Etaamb.openjustice.be
Wet van 18 maart 2014
gepubliceerd op 28 maart 2014

Wet betreffende het politionele informatiebeheer en tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en het Wetboek van strafvordering

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2014000253
pub.
28/03/2014
prom.
18/03/2014
ELI
eli/wet/2014/03/18/2014000253/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)Senaat (fiche)
Document Qrcode

18 MAART 2014. - Wet betreffende het politionele informatiebeheer en tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en het Wetboek van strafvordering


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

TITEL II. - Wijzigingen van de wet op het politieambt

Art. 2.Artikel 3 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt wordt aangevuld met de bepaling onder 6°, luidende : "6° : Controleorgaan op de politionele informatie, hierna benoemd "Controleorgaan" : het orgaan bedoeld in artikel 36ter van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.".

Art. 3.In hoofdstuk IV, afdeling 1, van dezelfde wet, wordt onderafdeling 3, die de artikelen 44/1 tot 44/11 bevat, ingevoegd bij de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, opgeheven.

Art. 4.In hoofdstuk IV van dezelfde wet, wordt een afdeling 1bis ingevoegd, luidende "Het informatiebeheer".

Art. 5.In afdeling 1bis, ingevoegd bij artikel 4, wordt een onderafdeling 1 ingevoegd, luidende "Algemene regels betreffende het informatiebeheer".

Art. 6.In onderafdeling 1, ingevoegd bij artikel 5, wordt een artikel 44/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 44/1.§ 1. In het kader van de uitoefening van hun opdrachten, bedoeld in hoofdstuk IV, afdeling 1, kunnen de politiediensten informatie en persoonsgegevens verwerken voor zover deze laatste toereikend, terzake dienend en niet overmatig van aard zijn in het licht van de doeleinden van bestuurlijke en van gerechtelijke politie waarvoor ze verkregen worden en waarvoor ze later verwerkt worden. § 2. Met het oog op het uitoefenen van hun opdrachten mogen de politiediensten, volgens de door de Koning bepaalde nadere regels, na advies van de Commissie ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer, persoonsgegevens zoals bedoeld in artikel 6 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, verzamelen en verwerken. § 3. Wanneer de politiediensten in het kader van de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie kennis krijgen van persoonsgegevens en informatie die van belang zijn voor de uitoefening van de gerechtelijke politie, stellen zij de bevoegde gerechtelijke overheden daarvan onverwijld, zonder enige beperking en met schriftelijke bevestiging in kennis. § 4. Wanneer de politiediensten in het kader van de uitoefening van hun opdrachten van gerechtelijke politie kennis krijgen van persoonsgegevens en informatie die van belang zijn voor de uitoefening van de bestuurlijke politie en die aanleiding kunnen geven tot beslissingen van bestuurlijke politie, stellen zij de bevoegde bestuurlijke politieoverheden daarvan onverwijld, zonder enige beperking en met schriftelijke bevestiging in kennis, behoudens wanneer dit de uitoefening van de strafvordering in het gedrang kan brengen, maar onverminderd de maatregelen die noodzakelijk zijn in geval van een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de bescherming van personen en van de openbare veiligheid of gezondheid.".

Art. 7.In dezelfde onderafdeling 1 wordt een artikel 44/2 ingevoegd, luidende : "

Art. 44/2.Wanneer de uitoefening van de opdrachten van bestuurlijke politie en van gerechtelijke politie vereist dat de politiediensten de persoonsgegevens en de informatie bedoeld in artikel 44/1 structureren zodat ze rechtstreeks kunnen worden teruggevonden, worden deze verwerkt in een operationele politionele gegevensbank die behoort tot een van de in het tweede lid bedoelde categorieën van gegevensbanken volgens de eigen doelstellingen van elke categorie van gegevensbanken.

De categorieën van operationele politionele gegevensbanken zijn : 1° de Algemene Nationale Gegevensbank, hierna "A.N.G." genoemd; 2° de basisgegevensbanken;3° de bijzondere gegevensbanken. De in het eerste lid bedoelde doelstellingen worden respectievelijk nader bepaald in de artikelen 44/7, 44/11/2, § 1 en 44/11/3, § 2.".

Art. 8.In afdeling 1bis, ingevoegd bij artikel 4, wordt een onderafdeling 2 ingevoegd, luidende "De consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer".

Art. 9.In onderafdeling 2, ingevoegd bij artikel 8, wordt een artikel 44/3 ingevoegd, luidende : "

Art. 44/3.§ 1. De verwerking van de persoonsgegevens bedoeld in artikel 44/1 met inbegrip van deze uitgevoerd in de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2 gebeurt overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en zonder afbreuk te doen aan de wet van 24 juni 1955 betreffende de archieven.

Deze persoonsgegevens en de in artikel 44/2 bedoelde informatie staan in rechtstreeks verband met de finaliteit van de verwerking.

Elke politiezone en elke directie van de federale politie die persoonsgegevens en informatie bedoeld in artikel 44/1, met inbegrip van deze ingevoegd in de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2, verwerkt, wijst een consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan.

Deze consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer kan zijn functies uitoefenen voor verschillende lokale politiezones of voor verschillende directies van de federale politie.

De consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt meer in het bijzonder belast met : 1° het verstrekken van deskundige adviezen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van persoonsgegevens en informatie en inzake hun verwerking;2° het opstellen, het toepassen, het bijwerken en het controleren van een beleid inzake de beveiliging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;3° de uitvoering van de andere opdrachten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging die door de Koning worden bepaald of die hem respectievelijk door zijn korpschef of zijn directeur worden toevertrouwd. De consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is ook belast met de contacten met de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Hij oefent zijn taken volledig onafhankelijk uit. Hij brengt rechtstreeks verslag uit aan de korpschef van de lokale politie indien hij tot de lokale politie behoort of aan de directeur indien hij tot de federale politie behoort.

De Koning kan nadere regels bepalen volgens dewelke de consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn opdrachten uitvoert. § 2. Er wordt een platform gecreëerd, genaamd "platform voor de veiligheid en de bescherming van de gegevens".

Dit platform wordt belast met het waken over de gecoördineerde realisatie van het werk van de consulenten voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De samenstelling en de nadere werkingsregels van dit platform worden door de Koning bepaald.".

Art. 10.In dezelfde onderafdeling 2 wordt een artikel 44/4 ingevoegd, luidende : "

Art. 44/4.§ 1. De persoonsgegevens en de informatie bedoeld in artikel 44/1 met inbegrip van deze ingevoegd in de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2 met betrekking tot de opdrachten van bestuurlijke politie worden verwerkt onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken.

Onverminderd de eigen bevoegdheden van de gerechtelijke overheden, worden de persoonsgegevens en de informatie bedoeld in artikel 44/1 met inbegrip van deze ingevoegd in de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2 met betrekking tot de opdrachten van gerechtelijke politie verwerkt onder het gezag van de minister van Justitie. § 2. De ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie bepalen, elk binnen het kader van hun bevoegdheden, bij richtlijn de maatregelen die nodig zijn om het beheer en de veiligheid, waaronder in het bijzonder de aspecten met betrekking tot de betrouwbaarheid, de vertrouwelijkheid, de beschikbaarheid, de traceerbaarheid en de integriteit van de persoonsgegevens en de informatie die worden verwerkt in de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2, te verzekeren.

De korpschefs voor de lokale politie en de directeurs voor de federale politie staan borg voor de goede uitvoering van deze richtlijnen. § 3. De ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie bepalen, elk binnen het kader van hun bevoegdheden, bij richtlijn de toereikende, terzake dienende en niet overmatige maatregelen met betrekking tot de koppeling van de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2 onderling of met andere gegevensbanken waartoe de politiediensten wettelijk toegang hebben in het kader van de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en van gerechtelijke politie."

Art. 11.In afdeling 1bis, ingevoegd bij artikel 4, wordt een onderafdeling 3 ingevoegd, luidende "Categorieën van in de A.N.G. en in de basisgegevensbanken geregistreerde persoonsgegevens".

Art. 12.In onderafdeling 3, ingevoegd bij artikel 11, wordt een artikel 44/5 ingevoegd, luidende : "

Art. 44/5.§ 1. De persoonsgegevens die voor doeleinden van bestuurlijke politie verwerkt worden in de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2, tweede lid, 1° en 2°, zijn : 1° de contactgegevens van de vertegenwoordigers van verenigingen die vrijwillig door laatstgenoemden worden meegedeeld of die openbaar beschikbaar zijn, om het beheer van gebeurtenissen mogelijk te maken;2° de gegevens met betrekking tot de personen die betrokken zijn bij fenomenen van bestuurlijke politie waaronder verstaan wordt het geheel van problemen die de openbare orde verstoren en die gepaste maatregelen van bestuurlijke politie vereisen omdat zij van dezelfde aard en terugkerend zijn, door dezelfde personen gepleegd worden of gericht zijn op dezelfde categorieën van slachtoffers of plaatsen;3° de gegevens met betrekking tot de leden van een nationale of internationale groepering die de openbare orde zoals bedoeld in artikel 14 zou kunnen verstoren;4° de gegevens met betrekking tot de personen die schade kunnen toebrengen aan te beschermen personen of roerende en onroerende goederen en de gegevens met betrekking tot de personen die er het doelwit van kunnen uitmaken;5° de gegevens met betrekking tot de in de artikelen 18 tot 21 bedoelde personen;6° de gegevens met betrekking tot de personen die geregistreerd zijn inzake gerechtelijke politie voor een strafbaar feit dat gepleegd werd in het kader van de openbare ordehandhaving. De gegevens bedoeld in deze paragraaf omvatten eveneens de gegevens die verwerkt worden in het kader van de internationale politionele samenwerking in strafzaken. § 2. De lijst met de fenomenen bedoeld in § 1, 2° en de groeperingen bedoeld in § 1, 3°, wordt minstens jaarlijks uitgewerkt door de minister van Binnenlandse Zaken, op basis van een gezamenlijk voorstel van de federale politie, het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. § 3. De persoonsgegevens die voor doeleinden van gerechtelijke politie verwerkt worden in de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2, tweede lid, 1° en 2°, zijn : 1° de gegevens met betrekking tot de verdachten van een strafbaar feit en de veroordeelde personen;2° de gegevens met betrekking tot de daders en verdachten van een door de politie vastgestelde administratief gesanctioneerde inbreuk;3° de gegevens met betrekking tot de personen die op verdachte wijze overleden zijn;4° de gegevens met betrekking tot de vermiste personen;5° de gegevens met betrekking tot de ontsnapte personen of de personen die gepoogd hebben te ontsnappen;6° de gegevens met betrekking tot de strafuitvoering en de strafuitvoeringsmodaliteiten;7° de gegevens met betrekking tot de getuigen van een strafbaar feit;8° de gegevens met betrekking tot de personen bedoeld in artikel 102, 1° tot 3°, van het Wetboek van strafvordering;9° de gegevens met betrekking tot de slachtoffers van een strafbaar feit. § 4. De persoonsgegevens die voor doeleinden van gerechtelijke politie verwerkt worden in de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2, tweede lid, 2°, zijn bovendien : 1° de gegevens met betrekking tot de personen die zich burgerlijke partij hebben gesteld of de benadeelde personen;2° de gegevens met betrekking tot de burgerrechtelijk aansprakelijke personen van een strafbaar feit. § 5. De in §§ 3 en 4 bedoelde gegevens omvatten eveneens de gegevens die verwerkt worden in het kader van de internationale gerechtelijke en politionele samenwerking in strafzaken. § 6. Wanneer de politie ambtshalve, door de betrokken persoon of zijn advocaat, bij toepassing van artikel 646 van het Wetboek van strafvordering of op enige andere wijze, kennis heeft van het feit dat de gegevens niet langer beantwoorden aan de voorwaarden om verwerkt te worden in het kader van de §§ 1, 3 of 4, worden deze gegevens bijgewerkt."

Art. 13.In afdeling 1bis, ingevoegd bij artikel 4, wordt een onderafdeling 4 ingevoegd, luidende "Het Controleorgaan op de politionele informatie".

Art. 14.In onderafdeling 4, ingevoegd bij artikel 13, wordt een artikel 44/6 ingevoegd, luidende : "

Art. 44/6.De controle op de verwerking van de informatie en de gegevens bedoeld in artikel 44/1, met inbegrip van deze ingevoegd in de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2, wordt door het Controleorgaan op de politionele informatie verzekerd.".

Art. 15.In afdeling 1bis, ingevoegd bij artikel 4, wordt een onderafdeling 5 ingevoegd, luidende "De A.N.G.".

Art. 16.In onderafdeling 5, ingevoegd bij artikel 15, wordt een artikel 44/7 ingevoegd, luidende : "

Art. 44/7.De A.N.G. is de politionele gegevensbank die de gegevens bedoeld in artikel 44/5 en de informatie bevat die voor het geheel van de politiediensten nodig zijn om hun opdrachten uit te oefenen en die het mogelijk maakt : 1° de personen bedoeld in artikel 44/5, §§ 1 en 3, te identificeren; 2° de personen die toegang hebben tot de A.N.G. te identificeren; 3° de politionele persoonsgegevens en informatie te coördineren en te kruisen;4° de antecedenten van bestuurlijke politie en van gerechtelijke politie op nationaal niveau te controleren;5° de door de politiediensten uitgevoerde controles te ondersteunen door aan te geven welke maatregelen moeten genomen worden, hetzij op basis van een beslissing van de bevoegde overheden van bestuurlijke of van gerechtelijke politie, hetzij op basis van het bestaan van antecedenten van bestuurlijke of van gerechtelijke politie;6° de bepaling en de uitwerking van het politie-en veiligheidsbeleid te ondersteunen. Wat de registratie in de A.N.G. betreft van de gegevens bedoeld in artikel 44/5, § 3, 1°, met betrekking tot een minderjarige jonger dan 14 jaar, is de toestemming van de bevoegde magistraat vereist.

De politiediensten zenden ambtshalve de in het eerste lid bedoelde gegevens en informatie aan de A.N.G. toe.".

Art. 17.In dezelfde onderafdeling 5 wordt een artikel 44/8 ingevoegd, luidende : "

Art. 44/8.In afwijking van artikel 44/7, derde lid, wordt de verplichting tot voeding van de A.N.G. uitgesteld wanneer en zolang de bevoegde magistraat, met instemming van de federale procureur, meent dat deze voeding de uitoefening van de strafvordering of de veiligheid van een persoon in het gedrang kan brengen. In voorkomend geval kan de federale procureur de regels voor deze afwijking bepalen.

De federale procureur gaat op regelmatige tijdstippen de noodzaak tot behoud van het uitstel van de voeding van de A.N.G. na.".

Art. 18.In dezelfde onderafdeling 5 wordt een artikel 44/9 ingevoegd, luidende : "Art. 44/9 § 1. De persoonsgegevens bedoeld in artikel 44/5, § 1, verwerkt in de A.N.G. voor doeleinden van bestuurlijke politie, worden gearchiveerd wanneer zij ontoereikend, niet ter zake dienend of overmatig van aard zijn, en in ieder geval : 1° voor de persoonsgegevens bedoeld in artikel 44/5, § 1, 1°, drie jaar vanaf de laatste registratie;2° voor de persoonsgegevens bedoeld in artikel 44/5, § 1, 2° tot 6°, vijf jaar vanaf de laatste registratie; De gegevens bedoeld in artikel 44/5, § 1, 2° tot 6°, worden niet gearchiveerd zolang : a) er een te nemen maatregel is op basis van een beslissing van een bevoegde bestuurlijke of gerechtelijke overheid of b) de gegevens betreffende de betrokkene die in de A.N.G. verwerkt worden op basis van artikel 44/5, § 3, 1°, 2° of 6°, niet gearchiveerd werden met toepassing van § 2, a), 2°. § 2. De persoonsgegevens bedoeld in artikel 44/5, § 3, verwerkt in de A.N.G. voor doeleinden van gerechtelijke politie, worden gearchiveerd wanneer zij ontoereikend, niet ter zake dienend of overmatig van aard zijn, en in ieder geval : a) voor de in artikel 44/5, § 3, 1°, 2° en 6°, bedoelde personen : 1° een jaar vanaf de registratie van het feit wanneer het een als overtreding gekwalificeerd feit betreft;2° tien jaar vanaf de registratie van het feit wanneer het een als wanbedrijf gekwalificeerd feit betreft, en dertig jaar vanaf de registratie van het feit wanneer het een als misdaad gekwalificeerd feit betreft. Wanneer door dezelfde persoon een nieuw feit wordt gepleegd terwijl de archiveringstermijn van het vorige feit of van één van de vorige feiten nog niet bereikt is, wordt de regel van het eerste lid toegepast op elk gepleegd feit en vindt de archivering van de persoonsgegevens voor het geheel van de feiten plaats wanneer de termijnen voor alle feiten bereikt zijn.

Wanneer een in artikel 44/5, § 3, 1°, 2° en 6°, bedoelde persoon die zich in de in het eerste lid, 2°, bedoelde voorwaarden bevindt, voor een periode van minstens 5 jaar het voorwerp uitmaakt van een effectieve gevangenisstraf, een terbeschikkingstelling van de regering of een internering, wordt de in het eerste lid, 2°, bedoelde bewaartermijn opgeschort ten belope van de duur van de straf of van de maatregel.

De gegevens bedoeld in artikel 44/5, § 3, worden niet gearchiveerd zolang : - er een te nemen maatregel is op basis van een beslissing van een bevoegde bestuurlijke of gerechtelijke overheid of - er een openstaand opsporings- of gerechtelijk onderzoek in de zin van de artikelen 28bis en 55 van het Wetboek van strafvordering is en waarvoor aan de politie onderzoeksopdrachten werden bevolen, zolang de politie niet ingelicht werd door de bevoegde magistraat over het eind van het genoemde opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek. b) voor de in artikel 44/5, § 3, 4°, bedoelde personen, vijf jaar vanaf het ogenblik waarop de persoon teruggevonden werd;c) voor de in artikel 44/5, § 3, 5°, bedoelde personen, tien jaar vanaf het ogenblik waarop de persoon opnieuw aangehouden werd of vanaf de ontsnappingspoging;d) voor de in artikel 44/5, § 3, 7° tot 9°, bedoelde personen, tien jaar vanaf de registratie van het laatste strafbaar feit waarvan zij getuige of slachtoffer zijn, met dien verstande dat de gegevens niet gearchiveerd worden zolang : - er een te nemen maatregel is op basis van een beslissing van een bevoegde bestuurlijke of gerechtelijke overheid of - er een openstaand opsporings- of gerechtelijk onderzoek in de zin van de artikelen 28bis en 55 van het Wetboek van strafvordering is en waarvoor aan de politie onderzoeksopdrachten werden bevolen, zolang de politie niet ingelicht werd door de bevoegde magistraat over het einde van het genoemde opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek. De in artikel 44/5, § 3, 3°, bedoelde personen kunnen niet gearchiveerd worden zolang er een openstaand onderzoek is.

In afwijking van eerste lid, a) tot d) worden de gegevens met betrekking tot de in artikel 44/5, § 3, 1° tot 9°, bedoelde personen in ieder geval gearchiveerd vijf jaar vanaf de registratie van de laatste informatie betreffende een strafbaar feit, wanneer dit niet gelokaliseerd is in de tijd of in de ruimte.".

Art. 19.In dezelfde onderafdeling 5 wordt een artikel 44/10 ingevoegd, luidende : "

Art. 44/10.§ 1. De persoonsgegevens en informatie die in de A.N.G. worden verwerkt voor doeleinden van bestuurlijke of van gerechtelijke politie worden gedurende dertig jaar gearchiveerd.

Na afloop van deze termijn, worden de persoonsgegevens en informatie gewist onverminderd de archiefwet van 24 juni 1955. § 2. De archieven van de A.N.G. kunnen beperkt worden geraadpleegd voor de volgende doeleinden : 1° de kennisneming en de exploitatie van de antecedenten inzake bestuurlijke of gerechtelijke politie in het kader van een onderzoek met betrekking tot een misdaad;2° de hulp, in het kader van onderzoeken, bij de identificatie op basis van de vingerafdrukken van de personen bedoeld in artikel 44/5, § 3, 1° ;3° de ondersteuning bij het bepalen en het uitwerken van het politie- en veiligheidsbeleid; 4° op basis van een schriftelijke vraag van de minister van Binnenlandse Zaken, de verdediging van de politiediensten in rechte en de opvolging van de processen in herziening waarbij in de A.N.G. vervatte gegevens betrokken zijn.

Het resultaat van de exploitatie van de archieven van de A.N.G. voor het in het eerste lid, 3° bedoelde doeleinde is geanonimiseerd.".

Art. 20.In dezelfde onderafdeling 5 wordt een artikel 44/11 ingevoegd, luidende : "

Art. 44/11.§ 1. De A.N.G. wordt ontwikkeld en beheerd door een directie van het commissariaat-generaal van de federale politie.

Deze directie kan zich voor de technische aspecten laten bijstaan door diensten die van andere algemene directies afhangen.

Deze directie wordt geleid door een directeur die wordt bijgestaan door een adjunct-directeur. Eén ervan is lid van de federale politie en de andere behoort tot de lokale politie.

De Koning bepaalt de nadere regels van hun aanwijzing. § 2. De politieambtenaren belast met het beheer van de A.N.G. worden aangewezen door de Koning na advies van het in artikel 44/6 bedoelde Controleorgaan.

Een benoeming, aanwijzing of herplaatsing wordt hen uitsluitend toegekend op initiatief of met het akkoord van de bevoegde minister en na advies van dit Controleorgaan. De nadere regels hiervan worden bepaald door de Koning.

Een tuchtrechtelijke procedure ten aanzien van deze politieambtenaren voor feiten gepleegd tijdens de duur van hun aanwijzing kan slechts worden ingesteld met instemming of op bevel van de minister van Binnenlandse Zaken.

Het advies van het Controleorgaan wordt ingewonnen voor tuchtprocedures die niet door de minister bevolen worden.".

Art. 21.In dezelfde onderafdeling 5 wordt een artikel 44/11/1 ingevoegd, luidende : "Art. 44/11/1. Elk lid van de politiediensten dat, ofwel willens en wetens persoonsgegevens of informatie achterhoudt die van belang zijn voor de uitoefening van de strafvordering of persoonsgegevens of informatie van bestuurlijke politie die aanleiding kunnen geven tot het nemen van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van personen, van de openbare veiligheid of van de openbare gezondheid achterhoudt, ofwel willens en wetens nalaat de A.N.G. te voeden overeenkomstig artikel 44/7, zal worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en een geldboete van zesentwintig tot vijfhonderd euro of met één van die straffen alleen.

De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op dit misdrijf.".

Art. 22.In afdeling 1bis, ingevoegd bij artikel 4, wordt een onderafdeling 6 ingevoegd, luidende "Basisgegevensbanken".

Art. 23.In onderafdeling 6, ingevoegd bij artikel 22, wordt een artikel 44/11/2 ingevoegd, luidende : "Art. 44/11/2. § 1. De basisgegevensbanken zijn de politionele gegevensbanken die opgericht worden ten behoeve van het geheel van de geïntegreerde politie en die tot doel hebben de opdrachten van bestuurlijke en van gerechtelijke politie uit te oefenen door de erin vervatte persoonsgegevens en informatie te exploiteren en door de bevoegde overheden te informeren over de uitoefening van deze opdrachten.

Deze gegevensbanken worden ontwikkeld door de in artikel 44/11, § 1, eerste lid. bedoelde directie van het commissariaat-generaal van de federale politie Deze directie kan zich voor de technische aspecten laten bijstaan door diensten die van andere algemene directies afhangen. § 2. De persoonsgegevens en informatie die worden verwerkt in de basisgegevensbanken zijn, met uitzondering van de persoonsgegevens en informatie die betrekking hebben op het beheer van onderzoeken, slechts beschikbaar en rechtstreeks raadpleegbaar door de politiediensten die ze geregistreerd hebben of de politiediensten die ze, wegens hun wettelijke opdrachten, moeten coördineren.

De gegevens die betrekking hebben op de opdrachten van bestuurlijke politie zijn toegankelijk gedurende vijf jaar vanaf de dag van de registratie ervan.

De gegevens die betrekking hebben op de opdrachten van gerechtelijke politie zijn toegankelijk gedurende vijftien jaar vanaf de dag van de registratie ervan. § 3. Na het verstrijken van de termijn van vijftien jaar bedoeld in § 2, derde lid, zijn de persoonsgegevens en de informatie die enkel betrekking hebben op de opdrachten van gerechtelijke politie raadpleegbaar : 1° gedurende een nieuwe termijn van vijftien jaar en dit uitsluitend op basis van het notitienummer van het proces-verbaal, het nummer van het informatierapport of het dossiernummer;2° gedurende een nieuwe termijn van dertig jaar en dit uitsluitend in het kader van een onderzoek betreffende misdaden. § 4. In afwijking van § 2, derde lid, en van § 3, zijn de gegevens en informatie betreffende de opdrachten van gerechtelijke politie met betrekking tot de niet-concrete feiten toegankelijk gedurende vijf jaar vanaf hun registratie. § 5. In afwijking van § 2, derde lid, en van § 3, zijn de in de basisgegevensbanken verwerkte gegevens en informatie die betrekking hebben op de in het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg bepaalde misdrijven toegankelijk gedurende vijf jaar vanaf de registratie ervan. § 6. De in de basisgegevensbanken betreffende het beheer van de onderzoeken verwerkte gegevens en informatie over de onderzoeken die gevoerd worden in het kader van een opsporingsonderzoek in de zin van artikel 28bis van het Wetboek van strafvordering of in het kader van een gerechtelijk onderzoek in de zin van artikel 56 van het Wetboek van strafvordering waarvoor er aan de politie onderzoeksopdrachten bevolen werden, zijn beschikbaar gedurende dertig jaar vanaf het ogenblik dat het eind van het onderzoek door de bevoegde magistraat aan de politie meegedeeld wordt.

In uitzonderlijke omstandigheden, kan de bevoegde procureur-generaal op met redenen omklede wijze beslissen dat bij het verstrijken van deze termijn, alle of een gedeelte van de onderzoeksgegevens die vervat zijn in een basisgegevensbank die betrekking heeft op de onderzoeken, bewaard dienen te blijven gedurende een nieuwe hernieuwbare periode van hoogstens tien jaar. § 7. Onverminderd de archiefwet van 24 juni 1955 worden de persoonsgegevens en de informatie gewist na het verstrijken van de in dit artikel bedoelde termijnen.".

Art. 24.In afdeling 1bis, ingevoegd bij artikel 4, wordt een onderafdeling 7 ingevoegd, luidende "Bijzondere gegevensbanken".

Art. 25.In onderafdeling 7, ingevoegd bij artikel 24, wordt een artikel 44/11/3 ingevoegd, luidende : "Art. 44/11/3. § 1. In uitzonderlijke omstandigheden en voor de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie kunnen de korpschefs voor de lokale politie en de directeurs voor de federale politie, voor bijzondere behoeften, bijzondere gegevensbanken oprichten waarvan zij de verantwoordelijke voor de verwerking zijn. § 2. De oprichting van een bijzondere gegevensbank wordt door minstens een van de volgende bijzondere behoeften verantwoord : a) de noodzaak om persoonsgegevens en informatie te classificeren in de zin van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen; b) de technische of functionele onmogelijkheid om de A.N.G. te voeden met alle of een gedeelte van de in deze gegevensbanken verwerkte persoonsgegevens en informatie; c) het niet ter zake dienend of overmatige karakter van de centralisering van alle of een gedeelte van de persoonsgegevens of de informatie in de A.N.G., in het kader van de uitoefening van de opdrachten van bestuurlijke politie en van gerechtelijke politie. § 3. Voorafgaand aan haar oprichting, geeft de verantwoordelijke voor de verwerking de bijzondere gegevensbank aan bij het Controleorgaan bedoeld in artikel 44/6 dat binnen 30 dagen vanaf de ontvangst van de aangifte een advies uitvaardigt.

In het geval waarin het Controleorgaan aanbevelingen uitvaardigt met betrekking tot de bijzondere gegevensbank en de verantwoordelijke van de verwerking geen gevolg geeft aan deze aanbevelingen, zendt het Controleorgaan zijn analyse over aan de bevoegde minister en, in voorkomend geval, aan het College van procureurs-generaal. § 4. Onverminderd de registratie of de archivering van de gegevens in overeenstemming met de artikelen 44/2, lid 2, 1°, en 44/10, worden de bijzondere gegevensbanken gewist van zodra de in § 1 bedoelde bijzondere behoeften verdwijnen. § 5. Het Controleorgaan houdt een centraal register van de bijzondere gegevensbanken bij.

Daarin wordt onder meer melding gemaakt van de data van oprichting en uitwissing van die gegevensbanken, van het positief of negatief karakter van het in § 3 bedoelde advies, van de verantwoordelijke voor de verwerking, van de voorwaarden inzake toegang alsmede van de wijze van mededeling van de daarin verwerkte gegevens en inlichtingen.

Dit centraal register is toegankelijk voor de minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde, de minister van Justitie of zijn afgevaardigde, de bevoegde controleoverheden, de gerechtelijke overheden, de overheden van bestuurlijke politie en de politiediensten."

Art. 26.In afdeling 1bis, ingevoegd bij artikel 4, wordt een onderafdeling 8 ingevoegd, luidende "De mededeling van gegevens en de toegang tot de A.N.G.".

Art. 27.In onderafdeling 8, ingevoegd bij artikel 26, wordt een artikel 44/11/4 ingevoegd, luidende : "Art. 44/11/4. § 1. Onder "mededeling van gegevens en informatie" wordt verstaan, het doorzenden, met welk middel ook, van persoonsgegevens bedoeld in artikel 44/1, met inbegrip van deze vervat in de in artikel 44/2 bedoelde gegevensbanken. § 2. Onder "rechtstreekse toegang" wordt een geautomatiseerde verbinding met de A.N.G. verstaan die het mogelijk maakt toegang te hebben tot de erin vervatte gegevens. § 3. Onder "rechtstreekse bevraging" wordt een beperkte rechtstreekse toegang tot alle of een gedeelte van de volgende gegevens verstaan : a) het bestaan van gegevens over een persoon met toepassing van de artikelen 44/5, § 1, eerste lid, 2° tot 6°, en § 3, 1° tot 9° ;b) de door de politie weerhouden kwalificatie betreffende de feiten waarvoor de persoon geregistreerd werd;c) de noodzakelijke gegevens om meer informatie te bekomen vanwege de bevoegde overheid; d) de gegevens met betrekking tot de te nemen maatregelen voor de in punt a) bedoelde personen.".

Art. 28.In dezelfde onderafdeling 8 wordt een artikel 44/11/5 ingevoegd, luidende : "Art. 44/11/5. § 1. De mededeling, de rechtstreekse toegang en de rechtstreekse bevraging gebeuren onverminderd de artikelen 44/1, §§ 3 en 4 en 44/8. § 2. De Koning kan de algemene nadere regels bepalen met betrekking tot de veiligheidsmaatregelen en de duur van de bewaring van de gegevens en informatie die verkregen werden of waar een toegang toe verschaft werd met toepassing van deze onderafdeling.".

Art. 29.In dezelfde onderafdeling 8 wordt een artikel 44/11/6 ingevoegd, luidende : "Art. 44/11/6. De in artikelen 44/11/7, 44/11/10 en 44/11/13 bedoelde overzending van gerechtelijke informatie wordt onderworpen aan de toelating van de bevoegde gerechtelijke overheid.".

Art. 30.In dezelfde onderafdeling 8 wordt een artikel 44/11/7 ingevoegd, luidende : "Art. 44/11/7. De persoonsgegevens en informatie worden meegedeeld aan de bevoegde gerechtelijke overheden of overheden van bestuurlijke politie om hen toe te laten hun wettelijke opdrachten uit te oefenen.".

Art. 31.In dezelfde onderafdeling 8 wordt een artikel 44/11/8 ingevoegd, luidende : "Art. 44/11/8. De persoonsgegevens en de informatie kunnen ook worden meegedeeld aan het Vast Comité P en aan de Dienst Enquêtes ervan, aan het Vast Comité I en aan de Dienst Enquêtes ervan, aan het Controleorgaan en aan het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse om hen toe te laten hun wettelijke opdrachten uit te oefenen.".

Art. 32.In dezelfde onderafdeling 8 wordt een artikel 44/11/9 ingevoegd, luidende : "Art. 44/11/9. § 1. Om hen toe te laten hun wettelijke opdrachten uit te oefenen, kunnen de persoonsgegevens en de informatie, volgens de bij richtlijnen van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, elk binnen het kader van zijn bevoegdheden, bepaalde nadere regels ook meegedeeld worden aan de volgende organen en diensten : 1° de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, onverminderd artikel 14 van de organieke wet van 30 november 1998 betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;2° de Cel voor financiële informatieverwerking;3° de Dienst vreemdelingenzaken;4° de onderzoeks- en opsporingsdiensten van de Algemene Administratie der douane en accijnzen. § 2. Na advies van het Controleorgaan kunnen ze eveneens meegedeeld worden aan de Belgische openbare overheden, publieke organen of instellingen of instellingen van openbaar nut die door de wet belast zijn met de toepassing van de strafwet of die wettelijke verplichtingen inzake de openbare veiligheid hebben, wanneer deze ze nodig hebben voor de uitoefening van hun wettelijke opdrachten. § 3. De herhaalde of volumineuze mededeling van persoonsgegevens of informatie maakt het voorwerp uit van een protocolakkoord tussen de diensten, organisaties, instellingen of overheden die bestemmeling zijn van deze gegevens of informatie en de commissaris-generaal van de federale politie.

Dit protocol heeft minstens betrekking op de veiligheidsmaatregelen in verband met deze mededeling en op de duur van de bewaring van deze gegevens en informatie. § 4. Onverminderd de op hen van toepassing zijnde wettelijke bepalingen en zonder dat dit de uitoefening van hun opdrachten in gevaar zou kunnen brengen, delen de in §§ 1 en 2 bedoelde overheden, diensten, organen, organisaties of instellingen aan de politiediensten de gegevens en informatie mee die zij in het kader van hun opdrachten verwerken en die toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn in het licht van het waarborgen van de uitoefening van de politieopdrachten.

De nadere regels betreffende deze mededeling worden nader bepaald in een door de betrokken ministers goedgekeurd protocolakkoord.".

Art. 33.In dezelfde onderafdeling 8 wordt een artikel 44/11/10 ingevoegd, luidende : "Art. 44/11/10. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, aan welke instellingen of personen de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor het vervullen van de hen door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie toevertrouwde opdrachten van openbaar nut die aan wetenschappelijk onderzoek verbonden zijn, kunnen meegedeeld worden. Hij bepaalt tevens de nadere regels van deze mededeling.".

Art. 34.In dezelfde onderafdeling 8 wordt een artikel 44/11/11 ingevoegd, luidende : "Art. 44/11/11. Onverminderd artikel 13, § 3 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, bepaalt de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de persoonsgegevens en informatie die kunnen meegedeeld worden aan Bpost met het oog op de administratieve behandeling van de onmiddellijke inningen evenals de nadere regels van deze mededeling.".

Art. 35.In dezelfde onderafdeling 8 wordt een artikel 44/11/12 ingevoegd, luidende : "Art. 44/11/12. § 1. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer : 1° de nadere regels van de rechtstreekse toegang tot de in de A.N.G. vervatte persoonsgegevens en informatie voor de overheden bedoeld in artikel 44/11/7 en 44/11/8 in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten; 2° de nadere regels van de rechtstreekse bevraging van de A.N.G. voor de overheden bedoeld in artikel 44/11/9 in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten. § 2. De nadere regels van de rechtstreekse bevraging of van de rechtstreekse toegang, bedoeld in dit artikel hebben minstens betrekking op : a) de behoefte om te kennen; b) de categorieën van personeelsleden die op basis van de uitoefening van hun opdrachten over een rechtstreekse toegang beschikken of over een mogelijkheid beschikken om de A.N.G. rechtstreeks te bevragen; c) de geautomatiseerde verwerkingen die uitgevoerd worden op basis van de gegevens en informatie van de A.N.G.; d) de verplichting tot naleving van het beroepsgeheim door alle personen die rechtstreeks of onrechtstreeks kennis nemen van de gegevens en informatie van de A.N.G.; e) de veiligheidsmaatregelen, waaronder : 1° de beveiliging van de gebouwen en netwerken;2° de verplichting om alle transacties op te lijsten en deze opgelijste gegevens gedurende minimaal tien jaar te bewaren; f) de verplichting om voorafgaand aan het verkrijgen van de rechtstreekse toegang of het recht op rechtstreekse bevraging een opleiding te volgen.".

Art. 36.In dezelfde onderafdeling 8 wordt een artikel 44/11/13 ingevoegd, luidende : "Art. 44/11/13. § 1. De persoonsgegevens en informatie kunnen meegedeeld worden aan de buitenlandse politiediensten, aan de internationale organisaties voor gerechtelijke en politionele samenwerking en aan de internationale rechtshandhavingdiensten onder de voorwaarden bepaald in een internationale rechtsregel die België verbindt of bedoeld in de artikelen 21 en 22 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Wat de politiediensten van de lidstaten van de Europese Unie en Interpol betreft, kunnen de persoonsgegevens en informatie tevens meegedeeld worden onder de door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de in Ministerraad, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepaalde voorwaarden. § 2. De herhaalde of volumineuze mededeling van persoonsgegevens of informatie aan een in § 1 bedoelde dienst of organisatie is enkel mogelijk onder de voorwaarden die bepaald worden in een internationale rechtsregel die België verbindt of, wat de diensten en organisaties van de Europese Unie of van een van zijn lidstaten en wat Interpol betreft, onder de door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de in Ministerraad, bepaalde voorwaarden. § 3. Wanneer een overeenkomstig § 1 meegedeeld gegeven niet meer correct blijkt, stellen de politiediensten de bestemmeling op de hoogte en stellen zij alles in het werk om de rechtzetting te bewerkstelligen. § 4. Een rechtstreekse toegang tot alle of een gedeelte van de gegevens en informatie van de A.N.G. of een rechtstreekse bevraging van alle of een gedeelte van deze gegevens en informatie wordt enkel toegekend aan een in § 1 bedoelde dienst of organisatie onder de voorwaarden bepaald door een internationale rechtsregel die België verbindt. § 5. Dit artikel is van toepassing onverminderd de regels die van toepassing zijn op de gerechtelijke samenwerking in strafzaken.".

Art. 37.In dezelfde wet wordt de onderafdeling 4, die de artikelen 44/12 tot 44/17 bevat, de afdeling 1ter.

Art. 38.In artikel 44/17 van dezelfde wet worden de woorden "44/7 en 44/11" vervangen door de woorden "44/11/1".

TITEL III. - Wijziging van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens

Art. 39.Artikel 1 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, vervangen bij de wet van 11 december 1998, wordt aangevuld met de §§ 9 tot 13, luidende : " § 9. Onder A.N.G wordt verstaan de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. § 10. Onder "basisgegevensbanken" worden verstaan de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/11/2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. § 11. Onder "bijzondere gegevensbanken" worden verstaan de bijzondere gegevensbanken die de politiediensten kunnen oprichten overeenkomstig artikel 44/11/3, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. § 12. Onder "gegevens en informatie" worden verstaan de persoonsgegevens en de informatie bedoeld in artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. § 13. Onder "overheden van bestuurlijke politie" worden verstaan de overheden bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.".

Art. 40.In dezelfde wet, wordt een hoofdstuk VIIter ingevoegd, luidende "Controleorgaan van het politioneel informatiebeheer".

Art. 41.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter ingevoegd, luidende : "

Art. 36ter.Bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt een Controleorgaan op de politionele informatie opgericht dat belast is met de controle van de verwerking van de informatie en de gegevens bedoeld in artikel 44/1 van de wet op het politieambt, met inbegrip van deze ingevoegd in de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2. § 2. Dit Orgaan is voor de uitoefening van zijn opdrachten onafhankelijk van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het deelt het secretariaat met de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. § 3. De werking van het Controleorgaan wordt geregeld in een huishoudelijk reglement dat onderworpen is aan de goedkeuring van de Kamer van volksvertegenwoordigers. § 4. Het Controleorgaan behandelt geen aanvragen bedoeld in artikel 13 maar kan door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer gevat worden over ernstige of terugkerende gebreken die binnen het kader van de behandeling van deze aanvragen vastgesteld worden.".

Art. 42.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/1 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/1 § 1. Het Controleorgaan wordt voorgezeten door een door de Kamer van volksvertegenwoordigers benoemde magistraat van de hoven en rechtbanken.

Het Controleorgaan is bovendien samengesteld uit een lid van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, een of meerdere leden van de lokale politie en van de federale politie en een of meerdere experten.

Het aantal experten mag niet hoger zijn dan het aantal leden van de politiediensten.

De leden van het Controleorgaan worden op grond van hun kennis inzake het beheer van politionele informatie, door de Kamer van volksvertegenwoordigers voor een termijn van 6 jaar, eenmaal hernieuwbaar, aangesteld. Na afloop van deze termijn, blijven de leden hun functie uitoefenen tot de eedaflegging van hun opvolger. § 2. De benoeming van de voorzitter van het Controleorgaan vindt plaats nadat hij de eed voorgeschreven door artikel 2 van het decreet van 30 juli 1831 in de handen van de voorzitter van de Kamers van volksvertegenwoordigers heeft afgelegd. De benoeming van de andere leden van het Controleorgaan vindt plaats nadat ze dezelfde eed hebben afgelegd in handen van de voorzitter van het Controleorgaan. § 3. De bepalingen van artikel 323bis van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing op de voorzitter van het Controleorgaan.

De voorzitter geniet een wedde die gelijkstaat met die van een voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg waarvan het rechtsgebied minder dan tweehonderdvijftigduizend inwoners telt, alsmede de daaraan verbonden verhogingen en voordelen, zonder dat de wedde lager mag zijn dan die welke hij genoot in zijn ambt van magistraat. § 4. Op het ogenblik van hun benoeming moeten de leden van het Controleorgaan aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Belg zijn;2° genieten van de burgerlijke en politieke rechten;3° van onberispelijk gedrag zijn;4° het bewijs leveren van hun deskundigheid inzake verwerking van informatie of bescherming van gegevens;5° houder zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau "zeer geheim", die is verleend overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen. § 5. Op het ogenblik van hun benoeming, moeten bovendien voor de personeelsleden van de politiediensten die lid zijn van het Controleorgaan de volgende specifieke voorwaarden zijn vervuld : 1° ten minste tien jaar dienstanciënniteit hebben en ten minste bekleed zijn met de graad van commissaris van politie of van niveau 1;2° geen eindevaluatie "onvoldoende" hebben gekregen tijdens de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van de kandidaatstelling, noch een niet uitgewiste zware tuchtstraf hebben opgelopen;3° een ervaring van minimum een jaar bezitten inzake de verwerking van informatie of bescherming van gegevens. § 6. Op het ogenblik van hun benoeming moeten de experten bovendien aan de volgende specifieke voorwaarden voldoen : 1° vijf jaar ervaring hebben als deskundige in het domein van verwerking van informatie of bescherming van gegevens;2° houder zijn van een diploma dat toegang verleent tot de betrekkingen van niveau 1 in de Rijksbesturen of een ambt van niveau 1 in de Rijksbesturen te hebben uitgeoefend gedurende ten minste vijf jaar. § 7. De voorzitter en de leden van het Controleorgaan kunnen afgezet worden door de Kamer van volksvertegenwoordigers wanneer de in de §§ 3, 4, 5 en 8 en in artikel 36ter/2 bedoelde voorwaarden in hun hoofde niet zijn of niet meer zijn vervuld of wegens ernstige reden. § 8. De leden mogen geen bij verkiezing verleend openbaar mandaat uitoefenen. Zij mogen geen openbare of particuliere betrekking of activiteit uitoefenen die de onafhankelijkheid of de waardigheid van het ambt in gevaar zou kunnen brengen.".

Art. 43.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/2 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/2. De leden van het Controleorgaan oefenen hun ambt voltijds uit, met uitzondering van het lid van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer dat de functie van lid van het Controleorgaan deeltijds mag uitoefenen.".

Art. 44.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/3 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/3. De uitoefening van een ambt als lid van het Controleorgaan is onverenigbaar met : 1° de hoedanigheid van lid van de algemene inspectie van de federale politie en de lokale politie; 2° de hoedanigheid van lid van het Vast comité P of van de Dienst Enquêtes ervan, van het Vast comité I of van de Dienst Enquêtes ervan, van een inlichtingendienst of van het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse.".

Art. 45.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/4 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/4. Onder voorbehoud van de bepalingen van dit hoofdstuk wordt het statuut van de leden van het Controleorgaan die lid zijn van de politiediensten bepaald overeenkomstig artikel 21, § 1, van het koninklijk besluit van 26 maart 2005 tot regeling van de structurele detacheringen van personeelsleden van de politiediensten en van soortgelijke toestanden en tot invoering van verschillende maatregelen.

De financiering voor het personeelslid van de lokale politie wordt geregeld overeenkomstig artikel 20 van hetzelfde koninklijk besluit.".

Art. 46.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/5 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/5. Na de beëindiging van zijn mandaat bij het Controleorgaan, wordt het personeelslid van de politiediensten gereaffecteerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 aangaande de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.".

Art. 47.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/6 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/6. Het personeelslid van de politiediensten dat lid is van het Controleorgaan en dat voor een betrekking in de politiediensten geschikt wordt bevonden, heeft voorrang op alle andere kandidaten met betrekking tot de toewijzing van de betrekking, zelfs indien deze laatsten over een voorrang beschikken krachtens de wet.

De in het eerste lid bedoelde voorrang geldt gedurende het laatste jaar van de zes jaren in dienst van het Controleorgaan.

Onder dezelfde voorwaarden wordt een voorrangstermijn van twee jaar toegekend bij de aanvang van het tiende jaar dat men in dienst is bij het Controleorgaan.".

Art. 48.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/7 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/7. Een verlof voor opdracht van algemeen belang kan verleend worden aan een ambtenaar van een federale overheidsdienst om de functie van expert binnen het controleorgaan uit te oefenen. De Koning bepaalt de nadere regels van dit verlof.".

Art. 49.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/8 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/8. Het Controleorgaan treedt ambtshalve op, op verzoek van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, van de gerechtelijke of bestuurlijke overheden, van de minister van Justitie of van de minister van Binnenlandse Zaken of van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Wanneer het Controleorgaan ambtshalve optreedt, brengt het de Kamer van volksvertegenwoordigers daarvan dadelijk op de hoogte.

Wanneer de controle heeft plaatsgevonden binnen een lokale politie, informeert het Controleorgaan daar de burgemeester of het politiecollege van en zendt hem zijn verslag.

Wanneer de controle informatie en gegevens betreft die verband houden met de uitoefening van opdrachten van gerechtelijke politie, wordt het verslag dat dienaangaande door het Controleorgaan wordt opgesteld, ook aan de bevoegde magistraat van het openbaar ministerie toegezonden.".

Art. 50.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/9 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/9. Het Controleorgaan is in het bijzonder belast met de controle van de naleving van de regels inzake de rechtstreekse toegang tot de A.N.G. en de rechtstreekse bevraging ervan, alsook van de naleving van de in artikel 44/7, derde lid, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt bedoelde verplichting, voor alle leden van de politiediensten, tot voeding van deze gegevensbank.".

Art. 51.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/10 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/10. § 1. Het Controleorgaan gaat door middel van onderzoek naar de werking na of de inhoud van de A.N.G. en de procedure voor de verwerking van de daarin bewaarde gegevens en informatie overeenkomen met het bepaalde in de artikelen 44/1 tot 44/11/13 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en met hun uitvoeringsmaatregelen. § 2. Het Controleorgaan controleert in het bijzonder de regelmatigheid van de volgende verwerkingen in de algemene gegevensbank en in de basisgegevensbanken : 1° de evaluatie van de gegevens en informatie;2° de registratie van de verzamelde gegevens en informatie;3° de validatie van de gegevens en informatie door de daartoe bevoegde organen;4° de vatting van de geregistreerde gegevens en informatie op grond van de concrete aard of van de betrouwbaarheid ervan;5° de uitwissing en de archivering van de gegevens en informatie nadat de termijn voor bewaring ervan is verstreken. § 3. Het Controleorgaan controleert in het bijzonder de werkelijke aard van de volgende, door de bevoegde politieautoriteiten voorgeschreven functiemogelijkheden en verwerkingen : 1° de relaties tussen de categorieën van gegevens en informatie geregistreerd op het tijdstip waarop zij zijn gevat;2° de ontvangst van de gegevens en informatie door de autoriteiten en diensten die krachtens de wet tot raadpleging gemachtigd zijn;3° de mededeling van de gegevens en de informatie aan de wettelijk gemachtigde autoriteiten en diensten;4° de verbinding met andere systemen voor informatieverwerking;5° de bijzondere regels houdende vatting van de gegevens en de informatie op grond van de concrete betrouwbaarheid ervan. Het Controleorgaan gaat door middel van onderzoek naar de werking na of de inhoud van de bijzondere gegevensbanken en de procedure houdende verwerking van de daarin geregistreerde en bewaarde gegevens en informatie overeenkomen met het bepaalde in de artikelen 44/1 tot 44/5 en 44/11/3 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en met hun uitvoeringsmaatregelen.

Het Controleorgaan gaat in het bijzonder na of de voorwaarden inzake de rechtstreekse toegang tot en de mededeling van de informatie en gegevens van de bijzondere gegevensbanken bepaald in het in artikel 44/11/3, § 5, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt bedoelde centraal register van de bijzondere gegevensbanken nageleefd worden.".

Art. 52.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/11 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/11. Het Controleorgaan heeft een onbeperkt recht op toegang tot alle informatie en gegevens door de politiediensten verwerkt overeenkomstig artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, hierin begrepen deze die bewaard worden in de A.N.G., in de basisgegevensbanken en in de bijzondere gegevensbanken.

Het Controleorgaan kan in het kader van zijn controleopdrachten een of meer van zijn leden belasten met een onderzoek ter plaatse. Te dien einde, beschikken de leden van het Controleorgaan over een onbeperkt recht op toegang tot de lokalen waarin en gedurende de tijd dat de in het eerste lid bedoelde informatie en gegevens verwerkt worden.".

Art. 53.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/12 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/12. § 1. Uiterlijk twee weken na ontvangst van het verzoek brengt het Controleorgaan ten behoeve van de bevoegde overheid, een omstandig advies uit over de aanwijzing, de bevordering, de benoeming of de mutatie van de personeelseden van de politiediensten belast met het beheer van de A.N.G. § 2. Binnen twee weken na ontvangst van het verzoek brengt het Controleorgaan ten behoeve van de bevoegde minister, een omstandig advies uit over de wenselijkheid van een tuchtrechtelijke procedure ten aanzien van het hoofd van de dienst die de A.N.G. beheert, of ten aanzien van zijn adjunct."

Art. 54.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/13 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/13. Het Controleorgaan doet verslag aan de Kamer van volksvertegenwoordigers in de volgende gevallen : 1° jaarlijks, door een algemeen activiteitenverslag dat, indien nodig, algemene conclusies en voorstellen bevat en dat de periode betreft gaande van 1 januari tot 31 december van het voorgaande jaar.Dat verslag wordt uiterlijk op 1 juni overgezonden aan de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers alsmede aan de bevoegde ministers; 2° telkens wanneer het dit nuttig acht of op verzoek van de Kamer van volksvertegenwoordigers, door een tussentijds activiteitenverslag met betrekking tot een welbepaald onderzoeksdossier dat, indien nodig, algemene conclusies en voorstellen kan bevatten.Dat verslag wordt overgezonden aan de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers alsmede aan de bevoegde ministers; 3° wanneer door de Kamer van volksvertegenwoordigers en verzoek werd geuit om op te treden;4° wanneer het Controleorgaan vaststelt dat, bij het verstrijken van een termijn die het redelijk acht, geen gevolg werd gegeven aan zijn besluiten of dat de genomen maatregelen niet passend of ontoereikend zijn.Die termijn mag niet minder dan zestig dagen bedragen.".

Art. 55.In dezelfde wet, wordt een artikel 36ter/14 ingevoegd, luidende : "Art. 36ter/14. De leden van het Controleorgaan die in functie zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit artikel kunnen beslissen om tot op het einde van hun lopende mandaat onderworpen te blijven aan de statutaire bepalingen die van toepassing waren op de leden van het Controleorgaan alvorens dit laatste onder het gezag kwam van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Na de beëindiging van dit mandaat worden ze ambtshalve onderworpen aan de statutaire bepalingen van deze wet.".

TITEL IV. - Wijziging van het Wetboek van strafvordering

Art. 56.Het Wetboek van strafvordering, wordt aangevuld met een artikel 646, luidende : "

Art. 646.De categorieën van informatie afkomstig van de door een correctionele rechtbank, een hof van assisen of een hof van beroep, in kracht van gewijsde gegane, gevelde beslissingen, die de in de algemene nationale gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, hierna A.N.G genoemd, geregistreerde informatie zouden kunnen wijzigen, worden binnen de dertig dagen aan de politie meegedeeld volgens de door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalde nadere regels.

De categorieën van informatie afkomstig van beslissingen tot buitenvervolgingstelling van de onderzoeksgerechten, die de in de A.N.G. geregistreerde informatie zouden kunnen wijzigen, worden binnen de dertig dagen aan de politie meegedeeld volgens de door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalde nadere regels.

De categorieën van informatie afkomstig van door het openbaar ministerie genomen beslissingen tot seponering zonder gevolg wegens onvoldoende bezwaren of afwezigheid van inbreuk, die de in de A.N.G. geregistreerde informatie zouden kunnen wijzigen, worden binnen de dertig dagen aan de politie meegedeeld volgens de door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalde nadere regels.".

TITEL V. - Slotbepaling

Art. 57.De artikelen 44/9, 44/11/2, § 2, tweede en derde lid, 44/11/2, §§ 3 tot 6, en 44/5, § 3, 9°, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, zoals gewijzigd bij deze wet, treden in werking op de door de Koning bepaalde datum en ten laatste twee jaren na de inwerkingtreding van de andere bepalingen van deze wet.

Artikel 646 van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij artikel 56, treedt in werking op de door de Koning bepaalde datum en ten laatste drie jaren na de inwerkingtreding van de andere bepalingen van deze wet.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 18 maart 2014.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 53-3105.

Integraal verslag : 28 november 2013.

Senaat (www.senate.be) : Stukken : 5-2366.

Handelingen van de Senaat : 6 februari 2014.

^