandig testament wordt, voordat het wordt ten uitvoer gelegd, aangeboden aan een notaris. De notaris opent het testament indien het verzegeld is, en maakt een proces-verbaal op van de opening en van de staat waarin het testament zich bevindt.

De notaris rangschikt dit testament samen met dit proces-verbaal onder zijn minuten; 2° in het geval van het testament in internationale vorm maakt de notaris, bij wie het testament in bewaring werd gegeven, een proces-verbaal van de opening en van de staat van het testament op. De notaris rangschikt het testament in internationale vorm samen met dit proces-verbaal onder zijn minuten; 3° deze regels zijn ook toepasselijk ten opzichte van de Belgische consulaire ambtenaren met notariële bevoegdheid, onder de voorwaarden die de ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie bepalen. Hoofdstuk 2. Legaten Afdeling 1. Algemene bepaling

Art. 4.192. Uiterste wilsbeschikkingen Uiterste wilsbeschikkingen zijn of algemeen, of onder algemene titel, of onder bijzondere titel.

De gevolgen van ieder van deze beschikkingen, gemaakt hetzij onder de benaming van erfstelling, hetzij onder de benaming van legaat, worden bepaald overeenkomstig de regels hierna vastgesteld voor de algemene legaten, voor de legaten onder algemene titel en voor de bijzondere legaten. Afdeling 2. Algemeen legaat

Art. 4.193. Definitie van het algemeen legaat Een algemeen legaat is de uiterste wilsbeschikking waarbij de testator aan een of meer personen de algemeenheid van de goederen legateert die hij bij zijn overlijden zal nalaten.

Art. 4.194. Bezit en genot § 1. Wanneer reservataire erfgenamen tot de nalatenschap komen treden zij, door het overlijden van de testator, van rechtswege in het bezit van alle goederen van de nalatenschap. De algemene legataris moet hun de afgifte van de in het testament begrepen goederen vragen.

De algemene legataris heeft in dat geval evenwel het genot van de in het testament begrepen goederen, te rekenen van de dag van het overlijden, indien de vordering tot afgifte is ingesteld binnen het jaar na dit tijdstip. Indien hij dit niet binnen die termijn gedaan heeft, vangt zijn genot eerst aan op de dag waarop de rechtsvordering is ingesteld of waarop de afgifte vrijwillig is toegestaan. § 2. Wanneer geen reservataire erfgenamen tot de nalatenschap komen, treedt de algemene legataris, door het overlijden van de testator, van rechtswege in het bezit, zonder de afgifte te moeten vragen, indien hij bij notarieel testament is aangeduid.

Indien, in dat geval, hij bij eigenhandig testament of testament in internationale vorm is aangeduid, moet de algemene legataris zich in het bezit doen stellen door een beschikking van de familierechtbank van het arrondissement waar de nalatenschap is opengevallen.

Als bijlage bij het verzoekschrift wordt een uitgifte van het proces-verbaal bedoeld in artikel 4.191 met een gewaarmerkte kopie van het testament neergelegd, alsook, in geval van een testament in internationale vorm, van de verklaring bedoeld in artikel 4.185. Afdeling 3. Legaat onder algemene titel

Art. 4.195. Définitie van het legaat onder algemene titel Een legaat onder algemene titel is dat waarbij de testator een breukdeel vermaakt van de goederen die hij zal nalaten, zoals de helft, een derde, of al zijn onroerende goederen, of al zijn roerende goederen, of een bepaald breukdeel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen.

Art. 4.196. Afgifte De legatarissen onder algemene titel moeten de afgifte vragen aan de reservataire erfgenamen; bij gebreke van reservataire erfgenamen, aan de algemene legatarissen; en bij gebreke van algemene legatarissen, aan de erfgenamen die tot de nalatenschap geroepen zijn, in de volgorde bepaald in titel 1. Afdeling 4. Gemeenschappelijke bepalingen voor legaten met een

algemene roeping of met een roeping onder algemene titel Art. 4.197. Erfkeuze Algemene legatarissen en legatarissen onder algemene titel zijn niet gehouden het hun vermaakte legaat te aanvaarden. Ze kunnen het zuiver, of onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaarden, of het verwerpen.

De bepalingen van ondertitel 6 van titel 1 zijn op hun erfkeuze van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van artikel 4.45.

Art. 4.198. Verdeling Algemene legatarissen en legatarissen onder algemene titel die hun legaat hebben aanvaard, hetzij zuiver hetzij onder voorrecht van boedelbeschrijving, worden deelgenoten van de nalatenschap.

De bepalingen van titel 1, ondertitel 8, hoofdstuk 2, afdeling 1, die betrekking hebben op de inbreng van giften, zijn op hen slechts van toepassing in zoverre ze ook de hoedanigheid van een door de wet aangeduide erfgenaam hebben.

Art. 4.199. Schulden van de nalatenschap Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4.200, zijn de bepalingen van titel 1, ondertitel 8, hoofdstuk 3, op algemene legatarissen en legatarissen onder algemene titel van toepassing, net zoals op de door de wet aangeduide erfgenamen.

Art. 4.200. Uitkering van legaten Ook als hij samen met reservataire erfgenamen tot de nalatenschap komt is de algemene legataris verplicht alle legaten uit te keren, voor zover ze niet ingekort moeten worden.

De legataris onder algemene titel is slechts gehouden tot het uitkeren van de bijzondere legaten, naar evenredigheid van zijn aandeel in het beschikbaar deel van de nalatenschap. Afdeling 5. Bijzondere legaten

Art. 4.201. Definitie van het bijzonder legaat Een bijzonder legaat of legaat onder bijzondere titel, is elk legaat dat niet de algemeenheid van de goederen van de testator betreft, en evenmin een breukdeel van de goederen van de testator, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een breukdeel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen.

Art. 4.202. Eigendom, bezit en genot § 1. Ieder zuiver en onvoorwaardelijk legaat verleent aan de legataris, van de dag van het overlijden van de testator, een recht op het gelegateerd goed. Dat recht gaat op zijn erfgenamen over. § 2. Nochtans kan de bijzondere legataris geen bezit nemen van het gelegateerde goed, noch aanspraak maken op de vruchten of interesten daarvan, dan van de dag waarop hij de vordering tot afgifte heeft gedaan, overeenkomstig de in artikel 4.196 bepaalde volgorde, of van de dag waarop de afgifte hem vrijwillig is toegestaan. § 3. De interesten of vruchten van het gelegateerde goed lopen ten voordele van de legataris, te rekenen van de dag van het overlijden, en zonder dat hij een rechtsvordering heeft ingesteld: 1° wanneer de testator zijn wil daartoe in het testament uitdrukkelijk heeft te kennen gegeven;2° wanneer een lijfrente of een pensioen is vermaakt als levensonderhoud. Art. 4.203. Uitkering van het bijzonder legaat De erfgenamen van de testator of andere schuldenaars van een legaat, zijn persoonlijk gehouden tot het uitkeren ervan, ieder naar evenredigheid van zijn aandeel in de nalatenschap.

Zij zijn er hypothecair voor het geheel toe gehouden, ten belope van de waarde van de onroerende goederen van de nalatenschap waarvan zij houder zijn.

Art. 4.204. Modaliteiten van deze uitkering § 1. Het gelegateerd goed wordt geleverd met de accessoria ervan, en in de staat waarin het zich op de dag van het overlijden van de testator bevindt. § 2. Indien, voor het testament of daarna, op het gelegateerd goed een hypotheek is gevestigd voor een schuld van de nalatenschap, of zelfs voor de schuld van een derde, of indien het goed met een vruchtgebruik is bezwaard, is hij die het legaat moet uitkeren, niet verplicht het goed vrij te maken, tenzij hij door een uitdrukkelijke beschikking van de testator hiermee belast is. § 3. Wanneer hij die de eigendom van een onroerend goed gelegateerd heeft, dit goed naderhand door enige verkrijging vergroot, wordt het later verkregen goed, ook al paalt het aan het goed, niet geacht, zonder een nieuwe beschikking, van het legaat deel uit te maken.

Het voorafgaande vindt geen toepassing op verfraaiingen, of op nieuwe bouwwerken die op het gelegateerde erf worden aangebracht, of op een omheind erf waarvan de testator de omheining vergroot. § 4. Wanneer het legaat in een niet gespecificeerd soortgoed bestaat, is de erfgenaam niet verplicht de beste soort te geven. Hij mag echter evenmin de slechtste aanbieden.

Art. 4.205. Kosten van afgifte De kosten van de vordering tot afgifte komen ten laste van de nalatenschap, doch zonder dat daaruit een vermindering van de reserve kan volgen.

De erfbelasting is door de legataris verschuldigd.

Dit alles voor zover de testator hierover niet anders heeft beschikt.

Art. 4.206. Schulden en lasten van de nalatenschap De legataris onder bijzondere titel is niet gehouden tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap, maar hij moet, in voorkomend geval, de inkorting van zijn legaat ondergaan, evenals de hypothecaire vordering op het gelegateerde onroerend goed.

De bijzondere legataris die de schuld heeft gekweten waarmee het gelegateerde onroerend goed bezwaard was, treedt, tegenover de erfgenamen, de algemene legatarissen en de legatarissen onder algemene titel, in de rechten van de schuldeiser. Afdeling 6. Bijzondere bepalingen inzake legaten

Art. 4.207. Legaat van andermans goed Wanneer de testator andermans goed heeft gelegateerd, is het legaat nietig, ongeacht of de testator al dan niet geweten heeft dat het goed hem niet toebehoorde.

Art. 4.208. Legaat aan een schuldeiser Een legaat aan een schuldeiser wordt niet geacht gemaakt te zijn tot voldoening van zijn schuldvordering.

Art. 4.209. Legaat onder tijdsbepaling of onder voorwaarde De tijdsbepaling die, volgens de bedoeling van de testator, alleen de uitvoering van de beschikking opschort, belet niet dat de legataris een verkregen recht bezit, dat op zijn erfgenamen overgaat.

Indien het legaat onder een opschortende voorwaarde is gemaakt, en de legataris voor de vervulling van de voorwaarde overlijdt, vervalt de beschikking.

Art. 4.210. Aanwas tussen legatarissen Aanwas heeft plaats ten voordele van de legatarissen, ingeval een legaat aan verscheidene personen gezamenlijk gemaakt is.

Een legaat wordt geacht gezamenlijk gemaakt te zijn, wanneer het gemaakt is bij een en dezelfde beschikking, en de testator het aandeel van ieder van de mede-legatarissen in het gelegateerde goed niet heeft bepaald.

Een legaat wordt eveneens geacht gezamenlijk gemaakt te zijn, wanneer een goed dat niet verdeeld kan worden zonder schade te lijden, bij hetzelfde testament aan verscheidene personen, zelfs afzonderlijk, is gelegateerd. Afdeling 7. Testamentuitvoerder

Art. 4.211. Aanstelling van de testamentuitvoerder De testator kan een of meer testamentuitvoerders aanstellen.

Hij die geen verbintenis kan aangaan, mag geen testamentuitvoerder zijn.

Een minderjarige mag, zelfs met machtiging van zijn voogd of curator, geen testamentuitvoerder zijn.

Art. 4.212. Bezit § 1. De testator kan de testamentuitvoerder het bezit verlenen van al zijn roerende goederen of slechts van een gedeelte daarvan. Dit bezit kan echter niet langer duren dan jaar en dag te rekenen van zijn overlijden.

Indien hij hem dit bezit niet verleend heeft, kan de testamentuitvoerder het niet eisen. § 2. De erfgenaam kan het bezit doen ophouden, voor zover hij aanbiedt aan de testamentuitvoerder een som ter hand te stellen die voldoende is om de roerende legaten uit te keren, of voor zover hij bewijst dat deze legaten reeds zijn uitgekeerd.

Art. 4.213. Opdracht en bevoegdheden van de testamentuitvoerder § 1. De testamentuitvoerder doet de nalatenschap verzegelen, indien onder de erfgenamen minderjarigen, beschermde personen die krachtens artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam zijn verklaard om de nalatenschap te aanvaarden, of vermoedelijk afwezige erfgenamen zijn.

Hij doet, in tegenwoordigheid van de vermoedelijke erfgenaam, of deze behoorlijk opgeroepen zijnde, een boedelbeschrijving van de goederen van de nalatenschap opmaken.

Hij doet de roerende goederen verkopen, indien het vereiste geld om de legaten uit te keren niet voorhanden is.

Hij draagt zorg dat het testament wordt uitgevoerd. Hij kan, in geval van geschil omtrent de uitvoering van het testament, tussenkomen om de geldigheid ervan staande te houden.

Hij moet, na verloop van een jaar sinds het overlijden van de testator, rekening en verantwoording afleggen van zijn beheer. § 2. De bevoegdheden van de testamentuitvoerder gaan niet over op zijn erfgenamen. § 3. Indien er verscheidene testamentuitvoerders zijn, kan een van hen, bij gebreke van de anderen, alleen handelen. Zij zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de roerende goederen die hun zijn toevertrouwd, tenzij de testator hun werkzaamheden heeft verdeeld en ieder van hen zich tot de hem opgedragen taak heeft beperkt.

Art. 4.214. Kosten De kosten door de testamentuitvoerder gemaakt voor de verzegeling, de boedelbeschrijving, de rekening en verantwoording, alsook de verdere uitgaven in verband met zijn werkzaamheden, komen ten laste van de nalatenschap. Afdeling 8. Herroeping en verval van testamenten

Art. 4.215. Vormvereisten voor de herroeping door de testator Testamenten kunnen noch in hun geheel noch ten dele herroepen worden dan door een later testament of door een akte voor notaris verleden, waarin de verandering van de wil wordt te kennen gegeven.

Art. 4.216. Herroeping door een later testament Latere testamenten die de vroegere niet uitdrukkelijk herroepen, vernietigen in deze testamenten alleen de beschikkingen die met de nieuwe onverenigbaar of strijdig zijn.

De in een later testament gedane herroeping behoudt al haar kracht, al blijft dit nieuw testament onuitgevoerd wegens de onbekwaamheid van de legataris, of wegens zijn weigering om te aanvaarden.

Art. 4.217. Herroeping door vervreemding van het gelegateerde goed Wanneer de testator het gelegateerde goed geheel of ten dele vervreemdt, zelfs door verkoop met beding van wederinkoop, of door ruil, heeft zulks altijd herroeping van het legaat ten gevolge, ten aanzien van alles wat vervreemd is, zelfs indien de latere vervreemding nietig is en het goed in handen van de testator is teruggekeerd.

Art. 4.218. Niet-nakoming of ondankbaarheid § 1. De gronden waarop, volgens artikel 4.173 et artikel 4.174, § 1, 1° en 2°, de ontbinding of de herroeping van een schenking kan worden gevorderd, gelden ook voor de eis tot ontbinding of herroeping van testamentaire beschikkingen. § 2. De erfgenamen kunnen de herroeping wegens ondankbaarheid enkel vorderen indien: 1° de testator overleden is binnen een jaar, te rekenen hetzij van de dag van het misdrijf, hetzij van de dag waarop het misdrijf de testator bekend kon zijn;de erfgenamen moeten de eis dan instellen binnen een jaar, te rekenen hetzij van de dag van het misdrijf, hetzij van de dag waarop het misdrijf de testator bekend kon zijn; 2° de testator overleden is zonder dat het misdrijf hem bekend kon zijn;de erfgenamen moeten de eis dan instellen binnen een jaar, te rekenen hetzij van de dag van het overlijden, hetzij van de dag waarop het misdrijf hen bekend kon zijn, hetzij van de dag waarop het legaat hen bekend kon zijn. § 3. Indien deze eis steunt op een grove belediging de nagedachtenis van de testator aangedaan, moet hij worden ingesteld binnen een jaar, te rekenen van de dag van het misdrijf of van de dag waarop het misdrijf de erfgenamen bekend kon zijn.

Art. 4.219. Verval § 1. Iedere uiterste wilsbeschikking vervalt, indien degene ten voordele van wie zij gemaakt is, de testator niet overleeft. § 2. De uiterste wilsbeschikking vervalt, wanneer de legataris de beschikking verwerpt of onbekwaam is om deze te verkrijgen. § 3. Het legaat vervalt, indien het gelegateerde goed tijdens het leven van de testator geheel teniet gaat.

Het legaat vervalt eveneens, indien het gelegateerde goed teniet gaat na het overlijden van de testator, buiten toedoen van de erfgenaam, ook al was de erfgenaam in gebreke gesteld om het goed af te leveren, indien het ook in handen van de legataris zou zijn teniet gegaan.

Ondertitel 6. Toegelaten gift met bewaarplicht ten voordele van derden Art. 4.220. Bewaarplicht ten voordele van de volgende generatie Ouders kunnen de goederen waarover ze kunnen beschikken geheel of ten dele, aan een of meer van hun kinderen geven of legateren, met last om deze goederen te bewaren zodat ze kunnen toekomen aan de van deze begiftigden afstammende kinderen die reeds geboren zijn en die nog zullen worden geboren, doch niet verder dan in de eerste graad.

Indien de erflater geen kinderen achterlaat, is de beschikking geldig die de erflater bij schenking of bij testament ten voordele van een of meer van zijn broers of zussen gemaakt heeft voor het geheel of een gedeelte van de goederen van de nalatenschap die door de wet niet zijn gereserveerd, met last om deze goederen te bewaren zodat ze kunnen toekomen aan de van deze begiftigde broers en zussen afstammende kinderen die reeds geboren zijn en die nog zullen worden geboren, doch niet verder dan in de eerste graad.

De bij het eerste en het tweede lid geoorloofde beschikkingen zullen slechts gelden voor zover de last van bewaring bedongen is ten voordele van alle kinderen van de bezwaarde, die reeds geboren zijn en die nog zullen worden geboren, zonder uitzondering en zonder voorrang van leeftijd of geslacht.

Indien, in de hierboven vermelde gevallen, hij die met de last van bewaring ten voordele van zijn kinderen bezwaard is, overlijdt met achterlating van kinderen in de eerste graad en van afstammelingen van een vooroverleden kind, verkrijgen deze laatsten, bij plaatsvervulling, het aandeel van het vooroverleden kind.

Art. 4.221. Gift met last na een schenking zonder last Indien het kind, de broer of de zus aan wie, bij schenking, goederen zonder de last van bewaring geschonken zijn, een nieuwe, bij schenking of bij testament gedane gift aanvaardt, die gemaakt is onder voorwaarde dat de vroeger geschonken goederen zullen bezwaard zijn met die last, dan is het hun niet meer geoorloofd de twee te hunnen voordele gemaakte beschikkingen van elkaar te scheiden en de tweede te verwerpen om zich aan de eerste te houden, ook al bieden zij aan, de in de tweede beschikking begrepen goederen terug te geven.

Art. 4.222. Rechten van de verwachters De rechten van de verwachters nemen aanvang op het tijdstip waarop het genot van het kind, van de broer of van de zus die met de bewaring bezwaard zijn, uit welke oorzaak ook ophoudt. De vervroegde afstand van het genot ten voordele van de verwachters kan geen nadeel toebrengen aan de schuldeisers van de bezwaarde, van wie de schuldvorderingen dateren van voor de afstand.

Art. 4.223. Benoeming van een voogd Hij die beschikkingen maakt die volgens de artikelen 4.220 tot 4.222 geoorloofd zijn, mag bij dezelfde akte of bij een latere authentieke akte een voogd benoemen die met de uitvoering van die beschikkingen wordt belast.

Wanneer geen voogd is benoemd overeenkomstig het eerste lid, of wanneer deze zijn opdracht niet aanvaardt, wordt op verzoek van de bezwaarde of indien deze onbekwaam is, op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, een voogd benoemd binnen een maand te rekenen van de dag van overlijden van de schenker of van de testator of van de dag waarop, na dit overlijden, de akte die de beschikking inhoudt, bekend is geworden. Deze benoeming geschiedt door de vrederechter van het kanton van de woonplaats van de bezwaarde, overeenkomstig artikel 393 van het oud Burgerlijk Wetboek, en volgens de procedure vastgesteld in boek IV, hoofdstuk IX, van het Gerechtelijk Wetboek.

De bezwaarde die aan de voorschriften van het tweede lid niet heeft voldaan, verliest het voordeel van de beschikking. In dit geval kan het recht verklaard worden open te staan ten voordele van de verwachters en zulks op verzoek, hetzij van die verwachters, indien zij meerderjarig zijn, hetzij van hun curator of wettelijke vertegenwoordiger, indien zij minderjarig of krachtens artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek onbekwaam zijn verklaard om een nalatenschap te aanvaarden, hetzij van iedere verwant van de meerderjarige, minderjarige of krachtens artikel 492/1 van het oud Burgerlijk Wetboek beschermde verwachters, of zelfs ambtshalve, op vordering van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar de nalatenschap is opengevallen.

Art. 4.224. Boedelbeschrijving na overlijden Na het overlijden van hem die een beschikking met last van bewaring gemaakt heeft, wordt in de gewone vorm een boedelbeschrijving opgemaakt van alle goederen die de nalatenschap uitmaken, tenzij het slechts een bijzonder legaat betreft. Die boedelbeschrijving bevat een juiste schatting van de waarde van de roerende goederen.

De boedelbeschrijving wordt opgemaakt op verzoek van de bezwaarde en binnen de in titel 1 gestelde termijn, in tegenwoordigheid van de voor de uitvoering benoemde voogd. De kosten komen ten laste van de in de beschikking begrepen goederen.

Indien binnen de hierboven vermelde termijn geen boedelbeschrijving is opgemaakt op verzoek van de bezwaarde, wordt zij in de loop van de volgende maand opgemaakt, op verzoek van de voor de uitvoering benoemde voogd en in tegenwoordigheid van de bezwaarde of van zijn voogd.

Indien aan de voorschriften van het tweede en het derde lid niet voldaan is, wordt de boedelbeschrijving opgemaakt op verzoek van de in artikel 4.223, derde lid, genoemde personen; de bezwaarde of zijn voogd, en de voor de uitvoering benoemde voogd worden daartoe opgeroepen.

Art. 4.225. Verkoop van roerende goederen De bezwaarde is verplicht alle in de beschikking begrepen roerende goederen te doen verkopen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.55, § 1, met uitzondering nochtans van die welke in het tweede en het derde lid vermeld zijn.

Het huisraad en de andere roerende goederen die in de beschikking begrepen mochten zijn onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat zij in natura bewaard blijven, zullen worden teruggegeven in de staat waarin zij zich ten tijde van de uitkering bevinden.

Het vee en het gereedschap, dienende tot het bebouwen van de landerijen, worden geacht begrepen te zijn in de schenkingen of legaten van die landerijen. De bezwaarde is alleen verplicht die te doen schatten en waarderen om daarvan, ten tijde van de uitkering, voor een gelijke waarde terug te geven.

Art. 4.226. Belegging van gelden § 1. Binnen zes maanden te rekenen van de dag waarop de boedelbeschrijving is gesloten, moet de bezwaarde het gereed geld beleggen, alsook het geld komende van de prijs van de roerende goederen die verkocht zijn, en hetgeen op de schuldvorderingen ontvangen is.

Deze termijn kan worden verlengd, indien daartoe redenen zijn. § 2. De bezwaarde is eveneens verplicht het geld te beleggen, dat door inning van schuldvorderingen en door aflossing van renten wordt verkregen, en zulks binnen drie maanden nadat hij het geld ontvangen heeft. § 3. De belegging geschiedt overeenkomstig hetgeen door de beschikker bevolen is, indien hij de aard heeft bepaald van de goederen waarin de belegging moet worden gedaan; bij gebreke daarvan, kan slechts belegd worden in onroerende goederen of met voorrecht op onroerende goederen. § 4. De bij de paragrafen 1 tot 3 voorgeschreven belegging geschiedt in tegenwoordigheid en op verzoek van de voor de uitvoering benoemde voogd.

Art. 4.227. Onroerende publiciteit De beschikkingen met last van bewaring, gemaakt bij schenking of bij testament, worden openbaar gemaakt op verzoek hetzij van de bezwaarde, hetzij van de voor de uitvoering benoemde voogd; te weten, wat de onroerende goederen betreft, door overschrijving van de akten in het register van het bevoegde kantoor van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, en, wat de geldsommen met voorrecht op onroerende goederen betreft, door inschrijving op de voor het voorrecht verbonden goederen.

Art. 4.228. Aansprakelijkheid van de voogd De voor de uitvoering benoemde voogd is persoonlijk aansprakelijk, indien hij zich niet in ieder opzicht gedragen heeft naar de regels die hierboven bepaald zijn voor het beschrijven van de goederen, de verkoop van de roerende goederen, het beleggen van het geld, de overschrijving en de inschrijving, en, in het algemeen, indien hij niet al het nodige heeft gedaan opdat de last van bewaring goed en getrouw wordt uitgevoerd.

Indien de bezwaarde minderjarige is, kan hij niet in zijn recht hersteld worden tegen de niet-nakoming van de regels die bij de artikelen van deze ondertitel aan de voogd zijn voorgeschreven, zelfs niet in geval van onvermogen van zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Ondertitel 7. Ouderlijke boedelverdeling Art. 4.229. Verkavelen en verdelen De vader, de moeder en andere verwanten in de opgaande lijn kunnen hun goederen tussen hun kinderen en afstammelingen verkavelen en verdelen.

Zodanige verdelingen kunnen worden gemaakt bij schenking of bij testament, met inachtneming van de vormen, voorwaarden en regels die voorgeschreven zijn met betrekking tot de schenkingen en de testamenten.

Verdelingen bij schenking mogen enkel de tegenwoordige goederen tot voorwerp hebben. In de mate waarin deze verdeling een erfovereenkomst bevat, zijn de artikelen 4.244 tot 4.253 van toepassing.

Art. 4.230. Onvolledige verdeling Indien in de verdeling niet alle goederen begrepen zijn die de verwant in de opgaande lijn op de dag van zijn overlijden nalaat, worden de daarin niet begrepen goederen verdeeld overeenkomstig de wet.

Indien de verdeling niet gemaakt is tussen alle kinderen die ten tijde van het overlijden in leven zijn, en de afstammelingen van de vooroverleden kinderen, is de ganse verdeling nietig. Een nieuwe verdeling in de wettelijke vorm kan worden gevorderd door de kinderen of afstammelingen die daarbij niets gekregen hebben, of zelfs door degenen tussen wie de verdeling gemaakt is.

Art. 4.231. Benadeling De verdeling, door de verwant in de opgaande lijn gemaakt, kan worden betwist uit hoofde van benadeling voor meer dan een vierde, met behoud van de mogelijkheid om de inkorting te vorderen overeenkomstig de artikelen 4.150 tot 4.157.

Het kind dat, op een van de gronden vermeld in het eerste lid, de door de verwant in de opgaande lijn gemaakte verdeling betwist, moet de kosten van de schatting voorschieten. Deze blijven te zijnen laste, evenals de kosten van het geschil, indien de vordering ongegrond is.

Ondertitel 8. Schenkingen ten voordele van het huwelijk Art. 4.232. Schenking van tegenwoordige goederen Iedere schenking van tegenwoordige goederen, aan de echtgenoten of aan een van hen, is, zelfs als ze in hun huwelijksovereenkomst is vervat, onderworpen aan alle regels en vormen die met betrekking tot zodanige schenkingen zijn voorgeschreven.

Zij kan niet gedaan worden ten voordele van de kinderen, behalve in de gevallen vermeld in ondertitel 6.

Art. 4.233. Schenking van toekomstige goederen of contractuele erfstelling § 1. Eenieder kan, in de huwelijksovereenkomst van de echtgenoten, ten voordele van deze echtgenoten of van een van hen, beschikken over het geheel of een gedeelte van de goederen die hij op de dag van zijn overlijden zal nalaten.

Hij kan op dezelfde wijze bedingen dat deze schenking ook ten voordele zal zijn van de gemeenschappelijke kinderen van deze echtgenoten, voor het geval dat de schenker de begiftigde echtgenoot overleeft.

Zelfs als de schenking enkel ten voordele van de echtgenoten of van een van beiden is gedaan, wordt ze steeds in het hierboven genoemde geval van overleving van de schenker, vermoed gedaan te zijn ten voordele van de gemeenschappelijke kinderen en afstammelingen van deze echtgenoten. § 2. De schenking die gedaan wordt in de bij paragraaf 1 bepaalde vorm, is onherroepelijk, doch slechts in die zin dat de schenker niet meer om niet mag beschikken over de in de schenking begrepen goederen, behalve over geringe bedragen, tot beloning of anderszins.

Art. 4.234. Schenking van tegenwoordige en toekomstige goederen De schenking ten voordele van de echtgenoten of van een van hen, in hun huwelijksovereenkomst gedaan, mag de tegenwoordige en toekomstige goederen samen, geheel of ten dele, omvatten, voor zover aan de akte een staat gehecht wordt van de schulden en lasten van de schenker, zoals die op de dag van de schenking bestaan; in dit geval staat het de begiftigde vrij, bij het overlijden van de schenker, zich tot de tegenwoordige goederen te beperken, en van de overige goederen van de schenker af te zien.

Indien de in het eerste lid bedoelde staat niet gehecht is aan de akte die de schenking van de tegenwoordige en toekomstige goederen bevat, is de begiftigde verplicht deze schenking in haar geheel aan te nemen of te verwerpen. In geval van aanvaarding kan hij slechts de goederen opeisen die op de dag van het overlijden van de schenker nog aanwezig zijn, en is hij gehouden alle schulden en lasten van de nalatenschap te voldoen.

Art. 4.235. Schenkingen onder last De schenking in de huwelijksovereenkomst van de echtgenoten gedaan ten voordele van deze echtgenoten en van hun gemeenschappelijke kinderen kan ook worden gedaan onder de last om alle schulden en lasten van de nalatenschap van de schenker, zonder onderscheid, te voldoen, of nog onder andere voorwaarden waarvan de uitvoering afhangt van de wil van de schenker.

De begiftigde is gehouden die voorwaarden te vervullen, tenzij hij verkiest van de schenking af te zien.

Ingeval de schenker zich, in de huwelijksovereenkomst van de echtgenoten, de vrijheid heeft voorbehouden te beschikken over een goed dat in de schenking van zijn tegenwoordige goederen begrepen is, of over een uit die goederen te nemen bepaalde geldsom, dan wordt dit goed of die geldsom, indien hij overlijdt zonder daarover beschikt te hebben, geacht in de schenking te zijn begrepen en behoort zij toe aan de begiftigde of aan diens erfgenamen.

Art. 4.236. Bijzondere regels Schenkingen gedaan in de huwelijksovereenkomst van de echtgenoten, kunnen niet betwist of nietig verklaard worden, onder voorwendsel dat aanvaarding ontbreekt.

Iedere schenking ten voordele van het huwelijk gedaan, vervalt indien het huwelijk daarop niet volgt.

Schenkingen, aan een van de echtgenoten gedaan overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 4.233, 4.234 en 4.235, vervallen, indien de schenker de begiftigde echtgenoot en diens nakomelingen overleeft.

Ondertitel 9. Schenkingen tussen echtgenoten Art. 4.237. Schenkingen bij huwelijksovereenkomst § 1. Echtgenoten mogen in hun huwelijksovereenkomst, aan elkaar, of een van beiden aan de andere, elke schenking doen, met inachtneming van de hieronder gestelde beperkingen. § 2. De schenking van tegenwoordige goederen, tussen echtgenoten gedaan overeenkomstig paragraaf 1, is slechts gedaan onder voorwaarde dat de begiftigde overleeft, voor zover deze voorwaarde uitdrukkelijk bedongen is.

Zij is onderworpen aan alle regels en vormen die met betrekking tot zodanige schenkingen zijn voorgeschreven. § 3. De schenking van toekomstige goederen of van tegenwoordige en toekomstige goederen, tussen echtgenoten gedaan overeenkomstig paragraaf 1, hetzij door een van beiden, hetzij wederkerig, is onderworpen aan de regels bepaald in de artikelen 4.234 tot 4.236. Ze gaat echter niet over op de gemeenschappelijke kinderen van deze echtgenoten, ingeval de begiftigde echtgenoot overlijdt voor de echtgenoot schenker.

Een dergelijke schenking kan wegens ondankbaarheid worden herroepen, zoals bepaald in artikel 4.174, § 1, en ook, wat de schenking van toekomstige goederen betreft, zoals bepaald in artikel 4.218, § 3. § 4. De begunstiging door schenking van toekomstige goederen, die een contractuele erfstelling inhoudt, wordt behouden in geval van ontbinding van het huwelijksstelsel door de overgang naar een gerechtelijke scheiding van goederen of door de conventionele overgang naar een ander huwelijksvermogensstelsel, tenzij de echtgenoten anders overeenkomen.

Art. 4.238. Schenking bij huwelijksovereenkomst door een minderjarige Een minderjarige mag aan de andere echtgenoot, in hun huwelijksovereenkomst, hetzij bij eenzijdige, hetzij bij wederkerige schenking niet geven dan met de bijstand van zijn ouders, van een van hen of, bij ontstentenis daarvan, met de toestemming van de familierechtbank.

Met die bijstand of die toestemming mag hij alles schenken wat de wet de meerderjarige echtgenoot toestaat aan de andere echtgenoot te schenken Art. 4.239. Schenking van het beschikbaar deel Indien de langstlevende echtgenoot samen met afstammelingen opkomt en bij schenking of bij testament de volle eigendom van het beschikbaar deel heeft verkregen, heeft deze gift niet tot gevolg dat hij het recht van vruchtgebruik op het overige deel van de nalatenschap verliest, tenzij de schenker of testator anders heeft bepaald.

Ingeval de langstlevende echtgenoot samen met andere erfgenamen of met legatarissen opkomt en giften in volle eigendom heeft ontvangen, behoudt hij op hetgeen van de nalatenschap overblijft, de rechten die hem zijn toegekend in titel 1, tenzij de schenker of testator anders heeft bepaald.

Indien de schenker of testator uitdrukkelijk de wil te kennen heeft gegeven om de rechten van de langstlevende echtgenoot te beperken tot de geschonken of de gelegateerde goederen, kan de langstlevende in alle gevallen opeisen hetgeen noodzakelijk is om zijn reserve aan te vullen, in voorkomend geval volgens de waarde van dit erfdeel in kapitaal.

Art. 4.240. Herroepelijkheid van schenkingen tussen echtgenoten Alle schenkingen, tussen echtgenoten tijdens het huwelijk anders dan in hun huwelijksovereenkomst, gedaan, zijn steeds herroepelijk, hoewel zij schenkingen worden genoemd.

Deze herroeping leidt tot het tenietgaan van de door de schenking gevestigde zakelijke rechten, met de gevolgen ten aanzien van derden zoals bepaald in artikel 3.17.

Art. 4.241. Geen wederkerige schenking in één akte Echtgenoten mogen elkaar tijdens het huwelijk geen onderlinge en wederkerige schenking doen bij een en dezelfde akte, tenzij in hun huwelijksovereenkomst.

Ondertitel 10. Erfovereenkomsten Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Art. 4 242. Principieel verbod van erfovereenkomst § 1. Men kan geen erfkeuze maken omtrent een nalatenschap die nog niet is opengevallen, noch enige verbintenis aangaan of enige overeenkomst sluiten omtrent de attributen van de hoedanigheid van erfgenaam of legataris, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald. Evenmin kan men enig beding maken of enige overeenkomst sluiten betreffende de toekomstige nalatenschap van een derde, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.

Aldus is elke overeenkomst met betrekking tot de erfkeuze, tot het principe of de nadere regels van de inbreng, alsook tot het principe of de nadere regels van de inkorting betreffende een nalatenschap die nog niet is opengevallen, verboden, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald. § 2. Overeenkomsten of bedingen onder kosteloze titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap van een partij kunnen niet worden gesloten of opgemaakt, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald. § 3. Overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap van een partij die de algemeenheid van de goederen betreffen die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, of een breukdeel van de goederen die de partij zal nalaten, of al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een breukdeel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden, zijn niet toegelaten, tenzij in de gevallen bij de wet bepaald.

Art. 4.243. Toegelaten erfovereenkomsten Overeenkomsten of bedingen onder bezwarende titel zijn altijd toegelaten, als ze onder bijzondere titel zijn gesloten of gemaakt, zelfs als ze de toekomstige nalatenschap van een partij betreffen, en zelfs als die partij zich het recht voorbehoudt om tijdens zijn leven over het voorwerp van die overeenkomst of dat beding te beschikken.

Een overeenkomst of beding is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een breukdeel van de goederen die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een breukdeel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

De artikelen 4.249 tot 4.253 zijn niet van toepassing op de in dit artikel bedoelde erfovereenkomsten.

Art. 4.244. Minderjarigen en beschermde meerderjarigen § 1. Een minderjarige kan enkel partij zijn bij een erfovereenkomst in de hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam, waarbij de erfovereenkomst echter niet, in hoofde van de minderjarige, de afstand van rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg kan hebben. Artikel 410, § 1, 10°, van het oud Burgerlijk Wetboek is van toepassing. § 2. De persoon die, krachtens artikel 492/1, § 2, van het oud Burgerlijk Wetboek, onbekwaam werd verklaard om een erfovereenkomst aan te gaan, kan deze toch aangaan, met alle eraan verbonden gevolgen, na machtiging, op zijn verzoek, door de vrederechter bedoeld in artikel 628, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek. De vrederechter oordeelt over de wilsbekwaamheid van de beschermde persoon.

Bij gebrek aan de in het eerste lid bedoelde machtiging kan de beschermde persoon enkel partij zijn bij een erfovereenkomst in de hoedanigheid van vermoedelijk erfgenaam, waarbij de erfovereenkomst echter niet, in hoofde van de beschermde persoon, de afstand van rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg kan hebben.

Artikel 499/7, § 2, 15°, van het oud Burgerlijk Wetboek is van toepassing.

Hoofdstuk 2. Sanctionering van niet toegelaten erfovereenkomsten Art. 4.245. Nietigheid Elke erfovereenkomst die niet door de wet is toegelaten, is absoluut nietig.

Hetzelfde geldt voor de overeenkomsten opgesteld met miskenning van artikelen 4.249 tot 4.252 en, in het geval het een overeenkomst bedoeld in de artikelen 4.254 tot 4.259 betreft, met miskenning van deze bepalingen.

Wanneer het gaat om een overeenkomst inzake de eigen toekomstige nalatenschap van een partij, verandert de nietigheid bedoeld in het eerste en het tweede lid evenwel in een relatieve nietigheid op de dag van het overlijden van die partij. De miskenning van de vereiste opgelegd door artikel 4.249 blijft evenwel behept met een absolute nietigheid.

Hoofdstuk 3. Gevolgen van de erfovereenkomsten Art. 4.246. Bindende kracht De erfovereenkomst heeft, in hoofde van de ondertekenaar, niet de vervroegde aanvaarding van de nalatenschap waarop zij betrekking heeft tot gevolg.

Elke erfovereenkomst toegelaten door de wet bindt degene die tot de nalatenschap komt bij plaatsvervulling van de ondertekenaar.

Art. 4.247. Herroeping van de afstand Ingeval de erfovereenkomst in hoofde van de ondertekenaars een afstand van rechten in een niet opengevallen nalatenschap tot gevolg heeft, kan hij die afstand deed deze afstand herroepen in de volgende gevallen: 1° indien de begunstigde van de afstand een aanslag op zijn leven heeft gepleegd;2° indien de begunstigde zich tegenover hem heeft schuldig gemaakt aan mishandelingen, misdrijven of grove beledigingen. Behoudens andersluidend beding in de overeenkomst, heeft de herroeping enkel gevolgen ten aanzien van de afstand verricht door hem die afstand deed ten voordele van de begunstigde.

De herroeping heeft nooit van rechtswege plaats. De eis tot herroeping moet ingesteld worden binnen een jaar, te rekenen van de dag van het feit waarvan hij die afstand deed de begunstigde van de afstand beschuldigt of van de dag waarop het feit hem die afstand deed bekend kon zijn en uiterlijk op de dag van de afsluiting van de vereffening-verdeling van de nalatenschap.

Art. 4.248. Afstand is geen gift Elke afstand van rechten in een niet opengevallen nalatenschap die voortvloeit uit een door de wet toegelaten erfovereenkomst wordt, ongeacht de nadere voorwaarden ervan, geacht geen gift te zijn. Dit vermoeden is onweerlegbaar.

Hoofdstuk 4. Vorm van de erfovereenkomsten Art. 4.249. Notariële akte Elke erfovereenkomst wordt in een notariële akte opgenomen.

Art. 4.250. Informatievergadering § 1. Het ontwerp van overeenkomst wordt door de instrumenterende notaris aan elke partij meegedeeld. § 2. De instrumenterende notaris legt tegelijk een vergadering vast waarop de inhoud van de overeenkomst en de gevolgen ervan aan alle partijen worden toegelicht.

Bij die gelegenheid informeert hij elke partij over de mogelijkheid een aparte raadsman te kiezen of een individueel onderhoud met hem te hebben. Op de gezamenlijke, door hem te beleggen vergadering wijst hij nogmaals op die mogelijkheid. § 3. Deze vergadering kan pas worden gehouden na verloop van een termijn van vijftien dagen die ingaat op de dag waarop het ontwerp van overeenkomst wordt meegedeeld. § 4. De informatievergadering kan op afstand plaatsvinden door middel van een elektronisch communicatiemiddel dat alle partijen bij de overeenkomst, en hen die hen bijstaan of adviseren, toelaat om tegelijkertijd en gedurende de hele duur ervan aan de informatievergadering deel te nemen.

Art. 4.251. Ondertekening van de overeenkomst De overeenkomst kan niet worden ondertekend vóór het verstrijken van een termijn van één maand die ingaat vanaf de dag waarop de vergadering bedoeld in artikel 4.250 heeft plaatsgevonden.

Elke partij kan een beroep doen op een andere notaris, die haar zal bijstaan bij het verlijden van de akte.

De partijen bij de overeenkomst die meerderjarig en bekwaam zijn kunnen vertegenwoordigd worden door een lasthebber die houder is van een bijzondere authentieke volmacht. Deze volmacht kan slechts worden verleend na verloop van de termijn vermeld in het eerste lid.

De datum van verzending van het ontwerp van de overeenkomst en de datum waarop de in artikel 4.250 bedoelde vergadering heeft plaatsgevonden, worden in de overeenkomst vermeld.

Er kan niet worden afgeweken van de in het eerste lid bedoelde termijn, noch van de in artikel 4.250, § 3, bedoelde termijn, zelfs niet met instemming van de partijen.

Art. 4.252. Uitzonderingen De artikelen 4.249 tot 4.251 zijn niet van toepassing op de overeenkomst opgelegd door artikel 1287, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

De artikelen 4.250 en 4.251 zijn niet van toepassing op contractuele erfstellingen bedoeld in ondertitels 8 en 9.

Hoofdstuk 5. Publiciteit van de erfovereenkomsten Art. 4.253. Inschrijving in het centraal register van testamenten Elke erfovereenkomst wordt ingeschreven in het centraal register van testamenten bedoeld in ondertitel 11.

Hoofdstuk 6. De globale erfovereenkomst Art. 4.254. Vaststelling van een evenwicht § 1. Op ieder ogenblik kan een ouder, samen met al zijn of haar vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, een globale erfovereenkomst opstellen. Deze overeenkomst stelt het bestaan vast van een evenwicht tussen deze vermoedelijke erfgenamen, rekening houdende met onder meer de schenkingen die de ouder hen respectievelijk heeft toegestaan vóór de overeenkomst, met of zonder vrijstelling van inbreng, met de schenkingen toegekend in de overeenkomst zelf en, in voorkomend geval, met de situatie van elk van de vermoedelijke erfgenamen.

Teneinde dit evenwicht vast te stellen, kunnen de partijen overeenkomen dat andere voordelen die voordien of in de overeenkomst zelf aan de vermoedelijke erfgenamen zijn toegekend, met schenkingen worden gelijkgesteld.

De overeenkomst kan eveneens één of meerdere vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn toebedelen door middel van een schuldvordering ten laste van de uitdrukkelijk in de overeenkomst aangeduide partijen.

De overeenkomst vermeldt het geheel van de huidige en vroegere schenkingen en voordelen waarmee rekening wordt gehouden en vermeldt hoe de partijen dit evenwicht hebben opgevat en aanvaard. § 2. Eveneens kunnen de ouders gezamenlijk, op ieder ogenblik, samen met al hun respectievelijke vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, de erfovereenkomst bedoeld in paragraaf 1 opstellen.

In dit geval, kan het evenwicht tussen de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn bedoeld in paragraaf 1 worden bereikt rekening houdende met onder meer het geheel van schenkingen en voordelen respectievelijk toegekend door ieder van de beschikkers.

Art. 4.255. Schenkingen in de globale erfovereenkomst § 1. De schenkingen toegekend in de overeenkomst bedoeld in dit hoofdstuk door een ouder of door de ouders gezamenlijk worden beheerst door het gemeen recht inzake schenkingen, met name wat de bekwaamheid tot schenken en ontvangen betreft. § 2. Elke vermoedelijke erfgenaam in rechte neerdalende lijn van de beschikker kan erin toestemmen dat zijn eigen kinderen in zijn plaats worden toebedeeld. In die hypothese omvat de overeenkomst alle kinderen van de vermoedelijke erfgenaam in rechte neerdalende lijn die verzaakt om persoonlijk te worden toebedeeld.

In de nalatenschap van de vermoedelijke erfgenaam in rechte neerdalende lijn die heeft toegestemd dat zijn eigen kinderen in zijn plaats worden toebedeeld, worden de door hen van de beschikker verkregen goederen behandeld alsof ze deze rechtstreeks van hun ouder hebben verkregen. § 3. Zonder afbreuk te doen aan het evenwicht bedoeld in artikel 4.254, § 1, tussen de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn die de overeenkomst ondertekenen, mag de beschikker eveneens, in de overeenkomst, een of meerdere kinderen van zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende partner toebedelen.

Art. 4.256. Gevolgen van de toestemming De toestemming van de partijen in de overeenkomst brengt de afstand mee, in hoofde van elk van hen, aan de vordering tot inkorting en aan het verzoek tot inbreng met betrekking tot de giften waarop de overeenkomst betrekking heeft. Dit wordt vermeld in de overeenkomst.

Evenwel brengt de toestemming van de minderjarige niet de gevolgen bepaald in het eerste lid met zich mee, ten aanzien van schenkingen bedoeld in de overeenkomst toegekend aan zijn vermoedelijke mede-erfgenamen, hoewel de toestemming van de vermoedelijke mede-erfgenamen deze gevolgen met zich meebrengt, met betrekking tot de schenkingen bedoeld in de overeenkomst, toegekend aan de minderjarige.

Niettegenstaande de afstand van de vordering tot inkorting bedoeld in het eerste lid, wordt de waarde van de overeenkomstig artikel 4.254, § 1, in de overeenkomst vermelde schenkingen opgenomen in de rekenboedel bedoeld in artikel 4.153.

De afstand van de vordering tot inkorting kan niet tot gevolg hebben dat de giften gedaan aan derden onderworpen zijn aan een grotere inkorting dan deze die zij zouden hebben ondergaan bij afwezigheid van dergelijke afstand.

De waardering van de voordelen en de schenkingen begrepen in de overeenkomst is definitief. De aldus goedgekeurde verdeling kan bovendien niet worden betwist wegens benadeling.

Art. 4.257. Rechten van de echtgenoot van de beschikker § 1. De echtgenoot van de beschikker kan tussenkomen in de in artikel 4.254 bedoelde overeenkomst teneinde hierin toe te stemmen.

Behoudens andersluidende bepaling in de overeenkomst, heeft de toestemming van deze, in zijn hoofde, de afstand van de vordering tot inkorting ten aanzien van de giften bedoeld in de overeenkomst tot gevolg. Hiervan wordt melding gemaakt in de overeenkomst. § 2. De overeenkomst blijft zonder uitwerking ten opzichte van de langstlevende echtgenoot die, terwijl hij de hoedanigheid van echtgenoot had op het ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst, hierin niet is tussengekomen teneinde hierin toe te stemmen.

Ten opzichte van de langstlevende echtgenoot bedoeld in het eerste lid, worden de schenkingen bedoeld in de overeenkomst, wat betreft de inkorting en de inbreng, vermoed gezamenlijk te zijn gedaan aan het geheel van de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, partijen bij de overeenkomst. § 3. De langstlevende echtgenoot die deze hoedanigheid na de ondertekening van de overeenkomst heeft verkregen, kan de inkorting niet vragen van de erin begrepen schenkingen.

Art. 4.258. Later opdagende erfgenamen Het opdagen, na de overeenkomst, van nieuwe vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, die uit eigen hoofde tot de nalatenschap zouden geroepen zijn, heeft geen invloed op de geldigheid van de overeenkomst, maar deze blijft zonder uitwerking ten hunnen opzichte.

Ten opzichte van de erfgenamen bedoeld in de eerste paragraaf, worden de schenkingen bedoeld in de overeenkomst, wat betreft de inkorting en de inbreng, vermoed gezamenlijk te zijn gedaan aan het geheel van de vermoedelijke erfgenamen in rechte neerdalende lijn, partijen bij de overeenkomst.

Art. 4.259. Vormvereisten De artikelen 4.244 tot 4.253 zijn van toepassing op de overeenkomst bedoeld in dit hoofdstuk.

Ondertitel 11. Centraal register van testamenten Art. 4.260. Doeleinden Het centraal register van testamenten is een geïnformatiseerde gegevensbank met als doeleinde: 1° na het overlijden van de erflater de ontdekking van zijn testament te vergemakkelijken en het risico te verkleinen dat het bestaan van het testament onbekend blijft of te laat bekend wordt;2° ertoe bij te dragen dat de nalatenschappen worden vereffend overeenkomstig de wil van de erflater en derhalve, na het openvallen van de nalatenschap, binnen de perken bepaald in deze ondertitel, de raadpleging en de mededeling aan de erfgenamen, op elektronische wijze en, in voorkomend geval, per post, mogelijk te maken van informatie met betrekking tot diens uiterste wilsbeschikkingen, eenzijdig of conventioneel;3° de raadpleging en de mededeling aan alle betrokken partijen van een erfovereenkomst, zelfs bij leven van de toekomstige erflater, mogelijk te maken;4° binnen de perken bepaald door Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, de verwerking van de in het centraal register geregistreerde gegevens mogelijk te maken met het oog op het algemeen belang en in het bijzonder statistische en wetenschappelijke doeleinden, of teneinde de kwaliteit van het register te verbeteren. Art. 4.261. Op te nemen akten § 1. In het centraal register van testamenten worden opgenomen: 1° de testamenten zoals omschreven in artikel 4, 1, van de Overeenkomst inzake de vaststelling van een stelsel van registratie van testamenten, opgemaakt te Bazel op 16 mei 1972, hierna "de Overeenkomst" genoemd;2° de terugneming, de herroeping en alle andere wijzigingen van ingevolge dit artikel geregistreerde testamenten, zoals omschreven in artikel 4, 2, van de Overeenkomst. De bepalingen van artikel 4 van de Overeenkomst zijn niet toepasselijk op de testamenten die bij militaire overheden worden neergelegd. § 2. Het door de Overeenkomst vastgestelde stelsel van registratie van testamenten wordt uitgebreid: 1° tot de contractuele erfstellingen tussen echtgenoten, ongeacht of ze in een huwelijksovereenkomst zijn opgenomen;2° tot de erfovereenkomsten, ongeacht of ze in een huwelijksovereenkomst zijn opgenomen;3° tot de verklaringen van behoud als bedoeld in artikel 66, § 2, derde lid, 2°, en vierde lid, 2°, van de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten7 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake. § 3. De notaris schrijft de akten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 in.

Art. 4.262. In te schrijven gegevens § 1. Het centraal register van testamenten bevat de volgende gegevens geldend op het ogenblik van de inschrijving: 1° van de beschikker in de gevallen bedoeld in artikel 4.261, §§ 1 en 2, 1° en 2° : a) de naam en voorna(a)m(en);b) het rijksregisternummer;c) de geboorteplaats en -datum;d) de woonplaats of de gewone verblijfplaats. 2° van de schenker die een verklaring van behoud heeft opgemaakt, bedoeld in artikel 4.261, § 2, 3° : a) de naam en voorna(a)m(en);b) het rijksregisternummer;c) de geboorteplaats en -datum;d) de woonplaats of de gewone verblijfplaats. 3° van de toekomstige erflater wiens nalatenschap het voorwerp is van de erfovereenkomst, bedoeld in artikel 4.261, § 2, 2° : a) de naam en voorna(a)m(en);b) het rijksregisternummer;c) de geboorteplaats en -datum;d) de woonplaats of de gewone verblijfplaats; 4° van de andere partij(en) dan de toekomstige erflater bij de erfovereenkomst, bedoeld in artikel 4.261, § 2, 2° : a) de naam en voorna(a)m(en);b) het rijksregisternummer;c) de geboorteplaats en -datum;d) de woonplaats of de gewone verblijfplaats; 5° de aard en de datum van de akte, bedoeld in artikel 4.261; 6° de identificatie van de notaris, of de met openbaar gezag beklede autoriteit of persoon die de akte heeft verleden of in bewaring heeft genomen;7° in voorkomend geval, de NABAN-referentie van de akte, zoals bedoeld in artikel 18 van de wet van 16 maart 1803Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1803 pub. 28/10/2009 numac 2009000678 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het notarisambt Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van het notarisambt, en bij gebrek, het repertoriumnummer;8° in voorkomend geval, de plaats en datum van overlijden. § 2. Het centraal register van testamenten geldt als authentieke bron voor alle gegevens die erin zijn opgenomen.

Art. 4.263. Inschrijvingskosten De Koning bepaalt het tarief van de kosten van de inschrijving in het register.

Art. 4.264. Verwerkingsverantwoordelijke § 1. De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, hierna "de beheerder" genoemd, is belast met het beheer en de organisatie van het centraal register van testamenten.

De beheerder wordt, met betrekking tot het centraal register van testamenten, beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, 7), van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. De beheerder is dus het orgaan dat belast is met de in de artikelen 2 en 3 van de Overeenkomst voorgeschreven registratie en met het beantwoorden van verzoeken om inlichtingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 ervan.

Hij is eveneens belast met het overzenden van de inlichtingen die door de nationale organen van de andere Overeenkomstsluitende Staten worden gevraagd. § 2. De beheerder stelt een functionaris voor de gegevensbescherming aan. Deze is meer bepaald belast met: 1° het verstrekken van deskundige adviezen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van persoonsgegevens en informatie en inzake hun verwerking;2° het informeren en adviseren van de beheerder die de persoonsgegevens verwerkt over zijn verplichtingen binnen het kader van deze wet en binnen het algemeen kader van de gegevensbescherming en de persoonlijke levenssfeer;3° het opstellen, het toepassen, het bijwerken en het controleren van een beleid inzake de beveiliging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;4° het vormen van het contactpunt voor de Gegevensbeschermingsautoriteit;5° de uitvoering van de andere opdrachten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging die door de Koning worden bepaald, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit. Bij het uitoefenen van zijn opdrachten handelt de functionaris voor de gegevensbescherming volledig onafhankelijk en brengt hij rechtstreeks verslag uit aan de beheerder.

De Koning kan, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de nadere regels bepalen volgens dewelke de functionaris voor de gegevensbescherming zijn opdrachten uitvoert.

Art. 4.265. Bewaartermijn De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat bewaart de gegevens van de inschrijving, met vermelding van de datum van inschrijving, tot dertig jaar na het overlijden van de persoon wiens gegevens bewaard werden, of, indien de datum van overlijden niet gekend is, tot op het ogenblik dat hij de leeftijd van 145 jaar zou hebben bereikt.

De Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat bewaart de gegevens met betrekking tot de raadplegingen van het register, met name de identificatiegegevens van de persoon die het register heeft geraadpleegd, de identificatiegegevens van de persoon over wie een raadpleging werd gedaan, het ogenblik van de raadpleging en de reden van de raadpleging. De gegevens worden tot tien jaar na de raadpleging bewaard. In geval van betwisting wordt deze termijn geschorst tot alle beroepsmogelijkheden zijn uitgeput.

Art. 4.266. Raadpleging § 1. De registratie dient zoals omschreven in artikel 8 van de Overeenkomst gedurende het leven van de erflater geheim te blijven.

Na het overlijden van de beschikker kan eenieder, onder overlegging van een uittreksel uit de akte van overlijden of van enig ander document waaruit het overlijden blijkt, uitsluitend de volgende inlichtingen verkrijgen: 1° de naam en voorna(a)m(en) van de beschikker of schenker;2° zijn geboortedatum en -plaats;3° zijn woonplaats of de gewone verblijfplaats;4° de benaming en de datum van de in het register ingeschreven akte;5° de naam en het adres van de notaris, de met openbaar gezag beklede autoriteit of persoon die de akte heeft verleden of in bewaring heeft genomen. § 2. De gegevens opgenomen in het centraal register van testamenten zijn bijgevolg tijdens het leven van de beschikker enkel toegankelijk voor: 1° de persoon wiens gegevens werden opgenomen in het register overeenkomstig artikel 4.262, § 1, 1° tot 3°, voor wat betreft de gegevens die op hem betrekking hebben en de gegevens van de akte; 2° de notarissen, alsook voor de Belgische diplomatieke zendingen en consulaire posten in het buitenland, voor de gegevens van de akten die door hen in het register werden ingeschreven. § 3. Het centraal register van testamenten kan, voor wat de erfovereenkomsten betreft, evenwel eveneens worden geraadpleegd tijdens het leven van de partijen bij de erfovereenkomst, door de partijen zelf, door de toekomstige erflater, door de notaris die de erfovereenkomst heeft verleden, en door de notaris die gelast wordt met de opmaak hetzij van een schenking, hetzij van een erfovereenkomst, hetzij van een uiterste wilsbeschikking voor dezelfde toekomstige erflater.

Kunnen eveneens het centraal register van testamenten tijdens het leven van de partijen bij die erfovereenkomst raadplegen, de vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn van een partij bij de erfovereenkomst, doch enkel voor wat betreft de gegevens die op deze partij bij de erfovereenkomst betrekking hebben, in geval van overlijden van deze partij bij de erfovereenkomst vóór de toekomstige erflater op wiens nalatenschap de erfovereenkomst betrekking heeft. § 4. Het is de beheerder verboden de in het centraal register van testamenten opgenomen gegevens mee te delen aan andere personen dan zij die toegang ertoe hebben zoals bepaald in de paragrafen 1, 2 en 3.

Met behoud van de toepassing van de wettelijke bepalingen ter bescherming van de persoonsgegevens moet hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in de voorgaande paragrafen bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen.

Artikel 458 van het Strafwetboek is op hen van toepassing. § 5. De toegang tot de gegevens van het centraal register van testamenten is kosteloos.

De beheerder is gemachtigd om online raadpleging mogelijk te maken voor de in paragrafen 1 en 2 bedoelde belanghebbenden die daarom verzoeken, binnen de grenzen van hun consultatierecht. De vergoeding voor de daaruit voortvloeiende bijkomende taken en investeringen ten laste van de beheerder, wordt aangerekend aan deze raadplegers.". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek

Art. 4.In artikel 3.154, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, worden de woorden "artikel 745sexies, § 3, van het oude Burgerlijk Wetboek" vervangen door de woorden "de artikelen 4.61, § 4, eerste lid, 4.63, § 3, en 4.64, §§ 1, 3, 4, 5 en 6".

Art. 5.In artikel 3.157 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "artikel 745sexies, § 3, van het oude Burgerlijk Wetboek" vervangen door de woorden "de artikelen 4.61, § 4, eerste lid, 4.63, § 3, en 4.64, §§ 1, 3, 4, 5 en 6".

Art. 6.In artikel 3.161 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "artikel 745quater tot artikel 745sexies van het oude Burgerlijk Wetboek" vervangen door de woorden "de artikelen 4.60 tot 4.64"; 2° in het derde lid worden de woorden "artikel 745sexies van het oude Burgerlijk Wetboek" vervangen door de woorden "de artikelen 4.60, 4.61, § 4, eerste lid, 4.63 en 4.64, §§ 1, 3, 4, 5 en 6". Afdeling 2. - Wijzigingen van het oud Burgerlijk Wetboek

Art. 7.In artikel 115, § 3, eerste lid, van het oud Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 9 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten, wordt het cijfer "1420" vervangen door de woorden "2.3.34 van het Burgerlijk Wetboek".

Art. 8.In artikel 205bis, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 mei 1981 en vervangen bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten7, wordt het cijfer "922" vervangen door de woorden "4.153 van het Burgerlijk Wetboek".

Art. 9.In artikel 378, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 april 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/2001 pub. 31/05/2001 numac 2001009447 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene wetsbepalingen inzake de voogdij over minderjarigen sluiten en gewijzigd bij de wetten van 13 februari 2003 en 31 juli 2017, worden de woorden "935, derde lid," vervangen door de woorden "4.163, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek".

Art. 10.In artikel 410 van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 april 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/2001 pub. 31/05/2001 numac 2001009447 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene wetsbepalingen inzake de voogdij over minderjarigen sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 5°, wordt het cijfer "784/1" vervangen door de woorden "4.40, § 3, van het Burgerlijk Wetboek"; 2° in paragraaf 1, 14°, wordt het cijfer "776" vervangen door de woorden "4.40, §§ 1 en 2, van het Burgerlijk Wetboek.

Art. 11.In artikel 411 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 29 april 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/04/2001 pub. 31/05/2001 numac 2001009447 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van verscheidene wetsbepalingen inzake de voogdij over minderjarigen sluiten, worden de woorden "de wet van 16 mei 1900Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen, van de wet van 29 augustus 1988Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/08/1988 pub. 09/10/2009 numac 2009000665 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit" vervangen door de woorden "boek 4, titel 1, ondertitels 9 en 10, van het Burgerlijk Wetboek".

Art. 12.In artikel 492/1, § 2, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten3 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten9, wordt de bepaling onder 14° vervangen als volgt: "14° een huwelijksstelsel te kiezen of te wijzigen;".

Art. 13.In artikel 492/3 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 44 van de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten3, zelf gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de woorden "de artikelen 499/7, §§ 1 en 2, 784/1, 905, 1397/1 en 1478, vierde lid" vervangen door de woorden "artikel 499/7, §§ 1 en 2, de artikelen 4.40, § 3, 4.139 en 2.3.5 van het Burgerlijk Wetboek, en artikel 1478, vierde lid".

Art. 14.In artikel 493 van hetzelfde Wetboek, hersteld bij artikel 48 van de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten3, zelf gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014 en laatstelijk gewijzigd bij wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "artikelen 499/7, § 2, 784/1, 905, 1397/1 en 1478, vierde lid" vervangen door de woorden "artikel 499/7, § 2, artikelen 4.40, § 3, 4.139 en 2.3.5 van het Burgerlijk Wetboek, en artikel 1478, vierde lid"; 2° in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden "in de artikelen 905, 1397/1 en 1478, vierde lid" vervangen door de woorden "in de artikelen 4.40, § 3, 4.139 en 2.3.5 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1478, vierde lid"; 3° in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden "aan de in artikel 905, derde lid, of, in voorkomend geval, artikel 905, vierde lid" vervangen door de woorden "aan de in artikel 4.139, derde lid, of, in voorkomend geval, artikel 4.139, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek"; 4° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "in de artikelen 905, 1397/1 en 1478, vierde lid" vervangen door de woorden "in de artikelen 4.139 en 2.3.5 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1478, vierde lid"; 5° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "in de artikelen 499/7, 784/1, 905, 1397/1 en 1478, vierde lid" vervangen door de woorden "in artikel 499/7, de artikelen 4.40, § 3, 4.139 en 2.3.5 van het Burgerlijk Wetboek, en artikel 1478, vierde lid".

Art. 15.In artikel 499/7, § 2, 5°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten3 en gewijzigd bij de wet van 14 april 2014, wordt het cijfer "784/1" vervangen door de woorden "4.40, § 3, van het Burgerlijk Wetboek".

Art. 16.In artikel 499/10 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten3 en gewijzigd bij de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten9, worden de woorden "de wet van 16 mei 1900Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen, de wet van 29 augustus 1988Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/08/1988 pub. 09/10/2009 numac 2009000665 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit" vervangen door de woorden "boek 4, titel 1, ondertitels 9 en 10, van het Burgerlijk Wetboek".

Art. 17.In artikel 499/13, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 97 van de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten3, zelf gewijzigd bij de wet van 12 mei 2014, en gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de woorden "de artikelen 499/7, 784/1, 1397/1, derde lid, en 1478, zevende lid" vervangen door de woorden "artikel 499/7, artikel 4.40, § 3, artikel 2.3.5, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek en artikel 1478, zevende lid".

Art. 18.In artikel 499/18, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten3 en vervangen bij de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten9, wordt het cijfer "908" vervangen door de woorden "4.141 van het Burgerlijk Wetboek". Afdeling 3. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek

Art. 19.In artikel 569, eerste lid, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, hersteld bij de wet van 10 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten1, wordt het cijfer "727" vervangen door het cijfer "4.6".

Art. 20.In artikel 594 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de volgende wijzingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 13° wordt het cijfer "784/1" vervangen door de woorden "4.40, § 3,"; 2° de bepaling onder 19° wordt opgeheven.

Art. 21.In artikel 627, 1°, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij wet van 1 augustus 2001 en gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, wordt het cijfer "784/1" vervangen door de woorden "4.40, § 3".

Art. 22.In artikel 628, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de bepaling onder 2° worden de woorden "223, 224, 1395, 1420, 1421, 1422, 1426, 1442, 1463 en 1468 van het Burgerlijk Wetboek" vervangen door de woorden "223 en 224 van het oud Burgerlijk Wetboek en in de artikelen 2.3.34, 2.3.35, 2.3.36, 2.3.40, 2.3.56, derde lid, en 2.3.63 van het Burgerlijk Wetboek"; 2° in de bepaling onder 3° wordt het cijfer "784/1" vervangen door de woorden "4.40, § 3,".

Art. 23.In artikel 629, 7°, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij artikel 140 van de wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten4, zelf vervangen bij de wet van 8 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "de wet van 16 mei 1900Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen" worden vervangen door de woorden "boek 4, titel 1, ondertitel 9, van het Burgerlijk Wetboek";2° de woorden "de wet van 29 augustus 1988Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/08/1988 pub. 09/10/2009 numac 2009000665 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit" worden vervangen door de woorden "boek 4, titel 1, ondertitel 10, van het Burgerlijk Wetboek".

Art. 24.In artikel 629quater, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten4 en gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, wordt het cijfer "784/1" vervangen door de woorden "4.40, § 3".

Art. 25.In artikel 1154, derde lid, van hetzelfde Wetboek, wordt het cijfer "813" vervangen door het woord "4.58, § 2,".

Art. 26.In artikel 1185 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten8 en hersteld bij de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, wordt het cijfer "784/1" vervangen door het woord "4.40, § 3,".

Art. 27.In artikel 1194, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, wordt het cijfer "826" vervangen door het cijfer "4.77".

Art. 28.In artikel 1196, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, wordt het cijfer "826" vervangen door het cijfer "4.77".

Art. 29.In artikel 1228 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten2, wordt het cijfer "811" vervangen door het woord "4.58, § 1,".

Art. 30.In artikel 1231 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten2, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het cijfer "811" wordt vervangen door het woord "4.58, § 1,"; 2° het cijfer "892/1" wordt vervangen door het cijfer "4.125".

Art. 31.In artikel 1253quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1976 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0, worden de woorden "221, 223, 1420, 1421, 1426, 1442, 1463 en 1468 van het Burgerlijk Wetboek" vervangen door de woorden "221 en 223 van het oud Burgerlijk Wetboek en op de artikelen 2.3.34, 2.3.35, 2.3.40, 2.3.56, derde lid, en 2.3.63 van het Burgerlijk Wetboek".

Art. 32.In artikel 1253sexies, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1976 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 8 mei 2019, worden de woorden "de artikelen 223 en 1421 van het Burgerlijk Wetboek" vervangen door de woorden "artikel 223 van het oud Burgerlijk Wetboek en artikel 2.3.35 van het Burgerlijk Wetboek".

Art. 33.In artikel 1287, derde lid, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0, worden de woorden "745bis, 858bis, §§ 3 en 5 en 915bis" vervangen door de woorden "4.17, 4.18, eerste en tweede lid, 4.20 en 4.147".

Art. 34.Artikel 1311 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 21 december 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten9, wordt vervangen als volgt: "

Art. 1311.Zodra een vordering tot scheiding van goederen op de rol is gebracht, deelt de griffier, met het oog op de inschrijving ervan, aan het centraal register voor huwelijksovereenkomsten de volgende gegevens mee: 1° de dagtekening van de vordering;2° het rolnummer ervan; 3° de naam, voornaam en woonplaats van de echtgenoten.".

Art. 35.In artikel 1313 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1976, worden de woorden "aan de voormelde vormvoorschriften, die moeten worden in acht genomen op straffe van nietigheid; deze kan worden ingeroepen door de verweerder of door zijn schuldeisers" vervangen door de woorden "aan de in artikel 1311 voorgeschreven formaliteit".

Art. 36.Artikel 1315 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "

Art. 1315.De griffier deelt het vonnis mee aan het centraal register voor huwelijksovereenkomsten. Hetzelfde gebeurt in geval van verzet of hoger beroep.

De griffier deelt de volgende gegevens mee: de dagtekening en het onderwerp van de beslissing, de familierechtbank die de beslissing heeft gewezen, en de naam, voornaam en woonplaats van de echtgenoten.".

Art. 37.In artikel 1317 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1976, worden de woorden "voldaan is aan de formaliteiten die in de artikelen 1315 en 1316 zijn voorgeschreven" vervangen door de woorden "de beslissing inzake de scheiding van goederen werd ingeschreven in het centraal register voor huwelijksovereenkomsten". Afdeling 4. - Wijziging van het Wetboek van vennootschappen en

verenigingen

Art. 38.In artikel 2:5, § 3, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, worden de woorden "906, tweede lid" vervangen door de woorden "4.137, tweede lid". Afdeling 5. - Wijziging van het Strafwetboek

Art. 39.In artikel 99, tweede lid, van het Strafwetboek, hersteld bij de wet van 10 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten1, wordt het cijfer "728" vervangen door het cijfer "4.7". Afdeling 6. - Wijziging van het Wetboek van economisch recht

Art. 40.In artikel XI.49, § 3, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten5, worden de woorden "De bepalingen van de afdelingen I en IV van hoofdstuk VI van de eerste titel van boek III" vervangen door de woorden "De bepalingen van de hoofdstukken 1 en 4 van ondertitel 8 van titel 1 van boek 4". Afdeling 7. - Wijzigingen van het Wetboek van de minnelijke en

gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen

Art. 41.In het opschrift van onderafdeling 2 van afdeling 3 van hoofdstuk 3 van titel 3 van het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen, wordt het woord "1240bis" vervangen door het cijfer "4.59".

Art. 42.In artikel 43, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 23 april 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4, wordt het woord "1240bis" vervangen door het cijfer "4.59".

Art. 43.In artikel 46, § 1, eerste en tweede lid, van hetzelfde Wetboek, wordt het woord "1240bis" telkens vervangen door het cijfer "4.59".

Art. 44.In artikel 48 van hetzelfde Wetboek, wordt het woord "1240bis" vervangen door het cijfer "4.59". Afdeling 8. - Wijziging van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van

de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders

Art. 45.In artikel 41sexies, § 1, eerste lid, van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, ingevoegd bij wet van 22 juni 2012, wordt het woord "1240bis" vervangen door het cijfer "4.59". Afdeling 9. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli

1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen

Art. 46.In artikel 23quater, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, ingevoegd bij wet van 22 juni 2012, wordt het woord "1240bis" vervangen door het cijfer "4.59". Afdeling 10. - Wijzigingen van het Wetboek diverse rechten en taksen

Art. 47.In artikel 21, 13°, van het Wetboek diverse rechten en taksen, ingevoegd bij de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten8, worden de woorden "784, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, onder de voorwaarden bedoeld in het derde lid" vervangen door de woorden "4.44, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, onder de voorwaarden bedoeld in het derde lid". Afdeling 11. - Wijzigingen van het Wetboek der registratie-,

hypotheek- en griffierechten

Art. 48.In artikel 161, 18°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, ingevoegd bij de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten8, worden de woorden "784, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, onder de voorwaarden bedoeld in het derde lid" vervangen door de woorden "4.44, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, onder de voorwaarden bedoeld in het derde lid".

Art. 49.In artikel 162, 19°, van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 12 juli 1960 en hersteld bij de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, wordt het cijfer "784/1" vervangen door de woorden "4.40, § 3". Afdeling 12. - Wijziging van de wet van 16 maart 1803Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1803 pub. 28/10/2009 numac 2009000678 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het notarisambt Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van

het notarisambt

Art. 50.In artikel 117, § 3, tweede lid, van de wet van 16 maart 1803Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1803 pub. 28/10/2009 numac 2009000678 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het notarisambt Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van het notarisambt, gewijzigd bij de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten8, worden de woorden "784, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek die hij kosteloos heeft verleden met toepassing van het derde lid van hetzelfde artikel" vervangen door de woorden "4.44, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek die hij kosteloos heeft verleden met toepassing van het derde lid". Afdeling 13. -Wijziging van de wet van 13 januari 1977 houdende

goedkeuring van de overeenkomst inzake de vaststelling van een stelsel van registratie van testamenten, opgemaakt te Bazel op 16 mei 1972, en tot invoering van een centraal huwelijksovereenkomstenregister

Art. 51.Het opschrift van de wet van 13 januari 1977 houdende goedkeuring van de overeenkomst inzake de vaststelling van een stelsel van registratie van testamenten, opgemaakt te Bazel op 16 mei 1972, en tot invoering van een centraal huwelijksovereenkomstenregister wordt vervangen als volgt: "wet van 13 januari 1977 houdende goedkeuring van de overeenkomst inzake de vaststelling van een stelsel van registratie van testamenten, opgemaakt te Bazel op 16 mei 1972". Afdeling 14. - Wijzigingen van de programmawet (I) van 29 maart 2012

Art. 52.In artikel 157, § 1, van de programmawet (I) van 29 maart 2012, vervangen bij de wet van 23 april 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4, wordt het woord "1240bis" vervangen door de cijfer "4.59".

Art. 53.In artikel 157/1, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 23 april 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4, wordt het woord "1240bis" vervangen door het cijfer "4.59".

Art. 54.In artikel 160 van dezelfde wet, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 april 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten4, wordt het woord "1240bis" telkens vervangen door het cijfer "4.59".

Art. 55.In artikel 163 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 13 december 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/12/2012 pub. 20/12/2012 numac 2012003381 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende fiscale en financiële bepalingen sluiten, wordt het woord "1240bis" vervangen door het cijfer "4.59". Afdeling 15. - Wijziging van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten6 tot oprichting

van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand

Art. 56.In artikel 4, § 2, tweede lid, 6°, van de wet van 19 maart 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten6 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, ingevoegd bij de wet van 31 juli 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten3, wordt het cijfer "784/1" vervangen door de woorden "4.40, § 3". Afdeling 16. - Andere wijzigingen

Art. 57.De Koning kan de verwijzingen, in andere wetten of in besluiten, naar de bepalingen opgeheven door de artikelen 58 tot 63, vervangen door verwijzingen naar de ermee overeenstemmende bepalingen in boeken 2.3 en 4 van het Burgerljik Wetboek. HOOFDSTUK 5. - Opheffingsbepalingen

Art. 58.In het oud Burgerlijk Wetboek worden opgeheven: 1° artikel 295;2° de artikelen 353-15 tot 353-17;3° de titels I, II en IIbis van boek III, die de artikelen 718 tot 1100/7 bevatten;4° artikel 1240bis, ingevoegd bij de wet van 6 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/05/2009 pub. 19/05/2009 numac 2009202053 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 06/05/2009 pub. 08/04/2010 numac 2010000188 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 11 februari 2019;5° artikel 1240ter, ingevoegd bij de wet van 28 juni 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/06/2009 pub. 21/08/2009 numac 2009009546 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek der successierechten wat betreft de bevrijdende betaling bij een erfenis en de terbeschikkingstelling van een bepaald bedrag aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende type wet prom. 28/06/2009 pub. 08/04/2010 numac 2010000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en van het Wetboek der successierechten wat betreft de bevrijdende betaling bij een erfenis en de terbeschikkingstelling van een bepaald bedrag aan de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten;6° de artikelen 1339 en 1340;7° titel V van boek III, die de artikelen 1387 tot 1474/1 bevat;8° de artikelen 1696 tot 1698.

Art. 59.De artikelen 1312, 1316 en 1318 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1976, worden opgeheven.

Art. 60.De wet van 16 mei 1900Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot erfregeling van de kleine nalatenschappen, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0, wordt opgeheven.

Art. 61.De wet van 12 juli 1931Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten0 betreffende de uitbreiding tot alle rechtspersonen van het voordeel van de voorlopige aanvaarding van bij akten gedane schenkingen onder de levenden, wordt opgeheven.

Art. 62.In de wet van 13 januari 1977 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de vaststelling van een stelsel van registratie van testamenten, opgemaakt te Bazel op 16 mei 1972, en tot invoering van een centraal huwelijksovereenkomstenregister, worden opgeheven: 1° de artikelen 2 en 3;2° artikel 4, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0;3° artikel 4/1, ingevoegd bij de wet van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten2 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten7;4° de artikelen 5 en 6;5° de artikelen 6/1 en 6/2, ingevoegd bij de wet van 6 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/05/2009 pub. 19/05/2009 numac 2009202053 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 06/05/2009 pub. 08/04/2010 numac 2010000188 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen sluiten en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0.

Art. 63.De wet van 29 augustus 1988Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/08/1988 pub. 09/10/2009 numac 2009000665 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op de erfregeling inzake landbouwbedrijven met het oog op het bevorderen van de continuïteit, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 23 augustus 2015, wordt opgeheven.

Art. 64.Artikel 72 van de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten7 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, gewijzigd bij de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0, wordt opgeheven.

Art. 65.Artikel 75 van de wet van 22 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/1900 pub. 09/10/2009 numac 2009000663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het erfstelsel voor de kleine nalatenschappen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 09/05/2007 pub. 21/06/2007 numac 2007009530 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden type wet prom. 09/05/2007 pub. 15/06/2007 numac 2007009562 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek teneinde het bewijs van de staat van de personen te vergemakkelijken bij gebreke aan een akte van de burgerlijke stand type wet prom. 09/05/2007 pub. 11/07/2007 numac 2007009571 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 628 en 764 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 09/05/2007 pub. 06/07/2007 numac 2007003346 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de oprichting van een commerciële vastgoedmaatschappij door de Staat sluiten7 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtreding

Art. 66.Deze wet treedt in werking op 1 juli 2022.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 19 januari 2022.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken: 55-1272 Integraal Verslag : 13 januari 2022

^