gepubliceerd op 19 maart 2002
Ministerieel besluit betreffende het statuut van de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren
14 MAART 2002. - Ministerieel besluit betreffende het statuut van de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren
De Minister van Landsverdediging Gelet op de wet van 23 december 1955 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren, gewijzigd bij de wetten van 28 juni 1960, 13 juli 1976 en 22 maart 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst, inzonderheid op artikel 16, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 december 1999, en artikel 17, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 mei 1975;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 september 1978 betreffende het statuut van de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren, inzonderheid op artikel 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 maart 2002, artikel 3, artikel 4, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 augustus 1982, artikel 5 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2002, en artikelen 8, § 2, en 20;
Gelet op het ministerieel besluit van 14 november 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst, inzonderheid op artikel 23 en artikel 25, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 13 november 1969;
Gelet op het ministerieel besluit van 2 september 1978 betreffende het statuut van de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 31 augustus 1982 en 16 april 1998;
Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 17 augustus 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende de constante noodzaak voor de luchtcomponent van de krijgsmacht om niet alleen over een voldoende aantal piloten-instructeurs te beschikken om de opdracht van vorming van kandidaat-piloten te verzekeren, maar ook over ervaren piloten die ingezet kunnen worden in operationele opdrachten;
Overwegende dat het huidige tekort van 78 piloten op een totaal van 424 die moeten behoren tot het korps van het varend personeel het goede verloop van deze opdrachten ernstig in gevaar brengt;
Overwegende dat het bijgevolg past om onverwijld de bepalingen te nemen die aan de hulpofficieren de mogelijkheid geven om te kiezen voor een nieuw statuut dat hen toelaat om een verlenging van hun dienstneming te vragen;
Overwegende dat het van belang is, zowel op het vlak van de organisatie van de vorming van de piloten als op dat van het beheer van het personeel van het korps van het varend personeel, dat de hulpofficieren die vanaf 1 januari 2002 aanvaard worden onderworpen zouden zijn aan dit nieuw statuut;
Overwegende dat de kandidaat-hulpofficieren van de promotie 2002 A op 8 april 2002 aanvaard moeten worden, Besluit :
Artikel 1.De aanvaardingsproeven als kandidaat-hulpofficier zijn : 1° wetenschappelijke proeven bestaande uit een schriftelijk examen wiskunde en fysica dat handelt over het programma van de derde graad van het algemeen secundair onderwijs;2° een proef Nederlands, Frans of Duits bestaande uit een dictee met een gemiddelde moeilijkheidsgraad;3° een proef Engels bestaande uit een examen van het type « meerkeuzevragen », waardoor de kandidaat het bewijs moet leveren dat hij een elementaire kennis heeft van deze taal. De kandidaat moet de helft van de punten behalen voor elke proef.
Art. 2.De kandidaat-hulpofficieren worden onderling gerangschikt op grond van het globaal resultaat dat bekomen wordt bij de proeven bedoeld in artikel 1, de psychotechnische proeven bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de karakteriële hoedanigheden van een kandidaat-militair van het actief kader of van een dienstplichtige, kandidaat-reserveofficier of kandidaat-reserveonderofficier, en de proeven van fysieke conditie bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de fysieke hoedanigheden van sommige kandidaten en leerlingen van de krijgsmacht.
De belangrijkheidscoëfficiënten van de in het eerste lid bedoelde proeven zijn : 1° voor de wetenschappelijke proeven : 12;2° voor de proef Nederlands, Frans of Duits : 12;3° voor de proef Engels : 12;4° voor de psychotechnische proeven : 50;5° voor de proeven van fysieke conditie : 14.
Art. 3.De dienstnemingsakte in de hoedanigheid van kandidaat-hulpofficier en de verlengingsakte van een dienstneming in de hoedanigheid van hulpofficier worden opgesteld volgens het model dat gevoegd wordt bij dit besluit.
Art. 4.De proefstage in de eenheid heeft een duur van zes maanden.
Hij vangt aan na de vorming tot militair piloot.
Op voorstel van de korpscommandant kan de commandant van de grote eenheid die belast is met de vorming van het varend personeel waarvan de betrokken officier afhangt, een verlenging van de proefstage toestaan.
De kandidaat-hulpofficier kan aan zijn korpscommandant vragen om de verlenging van zijn proefstage voor te stellen om uitzonderlijke sociale redenen.
Art. 5.De aanstellingen in de graad van korporaal, sergeant en adjudant worden verleend door de korpscommandant van de kandidaat-hulpofficier.
Art. 6.De klassering voor het bepalen van de betrekkelijke anciënniteit van de hulpofficieren die op dezelfde datum in de graad van onderluitenant benoemd worden gebeurt op grond van het globaal resultaat dat bekomen wordt bij de vorming tot militair piloot, de algemene en militaire vorming tot officier en de proefstage in de eenheid.
De belangrijkheidscoëfficiënten van de vormingen en de stage bedoeld in het eerste lid zijn : 1° voor de vorming tot militair piloot : 50;2° voor de algemene en militaire vorming tot officier : 30;3° voor de proefstage in de eenheid : 20.
Art. 7.Het selectiecomité voor de overgang naar het beroeps- of aanvullingskader wordt samengesteld door de hiërarchische overheid belast met het beheer van het personeel dat behoort tot het korps van het varend personeel en bestaat uit : 1° een opper- of hoofdofficier belast met het beheer van het personeel dat behoort tot het korps van het varend personeel, als voorzitter;2° de commandant van de luchtcomponent of een door hem aangeduid hoofdofficier, als lid;3° minstens twee officieren van de luchtcomponent, als leden;4° een officier die niet stemgerechtigd is, als secretaris.
Art. 8.In het ministerieel besluit van 14 november 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader der land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst, worden opgeheven : 1° artikel 23;2° artikel 25, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 13 november 1969.
Art. 9.Het ministerieel besluit van 2 september 1978 betreffende het statuut van de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 31 augustus 1982 en 16 april 1998 wordt opgeheven.
Art. 10.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 14 maart 2002.
A. FLAHAUT
Bijlage bij het ministerieel besluit van 14 maart 2002 betreffende het statuut van de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren DIENSTNEMINGSAKTE IN DE HOEDANIGHEID VAN KANDIDAAT-HULPOFFICIER (1) VERLENGINGSAKTE VAN EEN DIENSTNEMING IN DE HOEDANIGHEID VAN HULPOFFICIER (1) 1. Identificatie Stamnummer : .. . . .
NAAM (in drukletters) : . . . . .
Voornamen (voluit) : . . . . .
Geboortedatum (dag, maand, jaar) : . . . . . Geslacht : . . . . .
Geboorteplaats (postcode, gemeente, land) : . . . . .
Momenteel militair in de hoedanigheid van : . . . . . 2. Dienstneming (1) Ik onderteken een dienstneming in de hoedanigheid van kandidaat-hulpofficier voor een duur van dertien (13) jaar werkelijke dienst.Deze dienstneming neemt aanvang op ........................... (dag, maand, jaar), datum van mijn aanvaarding als kandidaat-hulpofficier.
Ik weet dat ik bij het verstrijken van mijn dienstneming moet dienen in het kader van de reserveofficieren.
Ik stem ermee in dat veiligheidsonderzoeken worden ingesteld overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen.
Ik erken dat mij werd verklaard dat ik aan de militaire wetten onderworpen ben en dat ik door deze verklaring de hoedanigheid van militair heb verkregen (geldt NIET voor degene die reeds de hoedanigheid van militair heeft).
Ik erken dat de artikelen 4, 4bis, 5, 5bis, 9, 10 en 13 van de wet van 23 december 1955, mij voorgelezen en uitgelegd werden. 3. Verlenging van de dienstneming (1) Ik vraag een/eerste/tweede/derde en laatste (1) verlenging van mijn dienstneming/bijkomende dienstneming (1) in de hoedanigheid van hulpofficier - tot dertien (13) jaar werkelijke dienst (1). - voor een duur van één (1) jaar werkelijke dienst (1).
Deze verlenging neemt aanvang bij het verstrijken van mijn dienstneming/bijkomende dienstneming (1). 4. Opgemaakt te ................... op ................. in drie exemplaren, waarvan één mij werd overhandigd.
Handtekening van de militair Deze akte werd door mij ontvangen : Naam en voornaam : Graad : Datum : Handtekening van de korpscommandant Korpszegel _______ Nota's (1) De onnodige vermeldingen schrappen.