gepubliceerd op 31 maart 2000
Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspleging voor het beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen
24 MAART 2000. - Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspleging voor het beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 11 december 1998 tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen, inzonderheid op artikel 9, laatste lid;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 1 april 1999 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 2 juni 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Eerste Minister, Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Landsverdediging, Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de berekening van de termijnen bepaald in artikel 4, eerste en tweede lid, van de wet van 11 december 1998 tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen, wordt de dag die het uitgangspunt vormt, niet tot die termijn gerekend.
De vervaldag wordt tot de termijn gerekend.
Is de vervaldag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt die dag verschoven naar de eerstvolgende werkdag.
Art. 2.Onverminderd artikel 16 van het koninklijk besluit van 24 maart 2000 tot uitvoering van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, worden alle processtukken aan het beroepsorgaan toegezonden bij ter post aangetekende brief.
De processtukken, alsook de betekeningen, kennisgevingen en oproepingen, worden door het beroepsorgaan verzonden bij ter post aangetekende brief met ontvangstmelding.
De termijn waarover de partijen beschikken gaat in met de dag van ontvangst van het schrijven.
Zo de geadresseerde het schrijven weigert gaat de termijn in met de dag van de weigering.
De datum van het postmerk heeft bewijskracht zowel voor de verzending als voor de ontvangst of voor de weigering.
Zo de geadresseerde langs de post niet werd bereikt, maakt de griffier van het Vast Comité I, die optreedt in de hoedanigheid van griffier van het beroepsorgaan, het schrijven over langs administratieve weg.
De aangezochte burgemeester treft de nodige maatregelen om het schrijven aan de geadresseerde te doen geworden en stelt de griffier hiervan in kennis.
Art. 3.De beroepsakte wordt ondertekend en gedagtekend door de eiser of door een advocaat. Zij bevat : 1° voor de natuurlijke personen : a) de naam en voornamen, plaats en datum van geboorte, woon- of verblijfplaats van de eiser;b) de huidige functie en de functie waarvoor de veiligheidsmachtiging wordt gevraagd alsmede het niveau ervan; of, indien het een rechtspersoon betreft : a) de benaming en de maatschappelijke zetel;b) de identiteit van de bestuurders, zaakvoerders, commissarissen of personen aangesteld voor het bestuur of het beheer;c) het doel waarvoor de veiligheidsmachtiging wordt gevraagd alsmede het niveau ervan;2° een uiteenzetting van de omstandigheden van de zaak en de ingeroepen redenen.
Art. 4.De eiser voegt bij zijn beroep een kopie van de beslissing waartegen het beroep is gericht, behalve in het geval bedoeld in artikel 10, § 1, van de wet van 11 december 1998 tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen.
Als de eiser een rechtspersoon is, zendt hij ook een kopie van de statuten mee.
Voorts kan de eiser bij zijn beroep elk document voegen dat hij dienstig acht.
Art. 5.Bij iedere beroepsakte worden twee door de ondertekenaar eensluidend verklaarde afschriften ervan gevoegd.
De beroepsakte bevat een inventaris van de ter staving ingeroepen stukken.
Art. 6.De griffier van het beroepsorgaan meldt ontvangst van het beroep.
Binnen de drie werkdagen volgend op de ontvangst van de beroepsakte zendt de griffier van het beroepsorgaan een kopie van de beroepsakte naar de veiligheidsoverheid. Deze geeft binnen de vijftien dagen na de ontvangst van de beroepsakte gevolg aan het bepaalde in artikel 5, § 1, van dezelfde wet.
Het dossier van de veiligheidsoverheid wordt overgezonden met een inventaris van de stukken waaruit het samengesteld is.
De griffier van het beroepsorgaan houdt een register van de beroepen bij.
Art. 7.Wanneer het beroepsorgaan oordeelt dat het dossier volledig is, verwittigt de griffier van het beroepsorgaan de eiser en zijn advocaat van de datum vanaf wanneer zij overeenkomstig artikel 6 van dezelfde wet het dossier mogen inzien, alsmede van de datum vastgesteld voor het verhoor van de eiser.
De griffier van het beroepsorgaan inventariseert het dossier van de procedure en stelt proces-verbaal op van de verhoren.
Art. 8.De beslissing van het beroepsorgaan wordt ondertekend door de voorzitter van het Vast Comité I, die optreedt in de hoedanigheid van voorzitter van het beroepsorgaan, en door de griffier van het beroepsorgaan.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op dezelfde dag als de wet van 11 december 1998 tot oprichting van een beroepsorgaan inzake veiligheidsmachtigingen.
Art. 10.Onze Eerste Minister en Onze Ministers en Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 24 maart 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN