gepubliceerd op 20 juli 2006
Wet betreffende de analyse van de dreiging
10 JULI 2006. - Wet betreffende de analyse van de dreiging (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.In de zin van deze wet wordt verstaan onder : 1° « inlichtingen » : de informatie en gegevens die door de verschillende ondersteundende diensten in het kader van hun wettelijke opdrachten worden verwerkt en desgevallend geanalyseerd;2° « ondersteunende diensten » : a) de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst, hierna de « wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst » genoemd;b) de politiediensten zoals bedoeld in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;c) de federale overheidsdienst Financiën, in het bijzonder de Administratie der Douane en Accijnzen;d) de federale overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;e) de federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken, in het bijzonder de Dienst Vreemdelingenzaken;f) de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken;g) de door de Koning op voorstel van het Ministerieel Comité aangewezen overheidsdiensten;3° « Ministerieel Comité » : het Ministerieel Comité inlichting en veiligheid, zoals bedoeld in artikel 3, 1°, van de wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst. Het koninklijk besluit, bedoeld in het eerste lid, 2°, g), moet binnen een termijn van één jaar, te rekenen vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit, worden bekrachtigd door een wet.
Art. 3.In deze wet worden beoogd, de dreigingen opgesomd in artikel 8, 1°, b) en c), van de wet inzake de inlichtingen- en veiligheidsdienst, die de inwendige en uitwendige veiligheid van de Staat, de Belgische belangen en de veiligheid van de Belgische onderdanen in het buitenland of elk ander fundamenteel belang van het land zoals bepaald door de Koning op voorstel van het Ministerieel Comité, zouden kunnen aantasten.
De Koning kan, op voorstel van het Ministerieel Comité, de in het eerste lid bedoelde dreigingen uitbreiden tot één of meerdere andere dreigingen vermeld in artikel 8 van de wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst.
Art. 4.Wat betreft de in artikel 3 bedoelde dreigingen, legt de Koning op voorstel van het Ministerieel Comité de prioritaire evaluatieopdrachten van het in artikel 5 bedoelde orgaan vast. HOOFDSTUK II. - Organisatie
Art. 5.Er wordt, onder de benaming « Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse », hierna « OCAD » genoemd, een orgaan opgericht dat belast is met de evaluatie van de dreiging overeenkomstig de artikelen 3 en 4.
Dit orgaan staat onder het gemeenschappelijke gezag van de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken. Behoudens de in deze wet vermelde uitzonderingen worden deze ministers gezamenlijk belast met de organisatie en het algemeen bestuur van het OCAD.
Art. 6.Onverminderd de verplichtingen opgenomen in de internationale rechtsnormen die hen binden, zijn de ondersteunende diensten verplicht, ambtshalve of op vraag van de directeur van het OCAD alle inlichtingen waarover zij in het kader van hun wettelijke opdrachten beschikken en die relevant zijn voor het vervullen van de in artikel 8, 1° en 2°, bepaalde opdrachten aan het OCAD mee te delen binnen de termijnen en volgens de modaliteiten bepaald door de Koning. Indien de directeur van het OCAD zich op de hoogdringendheid beroept, moeten deze inlichtingen onmiddellijk worden meegedeeld.
Art. 7.§ 1. Het OCAD is samengesteld uit volgende personeelsleden : - een directeur en een adjunct-directeur, die de dagelijkse leiding en het beheer waarnemen; - de deskundigen die worden gedetacheerd uit de ondersteunende diensten; - de hiertoe specifiek aangeworven analisten; - het administratief personeel.
De directeur, de adjunct-directeur en de deskundigen oefenen hun functie voltijds uit. § 2. Alle personeelsleden worden aangesteld door de Koning, op gezamenlijk voorstel van de Minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken. De aanstelling van de gedetacheerde ambtenaren gebeurt evenwel op voorstel van de minister bevoegd voor de dienst waaruit de betrokkene gedetacheerd wordt.
De Koning kan, op gezamenlijk voorstel van de Minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken, een einde maken aan de aanstelling van elk van de personeelsleden wegens een tekortkoming aan hun verplichtingen in de schoot van het OCAD. De Koning bepaalt, op gezamenlijk voorstel van de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken, het aantal personeelsleden, de functieprofielen en het personeelsstatuut, zonder afbreuk te doen aan hun oorspronkelijk administratief en geldelijk statuut in geval zij gedetacheerd worden. Hij kan, op gezamenlijk voorstel van de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken, specifieke regels bepalen inzake de evaluatie en de ordemaatregelen van het personeel dat gedetacheerd is. § 3. Op het ogenblik van hun aanstelling moeten de directeur en de adjunct-directeur de volgende voorwaarden vervullen : 1° magistraat zijn;2° de volle leeftijd van 35 jaar hebben bereikt;3° een voor de opdrachten van het OCAD nuttige ervaring hebben van ten minste vijf jaar;4° houder zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau « zeer geheim » krachtens de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen. Zij worden aangesteld voor een periode van vijf jaar die tweemaal kan worden verlengd. Voor de duur van hun detachering handelen deze magistraten volkomen onafhankelijk van hun korps van oorsprong.
Indien uit het diploma van de directeur blijkt dat hij de examens van licentiaat, van master of van doctor in de rechten in het Nederlands of in het Frans heeft afgelegd, moet uit het diploma van de adjunct-directeur blijken dat hij de examens van licentiaat, van master of van doctor in de rechten respectievelijk in het Frans of in het Nederlands heeft afgelegd.
In geval van ontslag van de directeur of van de adjunct-directeur, wordt zo spoedig mogelijk in zijn opvolging voorzien teneinde de lopende termijn van de aanstelling te vervolledigen. § 4. Op het ogenblik van hun aanstelling moeten de gedetacheerde deskundigen en de analisten de volgende voorwaarden vervullen : 1° Belg zijn;2° het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten;3° de volle leeftijd van 30 jaar hebben bereikt;4° hun woonplaats in België hebben;5° een voor de opdrachten van het OCAD nuttige ervaring hebben van ten minste vijf jaar;6° houder zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau « zeer geheim » krachtens de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen. § 5. Op het ogenblik van hun aanstelling moeten de leden van het administratief personeel de volgende voorwaarden vervullen : 1° Belg zijn;2° het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten;3° houder zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau « zeer geheim » krachtens de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen. HOOFDSTUK III. - Opdrachten
Art. 8.Het OCAD heeft als opdracht : 1° op periodieke basis een gemeenschappelijke strategische evaluatie uit te voeren die moet toelaten te oordelen of dreigingen, bedoeld in artikel 3, zich kunnen voordoen of, indien ze al vastgesteld werden, hoe deze evolueren en welke maatregelen in voorkomend geval noodzakelijk zijn;2° op punctuele basis een gemeenschappelijke evaluatie uit te voeren die moet toelaten te oordelen of dreigingen, bedoeld in artikel 3, zich voordoen en welke maatregelen in voorkomend geval noodzakelijk zijn;3° met gelijkaardige buitenlandse of internationale diensten specifieke internationale contacten te verzekeren overeenkomstig de richtlijnen van het Ministerieel Comité.De gegevens, de informatie of de inlichtingen verkregen ter gelegenheid van deze contacten worden meegedeeld aan de bevoegde Belgische diensten.
Art. 9.§ 1. Met het oog op het vervullen van de in artikel 8 bedoelde opdrachten, wordt binnen het OCAD een informatiesysteem opgericht bestaande uit een gegevensbank en werkbestanden.
De gegevensbank laat de verwerking van inlichtingen over personen, groeperingen, voorwerpen en gebeurtenissen toe die kaderen binnen de uitoefening van de bij artikel 8 aan het OCAD toevertrouwde opdrachten.
De verwerkte gegevens moeten een rechtstreeks verband houden met het doel van het bestand en zich beperken tot de vereisten die er uit voortvloeien.
De specifieke doeleinden van de gegevensbank, de juiste categorieën van de behandelde gegevens en inlichtingen, de termijnen van bewaring van de gegevens, de modaliteiten van toegang en mededeling en de modaliteiten van verwijdering worden door de Koning vastgelegd bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. § 2. De werkbestanden zijn aangelegd voor een wisselende duur met het oog op de analyse van één of meer bijzondere dreigingen.
Na afsluiting van iedere analyse wordt op basis van een evaluatie bepaald welke gegevens in de gegevensbank worden opgenomen en welke worden vernietigd. § 3. Wat betreft de geautomatiseerde verwerking van de gegevens en informatie binnen het OCAD treft de directeur passende technische en organisatorische maatregelen om : 1° te verhinderen dat onbevoegden toegang krijgen tot de installaties die gebruikt worden voor de verwerking van de gegevens en de informatie;2° te verhinderen dat onbevoegden de gegevensdragers lezen, kopiëren, wijzigen of meenemen;3° te verhinderen dat onbevoegden gegevens in het informatiesysteem invoeren of opgeslagen gegevens lezen, wijzigen of verwijderen;4° te verhinderen dat onbevoegden welkdanig deel van het informatiesysteem gebruiken met behulp van datatransmissie-apparatuur;5° te waarborgen dat diegenen die bevoegd zijn om het informatiesysteem te gebruiken, uitsluitend toegang krijgen tot de gegevens waarvoor hun toegangsrecht geldt;6° te waarborgen dat kan worden nagegaan en vastgesteld aan welke instanties gegevens en informatie verstrekt kunnen worden;7° te waarborgen dat achteraf kan worden nagegaan en vastgesteld welke gegevens en informatie in het informatiesysteem zijn ingevoerd, alsook wanneer en door wie de gegevens en informatie zijn ingevoerd;8° te verhinderen dat bij de transmissie of het vervoer van de gegevens en informatie onbevoegden gegevens lezen, kopiëren, wijzigen of verwijderen;9° te waarborgen dat de gebruikte technologiën in geval van storing onverwijld opnieuw hersteld kunnen worden;10° te waarborgen dat de functies van het informatiesysteem foutloos verlopen, dat eventuele functionele storingen onmiddellijk gesignaleerd worden en dat opgeslagen gegevens niet door verkeerd functioneren van het systeem vervalst kunnen worden. Elke koppeling tussen de gegevensbank of een werkbestand van het OCAD en het geheel of een gedeelte van een andere nationale, buitenlandse of een van een internationale organisatie afhankelijk informatiesysteem is verboden.
De persoonsgegevens worden ingezameld en verwerkt onder de verantwoordelijkheid van de directeur van het OCAD.
Art. 10.§ 1. De evaluaties, bedoeld in artikel 8, 1°, worden ambtshalve of op vraag van een lid van de regering, uitgevoerd en meegedeeld aan : a) de leden van het Ministerieel Comité;b) de ondersteunende diensten;c) het lid van de regering dat de evaluatie heeft gevraagd;d) de Algemene directie Crisiscentrum;e) het Federaal Parket en aan het lid van het College van procureurs-generaal dat specifiek belast is met terrorisme en extremisme. § 2. De evaluaties, bedoeld in artikel 8, 2°, die op initiatief van het OCAD worden uitgevoerd, worden meegedeeld aan de personen en diensten bedoeld in § 1, a), b), d) en e), aan de veiligheidsoverheid, bedoeld in artikel 15 van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, evenals aan ieder lid van de regering waarvan de directeur van het OCAD het noodzakelijk oordeelt het te informeren. § 3. De evaluaties, bedoeld in artikel 8, 2°, die op vraag van een van de ondersteunende diensten worden uitgevoerd, worden meegedeeld aan deze dienst en aan de minister waarvan deze afhangt, evenals aan de personen en diensten bedoeld in § 1, a), d) en e).
De dienst die de evaluatie gevraagd heeft, bepaalt in overleg met de directeur van het OCAD of de gevraagde evaluatie kan worden meegedeeld aan de andere personen en diensten waarvan zij het noodzakelijk achten deze in te lichten. § 4. Tweemaal per jaar wordt een evaluatieverslag van de activiteiten en van de strategische doelstellingen omtrent de activiteiten van het OCAD voorgelegd aan het Ministerieel Comité dat het vervolgens overzendt aan het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingendiensten en aan het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten. § 5. De Koning bepaalt, op voorstel van het Ministerieel Comité, de nadere regels van de evaluaties, bedoeld in §§ 1 tot 3 alsook deze betreffende de evaluatieverslagen, bedoeld in § 4. HOOFDSTUK IV. - Embargoprocedures
Art. 11.In afwijking van artikel 6 worden de inlichtingen van gerechtelijke aard, waarvan de Federale Procureur van oordeel is dat de mededeling aan het OCAD de uitoefening van de strafvordering of de veiligheid van personen in gevaar kan brengen, uitsluitend aan de directeur van het OCAD toegestuurd.
De directeur van het OCAD en de Federale Procureur beslissen samen of en in welke mate deze inlichtingen worden opgenomen in de evaluatie en, in voorkomend geval, in afwijking van artikel 10, aan welke andere overheden deze evaluatie wordt meegedeeld.
Indien echter de Federale Procureur en de directeur van het OCAD van oordeel zijn dat deze inlichtingen onontbeerlijk zijn om voor de bescherming van personen noodzakelijke maatregelen te treffen, worden deze inlichtingen geïntegreerd in de evaluatie.
In de gevallen bedoeld in het tweede en derde lid wordt de Federale Procureur betrokken bij de beslissing omtrent de door de bevoegde overheden te nemen operationele maatregelen.
Art. 12.In afwijking van artikel 6 worden de inlichtingen, aangeleverd door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, door de Administratie der Douane en Accijnzen van de federale overheidsdienst Financiën en de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken, die afkomstig zijn van een gelijkaardige buitenlandse dienst die uitdrukkelijk gevraagd heeft deze niet aan andere diensten toe te zenden, of waarvan de toezending de veiligheid van een menselijke bron in gevaar kan brengen, uitsluitend door het hoofd van een van de drie bedoelde voornoemde diensten aan de directeur van het OCAD meegedeeld.
De directeur van het OCAD en het hoofd van een dienst bedoeld in het eerste lid beslissen samen of en in welke mate deze inlichtingen worden opgenomen in de evaluatie en desgevallend, in afwijking van artikel 10, aan welke andere overheden deze evaluatie wordt meegedeeld.
Indien echter het betrokken hoofd van de dienst en de directeur van het OCAD van oordeel zijn dat deze inlichtingen onontbeerlijk zijn om voor de bescherming van personen noodzakelijke maatregelen te treffen, worden deze inlichtingen geïntegreerd in de evaluatie.
In de gevallen bedoeld in het tweede en derde lid wordt het hoofd van de betrokken dienst betrokken bij de beslissing omtrent de door de bevoegde overheden te nemen operationele maatregelen. HOOFDSTUK V. - Strafbepalingen
Art. 13.Ieder lid van het OCAD dat zijn medewerking verleent aan de toepassing van deze wet is verplicht de geheimen te bewaren die hem zijn toevertrouwd in de uitoefening van zijn opdracht of zijn medewerking.
Het geheim blijft bestaan zelfs wanneer het lid het OCAD heeft verlaten of zijn medewerking heeft stopgezet.
Onverminderd artikel 458 van het Strafwetboek wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met geldboete van honderd euro tot vierduizend euro of met één van deze straffen alleen, de persoon die de geheimen waarover hij beschikt met schending van dit artikel onthult.
De bepalingen van Boek 1 van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn toepasselijk op dit misdrijf.
Art. 14.Elke ambtenaar van de ondersteunende diensten die willens en wetens informatie, gegevens en inlichtingen achterhoudt waardoor de dienst waartoe hij behoort wordt verhinderd aan de in artikel 6 bedoelde verplichting te voldoen, wordt gestraft met gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro of met één van deze straffen alleen.
De bepalingen van Boek 1 van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn toepasselijk op dit misdrijf. HOOFDSTUK VI. - Wijziging van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens
Art. 15.In artikel 3, § 4, van de wet van 8 december 1992, gewijzigd bij de wetten van 11 december 1998 (I) en 11 december 1998 (II), worden tussen de woorden « ervan, » en « indien » de woorden « en door het Coördinatieorgaan voor de dreiginganalyse » ingevoegd. HOOFDSTUK VII. - Wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt
Art. 16.In artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, ingevoegd bij de wet van 7 december 1998 en gewijzigd bij de wetten van 2 april 2001, 26 april 2001 en 3 mei 2003, worden na de woorden « de Dienst Enquêtes van het Vast Comité I, », de woorden « het Coördinatieorgaan voor de dreiginganalyse, » ingevoegd. HOOFDSTUK VIII. - Slot- en overgangsbepalingen
Art. 17.Het OCAD treedt in de rechten en de verplichtingen van de Antiterroristische Gemengde Groep, opgericht bij koninklijk besluit van 17 oktober 1991.
Het huidige bij de Antiterroristische Gemengde Groep, gedetacheerde personeel wordt overgedragen naar het OCAD voor een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze wet.
De Koning bepaalt de modaliteiten van deze overdracht.
Voor een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze wet wordt de functie van adjunct-directeur van het OCAD uitgeoefend door de huidige directeur van de Antiterroristische Gemengde Groep. De verplichting bedoeld in artikel 7, § 3, derde lid, geldt niet gedurende die periode.
Art. 18.Met uitzondering van artikel 1 en onderhavige bepaling, die in werking treden de dag waarop zij worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, treden de bepalingen van deze wet in werking op een door de Koning te bepalen datum en uiterlijk op 1 december 2006.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 10 juli 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Mobiliteit en Vervoer, R. LANDUYT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-2032 - 2005/2006 : Nr. 1 : Wetsontwerp.
Nr. 2 : Erratum.
Nrs. 3 tot 5 : Amendementen.
Nr. 6 : Verslag.
Nr. 7 : Tekst aangenomen door de commissies (art. 78 van de Grondwet).
Nr. 8 : Tekst aangenomen door de commissies (art. 77 van de Grondwet).
Nr. 9 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag : 8 en 9 maart 2006.
Stukken van de Senaat : 3-1611 - 2005/2006 : Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.
Nr. 2 : Amendementen.
Nr. 3 : Verslag.
Nr. 4 : Artikel verbeterd door de Commissie.
Nr. 5 : Beslissing om niet te amenderen.
Handelingen van de Senaat : 15 juni 2006.