Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 oktober 2015
gepubliceerd op 20 november 2015

Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden verbonden aan de mededeling van persoonsgegevens en informatie door de Belgische politiediensten aan de leden van Interpol en Interpol

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie
numac
2015000561
pub.
20/11/2015
prom.
30/10/2015
ELI
eli/besluit/2015/10/30/2015000561/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 OKTOBER 2015. - Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden verbonden aan de mededeling van persoonsgegevens en informatie door de Belgische politiediensten aan de leden van Interpol en Interpol


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp betreft de voorwaarden verbonden aan de mededeling van operationele politiële persoonsgegevens en informatie aan Interpol, haar Secretariaat-generaal, haar leden en haar Informatiesysteem.

Eerst en vooral moet worden gesteld dat Interpol nu eens gebruikt wordt als communicatiekanaal tussen de lidstaten, meer bepaald via de unieke contactpunten aangeduid door deze lidstaten, namelijk de Nationale Centrale Bureaus (NCB's), dan weer als beheerder van een informatiesysteem ten behoeve van de lidstaten. In deze laatste hoedanigheid beoogt de mededeling van gegevens aan Interpol het voeden van het informatiesysteem van Interpol en is het het Secretariaat-generaal van Interpol dat verantwoordelijk is voor het goede beheer van dit systeem.

De doelen van Interpol, zoals vastgelegd in de Interpol Grondwet, zijn de volgende : a) het verzekeren en het ontwikkelen van de ruimst mogelijke samenwerking tussen alle autoriteiten van gerechtelijke politie, in het kader van de bestaande wetten in de verschillende lidstaten van Interpol en in de geest van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens;b) het opstellen, het ontwikkelen en het vergemakkelijken van alle samenwerkingsmechanismen die op een efficiënte manier kunnen bijdragen tot de preventie en de repressie van misdrijven; met dien verstande dat geen enkel persoonsgegeven of informatie wordt behandeld met een politiek, militair, religieus of raciaal doel. Het informatiesysteem van Interpol omvat verschillende gegevensbanken, waaronder bijvoorbeeld de volgende : -de "nominal data" die gegevens bevat over internationale misdadigers, vermiste of overleden personen; - de "stolen and lost travel documents"; - de "firearms" voor de identificatie van de vuurwapens.

De regels aangaande de werking van het Informatiesysteem van Interpol zijn trouwens opgenomen in het Interpol-Reglement over de gegevensverwerking, dat unaniem werd goedgekeurd door de Algemene Vergadering van Interpol in november 2011 in Vietnam en in werking trad op 1 juli 2012.

De toelichtingen betreffende de mededeling van gegevens die zijn opgenomen in dit besluit zijn niet bedoeld om de regels en principes die reeds gelden in het kader van de politionele en gerechtelijke samenwerking, zoals diegene die voortvloeien uit het Europees aanhoudingsbevel, te vervangen, maar wel om deze aan te vullen of te versterken waar nodig.

Met de toenemende mondialisering van de criminaliteit en de dreigingen tegen personen en goederen is het inderdaad nodig dat de strijd hiertegen langs de ene kant ondersteund wordt door een gegevensuitwisseling tussen de politiediensten wereldwijd die allen even bereid zijn om de misdaad te bestrijden en de veiligheid van personen en goederen te verzekeren en langs de andere kant door het voeden van het informatiesysteem van Interpol.

Het is echter vanzelfsprekend dat deze communicatie moet worden geregeld om de inmenging in het privéleven die gepaard gaat met de uitwisseling van gegevens tot een minimum te beperken en om een nuttig gebruik van deze gegevens door de politiediensten te verzekeren. Dit besluit bevat deze regels betreffende de internationale mededeling van gegevens.

Persoonsgegevens en informatie mogen enkel meegedeeld worden aan Interpol, haar Informatiesysteem en haar leden voor een welbepaald en expliciet doeleinde.

De doeleinden waarvoor persoonsgegevens en informatie mogen worden meegedeeld aan Interpol, haar Informatiesysteem en haar leden worden bepaald door het Interpol-Reglement over de gegevensverwerking (zie supra), met name het artikel 10 van dit Reglement. Daarnaast dient deze mededeling uiteraard te geschieden met inachtneming van de algemene doeleinden voor verwerking van persoonsgegevens en informatie door de Belgische politiediensten, zoals voorzien in de wet op het politieambt.

De persoonsgegevens en informatie kunnen bijvoorbeeld worden meegedeeld aan Interpol, haar leden, en haar Informatiesysteem voor volgende doeleinden : a) Voor de uitvoering van de opdrachten van gerechtelijke politie : - het terugvinden van een gezocht persoon, met het doel hem te weerhouden, hem aan te houden [of zijn verplaatsingen te beperken] (1); - het lokaliseren van een persoon die of een voorwerp dat van belang is voor de politie; - het aanleveren of verkrijgen van informatie met betrekking tot een strafonderzoek of andere criminele activiteiten van een persoon. b) Voor het uitvoeren van de opdrachten van bestuurlijke politie : - het doorgeven of ontvangen van informatie in het kader van het beheer van grote evenementen; - het verzekeren van de veiligheid van personen of goederen; - identificatie van een lichaam.

Voor het meedelen van informatie aan de buitenlandse politiediensten kunnen twee kanalen worden gebruikt in functie van de stand van zaken in de procedure (reeds in het stadium van opsporings- of gerechtelijk onderzoek of niet) en de beoogde finaliteit.

In de eerste plaats gaat het, in het kader van de politïele samenwerking, over het doorgeven van gegevens en informatie betreffende personen, voertuigen of goederen aan de buitenlandse politiediensten die deze gegevens en informatie nodig hebben, hetzij in het kader van een onderzoek, hetzij om de veiligheid van personen of goederen te verzekeren. Dit kan gebeuren op vraag van de Belgische politiediensten of op vraag van de buitenlandse politiediensten.

De politiediensten beschikken in dit kader uiteraard niet over een volledige autonomie en moeten op basis van de geldende regels op het vlak van politionele samenwerking of gerechtelijke samenwerking ofwel vooraf de toestemming vragen aan de magistraat alvorens de gegevens te verzenden (bijvoorbeeld, wanneer het gaat om gegevens behandeld in het kader van een opsporings- of gerechtelijk onderzoek) ofwel op eigen initiatief handelen overeenkomstig de vigerende regelgeving (wet, koninklijk besluit, omzendbrief).

Het zal bijvoorbeeld gaan over de mededeling van operationele politionele informatie : - wanneer de Belgische politie weet dat een persoon veroordeeld voor een seksueel delict tegen kinderen zich wil vestigen in een ander land en op eigen initiatief de buitenlandse politiedienst informeert; - of wanneer een buitenlandse politiedienst die een in België ingeschreven achtergelaten voertuig aantreft, informatie vraagt aan de Belgische politiediensten om te weten of dit voertuig al dan niet gestolen werd en of de eigenaar van het voertuig al dan niet gekend is bij de Belgische politiediensten.

Teneinde de betrouwbaarheid van de informatie te evalueren en de manier waarop deze gegevens mogen worden gebruikt, wordt dit type van mededeling geregeld door de specifieke modaliteiten voorzien in de artikelen 4 en 5.

Het gaat eveneens over de mededeling van gegevens en informatie aan de internationale organisatie voor politionele samenwerking Interpol, die indien nodig, op basis van de verschillende ontvangen berichten de gegevens zal coördineren en samenvoegen.

Dit is bijvoorbeeld het geval voor het project Pink Panthers dat door Interpol beheerd wordt en handelt over diefstallen van zeer waardevolle juwelen in juwelierszaken.

De Belgische politie kan in de tweede plaats gegevens meedelen om aan de buitenlandse politiediensten te vragen om een maatregel te nemen ten aanzien van een persoon of een goed. De politie handelt in dit kader als uitvoerend orgaan op het terrein, ten dienste van de magistraten.

Deze tweede hypothese betreft bijvoorbeeld de vraag tot aanhouding, in opdracht van een magistraat, van een Belg die een misdaad heeft gepleegd en waarvan men bijvoorbeeld vermoedt dat hij zich in Mexico bevindt, of de signalering van een in België gevonden lijk waarvan men vermoedt dat het zou kunnen gaan om een persoon die in Azië vermist is. Deze maatregelen worden steeds voorgeschreven op verzoek van een magistraat.

Het meedelen van een dergelijk verzoek gebeurt eveneens via het Interpolkanaal.

Ten slotte is het belangrijk te stellen dat dit koninklijk besluit niet gaat over de registratievoorwaarden in de nationale operationele politionele gegevensbanken van gegevens die het resultaat zijn van de politionele en gerechtelijke samenwerking. Op basis van paragraaf 1, lid 2 en paragraaf 5 van artikel 44/5 van de wet op het politieambt kunnen deze in de nationale politionele gegevensbanken worden geregistreerd volgens dezelfde voorwaarden als de informatie vergaard op het nationale vlak.

Hoewel de mededelingen aan Interpol en haar leden voornamelijk verband houden met de opdrachten van de gerechtelijke politie, mogen we niet uit het oog verliezen dat een mededeling in het kader van de bestuurlijke politie ook mogelijk is, bijvoorbeeld om een land te waarschuwen in het kader van een evenement (het gaat hier bijvoorbeeld om het doorgeven van informatie aangaande groeperingen, in casu hooligans, overeenkomstig art. 44/5, § 1, 3° van de wet op het politieambt, bij de organisatie van de wereldbeker voetbal) of om veiligheidscontroles te organiseren (bijvoorbeeld indien er in het kader van een Europese top, activisten afkomstig uit niet-EU-landen besluiten om Brussel te blokkeren, kan er informatie worden uitgewisseld aangaande de identiteit van deze personen, hun intenties, hun actiemethodes, zodat, in voorkomend geval, de nodige controles kunnen worden uitgevoerd).

Wat de finaliteit van de mededeling van persoonsgegevens en informatie aan Interpol, haar Informatiesysteem en haar leden ook moge zijn, er zijn twee mededelingsmodaliteiten, nader bepaald in artikel 3, belangrijk zowel op het vlak van de veiligheid als op het operationele vlak, die steeds moeten worden toegepast.

Zo moeten alle mededelingen gebeuren via de globale, beveiligde I247-dienst van Interpol die het Secretariaat-generaal verbindt met de 190 nationale centrale bureaus via dewelke de politiediensten van de lidstaten gegevens en informatie kunnen meedelen. De praktische modaliteiten evolueren natuurlijk voortdurend in functie van de technische vooruitgang. Het is dus zinvoller om een te bereiken doelstelling vast te leggen dan deze praktische modaliteiten op te sommen in dit besluit.

Vervolgens gebeuren deze mededelingen op een traceerbare wijze. Deze traceerbaarheid is essentieel om de controle door de Belgische controle-autoriteiten mogelijk te maken maar ook om operationele redenen, opdat het Belgische NCB de informatie kan toetsen en nagaan of alle mogelijke pistes in het onderzoek werden gevolgd.

Indien, gezien de internationalisering van de criminaliteit, het doel is de informatie-uitwisseling tussen de Belgische en buitenlandse politiediensten te bevorderen, dan moet men de communicatie ook structureren en kanaliseren teneinde : - de contacten met de buitenlandse politiediensten te uniformiseren; - de operationele coördinatie te verzekeren van de informatie-uitwisseling; - de kwaliteit ervan te controleren.

Teneinde deze objectieven te verwezenlijken, stelt dit besluit in artikel 2 dat de communicatie van de Belgische politiediensten naar het buitenland gebeurt via het nationaal invalspunt, gecentraliseerd voor het geheel van de politiediensten op het nationaal grondgebied.

Wanneer de Belgische politiediensten gegevens/informatie doorsturen naar buitenlandse politiediensten of het Informatiesysteem van Interpol voeden via het NCB, wordt een evaluatie van die gegevens vermeld, zoals bepaald in artikel 4. In zijn advies vraagt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer dat in de tekst van artikel 4 zelf dient te worden aangegeven dat deze evaluatie schriftelijk gebeurt en dat er zich dus in het relevante dossier een schriftelijk spoor dient te bevinden. Deze evaluatie is erop gericht diegene die het verzoek heeft ontvangen te helpen om de context van de informatie te beoordelen en om die te gebruiken binnen het kader van deze finaliteit.

Op dezelfde manier worden ook de motivering en, in voorkomend geval, de gebruiksvoorwaarden en de graad van vertrouwelijkheid meegedeeld (artikel 4). Het doel is ook hier om de gegevens/informatie zo gepast mogelijk te gebruiken.

Indien het gaat om een verzoek tot het nemen van een maatregel, zullen de motivering en de gebruiksvoorwaarden ipso facto voortvloeien uit het soort maatregel waarvoor geopteerd werd (bijvoorbeeld het aanhouden of lokaliseren van een persoon).

Er wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de mededeling van de gegevens betreffende de slachtoffers en de getuigen. Hoewel de mededeling van gegevens betreffende deze personen in bepaalde gevallen essentieel is in het kader van een onderzoek, moeten deze gegevens op bijzondere wijze worden behandeld zodat deze personen afdoende worden beschermd. Deze maatregelen worden omschreven in artikel 5 van dit besluit.

Wanneer België een verzoek tot het nemen van een maatregel met betrekking tot een persoon invoert in het Informatiesysteem van Interpol (zoals bijvoorbeeld, aanhouden, identificeren, waarschuwen inzake criminele activiteiten, een vermiste terugvinden, informatie inwinnen inzake niet-geïdentificeerde overleden personen, waarschuwen inzake een persoon die een dreiging of een nakend gevaar betekent voor personen of goederen, gegevens meedelen inzake modi operandi, werkwijzen, voorwerpen of schuilplaatsen gebruikt door misdadigers), dan gebeurt dat niet op een willekeurige manier maar omdat het op nationaal niveau gepast, pertinent en niet disproportioneel is dat een maatregel wordt genomen ten aanzien van deze persoon.

Het is hier dus helemaal niet de bedoeling om via samenwerkingsmechanismen de mogelijkheid te bieden maatregelen tegen personen te treffen die niet gewettigd zouden zijn op het nationale vlak.

Voor een maatregel tegen een minderjarige van minder dan 14 jaar, is de toestemming van de bevoegde magistraat uiteraard vereist.

Daarenboven, gezien de inmenging in het privéleven die deze maatregel met zich meebrengt, is het noodzakelijk om een maximale geldigheidsperiode te bepalen, die in het algemeen vijf jaar is voor de personen, en hernieuwbaar is mits een gerechtelijke opvolging van het dossier en rekening houdend met de uiterste datum van de verjaring van de ten laste gelegde feiten of de veroordeling.

In ieder geval, wanneer de Belgische politie kennis heeft van het feit dat de maatregel niet meer moet worden uitgevoerd, dan wordt deze vraag om de maatregel uit te voeren ingetrokken. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het Openbaar Ministerie beslist om niet meer te vervolgen of indien het wanbedrijf of de misdaad, waarvan men de persoon verdacht ten aanzien van wie een maatregel werd gevraagd, verjaard is.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Definitie van een rode hoek. Advies 57.795/2/V van 10 augustus 2015 van de Raad van State, afdeling Wetgeving, over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de voorwaarden verbonden aan de mededeling van persoonsgegevens en informatie door de Belgische politiediensten aan de leden van Interpol en Interpol'.

Op 2 juli 2015 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen, van rechtswege verlengd tot (1) 18 augustus 2015, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `betreffende de voorwaarden verbonden aan de mededeling van persoonsgegevens en informatie door de Belgische politiediensten aan de leden van Interpol en Interpol'.

Het ontwerp is door de tweede vakantiekamer onderzocht op 10 augustus 2015. De kamer was samengesteld uit Pierre LIENARDY, kamervoorzitter, voorzitter, Philippe QUERTAINMONT, kamervoorzitter, Jacques JAUMOTTE, staatsraad, Yves DE CORDT, assessor, en Colette GIGOT, griffier. Het verslag is uitgebracht door Roger WIMMER, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre LIENARDY. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 10 augustus 2015.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ALGEMENE OPMERKINGEN De afdeling Wetgeving heeft bedenkingen bij het feit dat, in tegenstelling tot het ontwerp van koninklijk besluit dat op 8 april 2014 aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is voorgelegd, welk ontwerp een artikel 2 bevatte waarin een opsomming gegeven werd van en nadere uitleg verstrekt werd over de verschillende doeleinden waarvoor de persoonsgegevens en informatie meegedeeld worden aan Interpol, aan het informatiesysteem en aan de leden ervan, die duidelijke opsomming van die doeleinden niet is opgenomen in het ontwerp dat voor advies aan de afdeling Wetgeving is voorgelegd.

Het verslag aan de Koning dient te worden aangevuld teneinde die wijziging te verantwoorden in het licht van de verplichtingen die vervat liggen in de wet van 8 december 1992 "tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens".

BIJZONDERE OPMERKINGEN 1. Overeenkomstig artikel 44/11/13, §§ 1 en 2, van de wet op het politieambt, ingevoegd bij de wet van 18 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/03/2014 pub. 28/03/2014 numac 2014000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het politionele informatiebeheer en tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en het Wetboek van strafvordering sluiten, moet het ontworpen besluit vastgesteld worden na overleg in de Ministerraad. Dat overleg heeft plaatsgevonden op 21 mei 2015.

In het zesde lid van de aanhef moeten derhalve de woorden "en op het advies van de in Raad vergaderde ministers" ingevoegd worden na de woorden "Minister van Justitie" (2). 2. In artikel 1, 4 (lees 4° ) (3) van het ontwerp moet verwezen worden naar de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten met de vermelding van het officieel ingekort opschrift "wet op het politieambt", overeenkomstig artikel 53ter ervan.3. In artikel 2, in fine, van het ontwerp dienen de woorden "betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie" ingevoegd te worden.4. Uit artikel 8 van het ontwerp blijkt dat het besluit onmiddellijk in werking treedt op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. Tenzij er een specifieke reden bestaat om af te wijken van de gangbare termijn van inwerkingtreding, vastgesteld bij artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 `betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen', moet in principe worden afgezien van de onmiddellijke inwerkingtreding, teneinde elkeen een redelijke termijn te geven om kennis te nemen van de nieuwe regels.

De griffier, Colette Gigot De voorzitter, Pierre Liénardy _______ Nota's (1) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, in fine, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State waarin wordt bepaald dat deze termijn van rechtswege verlengd wordt met vijftien dagen wanneer hij begint te lopen tussen 15 juli en 31 juli of wanneer hij verstrijkt tussen 15 juli en 15 augustus. (2) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 42 en formule F 3-9-1. (3) Ibid., aanbeveling 58, b).

30 OKTOBER 2015. - Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden verbonden aan de mededeling van persoonsgegevens en informatie door de Belgische politiediensten aan de leden van Interpol en Interpol FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet op het politieambt van 5 augustus 1992, inzonderheid het artikel 44/11/13, §§ 1 en 2 ingevoerd bij de wet van 18 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/03/2014 pub. 28/03/2014 numac 2014000253 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het politionele informatiebeheer en tot wijziging van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en het Wetboek van strafvordering sluiten;

Gelet op het advies n° 35/2014 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 30 april 2014;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 11 april 2014;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 12 mei 2015;

Gelet op advies 57.795/2/V van de Raad van State, gegeven op 10 augustus 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de Minister van Justitie, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt begrepen onder : 1° "Interpol" : Internationale organisatie voor politionele samenwerking samengesteld uit : a.het Secretariaat-generaal; b. de Nationale Centrale Bureaus;2° "de leden van Interpol" : de staten en internationale organisaties die samenwerken met Interpol;3° "het Interpol Informatiesysteem" : het gestructureerde geheel van de gegevensbanken, beheerd door het Secretariaat-generaal, dat de behandeling toelaat van persoonsgegevens en informatie via het Interpol-kanaal, in het kader van politionele of gerechtelijke samenwerking;4° "de wet op het politieambt" : de wet van 5 augustus 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/08/1992 pub. 21/10/1999 numac 1999015203 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol houdende wijziging van artikel 81 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie van 3 februari 1958, opgemaakt te Brussel op 16 februari 1990 sluiten op het politieambt;5° "persoonsgegevens en informatie" : de persoonsgegevens en informatie bedoeld in artikel 44/1 van de wet op het politieambt, met inbegrip van deze ingevoegd in de gegevensbanken bedoeld in artikel 44/2 van de wet op het politieambt.

Art. 2.De Belgische politiediensten delen de persoonsgegevens en informatie mee aan Interpol, haar leden en haar Informatiesysteem via het nationaal invalspunt voorzien in artikel 2, 5° van het koninklijk besluit van 14 november 2006 betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie.

Art. 3.De mededeling zoals bedoeld in artikel 2 vindt plaats via beveiligde communicatiemiddelen overeenkomstig de geldende technische standaarden en met verzekering van de traceerbaarheid ervan. De traceerbaarheid zal worden verzekerd door middel van een registratie, dewelke zal bewaard worden voor een termijn van minimum tien jaar.

Art. 4.Elke mededeling van persoonsgegevens en informatie aan Interpol, haar leden of haar Informatiesysteem wordt voorafgaandelijk onderworpen aan een evaluatie, die schriftelijk gebeurt om er de traceerbaarheid van te verzekeren.

Deze evaluatie heeft betrekking op : a) het belang van de mededeling van deze gegevens voor de internationale politionele samenwerking;b) het feit dat de gegevens juist, ter zake dienend, niet overmatig en bijgewerkt zijn;c) de gebruiksvoorwaarden en de vertrouwelijkheidsgraad;d) de keuze van de bestemmelingen in functie van de noodzaak om kennis te nemen van de desbetreffende informatie;e) de noodzaak om de toegang tot de gegevens en informatie in het Interpol Informatiesysteem te beperken tot bepaalde lidstaten. De vertrouwelijkheidsgraad bedoeld in punt c) wordt bepaald in functie van de risico's verbonden aan de verspreiding van de informatie voor de betrokken personen.

Art. 5.Wanneer de mededeling aan Interpol, haar leden en haar Informatiesysteem gaat over de persoonsgegevens bedoeld in artikel 44/5, § 3, 7° en 9° van de wet op het politieambt, dan waakt het nationaal invalspunt bedoeld in artikel 2 erover dat de verstuurde gegevens op geen enkele manier verward kunnen worden met deze over de voor dezelfde feiten verdachte, beschuldigde of veroordeelde personen.

Bij de mededeling bedoeld in het eerste lid preciseert het nationaal invalspunt dat de registratie ervan in dit systeem onderworpen is aan de voorwaarden : a) dat de gegevens met betrekking tot slachtoffers of getuigen slechts geregistreerd mogen worden in de context van de feiten waarbij deze personen slachtoffer of getuige zijn, en niet gebruikt mogen worden in verband met andere feiten;b) dat ten aanzien van hen geen enkele dwangmaatregel mag genomen worden voor deze feiten.

Art. 6.Een signalering aan Interpol kan enkel plaatsvinden indien er voorafgaandelijk een maatregel op nationaal niveau, in de zin van artikel 44/7, 5° van de wet op het politieambt, werd bevolen.

Art. 7.De signalering zoals bedoeld in artikel 6 ten opzichte van een persoon heeft een hernieuwbare geldigheidsduur van vijf jaar, en wordt in ieder geval bijgewerkt wanneer de politie kennis heeft van het feit dat de er aan verbonden maatregel niet meer uitgevoerd dient te worden of dat de bedoelde finaliteit verondersteld wordt te zijn bereikt.

Art. 8.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 oktober 2015.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Justitie, K. GEENS

^