gepubliceerd op 23 december 2022
Wet betreffende de meldingskanalen en de bescherming van de melders van integriteitsschendingen in de federale overheidsinstanties en bij de geïntegreerde politie
8 DECEMBER 2022. - Wet betreffende de meldingskanalen en de bescherming van de melders van integriteitsschendingen in de federale overheidsinstanties en bij de geïntegreerde politie (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Doel, toepassingsgebied en definities Afdeling 1. - Doel
Artikel 1.§ 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. § 2. Deze wet voorziet in de omzetting van Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden met betrekking tot de federale overheidsinstanties en de geïntegreerde politie.
Zij heeft tot doel een hoog niveau van bescherming te bieden aan melders van integriteitschendingen in de federale overheidsinstanties en de geïntegreerde politie. Afdeling 2. - Materieel toepassingsgebied
Art. 2.§ 1. Iedere persoon die een integriteitsschending bij federale overheidsinstanties meldt, wordt beschermd door de minimumnormen die in deze wet zijn vastgesteld.
Een integriteitsschending is: 1° een handeling of het nalaten van een handeling die een bedreiging is voor of een schending is van het algemeen belang, en die: a) een inbreuk is op de rechtstreeks toepasbare Europese bepalingen, de wetten, de besluiten, de omzendbrieven, de interne regels en de interne procedures die van toepassing zijn op de federale overheidsinstanties en hun personeelsleden;en/ of b) een risico inhoudt voor het leven, de gezondheid of de veiligheid van personen of voor het milieu;en/of c) getuigt van een ernstige tekortkoming in de professionele verplichtingen of in het goede beheer van een federale overheidsinstantie;2° het bewust bevelen of adviseren om een integriteitsschending te begaan zoals bedoeld in de bepaling onder 1°. § 2. Worden niet als integriteitsschendingen beschouwd: 1° pesterijen, geweld op het werk en ongewenst seksueel gedrag op het werk ten aanzien van de personen bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, 1°, van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;2° discriminatie op grond van: a) een van de beschermde criteria als bedoeld in artikel 4, 4°, van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002117 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie type wet prom. 10/05/2007 pub. 22/05/2009 numac 2009000347 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002116 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen type wet prom. 10/05/2007 pub. 20/05/2009 numac 2009000344 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie;b) geslacht of een van de criteria gelijkgesteld met geslacht als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de wet van 10 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002117 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002099 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie type wet prom. 10/05/2007 pub. 22/05/2009 numac 2009000347 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 10/05/2007 pub. 05/06/2007 numac 2007002116 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen. - Addendum type wet prom. 10/05/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007002098 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen type wet prom. 10/05/2007 pub. 20/05/2009 numac 2009000344 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen;c) een van de beschermde criteria als bedoeld in artikel 4, 4°, van de wet van 30 juli 1981Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten1 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden.
Art. 3.§ 1. De bepalingen van deze wet doen geen afbreuk aan de bepalingen inzake het melden van inbreuken die opgenomen zijn in andere wettelijke en reglementaire bepalingen en de rechtstreeks toepasbare Europese bepalingen, met inbegrip van de bepalingen die in uitvoering hiervan zijn vastgesteld.
De beschermingsmaatregelen bedoeld in het hoofdstuk 7 zijn ook van toepassing indien ze gunstiger zijn dan de voornoemde bepalingen. § 2. Deze wet doet geen afbreuk aan de nationale regels inzake de uitoefening door werknemers van het recht om hun vakorganisatie te raadplegen en inzake de bescherming tegen ongerechtvaardigde benadelende maatregelen als gevolg van een dergelijke raadpleging.
Deze wet doet evenmin afbreuk aan het recht van de werknemer om, indien hij het nuttig acht, zijn vakorganisatie te raadplegen vooraleer een melding te doen. § 3. Deze wet doet geen afbreuk aan de bepalingen van de wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen sluiten betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen. § 4. Vallen onder het toepassingsgebied van deze wet: de meldingen van integriteitsschendingen begaan in het kader van overheidsopdrachten die onder het toepassingsgebied vallen van titels 2 en 3 van de wet van 13 augustus 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten3 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, de meldingen van integriteitsschendingen begaan in het kader van de verplichtingen die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, de meldingen van integriteitsschendingen begaan in het kader van overheidsopdrachten die onder het toepassingsgebied vallen van de titels 2 en 3 van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten en de meldingen van integriteitsschendingen begaan in het kader van concessieovereenkomsten die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 17 juni 2016 betreffende de concessieovereenkomsten.
In afwijking van het eerste lid is deze wet is niet van toepassing op meldingen van inbreuken uitgevaardigd in het kader van overheidsopdrachten die onder het toepassingsgebied vallen van de bovenvermelde wet van 13 augustus 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten3 indien zij onder artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.
Art. 4.§ 1. Deze wet is niet van toepassing op: 1° geclassificeerde informatie;2° informatie gedekt door het medisch beroepsgeheim of op informatie en inlichtingen die advocaten ontvangen van hun cliënten of verkrijgen over hun cliënten, onder de voorwaarde dat zij, hetzij in gerechtelijke procedures of met betrekking tot dergelijke procedures, hetzij in het kader van adviesverlening over de wijze van het starten of het vermijden van een dergelijke procedure, de juridische situatie van deze cliënt beoordelen of hun opdracht van verdediging of vertegenwoordiging van deze cliënt uitoefenen;3° informatie gedekt door de geheimhouding van rechterlijke beraadslagingen;4° de regels met betrekking tot het strafprocesrecht. Die informatie blijft onderhevig aan de betreffende bepalingen in het Unierecht of het nationale recht. § 2. Deze wet is niet van toepassing op nationale veiligheid, behalve met betrekking tot meldingen van inbreuken op regels betreffende overheidsopdrachten op het gebied van defensie en veiligheid bedoeld in artikel 3, § 4, eerste lid. Afdeling 3. - Persoonlijk toepassingsgebied
Art. 5.§ 1. Deze wet is van toepassing op de in de federale overheidsinstanties werkzame melders die informatie over integriteitsschendingen hebben verkregen in een werkgerelateerde context, met inbegrip van ten minste: 1° personen met de hoedanigheid van werknemer in de zin van artikel 45, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese unie, met inbegrip van ambtenaren;2° personen met de hoedanigheid van zelfstandige in de zin van artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;3° aandeelhouders en personen die behoren tot het bestuurlijk, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een onderneming, met inbegrip van niet bij het dagelijks bestuur betrokken leden, vrijwilligers en bezoldigde of onbezoldigde stagiairs;4° eenieder die werkt onder toezicht en leiding van aannemers, onderaannemers en leveranciers. Deze wet is ook van toepassing op melders indien zij informatie over integriteitsschendingen melden of openbaar maken, die is verkregen: 1° in een inmiddels beëindigde werkrelatie;2° tijdens de wervingsprocedure of andere precontractuele onderhandelingen. § 2. De in het hoofdstuk 7 vervatte maatregelen ter bescherming van melders zijn, in voorkomend geval, tevens van toepassing op: 1° facilitators;2° derden die verbonden zijn met de melders en die het slachtoffer kunnen worden van represailles in een werkgerelateerde context, zoals collega's of familieleden van de melders;3° juridische entiteiten die eigendom zijn van de melders, waarvoor de melders werken of waarmee de melders anderszins in een werkgerelateerde context verbonden zijn. § 3. Deze wet is niet van toepassing: 1° op personen die tegen betaling of vergoeding integriteitsschendingen melden aan handhavingsinstanties voor zover ze op basis van hun geïnformeerde toestemming vermeld zijn als informanten of als dusdanig zijn geregistreerd in databanken die worden beheerd door op nationaal niveau aangewezen autoriteiten;2° op personen die integriteitsschendingen melden in de organen van de rechterlijke macht, bedoeld in deel II, boek I, van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van de Hoge Raad voor de Justitie, in het Instituut voor gerechtelijke opleiding, en in de Adviesraad van de magistratuur. Afdeling 4. - Definities
Art. 6.Voor de toepassing van deze wet en van de besluiten en reglementen tot uitvoering ervan, wordt verstaan onder: 1° federale overheidsinstanties: a) de federale administratieve overheden;b) de beleidsorganen;c) elke andere instantie of dienst die van de federale overheid afhangt en niet tot de private sector behoort. Voor de toepassing van deze wet valt de geïntegreerde politie niet onder de definitie van federale overheidsinstanties; 2° federale administratieve overheden: de federale administratieve overheden bedoeld in artikel 14, § 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Voor de toepassing van deze wet, valt de federale politie niet onder de definitie van federale administratieve overheden; 3° beleidsorganen: de organen bepaald in het koninklijk besluit van 19 juli 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten0 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest;4° federale ombudsmannen: de federale ombudsmannen bedoeld in de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen;5° Comité P: het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten bedoeld in de wet van 18 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten6 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse;6° Comité I: het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten bedoeld in de wet van 18 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten6 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse;7° Federale Audit: de Federale Interneauditdienst opgericht door het koninklijk besluit van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten2 tot oprichting van de Federale Interneauditdienst;8° FIRM: het Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens opgericht door de wet van 12 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten9 tot oprichting van een Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens;9° informatie over integriteitsschendingen: informatie, waaronder redelijke vermoedens, over feitelijke of mogelijke integriteitsschendingen, die hebben plaatsgevonden of zeer waarschijnlijk zullen plaatsvinden binnen de federale overheidsinstantie waar de melder werkt, heeft gewerkt of zal werken, of binnen een andere federale overheidsinstantie waarmee de melder uit hoofde van zijn werk in contact is of is geweest, alsmede over pogingen tot verhulling van dergelijke integriteitsschendingen;10° melding of melden: het mondeling of schriftelijk verstrekken van informatie over integriteitsschendingen;11° anonieme melding of openbaarmaking: de melding of de openbaarmaking waarvan niemand, zelfs niet de ontvanger, de identiteit van de melder kent.12° interne melding: het binnen een intern meldingskanaal mondeling of schriftelijk meedelen van informatie over integriteitsschendingen;13° externe melding: het binnen een extern meldingskanaal mondeling of schriftelijk meedelen van informatie over integriteitsschendingen;14° openbaarmaking: het publiekelijk toegankelijk maken van informatie over integriteitsschendingen;15° melder: een natuurlijke persoon die informatie over integriteitsschendingen meldt of openbaar maakt die hij heeft verkregen in een werkgerelateerde context;16° facilitator: een natuurlijke persoon die een melder bijstaat in het meldingsproces in een werkgerelateerde context en wiens bijstand vertrouwelijk is;17° werkgerelateerde context: huidige of vroegere beroepsactiviteiten in de federale overheidsinstanties waardoor, ongeacht de aard van die activiteiten, personen informatie kunnen verkrijgen over integriteitsschendingen en waarbij die personen te maken kunnen krijgen met represailles indien zij dergelijke informatie zouden melden;18° betrokkene: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die in de melding of bij de openbaarmaking genoemd wordt als persoon aan wie de integriteitsschending wordt toegeschreven of die ermee in verband wordt gebracht;19° personeelslid: het statutair personeelslid, de stagiair of het personeelslid met een arbeidsovereenkomst;20° hoogste leidinggevende: de persoon die de dagelijkse leiding heeft over een federale overheidsinstantie, onder wie: a) het personeelslid dat op het hoogste hiërarchische niveau de leiding heeft van een federale administratieve overheid of van een onderdeel daarvan en die enkel verantwoording aflegt aan ministers, staatssecretarissen en/of een beheersorgaan;b) de hoogste leidinggevende van een beleidsorgaan;21° represaille: elke directe of indirecte handeling of nalatigheid die in een werkgerelateerde context plaatsvindt naar aanleiding van een interne of externe melding of openbaarmaking, en die tot ongerechtvaardigde benadeling van de melder leidt of kan leiden;22° opvolging: elk optreden van de ontvanger van een melding of een bevoegde autoriteit om de juistheid van de in de melding gedane beweringen na te gaan en de gemelde integriteitsschending zo nodig aan te pakken, onder meer via maatregelen zoals een vooronderzoek, een onderzoek, vervolging, een terugvordering van middelen of het beëindigen van de procedure;23° feedback: het aan de melder verstrekken van informatie over de als opvolging geplande of genomen maatregelen en over de redenen voor die opvolging;24° bevoegde autoriteit: elke autoriteit die is aangewezen om overeenkomstig hoofdstuk 4 externe meldingen te ontvangen en de melder feedback te geven en/of die is aangewezen om de in deze wet vervatte plichten te vervullen, met name wat de opvolging betreft. HOOFDSTUK 2. - Beschermingsvoorwaarden Afdeling 1. - Voorwaarden voor bescherming van de melders
Art. 7.§ 1. Melders komen voor bescherming uit hoofde van deze wet in aanmerking mits: 1° zij gegronde redenen hadden om aan te nemen dat de gemelde informatie over integriteitschendingen op het moment van de melding juist was en dat die informatie binnen het toepassingsgebied van deze wet viel;en 2° zij intern overeenkomstig artikel 9 of extern overeenkomstig artikel 13 een melding hebben gedaan, of een openbaarmaking hebben gedaan overeenkomstig artikel 24. Het in het eerste lid, 1°, bedoelde criterium wordt beoordeeld ten overstaan van een persoon die zich in een vergelijkbare situatie bevindt en over vergelijkbare kennis beschikt.
De melder verliest het voordeel van de bescherming niet op de enkele grond dat de te goeder trouw gedane melding onjuist of ongegrond is bevonden. § 2. De interne en externe meldingskanalen waarop deze wet van toepassing is, ontvangen de anonieme meldingen van integriteitsschendingen en verzekeren de opvolging ervan. § 3. Personen die anoniem informatie over integriteitsschendingen hebben gemeld of openbaar gemaakt, maar later zijn geïdentificeerd en het slachtoffer worden van represailles, komen in aanmerking voor bescherming overeenkomstig hoofdstuk 7, voor zover ze aan de in paragraaf 1 gestelde voorwaarden voldoen. § 4. Personen die binnen het toepassingsgebied van deze wet vallende integriteitsschendingen melden aan de bevoegde instellingen, organen of instanties van de Unie, komen in aanmerking voor bescherming overeenkomstig deze wet onder dezelfde voorwaarden als personen die een externe melding doen. Afdeling 2. - Voorwaarden voor bescherming van de facilitators en
derden die verbonden zijn met de melders
Art. 8.Facilitators en derden die verbonden zijn met melders, komen in aanmerking voor de beschermingsmaatregelen bedoeld in hoofdstuk 7 indien ze gegronde redenen hadden om aan te nemen dat de melder binnen het toepassingsgebied voor bescherming van deze wet viel. HOOFDSTUK 3. - Interne meldingen en opvolging Afdeling 1. - Interne meldingen en interne meldingskanalen
Art. 9.Onverminderd de hoofdstukken 4 en 5 mag informatie over integriteitsschendingen worden gemeld via de interne meldingskanalen en -procedures die worden beschreven in dit hoofdstuk.
De nodige informatie over het gebruik van de interne meldingskanalen maakt deel uit van de informatie die wordt verstrekt door de interne en externe meldingskanalen krachtens de artikelen 12 en 14, § 4.
Art. 10.§ 1. Elke federale overheidsinstantie zet een intern meldingskanaal op, na overleg met de representatieve vakorganisaties in de zin van het toepasselijke syndicaal statuut, met procedures voor de interne melding en voor de opvolging.
De in het eerste lid bedoelde kanalen en procedures bieden de personeelsleden de mogelijkheid om een interne melding te doen. Zij kunnen die mogelijkheid ook bieden aan andere, in artikel 5, § 1, eerste lid, 2° tot 4°, bedoelde personen, die in contact staan met de federale overheidsinstantie in een werkgerelateerde context zodat ze eveneens integriteitsschendingen kunnen melden.
Een meldingskanaal kan intern worden beheerd door een daartoe aangewezen persoon of afdeling, of extern ter beschikking worden gesteld door derden. De in artikel 12 bedoelde waarborgen en vereisten gelden tevens voor derden die het meldingskanaal voor een federale overheidsinstantie beheren en aan wie deze taak is toevertrouwd.
De Koning bepaalt de elementen als bedoeld in artikel 12. § 2. In afwijking van de eerste paragraaf, wordt de Federale Audit aangeduid als het verantwoordelijke interne meldingskanaal voor: 1° de beleidsorganen;2° de federale administratieve overheden waarbinnen geen intern meldingskanaal is opgericht overeenkomstig paragraaf 1. Als er binnen een federale administratieve overheid, zoals bedoeld in het eerste lid, 2°, een dienst bestaat die bepaalde taken uitvoert die de bevoegdheid zijn van de Federale Audit, kan een protocol worden afgesloten tussen de Federale Audit en de federale administratieve overheid waarbinnen een dergelijke dienst bestaat.
Het protocol bepaalt minstens de nadere regels volgens welke deze diensten en de Federale Audit samenwerken, hun activiteiten coördineren, informatie uitwisselen en gezamenlijk communiceren.
Het protocol houdt geen enkele beperking in van het recht van de Federale Audit om zijn bevoegdheden krachtens deze wet uit te oefenen binnen een federale overheidsinstantie zoals bedoeld in het eerste lid, 2°.
Art. 11.Tussen de Federale Audit en de federale overheidsinstanties zoals bedoeld in artikel 10, § 2, met uitzondering van de geïntegreerde politie, wordt een permanent partnerschap tot stand gebracht en beheerd door de Federale Audit.
De doelstellingen, de vorm en de nadere regels van het permanente partnerschap worden bepaald in onderlinge overeenstemming tussen de Federale Audit en de federale overheidsinstanties zoals bedoeld in artikel 10, § 2.
De Koning bepaalt, voor het permanente partnerschap, de elementen zoals bedoeld in artikel 12.
Het koninklijk besluit dat wordt uitgevaardigd op basis van het derde lid, wordt bekendgemaakt op de websites van de Federale Audit, de federale overheidsinstanties, zoals bedoeld in artikel 10, § 2, de externe meldingskanalen en het FIRM met vermelding van zowel de datum waarop het werd uitgevaardigd als de datum waarop het op de websites werd bekendgemaakt. Afdeling 2. - Procedures voor interne melding en opvolging
Art. 12.De procedures voor interne melding en opvolging omvatten de volgende elementen: 1° kanalen voor het ontvangen van meldingen die door hun ontwerp, opzet en beheer op beveiligde wijze de vertrouwelijkheid van de identiteit van de melder en van eventuele in de melding genoemde derden beschermen en waartoe niet-gemachtigde personen geen toegang hebben.Deze kanalen bieden de mogelijkheid om mondeling of schriftelijk meldingen te doen, of beide. Mondelinge meldingen zijn mogelijk via de telefoon of via andere spraakberichtsystemen en, op verzoek van de melder, door middel van een fysieke ontmoeting binnen een redelijke termijn; 2° een bevestiging van ontvangst van de melding aan de melder, binnen zeven dagen na die ontvangst;3° de aanwijzing van een onpartijdige persoon of afdeling die bevoegd is voor de opvolging van de meldingen, die niet is belast met de leiding over de organisatie of die geen managementfunctie uitoefent, die dezelfde persoon of afdeling kan zijn als de persoon of afdeling die de meldingen ontvangt, en die de communicatie met de melder zal onderhouden en hem zo nodig nadere informatie zal vragen en feedback zal geven;4° een zorgvuldige opvolging door de in de bepaling onder 3° bedoelde aangewezen persoon of afdeling, ook voor anonieme meldingen;5° een redelijke termijn om feedback te geven, van ten hoogste drie maanden na de ontvangstbevestiging van de melding of, indien er geen ontvangstbevestiging is verstuurd aan de melder, drie maanden na het verstrijken van de periode van zeven dagen na de melding;6° het verstrekken van duidelijke en gemakkelijk toegankelijke informatie over de procedures voor externe meldingen aan bevoegde autoriteiten krachtens artikel 14 en, in voorkomend geval, aan instellingen, organen en instanties van de Europese Unie. Bij het geven van feedback overeenkomstig het eerste lid, 5°, leven de interne meldingskanalen hun verplichtingen inzake beroepsgeheim na. HOOFDSTUK 4. - Externe meldingen en opvolging Afdeling 1. - Meldingen via externe meldingskanalen
Art. 13.Onverminderd artikel 24 verstrekken melders informatie over integriteitsschendingen door gebruik te maken van de in artikel 14 bedoelde kanalen en procedures, nadat zij eerst een melding hebben gedaan via interne meldingskanalen of door meteen een melding te doen via externe meldingskanalen.
Art. 14.§ 1. Het externe meldingskanaal voor integriteitsschendingen begaan in de federale overheidsinstanties wordt opgericht bij de federale ombudsmannen.
In afwijking van het eerste lid wordt het externe meldingskanaal voor integriteitsschendingen begaan bij het Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse, bedoeld in de wet van 10 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/07/2006 pub. 20/07/2006 numac 2006009570 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de analyse van de dreiging type wet prom. 10/07/2006 pub. 07/09/2006 numac 2006009653 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de elektronische procesvoering type wet prom. 10/07/2006 pub. 20/07/2006 numac 2006009569 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten en van de artikelen 323bis en 327bis van het Gerechtelijk Wetboek sluiten betreffende de analyse van de dreiging, en bij de Algemene Inspectie van de Federale Politie en van de Lokale Politie, bedoeld in de wet van 15 mei 2007 op de Algemene Inspectie en houdende diverse bepalingen betreffende de rechtspositie van sommige leden van de politiediensten, opgericht bij het Comité P. In afwijking van het eerste lid wordt het externe meldingskanaal voor integriteitsschendingen begaan bij de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid of de Veiligheid van de Staat, bedoeld in de wet van 30 november 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/11/1998 pub. 18/12/1998 numac 1998007272 bron ministerie van landsverdediging Wet houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdienst sluiten houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, opgericht bij het Comité I. § 2. De externe meldingskanalen bedoeld in paragraaf 1 zijn bevoegd voor: 1° het informeren over de inhoud en de toepassing van de wet;2° het ontvangen van meldingen over integriteits-schendingen;3° de opvolging van de meldingen;4° het binnen een redelijke termijn verstrekken van feedback aan de melder;5° het informeren over het resultaat van het onderzoek aan de melder, de personen die hebben meegewerkt aan het onderzoek, en aan de hoogste leidinggevende van de betrokken federale overheidsinstantie;6° het beschermen tegen represailles. De externe meldingskanalen beschikken over de vereiste middelen om hun bevoegdheden uit te oefenen.
De personeelsleden van de externe meldingskanalen die aangewezen zijn voor het behandelen van meldingen, worden specifiek opgeleid voor het behandelen van deze meldingen.
Bij de uitoefening van hun bevoegdheden overeenkomstig het eerste lid leven de externe meldingskanalen hun verplichtingen inzake beroepsgeheim na. § 3. Elke autoriteit die een melding ontvangt, maar niet bevoegd is om de gemelde integriteitsschending te behandelen, zendt de melding binnen een redelijke termijn en op veilige wijze door aan de desgevallend bevoegde autoriteit indien zij deze op grond van de beschikbare informatie kan bepalen, en informeert de melder onverwijld over deze doorzending.
Indien de autoriteit die de melding heeft ontvangen, er kennis van heeft dat ook andere autoriteiten bevoegd zijn, wordt de informatie van de melding binnen een redelijke termijn en op veilige wijze doorgezonden aan de andere bevoegde autoriteiten.
De bevoegde autoriteiten plegen geen inbreuk op hun beroepsgeheim indien zij de melding doorzenden aan de bevoegde autoriteit overeenkomstig het eerste of tweede lid. § 4. De externe meldingskanalen publiceren op een afzonderlijke, gemakkelijk herkenbare en toegankelijke pagina van hun website op zijn minst de volgende informatie: 1° de voorwaarden om in aanmerking te komen voor bescherming krachtens deze wet;2° de nodige contactgegevens van de in paragraaf 1 bedoelde externe meldingskanalen, met name de elektronische en postadressen, en de telefoonnummers van deze kanalen, met de vermelding of de telefoongesprekken al dan niet worden opgenomen;3° de procedure die van toepassing is op de melding, met inbegrip van de wijze waarop de bevoegde autoriteit de melder kan verzoeken om de gemelde informatie te verduidelijken of om nadere informatie te verstrekken, of feedback wordt verstrekt en in voorkomend geval de termijn om feedback te geven alsmede het soort en de inhoud van dergelijke feedback;4° de geheimhoudingsregels die van toepassing zijn op meldingen, en in het bijzonder de informatie over de verwerking van persoonsgegevens;5° de wijze van de aan meldingen te bieden opvolging;6° de remedies en procedures voor bescherming tegen represailles en de beschikbaarheid van vertrouwelijk advies voor personen die overwegen tot melding over te gaan;7° een verklaring met een duidelijke toelichting van de voorwaarden waaronder personen die een melding doen aan de bevoegde autoriteit worden beschermd tegen het oplopen van aansprakelijkheid voor een inbreuk op de geheimhoudingsregels krachtens de artikelen 34 en 37;8° de contactgegevens van het FIRM zoals bedoeld in artikel 30, § 1. Afdeling 2. - De opvolging van de externe melding
Onderafdeling 1. - Het vooronderzoek van de ontvankelijkheid
Art. 15.§ 1. De melding is gebaseerd op een redelijk vermoeden dat een integriteitsschending zich heeft voorgedaan, zich voordoet of zich zeer waarschijnlijk zal voordoen.
De melder doet zijn melding schriftelijk of mondeling. De melding kan op verzoek van de melder gebeuren door middel van een fysieke ontmoeting binnen een redelijke termijn. § 2. De melding bevat minstens de volgende informatie: 1° de naam en de contactgegevens van de melder, tenzij de melder opteert voor de anonieme melding;2° de datum waarop de melding wordt gedaan;3° de aard van de arbeidsrelatie tussen de melder en de betrokken federale overheidsinstantie;4° de naam van de bij de integriteitsschending betrokken federale overheidsinstantie;5° de beschrijving van de integriteitsschending;6° de datum waarop of de periode waarin de integriteitsschending zich heeft voorgedaan, zich voordoet of zich zeer waarschijnlijk zal voordoen. De melder voegt alle informatie toe waartoe hij toegang heeft en die kan bijdragen tot het beoordelen van het redelijk vermoeden van de integriteitsschending.
Art. 16.§ 1. Het externe meldingskanaal bevestigt de ontvangst van de melding binnen een termijn van zeven dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de melding, tenzij de melder uitdrukkelijk om het tegendeel verzoekt of tenzij het bevoegde externe meldingskanaal gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een ontvangstbevestiging van de melding de bescherming van de identiteit van de melder in gevaar zou brengen. § 2. Uiterlijk acht weken na de datum van ontvangst van de melding deelt het externe meldingskanaal schriftelijk aan de melder mee of de melding al dan niet ontvankelijk is in de zin van artikel 15.
Als de melding onontvankelijk is, brengt het externe meldingskanaal de melder op de hoogte van de onontvankelijkheid van de melding, desgevallend vergezeld van relevante aanbevelingen. § 3. Het bevoegde externe meldingskanaal kan, na de zaak naar behoren te hebben onderzocht, besluiten dat een gemelde integriteitsschending duidelijk van geringe betekenis is en krachtens deze wet geen andere opvolging dan het beëindigen van de procedure vereist. Dit geldt onverminderd andere verplichtingen of andere toepasselijke procedures voor het remediëren van de gemelde integriteitsschending, en onverminderd de door deze wet geboden bescherming.
In dat geval deelt het externe meldingskanaal schriftelijk de motivering van zijn beslissing mee aan de melder. § 4. In geval van herhaaldelijke meldingen waarvan de inhoud geen nieuwe informatie van betekenis bevat ten opzichte van een eerdere beëindigde melding, kan het externe meldingskanaal beslissen om de meldingsprocedure onmiddellijk te beëindigen.
In dat geval deelt het externe meldingskanaal schriftelijk de motivering van zijn beslissing mee aan de melder. § 5. Het externe meldingskanaal kan, in geval van een groot aantal meldingen, voorrang geven aan de behandeling van meldingen van ernstige integriteitsschendingen of inbreuken op essentiële bepalingen die binnen het materiële toepassingsgebied, bedoeld in artikel 2, paragraaf 1, vallen, onverminderd de termijnen voor het geven van feedback.
Onderafdeling 2. - Het onderzoek
Art. 17.§ 1. Uiterlijk een maand na de datum van de in artikel 16, § 2, bedoelde beslissing over de ontvankelijkheid begint het externe meldingskanaal een onderzoek naar de gemelde integriteitsschending. De melder wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. § 2. Als deze termijn niet kan worden nageleefd, kan het externe meldingskanaal de start van het onderzoek met maximaal vier maanden uitstellen. Het externe meldingskanaal brengt de melder schriftelijk op de hoogte van de reden van het uitstel. § 3. Het externe meldingskanaal dat het onderzoek leidt en coördineert: 1° past de algemene beginselen van behoorlijk bestuur toe en eerbiedigt de rechten van verdediging;2° documenteert en motiveert alle handelingen en beslissingen naar behoren;3° legt de opdracht voor het onderzoek naar de integriteitsschending schriftelijk vast.
Art. 18.§ 1. De opdracht voor het onderzoek naar de integriteitsschending bevat minstens: 1° de beschrijving van de integriteitsschending;2° de naam van de betrokken federale overheidsinstantie waar het onderzoek zal worden uitgevoerd;3° de naam, de taalrol en de contactgegevens van de door het externe meldingskanaal afgevaardigde onderzoekers en, desgevallend, van de deskundigen die hen bijstaan;4° de onderzoeksvragen. Het onderzoek wordt beëindigd binnen een termijn van drie maanden en kan worden verlengd met maximaal negen maanden middels een naar behoren met redenen omklede verantwoording in het onderzoeksrapport. § 2. Het externe meldingskanaal legt elke wijziging van de opdracht schriftelijk vast in een addendum bij de opdracht voor het onderzoek. § 3. De opdracht voor het onderzoek en het in paragraaf 2 bedoelde addendum worden door de verantwoordelijken van het externe meldingskanaal ondertekend en gedagtekend. § 4. Het externe meldingskanaal licht de hoogste leidinggevende van de betrokken federale overheidsinstantie in over de start van het onderzoek van een melding van een integriteitsschending, tenzij er een vermoeden is van zijn betrokkenheid bij de integriteitsschending.
Het externe meldingskanaal licht, indien toepasselijk, ook de bevoegde minister, de bevoegde staatssecretaris of het bevoegde beheersorgaan in. § 5. Het externe meldingskanaal kan zich voor het uitvoeren van het onderzoek laten bijstaan door deskundigen uit de publieke of de private sector. De deskundigen zijn gemandateerd door het externe meldingskanaal en respecteren bijgevolg alle bepalingen die op het externe meldingskanaal van toepassing zijn.
Art. 19.Het personeelslid dat uitgenodigd wordt om medewerking te verlenen aan het onderzoek, krijgt van het externe meldingskanaal een schriftelijke kennisgeving.
Deze kennisgeving bevat minstens: 1° de beschrijving van de integriteitsschending die aanleiding geeft tot het onderzoek;2° de mogelijkheid dat het onderzoek wordt uitgebreid tot de feiten en omstandigheden die in de loop van het onderzoek bekend worden en die van belang kunnen zijn voor de vaststelling van de omvang, de aard en de ernst van de integriteitsschending;3° het recht van het personeelslid om zich te laten bijstaan door een raadsman;4° de naam van de betrokken federale overheidsinstantie waar het onderzoek wordt uitgevoerd;5° de naam, de taalrol en de contactgegevens van de door het externe meldingskanaal afgevaardigde onderzoekers en, desgevallend, van de deskundigen die hen bijstaan bij de uitvoering van het onderzoek. De kennisgeving is niet van toepassing als het belang van het onderzoek dit vereist. De toepassing van deze bepaling wordt in het onderzoeksrapport opgenomen.
Art. 20.§ 1. De door het externe meldingskanaal afgevaardigde onderzoekers kunnen elke persoon voor wie ze dat nodig achten, uitnodigen voor een individuele verklaring. Deze heeft het recht zich te laten bijstaan door een raadsman.
De personeelsleden van de federale overheidsinstanties zijn verplicht om in te gaan op deze uitnodiging. § 2. De door het externe meldingskanaal afgevaardigde onderzoekers: 1° waarborgen dat de voor het onderzoek uitgenodigde personen hun individuele verklaring in alle vrijheid kunnen afleggen;2° nemen een individuele verklaring af voor het verzamelen van objectieve informatie;3° maken een schriftelijk verslag op van elke individuele verklaring;4° waarborgen dat de betrokkene wordt geconfronteerd met de vaststellingen uit het onderzoek die op hem betrekking hebben. § 3. De uitgenodigde personen geven het externe meldingskanaal alle relevante en verhelderende informatie waarover zij beschikken in het kader van de opdracht voor het onderzoek. § 4. De personen die een individuele verklaring afleggen, kunnen het schriftelijk verslag aanvullen en desgevallend opmerkingen formuleren. § 5. Het schriftelijk verslag van de individuele verklaring wordt door alle aanwezigen ondertekend en gedagtekend.
Elke bladzijde van het verslag wordt genummerd.
Indien een uitgenodigde persoon of, desgevallend, zijn raadsman weigert te ondertekenen, wordt dit opgenomen in het schriftelijk verslag.
Bij de afsluiting van het onderzoek ontvangt elke voor het onderzoek uitgenodigde persoon een ondertekende kopie van zijn individuele verklaring.
Art. 21.Ter beëindiging van het onderzoek stelt het externe meldingskanaal een onderzoeksrapport op met zijn vaststellingen, zijn beoordeling van de vastgestelde feiten en de maatregelen die het aanbeveelt.
Art. 22.§ 1. Het onderzoeksrapport wordt overgezonden aan de hoogste leidinggevende van de betrokken federale overheidsinstantie. § 2. Indien het externe meldingskanaal in de loop van de meldingsprocedure meent over voldoende elementen te beschikken om te kunnen besluiten dat het kennis heeft van een misdaad of wanbedrijf, stelt het de procureur des Konings daarvan in kennis overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering.
De hoogste leidinggevende van de betrokken federale overheidsinstantie wordt hiervan in kennis gesteld.
De melder wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld, tenzij hij betrokken is bij de vermoedelijke misdaad of het vermoedelijke wanbedrijf. § 3. In afwijking van de paragrafen 1 en 2, tweede lid, wordt, indien uit het onderzoeksrapport blijkt dat de hoogste leidinggevende betrokken is bij de vastgestelde integriteitsschending, het onderzoeksrapport en in voorkomend geval de informatie betreffende de toepassing van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering, indien toepasselijk, toegezonden aan de bevoegde minister, de bevoegde staatssecretaris of het bevoegde beheersorgaan. § 4. Het externe meldingskanaal brengt de melder en de voor het onderzoek uitgenodigde personen schriftelijk op de hoogte van het resultaat van het onderzoek. Afdeling 3. - Evaluatie van de procedures door de bevoegde
autoriteiten en rapporteringsverplichting
Art. 23.De externe meldingskanalen evalueren hun procedures voor de ontvangst en de opvolging van meldingen regelmatig, en ten minste om de drie jaar. Bij de evaluatie van deze procedures houden de externe meldingskanalen rekening met hun eigen ervaring en die van de andere bevoegde autoriteiten en passen zij hun procedures dienovereenkomstig aan.
In dat kader stellen de externe meldingskanalen een geanonimiseerd samenvattend verslag op dat ze overzenden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers. HOOFDSTUK 5. - Openbaarmaking
Art. 24.§ 1. Een persoon die een openbaarmaking doet, komt in aanmerking voor bescherming uit hoofde van deze wet indien is voldaan aan een van de volgende voorwaarden: 1° in geval van een indirecte openbaarmaking: de persoon deed eerst een interne en externe melding, of meteen een externe melding overeenkomstig de hoofdstukken 3 en 4, maar er zijn naar aanleiding van die melding geen passende maatregelen genomen binnen de in artikel 12, eerste lid, 6°, of in artikel 18, paragraaf 1, tweede lid, genoemde termijn;of 2° in geval van een directe openbaarmaking: de persoon heeft gegronde redenen om aan te nemen dat: a) de integriteitsschending een dreigend of reëel gevaar kan zijn voor het algemeen belang;of b) er in geval van externe melding een risico op represailles bestaat, of het niet waarschijnlijk is dat de integriteitsschending doeltreffend wordt verholpen, wegens de bijzondere omstandigheden van de zaak, omdat bijvoorbeeld bewijsmateriaal kan worden achtergehouden of vernietigd, of een autoriteit kan samenspannen met de pleger van de integriteitsschending of bij de integriteitsschending betrokken is. § 2. Dit artikel is niet van toepassing op gevallen waarin een persoon rechtstreeks informatie aan de pers verstrekt op grond van specifieke bepalingen die een stelsel voor de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en informatie instellen. HOOFDSTUK 6. - Bepalingen met betrekking tot interne en externe meldingen Afdeling 1. - Geheimhoudingsplicht
Art. 25.§ 1. De identiteit van de melder mag in geen geval zonder diens uitdrukkelijke en vrije toestemming worden bekendgemaakt aan anderen dan de gemachtigde personeelsleden die bevoegd zijn voor de ontvangst of de opvolging van meldingen. Dit geldt ook voor alle andere informatie waaruit de identiteit van de melder direct of indirect kan worden afgeleid.
De in het eerste lid bedoelde toestemming wordt begrepen als de toestemming bedoeld in artikel 4.11 van Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, hierna AVG. Tenzij de melder hiermee instemt, wijst het interne of het externe meldingskanaal elke vraag om inzage, uitleg of mededeling, in welke vorm ook, van een bestuursdocument waaruit direct of indirect de identiteit van de melder blijkt, af. § 2. In afwijking van paragraaf 1 mogen de identiteit van de melder en enige andere informatie waaruit de identiteit van de melder direct of indirect kan worden afgeleid, uitsluitend worden bekendgemaakt indien het gaat om een noodzakelijke en evenredige verplichting krachtens bijzondere wetgeving in het kader van onderzoek door nationale autoriteiten of gerechtelijke procedures, mede ter waarborging van de rechten van verdediging van de betrokkene. § 3. Voor de bekendmakingen op grond van de in paragraaf 2 bedoelde afwijking gelden passende waarborgen volgens de toepasselijke regelgeving van de Europese Unie en de Belgische regelgeving. Meer bepaald worden melders, voordat hun identiteit wordt bekendgemaakt, daarvan in kennis gesteld, tenzij die informatie de gerelateerde onderzoeken of gerechtelijke procedures in gevaar zou brengen.
Het interne of externe meldingskanaal stuurt de melders, wanneer het hen in kennis stelt, een schriftelijke toelichting over de redenen voor de bekendmaking van de betreffende vertrouwelijke gegevens. § 4. De interne of externe meldingskanalen die informatie ontvangen over integriteitsschendingen met bedrijfsgeheimen, mogen die bedrijfsgeheimen niet gebruiken of bekendmaken voor andere doeleinden dan hetgeen noodzakelijk is voor een gedegen opvolging. § 5. Desgevallend zijn de in paragraaf 1 tot 3 aangehaalde beschermingsmaatregelen ook van toepassing op de in artikel 5, § 2, 1° en 2°, bedoelde personen. § 6. Eenieder die bij of krachtens deze wet niet gerechtigd is om kennis te nemen van een melding of de daarin vervatte informatie en niettemin een dergelijke melding ontvangt, is onderworpen aan de bepalingen van paragraaf 1. Deze persoon onderneemt tevens elke redelijke inspanning om de melding in haar oorspronkelijke vorm door te zenden aan het bevoegde interne of externe meldingskanaal. Afdeling 2. - Verwerking van persoonsgegevens
Art. 26.§ 1. De doeleinden van de gegevensverwerking naar aanleiding van een melding zijn het ontvangen en opvolgen van meldingen betreffende integriteitsschendingen in de zin van deze wet teneinde de juistheid van de in de melding of openbaarmaking gedaan beweringen na te gaan en de gemelde integriteitsschending zo nodig aan te pakken, onder meer via maatregelen zoals een interne vooronderzoek, een onderzoek, een vervolging, een terugvordering van middelen of het beëindigen van de procedure.
Federale overheidsinstanties treden op als verwerkingsverantwoordelijke met betrekking tot gegevens die worden verwerkt in het kader van interne meldingen.
De federale ombudsmannen, het Comité P of het Comité I treden, wanneer zij optreden als extern meldingskanaal, op als verantwoordelijke voor de verwerking met betrekking tot de gegevens die in deze context worden verwerkt. § 2. In overeenstemming met artikel 23, lid 1, van de AVG, kan, voor de opvolging van een melding of van een klacht inzake bescherming, worden afgeweken van de drie basisprincipes van de AVG met betrekking tot informatie en toegang tot persoonsgegevens voor melders en elke andere persoon dan de melder. Het betreft het verstrekken van informatie wanneer de persoonsgegevens worden verkregen bedoeld in artikel 14 AVG, het recht van inzage bedoeld in artikel 15 AVG en het recht op rectificatie bedoeld in artikel 16 AVG. Deze afwijking heeft als doel het waarborgen van de vertrouwelijkheid van het onderzoek, de opvolging van de melding en het geheim van het onderzoek. De opvolging van de melding wordt beschouwd als een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die al dan niet incidenteel verband houdt met de uitoefening van het openbaar gezag bedoeld in artikel 23, lid 1, h), AVG. Hierbij worden twee categorieën onderscheiden: 1° voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens van de melder, kan worden afgeweken van de rechten beschreven in de artikelen 14 tot 16 van de AVG.In deze uitzondering wordt voorzien om pogingen tot het belemmeren, verhinderen, dwarsbomen of vertragen van de opvolging van de melding te voorkomen en erop te reageren.
De in de bepaling onder 1° bedoelde beperking is enkel geldig voor de opvolging van de melding en voor de beschermingsdossiers; 2° voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens van elke andere persoon dan de melder, kan worden afgeweken van de rechten beschreven in de artikelen 14 tot 16 van de AVG.In deze uitzondering wordt voorzien ter voorkoming van het verhinderen, dwarsbomen of vertragen van de opvolging van de melding en van verzoeken om bescherming of om identificatie van de melders. § 3. De beperkingen beschreven in paragraaf 2 gelden voor de interne meldingskanalen en de bevoegde autoriteiten en voor alle gegevens die hierbinnen worden verwerkt.
De beperkingen gelden vanaf de datum van de melding bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1°, of vanaf de ontvangst door de bevoegde autoriteit van de klacht inzake de bescherming zoals bedoeld in artikel 33, § 1.
De termijn voor de beperking bedraagt 10 jaar.
De beperkingen kunnen enkel worden toegepast voor zover de rechten nadelig zouden zijn voor de vertrouwelijkheid van het onderzoek, de opvolging van de melding of het geheim van het onderzoek.
Deze beperkingen hebben geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek of van de controle die de weigering of beperking van inzage rechtvaardigt. § 4. De verwerkingsverantwoordelijken brengen de beperkingen, beschreven in paragraaf 2,proactief ter kennis via hun gangbare communicatiekanalen, zoals bijvoorbeeld de gegevensbeschermingsverklaring op hun website, en via hun algemene communicatie, zoals bij de ontvangstbevestiging van de melding, en vermelden hierbij ook uitdrukkelijk de mogelijkheid om een vordering in rechte in te stellen overeenkomstig artikel 79 van de AVG en om een klacht in te dienen bij de toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 77 van de AVG. Bij het ontvangen van een verzoek om informatie of inzage of in het geval van een verzoek om rectificatie, zorgt de verwerkingsverantwoordelijke, na het advies van de functionaris voor gegevensbescherming, ervoor dat de verzoeker reactief geïnformeerd wordt overeenkomstig artikel 12 van de AVG. Daarenboven wordt uitdrukkelijk vermeld dat de verzoeker gerechtelijke procedures kan instellen zoals bepaald in artikel 79 van de AVG, en klacht kan indienen bij de toezichthoudende autoriteit zoals bepaald in artikel 77 van de AVG. Afdeling 3. - Registratie van de meldingen
Art. 27.§ 1. De interne en externe meldingskanalen van de federale overheidsinstanties houden een register bij van elke ontvangen melding, in overeenstemming met de in artikel 25 vastgelegde geheimhoudingsplicht. § 2. Wanneer voor het melden, met instemming van de melder, een telefoonlijn met gespreksopname of een ander spraakberichtsysteem met gespreksopname wordt gebruikt, hebben de interne en externe meldingskanalen van de federale overheidsinstanties het recht om de mondelinge melding te registreren op een van de volgende wijzen: 1° door het maken van een opname van het gesprek in een duurzame en opvraagbare vorm;of 2° door een volledige en nauwkeurige schriftelijke weergave van het gesprek opgesteld door het voor het behandelen van de melding verantwoordelijke personeelslid. De interne en externe meldingskanalen van de federale overheidsinstanties bieden de melder de mogelijkheid de schriftelijke weergave van het telefoongesprek te controleren, te corrigeren en voor akkoord te tekenen. § 3. Indien voor de melding een telefoonlijn zonder gespreksopname of een ander spraakberichtsysteem zonder gespreksopname wordt gebruikt, hebben de interne en externe meldingskanalen van de federale overheidsinstanties het recht om de mondelinge melding te registreren in de vorm van een nauwkeurig verslag van het gesprek, opgesteld door het voor het behandelen van de melding verantwoordelijke personeelslid. De interne en externe meldingskanalen van de federale overheidsinstanties bieden de melder de mogelijkheid het verslag van het gesprek te controleren, te corrigeren en voor akkoord te tekenen. § 4. Indien een persoon verzoekt om een onderhoud met de personeelsleden van de interne en externe meldingskanalen van de federale overheidsinstanties met het oog op een melding krachtens deze wet, zorgen de interne en externe meldingskanalen van de federale overheidsinstanties ervoor, mits de melder hiermee instemt, dat er een volledig en nauwkeurig verslag van het onderhoud wordt bijgehouden in een duurzame en opvraagbare vorm.
De interne en externe meldingskanalen van de federale overheidsinstanties hebben het recht om het onderhoud te registreren op een van de volgende wijzen: 1° door het maken van een opname van het gesprek in een duurzame en opvraagbare vorm;of 2° door een nauwkeurig verslag van het onderhoud, opgesteld door de voor het behandelen van de melding verantwoordelijke personeelsleden. De interne en externe meldingskanalen van de federale overheidsinstanties bieden de melder de mogelijkheid de schriftelijke weergave van het verslag van het onderhoud te controleren, te corrigeren en voor akkoord te tekenen. § 5. Alle relevante documenten met betrekking tot een onderzoek in het kader van van een melding door een intern of extern meldingskanaal en met name de meldingen vermeld in artikel 6, 10°, de schriftelijke verslagen van de individuele verklaringen voor de onderzoekers en de onderzoeksrapporten worden gedurende een periode van tien jaar bijgehouden.
De in het eerste lid vermelde bewaartermijn is niet van toepassing op de persoonsgegevens die in de rapporten, de schriftelijke verslagen van de individuele verklaringen en de meldingen vervat zitten.
Onverminderd artikel 26 bewaart de gegevensverantwoordelijke persoonsgegevens slechts voor de duur van het onderzoek, tenzij er gerechtelijke procedures of tuchtmaatregelen worden ingeleid tegen de betrokkene, de melder of elke andere persoon die bij het dossier betrokken is. In die gevallen moeten de persoonsgegevens bewaard worden totdat de betrokken procedures beëindigd zijn en de termijnen om in beroep te gaan verstreken zijn.
De Koning stelt de doeleinden en de inhoud van het archief vast, die van toepassing zijn op de archivering van de meldingen. HOOFDSTUK 7. - Beschermingsmaatregelen Afdeling 1. - Verbod op represailles
Art. 28.Elke vorm van represailles tegen de in artikel 31 bedoelde personen, waaronder dreigingen met en pogingen tot represailles, is verboden.
Represailles kunnen met name de volgende vormen aannemen: 1° schorsing, tijdelijke buitendienststelling, ontslag of gelijkwaardige maatregelen;2° degradatie of weigering van bevordering;3° overdracht van taken, verandering van plaats van tewerkstelling, loonsverlaging, verandering van de werktijden;4° het onthouden van opleiding;5° een negatieve prestatiebeoordeling of arbeids-referentie;6° het opleggen of toepassen van een disciplinaire maatregel, berisping of andere sanctie, met inbegrip van een financiële sanctie;7° dwang, intimidatie, pesterijen of uitsluiting;8° discriminatie, nadelige of ongelijke behandeling;9° niet-omzetting van een tijdelijke arbeidsovereenkomst in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, in het geval de werknemer de gerechtvaardigde verwachting had dat hem een dienstverband voor onbepaalde tijd zou worden aangeboden;10° niet-verlenging of vervroegde beëindiging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst;11° schade, met inbegrip van reputatieschade, met name op sociale media, of financieel nadeel, met inbegrip van omzetderving en inkomstenderving;12° opname op een zwarte lijst op basis van een informele of formele overeenkomst voor een hele sector of bedrijfstak, waardoor de melder in de toekomst mogelijk geen baan meer kan vinden in de sector of de bedrijfstak;13° vroegtijdige beëindiging of opzegging van een contract voor de levering van goederen of diensten;14° intrekking van een licentie of vergunning;15° verwijzing naar een psychiatrische of medische behandeling. Afdeling 2. - Ondersteuningsmaatregelen
Art. 29.§ 1. De in artikel 31, 5°, bedoelde personen hebben, naargelang het geval, toegang tot ondersteuningsmaatregelen en met name: 1° volledige en onafhankelijke informatie en adviezen, die gemakkelijk en kosteloos voor het publiek toegankelijk zijn, over de beschikbare procedures en remedies die bescherming bieden tegen represailles, alsmede over de rechten van de betrokkene, met inbegrip van zijn rechten op het vlak van bescherming van persoonsgegevens;de melder moet bovendien worden geïnformeerd dat hij in aanmerking komt voor de beschermingsmaatregelen waarin deze wet voorziet; 2° technisch advies ten aanzien van elke autoriteit die betrokken is bij de bescherming van de melder;3° rechtsbijstand alsook juridisch advies of andere juridische bijstand, zoals de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand, in strafrechtelijke en burgerlijke procedures overeenkomstig de artikelen 495, derde lid, 508/7 tot 508/25, 664 tot 699ter, en 1723/1 tot 1737 van het Gerechtelijk Wetboek, overeenkomstig artikel 47bis van het Wetboek van Strafvordering, overeenkomstig de artikelen 2bis, 16 en 24bis/1 van de wet van 20 juli 1990Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten2 betreffende de voorlopige hechtenis en overeenkomstig de artikelen 10/1, 10/3 en 34/1 van de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel;4° ondersteunende maatregelen, waaronder technische, psychologische, mediagerelateerde en sociale ondersteuning;5° financiële bijstand aan melders in het kader van gerechtelijke procedures. § 2. Onverminderd artikel 25 kunnen de bevoegde autoriteiten, op verzoek van de betrokken beschermde persoon, de in artikel 31 bedoelde personen op hun verzoek bijstaan ten aanzien van elke administratieve of gerechtelijke autoriteit die betrokken is bij hun bescherming tegen represailles en kunnen zij in het bijzonder bevestigen dat de betrokken beschermde persoon een melding heeft gedaan overeenkomstig deze wet.
Art. 30.§ 1. Het FIRM wordt belast met de volgende opdrachten, zowel in geval van een interne melding, een externe melding, als een openbaarmaking: 1° toepassen van of toezien op de toepassing van de ondersteuningsmaatregelen bedoeld in artikel 29, § 1, 1°, en 3° tot 5° ;2° toepassen of toezien op de toepassing van de in artikel 29, § 1, 2°, vermelde ondersteuningsmaatregel bij ontstentenis van een bevoegde autoriteit of indien de bevoegde autoriteit niet in staat is deze maatregel toe te passen of erop toe te zien dat ze wordt toegepast;3° het centrale informatiepunt zijn inzake de bescherming van de melders;4° het opstellen van een tweejaarlijks onafhankelijk verslag inzake de bescherming van melders in België, gericht aan de regering en de federale Kamers.Het FIRM oefent deze opdracht uit overeenkomstig artikel 5 van de wet van 12 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten9 tot oprichting van een Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens; 5° promoten van de bescherming van de rechten van de melders en van een juridische en maatschappelijke cultuur die daarvoor bevorderlijk is. § 2. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op het FIRM en zijn personeel voor de uitvoering van de opdrachten die het in het kader van deze wet zijn toevertrouwd. § 3. Overeenkomstig artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering stellen de leden van het FIRM de procureur des Konings in kennis wanneer zij tijdens de uitoefening van hun functie een feit vaststellen dat een misdaad of wanbedrijf kan uitmaken, met uitzondering van de feiten waarvan zij kennis hebben genomen naar aanleiding van een melding aan een intern of extern meldingskanaal door personeelsleden van de federale overheidsinstanties voor wie een uitzondering op artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald. Afdeling 3. - De bescherming tegen represailles
Art. 31.De volgende personen zijn beschermd tegen represailles: 1° de melder;2° derden die verbonden zijn met de melder en die het slachtoffer kunnen worden van represailles in een werkgerelateerde context, zoals collega's of familieleden van de melder vanaf het moment dat zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat de melder binnen het toepassingsgebied voor bescherming van deze wet valt;3° een facilitator zoals een vertrouwenspersoon integriteit, vanaf het moment dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de melder binnen het toepassingsgebied van de bescherming van deze wet valt;4° de juridische entiteiten die eigendom zijn van de melders, waarvoor de melders werken of waarmee de melders anderszins in een werkgerelateerde context verbonden zijn;5° een persoon die meegewerkt heeft aan het onderzoek door het externe meldingskanaal, en zijn raadsman.
Art. 32.De beschermingsperiode gaat in: 1° op de datum van de melding, indien deze ontvankelijk is, voor de beschermde personen bedoeld in artikel 31, 1° tot 4° ;2° op de aanvangsdatum van hun medewerking aan het onderzoek, voor de beschermde personen bedoeld in artikel 31, 5°. De bescherming wordt opgeheven op de datum van de afsluiting van het schriftelijk onderzoeksrapport als: 1° de beschermde persoon zelf betrokken was bij de vastgestelde integriteitsschending;2° de melder bewust onjuiste informatie heeft gemeld;3° de persoon die aan het onderzoek meegewerkt heeft, bewust oneerlijke, niet-waarheidsgetrouwe en manifest onvolledige informatie heeft verschaft aan de onderzoekers. De melder en de beschermde personen worden schriftelijk in kennis gesteld van hun bescherming en, desgevallend, de opheffing ervan.
Art. 33.§ 1. Elk beschermde persoon bedoeld in artikel 31 die meent slachtoffer te zijn van of bedreigd te worden met een represaille, kan een met redenen omklede klacht indienen bij het externe meldingskanaal. § 2. Het externe meldingskanaal verifieert het bestaan van een redelijk vermoeden van een represaille.
De bewijslast dat er geen sprake van een represaille is, valt ten laste van de betrokken federale overheidsinstantie.
Het externe meldingskanaal vraagt schriftelijk aan de hoogste leidinggevende van de federale overheidsinstantie om aan te tonen dat de in de klacht omschreven nadelige maatregel geen verband houdt met de melding of met de medewerking aan het onderzoek.
De hoogste leidinggevende van de betrokken federale overheidsinstantie beschikt over vier weken na ontvangst van de schriftelijke vraag om een schriftelijk verslag ter beschikking te stellen aan het externe meldingskanaal waaruit ontegensprekelijk blijkt dat de nadelige maatregel of de maatregel waarmee werd gedreigd, voortvloeit uit elementen die geen verband houden met de melding of de medewerking aan het onderzoek. § 3. In geval van een redelijk vermoeden van een represaille doet het externe meldingskanaal, binnen twintig dagen na ontvangst van het verslag bedoeld in § 2, vierde lid, een voorstel aan de hoogste leidinggevende van de betrokken federale overheidsinstantie om de represaille teniet te doen of te compenseren.
Binnen twintig dagen na het voorstel bedoeld in het eerste lid geeft de hoogste leidinggevende van de betrokken federale overheidsinstantie aan of hij het voorstel van het externe meldingskanaal aanvaardt of niet.
Indien het voorstel niet wordt aanvaard of de hoogste leidinggevende van de betrokken federale overheidsinstantie het weigert uit te voeren, dan richt het externe meldingskanaal een aanbeveling aan de betrokken federale overheidsinstantie en brengt desgevallend de bevoegde minister of staatssecretaris of het bevoegde beheersorgaan daarvan op de hoogte. § 4. De externe meldingskanalen brengen bij het Parlement verslag uit over deze aanbevelingen en het eraan gegeven gevolg. § 5. De beschermde persoon kan zich op elk moment richten tot de bevoegde gerechtelijke instanties conform het nationale recht, in het bijzonder indien er geen gevolg wordt gegeven aan de aanbeveling of indien de beschermde persoon meent dat de represaille niet werd tenietgedaan of onvoldoende werd gecompenseerd.
De behandeling van een klacht tegen een represaille wordt opgeschort wanneer de feiten het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk beroep of van een georganiseerd administratief beroep. De federale overheidsinstantie brengt het externe meldingskanaal op de hoogte van het ingestelde beroep.
In dat geval brengt het externe meldingskanaal de melder of de beschermde persoon onverwijld schriftelijk op de hoogte van de opschorting van het onderzoek van zijn klacht.
In afwijking van het tweede lid, en onverminderd artikel 19, derde lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, kunnen de federale ombudsmannen de behandeling van een klacht voortzetten wanneer tegen de bestuurshandeling of de feiten een beroep tot nietigverklaring is ingesteld bij de Raad van State.
Onverminderd artikel 19, derde lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, schorsen noch stuiten de indiening en de behandeling van een klacht de termijnen voor het instellen van een gerechtelijk beroep of van een georganiseerd administratief beroep. § 6. Indien de melder of de beschermde persoon een personeelslid is, kan hij op zijn verzoek en, na gunstig advies van het externe meldingskanaal en indien toepasselijk, met goedkeuring van de bevoegde minister of staatssecretaris of van het bevoegde beheersorgaan: - ofwel tijdelijk worden toegewezen aan een andere dienst binnen dezelfde federale overheidsinstantie; - ofwel tijdelijk ter beschikking worden gesteld van een andere federale overheidsinstantie.
Deze tijdelijke toewijzing en deze tijdelijke terbeschikkingstelling vinden plaats gedurende twaalf maanden, maximaal twee keer verlengbaar.
Op ieder moment kan het personeelslid een einde stellen aan de tijdelijke toewijzing of terbeschikkingstelling, mits een opzegperiode van dertig dagen. Een kortere opzegperiode kan in onderling akkoord worden overeengekomen tussen het personeelslid en zijn hiërarchische meerdere. Tijdens de tijdelijke terbeschikkingstelling blijft het personeelslid volledig ten laste van de federale overheidsinstantie van oorsprong. § 7. Als de nadelige maatregel waartegen een met redenen omklede klacht werd ingediend en waarover een redelijk vermoeden bestaat van een represaille, ernstige, directe en onherstelbare schade toebrengt aan de indiener van de klacht, verzoekt het externe meldingskanaal de hoogste leidinggevende met onmiddellijke ingang de nadelige maatregel op te schorten.
Art. 34.§ 1. Onverminderd de artikelen 3, § 3, en 4, worden personen die informatie over integriteitsschendingen melden of een openbaarmaking doen overeenkomstig deze wet, niet geacht een inbreuk te hebben gepleegd op enige bij overeenkomst of bij wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepaling opgelegde beperking op de openbaarmaking van informatie, en kunnen zij op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld voor die melding of openbaarmaking, mits zij redelijke gronden hadden om aan te nemen dat de melding of de openbaarmaking van zulke informatie noodzakelijk was voor het onthullen van een integriteitschending overeenkomstig deze wet. Onder dezelfde voorwaarden kan tegen deze personen geen enkele burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vordering worden ingesteld, noch enige professionele sanctie worden uitgesproken vanwege deze melding of deze openbaarmaking.
Melders kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor de verwerving van of de toegang tot de informatie die wordt gemeld of openbaar wordt gemaakt, tenzij die verwerving of die toegang op zichzelf een strafbaar feit vormde.
Voor elke andere mogelijke aansprakelijkheid van melders die voortvloeit uit handelingen of nalatigheden die geen verband houden met de melding of de openbaarmaking, of die niet noodzakelijk zijn voor het onthullen van een integriteitsschending overeenkomstig deze wet, blijft het toepasselijk recht gelden. § 2. Elke in artikel 31, 5°, bedoelde persoon die in strijd met artikel 28 het slachtoffer wordt van een represaille kan een schadevergoeding vorderen overeenkomstig het contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht. Deze schadevergoeding wordt vastgelegd tussen 18 en 26 weken loon. Indien het slachtoffer van een represaille geen beroepsactiviteit uitvoert in het kader van een arbeidsovereenkomst of van een ambtenarenstatuut, wordt de schadevergoeding vastgesteld op de werkelijk geleden schade. In laatstgenoemd geval bewijst het slachtoffer de omvang van de geleden schade. § 3. De vergoeding bedoeld in paragraaf 2 kan niet worden gecumuleerd met de vergoeding in geval van kennelijk onredelijk ontslag.
Art. 35.Onverminderd elk ander administratief of buitengerechtelijk beroep en onverminderd artikel 33, § 5, heeft elke in artikel 31 bedoelde persoon recht om beroep in te stellen bij de arbeidsrechtbank in geval van represailles, overeenkomstig artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek.
Overeenkomstig artikel 584 van het Gerechtelijk Wetboek kan de voorzitter van de arbeidsrechtbank, zitting houdend zoals in kort geding, herstelmaatregelen tegen de represailles treffen, met inbegrip van voorlopige maatregelen in afwachting van de beslechting van de gerechtelijke procedure.
Art. 36.In procedures voor een gerechtelijke instantie of een andere autoriteit betreffende de benadeling die door de melder ondervonden wordt in de zin van deze wet, wordt, mits de melder aantoont dat hij een melding of openbaarmaking heeft gedaan en benadeling heeft ondervonden, vermoed dat de benadeling een represaille was voor de melding of de openbaarmaking.
In dergelijk geval is het aan de persoon die de benadelende maatregel heeft genomen om aan te tonen dat die maatregel naar behoren met redenen werd omkleed.
Art. 37.In gerechtelijke procedures, met inbegrip van de procedures wegens laster, schending van auteursrechten, schending van de geheimhoudingsplicht, schending van de gegevensbeschermingsvoorschriften, openbaarmaking van bedrijfsgeheimen, of wegens eisen tot schadeloosstelling op grond van het privaatrecht, het publiekrecht of het collectief arbeidsrecht kunnen de in artikel 5 bedoelde personen op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld als gevolg van meldingen of openbaarmakingen overeenkomstig deze wet.
Art. 38.Wanneer iemand melding maakt van of informatie openbaar maakt over binnen het toepassingsgebied van deze wet vallende integriteitsschendingen, en die informatie bedrijfsgeheimen omvat, en wanneer die persoon aan de voorwaarden van deze wet voldoet, wordt die melding of die openbaarmaking rechtmatig geacht overeenkomstig artikel XI.332/3, § 2, van het Wetboek van economisch recht. Afdeling 4. - Maatregelen ter bescherming van de betrokkene
Art. 39.De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de identiteit van de betrokkene wordt beschermd zolang de onderzoeken naar aanleiding van de melding of de openbaarmaking lopen.
De in de artikelen 25 tot 27 uiteengezette regels betreffende de bescherming van de identiteit van de melders zijn ook van toepassing op de bescherming van de identiteit van de betrokkene. Afdeling 5. - Sancties
Art. 40.Met een tuchtmaatregel kan worden gestraft het statutaire personeelslid van een federale overheidsinstantie dat: 1° de melding belemmert of tracht te belemmeren;2° represailles neemt tegen de in artikel 31, 5° bedoelde personen;3° onnodige of tergende procedures aanspant tegen de in artikel 31, 5°, bedoelde personen;4° inbreuk maakt op de in artikel 25 bedoelde verplichting tot geheimhouding van de identiteit van de melders;5° bewust valse informatie heeft gemeld of openbaar heeft gemaakt.
Art. 41.§ 1. Met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft de federale overheidsinstantie, de leden van haar personeel, alsook elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die: 1° de melding belemmert of tracht te belemmeren;2° represailles neemt tegen de in artikel 31, 5°, bedoelde personen;3° onnodige of tergende procedures aanspant tegen de in artikel 31, 5°, bedoelde personen;4° inbreuk pleegt op de in artikel 25 bedoelde verplichting tot geheimhouding van de identiteit van de melders. § 2. Onverminderd andere maatregelen waarin deze wet of andere wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen voorzien, worden melders gestraft overeenkomstig de artikelen 443 tot 450 van het Strafwetboek wanneer wordt vastgesteld dat zij bewust valse informatie hebben gemeld of openbaar hebben gemaakt.
Art. 42.Er is geen sprake van een misdrijf wanneer een persoon die uit hoofde van zijn staat of beroep houder is van geheimen, die geheimen meldt of openbaar maakt met naleving van de voorwaarden van deze wet. Deze bepaling is van toepassing, onverminderd de bescherming van de nationale veiligheid, de bescherming van geclassificeerde informatie in de zin van de wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen sluiten betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, de bescherming van het beroepsgeheim van advocaten en van het medisch geheim, de geheimhouding van rechterlijke beraadslagingen en het strafprocesrecht. HOOFDSTUK 8. - Geïntegreerde politie Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 43.De artikelen van deze wet zoals deze van toepassing zijn op federale overheidsinstanties, zijn enkel van toepassing op de geïntegreerde politie, voor zoverre er expliciet naar verwezen wordt, waarbij "federale overheidsinstantie" dan wordt gelezen als "geïntegreerde politie".
De artikelen 2, 3, §§ 2 tot 4, 4, 5, §§ 1 en 3, 6, 5°, 8° tot 11°, 14° tot 18°, 21°, 23° en 24°, 7, §§ 1, 3 en 4, 12, 14, §§ 3 en 4, 1° tot 7°, 15 tot 22, 24 en 25 tot 27 zijn van overeenkomstige toepassing op dit hoofdstuk.
Art. 44.De bepalingen van dit hoofdstuk doen geen afbreuk aan de bepalingen inzake het melden van inbreuken die opgenomen zijn in wetten, reglementen en rechtstreeks toepasbare Europese bepalingen, met inbegrip van de bepalingen die in uitvoering hiervan werden aangenomen. De bepalingen van deze wet zijn van toepassing voor zover de aangelegenheid niet is geregeld in voornoemde bepalingen.
Art. 45.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° interne melding: het mondeling of schriftelijk verstrekken van informatie over integriteitsschendingen aan de persoon of instelling vermeld in de artikelen 50 en volgende;2° externe melding: het mondeling of schriftelijk verstrekken van informatie over integriteitsschendingen aan het Comité P;3° opvolging: optreden van de ontvanger van een melding, een bevoegde autoriteit binnen de lokale politiezone of de dienst van de federale politie, dan wel de gerechtelijke overheid, om de juistheid van de in de melding gedane beweringen na te gaan en de gemelde integriteitsschending zo nodig aan te pakken, onder meer via maatregelen zoals een vooronderzoek, een onderzoek, een administratief onderzoek, een tuchtprocedure, een terugvordering van middelen, de inleiding van een strafrechtelijke, bestuursrechtelijke of burgerrechtelijke procedure of het beëindigen van de procedure;4° personeelslid: elk personeelslid van de geïntegreerde politie dat behoort tot het operationeel kader of het administratief en logistiek kader, overeenkomstig de artikelen 116 en volgende van de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, evenals elke persoon die ter beschikking gesteld wordt van de politiediensten bedoeld in artikel 2, 2°, van de voormelde wet;5° hoogste leidinggevende: de commissaris-generaal voor wat betreft de federale politie en de korpschef voor wat betreft de lokale politiezone;6° intern meldingskanaal: alle natuurlijke personen of diensten die door de hoogste leidinggevende zijn aangewezen om interne meldingen te ontvangen, op te volgen of deze activiteiten te coördineren;7° vertrouwenspersoon integriteit: elke natuurlijke persoon behorende tot het intern meldingskanaal, die, na het volgen van de gepaste opleiding waarvan de Koning de nadere regels kan bepalen, binnen een politiedienst aangewezen is in een informerende, adviserende of begeleidende rol naar de personeelsleden toe die een veronderstelde integriteitsschending melden of overwegen te melden;8° verantwoordelijke integriteit: elke natuurlijke persoon, behorende tot het intern meldingskanaal, die, na het volgen van de gepaste opleiding waarvan de Koning de nadere regels kan bepalen, binnen een politiedienst is aangewezen om de interne meldingen te ontvangen, op te volgen of deze activiteiten te coördineren;9° onderzoeker integriteit: elke natuurlijke persoon, behorende tot het intern meldingskanaal en hiertoe aangewezen door de hoogste leidinggevende, die, na het volgen van de gepaste opleiding waarvan de Koning de nadere regels kan bepalen, binnen een politiedienst door de verantwoordelijke integriteit in een specifiek dossier wordt aangewezen om een onpartijdig onderzoek te voeren inzake de meldingen van veronderstelde integriteitsschendingen, zowel à charge als à décharge. Afdeling 2. - Interne melding
Art. 46.Onverminderd de artikelen 52 en 57, kan voor de geïntegreerde politie een integriteitsschending, al dan niet anoniem, gemeld worden aan en behandeld worden door het intern meldingskanaal via de interne meldingsprocedure omschreven in artikel 12.
Een interne melding kan enkel worden gedaan door een personeelslid.
Het gebruik van het interne meldingskanaal wordt aangemoedigd, indien de integriteitsschending doeltreffend intern kan worden behandeld, indien de onpartijdigheid van het onderzoek kan worden gewaarborgd en indien de melder van mening is dat er geen enkel risico op represailles bestaat.
Art. 47.§ 1. Binnen het intern meldingskanaal bestaan de rollen van vertrouwenspersoon integriteit, verantwoordelijke integriteit en onderzoeker integriteit. § 2. De vertrouwenspersoon integriteit heeft de volgende taken en bevoegdheden: 1° luisteren, als aanspreekpunt en eerste opvang naar de personeelsleden die een veronderstelde integriteitsschending melden of overwegen te melden;2° de personeelsleden informeren over zijn rol, taken en manier van werken, en over de mogelijke meldingsprocedures;3° de persoonsleden adviseren over alle relevante aspecten van een melding van een veronderstelde integriteitsschending;4° de personeelsleden begeleiden naar de verantwoordelijke integriteit die de melding van een veronderstelde integriteitsschending formeel ontvangt;5° de personeelsleden begeleiden naar de bevoegde instantie als de veronderstelde integriteitsschending niet tot het toepassingsgebied van deze wet behoort;6° feedback aan de melder verstrekken over het verloop van de opvolging en het resultaat van de melding;7° de melder toeleiden naar personen of instanties die instaan voor rechtsbijstand en psychosociale ondersteuning. § 3. De verantwoordelijke integriteit heeft de volgende taken en bevoegdheden in het kader van zijn opdrachten inzake de coördinatie van meldingen: 1° het informeren en sensibiliseren van alle personeelsleden over de inhoud en de toepassing van deze wet;2° het ontvangen van de meldingen en het onderzoeken van de ontvankelijkheid ervan;3° de opvolging van de meldingen en het eventueel aanduiden van een of meerdere onderzoekers integriteit ter uitvoering van een onpartijdig onderzoek integriteit ten gronde;4° het verstrekken van feedback aan de melder en aan de vertrouwenspersoon integriteit;5° het doorverwijzen van de melder naar personen of instanties die instaan voor rechtsbijstand en psychosociale ondersteuning;6° het informeren over het resultaat van het onderzoek ten aanzien van de melder, de vertrouwenspersoon integriteit en de hoogste leidinggevende;7° het formuleren van een richtinggevend advies aan de hoogste leidinggevende;8° het intern opvolgen van de toegepaste methode om mogelijke represaillemaatregelen ten aanzien van de melder tegen te gaan;9° het registreren en het jaarlijks opstellen van een geanonimiseerd verslag van de meldingen aan de hoogste leidinggevende. § 4. Bij het voeren van het hem toevertrouwde onderzoek integriteit kan de onderzoeker integriteit een beroep doen op de volgende bevoegdheden: 1° het horen van de melder;2° het horen van elke persoon van wie de verklaring nuttig geacht wordt in het kader van waarheidsvinding;3° de vraag tot afgifte van alle stukken, documenten en voorwerpen die nuttig zijn voor de waarheidsbevinding. De personeelsleden verlenen hun medewerking aan het onderzoek, met eerbied voor de bepalingen van de artikelen 28quinquies en 57 van het Wetboek van Strafvordering, evenals artikel 458 Strafwetboek en binnen de perken van punt 78 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 10 mei 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten1 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten.
De onderzoeker integriteit waakt erover dat hij een onpartijdig onderzoek voert. Indien hij vaststelt dat hij niet onpartijdig kan handelen in een hem opgelegd onderzoek, meldt hij dit aan de verantwoordelijke integriteit, waarna deze laatste een andere onderzoeker zal aanwijzen.
Art. 48.§ 1. Wanneer tijdens de interne behandeling van de melding blijkt dat de voorwaarden vermeld in artikel 46, derde lid, niet of niet langer vervuld zijn, brengt de onderzoeker integriteit of de vertrouwenspersoon integriteit de verantwoordelijke integriteit daarvan op de hoogte voor de eventuele doorzending aan het Comité P voor de verdere behandeling van de melding. § 2. Wanneer tijdens de interne behandeling van de melding blijkt dat deze behandeling niet op onpartijdige wijze kan plaatsvinden, dan zendt de verantwoordelijke integriteit, na toestemming van de melder, het dossier door aan het Comité P.
Art. 49.In elke lokale politiezone wordt door de korpschef een intern meldingskanaal ingericht, na overleg met de representatieve vakorganisaties, voor de ontvangst, de opvolging en de coördinatie van de interne melding overeenkomstig artikel 46.
In dit kader kunnen één of meerdere vertrouwenspersonen integriteit worden aangewezen. Bij aanwijzing van meerdere vertrouwenspersonen integriteit wordt dit netwerk gecoördineerd door de verantwoordelijke integriteit, die rapporteert aan de korpschef. De korpschef bepaalt de nadere werking van het interne meldingskanaal, in voorkomend geval overeenkomstig de algemene principes bepaald door de Koning.
De rollen van vertrouwenspersoon integriteit en van onderzoeker integriteit kunnen worden uitgeoefend voor verschillende lokale politiezones, op voorwaarde dat deze werkwijze verder uitgewerkt wordt op basis van een samenwerkingsovereenkomst tussen de betrokken lokale politiezones.
Art. 50.De commissaris-generaal richt een intern meldingskanaal in dat binnen de federale politie verantwoordelijk is voor de ontvangst, de opvolging en de coördinatie van de meldingen overeenkomstig artikel 46.
Binnen het intern meldingskanaal worden meerdere vertrouwenspersonen integriteit aangewezen. Dit netwerk van vertrouwenspersonen integriteit wordt gecoördineerd door de verantwoordelijke integriteit, die rapporteert aan de commissaris-generaal.
De commissaris-generaal bepaalt de nadere werking van het interne meldingskanaal, in voorkomend geval overeenkomstig de algemene principes bepaald door de Koning.
Art. 51.De rol van vertrouwenspersoon integriteit kan gecombineerd worden met de rol van vertrouwenspersoon welzijn, waarbij de juiste oriëntatie aan de melding wordt gegeven, desgevallend in samenspraak met de verantwoordelijke integriteit. Afdeling 3. - Externe melding
Art. 52.§ 1. Onverminderd artikel 57, kunnen melders, voor wat de geïntegreerde politie betreft, rechtstreeks of via het interne meldingskanaal en al dan niet anoniem, integriteitsschendingen melden bij het Comité P, overeenkomstig de in de artikelen 14, §§ 3 en 4, tot artikel 22 bedoelde procedure.
Een externe melding kan gebeuren door kandidaten, huidige en gewezen personeelsleden, voor zover de melding betrekking heeft op feiten die zij in het kader van hun tewerkstelling, de wervingsprocedure of desgevallend de precontractuele onderhandelingen hebben vastgesteld.
Een externe melding kan ook gedaan worden door personen die in het kader van een aannemingsovereenkomst werken uitvoeren of diensten leveren in opdracht of ten voordele van een politiedienst, voor feiten die zij hebben vastgesteld in het kader van de uitvoering van de aannemingsovereenkomst. § 2. Het Comité P is voor de toepassing van deze wet bevoegd voor: 1° het informeren over de inhoud en de toepassing van de wet;2° het ontvangen van meldingen over integriteitsschendingen en eventuele doorzendingen door het interne meldingskanaal;3° de opvolging van de meldingen;4° het verstrekken van feedback aan de melder;5° het informeren over het resultaat van het onderzoek aan de melder en aan de betrokken hoogste leidinggevende;6° het beschermen tegen represailles door desgevallend het verstrekken van de nodige aanbevelingen aan de hoogste leidinggevende om de gevolgen van de represailles teniet te doen. De aan de bevoegde overheden overeenkomstig de artikelen 18, § 4, tweede lid, en 22, § 3, verstrekte informatie wordt, voor wat de lokale politie betreft, overgezonden aan de burgemeester of het politiecollege, naargelang van het geval. Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 53.De verantwoordelijke integriteit of desgevallend het Comité P beslist of een anonieme melding voldoende informatie bevat om over te gaan tot een concrete opvolging.
Art. 54.De informatie die wordt overgezonden tijdens de lopende procedure van interne of externe melding, houdt in geen geval een kennisname of vaststelling in van de feiten en laat de verjaringstermijn bedoeld in artikel 56 van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten geen aanvang nemen zolang de melding wordt behandeld door het intern of extern meldingskanaal.
Art. 55.De korpschef voor de lokale politie, de commissaris-generaal voor de federale politie enerzijds en het Comité P anderzijds kunnen naar aanleiding van meldingen gegevens opvragen en beschermingsmaatregelen en ondersteuningsmaatregelen voorstellen ten aanzien van personen en diensten die onder de bevoegdheid van de gemeenschappen of gewesten vallen of handelen, mits daartoe een samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, bedoeld bij artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, wordt afgesloten.
Art. 56.§ 1. Onverminderd hetgeen bepaald wordt in artikel 26, worden persoonsgegevens in het kader van dit hoofdstuk door de interne meldingskanalen en het Comité P uitsluitend verwerkt met het oog op het opvolgen, onderzoeken en coördineren van integriteitsschendingen, evenals met het oog op het verlenen van bescherming en ondersteuning aan de beschermde personen.
Voor wat betreft de interne meldingskanalen van de lokale politie is de korpschef de verwerkingsverantwoordelijke.
Voor wat betreft het interne meldingskanaal van de federale politie is de commissaris-generaal de verwerkingsverantwoordelijke. § 2. Overeenkomstig artikel 23, eerste lid, c) en d), in afwijking van de artikelen 13 tot 16 en 18 van de AVG en voor zover de toepassing van deze rechten afbreuk zou doen aan de verplichtingen in hoofde van de geïntegreerde politie inzake de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, evenals deze in het kader van de handhaving van de openbare orde, kunnen de in voormelde artikelen vermelde rechten worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten in het geval van een verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig artikel 44/1 en volgende van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt, ter waarborging van: 1° de openbare veiligheid;2° de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, alsook de onderzoeken en vervolgingen ter zake of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid. Wanneer een dossier wordt overgezonden naar het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken of de onderzoeksrechter, worden de rechten pas hersteld na toestemming van de rechterlijke instantie of nadat de gerechtelijke fase afgelopen is en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde dienst een beslissing heeft genomen. De inlichtingen die worden ingewonnen in het kader van de uitoefening van de door de rechterlijke instantie opgedragen taken, mogen evenwel slechts worden meegedeeld met de uitdrukkelijke toestemming van deze laatste.
Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de verordening bedoeld in het eerste lid, worden de persoonsgegevens die het resultaat zijn van de in paragraaf 1 bedoelde verwerkingen, bewaard gedurende ten hoogste tien jaar na de afsluiting van het dossier. § 3. De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke bevestigt onverwijld de ontvangst van een verzoek tot uitoefening van de in paragraaf 2 vermelde rechten.
De functionaris voor gegevensbescherming stelt de betrokkene zo snel mogelijk en in elk geval binnen één maand na ontvangst van het verzoek schriftelijk in kennis van elke weigering of beperking van de inzage en van de redenen voor de weigering of beperking. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt indien de verstrekking ervan een van de in paragraaf 2, derde lid genoemde verplichtingen in gevaar zou kunnen brengen.
Indien nodig kan deze termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van de aanvraag in kennis van de verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De functionaris voor gegevensbescherming informeert de betrokkene over de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij het Controleorgaan op de politionele informatie en een beroep in te stellen bij een rechterlijke instantie.
De functionaris voor gegevensbescherming tekent de feitelijke of juridische gronden op waarop de beslissing is gebaseerd. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld van het Controleorgaan op de politionele informatie. Afdeling 5. - Openbaarmaking
Art. 57.Elke persoon bedoeld in artikel 52, § 1, tweede lid, kan overeenkomstig artikel 24 eveneens een openbaarmaking doen, indien aan de in dit artikel omschreven voorwaarden voldaan is. Afdeling 6. - Maatregelen ten opzichte van melders
Art. 58.Elke vorm van represailles, waaronder dreigingen met en pogingen tot represailles, tegen melders van veronderstelde integriteitsschendingen is verboden.
Art. 59.§ 1. Melders die een veronderstelde integriteitsschending overeenkomstig dit hoofdstuk melden of openbaar maken, komen in aanmerking voor bescherming, wanneer zij menen het slachtoffer te zijn of te zullen zijn van een represaille. § 2. Voor wat de bescherming betreft die dit hoofdstuk biedt, worden de volgende personen gelijkgesteld met de melder, vanaf het moment dat ze gegronde redenen hebben om aan te nemen dat de melder binnen het toepassingsgebied voor bescherming van deze wet valt: - derden die verbonden zijn met de melder en die het slachtoffer kunnen zijn van een werkgerelateerde represaille; - getuigen van de veronderstelde integriteitsschending die hierover een verklaring afleggen; - personen die deel uitmaken van het intern meldingskanaal; - rechtspersonen die eigendom zijn van de melder, waarvoor de melder werkt of waarmee de melder anderszins in een werkgerelateerde context verbonden is.
Art. 60.Elke beschermde persoon bedoeld in artikel 59 kan, desgevallend via het Comité P, aanspraak maken op dezelfde ondersteuningsmaatregelen als deze omschreven in artikel 29, § 1, 1° en 2°.
Daarnaast wordt ook kosteloze rechtshulp voorzien voor de personeelsleden overeenkomstig artikel 52 van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt.
Art. 61.§ 1. Elke beschermde persoon bedoeld in artikel 59 die meent slachtoffer te zijn van of bedreigd te worden met een represaille, kan een met redenen omklede klacht indienen bij het Comité P. § 2. Het Comité P verifieert het bestaan van een redelijk vermoeden van een represaille.
De bewijslast dat het geen represaille is, valt ten laste van de hoogste leidinggevende.
Het Comité P vraagt schriftelijk aan de hoogste leidinggevende om een onderzoek te voeren omtrent de motivering van de in de klacht omschreven nadelige maatregel, in het bijzonder het al dan niet bestaan van een verband met de melding van de veronderstelde integriteitsschending of met de medewerking aan het onderzoek.
De hoogste leidinggevende beschikt over dertig dagen na ontvangst van de schriftelijke vraag om een schriftelijk verslag ter beschikking te stellen aan het Comité P waaruit het resultaat van dit onderzoek blijkt. § 3. In geval van een redelijk vermoeden van een represaille doet het Comité P, binnen dertig dagen na ontvangst van het schriftelijk verslag, een voorstel aan de hoogste leidinggevende om de represaille teniet te doen of te compenseren.
Binnen dertig dagen na het voorstel geeft de hoogste leidinggevende aan of hij het voorstel van het Comité P aanvaardt of niet. lndien het voorstel niet wordt aanvaard of de hoogste leidinggevende het weigert uit te voeren, dan brengt het Comité P de minister van Binnenlandse Zaken, de burgemeester of het politiecollege, naargelang van het geval, daarvan op de hoogte. § 4. Het Comité P brengt jaarlijks bij de Kamer van volksvertegenwoordigers verslag uit over deze aanbevelingen en het eraan gegeven gevolg. § 5. De beschermde persoon kan zich richten tot de bevoegde gerechtelijke instanties conform de nationale wetgeving indien er geen gevolg wordt gegeven aan de aanbeveling of indien de beschermde persoon meent dat de represaille niet werd tenietgedaan of onvoldoende werd gecompenseerd. § 6. Indien de melder of de beschermde persoon een personeelslid is, kan hij op zijn verzoek, na gunstig advies van het Comité P en mits goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken, de burgemeester of het politiecollege, naargelang van het geval: - ofwel tijdelijk ter beschikking worden gesteld van een andere dienst binnen het commissariaat-generaal, dezelfde algemene directie van de federale politie, of binnen het hetzelfde lokaal politiekorps; - ofwel tijdelijk ter beschikking worden gesteld van een andere politiedienst, te weten een lokaal politiekorps, dan wel een algemene directie van de federale politie of het commissariaat-generaal.
Deze tijdelijke terbeschikkingstelling vindt plaats gedurende twaalf maanden, maximaal twee keer verlengbaar.
Op ieder moment mag het personeelslid een einde stellen aan de tijdelijke terbeschikkingstelling, mits een opzegperiode van dertig dagen. Een kortere opzegperiode kan echter in onderling akkoord worden overeengekomen tussen het personeelslid en zijn functionele meerdere van oorsprong. Tijdens de tijdelijke terbeschikkingstelling blijft het personeelslid administratief afhankelijk van de dienst van oorsprong, zonder verdere impact op zijn statutaire positie. § 7. Als de nadelige maatregel waartegen een met redenen omklede klacht werd ingediend en waarvan een redelijk vermoeden bestaat van represaille, ernstige, directe en onherstelbare schade toebrengt aan de melder of elke beschermde persoon, verzoekt het Comité P de hoogste leidinggevende met onmiddellijke ingang de nadelige maatregel op te schorten.
Art. 62.De bescherming wordt opgeheven op de datum van afsluiting van het schriftelijk onderzoeksrapport als: 1° de melder zelf betrokken was bij de vastgestelde integriteitsschending;2° de melder bewust onjuiste informatie heeft gemeld;3° de persoon die aan het onderzoek meegewerkt heeft, bewust oneerlijke, niet-waarheidsgetrouwe en manifest onvolledige informatie heeft verschaft aan de onderzoekers.
Art. 63.Personeelsleden kunnen binnen het toepassingsgebied van deze wet vallende integriteitsschendingen melden aan gerechtelijke overheden, dit via een officiële aangifte in de zin van artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering of een melding in de zin van artikel 40 van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt. Zij komen desgevallend in aanmerking voor bescherming overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling onder dezelfde voorwaarden als personen die een externe melding hebben gedaan. Afdeling 7. - Sancties
Art. 64.De personeelsleden van de politiediensten kunnen tuchtrechtelijk worden gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 13 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/05/1999 pub. 16/06/1999 numac 1999000472 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet houdende het tuchtstatuut van de personeelsleden van de politiediensten sluiten houdende het tuchtstatuut van de politiediensten, indien ze: 1° de melding belemmeren of trachten te belemmeren;2° een represaille nemen tegen een van de personen bedoeld in artikel 59;3° een onnodige of tergende procedure aanspannen tegen de personen bedoeld in artikel 59;4° inbreuk maken op de in artikel 25 bedoelde verplichting tot geheimhouding van de identiteit van de melders;5° bewust valse informatie hebben gemeld of openbaar hebben gemaakt.
Art. 65.§ 1. Met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft hij die: 1° de melding belemmert of tracht te belemmeren;2° represailles neemt tegen de personen bedoeld in artikel 59;3° een onnodige of tergende procedure aanspannen tegen een van de personen bedoeld in artikel 59;4° een inbreuk maakt op de in artikel 25 bedoelde verplichting tot geheimhouding van de identiteit van de melders. § 2. Onverminderd andere maatregelen waarin deze wet of andere wettelijke of reglementaire bepalingen voorzien, worden melders gestraft overeenkomstig de artikelen 443 tot 450 van het Strafwetboek wanneer wordt vastgesteld dat zij bewust valse informatie hebben gemeld of openbaar hebben gemaakt. HOOFDSTUK 9. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijziging van de wetboek van strafvordering
Art. 66.In artikel 29, § 1, van het Wetboek van Strafvordering, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten8, wordt het tweede lid vervangen als volgt: "De ambtenaren die op basis van de wet van 20 december 2022 betreffende de meldingskanalen en de bescherming van de melders van integriteitsschendingen in de federale overheidsinstanties en bij de geïntegreerde politie, gebruik maken van het meldingssysteem, worden van de in het eerste lid bedoelde verplichting vrijgesteld.". Afdeling 2. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 67.Artikel 578 van het Gerechtelijk Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 2 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten7, wordt aangevuld met de bepaling onder 28°, luidende: "28° van de geschillen betreffende represaille, discriminatie of andere vormen van nadelige behandeling of nadelige maatregelen, die verband houden met een melding of een openbaarmaking in de zin van de wet van 20 december 2022 betreffende de meldingskanalen en de bescherming van de melders van integriteitsschendingen in de federale overheidsinstanties en bij de geïntegreerde politie en onder voorbehoud van de bevoegdheden van de Raad van State, zoals bepaald door de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State, voor wat betreft de statutaire personeelsleden.". Afdeling 3. - Wijziging van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten0 betreffende de
arbeidsovereenkomsten
Art. 68.Artikel 18 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten0 betreffende de arbeidsovereenkomsten wordt aangevuld met een lid luidende: "Een melding of openbaarmaking, overeenkomstig de wet van 20 december 2022 betreffende de meldingskanalen en de bescherming van de melders van integriteitsschendingen in de federale overheidsinstanties en bij de geïntegreerde politie, vormt geen zware schuld, noch bedrog, noch gewoonlijke lichte schuld waarvoor de werknemer burgerlijk aansprakelijk kan worden gesteld, dit ongeacht de motivering van de werknemer.". Afdeling 4. - Wijzigingen van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het
politieambt
Art. 69.Artikel 40 van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt, vervangen bij de wet van 25 mei 2018, en gewijzigd bij de wet van 31 juli 2020 wordt aangevuld met een paragraaf 7, luidende: " § 7. De leden van het operationeel kader die op basis van de wet van 20 december 2022 betreffende de meldingskanalen en de bescherming van de melders van integriteitsschendingen in de federale overheidsinstanties en bij de geïntegreerde politie, gebruik maken van het meldingssysteem, worden van de in dit artikel bedoelde verplichtingen vrijgesteld.".
Art. 70.Artikel 44/11/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 18 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten5 en vervangen bij de wet van 25 mei 2018, wordt aangevuld met een lid, luidende: "Dit artikel is niet van toepassing op de leden van de politiediensten die op basis van de wet van 20 december 2022 betreffende de meldingskanalen en de bescherming van de melders van integriteitsschendingen in de federale overheidsinstanties en bij de geïntegreerde politie gebruik maken van het meldingssysteem.". Afdeling 5. - Wijziging van de wet van 22 maart 1995 tot instelling
van federale ombudsmannen
Art. 71.In artikel 1 van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen, gewijzigd bij de wet van 15 september 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten4, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid, 4°, wordt vervangen als volgt: "4° meldingen van veronderstelde integriteitsschendingen bij de federale overheidsinstanties te behandelen overeenkomstig de wet van 20 december 2022 betreffende de meldingskanalen en de bescherming van de melders van integriteitsschendingen in de federale overheidsinstanties en bij de geïntegreerde politie."; 2° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: "In afwijking van het tweede lid voeren de federale ombudsmannen ook de in eerste lid, 4°, bedoelde opdrachten uit binnen de federale administratieve overheden die door een bijzondere wettelijke bepaling over een eigen ombudsman beschikken.".
Art. 72.In artikel 15, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 5 februari 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/02/2001 pub. 23/03/2001 numac 2001000274 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen, teneinde de datum te wijzigen waarop het College van de federale ombudsmannen zijn jaarverslag moet indienen sluiten en bij de wet van 15 september 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten4, wordt de zin "Tevens bevatten deze verslagen de aanbevelingen die door de federale ombudsmannen worden geformuleerd over de uitvoering van de wet van 15 september 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten4 betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden, tot aanpassing en verbetering van het meldingssysteem van een veronderstelde integriteitsschending." opgeheven. Afdeling 6. - Wijziging van de wet van 12 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten9 tot oprichting van
een Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens
Art. 73.Artikel 5, eerste lid, van de wet van 12 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten9 tot oprichting van een Federaal Instituut voor de bescherming en de bevordering van de rechten van de mens wordt aangevuld met de bepaling onder 9°, luidende: "9° het Instituut vervult de opdrachten bedoeld in de artikelen 29, § 1, en 30, van de wet van 20 december 2022 betreffende de meldingskanalen en de bescherming van de melders van integriteitsschendingen in de federale overheidsinstanties en bij de geïntegreerde politie.". HOOFDSTUK 1 0. - Opheffingsbepaling
Art. 74.De wet van 15 september 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten4 betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden, gewijzigd bij de wetten van 8 mei 2019 en 12 december 2021, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 1 1. - Slot en overgangsbepalingen
Art. 75.Van de rechten en middelen waarin deze wet voorziet, is geen afstand of beperking mogelijk bij overeenkomst, door beleid, of door arbeidsvorm of arbeidsvoorwaarde, met inbegrip van aan geschillen voorafgaande arbitrageovereenkomsten.
De bepalingen van contractuele of statutaire aard die strijdig zijn met deze wet of met de bepalingen genomen ter uitvoering ervan, alsook de contractuele bedingen die bepalen dat afgezien wordt van de rechten die erdoor gewaarborgd worden, zijn nietig.
De bepalingen van deze wet zijn van openbare orde.
Art. 76.Deze wet wordt in het tweede jaar na de inwerkingtreding ervan onderworpen aan een gezamenlijke evaluatie door de minister bevoegd voor Justitie, de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, de minister bevoegd voor Sociale Zaken, de minister bevoegd voor Volksgezondheid, de minister bevoegd voor Financiën, de minister bevoegd voor Milieu en de minister bevoegd voor Privacy, onder leiding van de minister bevoegd voor Economie, de minister bevoegd voor Mobiliteit, de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken, en de representatieve vakorganisaties voor de betrokken overheidsdiensten in het tweede jaar na de inwerkingtreding.
Over deze wet wordt in het tweede jaar na de inwerkingtreding ervan een openbare raadpleging gehouden.
De Koning wordt gemachtigd om de nadere regels van deze openbare raadpleging te bepalen.
De minister bevoegd voor Ambtenarenzaken brengt aan het eind van elk jaar aan het Parlement verslag uit over de toepassing van deze wet.
Art. 77.De vragen om voorafgaand advies ingediend op grond van de wet van 15 september 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten4 betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden en de daaruit voortvloeiende procedures verlopen in overeenstemming met de bepalingen die van kracht zijn op de datum van ontvangst van de vraag om voorafgaand advies.
Art. 78.Gedurende een periode van zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet wordt artikel 10, § 2, eerste lid, 2°, toegepast voor alle federale administratieve overheden die op datum van de inwerkingtreding van de wet het opzetten van een intern meldingskanaal voorbereiden maar nog niet beschikken over een operationeel intern meldingskanaal.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 8 december 2022.
FILIP Van Koningswege : De Eerste Minister, E. DE CROO De Minister van Economie, P.Y. DERMAGNE De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM De Minister van Ambtenarenzaken, P. DE SUTTER De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. VERLINDEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken. - Doc 55 2952/01 Integraal Verslag: 08/12/22 CRVI 55 PLEN 219