Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 juli 2016
gepubliceerd op 22 september 2016

Koninklijk besluit betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis "Het informatiebeheer" van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie
numac
2016000534
pub.
22/09/2016
prom.
21/07/2016
ELI
eli/besluit/2016/07/21/2016000534/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 JULI 2016. - Koninklijk besluit betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighters en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis "Het informatiebeheer" van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat door ons ter ondertekening aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd, heeft tot doel de voorwaarden te bepalen die betrekking hebben op het beheer van de gemeenschappelijke gegevensbank Foreign Terrorist Fighers (hierna de "gegevensbank F.T.F." genoemd).

I. Algemene commentaar.

Dit ontwerp van koninklijk besluit heeft tot doel bepaalde aspecten van de gegevensbank F.T.F. uit te werken zoals de wet op het politieambt het voorziet voor elke gemeenschappelijke gegevensbank die opgericht wordt door de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie in het kader van het voorkomen en het bestrijden van terrorisme en extremisme dat tot terrorisme kan leiden.

De wet van 27-04-2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme heeft in de afdeling 1bis « Het informatiebeheer » van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt, voor de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie de mogelijkheid ingevoerd om gemeenschappelijke gegevensbanken op te richten.

Deze gemeenschappelijke gegevensbanken maken het voor verschillende diensten die over verschillende bevoegdheden beschikken mogelijk om hun gegevens en informatie te delen teneinde doeltreffender te zijn in het kader van het bestrijden en het opvolgen van terrorisme en van extremisme dat tot terrorisme kan leiden.

De bedoeling is om kennis te delen met het oog op de bescherming van onze burgers tegen het blind geweld van bepaalde personen of groeperingen en met het oog op het anticiperen en het verhinderen van deze gewelddadige acties.

Gelet op deze doelstelling en de huidige context, hebben de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie beslist om een gemeenschappelijke gegevensbank op te richten, genoemd gegevensbank F.T.F. Dankzij deze gegevensbank maakt een inlichtingenfiche van de personen die betrokken zijn bij het fenomeen van strijders die afreizen naar jihadistische gevechtszones het niet alleen mogelijk de potentiële dreiging te beoordelen die deze personen vertonen, maar voornamelijk er een opvolging van te verzekeren met het oog op het anticiperen en het verhinderen van mogelijke terroristische acties door hen.

Onder jihadistische conflictzone dient te worden verstaan een grondgebied waarop strijd wordt geleverd om een stellingname binnen het islamitische geloof op een gewelddadige manier te propageren, op te leggen of te beschermen. De ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, op basis van de strategische analyse van het OCAD, proponeren het grondgebied bij de Nationale Veiligheidsraad als "jihadistische conflictzone". Op die manier worden de operationele en politieke visies gecoördineerd omwille van de te nemen maatregelen ten aanzien van bepaalde personen die zich naar een dergelijke conflictzone begeven of begeven hebben.

De personen die specifiek door deze gegevensbank geviseerd worden zijn de foreign terrorist fighters die in België gevestigde residenten zijn of die er verbleven hebben, die al dan niet de Belgische nationaliteit bezitten en die hetzij : - naar een jihadistische conflictzone zijn afgereisd om er zich aan te sluiten bij of actieve of passieve steun te verlenen aan groeperingen die terroristische activiteiten uitvoeren of ondersteunen; - vanuit België op weg zijn naar een jihadistische conflictzone om zich aan te sluiten bij, of actieve of passieve steun te verlenen aan groeperingen die terroristische activiteiten uitvoeren of ondersteunen; - naar België onderweg of teruggekeerd zijn uit een jihadistische conflictzone waar zij zich aansloten bij, of actieve of passieve steun verleenden aan groeperingen die terroristische activiteiten uitvoeren of ondersteunen; - gewild of ongewild verhinderd werden om naar een jihadistische conflictzone af te reizen om zich aan te sluiten bij, of actieve of passieve steun te verlenen aan groeperingen die terroristische activiteiten uitvoeren of ondersteunen; - de ernstige intentie hebben te zullen vertrekken naar een jihadistische conflictzone om zich aan te sluiten bij, of actieve of passieve steun te verlenen aan groeperingen die terroristische activiteiten uitvoeren of ondersteunen.

Tevens worden de personen bedoeld die zich in een situatie bevinden die een opvolging vereist omwille van aanwijzingen die het mogelijk maken te besluiten dat zij zich in een van de hierboven beschreven situaties bevinden. Het betreft namelijk personen die nog niet beantwoorden aan de voorgaande criteria maar voor wie bepaalde aanwijzingen bestaan dat zij als foreign terrorist fighter zouden kunnen beschouwd worden. Deze personen zullen bijgevolg in de gegevensbank F.T.F. geregistreerd worden met als doel andere gegevens of informatie te kunnen inzamelen die al dan niet het statuut van foreign terrorist fighter zullen onderbouwen.

De exploitatie van de gegevens van de inlichtingenfiche zal een waardevol middel zijn aangaande de dreiging die de persoon vertoont en ten aanzien van de opvolging die moet georganiseerd worden.

Deze fiche, die door de expert inzake de dreigingsanalyse die OCAD is, geëvalueerd werd, is van die aard dat zij onophoudelijk moet evolueren in functie van de informatie die aangevoerd wordt door de diensten die de gegevensbank F.T.F. voeden.

Naast de functie van consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer die al voorzien is in verschillende wetgevingen, creëert artikel 44/11/3bis van de wet op het politieambt twee andere sleutelfuncties die eigen zijn aan de gemeenschappelijke gegevensbanken : de beheerder en de operationeel verantwoordelijke.

Het is belangrijk gebleken om voor een gegevensbank die door een veelvoud aan partners gevoed en geraadpleegd wordt in sleutelfuncties te voorzien die welbepaalde opdrachten hebben om de dagelijkse goede werking van de gegevensbank te verzekeren.

Naast de in de wet bepaalde algemene opdrachten, vult dit ontwerp van koninklijk besluit de opdrachten aan die de veiligheidsconsulent, de beheerder en de operationeel verantwoordelijke uitoefenen om de gegevensbank F.T.F. optimaal te laten functioneren. Zo wordt er tevens voorzien dat ze samenwerken, meer bepaald in het geval van een technisch en/of functioneel incident.

Ten slotte wensten zowel de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer als de Raad van State dat personen/diensten duidelijk geïdentificeerd zouden worden als contactpersonen voor de verschillende betrokken partners en voor de controleorganen.

Overeenkomstig artikel 44/11/3bis, § 4 van de wet op het politieambt, bepaalt het voorliggend ontwerp de gegevenstypes die in de gegevensbank F.T.F. zullen geregistreerd worden.

Gelet op het feit dat de in de gegevensbanken van de diensten die de gegevensbank F.T.F. voeden geregistreerde gegevens en informatie gemeenschappelijk ter beschikking worden gesteld, gaat het er tevens om de verantwoordelijkheden op het vlak van de gegevensbescherming en de beveiliging te bepalen. De verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevensbank F.T.F. kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor een gegeven of een informatie die niet rechtmatig is in de zin van de wet persoonlijke levenssfeer en waarvoor er een andere verantwoordelijke voor de verwerking bestaat die er zelf toe gehouden is te waken over de rechtmatigheid van zijn eigen gegevens en informatie. Op dezelfde manier kan de verantwoordelijke voor de verwerking van een brongegevensbank geen verantwoordelijkheid dragen over een gegeven dat of een informatie die vervolgens in de gegevensbank F.T.F. verwerkt werd.

Tot slot vereist de wet op het politieambt dat ook de bepaling van de toegangen en de nadere regels ervan bij besluit geregeld worden.

De wet voorziet in een gradatie van de toegangen die als volgt samengevat kan worden : OCAD, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten evenals de geïntegreerde politie zijn diensten die onvermijdelijk zijn voor het bestrijden van terrorisme. Deze diensten hebben bijgevolg wettelijk rechtstreekse toegang tot de gegevens en informatie van een gemeenschappelijke gegevensbank, in casu, de gegevensbank F.T.F. Een tweede categorie van diensten viseert de diensten, die op het ogenblik van het opstellen van de wet inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, de vermoedelijke partners zijn op het gebied van de bestrijding van terrorisme omdat zij zelf gegevens die in deze context belangrijk zijn, verwerken. Deze diensten kunnen, onder bepaalde voorwaarden, rechtstreeks toegang hebben tot of over de mogelijkheid beschikken om de gegevens en de informatie van een gemeenschappelijke gegevensbank te bevragen (soort van HIT, NO HIT).

In het geval van de gegevensbank F.T.F., is gebleken dat enkele van deze diensten gegevens en informatie bijhielden die deze van de politiediensten, van het OCAD en van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten konden verrijken. Bijgevolg hebben zij eveneens rechtstreeks toegang tot de gegevensbank F.T.F. en moeten zij deze laatste voeden met hun eigen gegevens en informatie die toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn in het licht van de nagestreefde doelstellingen.

Niettemin zullen de partnerdiensten niet over dezelfde rechten beschikken dan deze die toegekend werden aan de basisdiensten en dit omdat ze geen inlichtingenfiches zullen kunnen creëren.

Tevens is gebleken dat sommige diensten zich, in een eerste tijd, zouden kunnen tevreden stellen met een toegang tot de gegevensbank F.T.F via een rechtstreekse bevraging. Het betreft diensten die op een ander niveau dan deze die een rechtstreekse toegang hebben, eveneens bijdragen tot de opvolging van een foreign terrorist fighter en die bepaalde informatie zouden bijhouden die relevant is om mee te delen voor de uitgevoerde dreigingsanalyse.

Tot slot wordt er tevens in een derde categorie van diensten voorzien omwille van de organisatie van de opvolging en de begeleiding van de daders van misdrijven waarmee deze diensten op basis van een mandaat van een gerechtelijke overheid belast zijn. Aangezien dit mandaat F.T.F. kan betreffen en dat het luik inzake de preventie en de opvolging van deze F.T.F een van de doeleinden van de dynamische gegevensbank uitmaakt, is de rechtstreekse toegang van deze diensten essentieel. Het gaat er helemaal niet om een toegangsrecht tot de gegevensbank F.T.F. te verlenen voor andere opdrachten, aan andere diensten van de gemeenschappen of om toegang te hebben tot de informatie betreffende de personen die niet het voorwerp uitmaken van een begeleidings- of opvolgingsmaatregel. Daarom is hun toegang beperkt tot de gegevens en de informatie met betrekking tot de foreign terrorist fighters ten aanzien van wie de betrokken dienst de begeleiding en de opvolging moet verzekeren.

In het kader van zijn bevoegdheden op het vlak van de veiligheid zal de burgemeester bepaalde gegevens en informatie uit de gegevensbank F.T.F. bekomen aangezien het er om gaat het hem mogelijk te maken de problematiek op lokaal niveau te beheren. Met dit doel zal hem een uittreksel van de inlichtingenfiche verstrekt worden met de gegevens en informatie die strikt noodzakelijk zijn voor het vervullen van zijn opdrachten.

Krachtens artikel 8 § 2, 1° van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake de administratieve vereenvoudiging, is dit project vrijgesteld van een voorafgaande impactanalyse daar het betrekking heeft op bepalingen inzake de nationale veiligheid.

II. Artikelsgewijze commentaar.

Artikel 1.

Dit artikel verduidelijkt enkele begrippen die regelmatig terugkeren in het aan u voorgelegde ontwerp. Sommige ervan komen voort uit of verwijzen naar de wet op het politieambt (operationeel verantwoordelijke, beheerder,...) en de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (verantwoordelijke voor de verwerking); andere werden geput uit de omzendbrief van de minister van Binnenlandse Zaken en van de minister van Justitie van 21 augustus 2015 betreffende de informatie-uitwisseling rond en de opvolging van de Foreign Terrorist Fighters afkomstig uit België (inlichtingenfiche, informatiekaart, foreign terrorist fighters...).

Artikel 2.

Artikel 2 bepaalt de concrete doelstelling van de gegevensbank F.T.F. Overeenkomstig artikel 44/11/3bis § 2, draagt ze bij tot de analyse, de evaluatie en de opvolging van de foreign terrorist fighters. De exploitatie van de in deze gegevensbank geregistreerde gegevens en informatie zal het mogelijk maken een evolutieve inlichtingenfiche op te stellen die voortdurend bijgewerkt wordt door de betrokken diensten. Deze fiche zal dienen voor het analyseren van de dreiging die de betrokken persoon vertoont. Een aan de dreiging gepaste en aan de persoon geïndividualiseerde opvolging zal bijgevolg in plaats kunnen gesteld worden door een geheel van bijzondere beveiligings- en begeleidingsmaatregelen.

De exploitatie van de in de gegevensbank F.T.F. geregistreerde gegevens en informatie zal het tevens mogelijk maken het fenomeen foreign terrorist fighter globlaal te benaderen.

Artikel 3.

Dit artikel vloeit voort uit artikel 44/11/3bis, §§ 9 en 11 van de wet op het politieambt dat vereist dat de beheerder, evenals zijn bijzondere opdrachten die verbonden zijn aan de opgerichte gemeenschappelijke gegevensbank, duidelijk bepaald worden in het voorliggend ontwerp.

Zoals aangegeven in de memorie van toelichting van de wet van 27-04-2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, werd de oprichting van gemeenschappelijke gegevensbanken in de wet op het politieambt voorzien om de volgende redenen : - de politiediensten zijn de onvermijdelijke partners voor de inzameling van gegevens en informatie met betrekking tot terrorisme; - de architectuur van de politionele gegevensbanken berust reeds op concepten van decentralisering (lokale politie) en van verbindingen met externe partners (de Algemene Nationale Gegevensbank van de politiediensten (ANG) is bijvoorbeeld rechtstreeks toegankelijk voor het Comité P).

Rekening houdend met haar ervaring op het vlak van de ontwikkeling en het beheer van gegevensbanken, wordt de federale politie bijgevolg belast met het ontwikkelen van de gegevensbank F.T.F. en wordt zij er de beheerder van.

Preciezere opdrachten die toegevoegd worden aan de opdrachten die al bepaald worden in de wet op het politieambt, zijn : - het opstellen van een lijst van de gebruikers; hetgeen zijn algemene opdracht inzake de toegangen tot de gegevensbank F.T.F. vergemakkelijkt; - het waken over de traceerbaarheid van de in de gegevensbank F.T.F. uitgevoerde verwerkingen; - het informeren van en samenwerken met de operationeel verantwoordelijke, de veiligheidsconsulent, het COC en het comité I in het geval van een technisch en/of functioneel incident. De federale politie is verplicht zo spoedig mogelijk informatie uit te brengen over het incident, ermee rekening houdend dat ze soms dringend een technische/functionele oplossing dient aan te dragen, alvorens over dit incident te rapporteren.

Wat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten betreft, worden de nadere regels met betrekking tot de lijst van hun gebruikers verduidelijkt in artikel 7, § 3.

Ten slotte, in tegenstelling tot de opmerking die werd gemaakt door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in haar advies 31/2016 van 29 juni 2016, bevat huidig ontwerp-besluit meer dan één voorschrift inzake de veiligheid.

Daadwerkelijk, behalve de rapportering van veiligheidsincidenten, zijn andere regels eveneens voorzien : - de oplijsting van verwerkingen uitgevoerd in de gegevensbank F.T.F.; - de gebruikerslijst die ter beschikking van de controleorganen wordt gesteld; - de restricties betreffende het gebruik van gegevens en informatie uit de gegevensbank F.T.F.; - de verplichte veiligheidsmachtiging voor de personen die toegang hebben tot de gegevens en informatie informatie uit de gegevensbank F.T.F.; - de contacten met derden enkel door de basisdiensten; - de gebreken en de fouten die ook worden gerapporteerd aan de controleorganen.

Artikel 4.

In dezelfde geest als het voorgaande, beantwoordt dit artikel aan de vereisten van artikel 44/11/3bis §§ 10 en 11 die vereisen dat voor elke gemeenschappelijke gegevensbank een operationeel verantwoordelijke evenals zijn bijzondere opdrachten worden aangeduid.

Zoals hierboven aangegeven, wordt de gegevensbank F.T.F. geëxploiteerd om de dreiging te beoordelen die een persoon vertoont die geïnteresseerd is om deel te nemen aan een jihadistisch conflict.

De dreigingsanalyse behoort tot de specialiteit van OCAD; daarom wordt OCAD aangeduid als operationeel verantwoordelijke aangezien het bevoegd is om de algemene opdrachten van de operationeel verantwoordelijke die in de wet op het politieambt bepaald zijn voor de gemeenschappelijke gegevensbanken te verzekeren (kwaliteitscontrole van de gegevens in verhouding tot de doeleinden van de gegevensbank F.T.F, het coördineren van de voeding door de verschillende partners en het in plaat stellen van een concrete samenwerking,...).

De bijzondere opdrachten betreffen : - het evalueren van de gegevens van de inlichtingenfiche. Het gaat er voor OCAD om, op basis van deze door alle partners doorgezonden informatie en gegevens, de dreiging te kunnen analyseren. Deze evaluatie van het terroristisch en extremistisch dreigingsniveau dat het individu vormt, wordt uitgevoerd volgens de modaliteiten beschreven in artikel 11 § 6 van het KB van 28 november 2006 houdend de uitvoering van de wet van 10 juli 2006 inzake de dreigingsanalyse; - het valideren van het statuut "foreign terrorist fighter". Op basis van de aan de gegevensbank F.T.F. doorgezonden gegevens en informatie, zal OCAD al dan niet bevestigen of de geregistreerde persoon, naargelang de in artikel 6 § 1, 1° van het voorliggend ontwerp bepaalde criteria, wel degelijk een foreign terrorist fighter is en dat een opvolging bijgevolg noodzakelijk is. Deze bekrachtiging door het OCAD zal de noodzaak bevestigen om de betreffende persoon op te volgen. De door het OCAD gebruikte methodologie ter validatie van de FTF status wordt opgenomen in de gegevensbank F.T.F. en maakt deel uit van de voorafgaande aangifte bij het COC en het Comité I. Het dreigingsniveau dat het individu vormt bepaalt niet zijn status als FTF. Het gaat om één onder meerdere elementen en het zijn alle elementen waarmee rekening zal worden gehouden om het individu als FTF te bekrachtigen; - de contactrol voor de verantwoordelijke voor de verwerking. De ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie zijn verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevensbank F.T.F. en oefenen in die hoedanigheid een verantwoordelijkheid uit voor de kwaliteit van de gegevens en de informatie van de gegevensbank alsook een verantwoordelijkheid op het niveau van de beveiliging. Om deze verantwoordelijkheden met kennis van zaken te kunnen uitoefenen, kan de verantwoordelijke voor de verwerking zich informeren bij het OCAD die fouten of gebreken vaststelde of aan wie men deze rapporteerde; - de kwaliteit van de gegevens en de informatie die naar de gegevensbank F.T.F. doorgezonden worden. In het kader van een gezonde samenwerking, zal het OCAD, in voorkomend geval, de aanleverende dienst in kennis stellen wanneer het van oordeel is dat het gegeven of de informatie niet langer op het niveau van de gegevensbank F.T.F. geregistreerd moet blijven.

Artikel 5.

Over het statuut van de consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt wijd uitgebreid in de wet op het politieambt. Het voorliggend ontwerp dringt aan op de samenwerking die hij moet hebben met de overige personen/ diensten die in de gegevensbank F.T.F samenwerken.

Zoals artikel 44/3 § 1er/1 van de wet op het politieambt voorziet, brengt huidig ontwerp-besluit enkele verduidelijkingen aan wat betreft zijn relatie met de diensten die de gegevens uit de gegevensbank FTF verwerken.

Aldus waakt hij erover, in het raam van zijn bevoegdheden, om de gebruikers van alle diensten te sensibiliseren. Hij zal eveneens de beheerder bijstaan in het uitwerken van verwerkingsprocedures.

Ten slotte, teneinde de opdrachten inzake veiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer te coördineren, kan het er toe leiden dat de consulent van de gegevensbank FTF dient samen te werken met de experten die in deze diensten de gegevens verwerken uit de gegevensbank FTF. Deze samenwerking met de dagelijkse verantwoordelijken en de overige partners van de gegevensbank F.T.F is van primordiaal belang opdat de consulent, met kennis van zaken, zijn controleopdracht in alle onafhankelijkheid, maar mits er tevens over te waken dat hij de bevoegdheden van elkeen respecteert, zou kunnen uitoefenen.

Artikel 6.

Zoals bedoeld in artikel 44/11/3bis, § 4 van de wet op het politieambt, bepaalt dit artikel de types van persoonsgegevens die in de gegevenbank F.T.F. verwerkt worden.

Deze gegevensbank is concreet gericht op personen die in België verblijven of die in België verbleven hebben die met de bedoeling om zich aan te sluiten bij of actieve of passieve steun te verlenen aan groeperingen die terroristische activiteiten uitvoeren of ondersteunen; - naar een jihadistische conflictzone geweest zijn; - het Belgisch grondgebied verlaten hebben om naar een jihadistische conflictzone af te reizen; - naar België terugkeren of teruggekeerd zijn na naar een jihadistische conflictzone te zijn afgereisd; - verhinderd werden om naar een jihadistische conflictzone af te reizen, - de intentie hebben om naar een jihadistische conflictzone af te reizen, voor zover er ernstige aanwijzingen van deze intentie bestaan.

Personen die zich in een - te funderen - situatie bevinden die een opvolging noodzaakt omdat er aanwijzingen bestaan die het mogelijk maken om te besluiten dat zij zich in een van de hierboven beschreven situaties bevinden worden eveneens geregistreerd. Het betreft bijgevolg een tijdelijke situatie. Na afloop ervan zal deze persoon al dan niet in de gegevensbank F.T.F. geregistreerd blijven.

Wat deze laatste situatie betreft, komt het er op aan de personen mee in rekening te kunnen nemen voor wie een basisdienst de gegevensbank F.T.F. moet voeden door de persoon te registreren omdat hij duidelijk beantwoordt aan een van de beschreven situaties. Niettemin moet de basisdienst nog op andere diensten een beroep kunnen doen om de exacte situatie van de betrokkene te bevestigen (validering op zijn niveau) alvorens omtrent deze persoon een voorstel te kunnen doen aan de operationeel verantwoordelijke (OCAD) voor validering op dit tweede niveau. Aangezien het om een tijdelijke situatie gaat die de basisdienst toelaat om de nodige elementen te verzamelen, is de registratie van de persoon slechts mogelijk voor een maximumperiode van 6 maanden (cf. artikel 13 van dit ontwerp). De basisdienst moet na maximum 6 maanden ofwel de nodige elementen voor de validering van de precieze situatie van de persoon hebben ontvangen en de persoon kan ter validering door OCAD voorgesteld worden dat vervolgens de situatie van de betrokkene valideert ofwel is er geen validering door OCAD en dient de basisdienst te besluiten dat er geen voldoende elementen voorhanden zijn om de situatie van de persoon op een preciezere wijze te bepalen. Wanneer de termijn van 6 maanden verstreken is, worden de gegevens van de persoon bijgevolg uit de gegevensbank F.T.F. gewist.

Hierbij dient rekening gehouden te worden met het feit dat de lokale task forces (L.T.F.) bij ministeriële omzendbrieven opgericht werden en de bij de problematiek van de "foreign terrorist fighters" betrokken diensten verenigen. Dit forum, dat per arrondissement georganiseerd wordt en dat tevens de magistraten betrekt, maakt het meer bepaald mogelijk om over de personen die zich in deze situatie bevinden, te overleggen. Het belang van een gemeenschappelijke gegevensbank bestaat er namelijk in dat elke dienst de gegevens aanbrengt waarover hij beschikt om het aan de basisdienst die de persoon heeft geregistreerd, mogelijk te maken zijn verantwoordelijkheid op het vlak van de kwaliteit van de gegevens te verzekeren en niet simpelweg een voorstel omtrent de personen te doen aan de operationeel verantwoordelijke zonder dat er voldoende elementen zijn voor een gefundeerde validering van de situatie van de betrokkene.

In dit kader, moet men wel degelijk registreren zonder te wachten tot op het ogenblik dat alle gegevens beschikbaar zijn. Deze situatie mag welteverstaan geen restcategorie worden, wanneer er voor de rest niks is. Dat is niet de bedoeling en het is daarom dat een beperkte termijn van 6 maanden voorzien werd. Dit ontheft de basisdienst die de persoon geregistreerd heeft niet van zijn verplichting om toereikende, ter zake dienende en niet overmatige gegevens te verwerken.

De in de gegevensbank F.T.F. geregistreerde persoonsgegevens hebben betrekking op : 1° hun identificatiegegevens (naam, voornaam, adres,...); 2° hun eventuele : - gerechtelijke gegevens (veroordeling voor terrorismefeiten, voorwaardelijk in vrijheid gesteld,...); - administratieve gegevens (beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken,...); - gegevens van gerechtelijke politie (antecedenten op het vlak van terrorisme,...); - gegevens van bestuurlijke politie (lidmaatschap van een van terrorisme verdachte groepering,...); - inlichtingengegevens (sociale media,...).

In hun gezamenlijke voorafgaande aangifte bedoeld in artikel 44/11/3bis § 3, zullen de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie aanduiden welke gegevens en informatie elke dienst moet doorzenden om de gegevensbank F.T.F. te voeden.

Dit ontwerp sluit echter de van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten afkomstige geclassificeerde inlichtingen uit. De gegevensbank F.T.F. is een gemeenschappelijke gegevensbank die ter beschikking gesteld wordt van talrijke partners. Men moet aandachtig blijven om sommige gegevens of informatie die zodanig gevoelig zijn dat ze geclassificeerd werden, niet in gevaar te brengen.

Vanuit dezelfde gedachte, zijn er voor sommige in de gegevensbank van de politiediensten (ANG) geregistreerde gegevens of informatie beperkende gebruiksvoorwaarden nodig opdat de bron van de informatie niet geïdentificeerd zou kunnen worden. Onder bron van de informatie moet niet enkel de persoon verstaan worden die de informatie verstrekt heeft maar ook de dienst of de persoon die ze ontvangen heeft.

Concreet, zijn sommige van de in de ANG geregistreerde gegevens of informatie, al dan niet geheel, onzichtbaar voor alle leden van de politiediensten. Deze voorzorgsmaatregel, die niet de regel maar wel de uitzondering vormt, is uitermate noodzakelijk om de dreiging die een vrij en niet in banen geleid gebruik van het gegeven zou doen wegen op het leven van deze personen, de onderzoeken of de operaties.

Aan deze problematiek zullen bijgevolg technische en/of functionele aanpassingen gewijd worden.

Om het nagestreefde doel te bereiken, moet men namelijk komen tot een gemeenschappelijke terbeschikkingstelling van een maximum aan informatie en er tegelijk over waken om noch een persoon, noch een voor de veiligheid van de burgers belangrijk onderzoek, in gevaar te brengen.

Het is duidelijk dat een gemeenschappelijke gegevensbank, en in voorkomend geval de gegevensbank F.T.F. een samenwerking tussen de partners vereist die gebaseerd is op wederzijds respect, begrip en vertrouwen.

De geclassificeerde informatie en de informatie die vertrouwelijk geacht wordt zal echter desondanks zeker en vast niet genegeerd worden daar zij relevant kan zijn om rekening mee te houden in de beoordeling van de dreiging van de betrokkene.

Deze informatie zal in andere systemen verwerkt worden, maar ze zal gedeeld worden binnen de lokale task forces waarin de vertegenwoordigers van de diensten die aan de oorsprong van deze informatie liggen, aanwezig zijn. Het zou namelijk onvoorstelbaar zijn dat dit soort informatie over dit bijzonder ernstig fenomeen niet op loyale wijze uitgewisseld zou worden tussen de betrokken diensten.

Zolang deze informatie geclassificeerd of vertrouwelijk is, zal ze niet in de verslaggeving van de lokale task forces kunnen vermeld worden.

Wanneer geclassificeerde of vertrouwelijke gegevens of informatie interessant zijn om te registreren in de gegevensbank FTF, verhindert niets de dienst die eigenaar is van het gegeven of de informatie in kwestie de nood aan bescherming opnieuw te evalueren en in voorkomend geval over te gaan tot een declassificatie.

Bovendien dient men er eveneens aan te herinneren dat het doeleinde van de gegevensbank FTF onder meer bestaat uit het verzekeren van de opvolging van de FTF. In het uiterste geval waarbij alle informatie over de FTF geclassificeerd is, zal een opvolging toch mogelijk zijn, maar op een andere manier. Wanneer het overgrote deel van de informatie geclassificeerd is, worden enkel de persoonlijke gegevens van de FTF vermeld, in de gegevensbank, doch met een indicatie over het bestaan van geclassificeerde informatie. Zoals voordien uiteengezet, kan deze informatie worden gedeeld binnen de lokale Task forces.

Tot slot worden tevens de persoonsgegevens of - wat de leden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten betreft - de identificatiecodes van de gebruikers geregistreerd (oplijsting, logging) in de gegevensbank F.T.F. Dit is niet alleen interessant op operationeel vlak (weten wie een bepaald gegeven toegevoegd heeft, maakt het mogelijk de samenwerking tussen de verschillende partners te versterken) maar ook op het vlak van de beveiliging (wie heeft gewijzigd, uitgewist, wanneer, ...).

Artikel 7.

Wat de basisdiensten betreft, bepaalt artikel 44/11/3ter, § 1 van de wet op het politieambt dat zij rechtstreeks toegang hebben tot de gemeenschappelijke gegevensbanken. Voor de partnerdiensten, bepaalt de wetgever ofwel een rechtstreekse toegang, ofwel een toegang via rechtstreekse bevraging (soort HIT, NO HIT). Dit mechanisme is geïnspireerd op hetgeen voorzien is om een toegang te hebben tot de gegevens en de informatie van de A.N.G. Om zich zo goed als mogelijk aan te passen aan de door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geformuleerde opmerkingen over het beheer van de toegangen, maakt dit ontwerp-KB een onderscheid tussen de partnerdiensten op basis van het belang van de bijdragen van elk onder hen aan de gegevensbank F.T.F. Daarom wordt bepaald dat de gegevens en de informatie van de gegevensbank F.T.F. rechtstreeks toegankelijk zouden zijn voor bepaalde partnerdiensten.

Het gaat om de diensten bedoeld in artikel 44/11/3ter, § 2 van de wet op het politieambt, weliswaar beperkt tot het directoraat-generaal Penitentiaire Inrichtingen en de penitentiaire inrichtingen, het Openbaar Ministerie, de Cel voor Financiële Informatieverwerking (bij voorbeeld de frequente bewegingen van omvangrijke kapitalen kunnen een element zijn om rekening mee te houden in de financiering van terrorisme) en de Dienst Vreemdelingenzaken.

Het betreft immers diensten, die op het ogenblik van de redactie van dit ontwerp-KB, het meeste lijken te kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de gegevensbank F.T.F. Zelfs wanneer deze diensten niet over dezelfde rechten beschikken als de basisdiensten (cf. artikel 9), moeten zij toch de gegevensbank F.T.F. voeden. Daarom is er voorzien dat deze diensten ook een rechtstreekse toegang hebben tot de gegevensbank F.T.F. Er dient in elk geval te worden opgemerkt, zoals aangegeven in de memorie van toelichting van de wet van 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelen ter bestrijding van terrorisme, die onder meer de gemeenschappelijke gegevensbanken in leven roepen, dat het openbare ministerie, ook wanneer ze rechtstreekse toegang heeft tot de gegevensbank F.T.F., niet verplicht is om deze gegevensbank rechtstreeks te voeden. Inderdaad heeft de wetgever rekening gehouden met het specifieke onafhankelijke statuut van het openbare ministerie en heeft geoordeeld dat de gerechtelijke gegevens voornamelijk afkomstig zijn van de politiediensten. Bijgevolg is de verplichting voor de politiediensten om de gemeenschappelijke databank te voeden voldoende opdat de pertinente gerechtelijke gegevens worden geregistreerd.

Ten slotte, om zich ervan te vergewissen dat de voeding van de gegevensbank FTF in dit kader goed wordt uitgevoerd, wordt er voorzien dat de gerechtelijke overheden de gepaste instructies versturen onder andere via omzendbrieven.

Wat de overige partnerdiensten van het artikel 44/11/3ter, § 2 van de wet op het politieambt aangaat, behalve wat de vaste commissie van de lokale politie betreft waarvan de rol zoals naar voren gebracht door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het COC en het Comité I, uitsluitend strategisch is en geen toegang kan rechtvaardigen, is gebleken dat een toegang tot de gegevens van de gegevensbank F.T.F. op basis van de rechtstreekse bevraging momenteel voldoende is.

Het systeem van de onrechtstreekse bevraging is een `HIT, NO HIT"-systeem betreffende het bestaan in de gegevensbank F.T.F. van een foreign terrorist fighter.

Daar het om een gemeenschappelijke en dynamische gegevensbank gaat, is het duidelijk dat bepaalde informatie die door een dienst die naar aanleiding van de rechtstreekse bevraging een HIT heeft verkregen, bijgehouden wordt, relevant zal kunnen blijken om in de gegevensbank F.T.F. te registreren.

In dezelfde zin, is het tevens mogelijk dat bepaalde complementaire gegevens in het kader van hun opdrachten noodzakelijk zijn voor de diensten voor welke er een HIT geweest is naar aanleiding van de rechtstreekse bevraging.

Daarom is er bepaald dat een contact wordt genomen wanneer een partnerdienst die de gegevensbank rechtstreeks bevraagt, een HIT krijgt.

Om de partnerdienst toe te laten gemakkelijk contact op te temen met een basisdienst, ontvangt de partnerdienst de contactgegevens van de contacteerbare basisdiensten. In de praktijk heeft elke partnerdienst zijn eigen kanalen om een basisdienst te contacteren en kan de partnerdienst in gevallen van een HIT deze kanalen gebruiken. De contactgegevens van de basisdiensten worden gecommuniceerd indien de partnerdienst nog geen dergelijk geprivilegieerd kanaal heeft.

In het kader van het fenomeen van de F.T.F. is het belangrijk gebleken om een rechtstreekse toegang te verlenen aan andere diensten dat diegene die voorzien zijn in artikel 44/11/3ter, §§ 1 en 2 van de wet op het politieambt. Het betreft de diensten die bevoegdheden hebben, bepaald in artikel 44/11/3ter, § 3 van de wet op het politieambt.

Het is in dit kader en uitsluitend voor hun opvolgingsopdracht van personen voor wie zij een mandaat van de gerechtelijke overheden krijgen dat de Algemene Administratie van Justitiehuizen van de Franse Gemeenschap, het departement Justitiehuis van het Ministerie van de Duitstalige gemeenschap, de Afdeling Justitiehuizen van de bevoegde diensten van de Vlaamse overheid, Beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en het Vlaams Agentschap Jongerenwelzijn rechtstreeks toegang hebben tot de persoonsgegevens en de informatie van de gegevensbank F.T.F. De raadpleging van de gegevensbank F.T.F. zal voor deze diensten beperkt zijn tot de inlichtingenfiches van de personen die het voorwerp uitmaken van een maatregel die een begeleiding of een opvolging inhoudt door de Justitiehuizen en, voor wat Vlaanderen betreft, door de jeugdinstellingen.

De rechtstreekse toegang is bijgevolg niet bestemd voor de andere opdrachten van deze diensten of voor andere diensten van de Franse Gemeenschap, van de Duitstalige gemeenschap of van de Vlaamse Gemeenschap.

In de praktijk zal het aantal personen die binnen deze diensten een toegang zullen hebben, beperkt zijn.

Wat het Vlaams Agentschap Jongerenwelzijn betreft, is het noodzakelijk om ook in een rechtstreekse toegang te voorzien voor de opvolging van jongeren aan wie een gerechtelijke maatregel wordt opgelegd en voor de opvolging van de maatregelen die genomen worden ten aanzien van een minderjarige die het voorwerp uitmaakt van een uithandengeving, die aan Vlaamse zijde toegekend wordt aan dit agentschap.

Net als de overige diensten die een rechtstreekse toegang hebben, moeten de Algemene Administratie van Justitiehuizen van de Franse Gemeenschap, het departement Justitiehuis van het Ministerie van de Duitstalige gemeenschap, de Afdeling Justitiehuizen van de bevoegde diensten van de Vlaamse overheid, Beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en het Vlaams Agentschap Jongerenwelzijn de gegevensbank F.T.F. voeden overeenkomstig de bepalingen van artikel 44/11/3ter, §§ 4 en 5 van de wet op het politieambt.

De benadering betreffende de verplichting voor de Justitiehuizen om de gegevensbank F.T.F. te voeden werd met hen besproken op de interministeriële conferentie voor de Justitiehuizen van 3 mei 2016.

Om het beheer van de toegangen te vergemakkelijken, zal elke dienst zijn personeelsleden moeten identificeren die gemachtigd zijn om een rechtstreekse toegang te hebben tot de gegevensbank F.T.F. Elke dienst zal een lijst van deze personen moeten doorzenden aan de beheerder die de toegangen beheert. Het is duidelijk dat deze lijst, in voorkomend geval, ook ter beschikking gesteld zal kunnen worden van de veiligheidsconsulent en van de operationeel verantwoordelijke in het kader van hun respectieve bevoegdheden.

Er wordt ook gepreciseerd dat de personeelsleden houder moeten zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau « geheim » om toegang te kunnen krijgen tot de databank F.T.F. De gegevens en informatie van deze gegevensbank, elk afzonderlijk beschouwd, zijn niet geclassificeerd.

Deze gegevens in hun globaliteit, samengevoegd met de contextualisering van de gevallen die gedeeld worden in de LTF's, vormen echter een geheel dat duidelijk veel gevoeliger is en dat een hogere bescherming vereist. Het gaat over de veiligheid van de gegevens. Dit zijn gerechtelijke gegevens, inlichtingen, gegevens over het gedrag van de FTF in een penitentiaire instelling, gegevens verzameld bij de opvolging van electronische enkelbanden, gegevens meegedeeld in het kader van de sociale preventie door lokale actoren, die allemaal samengebracht zijn in eenzelfde gemeenschappelijke gegevensbank.

De verplichting om over een veiligheidsmachtiging te beschikken wordt verantwoord door het feit dat men een rol, een functie uitoefent in een sfeer waarin het delen van cruciale - soms gevoelige - informatie over de opvolging van de FTF onmisbaar is. Als gevolg van deze functie krijgt men kennis van heel veel gegevens over een FTF. Het minimum aan voorzorg, is ervoor te zorgen dat de persoon die in de uitvoering van deze functie over dergelijke kennis beschikt, voldoende waarborgen biedt op het vlak van discretie, loyauteit en integriteit.

De identificatiegegevens van de gebruikers bestaan uit hun naam, voornaam, titel, functie, dienst en RRN-nummer Er wordt in een uitzondering voorzien voor de leden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Wat deze diensten betreft, zal de beheerder een lijst ontvangen die de identificatiecodes met betrekking tot gebruikers zal bevatten en niet hun namen of voornamen.

Op het gebied van de oplijsting (logging), betekent dit dat de beheerder voor deze diensten niet de identiteit van de gebruiker zal kunnen weergeven maar enkel een code die identificatie mogelijk maakt.

In het geval de identiteit gekend moet zijn, zal zij enkel kunnen verstrekt worden door de inlichtingendienst waartoe de gebruiker behoort. Er dient opgemerkt te worden dat deze nominatieve lijst niettemin permanent ter beschikking zal moeten gehouden worden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van de specifieke controleorganen die het COC en het Comité I uitmaken.

De aan de beheerder overgemaakte lijst zal door deze laatste ter beschikking van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het Contoleorgaan en het Comité I gehouden worden en zal jaarlijks door elke dienst opnieuw moeten geëvalueerd worden.

Artikel 8.

Om het de operationeel verantwoordelijke mogelijk te maken zijn in de wet op het politieambt en zijn in de artikel 4 van dit ontwerp bepaalde taken te verzekeren door zich te baseren op gegevens en informatie die niet afkomstig zijn van zijn dienst, is het primordiaal dat er binnen de dienst zelf die een gegeven of een informatie doorzendt aan de gegevensbank F.T.F. een eerste kwaliteitscontrole wordt uitgevoerd.

Deze eerste interne validatie van de eigen gegevens vormt een eerste garantie dat het doorgezonden gegeven of de doorgezonden informatie overgemaakt werd in overeenstemming met het doeleinde van de gegevensbank F.T.F. Het is tevens belangrijk voor elke verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevensbank die aan de oorsprong ligt van het gegeven of de informatie (diegene die aanlevert) omdat hij een verantwoordelijkheid uitoefent over de gegevens en de informatie die zijn diensten doorzenden aan de gegevensbank F.T.F (cf. artikel 16).

Het validatiesysteem van elke dienst wordt meegedeeld aan de operationeel verantwoordelijke die er van dan af rekening mee zal kunnen houden om zijn eigen evaluatie van de gegevens en informatie in de gegevensbank F.T.F. uit te voeren, evenals zijn validering van het statuut van foreign terrorist fighter van de geregistreerde personen De tweede paragraaf van dit artikel legt aan de aanleverende diensten van de gegevens en de informatie de verplichting op om de operationeel verantwoordelijke in kennis te stellen wanneer een van hun aan de gegevensbank F.T.F. doorgezonden gegevens of informatie gewist werd uit hun eigen gegevensbank. In het belang van de in artikel 44/2, § 2 van de wet op het politieambt bedoelde opdrachten van de bevoegde overheden, zal het betrokken gegeven of de betrokken informatie niettemin behouden kunnen blijven.

Tenslotte spreekt het voor zich dat elke dienst die, met naleving van de wet op de persoonlijke levenssfeer wijzigingen en bijwerkingen aanbrengt aan de eigen gegevens in zijn gegevensbank tevens verplicht is de in de gegevensbank F.T.F. geregistreerde gegevens bij te werken door er de noodzakelijke wijzigingen aan aan te brengen.

Artikel 9.

Dit artikel bepaalt dat enkel de basisdiensten een inlichtingenfiche kunnen creëren, wat wil zeggen dat enkel zij een persoon in de gegevensbank F.T.F. kunnen registreren.

Gelet op het belangrijk aantal diensten die een rechtstreekse toegang hebben tot de gegevensbank F.T.F. met het oog op de voeding ervan, is het nodig gebleken een onderscheid te maken tussen de diensten die meer op de hoogte zijn van de problematiek van de foreign terrorist fighters en de diensten die zich beperken tot het verrijken van de gegevens en de informatie.

De andere diensten voegen bijkomende gegevens en informatie toe die de inlichtingenfiche van de betrokkene zullen verrijken.

Om een goed gegevensbeheer mogelijk te maken door te vermijden dat elke dienst om het even welk geregistreerd gegeven kan wijzigen, bepaalt artikel 9 dat enkel de dienst die een gegeven geregistreerd heeft het kan wijzigen, verbeteren of uitwissen. Als een andere dienst van mening is dat een gegeven gewijzigd, verbeterd of uitgewist moet worden, stelt hij de dienst die het gegeven geregistreerd heeft hiervan in kennis om in voorkomend geval tot de nodige aanpassingen over te gaan.

Indien er op dit vlak geen overeenstemming is, wordt de operationeel verantwoordelijke ervan in kennis gesteld en indien het geschil blijft voortduren, neemt de operationeel verantwoordelijke, na overleg met de betrokken diensten, de uiteindelijke beslissing op dit vlak Artikel 10.

De inlichtingenfiche is slechts toegankelijk voor de diensten die deze voeden.

Om de eventuele onderzoeken waarvan de betrokkene het voorwerp uitmaakt, niet in gevaar te brengen, wordt sommige gevoeligere informatie betreffende deze onderzoeken a priori niet hernomen op de inlichtingenfiche. Het betreft een beslissing van de magistraat.

Hetzelfde geldt voor de informatie met betrekking tot de methoden voor gegevensinzameling die door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in plaats gesteld zijn en die niet voorkomen op de inlichtingenfiche.

Deze gegevens en informatie zijn dus a priori voorwerp van een embargo zoals voorzien in artikel 44/11/3ter, § 5 aangezien ze volgens de voorziene regels de gegevensbank FTF niet zullen voeden.

Artikel 11.

Dit artikel kondigt het algemene principe aan volgens hetwelk geen enkele bestemmeling van een informatiekaart deze kaart in het dossier betreffende de persoon in kwestie en waarop een administratieve beslissing wordt genomen, mag voegen. Men dient namelijk te verhinderen dat de gegevens en de informatie van dit document verspreid zouden worden aan personen of organismen in de brede zin die toegang hebben tot het dossier en die niet rechtstreeks gelinkt zijn aan de strijd tegen het terrorisme en dat het beschermingsmechanisme van gegevens die in de gegevensbank F.T.F. beheerd worden omzeild kan worden door een administratieve procedure. Om een beslissing te nemen, zal de bestemmeling van de informatiekaart kunnen aanvoeren dat hij zich baseerde op een analyse van het OCAD. De nadere regels inzake de mededeling van de persoonsgegevens en informatie aan een derde overheid of een derde eenheid worden, d.w.z. aan overheden, organismen in de brede zin of aan personen die niet beantwoorden aan de voorwaarden voorzien in artikel 44/11/3ter, maar die kunnen worden beschouwd als actoren nuttig en noodzakelijk voor de preventie van en strijd tegen het terrorisme, zoals voorzien in artikel 44/11/3quater van de wet op het politieambt, eveneens in dit artikel geregeld. Deze nadere regels bepalen dat : - enkel de basisdiensten gegevens mogen meedelen aan derde eenheden of overheden; - de mededeling slecht de gegevens betreft van personen die beantwoorden aan de criteria om als een foreign terrorist fighter beschouwd te worden (artikel 6 § 1, 1° van dit ontwerp); - de meegedeelde informatie, informatie betreft van de informatiekaart of van een gedeelte ervan.

Er dient opgemerkt te worden dat deze mededeling geen afbreuk mag doen aan de regels en procedures met betrekking tot de eigen gegevens en informatie die eigen zijn aan elke dienst.

Artikel 12.

Gelet op de bevoegdheden van de burgemeester op het gebied van de veiligheid zoals wettelijk bepaald in de nieuwe gemeentewet, moet deze over de noodzakelijke informatie beschikken om zijn rol uit te oefenen op het vlak van het voorkomen van terrorisme. Als overheid van bestuurlijke politie moet hij tevens op de hoogte gehouden worden van de concrete opvolging van sommige aan zijn gemeente verbonden personen.

De burgemeester zal dus in kennis moeten gesteld worden wanneer een persoon die zijn verblijf- of woonplaats in zijn gemeente gevestigd heeft, deze regelmatig bezoekt en/of er regelmatig activiteiten organiseert, in de gegevensbank F.T.F opgevolgd wordt.

Deze inkennisstelling van de burgemeester gebeurt door middel van de informatiekaart die in feite bestaat uit een uittreksel van de inlichtingenfiche dat beperkt wordt tot alleen de gegevens en informatie die noodzakelijk zijn voor het vervullen van zijn wettelijke opdrachten inzake de opvolging en de voorkoming op het vlak van terrorisme.

De burgemeester zal deze gegevens en informatie, onder zijn verantwoordelijkheid, kunnen delen met de verschillende lokale actoren die de behoefte om te kennen hebben.

Deze informatiedeling mag de operationele opdrachten die voortvloeien uit de exploitatie van de in de gegevensbank F.T.F. beheerde gegevens en informatie welteverstaan niet in gevaar brengen.

Wanneer twijfel bestaat over het in gevaar brengen van een operationele opdracht, kan de burgemeester altijd contact opnemen met de korpschef van de politiedienst die hem de informatiekaart overmaakte.

Artikel 13.

Dit artikel heeft in eerste instantie tot doel om de toepassing van de algemene regel voor het bewaren van gegevens, voorzien in artikel 44/11/3bis § 5 van de wet op het politieambt, te bevestigen.

Vervolgens voorziet het een maximumtermijn van 6 maanden voor de gegevens en de informatie met betrekking tot een persoon die, op het ogenblik van zijn registratie in de gegevensbank F.T.F., niet beantwoordt aan de criteria om als een foreign terrorist fighter beschouwd te worden (art. 6 § 1, 1° van dit ontwerp). Na afloop van deze termijn, is het ofwel bewaarheid geworden dat deze personen kunnen beantwoorden aan de criteria van artikel 6 § 1, 1° en blijven zij bijgevolg in de gegevensbank F.T.F. geregistreerd zolang als voorzien in artikel 44/11/3bis, § 5 van de wet op het politieambt, ofwel is dit niet voldoende aangetoond en worden zij uitgewist.

Artikel 14.

Dit artikel bepaalt dat het regime inzake archivering zoals voorzien in artikel 44/11/3bis, § 7 van de wet op het politieambt van toepassing is op de gegevensbank F.T.F. Zelfs wanneer dit artikel de keuze laat om een of geen archivering te voorzien, heeft de wetgever in artikel 44/11/3bis § 8 van de wet op het politieambt bepaald dat de Koning bijkomende nadere beheersregels van de gegevensbanken kan definiëren.

Artikel 15.

De internationale informatie-uitwisseling wordt voorbehouden aan de basisdiensten.

Deze diensten beschikken namelijk al over hun eigen kanalen. Bovendien is het artikel 44/11/3quinquies van de wet op het politieambt sterk geïnspireerd door de regels die op internationaal niveau door deze diensten toegepast worden.

Ter herinnering, de communicatie wordt in artikel 44/11/4 van de wet op het politieambt omschreven als zijnde « het doorzenden, met welk middel ook, van persoonsgegevens bedoeld in artikel 44/1, met inbegrip van deze vervat in artikel 44/2 ».

De nadere regels met betrekking tot de mededeling bedoeld in artikel 44/11/3quinquies van de wet op het politieambt worden ook in dit artikel bepaald.

Wat de partners van de politiediensten betreft, wordt er verwezen naar de nadere regels bepaald in de recente wet van 15 mei 2014 tot wijziging van de wet van 9 december 2004 betreffende de wederzijdse internationale rechtshulp in strafzaken en tot wijziging van artikel 90ter van het Wetboek van strafvordering en tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.

Deze wet stelt het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsdiensten van de lidstaten van de Europese Unie in werking.

Zonder in detail te treden (voor meer informatie, zie de parlementaire werkzaamheden), beogen de erin voorgeschreven nadere regels de uitwisseling van gegevens en inlichtingen van de politiediensten met hun Europese partners te vergemakkelijken door een grotere autonomie voor deze Belgische diensten.

Het vergemakkelijken van de gegevens- en informatie-uitwisseling tussen partners die dezelfde doelen beogen, komt geheel overeen met de geest, het concept van de gemeenschappelijke gegevensbank.

Niettemin bestaan er uitzonderingen op deze autonomie, zoals het geval van het embargo, de veiligheid van de Staat, de veiligheid van de strafvordering en de individuele veiligheid.

Ter aanvulling van de bepalingen van deze wet van 2014 verwijst het voorliggend ontwerp naar de nadere regels die bepaald worden in het koninklijk besluit betreffende Interpol die zich, in tegenstelling tot de wet van 2014 tot wijziging van de internationale rechtshulp in strafzaken niet beperken tot de Europese partners.

Aangezien het bovenvermeld kaderbesluit niet van toepassing is op de gegevens of informatie die uitsluitend afkomstig zijn van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en met het oog op het eerbiedigen van de door deze diensten gebruikte informatie-uitwisselingskanalen, wordt er tevens verwezen naar de bepalingen die van toepassing zijn wanneer de gegevensuitwisseling de deze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en OCAD betreffen naar hun buitenlandse homologen en partners.

Ten slotte, zelfs wanneer elke partner van de gegevensbank F.T.F normaliter het contactpunt blijft voor zijn buitenlandse corresponderende diensten, is het mogelijk dat een politiedienst bijvoorbeeld naar aanleiding van zijn mededeling naar een buitenlandse dienst, per kerende gegevens en informatie ontvangt die eerder een inlichting betreffen die door de Veiligheid van de Staat in de gegevensbank F.T.F. werd ingevoegd. In dit geval, is het noodzakelijk dat de politiedienst de Veiligheid van de Staat hiervan in kennis stelt zodat deze laatste, in voorkomend geval, de eventuele impact kan beoordelen die deze van het buitenland afkomstige gegevens en informatie kunnen hebben op de in de gegevensbank F.T.F. geregistreerde inlichting.

Artikel 16.

De gegevensbank F.T.F. is een gemeenschappelijke gegevensbank die door verschillende partners gevoed wordt; daarom zijn er regels inzake de verantwoordelijkheid voor de gegevensbescherming noodzakelijk.

Op het vlak van de kwaliteit van de gegevens, komt het er op aan de verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke voor de verwerking van de dienst die een gegeven aan de gegevensbank F.T.F. doorzendt, te onderscheiden van deze van de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevensbank F.T.F. zelf.

Zo zal de verantwoordelijke voor de verwerking van de aanleverende dienst zijn verantwoordelijkheid behouden over de rechtmatigheid, in termen van de wet persoonlijke levenssfeer, van het door hem doorgezonden gegeven terwijl de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevensbank F.T.F. er de verantwoordelijkheid van verzekert vanaf het ogenblik dat dit doorgezonden gegeven in zijn gegevensbank geëxploiteerd wordt.

Het zou namelijk incoherent zijn dat de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevensbank F.T.F. enige verantwoordelijkheid zou kunnen dragen over een foutief gegeven waarvan de verwerking uitgevoerd is geweest door een derde.

Op dezelfde manier, zou de verantwoordelijke voor de verwerking van de aanleverende dienst niet verantwoordelijk kunnen gehouden worden voor een gegeven dat naar de gegevensbank F.T.F. doorgezonden werd en dat, als gevolg van zijn exploitatie, niet langer correct zou zijn.

Ook op het gebied van de doorzending van de gegevens, moet elke verantwoordelijke voor de verwerking zijn verantwoordelijkheid dragen over de wettelijkheid van deze doorzending. De aanleverende verantwoordelijke voor de verwerking moet er over waken dat de doorzending van zijn gegeven met eerbied voor de wet gebeurt, terwijl de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevensbank F.T.F. over de wettelijkheid moet waken wanneer het gegeven vanuit deze gegevensbank doorgezonden wordt.

Er dient opgemerkt te worden dat deze regels op het gebied van de verantwoordelijkheid ook gegevens en informatie van een bepaalde dienst betreffen die door een andere dienst zouden geregistreerd worden in de gegevensbank F.T.F. Dit zal eventueel het geval zijn wanneer een basisdienst, na contactname, van mening is dat een gegeven van een partnerdienst die naar aanleiding van de rechtstreekse bevraging een HIT heeft verkregen, de gegevensbank F.T.F. zou kunnen verrijken. De kwaliteit van de aldus door de basisdienst geregistreerde informatie zou de verantwoordelijkheid zijn van de dienst die aan de bron ervan is en niet van de basisdienst.

De verantwoordelijkheden van de verantwoordelijke voor de verwerking worden beschreven in de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, maar in een zorg om duidelijkheid, legt het ontwerp-besluit het accent op bepaalde verplichtingen die moeten worden aangegaan door de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens van de gegevensbank FTF. Er wordt er ook aan herinnerd dat de verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevensbank F.T.F dient te waken over de goede technische en functionele werking van zijn gegevensbank, bijvoorbeeld om zich er van te vergewissen dat een doorgezonden gegeven niet gewijzigd wordt door een technische storing.

De verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevensbank F.T.F. waakt eveneens over de integriteit, de beschikbaarheid en de vertrouwelijkheid van de gegevens en informatie die er in geregistreerd zijn.

Aangezien het in de feiten niet de verantwoordelijke voor de verwerking is die de gegevensbank waarvan hij verantwoordelijk is, dagelijks beheert, bepaalt hij bij richtlijn de maatregelen die noodzakelijk zijn om zijn bevoegdheden te verzekeren.

Artikel 17.

Het ontwerp dat aan U wordt voorgelegd, bepaalt de inwerkingtreding van het besluit.

Inderdaad, het betreft belangrijke maatregelen inzake de goede uitvoering van bepaalde opdrachten toegekend aan meerdere diensten in het kader van de strijd tegen het terrorisme en die geen rechtstreeks gevolgen met zich meebrengen voor onze burgers. Daarom moeten de regels van huidig ontwerp-besluit zo snel mogelijk worden toegepast.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eersteminister, Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Justitie, K. GEENS

ADVIES 59.515/2 VAN 6 JULI 2016 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEGEVENSBANK FOREIGN TERRORIST FIGHTERS EN TOT UITVOERING VAN SOMMIGE BEPALINGEN VAN DE AFDELING 1bis "HET INFORMATIEBEHEER" VAN HOOFDSTUK IV VAN DE WET OP HET POLITIEAMBT' Op 1 juni 2016 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Justitie verzocht binnen een termijn van dertig dagen verlengd tot 8 juli 2016 (*) een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank foreign terrorist fighters en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis "het informatiebeheer" van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 6 juli 2016 .

De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Martine Baguet en Bernard Blero, staatsraden, Sébastien Van Drooghenbroeck en Jacques Englebert, assessoren, en Colette Gigot, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Roger Wimmer, eerste auditeur .

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Martine Baguet .

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 6 juli 201 6. (*) Bij e-mail van 6 juni 2016.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande vormvereisten 1. Krachtens artikel 44/11/3ter, § 4, eerste lid, van de wet van 5 augustus 1992 `op het politieambt' (hierna de "wet op het politieambt" genoemd), ingevoegd bij de wet van 27 april 2016, welke bepaling de rechtsgrond vormt van artikel 8, § 1, van het ontwerp, bepaalt de Koning, na het advies bedoeld in artikel 44/11/3bis, § 3, van dezelfde wet te hebben ontvangen, de interne procedures voor de validatie van gegevens en informatie waarvan sprake is. Overeenkomstig artikel 44/11/3bis, § 3, van die wet dienen de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie vóór de oprichting van de gemeenschappelijke gegevensbank, van die gegevensbank alsook van de verwerkingsmodaliteiten, waaronder deze met betrekking tot de registratie van de gegevens en van de verschillende categorieën en types van persoonsgegevens en informatie die verwerkt worden, aangifte te doen bij het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en bij het Controleorgaan op de politionele informatie, die daarover gezamenlijk een advies uitbrengen binnen de 30 dagen vanaf de ontvangst van de aangifte.

Uit het dossier blijkt niet dat dit vormvereiste vervuld zou zijn.

Er behoort op toegezien te worden dat dit vormvereiste naar behoren vervuld wordt. 2. Aangezien het ontworpen besluit bestaat uit bepalingen die de nationale veiligheid aanbelangen, geldt daarvoor, krachtens artikel 8, § 2, 1°, van de wet van 15 december 2013 `houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging', een uitzondering op de verplichting om een voorafgaande regelgevingsimpactanalyse uit te voeren. Overeenkomstig artikel 10 van het koninklijk besluit van 21 december 2013 `houdende uitvoering van titel 2, hoofdstuk 2, van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging' moet in de aanhef van het ontworpen besluit een lid worden toegevoegd waarin de reden wordt opgegeven waarom geen regelgevingsimpactanalyse is uitgevoerd.

Onderzoek van het ontwerp Dispositief Artikel 1 In de Franse tekst van de bepaling onder 5° dient te worden geschreven "l'article 44/3, § 1er/1".

Artikelen 2 en 6 1. De Foreign Terrorist Fighters, als personen en als fenomeen, worden gedefinieerd door te verwijzen naar artikel 6, 1°, van het ontwerp.In dat artikel wordt het begrip "jihadistische conflictzone" gehanteerd waarvan evenwel geen definitie wordt gegeven. Het verslag aan de Koning bevat evenmin enige precisering in dat verband.

Artikel 44/11/3bis, § 2, van de wet `op het politieambt', ingevoegd bij de wet van 27 april 2016, luidt in dit verband als volgt : "De oprichting van een gemeenschappelijke gegevensbank wordt gemotiveerd door een van de volgende doeleinden : 1° de strategische, tactische of operationele noodzaak om gezamenlijk persoonsgegevens en informatie te verwerken voor het uitoefenen van de respectievelijke bevoegdheden van de overheden, organen, organismen, diensten, directies of de commissie bedoeld in artikel 44/2, § 2; 2° de hulp bij het nemen van beslissingen door de bestuurlijke overheden of de overheden van bestuurlijke politie of van gerechtelijke politie." Van het begrip "jihadistische conflictzone" dient een definitie te worden gegeven met het oog op een betere naleving van hetgeen in die bepaling voorgeschreven wordt. 2. Bij artikel 44/11/3bis, § 2, van de wet `op het politieambt' wordt de Koning niet gemachtigd om andere doeleinden te bepalen dan die welke daarin worden vermeld. Volgens het verslag aan de Koning strekt artikel 2 van het ontwerp er louter toe de concrete doelstelling te bepalen van de gegevensbank Foreign Terrorist Fighters (gegevensbank F.T.F.).

Het zou dan ook beter zijn om hetzij artikel 2 van het ontwerp te laten vervallen en het verslag aan de Koning op dit punt aan te vullen, hetzij de woorden "Overeenkomstig artikel 44/11/3bis, § 2, van de wet van 5 augustus 1992," in te voegen in artikel 2 van het ontwerp.

Artikel 7 1. Krachtens artikel 44/11/3ter, § 2, tweede lid, bepaalt de Koning het type toegang en de nadere regels ervan voor de organen, overheden, directies of diensten bedoeld in het eerste lid van diezelfde paragraaf. Die machtiging geldt dus alleen voor de "partnerdiensten", zoals die gedefinieerd worden in artikel 1, 8°, van het ontwerp. De "basisdiensten", gedefinieerd in artikel 1, 7°, van het ontwerp, dat wil zeggen het orgaan en de diensten bedoeld in artikel 44/11/3ter, § 1, van de wet `op het politieambt', hebben krachtens laatstgenoemde bepaling rechtstreeks toegang tot de persoonsgegevens en informatie van de gegevensbank F.T.F. In artikel 7, § 1, van het ontwerp dienen de woorden "basisdiensten en de" dan ook te worden geschrapt. 2.1. Paragraaf 1, vijfde lid, luidt als volgt : "In het kader van hun wettelijke opdrachten van justitiële begeleiding van en toezicht op daders van misdrijven, beschikken de Algemene Administratie van Justitiehuizen van de Franse Gemeenschap, het departement Justitiehuis van het Ministerie van de Duitstalige gemeenschap, de Afdeling Justitiehuizen van de Administratieve diensten van de Vlaamse overheid, Beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en het Vlaams Agentschap Jongerenwelzijn over een rechtstreekse toegang tot de persoonsgegevens en de informatie van de gegevensbank F.T.F. en moeten ze deze voeden overeenkomstig de bepalingen van artikel 44/11/3ter, §§ 4 en 5 van de wet op het politieambt." 2.2. Uit de regels betreffende de verdeling van de bevoegdheden over de federale overheden en de deelentiteiten volgt dat een overheid die handelt binnen de uitoefening van haar eigen bevoegdheden niet gemachtigd is om op eenzijdige wijze verplichtingen op te leggen aan instanties die onder andere bevoegdheidsniveaus ressorteren. 2.3.1. Artikel 44/11/3ter, § 4, van de wet `op het politieambt', waaraan uitvoering wordt gegeven bij artikel 7, § 1, vijfde lid, van het ontwerp, kan op twee manieren geïnterpreteerd worden. 2.3.2. Volgens een eerste interpretatie strekt die bepaling ertoe aan alle instanties die toegang hebben tot de gemeenschappelijke gegevensbanken, met inbegrip van die welke onder een van de deelentiteiten ressorteren, de verplichting op te leggen om de in artikel 44/2, § 2, van de wet `op het politieambt' bedoelde persoonsgegevens en informatie ambtshalve aan de gemeenschappelijke gegevensbanken toe te zenden.

Volgens deze interpretatie, wordt bij de ontworpen bepaling een wettelijke bepaling uitgevoerd die de afdeling Wetgeving in het kader van deze adviesaanvraag niet mag bekritiseren. 2.3.3. Volgens een tweede interpretatie is het alleen de bedoeling geweest om bij artikel 44/11/3ter, § 4, van de wet aan "de directies, diensten, organen, organismen, overheden of commissie bedoeld in §§ 2 en 3" een verplichting op te leggen tot het ambtshalve toezenden aan de gemeenschappelijke gegevensbanken van de in die bepaling vermelde gegevens voor zover die directies, diensten, organen, organismen, overheden of commissie onder de federale overheid ressorteren.

Indien deze interpretatie gevolgd dient te worden, merkt de afdeling Wetgeving op dat in het ontworpen artikel 7, § 1, vijfde lid, de woorden "en moeten ze deze voeden overeenkomstig de bepalingen van artikel 44/11/3ter, §§ 4 en 5 van de wet op het politieambt" geschrapt moeten worden.

Artikel 8 Paragraaf 2, eerste lid, dient te worden aangevuld met de vermelding van het geval waarin het gegeven of de informatie gewijzigd is.

Artikel 11 In verband met paragraaf 2, tweede lid, rijst de vraag of het wel de bedoeling van de steller van het ontwerp is dat de bevoegde basisdiensten meer dan een informatiekaart opmaken.

Artikel 16 Zoals opgemerkt wordt in de commentaar bij het artikel, "[is de] gegevensbank F.T.F. (...) een gemeenschappelijke gegevensbank die door verschillende partners gevoed wordt; daarom zijn er regels inzake de verantwoordelijkheid voor de gegevensbescherming noodzakelijk." Overeenkomstig artikel 3, § 1, van de wet van 8 december 1992 `tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens' valt elke verwerking van persoonsgegevens onder de toepassing van die wet, met uitzondering van de artikelen 6 tot 10, 12, 14, 15, 17, 17bis, eerste lid, 18, 20 en 31, §§ 1 tot 3, van die wet, welke niet van toepassing zijn op de verwerkingen van persoonsgegevens door de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie en bedoeld in artikel 44/2, § 2, van de wet `op het politieambt' (artikel 3, § 4, van de wet van 8 december 1992).

Krachtens artikel 4, § 2, van dezelfde wet rust op de verantwoordelijke voor de verwerking, namelijk op de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie (artikel 44/11/3bis, § 1, van de wet `op het politieambt') de plicht om zorg te dragen voor de naleving van het bepaalde in § 1, dat als volgt luidt : "Persoonsgegevens dienen : 1° eerlijk en rechtmatig te worden verwerkt;2° voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden te worden verkregen en niet verder te worden verwerkt op een wijze die, rekening houdend met alle relevante factoren, met name met de redelijke verwachtingen van de betrokkene en met de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen, onverenigbaar is met die doeleinden.(...) ; 3° toereikend, terzake dienend en niet overmatig te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt;4° nauwkeurig te zijn en, zo nodig, te worden bijgewerkt;alle redelijke maatregelen dienen te worden getroffen om de gegevens die, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt, onnauwkeurig of onvolledig zijn, uit te wissen of te verbeteren; 5° in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren, niet langer te worden bewaard dan voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of verder worden verwerkt, noodzakelijk is.(...)".

In casu is "het in de feiten niet de verantwoordelijke voor de verwerking (...) die de gegevensbank waarvan hij verantwoordelijk is, dagelijks beheert", zoals in het verslag aan de Koning wordt opgemerkt.

Zo verzekert het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD), dat aangewezen wordt als operationeel verantwoordelijke van de gegevensbank F.T.F., bovenop de specifieke opdrachten van de operationeel verantwoordelijke bepaald in artikel 4 van het ontwerp minstens de volgende opdrachten krachtens artikel 44/11/3bis, § 10, van de wet `op het politieambt' : - het controleren van de kwaliteit van de in de gemeenschappelijke gegevensbank verwerkte gegevens en zich verzekeren van de relevantie ervan in verhouding tot de doeleinden waarvoor de gegevensbank opgericht werd; - een coördinatiefunctie uitoefenen voor de voeding van de gemeenschappelijke gegevensbank door de verschillende diensten; - het organiseren van de passende samenwerking tussen de partnerdiensten met het oog op de verwezenlijking van de voorziene doeleinden; - er op toe zien dat de exploitatie van de persoonsgegevens en de informatie beantwoordt aan de doeleinden beschreven in artikel 44/11/3bis, § 2, van de wet.

Uit hetgeen voorafgaat, volgt dat de steller van het ontwerp, wanneer hij krachtens artikel 44/11/3bis, § 4, tweede lid, en § 8, van de wet `op het politieambt' de regels op het gebied van de verantwoordelijkheden op het vlak van de bescherming van de gegevens bepaalt, rekening dient te houden met het feit dat, in afwijking van artikel 4, § 2, van wet van 8 december 1992, bepaalde opdrachten die normaliter aan de verantwoordelijke voor de verwerking toekomen, door de wetgever toevertrouwd zijn aan de operationeel verantwoordelijke van de gemeenschappelijke gegevensbank.

Bijgevolg dient artikel 16, §§ 1 en 3, van ontwerp herzien te worden.

Overigens spreekt het vanzelf dat de opdrachten bepaald in paragraaf 3 niets afdoen aan de vereisten die voortvloeien uit de wet van 8 december 1992, inzonderheid uit artikel 4, § 2, van die wet.

Artikel 17 Artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 `betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen', bepaalt het volgende : "(...) besluiten zijn verbindend in het gehele Rijk de tiende dag na die van hun bekendmaking, tenzij zij een andere termijn bepalen." Alvorens te bepalen dat het ontworpen besluit onmiddellijk in werking treedt op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, moet men zich er bijgevolg van vergewissen dat er dwingende redenen bestaan om af te wijken van de wettelijke minimumtermijn die normaliter geboden wordt aan de adressaten ervan om daarvan kennis te nemen en om zich daarnaar te gedragen.

Tenzij een zodanige reden voorhanden is die wettigt dat wordt afgezien van de termijn die de wetgever aldus normalerwijs nodig acht, in welk geval dat in het verslag aan de Koning uitgelegd zou moeten worden, moet artikel 17 van het ontwerp dus worden weggelaten.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, P. Vandernoot.

21 JULI 2016. - Koninklijk besluit betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank foreign terrorist fighters en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis "het informatiebeheer" van hoofdstuk iv van de wet op het politieambt FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van van 5 augustus 1992 wet op het politieambt, de artikelen 44/3 § 1/1, lid 5, 44/11/3bis § 4, 44/11/3bis, § 8, 44/11/3bis § 9, 44/11/3bis § 10, 44/11/3bis § 11, 44/11/3ter, § 2, lid 2, 44/11/3ter, § 3, 44/11/ 3ter, § 4, 44/11/3quater et 44/11/3quinquies, lid 3 ingevoegd bij de wet van 27 april 2016 inzake aanvullende maatregelenter, bestrijding van terrorisme;

Gelet op het advies nr. 31/2016 van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer, gegeven op 29 juni 2016;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van financiën, gegeven op 25 april 2016;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, van 27 april 2016;

Gelet op advies 59.515/2 van de Raad van State, gegeven op 6 juli 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de vrijstelling van de voorafgaande impactanalyse, krachtens artikel 8, § 2, 1° van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de Minister van Justitie, en het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° "wet persoonlijke levenssfeer" : de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens;2° "gegevensbank Foreign Terrorist Fighters" : een gemeenschappelijke gegevensbank in de zin van artikel 44/2, § 2 van de wet op het politieambt;3° "beheerder" : de beheerder bedoeld in artikel 44/11/3bis, § 9 van de wet op het politieambt;4° "operationeel verantwoordelijke" : de operationeel verantwoordelijke bedoeld in artikel 44/11/3bis, § 10 van de wet op het politieambt;5° "consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer" : de consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bedoeld in artikel 44/3, § 1/1 van de wet op het politieambt;6° "verantwoordelijke voor de verwerking" : de verantwoordelijke voor de verwerking bedoeld in artikel 1, § 4 van de wet persoonlijke levenssfeer;7° "basisdiensten" : het orgaan en de diensten bedoeld in artikel 44/11/3ter, § 1 van de wet op het politieambt;8° "partnerdiensten" : de directies, diensten, organen, organismen, overheden of commissie bedoeld in artikel 44/11/3ter, § 2, eerste lid van de wet op het politieambt;9° "terroristische groeperingen" : de groeperingen die terroristische activiteiten organiseren of er steun aan verlenen;10° "foreign terrorist fighter" : de personen bedoeld in artikel 6 § 1, 1° van dit besluit;11° "inlichtingenfiche" : de persoonsfiche die alle overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen niet-geclassificeerde persoonsgegevens en informatie bevat die afkomstig zijn van alle diensten die de gegevensbank Foreign Terrorist Fighters voeden;12° "informatiekaart" : de persoonsfiche die een uittreksel van de inlichtingenfiche vormt en die de overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen niet-geclassificeerde persoonsgegevens en informatie bevat die strikt beperkt zijn tot de behoefte om te kennen van de bestemmeling voor de opvolging van de personen bedoeld in artikel 6, § 1, 1°. 13° "jihadistische conflictzone" : het grondgebied waarop strijd geleverd wordt om een stellingname binnen het islamitische geloof op een gewelddadige manier te propageren, op te leggen of te beschermen, dat wordt afgebakend door de Nationale Veiligheidsraad op voorstel van de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens uit de gegevensbank F.T.F. op basis van de strategische analyse die werd uitgevoerd door het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse.

Art. 2.De gegevensbank Foreign Terrorist Fighters, hierna "gegevensbank F.T.F." genoemd, draagt bij tot de analyse, de evaluatie en de opvolging van de personen bedoeld in artikel 6 § 1, 1° en 2° en van het fenomeen op basis van een evaluatie van de dreiging, overeenkomstig de doelstellingen als bedoeld in artikel 44/11/3bis, § 2 van de wet op het politieambt.

Art. 3.De federale politie wordt aangeduid als beheerder van de gegevensbank F.T.F. en verzekert, naast de opdrachten bepaald in artikel 44/11/3bis, § 9 van de wet op het politieambt, meer in het bijzonder de volgende opdrachten : - het bijhouden van de lijst van de personen of de identificatiecodes bedoeld in artikel 7, § 3; - het waken over de oplijsting van de in de gegevensbank F.T.F. uitgevoerde verwerkingen; - het zo snel mogelijkter, kennis brengen van elk veiligheidsincident dat persoonlijk vastgesteld wordt of gerapporteerd wordt, aan de operationeel verantwoordelijke en aan de consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en aan het Orgaan en het Comité bedoeld in artikel 44/6, tweede lid van de wet op het politieambt.

Art. 4.Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse wordt aangeduid als operationeel verantwoordelijke van de gegevensbank F.T.F. en verzekert, naast de opdrachten bepaald in artikel 44/11/3bis, § 10, van de wet op het politieambt, meer in het bijzonder de volgende opdrachten : - het beoordelen van de gegevens van de inlichtingenfiche; - het valideren als `foreign terrorist figher' van de in de gegevensbank F.T.F. geregistreerde persoon die beantwoordt aan de in artikel 6 § 1, 1° bedoelde criteria op basis van de in deze gegevensbank geregistreerde gegevens en informatie; - het contactpunt vormen voor de verantwoordelijke voor de verwerking bedoeld in artikel 44/11/3bis, § 1, van de wet op het politieambt en hem in kennis stellen van de eventuele gebreken of fouten die persoonlijk vastgesteld worden of gemeld worden; - de dienst die de gegevensbank F.T.F. voedt, in kennis stellen wanneer het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse oordeelt dat het doorgezonden gegeven niet of niet meer toereikend,ter, zake dienend en niet overmatig is in het licht van de in artikel 44/2, § 2 van de wet op het politieambt bedoelde opdrachten en de in artikel 44/11/3bis, § 2 van de dezelfde wet bedoelde doelstellingen en dat het gegeven dus geschrapt moet worden uit de gegevensbank F.T.F. De beoordeling van de informatie uit de inlichtingenfiche alsmede de erkenning van een persoon als `foreign terrorist figher' zijn gegevens die beschikbaar zijn in de gegevensbank F.T.F.

Art. 5.In het kader van de uitoefening van zijn opdrachten organiseert de consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer de nodige samenwerking met de beheerder en de operationeel verantwoordelijke alsook met de overheden, organen, organismen, diensten, directies of commissie bedoeld in artikel 44/11/3ter van de wet op het politieambt.

Te dien einde : - waakt de consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer over de bewustmaking van de gebruikers inzake bescherming van de persoonsgegevens en de veiligheid, - werkt de consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer samen met de beheerder in het kader van het uitwerken van procedures, - werkt de consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, indien nodig, samen met de consulenten voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de diensten die de gegevens in de gegevensbank F.T.F. verwerken.

De consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer treedt daarbij op in alle onafhankelijkheid en met respect voor de bevoegheden van de in het eerste lid bedoelde overheden, organen, organismen, diensten, directies of commissie.

Art. 6.§ 1. De in de gegevensbank F.T.F. verwerkte persoonsgegevens zijn : 1° de identificatiegegevens met betrekking tot de personen die in België verblijven of verbleven hebben, die al dan niet de Belgische nationaliteit bezitten en die zich, met het oog om zich bij terroristische groeperingen aan te sluiten of deze actief of passief steun te verlenen, in een van de volgende situaties bevinden : a) ze zijn naar een jihadistische conflictzone afgereisd;b) ze hebben België verlaten om naar een jihadistische conflictzone af te reizen;c) ze zijn naar België onderweg of naar België teruggekeerd na afgereisd te zijn naar een jihadistische conflictzone;d) ze werden gewild of ongewild verhinderd om naar een jihadistische conflictzone af te reizen;e) ze hebben de intentie om naar een jihadistische conflictzone af te reizen, op voorwaarde dat deze intentie aangetoond wordt door ernstige aanwijzingen;2° de identificatiegegevens met betrekking tot de personen ten aanzien van wie er ernstige aanwijzingen bestaan dat zij de criteria bedoeld in 1° kunnen vervullen; 3° de gerechtelijke of administratieve gegevens, de gegevens van gerechtelijke politie, de gegevens van bestuurlijke politie en de niet-gecalissificeerde inlichtingen met betrekking tot de in 1° en 2° bedoelde personen, die overeenkomstig de wet verwerkt worden door de basisdiensten en de partnerdiensten die de gegevensbank F.T.F. overeenkomstig artikel 7 voeden en die toereikend ter zake dienend en niet overmatig zijn in het licht van de opdrachten bedoeld in artikel 44/2, § 2 van de wet op het politieambt en de doeleinden bedoeld in artikel 44/11/3bis, § 2 van de wet op het politieambt; 4° de identificatiegegevens of de identificatiecodes van de personen die over een toegang tot de gemeenschappelijke gegevensbank beschikken. § 2. De verantwoordelijke voor de verwerking bedoeld in artikel 44/11/3bis § 1 van de wet op het politieambt zal in diens voorafgaande aangifte bedoeld in artikel 44/11/3bis § 3 van diezelfde wet, de gegevens aanduiden zoals die worden bedoeld in § 1 die elke dienst die de gegevensbank F.T.F. voedt, dient over te maken.

Art. 7.§ 1. De basisdiensten en de in artikel 44/11/3ter, § 2, eerste lid, d), f), g) en h) van de wet op het politieambt bedoelde partnerdiensten beschikken over een rechtstreekse toegang tot de persoonsgegevens en de informatie van de gegevensbank F.T.F. en moeten deze voeden overeenkomstig de bepalingen van artikel 44/11/3ter, §§ 4 en 5 van de wet op het politieambt.

De partnerdiensten bedoeld in artikel 44/11/3ter, § 2, eerste lid, b), c), e) en i) van de wet op het politieambt hebben via een rechtstreekse bevraging toegang tot de persoonsgegevens en de informatie van de gegevensbank F.T.F. De rechtstreekse bevraging slaat op het bestaan van gegevens over een foreign terrorist fighter.

Indien het bestaan van gegevens over een foreign terrorist fighter door een rechtstreekse bevraging bevestigd wordt, neem de dienst die deze rechtstreekse bevraging heeft uitgevoerd, onmiddellijk contact, met welk middel ook, met een van de basisdiensten.

In het kader van hun wettelijke opdrachten van justitiële begeleiding van en toezicht op daders van misdrijven, beschikken de Algemene Administratie van Justitiehuizen van de Franse Gemeenschap, het departement Justitiehuis van het Ministerie van de Duitstalige gemeenschap, de Afdeling Justitiehuizen van de bevoegde diensten van de Vlaamse overheid, Beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en het Vlaams Agentschap Jongerenwelzijn over een rechtstreekse toegang tot de persoonsgegevens en de informatie van de gegevensbank F.T.F. en moeten ze deze voeden overeenkomstig de bepalingen van artikel 44/11/3ter, §§ 4 en 5 van de wet op het politieambt.

Deze toegang is beperkt tot de persoonsgegevens en de informatie van de Foreign Terrorist Fighters voor wie de dienst zijn opdracht van justitiële begeleiding en toezicht moet verzekeren. § 2. Elke dienst bedoeld in § 1 wijst de leden van zijn organisatie aan die een toegang hebben tot de persoonsgegevens en de informatie van de gegevensbank F.T.F. Deze leden zijn houder van een veiligheidsmachtiging van het niveau "geheim". § 3. Door elke dienst wordt een lijst van de in § 2 bedoelde personen opgesteld die aan de beheerder overhandigd wordt.

In afwijking van het eerste lid, wordt de door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten opgestelde lijst van de in § 2 bedoelde personen enkel ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van het Orgaan en van het Comité bedoeld in artikel 44/6, tweede lid van de wet op het politieambt .

De inlichtingen- en veiligheidsdiensten kennen een identificatiecode toe aan hun personeelsleden bedoeld in § 2 en maken een lijst met deze identificatiecodes over aan de beheerder. § 4. De lijst bedoeld in § 3 wordt door de beheerder ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van het Orgaan en van het Comité bedoeld in artikel 44/6, tweede lid van de wet op het politieambt. Ze wordt minstens een keer per jaar door elke dienst bijgewerkt die elke wijziging meedeelt aan de beheerder.

Art. 8.§ 1. De diensten die rechtstreeks toegang hebben tot de gegevensbank F.T.F., stellen een intern validatiesysteem van hun eigen gegevens in plaats of, passen, in voorkomend geval, hun bestaande interne validatiesystemen aan opdat de aan de gegevensbank F.T.F. doorgezonden persoonsgegevens en informatie toereikend ter zake dienend niet overmatig zijn in het licht van de opdrachten bedoeld in artikel 44/2, § 2 van de wet op het politieambt en de doeleinden bedoeld in artikel 44/11/3bis § 2 van de wet op het politieambt.

Het in het eerste lid bedoelde intern validatiesysteem wordt door elke basisdienst en partnerdienst die rechtstreeks toegang heeft tot de gegevensbank F.T.F. meegedeeld aan de operationeel verantwoordelijke die het overmaakt aan de beheerder en aan de consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, alsook aan het Orgaan en aan het Comité bedoeld in artikel 44/6, tweede lid van de wet op het politieambt. § 2. Elke dienst bedoeld in § 1 stelt de operationeel verantwoordelijke in kennis wanneer een in de gegevensbank F.T.F. geregistreerd persoonsgegeven of geregistreerde informatie niet meer in de eigen gegevensbank geregistreerd is.

In het geval dit persoonsgegeven of deze informatie toereikend ter zake dienend of niet overmatig blijft in het licht van de in artikel 44/2, § 2 bedoelde opdrachten en in het licht van de in artikel 44/11/3bis, § 2 van de wet op het politieambt bedoelde doeleinden, kan de operationeel verantwoordelijke beslissen om deze in de gegevensbank F.T.F. te behouden.

Art. 9.§ 1. Enkel een basisdienst kan een in artikel 6 § 1, 1° of 2° bedoelde persoon in de gegevensbank F.T.F. registreren. § 2. Wanneer de in artikel 6 § 1, 1° of 2° bedoelde persoon al in de gegevensbank F.T.F. geregistreerd is, waken de diensten die rechtstreeks toegang hebben tot de gegevenbank F.T.F. er over hun eigen persoonsgegevens en informatie toe te voegen zonder de al bestaande persoonsgegevens en informatie te wijzigen of uit te wissen. § 3. De dienst die een persoonsgegeven of een informatie geregistreerd heeft, is de enige die dit persoonsgegeven of deze informatie kan wijzigen, verbeteren of uitwissen.

Wanneer een dienst van mening is dat een persoonsgegeven of een informatie die door een andere dienst ingevoegd werd, gewijzigd, verbeterd of uitgewist zou moeten worden, richt deze zich tot de dienst die het gegeven of de informatie geregistreerd heeft.

Wanneer deze twee diensten uiteenlopende standpunten innemen betreffende de wijziging, rechtzetting of verwijdering van een persoonsgegeven of een informatie, komt het toe aan de operationeel verantwoordelijke om de eindbeslissing te nemen.

Art. 10.De gegevens met betrekking tot een in de gegevensbank F.T.F. geregistreerde persoon bedoeld in artikel 6 § 1, 1° en 2°, stellen de inlichtingenfiche samen. Deze fiche is enkel toegankelijk voor de diensten die rechtstreeks toegang hebben tot de gegevensbank F.T.F.

Art. 11.§ 1. De van de informatiekaart afkomstige informatie wordt door de bestemmeling gebruikt in het kader van zijn eigen wettelijke bevoegdheden zonder dat de informatiekaart in het dossier van de foreign terrorist fighter wordt gevoegd. § 2. De mededeling bedoeld in artikel 44/11/3quater van de wet op het politieambt gebeurt door het doorzenden, met welk middel ook, van het geheel of een gedeelte van de informatiekaart met betrekking tot de foreign terrorist fighter.

Onverminderd de regels en de procedures die voor hun eigen persoonsgegevens en informatie van toepassing zijn, zijn enkel de basisdiensten gemachtigd om de informatiekaart door te zenden.

Art. 12.§ 1. De burgemeester is bestemmeling van de informatiekaart betreffende de foreign terrorist fighters die hun verblijfplaats of woonplaats in zijn gemeente hebben, zijn gemeente regelmatig bezoeken of er regelmatig activiteiten organiseren. § 2. Zonder de operationele noodzaken in gevaar te brengen, en na eventueel contact met de korpschef van de politiezone die hem de informatiekaart toezond, gebruikt de burgemeester de persoonsgegevens en de informatie van de informatiekaart in het kader van zijn wettelijke bevoegdheden en onder zijn eigen verantwoordelijkheid.

Art. 13.De persoonsgegevens bedoeld in artikel 6 § 1 en de er op betrekking hebbende informatie worden bijgehouden in de gegevensbank F.T.F. overeenkomstig de bepalingen van artikel 44/11/3bis § 5 van de wet op het politieambt.

Wat de persoonsgegevens bedoeld in artikel 6 § 1, 2° en de er op betrekking hebbende informatie echter betreft, bedraagt de maximale bewaartermijn 6 maanden, te rekenen vanaf hun registratie.

Op het einde van deze termijn, worden ze gewist wanneer ze niet beantwoorden aan de criteria van artikel 6 § 1, 1°.

Art. 14.De persoonsgegevens en de informatie die uit de gegevensbank F.T.F. worden gewist, worden gearchiveerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 44/11/3bis, § 7 van de wet op het politieambt.

Art. 15.§ 1. De basisdiensten zijn de enige diensten die de persoonsgegevens en de informatie van de gegevensbank F.T.F. mogen meedelen in de gevallen bedoeld in artikel 44/11/3quinquies van de wet op het politieambt. § 2. De mededeling bedoeld in artikel 44/11/3quinquies, eerste lid van de wet op het politieambt gebeurt in overeenstemming met de bepalingen van het koninklijk besluit van 30 oktober 2015 betreffende de voorwaarden verbonden aan de mededeling van persoonsgegevens en informatie door de Belgische politiediensten aan de leden van Interpol en Interpol en het hoofdstuk I/1 van de wet van 9 december 2004 betreffende de internationale politiële verstrekking van gegevens van persoonlijke aard en informatie met gerechtelijke finaliteit, de wederzijdse internationale rechtshulp in strafzaken en tot wijziging van artikel 90ter van het Wetboek van strafvordering. § 3. De mededeling bedoeld in artikel 44/11/3quinquies, tweede lid van de wet op het politieambt gebeurt in overeenstemming met artikel 20, § 3 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst en artikel 8, 3° van de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging.

Art. 16.§ 1. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de persoonsgegevens, zoals bedoeld in artikel 4 van de wet persoonlijke levenssfeer, en de informatie die geregistreerd is in de gegevensbank F.T.F., komt toe aan : a) de verantwoordelijke voor de verwerking eigen aan elke dienst die de gegevensbank F.T.F. voedt voor wat de persoonsgegevens en informatie betreft die deze dienst heeft doorgezonden; b) de verantwoordelijke voor de verwerking bedoeld in artikel 44/11/3bis, § 1 van de wet op het politieambt voor wat de persoonsgegevens en informatie betreft die gevalideerd zijn op de inlichtingenfiches. § 2. De verantwoordelijke voor de verwerking eigen aan elke dienst die de gegevensbank F.T.F. voedt, waakt over de wettelijkheid van de doorzending van zijn persoonsgegevens en informatie naar de gegevensbank F.T.F. § 3. De verantwoordelijke voor de verwerking bedoeld in artikel 44/11/3bis, § 1 van de wet op het politieambt waakt ondermeer over : - de wettelijkheid van de doorzending van de persoonsgegevens en informatie van de gegevensbank F.T.F.; - de goede technische en operationele werking van deze gegevensbank; - de integriteit, de beschikbaarheid en de vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens en informatie van de gegevensbank F.T.F. en de veiligheid van de toegangssystemen.

Hij bepaalt bij richtlijn de noodzakelijke maatregelen met het oog op het verzekeren van hun verplichtingen.

Art. 17.Dit besluit treedt in werking op dag waarop het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 18.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 juli 2016.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Justitie, K. GEENS

^