Etaamb.openjustice.be
Wet van 11 december 1998
gepubliceerd op 07 mei 1999

Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen

bron
ministerie van landsverdediging
numac
1999007004
pub.
07/05/1999
prom.
11/12/1998
ELI
eli/wet/1998/12/11/1999007004/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 DECEMBER 1998. - Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Classificatie

Art. 2.Onder classificatie wordt verstaan het toekennen van een beschermingsniveau door of krachtens de wet of door of krachtens de verdragen of overeenkomsten die België binden.

Art. 3.In een classificatie kunnen worden ondergebracht : informatie, documenten of gegevens, materieel, materialen of stoffen, in welke vorm ook, waarvan de niet-geëigende aanwending schade kan toebrengen aan een van de volgende belangen : a) de verdediging van de onschendbaarheid van het nationaal grondgebied en van de militaire defensieplannen;b) de vervulling van de opdrachten van de strijdkrachten;c) de inwendige veiligheid van de Staat, met inbegrip van het domein van de kernenergie, en het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde;d) de uitwendige veiligheid van de Staat en de internationale betrekkingen van België;e) het wetenschappelijk en economisch potentieel van het land;f) elk ander fundamenteel belang van de Staat;g) de veiligheid van de Belgische onderdanen in het buitenland;h) de werking van de besluitvormingsorganen van de Staat.

Art. 4.De classificatie bedoeld in artikel 3 bestaat uit drie niveaus : ZEER GEHEIM, GEHEIM, VERTROUWELIJK. Het niveau ZEER GEHEIM wordt toegekend wanneer de niet-geëigende aanwending buitengewoon ernstige schade kan toebrengen aan een van de belangen bedoeld in artikel 3.

Het niveau GEHEIM wordt toegekend wanneer de niet-geëigende aanwending ernstige schade kan toebrengen aan een van de belangen bedoeld in arikel 3.

Het niveau VERTROUWELIJK wordt toegekend wanneer de niet-geëigende aanwending schade kan toebrengen aan een van de belangen bedoeld in artikel 3.

De hiervoor bedoelde aanwending omvat onder meer de kennisname, het bezit, de bewaring, het gebruik, de verwerking, de mededeling, de verspreiding, de reproductie, de overzending of het vervoer.

Art. 5.Het classificatieniveau wordt bepaald volgens de inhoud.

Er mag, per te classificeren geheel, slechts één algemeen classificatieniveau worden aangebracht. De classificatie van het geheel heeft ten minste hetzelfde niveau als het hoogste classificatieniveau van de samenstellende delen. In voorkomend geval kan een hoger algemeen classificatieniveau worden toegekend dan die van elk van de verschillende delen waaruit het geheel is samengesteld.

De overheid of de persoon, aangewezen ter uitvoering van artikel 7, die heeft beslist over de classificatie, beslist over de herziening of de opheffing ervan.

Art. 6.De informatie, documenten of gegevens, het materieel, de materialen of stoffen die geclassificeerd werden, in welke vorm ook, ter uitvoering van internationale verdragen of overeenkomsten die bindend zijn voor België, behouden de classificatie die hen is toegekend.

De Koning regelt de verhouding van de in artikel 4 bedoelde classificatieniveaus tot die welke het gevolg zijn van de internationale verdragen of overeenkomsten die bindend zijn voor België.

Art. 7.De Koning bepaalt de nadere regels voor de classificatie en declassificatie en voor de bescherming van informatie, documenten, gegevens, materieel, materialen of stoffen, en bepaalt welke overheden en personen een classificatieniveau kunnen toekennen.

Art. 8.Niemand heeft toegang tot geclassificeerde informatie, documenten of gegevens, materieel, materialen of stoffen, tenzij hij houder is van een overeenstemmende veiligheidsmachtiging en voor zover de kennisname en de toegang noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn functie of zijn opdracht, onverminderd de eigen bevoegdheden van de gerechtelijke overheden.

De toegang tot lokalen, gebouwen of terreinen die geclassificeerde informatie, documenten, gegevens, materieel, materialen of stoffen bevatten, kan door de overheden die de Koning aanwijst aan dezelfde voorwaarden worden onderworpen.

Art. 9.Het niveau van de veiligheidsmachtiging wordt bepaald door het classificatieniveau van de informatie, documenten of gegevens, het materieel, de materialen of stoffen waartoe de houder van de machtiging toegang kan dienen te hebben voor de uitoefening van zijn functie of zijn opdracht.

Art. 10.Geclassificeerde informatie, documenten of gegevens, materieel, materialen of stoffen mogen slechts worden aangewend, zoals bedoeld in artikel 4, mits toelating van de auteur van de classificatie of zijn hiërarchische overste of, in de gevallen door de wet bepaald, onverminderd de eigen bevoegdheden van de gerechtelijke overheden.

Art. 11.De houder van een veiligheidsmachtiging die geclassificeerde informatie, documenten of gegevens, materieel, materialen of stoffen in de uitoefening van zijn functie op een niet-geëigende wijze aanwendt of laat aanwenden zoals bedoeld in artikel 4, zelfs al is dit het gevolg van nalatigheid, voor zover deze ernstig is, wordt gestraft, met gevangenisstraf van één maand tot vijf jaar en met geldboete van honderd frank tot vijfduizend frank, of met een van die straffen alleen. HOOFDSTUK III. - Veiligheidsmachtigingen Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 12.Deze wet is van toepassing wanneer, in het belang van de verdediging van de onschendbaarheid van het nationaal grondgebied, van de militaire defensieplannen, van de vervulling van de opdrachten van de strijdkrachten, van de inwendige veiligheid van de Staat, met inbegrip van het domein van de kernenergie, en van het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde, van de uitwendige veiligheid van de Staat en de internationale betrekkingen, van het wetenschappelijk of economisch potentieel van het land of van elk ander fundamenteel belang van de Staat, van de veiligheid van de Belgische onderdanen in het buitenland of van de werking van de besluitvormingsorganen van de Staat, of tot uitvoering van de verdragen die België binden, de overheid, bevoegd om de toegang tot een betrekking, een functie of een graad, tot geclassificeerde informatie, documenten of gegevens, materieel, materialen of stoffen, tot lokalen, gebouwen of terreinen, of om het sluiten en het uitvoeren van een overeenkomst of een overheidsopdracht te regelen, het bezit van een veiligheidsmachtiging voorschrijft.

In de door de Koning bepaalde gevallen is deze wet eveneens van toepassing op de veiligheidsmachtigingen die worden gevraagd door rechtspersonen of natuurlijke personen die een veiligheidsmachtiging willen verkrijgen om in het buitenland toegang te krijgen tot geclassificeerde informatie, documenten of gegevens, materieel, materialen of stoffen, tot lokalen, gebouwen of terreinen, waartoe alleen de houder van een veiligheidsmachtiging toegang krijgt.

Art. 13.In deze wet wordt verstaan onder : 1° « veiligheidsofficier »;a) de ambtenaar, houder van een veiligheidsmachtiging, die, in een openbaar bestuur, een instelling van openbaar nut of een autonoom overheidsbedrijf die geclassificeerde documenten of materiaal verwerken, door de minister onder wie dat bestuur, die instelling of dat bedrijf ressorteert, wordt aangewezen om te zorgen voor de inachtneming van de veiligheidsregels;b) het personeelslid, houder van een veiligheidsmachtiging, binnen een rechtspersoon die een veiligheidsmachtiging bezit, dat door de leiding van de rechtspersoon wordt aangewezen om te zorgen voor de inachtneming van de veiligheidsregels;2° « veiligheidsmachtiging », het officieel attest, verstrekt op grond van de gegevens verzameld door een inlichtingen- en veiligheidsdienst, luidens hetwelk, om toegang te krijgen tot gegevens waaraan een zekere graad van vertrouwelijkheid is toegekend : - een natuurlijke persoon voldoende garanties biedt inzake geheimhouding, loyauteit en integriteit; - een rechtspersoon voldoende garanties biedt inzake de materiêle en technische middelen en de methoden, gebruikt om deze gegevens te beschermen, en inzake de geheimhouding, de loyauteit en de integriteit van zijn organen en aangestelden die in aanmerking komen om toegang te hebben tot die gegevens; 3° « veiligheidsonderzoek », het onderzoek uitgevoerd door een inlichtingen- en veiligheidsdienst, teneinde vast te stellen dat aan alle noodzakelijke voorwaarden voor het afgeven van de veiligheidsmachtiging is voldaan, gelet op het niveau en het doel van de machtiging;4° « inlichtingen- en veiligheidsdienst », de Veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht.

Art. 14.In het kader van de toepassing van deze wet kunnen persoonsgegevens worden verwerkt, waaronder die bedoeld in de artikelen 6 en 8 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Art. 15.De Koning wijst de collegiale overheid of overheden aan, die bevoegd is of zijn de veiligheidsmachtigingen af te geven of in te trekken. Die overheid of overheden worden hierna « de veiligheidsoverheid » genoemd.

In afwijking van het eerste lid kunnen de volgende overheden de toestemming van de Koning krijgen om de door deze wet aan de veiligheidsoverheid toegewezen bevoegdheden uit te oefenen : 1° de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat of, in geval van verhindering, de adjunct-administrateur-generaal, voor de personeelsleden van die dienst en voor de kandidaten voor een betrekking binnen die dienst;2° de chef van de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht, of een door hem afgevaardigde hoofdofficier, voor de personen die onder de minister van Landsverdediging ressorteren en voor de kandidaten voor een betrekking binnen het ministerie van Landsverdediging. Afdeling 2. - De kennisgeving en de instemming

Art. 16.§ 1. De persoon die een veiligheidsmachtiging moet verkrijgen, wordt op de hoogte gebracht van het niveau en het doel van de machtiging, van de types van gegevens die gedurende het veiligheidsonderzoek kunnen worden onderzocht of geverifieerd, van de wijze waarop het onderzoek verloopt en de geldigheidsduur van de veiligheidsmachtiging.

Zijn instemming is vereist voor het instellen van het veiligheidsonderzoek dat nodig is voor het afgeven van de machtiging.

Die instemming geldt eveneens voor enig later veiligheidsonderzoek dat erop gericht is na te gaan of nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden die vereist zijn voor het aanvangsniveau van de machtiging. De betrokken persoon wordt niettemin steeds vooraf op de hoogte gebracht van elk veiligheidsonderzoek, overeenkomstig § 1, eerste lid.

Die instemming kan op ieder moment ingetrokken worden door de betrokken persoon die niet langer wenst het veiligheidsonderzoek te ondergaan of houder te zijn van een veiligheidsmachtiging.

Indien de machtiging vereist is voor de toegang tot een betrekking, een functie of een graad, maakt de uitdrukkelijke weigering van de kandidaat of, in voorkomend geval, het uitblijven van de instemming binnen een termijn van vijftien dagen na de ontvangst van het document dat hem van het onderzoek op de hoogte brengt, automatisch een einde aan de procedure tot werving, indienstneming, benoeming of bevordering. § 2. De in § 1 bepaalde instemming is niet nodig, wanneer de veiligheidsmachtiging vereist is voor de uitoefening van een ambt waarvoor de betrokken persoon - op grond van zijn statuut - kan worden aangewezen zonder zijn instemming. De betrokken persoon wordt niettemin steeds vooraf op de hoogte gebracht van het veiligheidsonderzoek, overeenkomstig § 1, eerste lid.

Voordat de kandidaat aangeworven of in dienst genomen wordt in een betrekking die aan een dergelijk statuut is onderworpen, moet hij ermee instemmen dat, zolang hij aan dat statuut onderworpen is en indien hij zou worden aangesteld in een functie waarvoor een veiligheidsmachtiging vereist is, veiligheidsonderzoeken worden ingesteld, overeenkomstig het vorige lid. § 3. De in § 1, tweede lid, bedoelde kennisgeving is niet vereist wanneer een later veiligheidsonderzoek noodzakelijk is om informaties te verifiëren over ernstige feiten die erop wijzen dat de gemachtigde persoon niet meer aan de voorwaarden voldoet die vereist zijn voor het niveau van de toegekende machtiging.

In dat geval wordt de veiligheidsoverheid onmiddellijk op de hoogte gebracht. § 4. De personen die de volle leeftijd van achttien jaar hebben en samenwonen met de persoon voor wie de machtiging vereist is, worden eveneens op de hoogte gebracht, wanneer zij, naar gelang van het niveau van de machtiging, eveneens een individueel veiligheidsonderzoek moeten ondergaan.

Art. 17.De in artikel 16 voorziene kennisgeving gebeurt door het overhandigen door de veiligheidsofficier, aan de betrokken persoon en tegen bericht van ontvangst, van een document waarvan het model door de Koning wordt bepaald, alsook van een basisvragenlijst. Het document wordt door de betrokken persoon bewaard en de behoorlijk ingevulde basisvragenlijst wordt, tegen bericht van ontvangst, aan de veiligheidsofficier overhandigd.

De in artikel 16 voorziene instemming of intrekking ervan gebeuren door het afgeven door de betrokkene aan de veiligheidsofficier en tegen bericht van ontvangst, van een document waarvan het model door de Koning wordt bepaald.

Het in het eerste lid bedoelde bericht van ontvangst, het in het tweede lid bedoelde document en de basisvragenlijst worden door de veiligheidsofficier aan de veiligheidsoverheid bezorgd. Afdeling 3. - Het veiligheidsonderzoek

Art. 18.Het veiligheidsonderzoek wordt uitgevoerd door een inlichtingen- en veiligheidsdienst.

Wanneer de persoon voor wie de veiligheidsmachtiging vereist is, in het buitenland zijn woonplaats heeft, er op doorreis is of er verblijft, of er gewoond heeft, er op doorreis is geweest of er verbleven heeft, kan deze dienst om de medewerking van de bevoegde diensten van het gastland verzoeken.

De agenten van de Buitendiensten van de Veiligheid van de Staat en de leden van de Algemene Dienst inlichting en veiligheid belast met het instellen van de veiligheidsonderzoeken, worden aangesteld, respectievelijk door de minister van Justitie, op voordracht van de administrateur-generaal van de Veiligheid van de Staat, en door de minister van Landsverdediging, op voordracht van de chef van de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht.

Bij hun aanstelling krijgen zij een legitimatiekaart, waarvan het model wordt bepaald door de bevoegde minister. Die kaart mag alleen in het kader van de veiligheidsonderzoeken worden gebruikt en moet onmiddellijk worden terugbezorgd aan de overheid die haar heeft afgegeven, zodra de in het derde lid bedoelde aanstelling beëindigd is.

De omvang van het veiligheidsonderzoek varieert naargelang van het niveau van de vereiste veiligheidsmachtiging en wordt, voor elk niveau, bepaald door het Ministerieel Comité voor inlichting en veiligheid. In geen geval mogen hierbij andere onderzoeksbevoegdheden worden gevergd dan die welke worden bepaald in deze wet, met name in artikel 19.

De beslissing van het Ministerieel Comité voor inlichting en veiligheid wordt enkel medegedeeld aan de agenten en leden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, aan de veiligheidsoverheid, alsook aan het Vast Comité I.

Art. 19.In het kader van de veiligheidsonderzoeken en enkel met het oog daarop, kunnen de in artikel 18, derde lid bedoelde agenten en leden, buiten hun bevoegdheden op grond van de artikelen 13 tot 18 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, en met inachtneming van artikel 12 van dezelfde wet, elk onderzoek instellen en alle inlichtingen nodig voor het onderzoek inwinnen.

Met het oog daarop kunnen zij, op voorlegging van hun legitimatiekaart : 1° wat ook hun niveau is, kosteloos toegang krijgen tot het centraal strafregister dat wordt bijgehouden in het ministerie van Justitie, tot de strafregisters en de bevolkings- en vreemdelingenregisters die worden bijgehouden op de gemeenten, tot het Rijksregister, tot het wachtregister van de vreemdelingen, alsook tot de politiegegevens die toegankelijk zijn voor politieambtenaren bij de uitvoering van identiteitscontroles;2° op voorlegging van het in artikel 17 bedoelde document waaruit de instemming van of, in voorkomend geval, de kennisgeving aan de betrokkene blijkt, alle nuttige informatie vragen waarover de algemene politiediensten beschikken;3° op voorlegging van het in het 2° bedoelde document, de mededeling vorderen door de openbare diensten, waarvan de lijst door de Koning bepaald wordt, van alle nuttige inlichtingen betreffende de identiteit of de kredietwaardigheid van de betrokkene waarover deze diensten beschikken.Deze diensten stellen hen kosteloos fotokopieën, uittreksels, of voor eensluidend verklaarde afschriften van documenten, stukken, registers boeken, magneetbanden of computerdiskettes ter beschikking.

Zij moeten hun legitimatiekaart tonen aan elke andere persoon van wie zij, in het kader van het veiligheidsonderzoek, de medewerking vragen.

Indien deze het hen vraagt, moeten zij eveneens het in artikel 17 bedoelde document tonen, waaruit de instemming blijkt van de persoon die aan een onderzoek wordt onderworpen, of, wanneer die instemming niet vereist is, van de kennisgeving.

Wanneer het veiligheidsonderzoek tot doel heeft het verlenen van een veiligheidsmachtiging aan een ingezetene van een vreemde Staat, door de bevoegde overheden van die Staat, in het kader van overeenkomsten van wederzijdse bijstand waardoor België gebonden is, moeten die agenten en leden een document tonen, afkomstig van de veiligheidsoverheid, waaruit het verzoek om medewerking van de vreemde Staat blijkt.

Art. 20.De in artikel 18, derde lid, bedoelde agenten en leden moeten de nodige interne maatregelen nemen om de vertrouwelijke aard te waarborgen van de feiten, de handelingen of de inlichtingen waarvan zij, in het kader van de veiligheidsonderzoeken, kennis hebben genomen.

Art. 21.Buiten het geval dat de veiligheidsmachtiging voor hen vereist is, kunnen de personen, jonger dan 18 jaar, niet aan een veiligheidsonderzoek worden onderworpen. Afdeling 4. - Toekenning en intrekking van de veiligheidsmachtiging

Art. 22.Na afloop van het veiligheidsonderzoek beslist de veiligheidsoverheid, bij gemotiveerde beslissing en binnen de door de Koning bepaalde termijn, over de toekenning van de vereiste veiligheidsmachtiging, op basis van het onderzoeksverslag dat haar wordt voorgelegd door de inlichtingen- en veiligheidsdienst die het onderzoek heeft ingesteld.

Indien zij het nuttig acht voor de analyse van het onderzoeksverslag, verzoekt de veiligheidsoverheid die dienst haar een kopie van het volledige onderzoeksdossier over te zenden. De veiligheidsoverheid kan eveneens van deze dienst de mededeling eisen van enige aanvullende informatie die zij nuttig acht voor de analyse van het onderzoeksverslag.

De beslissing wordt via de veiligheidsofficier ter kennis gebracht van de natuurlijke of rechtspersoon voor wie de machtiging vereist is, binnen de door de Koning bepaalde termijn.

De veiligheidsoverheid kan een veiligheidsmachtiging intrekken op basis van inlichtingen die haar zijn voorgelegd door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten of in het geval bedoeld in artikel 16, § 1, derde lid.

De kennisgeving van de weigering van het verlenen van een veiligheidsmachtiging of van de intrekking van de veiligheidsmachtiging vermeldt de beweegredenen die deze beslissing rechtvaardigen, behoudens elke inlichting waarvan de mededeling schade zou kunnen toebrengen aan de verdediging van de onschendbaarheid van het nationaal grondgebied, aan de militaire defensieplannen, aan de vervulling van de opdrachten van de strijdkrachten, aan de inwendige veiligheid van de Staat, met inbegrip van het domein van de kernenergie, aan het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde, aan de uitwendige veiligheid van de Staat en de internationale betrekkingen, aan het wetenschappelijk of economisch potentieel van het land of aan elk ander fundamenteel belang van de Staat, aan de veiligheid van de Belgische onderdanen in het buitenland, aan de werking van de besluitvormingsorganen van de Staat, aan de bescherming van de bronnen of aan de bescherming van het privé-leven van derden.

De veiligheidsoverheid moet de nodige interne maatregelen nemen om het vertrouwelijk karakter van de onderzoeksverslagen en, in voorkomend geval, van de onderzoeksdossiers te waarborgen. HOOFDSTUK IV. - De geheimhouding, diverse en slotbepalingen

Art. 23.De leden van de veiligheidsoverheid bedoeld in artikel 15, het personeel belast met de uitvoering van haar opdracht en de veiligheidsofficieren zijn verplicht de geheimen te bewaren die hen zijn toevertrouwd omwile van de medewerking die zij verlenen aan de toepassing van deze wet.

De geheimhoudingsplicht blijft bestaan, zelfs wanneer zij opgehouden hebben deze medewerking te verlenen.

Art. 24.Onverminderd artikel 458 van het Strafwetboek, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en geldboete van honderd frank tot vierduizend frank, of met een van die straffen alleen, iedere persoon bedoeld in artikel 23, die de geheimen zou hebben onthuld, met schending van dat artikel.

Art. 25.Behalve wanneer de redenen waarom ze werden verzameld nog steeds bestaan en hun bewaring bijgevolg geboden blijft, worden de persoonlijke gegevens die in het kader van deze wet worden ingewonnen of ontvangen, vernietigd zodra de betrokken persoon niet langer aan een veiligheidsonderzoek kan worden onderworpen.

Behalve wanneer de redenen waarom ze werden verzameld nog steeds bestaan en hun bewaring bijgevolg geboden blijft, worden de gegevens die in het kader van de in artikel 12, tweede lid, bedoelde veiligheidsonderzoeken worden ingewonnen, vernietigd na een periode van twee jaar vanaf de datum waarop de geldigheid van de veiligheidsmachtiging vervalt.

Art. 26.§ 1. De wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur is niet van toepassing op informatie, documenten of gegevens, materieel, materialen of stoffen, in welke vorm ook, die met toepassing van de bepalingen van deze wet geclassificeerd zijn. § 2. In artikel 3, § 3, eerste lid, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens worden de woorden « en de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van het ministerie van Landsverdediging » vervangen door de woorden « , de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van het ministerie van Landsverdediging, het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten, de dienst Enquêtes van dit comité, het beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen ingesteld bij de wet van 11 december 1998 tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen en de veiligheidsoverheid bedoeld in artikel 15 van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen. »

Art. 27.Artikel 16, § 2, tweede lid, is niet van toepassing op de personen die aangeworven of in dienst genomen zijn vóór de datum waarop deze bepaling in werking treedt.

Art. 28.De koninklijke besluiten tot uitvoering van deze wet worden genomen na advies van het Ministerieel Comité voor inlichting en veiligheid.

Art. 29.De Koning bepaalt de datum waarop de bepalingen van deze wet in werking treden.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleerd en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 11 december 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister, Minister van Landsverdediging, belast met Energie, J.-P. PONCELET De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota's (1) Zitting 1996-1997. Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire bescheiden. - Ontwerp van wet, nr. 1193/1 en 1193/11.

Amendementen, nrs. 1193/2 en 1193/8. - Verslag, nr. 1193/9.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 2 juni 1998. - Aanneming. Vergadering van 3 juni 1998. (1) Zitting van 1997-1998. Senaat.

Parlementaire bescheiden. - Ontwerp van wet overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nrs. 1011/1 en 1011/8. - Verslag, nr. 1011/4. - Amendementen, nrs. 1011/2, 1011/3 en 1011/6.

^