gepubliceerd op 20 november 2015
Koninklijk besluit betreffende de rechtstreekse toegang van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de Dienst Enquêtes ervan tot de gegevens en de informatie van de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt
30 OKTOBER 2015. - Koninklijk besluit betreffende de rechtstreekse toegang van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de Dienst Enquêtes ervan tot de gegevens en de informatie van de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp van besluit betreft de voorwaarden omtrent de rechtstreekse toegang van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en van de Dienst Enquêtes ervan tot de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt.
De inhoud die dit ontwerp van besluit moet bevatten, wordt trouwens bepaald in de paragraaf 2 van artikel 44/11/12, met name : a)de behoefte om te kennen (zie artikel 2); b) de categorieën van personeelsleden die op basis van de uitoefening van hun opdrachten over een rechtstreekse toegang beschikken of over een mogelijkheid beschikken om de A.N.G. rechtstreeks te bevragen (zie artikel 2, § 1); c) de geautomatiseerde verwerkingen die uitgevoerd worden op basis van de gegevens en informatie van de A.N.G.; d) de verplichting tot naleving van het beroepsgeheim door alle personen die rechtstreeks of onrechtstreeks kennis nemen van de gegevens en informatie van de A.N.G. (zie artikel 3); e) de veiligheidsmaatregelen, waaronder : 1° de beveiliging van de gebouwen en netwerken (artikel 4, § 2);2° de verplichting om alle transacties op te lijsten en deze opgelijste gegevens gedurende minimaal tien jaar te bewaren (zie artikel 6);f) de verplichting om voorafgaand aan het verkrijgen van de rechtstreekse toegang of het recht op rechtstreekse bevraging een opleiding te volgen (zie artikel 2, § 2). Er dient te worden vastgesteld dat de rechten aangaande de in de A.N.G. uit te voeren verwerkingen die toevertrouwd zijn aan de leden van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan die de behoefte om te kennen hebben, in de wet onmiddellijk beperkt worden aangezien hen enkel een recht op rechtstreekse toegang tot de A.N.G. toegekend wordt.
Er is dus in dit ontwerp van besluit geen sprake van om hen rechten toe te kennen inzake wijziging, creatie of uitwissing van gegevens van de A.N.G. Er zal hen dus een bijzonder toegangsprofiel toegekend worden dat beperkt is tot deze mogelijkheid om de gegevens van de A.N.G. te raadplegen.
Artikel 1 herneemt de in het kader van dit ontwerp van besluit relevante definities.
Overeenkomstig artikel 16, § 2, 2° van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en artikel 44/11/12, § 2 van de wet op het politieambt, bepaalt artikel 2 de personeelscategorieën die een rechtstreekse toegang tot de A.N.G. genieten, met name het personeel van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan.
Zodoende wordt tevens de `behoefte om te kennen' van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan bepaald. Deze vloeit namelijk voort uit de uitoefening van hun wettelijke opdrachten bepaald in de wet van 18 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/1991 pub. 04/04/2018 numac 2018030682 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, ongeacht of deze uitgeoefend worden op initiatief, op vraag van de effectieve leden van het Vast Comité I of nog op vordering van de bevoegde Procureur des Konings of onderzoeksrechter.
Het is relevant voor de leden van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan om de eventuele antecedenten van gerechtelijke of van bestuurlijke politie te kennen van de personen naar wie zij onderzoek voeren. Deze personen zijn diegene die bedoeld worden in artikel 44/5 van de wet op het politieambt. De behoefte om te kennen kan als volgt geïllustreerd worden : wanneer een persoon bijvoorbeeld klacht indient tegen een lid van de inlichtingendiensten, het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse of van een andere ondersteunende dienst voor slagen en verwondingen, kan het relevant zijn het eventuele verleden inzake gerechtelijke en bestuurlijke politie van dit lid te kennen.
Het zou er voor de Dienst Enquêtes ook om kunnen gaan het gevaarlijk karakter van een persoon, die men moet verhoren en die in de A.N.G. met eventueel te nemen maatregelen gekend is, te beoordelen.
Aangezien de leden van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan uit diverse administraties kunnen komen, moet hen een aan de rechtstreekse toegang tot de A.N.G. voorafgaande opleiding verstrekt worden (artikel 2, § 2).
Het protocolakkoord tussen de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert en het Vast Comité I zal de inhoud en de praktische nadere regels van deze opleiding (wie zal de lesgever zijn, wie zal de opvolging van de opleiding beoordelen, ...) bepalen.
Om een goed beheer van de toegangen te verzekeren, zullen de leden van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan die gemachtigd zijn om de A.N.G. rechtstreeks te raadplegen, vermeld worden op een onder het gezag van het Vast Comité I beheerde lijst die overgemaakt wordt aan de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert.
Aangezien deze lijst een "foto" vormt van de door het Vast Comité I verleende toegangen, zal zij bijgevolg permanent dienen bijgewerkt te worden. Dit zal bijvoorbeeld noodzakelijk zijn wanneer een lid van de Dienst Enquêtes op pensioen gaat, of van betrekking verandert. De originele lijst en de opeenvolgende wijzigingen zullen zo snel als mogelijk moeten overgemaakt worden aan de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert. Het protocolakkoord kan de nadere regels aangaande de overzending van deze lijst vermelden.
Deze lijst maakt het mogelijk om een "a priori"-controle van de behoefte om te kennen uit te voeren aangezien zij de aan elk personeelslid toevertrouwde specifieke taken zal vermelden die zijn toegang rechtvaardigen.
Deze bijgewerkte lijst van de toegangen zal eveneens overgemaakt moeten worden door het Vast Comité I aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Het ontwerp van besluit wil ook de klemtoon leggen op de individuele verantwoordelijkheid van de leden van het vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan die een rechtstreekse toegang tot de A.N.G. genieten.
Om de individuele verantwoordelijkheid aangaande de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de rechtstreekse toegang tot de A.N.G. te benadrukken, zal elk lid die een toegang tot de A.N.G. heeft, zich op dit vlak schriftelijk engageren (artikel 3).
Vervolgens moet elke raadpleging van de A.N.G. het voorwerp uitmaken van een motivering door de leden van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan zodat het personeelslid, wanneer het Vast Comité I een rechtvaardiging vraagt, deze kan terugvinden op basis van de motivering die hij opgegeven heeft (artikel 4, § 5).
Controles aangaande de wettelijkheid van deze toegangen zullen op regelmatige wijze moeten uitgevoerd worden.
De gegevens die de traceerbaarheid van de uitgevoerde verwerkingen mogelijk maken, zijn zelf gevoelige gegevens, en kunnen daarom in overeenstemming met artikel 6 slechts door het Vast Comité I gecontroleerd worden.
Deze individuele verantwoordelijkheid maakt vanzelfsprekend deel uit van een breder werkproces betreffende het beheer van de veiligheid en de gegevensbescherming op het niveau van de instelling. Dit globale werkproces zal overigens uitvoerig beschreven worden in het veiligheidsbeleid van het Vast Comité I, dat aan de personeelsleden van het Vast Comité I meegedeeld zal worden en dat regelmatig zal herzien worden.
Bovendien is de eerbied voor het in artikel 458 van het Strafwetboek bedoelde beroepsgeheim van toepassing op de leden van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan die een toegang hebben tot de A.N.G. Tenslotte zal de consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer die door het Vast Comité I zal aangesteld worden, tevens, zowel op preventieve als op `curatieve' wijze, een belangrijke rol spelen inzake de veiligheid van de aan de leden van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan toegekende toegangen tot de A.N.G. Enerzijds zal hij in zijn veiligheidsbeleid een aan de toegang tot de A.N.G. gewijd preventief luik moeten opnemen en anderzijds, in geval van veiligheidsincidenten inzake de toegang, zal hij er de voor de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert aangewezen consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer onverwijld van moeten in kennis stellen. Om de impact van de veiligheidsincidenten minimaal te houden en een normale toegang te herstellen, is een snelle interventie van de veiligheidsconsulent wenselijk. Onder veiligheidsincident dient men bijvoorbeeld een onderbreking in de toegang tot de A.N.G. of de ongegronde verzending van gegevens van de A.N.G. te verstaan.
De consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bedoeld in artikel 4 van dit ontwerp kan gekozen worden binnen het Vast Comité I of de Dienst Enquêtes ervan of binnen andere instellingen (binnen het Parlement, bijvoorbeeld) voor zover hij onafhankelijk is en over de nodige tijd voor het uitoefenen van zijn functie beschikt.
Een ander belangrijk punt van dit besluit betreft de veiligheid van de toegangen tot de A.N.G. Paragraaf 2 van artikel 4 betreft de verplichting tot beveiliging van het netwerk dat de leden van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan toelaat om zich een rechtstreekse toegang tot de A.N.G. te verschaffen.
De concrete modaliteiten van deze beveiliging werden er niet specifiek ingeschreven aangezien deze waarschijnlijk zullen evolueren onder meer in functie van de stand der techniek en de beschikbare financiële middelen.
Hoewel deze functionele en technische modaliteiten evolutief van aard zijn, worden zij daarentegen wel beschreven in een protocolakkoord tussen de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert en het Vast Comité I. Zij zijn toegankelijk voor de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer die de aanbevelingen zal kunnen uitvaardigen of de controles zal kunnen uitvoeren die zij nodig acht.
Tenslotte verplicht paragraaf 3 van artikel 4 het Vast Comité I om de gepaste maatregelen te treffen teneinde de fysieke beveiliging te verzekeren van de plaatsen waar werkstations van de leden van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan toegang tot de A.N.G. kunnen hebben.
Het Vast Comité I zal zich er ook moeten toe verbinden om de gepaste maatregelen te treffen teneinde de fysieke beveiliging van de werkstations die een toegang tot de A.N.G. verschaffen, te verzekeren.
Voor deze materie, die intrinsiek verbonden is aan de stand der techniek, gaat het er om in het ontwerp van besluit een algemene verplichting in te schrijven, maar er niet de concrete nadere regels van te beschrijven aangezien deze in essentie evolutief zijn.
Men kan zich inderdaad gemakkelijk inbeelden dat de toegang tot de A.N.G., in functie van de technische evolutie, niet uitsluitend in de gebouwen van het Vast Comité I zal plaatsvinden, maar dat deze ook op andere plaatsen zal kunnen gebeuren.
Deze maatregelen worden beschreven in het protocolakkoord tussen de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert en het Vast Comité I en worden tevens overgemaakt aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Tenslotte kan het, gelet op de aan het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan toevertrouwde opdrachten en zoals aangegeven in artikel 5, voorkomen dat het er bovendien toe gehouden zal zijn om, hoofdzakelijk via zijn verslagen en zijn analyses, gegevens van de A.N.G. mee te delen aan een publieke overheid. Dit zal onder meer het geval zijn als gevolg van een door het Vast Comité I uitgevoerde analyse in een dossier waarin misdrijven werden vastgesteld en dat vervolgens overgemaakt wordt aan de bevoegde Procureur des Konings.
Aan het eind van een controleonderzoek wordt tevens een verslag verzonden en/of besproken met de parlementaire begeleidingscommissie van het Vast Comité I binnen de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Over het algemeen worden deze documenten gedepersonaliseerd, maar in sommige gevallen is het, voor de goede verstaanbaarheid van het dossier, noodzakelijk om bepaalde persoonsgegevens te citeren.
In haar advies 44/2014 (punt 35) legt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer de nadruk op het feit dat het meedelen van persoonsgegevens in vertrouwelijke verslagen, doorgegeven aan de begeleidingscommissie, moet beperkt blijven tot het strikte minimum.
Artikel 6 van dit besluit heeft betrekking op een sleutelmechanisme van de a posteriori controle van de toegangen, met name de verantwoordelijkheid voor de uitgevoerde verwerkingen van de leden van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan die gemachtigd zijn om rechtstreeks de A.N.G. te raadplegen. Het is om deze verantwoordelijkheid te verzekeren dat een systeem van oplijsting van de toegangen voorzien wordt gedurende 10 jaar vanaf de uitgevoerde transactie. Dit loggingsysteem moet het toelaten om op onherroepelijke wijze vast te stellen welk lid van het Vast Comité I en de Dienst Enquêtes ervan welke verwerking heeft uitgevoerd op welk moment en voor welke reden.
Deze logginggegevens, die door hun aard gevoelig zijn, zullen slechts toegankelijk zijn voor het Vast Comité I. Tenslotte, in geval van misbruik van een toegang, komt het aan het Vast Comité I toe om over te gaan tot de intrekking van de toegang, met name door aan de directie die de toegangen beheert het bevel te geven om deze te annuleren. In voorkomend geval, zal het Vast Comité I de nodige tuchtrechtelijke maatregelen nemen. Het zal tevens moeten bekijken of er strafrechtelijke gevolgen moeten worden gegeven aan de schending van de toegangsregels.
Op basis van de gegevens of informatie van de A.N.G. zal de Dienst Enquêtes geen enkele geautomatiseerde gegevensverwerking uitvoeren.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Justitie, K. GEENS
ADVIES 57.798/2/V VAN 10 AUGUSTUS 2015 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `BETREFFENDE DE RECHTSTREEKSE TOEGANG VAN HET VAST COMITE VAN TOEZICHT OP DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN EN DE DIENST ENQUETES ERVAN TOT DE GEGEVENS EN DE INFORMATIE VAN DE ALGEMENE NATIONALE GEGEVENSBANK BEDOELD IN ARTIKEL 44/7 VAN DE WET OP HET POLITIEAMBT'.
Op 2 juli 2015 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice- Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen, van rechtswege (1) verlengd tot 18 augustus 2015, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de rechtstreekse toegang van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de Dienst Enquêtes ervan tot de gegevens en de informatie van de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt'.
Het ontwerp is door de tweede vakantiekamer onderzocht op 10 augustus 2015.
De kamer was samengesteld uit Pierre LIENARDY, kamervoorzitter, voorzitter, Philippe QUERTAINMONT, kamervoorzitter, Jacques JAUMOTTE, staatsraad, Yves DE CORDT, assessor, en Colette GIGOT, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Roger WIMMER, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre LIENARDY. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 10 augustus 2015.
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Bijzondere opmerkingen 1. Het ontworpen besluit ontleent zijn enige rechtsgrond aan artikel 44/11/12, § 1, 1°, van de wet op het politieambt, ingevoegd bij de wet van 18 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/03/2014 pub. 28/03/2014 numac 2014000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het politionele informatiebeheer en tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en het Wetboek van strafvordering sluiten. In de aanhef behoort het eerste lid te worden aangepast en het tweede lid te worden weggelaten. 2. Overeenkomstig artikel 44/11/12, § 1, van de wet op het politieambt moet het ontworpen besluit worden vastgesteld na overleg in de Ministerraad.Dat overleg heeft plaatsgevonden op 21 mei 2015.
In het zevende lid van de aanhef, dat het zesde lid wordt, moeten na de woorden "Minister van Justitie" dan ook de woorden "en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers" worden ingevoegd (2). 3. De definitie in artikel 1, 4 (lees : 4° ) (3), van het ontwerp dient te vervallen, aangezien het geen goede zaak is de verwijzing naar de wet op het politieambt eens en voor altijd betrekking te laten hebben op de versie van die wet zoals ze gewijzigd is bij de wet van 18 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/03/2014 pub. 28/03/2014 numac 2014000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het politionele informatiebeheer en tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en het Wetboek van strafvordering sluiten.Voorts volstaat het officieel ingekort opschrift om naar de wet in kwestie te verwijzen (4). 4. Teneinde de samenhang van de regeling te verzekeren (5), wordt voorgesteld om in artikel 2 van het ontwerp de laatste twee leden van paragraaf 3 te vervangen door één lid dat als volgt luidt : "Deze lijst en elke wijziging die daarin achteraf wordt aangebracht, worden door het Vast Comité I meegedeeld aan de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert en aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. " Ten gevolge daarvan hoeft artikel 2 niet meer in paragrafen te worden ingedeeld. 5. In artikel 4, § 6, van het ontwerp behoren de woorden "De voorzitter van het Vast Comité I of de persoon die hij aanwijst" te worden vervangen door de woorden "Het Vast Comité I" (6).6. In de Franse tekst van het ontworpen artikel 7 moeten de woorden "fait procéder" worden vervangen door het woord "procède".7. Uit artikel 8 van het ontwerp blijkt dat het besluit onmiddellijk in werking treedt op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Tenzij er een specifieke reden bestaat om af te wijken van de gangbare termijn van inwerkingtreding, vastgesteld bij artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 `betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen', moet in principe worden afgezien van de onmiddellijke inwerkingtreding, teneinde elkeen een redelijke termijn te geven om kennis te nemen van de nieuwe regels.
Slotopmerking In verscheidene bepalingen van het ontwerp (7) wordt melding gemaakt van een "protocolakkoord tussen de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert en het Vast Comité I".
Als zulks de bedoeling van de steller van het ontwerp is, wordt, zoals de Inspecteur van Financiën heeft opgemerkt, in overweging gegeven om het op een uniforme wijze te hebben over "het protocolakkoord dat moet gesloten worden tussen ...".
De griffier, De voorzitter, C. Gigot. P. Liénardy _______ Nota's (1) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, in fine, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State waarin wordt bepaald dat deze termijn van rechtswege verlengd wordt met vijftien dagen wanneer hij begint te lopen tussen 15 juli en 31 juli of wanneer hij verstrijkt tussen 15 juli en 15 augustus. (2) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 42 en formule F 3-9-1. (3) Ibid., aanbeveling 58, b). (4) Zie artikel 53ter van de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten, ingevoegd bij de wet van 7 december 1998.(5) Zie in die zin het verslag aan de Koning.(6) Zie advies 44/2014 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, punten 17 en 18.(7) Zie artikel 2, § 2, artikel 4, § 2, eerste lid, en artikel 6, tweede lid. 30 OKTOBER 2015. - Koninklijk besluit betreffende de rechtstreekse toegang van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de Dienst Enquêtes ervan tot de gegevens en de informatie van de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt, artikel 44/11/12, § 1, 1° ingevoegd bij de wet van 18 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/03/2014 pub. 28/03/2014 numac 2014000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het politionele informatiebeheer en tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en het Wetboek van strafvordering sluiten;
Gelet op het advies nr. 44/2014 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 30 april 2014;
Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 16 april 2014;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 12 mei 2015;
Gelet op advies 57.798/2/V van de Raad van State, gegeven op 10 augustus 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de Minister van Justitie, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° "de wet van 18 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/1991 pub. 04/04/2018 numac 2018030682 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten" : de wet tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse;2° "het Vast Comité I" : Het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten bedoeld in afdeling 1 van hoofdstuk III van de wet van 18 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/1991 pub. 04/04/2018 numac 2018030682 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten;3° "de Dienst Enquêtes I" : de Dienst Enquêtes voor de inlichtingendiensten bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III van de wet van 18 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/1991 pub. 04/04/2018 numac 2018030682 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten;4° "de wet op het politieambt" : de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt; 5° "de A.N.G." : de Algemene Nationale Gegevensbank bedoeld in artikel 44/7 van de wet op het politieambt; 6° "de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert" : de directie bedoeld in artikel 44/11, § 1 van de wet op het politieambt; 7° "de oplijsting" : het mechanisme dat toelaat de in de A.N.G. uitgevoerde gegevensverwerkingen op te sporen; 8° "de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer" : de Commissie bedoeld in artikel 23 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Art. 2.§ 1. De leden van het Vast Comité I en van de Dienst Enquêtes I die handelen in het kader van hun wettelijke opdrachten bedoeld in de wet van 18 juli 1991Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/1991 pub. 04/04/2018 numac 2018030682 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten en op het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten hebben een rechtstreekse toegang tot de gegevens en informatie van de A.N.G. § 2. Voorafgaand aan het verkrijgen van de rechtstreekse toegang, volgen ze een opleiding waarvan de praktische modaliteiten worden vastgelegd in een protocolakkoord af te sluiten tussen de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert en het Vast Comité I. § 3. Het Vast Comité I houdt een bijgewerkte lijst bij van de leden die toegang hebben tot de A.N.G. op basis van paragraaf 1.
Deze lijst vermeldt de namen, de voornamen, de geboortedatum, de graden en de functies van de personen die toegang hebben, alsook de reden die deze toegang rechtvaardigt.
Deze lijst en de later aangebrachte wijzigingen worden door het Vast Comité I overgemaakt aan de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert en aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Art. 3.De leden bedoeld in artikel 2, § 1 verbinden zich er schriftelijk toe te waken over de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de gegevens waartoe ze toegang hebben. Deze verbintenis wordt toegevoegd aan hun persoonlijk dossier.
Daarnaast zijn zij gehouden tot het beroepsgeheim zoals bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek.
Art. 4.§ 1. Het Vast Comité I wijst een consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan die belast is met : 1. het opnemen in zijn veiligheidsbeleid van een luik met betrekking tot : a) de toegang tot de A.N.G. door de leden van de dienst bedoeld in artikel 2, § 1; b) de mededeling bedoeld in artikel 5; 2. de contacten met de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer met betrekking tot de verwerking van de gegevens uit de A.N.G.; 3. het meedelen van de incidenten waarvan hij kennis heeft en die mogelijk de integriteit, de betrouwbaarheid of de beschikbaarheid van de A.N.G. of van de in dit informatiesysteem opgenomen gegevens in gevaar brengen aan de consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer die aangewezen is voor de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert. § 2. De nadere functionele en technische regels van de toegangen worden bepaald in een protocolakkoord af te sluiten tussen de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert en het Vast Comité I. Deze nadere regels worden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer overgemaakt. § 3. Het Vast Comité I zorgt er voor dat de werkstations die een rechtstreekse toegang tot de A.N.G. verlenen, beveiligd zijn met passende maatregelen en dit op alle plaatsen waar de toegang mogelijk is. § 4. De consulent voor de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, aangewezen voor de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert, wordt geraadpleegd bij het uitwerken van de maatregelen bedoeld in paragraaf 3.
Ze worden uitvoerig beschreven in het protocolakkoord bedoeld in paragraaf 2, eerste lid. § 5. De leden bedoeld in artikel 2, § 1 motiveren elke rechtstreekse raadpleging van de gegevens en informatie van de A.N.G. § 6. Het Vast Comité I gaat op regelmatige tijdstippen de conformiteit na van de door de leden bedoeld in artikel 2, § 1 uitgevoerde raadplegingen van de gegevens en informatie van de A.N.G.
Art. 5.De mededelingen van gegevens van de A.N.G. zijn enkel toegestaan aan een publieke overheid in het kader van de aan het Vast Comité I toegewezen opdrachten.
Art. 6.Alle door de leden bedoeld in artikel 2, § 1 uitgevoerde verwerkingen in de A.N.G. maken het voorwerp uit van een oplijsting die bewaard wordt gedurende 10 jaar vanaf de uitgevoerde transactie.
De directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert, verleent hiertoe de noodzakelijke steun die bepaald wordt in een protocolakkoord af te sluiten tussen het Vast Comité I en de directie die de toegangen tot de A.N.G. beheert.
Deze oplijsting is enkel toegankelijk op vraag van het Vast Comité I.
Art. 7.In geval van schending van de regels met betrekking tot de veiligheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gaat het Vast Comité I over tot de onmiddellijke intrekking van de toegang.
Art. 8.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 30 oktober 2015.
FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Justitie, K. GEENS