Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 10 november 2023

Uittreksel uit arrest nr. 120/2023 van 14 september 2023 Rolnummers 7850 en 7886 In zake : de beroepen tot vernietiging van artikel 64, § 2, van de wet van 30 juli 2022 « om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II », ingest Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2023045685
pub.
10/11/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 120/2023 van 14 september 2023 Rolnummers 7850 en 7886 In zake : de beroepen tot vernietiging van artikel 64, § 2, van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten « om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II », ingesteld door E.G. en I.M. en door de vzw « Ligue des droits humains » en de vzw « Syndicat des Avocats pour la Démocratie ».

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, D. Pieters, S. de Bethune, E. Bribosia en K. Jadin, bijgestaan door de griffier N. Dupont, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 augustus 2022 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 31 augustus 2022, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 64, § 2, van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten « om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 8 augustus 2022) door E.G. en I.M., bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. L. Laperche, advocaat bij de balie Luik-Hoei.

Bij hetzelfde verzoekschrift vorderden de verzoekende partijen eveneens de schorsing van dezelfde wetsbepaling. Bij het arrest nr. 135/2022 van 20 oktober 2022 (ECLI:BE:GHCC:2022:ARR.135), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 maart 2023, heeft het Hof de vordering tot schorsing verworpen. b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 8 november 2022 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 10 november 2022, is beroep tot vernietiging ingesteld van dezelfde wetsbepaling door de vzw « Ligue des droits humains » en de vzw « Syndicat des Avocats pour la Démocratie », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.L. Laperche.

Bij hetzelfde verzoekschrift vorderden de verzoekende partijen eveneens de schorsing van dezelfde wetsbepaling. Bij het arrest nr. 24/2023 van 9 februari 2023 (ECLI:BE:GHCC:2023:ARR.024), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 juli 2023, heeft het Hof de vordering tot schorsing verworpen.

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7850 en 7886 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 64, § 2, van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten « om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II » (hierna : de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten).

Die bepaling maakt deel uit van hoofdstuk 15 van die wet, met als opschrift « Tijdelijke maatregel tot vermindering van de overbevolking in de gevangenissen ».

B.1.2. Artikel 64 van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten bepaalt : « § 1. De directeur kent een vervroegde invrijheidstelling toe aan de veroordeelde die zich in de tijdsvoorwaarden bevindt voor de toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling, vanaf zes maanden voor het einde van het uitvoerbaar gedeelte van de vrijheidsstraf of van de vrijheidsstraffen waartoe hij is veroordeeld.

In afwijking van het eerste lid, is de veroordeelde wiens strafuitvoeringsmodaliteit tijdens de geldigheidsduur van deze maatregel door de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank wordt herroepen gedurende zes maanden na de tenuitvoerlegging van het vonnis tot herroeping uitgesloten van de vervroegde invrijheidstelling.

Indien de vervroegde invrijheidstelling niet wordt herroepen, loopt zij tot het bereiken van het strafeinde.

Indien de vervroegde invrijheidstelling wordt herroepen, kan zij niet opnieuw worden toegekend. § 2. De volgende veroordeelden zijn uitgesloten van de vervroegde invrijheidstelling bedoeld in paragraaf 1 : - de veroordeelden die een of meerdere vrijheidsbenemende straffen ondergaan waarvan het totaal meer dan tien jaar bedraagt; - de veroordeelden die een of meerdere gevangenisstraffen ondergaan voor de feiten bedoeld in boek II, titel Iter, van het Strafwetboek; - de veroordeelden die een of meerdere gevangenisstraffen ondergaan voor de feiten vermeld in de artikelen 417/7 tot 417/24, 417/50, 417/55, 417/56, 417/59 en 417/63 van het Strafwetboek; - de veroordeelden die het voorwerp uitmaken van een veroordeling met een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank overeenkomstig de artikelen 34ter of 34quater van het Strafwetboek; - de veroordeelden die geen recht hebben op verblijf; - de veroordeelden die worden opgevolgd door het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse in het kader van de gemeenschappelijke gegevensbanken bedoeld in de artikelen 44/11/3bis tot 44/11/3quinquies van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt ».

B.1.3. Krachtens artikel 64, § 1, van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten kent de directeur een vervroegde invrijheidstelling toe aan de veroordeelde die zich in de tijdsvoorwaarden bevindt voor de toekenning van de voorwaardelijke invrijheidstelling, vanaf zes maanden vóór het einde van het uitvoerbare gedeelte van de vrijheidsstraf of van de vrijheidsstraffen waartoe hij is veroordeeld, mits verschillende voorwaarden in acht worden genomen. De strafuitvoeringsmodaliteit die ten aanzien van de veroordeelde is bepaald mag niet door de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank zijn herroepen in de zes maanden die voorafgaan. De directeur dient zich eveneens te verzekeren van de haalbaarheid van de maatregel en na te gaan of de veroordeelde over onderdak en over voldoende middelen van bestaan beschikt (artikel 65, § 1).

De directeur kan de vervroegde invrijheidstelling herroepen wanneer er ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat de veroordeelde het verbod op het plegen van strafbare feiten niet heeft nageleefd of wanneer hij de voorwaarde niet naleeft die erin bestaat de slachtoffers niet lastig te vallen en zich onmiddellijk te verwijderen van de plaats waar hij een slachtoffer ontmoet (artikel 65, § 3, van dezelfde wet).

B.1.4. De vervroegde invrijheidstelling is een tijdelijke maatregel die ertoe strekt de overbevolking in de gevangenissen te verminderen, in afwachting dat er nieuwe plaatsen worden gecreëerd binnen het penitentiaire systeem. Zij is van toepassing tot 31 augustus 2023. De Koning kan de toepassing ervan evenwel verlengen, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, tot 31 december 2024 (artikel 66 van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten). In de parlementaire voorbereiding wordt in dat verband vermeld : « In het licht van de huidige toestand van overbevolking in de gevangenissen en de vooruitzichten op dat vlak, is het noodzakelijk om de maatregel van vervroegde invrijheidstelling die met gewenst effect werd ingezet ter bestrijding van de coronacrisis, tijdelijk te behouden als instrument in de strijd tegen de overbevolking en dit tot 31 augustus 2023. Die datum kan door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit verlengd worden tot 31 december 2024.

Deze maatregel wordt dus in eerste instantie voorzien tot 31 augustus 2023, maar kan verlengd worden tot eind 2024. Tussen eind dit jaar en eind 2024 zal er immers definitieve detentiecapaciteit bijkomen. Een tussentijdse evaluatie tegen 31 augustus 2023 dringt zich evenwel op » (Parl. St., Kamer, 2021-2022, DOC 55-2774/001, p. 77).

Indien de vervroegde invrijheidstelling niet wordt herroepen, loopt zij tot het bereiken van het strafeinde (artikel 64, § 1, derde lid, van de wet). Zij gaat gepaard met een proeftermijn die gelijk is aan de duur van het nog resterende gedeelte van de vrijheidsstraffen op het ogenblik van de vervroegde invrijheidstelling, tijdens welke de veroordeelde geen strafbare feiten mag plegen, noch de slachtoffers mag lastigvallen, en zich onmiddellijk moet verwijderen van de plaats waar hij een slachtoffer ontmoet (artikel 65, § 2, eerste en tweede lid).

B.1.5. Verschillende categorieën van veroordeelden worden uitgesloten van de maatregel, krachtens het bestreden artikel 64, § 2, van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten, namelijk de veroordeelden die een of meerdere vrijheidsbenemende straffen ondergaan waarvan de totale duur meer dan tien jaar bedraagt (eerste streepje), de veroordeelden die een gevangenisstraf ondergaan voor feiten van terrorisme (tweede streepje) of voor feiten die de seksuele integriteit, het seksuele zelfbeschikkingsrecht en de goede zeden aantasten (derde streepje), de veroordeelden wier veroordeling gepaard gaat met een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank overeenkomstig de artikelen 34ter of 34quater van het Strafwetboek (vierde streepje), de veroordeelden die geen recht hebben op verblijf (vijfde streepje) en de veroordeelden die worden opgevolgd door het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (hierna : het OCAD) in het kader van de gemeenschappelijke gegevensbanken bedoeld in de artikelen 44/11/3bis tot 44/11/3quinquies van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten « op het politieambt » (hierna : de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten) (zesde streepje).

Die uitsluitingen worden in de parlementaire voorbereiding als volgt verantwoord : « Paragraaf 2 van het tweede artikel somt de categorieën veroordeelden op die van de vervroegde invrijheidstelling zijn uitgesloten. Het zijn dezelfde categorieën als bij de maatregel vervroegde invrijheidstelling ` COVID-19 ' en ook de verantwoording is dezelfde.

Het gaat om de personen die veroordeeld zijn tot één of meer vrijheidsberovende straffen waarvan het totaal meer dan 10 jaar bedraagt, omdat het totaal van de straffen te hoog is en het te gevaarlijk is om deze veroordeelden automatisch vervroegd vrij te laten, zonder eventuele contra-indicaties te beoordelen. Bovendien wordt ook de aard van de veroordeling als criterium gehanteerd : veroordeling voor zedenfeiten, terroristische misdrijven en veroordelingen met een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank. Ook de vreemdelingen zonder recht op verblijf worden uitgesloten. En tot slot worden ook de veroordeelden die worden opgevolgd door het OCAD in het kader van de gemeenschappelijke gegevensbanken uitgesloten. De motivering voor uitsluiting is dezelfde als voor de andere categorieën : het maatschappelijk gevaar dat van deze veroordeelden uitgaat » (Parl.

St., Kamer, 2021-2022, DOC 55-2774/001, p. 80).

Ten aanzien van de ontvankelijkheid B.2.1. De twee verzoekende partijen in de zaak nr. 7886 zijn vzw's die de bescherming van de grondrechten van de burgers als statutair doel hebben.

B.2.2. Aangezien het belang van die verzoekende partijen bij de vernietiging van de bestreden bepalingen niet wordt betwist, is het niet noodzakelijk het belang te onderzoeken van de verzoekende partijen in de zaak nr. 7850, die een vergelijkbare argumentatie uiteenzetten.

Ten gronde B.3.1. De verzoekende partijen voeren aan dat de bestreden bepaling de artikelen 10, 11 en 12 van de Grondwet, in voorkomend geval in samenhang gelezen met de artikelen 5 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en het evenredigheidsbeginsel, schendt in zoverre zij verschillende categorieën van veroordeelden automatisch uitsluit van het voordeel van de vervroegde invrijheidstelling zes maanden voor het einde van hun straf, zonder in een geïndividualiseerd onderzoek van hun situatie te voorzien.

B.3.2.1. De verzoekende partijen voeren aan dat de bestreden bepaling een verschil in behandeling tussen veroordeelden doet ontstaan naargelang zij al dan niet worden beoogd door een in de bestreden bepaling bedoelde uitsluiting. Alle veroordeelden die door een dergelijke uitsluiting worden beoogd, worden verplicht uitgesloten van het voordeel van de vervroegde invrijheidstelling, zonder een geïndividualiseerd onderzoek van hun situatie te kunnen genieten, terwijl de andere veroordeelden een dergelijke maatregel van rechtswege genieten, en zulks terwijl de veroordeelden die tot die twee categorieën behoren, een vergelijkbare graad van gevaarlijkheid kunnen vertonen (eerste onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7850; eerste onderdeel van het eerste middel in de zaak nr. 7886).

B.3.2.2. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7850 bekritiseren met name het feit dat de bestreden bepaling alle gedetineerden die wegens eenzelfde soort van misdrijf zijn veroordeeld, op identieke wijze behandelt, in zoverre zij automatisch van het voordeel van de maatregel van vervroegde invrijheidstelling worden uitgesloten, ook al kunnen zij een graad van gevaarlijkheid vertonen die niet vergelijkbaar is (tweede onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7850).

B.3.3. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7886 betwisten in het bijzonder het feit dat vreemdelingen die geen recht hebben op verblijf, worden uitgesloten van de maatregel van vervroegde invrijheidstelling. Volgens die verzoekende partijen zegt het verblijfsstatuut van een veroordeelde niets over zijn al dan niet gevaarlijke karakter (tweede onderdeel van het eerste middel in de zaak nr. 7886).

B.3.4. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7886 bekritiseren ook het gebrek aan objectiviteit en, bijgevolg, aan voorzienbaarheid van de uitsluiting van de door het OCAD gevolgde veroordeelden van de maatregel van vervroegde invrijheidstelling. Zij bekritiseren eveneens het feit dat het voor die veroordeelden onmogelijk is het gevolgd worden door het OCAD te betwisten (tweede middel in de zaak nr. 7886).

B.4.1. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet hebben een algemene draagwijdte. Zij verbieden elke discriminatie, ongeacht de oorsprong ervan : de grondwettelijke regels van de gelijkheid en van de niet-discriminatie zijn toepasselijk ten aanzien van alle rechten en alle vrijheden, met inbegrip van die welke voortvloeien uit internationale verdragen die België binden.

Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet er zich overigens tegen dat categorieën van personen die zich ten aanzien van de betwiste maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.4.2. Artikel 12 van de Grondwet waarborgt de individuele vrijheid.

B.4.3. Artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens waarborgt eveneens het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie wat betreft het genot van de rechten en vrijheden welke in dat Verdrag en zijn aanvullende protocollen zijn vermeld. Tot die rechten en vrijheden behoort artikel 5 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dat bepaalt : « 1. Eenieder heeft recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid.

Niemand mag van zijn vrijheid worden beroofd, behalve in de navolgende gevallen en langs wettelijke weg : a) indien hij op rechtmatige wijze wordt gevangen gehouden na veroordeling door een daartoe bevoegde rechter;b) indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gevangen wordt gehouden, wegens weigering een overeenkomstig de wet door een rechter gegeven bevel op te volgen of ten einde de nakoming van een door de wet voorgeschreven verplichting te verzekeren;c) indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gevangen gehouden ten einde voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden geleid, wanneer redelijke termen aanwezig zijn om te vermoeden, dat hij een strafbaar feit heeft begaan of indien er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat het noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit te begaan of te ontvluchten nadat hij dit heeft begaan;d) in het geval van rechtmatige gevangenhouding van een minderjarige met het doel in te grijpen in zijn opvoeding of in het geval van zijn rechtmatige gevangenhouding, ten einde hem voor het bevoegde gezag te geleiden;e) in het geval van rechtmatige gevangenhouding van personen die een besmettelijke ziekte zouden kunnen verspreiden, van geesteszieken, van verslaafden aan alcohol of verdovende middelen of van landlopers;f) in het geval van rechtmatige arrestatie of gevangenhouding van personen ten einde hen te beletten op onrechtmatige wijze het land binnen te komen, of indien tegen hen een uitwijzings- of uitleveringsprocedure hangende is.2. Iedere gearresteerde moet onverwijld en in een taal, welke hij verstaat, op de hoogte worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie en van alle beschuldigingen welke tegen hem zijn ingebracht.3. Eenieder die gearresteerd is of gevangen wordt gehouden, overeenkomstig lid 1 c) van dit artikel moet onmiddellijk voor een rechter worden geleid of voor een andere autoriteit die door de wet bevoegd verklaard is om rechterlijke macht uit te oefenen en heeft het recht binnen een redelijke termijn berecht te worden of hangende het proces in vrijheid te worden gesteld.De invrijheidstelling kan afhankelijk worden gesteld van een waarborg voor de verschijning van de betrokkene in rechte. 4. Eenieder die door arrestatie of gevangenhouding van zijn vrijheid is beroofd heeft het recht voorziening te vragen bij de rechter opdat deze op korte termijn beslist over de wettigheid van zijn gevangenhouding en zijn invrijheidstelling beveelt, indien de gevangenhouding onrechtmatig is.5. Eenieder die het slachtoffer is geweest van een arrestatie of een gevangenhouding in strijd met de bepalingen van dit artikel heeft recht op schadeloosstelling ». B.5. Het repressieve beleid waaronder de vaststelling van de ernst van een tekortkoming en de zwaarwichtigheid waarmee zij kan worden bestraft, met inbegrip van de mogelijkheden tot individualisering van de straf en de daaraan verbonden gevolgen en vorderingen, behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever. Die vermag zich ook streng op te stellen in aangelegenheden waar de inbreuken de grondrechten van de burgers en de belangen van de gemeenschap ernstig kunnen aantasten.

Die overwegingen gelden ook voor de tenuitvoerlegging van straffen, in het bijzonder indien het een tijdelijke maatregel betreft die ertoe strekt de overbevolking in de gevangenissen te verminderen.

B.6. Aangezien de grief met betrekking tot de in B.3.2.2 vermelde gelijke behandeling van de veroordeelden die door een in artikel 64, § 2, van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten bedoelde uitsluitingsgrond worden beoogd, in werkelijkheid erop neerkomt dat de evenredigheid in het geding wordt gebracht van het in B.3.2.1 vermelde verschil in behandeling tussen de veroordeelden die door een in die bepaling bedoelde uitsluitingsgrond worden beoogd en de veroordeelden die niet door enige uitsluitingsgrond worden beoogd, neemt het Hof het onderzoek van die grief op in het onderzoek van het voormelde verschil in behandeling.

Het Hof onderzoekt eerst het verschil in behandeling in zoverre het betrekking heeft op de veroordeelden die een of meerdere vrijheidsbenemende straffen ondergaan waarvan het totaal meer dan tien jaar bedraagt (eerste streepje), de veroordeelden die een gevangenisstraf ondergaan voor feiten van terrorisme (tweede streepje) of voor feiten die de seksuele integriteit, het seksuele zelfbeschikkingsrecht en de goede zeden aantasten (derde streepje) en de veroordeelden die het voorwerp uitmaken van een veroordeling die gepaard gaat met een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank (vierde streepje). Het Hof onderzoekt vervolgens het verschil in behandeling in zoverre het betrekking heeft op de veroordeelden die geen recht hebben op verblijf en in zoverre het betrekking heeft op de veroordeelden die door het OCAD worden gevolgd in het kader van de gemeenschappelijke gegevensbanken.

Wat betreft de veroordeelden die een of meerdere vrijheidsbenemende straffen ondergaan waarvan het totaal meer dan tien jaar bedraagt, die een gevangenisstraf ondergaan voor feiten van terrorisme of voor feiten die de seksuele integriteit, het seksuele zelfbeschikkingsrecht en de goede zeden aantasten, of die het voorwerp uitmaken van een veroordeling die gepaard gaat met een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank B.7. Wat betreft de veroordeelden die door een van de in artikel 64, § 2, eerste tot vierde streepje, van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten bedoelde uitsluitingsgronden worden beoogd, berust het verschil in behandeling op verschillende onderscheiden criteria, namelijk de totale duur van de vrijheidsbenemende straf of straffen (eerste streepje), de juridische kwalificatie van het gepleegde misdrijf (tweede en derde streepje) en, ten slotte, de omstandigheid dat de veroordeling al dan niet gepaard gaat met een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank (vierde streepje).

Die criteria zijn objectief. Het Hof dient te onderzoeken of zij pertinent zijn, gelet op de door de wetgever nagestreefde doelstellingen.

B.8.1. Zoals in B.1.4 is vermeld, is de maatregel van vervroegde invrijheidstelling een tijdelijke maatregel die ertoe strekt de overbevolking in de gevangenissen te verminderen, in afwachting dat er nieuwe plaatsen worden gecreëerd binnen het penitentiaire systeem. Wil die maatregel doeltreffend zijn, dient hij gemakkelijk en snel te kunnen worden uitgevoerd. De directeur oefent een gebonden bevoegdheid uit en dient de gedetineerde die voldoet aan de voorwaarden waarin de wetgever heeft voorzien, in vrijheid te stellen, zonder over een beoordelingsbevoegdheid te beschikken. De aard van de maatregel maakt dat hij moeilijk te verzoenen is met het organiseren van een geïndividualiseerd onderzoek van de situatie van elke veroordeelde.

Uit de in B.1.5 aangehaalde parlementaire voorbereiding blijkt dat de uitsluiting van de vervroegde invrijheidstelling voor de verschillende categorieën van veroordeelden die in artikel 64, § 2, van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten zijn vermeld, wordt verantwoord door « het maatschappelijk gevaar dat van deze veroordeelden uitgaat » (Parl.

St., Kamer, 2021-2022, DOC 55-2774/001, p. 80).

B.8.2. Wat betreft de in artikel 64, § 2, eerste tot vierde streepje, van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten bedoelde veroordeelden, zijn de in B.7 vermelde criteria pertinent, gelet op het doel van de wetgever dat erin bestaat gevaarlijk geachte veroordeelden uit te sluiten van de maatregel van vervroegde invrijheidstelling. Binnen de ruime beoordelingsmarge waarover de wetgever beschikt, vermocht hij, aangezien het om een tijdelijke maatregel van vervroegde invrijheidstelling gaat die ertoe strekt de overbevolking in de gevangenissen te verminderen, redelijkerwijs te oordelen, zonder een kennelijke beoordelingsfout te begaan, dat de veroordeelden die een of meerdere vrijheidsbenemende straffen ondergaan waarvan de totale duur meer dan tien jaar bedraagt, die een gevangenisstraf ondergaan voor feiten van terrorisme of voor feiten die de seksuele integriteit, het seksuele zelfbeschikkingsrecht en de goede zeden aantasten, alsook de veroordeelden die het voorwerp uitmaken van een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, een bijzonder groot gevaar inhouden voor de gemeenschap en dat zij in dat opzicht niet automatisch vervroegd in vrijheid mogen worden gesteld. Gelet op het doel van de wetgever bevinden die veroordeelden zich in een situatie die wezenlijk verschilt van die van de veroordeelden die niet door enige uitsluitingsgrond worden beoogd.

B.9. Het feit dat de wetgever niet heeft voorzien in een geïndividualiseerd onderzoek van de situatie van elk van de veroordeelden die van de maatregel van vervroegde invrijheidstelling zijn uitgesloten waardoor, in voorkomend geval, een aantal van hen vervroegd in vrijheid kan worden gesteld nadat is nagegaan dat er geen contra-indicatie bestaat, is op zich niet bekritiseerbaar. Het organiseren van een dergelijk geïndividualiseerd onderzoek is immers moeilijk verzoenbaar met de bijzondere aard van de maatregel, waarvan de doeltreffendheid grotendeels afhangt van de automatische uitvoering ervan.

Wat de in B.3.2.2 vermelde gelijke behandeling betreft, dient overigens te worden beklemtoond dat de wetgever, binnen de ruime beoordelingsmarge waarover hij beschikt, aangezien het gaat om een tijdelijke maatregel van vervroegde invrijheidstelling die ertoe strekt de overbevolking in de gevangenissen te verminderen, redelijkerwijs vermocht te oordelen, zonder een kennelijke beoordelingsfout te begaan, dat alle veroordeelden die een of meerdere vrijheidsbenemende straffen ondergaan waarvan het totaal meer dan tien jaar bedraagt, die een gevangenisstraf ondergaan voor feiten van terrorisme of voor feiten die de seksuele integriteit, het seksuele zelfbeschikkingsrecht en de goede zeden aantasten, of die het voorwerp uitmaken van een terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, eveneens een bijzonder groot gevaar betekenen voor de gemeenschap en bijgevolg aan dezelfde regeling moeten worden onderworpen.

B.10. Voor het overige beschikken de veroordeelden die zijn uitgesloten van de tijdelijke maatregel van vervroegde invrijheidstelling, over de mogelijkheid om de voorwaardelijke invrijheidstelling aan te vragen, overeenkomstig de artikelen 24 en volgende van de wet van 17 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/05/2006 pub. 15/06/2006 numac 2006009456 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (2) sluiten « betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten ». In het kader van die procedure kunnen de betrokken veroordeelden zich beroepen op hun persoonlijke situatie voor de strafuitvoeringsrechter of de strafuitvoeringsrechtbank, die zal beoordelen of er aanleiding bestaat om het verzoek tot voorwaardelijke invrijheidstelling in te willigen. Het feit dat een veroordeelde reeds heeft verzocht om een dergelijke maatregel te genieten, zonder dat dat verzoek werd ingewilligd, en dat die veroordeelde een dergelijk verzoek niet opnieuw kan indienen vóór het einde van zijn straf, vloeit voort uit de toepassing van de regels die van toepassing zijn inzake voorwaardelijke invrijheidstelling, die zo zijn ontworpen dat veroordeelden niet op herhaalde wijze verzoeken kunnen indienen, en leidt bijgevolg niet tot een andere conclusie. Het in het geding zijnde verschil in behandeling heeft dus geen onevenredige gevolgen voor de betrokken personen.

B.11. In zoverre zij betrekking hebben op de in artikel 64, § 2, eerste tot vierde streepje, van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten bedoelde veroordeelden, zijn de middelen niet gegrond.

Wat betreft de veroordeelden die geen recht hebben op verblijf B.12. Wat betreft de veroordeelden die geen recht hebben op verblijf, berust het verschil in behandeling op een objectief criterium, namelijk het verblijfsstatuut.

B.13.1. De Ministerraad voert aan dat een reclassering van die veroordeelden in België nadat zij hun straf hebben uitgezeten, onmogelijk is en dat die veroordeelden, gelet op het grote risico dat zij in de clandestiniteit verzeild geraken, een hoog risico van herhaling vertonen. Het risico om hun spoor bijster te geraken zou de schadeloosstelling van de slachtoffers bovendien kunnen bemoeilijken.

B.13.2. Met de tijdelijke maatregel van vervroegde invrijheidstelling wordt geen doel van reclassering nagestreefd, in tegenstelling tot de regels die inzake strafuitvoering van toepassing zijn. Hij strekt ertoe de overbevolking in de gevangenissen te verminderen, in afwachting dat binnen het penitentiaire systeem nieuwe plaatsen worden gecreëerd, rekening houdend met het gevaarlijke profiel van bepaalde veroordeelden. Zoals in B.1.3 is vermeld, dient de directeur, alvorens een veroordeelde vervroegd in vrijheid te stellen, zich te vergewissen van de haalbaarheid van de maatregel en na te gaan of de veroordeelde over onderdak en over voldoende middelen van bestaan beschikt, overeenkomstig artikel 65, § 1, van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten. Dat onderzoek kan het risico dat de veroordeelde in de clandestiniteit verzeild geraakt en, bijgevolg, het risico van herhaling of van niet-schadeloosstelling van de slachtoffers in grote mate verminderen.

Het criterium van het verblijfsstatuut is niet pertinent, gelet op het doel van de wetgever dat erin bestaat gevaarlijk geachte veroordeelden uit te sluiten van de maatregel van vervroegde invrijheidstelling.

B.13.3. In zoverre zij betrekking hebben op de veroordeelden die geen recht hebben op verblijf, zijn de middelen gegrond. Artikel 64, § 2, vijfde streepje, van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten moet worden vernietigd.

Wat betreft de veroordeelden die door het OCAD worden gevolgd in het kader van de gemeenschappelijke gegevensbanken B.14.1. Wat betreft de veroordeelden die door het OCAD worden gevolgd in het kader van de gemeenschappelijke gegevensbanken, moet worden beklemtoond dat het OCAD, krachtens artikel 5 van de wet van 10 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/07/2006 pub. 20/07/2006 numac 2006009570 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de analyse van de dreiging type wet prom. 10/07/2006 pub. 20/07/2006 numac 2006009569 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten en van de artikelen 323bis en 327bis van het Gerechtelijk Wetboek sluiten « betreffende de analyse van de dreiging », het orgaan is dat is belast met de evaluatie van de dreiging in België. Onder « dreiging » dienen de dreigingen te worden verstaan « die de inwendige en uitwendige veiligheid van de Staat, de Belgische belangen en de veiligheid van de Belgische onderdanen in het buitenland of elk ander fundamenteel belang van het land zoals bepaald door de Koning op voorstel van de Nationale Veiligheidsraad, zouden kunnen aantasten » (artikel 3 van dezelfde wet).

De gemeenschappelijke gegevensbanken zijn opgericht ter voorkoming en ter opvolging van het terrorisme of het extremisme, wanneer dat tot terrorisme kan leiden (artikelen 44/11/3bis, § 1, en 44/2, § 2, van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten). Daarin worden een aantal persoonsgegevens en informatie met betrekking tot dat doel verzameld. Het OCAD heeft toegang tot die gemeenschappelijke gegevensbanken (artikel 44/11/3ter, § 1, van dezelfde wet).

B.14.2. Volgens de Ministerraad moet elke persoon die in de gemeenschappelijke gegevensbanken voorkomt, worden geacht te worden gevolgd door het OCAD. Die interpretatie van de uitsluitingsgrond is niet onjuist, gelet op de wettelijke opdrachten van het OCAD, die met name erin bestaan een gemeenschappelijke evaluatie van de dreiging uit te voeren, overeenkomstig artikel 8 van de wet van 10 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/07/2006 pub. 20/07/2006 numac 2006009570 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de analyse van de dreiging type wet prom. 10/07/2006 pub. 20/07/2006 numac 2006009569 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten en van de artikelen 323bis en 327bis van het Gerechtelijk Wetboek sluiten, en gelet op zijn taak als operationeel beheerder van de gemeenschappelijke gegevensbanken (artikelen 4 van het koninklijk besluit van 21 juli 2016 « betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Terrorist Fighters » en van het koninklijk besluit van 23 april 2018 « betreffende de gemeenschappelijke gegevensbank Haatpropagandisten en tot uitvoering van sommige bepalingen van de afdeling 1bis ` Het informatiebeheer ' van hoofdstuk IV van de wet op het politieambt »).

Daaruit volgt dat het criterium met betrekking tot het volgen van de veroordeelde door het OCAD in het kader van de gemeenschappelijke gegevensbanken, waarop het verschil in behandeling berust, objectief is.

B.14.3. Gelet op de ruime beoordelingsmarge waarover de wetgever beschikt, vermocht hij, aangezien het om een tijdelijke maatregel van vervroegde invrijheidstelling gaat die ertoe strekt de overbevolking in de gevangenissen te verminderen, redelijkerwijs te oordelen, zonder een kennelijke beoordelingsfout te begaan, dat de veroordeelden die door het OCAD worden gevolgd in het kader van de gemeenschappelijke gegevensbanken, een bijzonder groot gevaar inhouden voor de gemeenschap en dat zij in dat opzicht niet automatisch vervroegd in vrijheid mogen worden gesteld. Het in B.14.2 vermelde criterium is pertinent, gelet op het doel van de wetgever dat erin bestaat gevaarlijk geachte veroordeelden uit te sluiten van de maatregel van vervroegde invrijheidstelling.

B.14.4. Onverminderd de gemeenrechtelijke beroepsmogelijkheden, maakt de omstandigheid dat in geen enkel specifiek beroep wordt voorzien om de veroordeelde toe te laten zijn opname in de gemeenschappelijke gegevensbanken te betwisten, zijn uitsluiting van de vervroegde invrijheidstelling niet onevenredig, rekening houdend met het uitzonderlijke karakter van de maatregel en met de onverenigbaarheid ervan met de organisatie van een geïndividualiseerd onderzoek.

B.14.5. Om dezelfde redenen als die welke in B.10 zijn vermeld, heeft het verschil in behandeling geen onevenredige gevolgen voor de veroordeelden die door het OCAD worden gevolgd in het kader van de gemeenschappelijke gegevensbanken.

B.14.6. In zoverre zij betrekking hebben op de veroordeelden die door het OCAD worden gevolgd in het kader van de gemeenschappelijke gegevensbanken, zijn de middelen niet gegrond.

Om die redenen, het Hof - vernietigt artikel 64, § 2, vijfde streepje, van de wet van 30 juli 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2022 pub. 08/08/2022 numac 2022015553 bron federale overheidsdienst justitie Wet om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II sluiten « om justitie menselijker, sneller en straffer te maken II »; - verwerpt de beroepen voor het overige.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 14 september 2023.

De griffier, De voorzitter, N. Dupont P. Nihoul

^