gepubliceerd op 18 juli 2014
Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid van de Krijgsmacht
4 JULI 2014. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid van de Krijgsmacht
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 107, tweede lid;
Gelet op de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, artikel 11, gewijzigd bij de wet van 4 februari 2010;
Gelet op de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, artikel 8, § 1, gewijzigd bij de wet van 3 mei 2005, en artikel 12, gewijzigd bij de wetten van 7 juli 2002 en 30 maart 2011;
Gelet op de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, artikel 1, 2° ;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 maart 1975 tot de vaststelling van het bedrag van de forfaitaire vergoedingen welke aan de burgerlijke ambtenaren van de Dienst militaire veiligheid worden toegekend, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 november 1981, 19 december 1991, 6 april 1999 en 4 december 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 juli 2003 houdende het statuut van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 juli 2003 tot vaststelling van de weddenschalen voor de graden van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid;
Gelet op het ministerieel besluit van 25 november 1981 houdende regeling van de toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties en van een toelage voor overwerk aan sommige burgerlijke ambtenaren van de Dienst militaire veiligheid, gewijzigd bij de ministeriele besluiten van 9 december 1991, 21 maart 1994, 10 maart 1999 en 4 december 2001;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 31 januari 2014;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken, d.d. 12 maart 2014;
Gelet op het protocol van onderhandelingen van het Sectorcomité XIV, gesloten op 28 maart 2014;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Pensioenen, d.d. 31 maart 2014;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 1 april 2014;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 4 april 2014;
Gelet op de adviesaanvraag binnen dertig dagen, die op 9 april 2014 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende de aard van de opdrachten die bij wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden toegewezen aan de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht zijnde het inwinnen, analyseren en verwerken van inlichtingen die betrekking hebben op elke activiteit die de onschendbaarheid van het nationaal grondgebied, de militaire defensieplannen, de vervulling van de opdrachten van de strijdkrachten, of de veiligheid van de Belgische onderdanen in het buitenland of elk ander fundamenteel belang van het land, zoals gedefinieerd door de Koning op voorstel van het Ministerieel Comité, bedreigt of zou kunnen bedreigen, en er de bevoegde ministers onverwijld over inlichten alsook de regering op haar verzoek, advies te verlenen bij de omschrijving van haar buitenlands defensiebeleid;
Overwegende dat hieruit volgt dat de uitoefening van deze opdrachten bijzondere voorwaarden noodzaakt die deze ambtenaren onderscheiden van de andere rijksambtenaren;
Overwegende dat de internationalisatie van de veiligheidsproblemen hoe langer hoe meer actueel is;
Overwegende dat bijgevolg de functies van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid onbetwistbaar specifieke kenmerken vertonen en kwaliteiten vereisen die beantwoorden aan de eigen noodwendigheden van de operationele werking en expertise van een inlichtingen- en veiligheidsdienst;
Overwegende dat het aangewezen is bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid een aangepast statuut toe te kennen, rekening houdende met de veelvuldige afwijkingen die voor dit personeel zouden moeten worden voorzien ten aanzien van het statuut van de rijksambtenaren;
Overwegende dat het derhalve raadzaam is aan deze ambtenaren bijzondere graden toe te kennen, dat de uitoefening van de functies, een vermindering van de rechten, en versterkte plichten en onverenigbaarheden impliceert, in vergelijking met deze van de andere rijksambtenaren, dat de selectie en de opvolging van nieuwe ambtenaren een bijzonder nauwlettende procedure en omkadering vereisen;
Op de voordracht van de Minister van Landsverdediging en van de Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL 1. - Administratief en geldelijk statuut HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit ervan wordt verstaan onder : 1° "de minister" : de minister van Landsverdediging;2° "ACOS IS" : het stafdepartement inlichtingen en veiligheid;3° "chef van ACOS IS" : de onderstafchef van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid;4° "ambtenaar" : ambtenaar van ACOS IS op wie dit besluit van toepassing is;5° "SELOR" : het Selectiebureau van de Federale Overheid;6° "HRB-Civ" : de personeelsdienst bevoegd voor het burgerpersoneel onder de leiding van een rijksambtenaar, bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 18 juli 2013 houdende aanwijzing van de burgerlijke autoriteit die bevoegd is voor de toepassing van bepaalde reglementaire bepalingen betreffende het burgerpersoneel bij het ministerie van Landsverdediging, of alle benamingen die hij zou nemen;7° "de directieraad" : de directieraad van het ministerie van Landsverdediging;8° "de voorzitter van de directieraad" : de rijksambtenaar die de directieraad van het ministerie van Landsverdediging voorzit.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder het "stafdepartement inlichtingen en veiligheid", de "Algemene Dienst inlichting en veiligheid" bedoeld in artikel 3, 4° van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Art. 3.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de hierna volgende ambtenaren : 1° de inspecteurs, afdelingsinspecteurs, commissarissen en afdelingscommissarissen;2° de commissarissen-analisten en afdelingscommissarissen-analisten;3° de hoofdcommissaris en de adjunct-hoofdcommissaris. Het gebruik van de mannelijke vorm in dit koninklijk besluit is gemeenslachtig. § 2. De ambtenaren bedoeld in paragraaf 1, 1°, hebben tot opdracht nasporingen te verrichten en onderzoeken uit te voeren in het kader van de opdrachten van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid, zoals bepaald in artikel 11, § 1, van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. § 3. De ambtenaren bedoeld in paragraaf 1, 2°, hebben tot opdracht het analyseren van de inlichtingen zoals bepaald in artikel 11, § 1, van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en de veiligheidsdiensten. § 4. Op gunstig advies van de hoofdcommissaris of zijn afgevaardigde, kunnen de ambtenaren bedoeld in paragraaf 2, echter eveneens de opdrachten hernomen in paragraaf 3 uitvoeren en de ambtenaren bedoeld in paragraaf 3, kunnen echter eveneens de opdrachten hernomen in paragraaf 2 uitvoeren. § 5. In het kader van de uitoefening van hun opdrachten kunnen de ambtenaren ertoe gebracht worden om : 1° hun activiteiten buiten de gewone plaats van het werk, in Belgïe of in het buitenland, buiten de normale werkuren, tijdens weekends of tijdens wettelijke en reglementaire feestdagen uit te oefenen.Deze activiteiten kunnen eveneens dienstverplaatsingen van verschillende dagen vergen; 2° aan oefeningen en operaties bij de militairen, in België of in het buitenland, deel te nemen. § 6. De hoofdcommissaris is de adjunct van de chef van ACOS IS. In deze hoedanigheid, hij : 1° staat de chef van ACOS IS bij in de organisatie van de steun inlichtingen en veiligheid aan operaties, als chef van een divisie in het domein inlichtingen of veiligheid;2° bepaalt de te bereiken objectieven, de opdrachten, de structuren en de bijhorende middelen inzake personeel en materieel, met inbegrip van hun verdeling per te bereiken objectief;3° verzekert de statutaire bevoegdheden ten opzichte van de ambtenaren;4° verzekert en controleert de opdrachten die toevertrouwd werden aan het burgerpersoneel in dienst bij ACOS IS;5° wordt in zijn taak door de adjunct-hoofdcommissaris bijgestaan. Bij afwezigheid of ontstentenis van de hoofdcommissaris worden zijn verantwoordelijkheden waargenomen door de adjunct-hoofdcommissaris.
De hoofdcommissaris en de adjunct-hoofdcommissaris moeten van een verschillend taalstelsel zijn.
Art. 4.Alle wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de Rijksambtenaren, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, zijn van toepassing op de ambtenaren, bedoeld in artikel 3, § 1 van dit besluit, voor zover deze bepalingen niet onverenigbaar zijn met de bepalingen van dit besluit en de bepalingen genomen in uitvoering van deze.
Art. 5.§ 1. De ambtenaren zijn ingedeeld in twee niveaus : het niveau A, dat het hogere niveau is en het niveau B. Het niveau wordt bepaald door de kwalificatie van de vorming en de bekwaamheden die bewezen dienen te worden om een betrekking te kunnen bekleden.
Elk niveau wordt onderverdeeld in graden. De graad is de titel die de ambtenaar machtigt tot het bekleden van één van de betrekkingen die met die graad overeenstemmen. § 2. Aan elke graad worden er één of meerdere weddeschalen verbonden.
De weddeschalen bevatten, naar gelang het geval, van 22 tot 31 trappen.
In zijn weddeschaal bekomt de ambtenaar de trap die overeenstemt met zijn geldelijke anciënniteit.
De tussentijdse weddeverhogingen zijn jaarlijks.
De schaalanciënniteit stemt overeen met de anciënniteit die de ambtenaar in een gegeven schaal verworven heeft.
Art. 6.Het niveau A omvat vier graadniveaus die als volgt hiërarchisch gerangschikt zijn : 1° hoofdcommissaris, waaraan de weddeschaal A6b verbonden is;2° adjunct-hoofdcommissaris, waaraan de weddeschaal A6a verbonden is;3° afdelingscommissaris en afdelingscommissaris-analist, waaraan de weddeschaal A5 verbonden is;4° commissaris en commissaris-analist, waaraan de weddeschalen A1, A2, A3, A4a en A4b verbonden zijn. De weddeschaal A1 wordt verbonden aan de hoedanigheid van commissaris stagiair en van commissaris-analist stagiair.
De weddeschaal A2 wordt toegekend aan de commissaris stagiair, benoemd in de graad van commissaris en aan de commissaris-analist stagiair, benoemd in de graad van commissaris-analist.
De weddeschalen bedoeld in het eerste lid worden hernomen in de bijlage 1 van dit besluit.
Art. 7.Het niveau B omvat twee graadniveaus die als volgt hiërarchisch gerangschikt zijn : 1° afdelingsinspecteur, waaraan de weddeschalen B5 en B6 verbonden zijn;2° inspecteur, waaraan de weddeschalen B1, B2, B3, B4a en B4b verbonden zijn. De weddeschaal B1 wordt verbonden aan de hoedanigheid van inspecteur stagiair.
De weddeschaal B2 wordt toegekend aan de inspecteur stagiair, benoemd in de graad van inspecteur.
De weddeschalen bedoeld in het eerste lid worden hernomen in de bijlage 2 van dit besluit.
Art. 8.De ambtenaren van niveau A worden door Ons benoemd.
De ambtenaren van niveau B worden door de minister of zijn gemachtigde benoemd.
Art. 9.Voor de toepassing van de reglementaire bepalingen die gebaseerd zijn op de anciënniteit, wordt onder de ambtenaren, de voorrang als volgt bepaald : 1° de ambtenaar met de grootste graadanciënniteit;2° bij gelijke graadanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar.
Art. 10.Voor het berekenen van de graad- en dienstanciënniteit komen alleen in aanmerking de werkelijke diensten die de ambtenaar als stagiair en als ambtenaar verricht heeft in de schoot van ACOS IS en zonder vrijwillige onderbreking.
Art. 11.Voor de affectaties, bevorderingen, overplaatsingen en herplaatsingen, wordt ACOS IS afgegrendeld van de overige diensten van de Rijksbesturen met uitzondering van de gevallen voorzien in artikel 12.
Art. 12.In de gevallen van intrekking of van niet vernieuwing van zijn veiligheidsmachtiging, wordt de ambtenaar gereaffecteerd in een ambt van zijn niveau, A of B, binnen het ministerie van Landsverdediging, overeenkomstig artikel 75, § 2, 2°, b) en § 3.
Art. 13.Is onverenigbaar met de hoedanigheid van ambtenaar, welke ook zijn administratieve stand is : 1° iedere activiteit, bezigheid of mandaat, zelfs ten kosteloze titel, uitgeoefend door de ambtenaar zelf of via een tussenpersoon, in eender welke instelling, onderneming, vennootschap of vereniging, die kan aanleiding geven tot een belangenconflict met de activiteiten van ACOS IS;2° iedere activiteit die in strijd zou kunnen zijn met de waardigheid van de functie of die afbreuk zou kunnen doen aan de uitoefening van de plichten inherent aan de functie. HOOFDSTUK 2. - De wijze van toekening van de betrekkingen Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 14.De graden van inspecteur en commissaris-analist worden door werving verleend.
De graad van commissaris wordt hetzij door werving, hetzij door de bevordering door overgang naar het hogere niveau verleend, naargelang de beslissing van de minister, op voorstel van de hoofdcommissaris, voor iedere vacante betrekking.
Art. 15.De werving en/of de bevordering door overgang naar het hogere niveau worden aan het slagen van een vergelijkende selectie ondergeschikt gemaakt.
Art. 16.§ 1. De ambtenaar, geslaagd in de stage, wordt door HRB-Civ, op voorstel van de hoofdcommissaris, geaffecteerd voor een betrekking van zijn graad. § 2. De ambtenaar kan geaffecteerd worden voor een andere betrekking van zijn graad : 1° door een vrijwillige kandidaatstelling voor een aangekondigde vacante betrekking;2° door een beslissing genomen in het belang van de dienst en gemotiveerd door organisatorische en operationele redenen. Deze beslissingen worden door de hoofdcommissaris genomen. § 3. In het geval bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, 1°, wordt de betrekking toegekend aan de ambtenaar die voldoet aan de voorwaarden voorzien in de functiebeschrijving en die zich bevindt in de vereiste voorwaarden inzake evaluatie en administratieve stand.
De ambtenaren worden gerangschikt overeenkomstig het artikel 9 van dit besluit. Afdeling 2. - De selectie en werving
Art. 17.De kandidaat voor de werving van commissaris, commissaris-analist of inspecteur, moet aan volgende voorwaarden voldoen : 1° Belg zijn en, in geval van meerdere nationaliteiten, vrijgesteld zijn van militaire of gelijkgestelde verplichtingen ten opzichte van derde landen;2° van de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;5° zich niet persoonlijk bevinden in een toestand van belangenconflict;6° houder zijn van een diploma, een studiegetuigschrift of van een titel die voorkomt in de bijlage I aan het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, en dat overeenkomt met het niveau van de te verlenen graad.
Art. 18.§ 1. Een vergelijkende selectie is de selectie die, op basis van een functiebeschrijving en het competentieprofiel, door de afgevaardigd bestuurder van SELOR wordt georganiseerd, op aanvraag van de minister of zijn gemachtigde en leidt tot een rangschikking van geslaagden. § 2. De programma's en nadere regelen inzake de vergelijkende selecties worden door de minister vastgesteld met de instemming van de afgevaardigd bestuurder van SELOR. § 3. Een vergelijkende selectie omvat meerdere opeenvolgende modules van proeven waarbij de kandidaat enkel tot de volgende module wordt toegelaten op voorwaarde dat hij geslaagd is voor de vorige. De rangschikking wordt enkel vastgelegd op basis van de resultaten van de laatste module.
Het programma van deze selectie voorziet in psychotechnische testen.
Art. 19.De proeven worden georganiseerd door de hoofdcommissaris. De afgevaardigde bestuurder van SELOR houdt toezicht op het verloop ervan.
Art. 20.De kandidaten die geslaagd zijn voor de vergelijkende selectie behouden het voordeel van hun uitslag gedurende drie jaar te rekenen van de datum van het proces-verbaal van afsluiting van die vergelijkende selectie.
Art. 21.Op voorstel van de hoofdcommissaris kan de minister de duur van de geldigheid van de reserve van geslaagden met één jaar verlengen. Deze verlenging is hernieuwbaar.
Art. 22.Voor de vergelijkende selecties wordt een selectiecommissie ingesteld bestaande uit een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling.
De leden van deze afdelingen behoren tot het taalstelsel van de kandidaten die ze evalueren.
Art. 23.De selectiecommissie bestaat uit : 1° de voorzitter van de directieraad of zijn afgevaardigde aangewezen bij de ambtenaren die binnen het departement ten minste van de klasse A4 zijn, als voorzitter;2° de chef van ACOS IS of zijn afgevaardigde;3° een gemachtigde van de afgevaardigde bestuurder van SELOR;4° de hoofdcommissaris of de adjunct-hoofdcommissaris of hun afgevaardigde;5° de chef van de divisie inlichting of de chef van de divisie veiligheidsinlichting of hun afgevaardigde, naargelang de selectie betrekking heeft op de divisie inlichting of op de divisie veiligheidsinlichting.
Art. 24.De selectiecommissie stelt haar reglement van inwendige orde op en legt het ter goedkeuring van de minister voor.
De commissie kan slechts zetelen als minstens de helft van de leden aanwezig zijn.
De deliberaties worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
De voorzitter van de directieraad duidt een lid van het burgerpersoneel van het ministerie van Landsverdediging aan om het secretariaat van de commissie te verzekeren. Afdeling 3. - De stage
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 25.Om toegelaten te worden tot de stage, moeten de geslaagden van de vergelijkende wervingsselecties : 1° batig gerangschikt zijn op het einde van de vergelijkende wervingsselectie;2° houder zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau zeer geheim overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen;3° houder zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs van categorie B;4° geschikt bevonden worden ingevolge een voorafgaande gezondheidsbeoordeling door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, zoals bepaald in de wet van 28 januari 2003 betreffende de medische onderzoeken die binnen het kader van de arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd en in het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers.
Art. 26.De geslaagden worden benoemd in hun hoedanigheid van stagiair door de voorzitter van de directieraad. Ze worden in die hoedanigheid in dienst geroepen met het genot van al hun administratieve en geldelijke rechten, en voor een vacante betrekking aangewezen door HRB-Civ, uiterlijk op de eerste dag van de derde maand volgend op die van de toelaatbaarheidverklaring.
Het besluit van benoeming in de hoedanigheid van stagiair vermeldt de identiteit van de stagiair, de datum van de vergelijkende wervingsselectie en de rangschikking van de kandidaat.
Wanneer een geslaagde een opzeggingstermijn dient in acht te nemen met toepassing van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wordt de in het eerste lid vastgestelde termijn verlengd tot de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegging verstrijkt.
Wanneer een geslaagde een opzeggingstermijn dient in acht te nemen met toepassing van de bepalingen die van kracht zijn in een Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondstaat of bij een instelling van de Europese Gemeenschappen of een instelling die opgericht werd door of krachtens één van de verdragen welke ze regelen, wordt de in het eerste lid vastgestelde termijn verlengd tot de eerste kalenderdag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegging verstrijkt.
Art. 27.De stagiair heeft niet de hoedanigheid van ambtenaar in de zin van dit besluit.
Niettemin is dit besluit op hem van toepassing met uitzondering van de artikelen 11 en 12.
Art. 28.De stage beoogt de optimale integratie van de stagiair binnen zijn dienst en beoogt aan te tonen dat de stagiair over de vereiste bekwaamheden beschikt om de functies uit te oefenen die verbonden zijn aan de betrekking waarvoor hij aangewezen is.
Onderafdeling 2.- De organisatie van de stage
Art. 29.De hoofdcommissaris stelt aan de minister, voor goedkeuring, een reglement voor, waarin wordt vastgelegd : 1° de stage;2° de modellen van het stageverslag;3° de tijdens de vorming te onderwijzen vakken;4° de modaliteiten van de evaluatie;5° de vormingsmethodes;6° de activiteiten van de vorming waaraan de stagiair moet deelnemen. Elke stagiair verklaart schriftelijk kennis genomen te hebben van dit reglement.
Art. 30.§ 1. Tijdens de duur van de stage, wordt de stagiair geplaatst onder het gezag van de hoofdcommissaris of zijn afgevaardigde.
De hoofdcommissaris wordt bijgestaan door de stageverantwoordelijken voor wat betreft het onthaal, de vorming, de opvolging van de stagiair en het uitvoeren van de opgestelde programma's in overeenstemming met de vormingspolitiek die wordt gedefinieerd door ACOS IS. De stage omvat een theoretisch en een praktisch gedeelte. Het praktische gedeelte bevat één of meerdere periodes van activiteiten binnen de diensten van ACOS IS, evenals bij andere instanties die hiertoe zijn aangeduid door de hoofdcommissaris. § 2. De activiteiten bedoeld in paragraaf 1 kunnen plaatsvinden buiten de gewone plaats van het werk, in België of in het buitenland, buiten de normale werkuren, tijdens weekends of tijdens wettelijke en reglementaire feestdagen.
Deze activiteiten kunnen eveneens dienstverplaatsingen van verschillende dagen vergen.
Deze activiteiten maken integraal deel uit van de stage en zijn derhalve verplicht.
Elke weigering om deel te nemen aan een stage-activiteit wordt opgetekend in het stagedossier en kan, naar gelang het geval, leiden tot het interpelleren van de stagiair voor de stagecommissie.
Art. 31.Voor iedere stagiair wordt er een stagedossier opgesteld.
Art. 32.Het stagedossier bevat : 1° de stageverslagen;2° ieder feit of iedere vaststelling nuttig voor de beoordeling van de geschiktheden van de stagiair;3° het advies van de stagecommissie;4° het eventuele beroepsdossier.
Art. 33.Om de drie maanden en op het einde van de stage wordt een stageverslag opgemaakt.
Art. 34.Elk stageverslag wordt ter kennis gebracht van de stagiair, die er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt, en wordt in zijn stagedossier opgenomen.
Art. 35.De hoofdcommissaris duidt de stageverantwoordelijken en de ambtenaren aan die belast worden met het opmaken van de stageverslagen.
Onderafdeling 3. - De duur van de stage
Art. 36.De duur van de stage bedraagt twee jaar.
Art. 37.§ 1. Om de duur van de stage te berekenen worden alle perioden waarin de stagiair in dienstactiviteit is, in aanmerking genomen.
Worden evenwel niet in aanmerking genomen, de afwezigheden die zich voordoen nadat de stagiair reeds dertig werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, zelfs indien hij gedurende deze afwezigheden in dienstactiviteit is.
Komen voor de berekening van deze dagen afwezigheid niet in aanmerking : 1° het jaarlijks vakantieverlof;2° het vakbondsverlof in toepassing van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;3° de verloven bedoeld in de artikelen 14, 15 en 20 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen. § 2. Behoudens de in paragraaf 1, derde lid, opgesomde gevallen, hebben de afwezigheden die zich voordoen nadat de stagiair gedurende dertig werkdagen in één of verschillende malen afwezig is geweest, de verlenging van de stage ten belope van het aantal dagen van afwezigheid tot gevolg. § 3. Gedurende deze afwezigheden en gedurende de verlenging van de stage, behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair en zijn administratieve stand wordt vastgesteld overeenkomstig de reglementaire bepalingen die op hem van toepassing zijn.
Onderafdeling 4. - De stagecommissie
Art. 38.§ 1. Bij het ministerie van Landsverdediging wordt een stagecommissie ACOS IS opgericht. § 2. De stagecommissie omvat een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling. Het taalstelsel waartoe de ambtenaar behoort, bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.
De stagecommissie wordt per taalafdeling als volgt samengesteld : 1° een ambtenaar van de klasse A4 van het ministerie van Landsverdediging, die het voorzitterschap waarneemt;2° twee leden bekleed met de graad van afdelingscommissaris of afdelingscommissaris-analist;3° twee leden, ten minste bekleed met de graad van commissaris of van commissaris-analist. De voorzitter van de stagecommissie wordt door de voorzitter van de directieraad aangewezen. De andere leden worden door de hoofdcommissaris aangewezen.
In geval van verhindering van de voorzitter kan deze het voorzitterschap aan het oudste lid delegeren.
De stagecommissie kan slechts zetelen als minstens de helft van de leden aanwezig zijn.
De hoofdcommissaris duidt een ambtenaar aan die belast wordt met het secretariaat. Dit secretariaat ziet toe op de bewaring, het beheer en de opvolging van de stagedossiers. § 3. Een lid van de stagecommissie kan slechts aan een beraadslaging deelnemen, indien hij op geen enkel moment en in welke hoedanigheid ook deelgenomen heeft aan het verloop van de stage van betrokkene.
De deliberaties worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Geen enkel lid mag zich onthouden. § 4. De stagecommissie heeft als taak : 1° het superviseren, in samenwerking met de stageverantwoordelijke, van de opvolging van de stagiairs en het beslissen over iedere vraag van algemene aard die hier eventueel uit voortkomt;2° het bespreken met de stagiair van iedere tekortkoming vermeld in een stagerapport en, naar gelang het geval, het formuleren van een met redenen omkleed afdankingsvoorstel wegens beroepsongeschiktheid;3° op het einde van de stage, op basis van de stagerapporten, het verschaffen van een advies over de geschiktheid van de stagiair om al dan niet definitief benoemd te worden en in voorkomend geval, een verlenging van de stage voor te stellen. De stagecommissie stelt haar reglement van inwendige orde vast en legt het ter goedkeuring van de minister voor.
De stagecommissie komt ten minste samen op het einde van de stage, ter gelegenheid van elk negatief of onvoldoende stageverslag en telkens de noodzaak dit rechtvaardigt.
Art. 39.§ 1.De stagecommissie op het einde van de stage, op basis van de stagerapporten en na de nodige informatie ingewonnen te hebben : 1° formuleert, in geval van gunstig advies, een met redenen omkleed benoemingvoorstel voorgelegd aan HRB-Civ, die het aan de autoriteit bevoegd voor de benoeming doorstuurt;2° legt, in geval van ongunstig advies voor aan HRB-Civ, naar gelang het geval : a.een met redenen omkleed afdankingsvoorstel wegens beroepsongeschiktheid, overeenkomstig de bepalingen bedoeld in paragraaf 2; b. een voorstel van verlenging van stage met een maximale duur van acht maanden, overeenkomstig de bepalingen bedoeld in paragraaf 2. § 2. De stagecommissie nodigt de stagiair uit om gehoord te worden, alvorens het voorstel te formuleren.
De stagiair verschijnt in eigen persoon. Hij kan zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze, titularis van een veiligheidsmachtiging indien nodig. De verdediger mag hoe dan ook geen deel uitmaken van de stagecommissie.
Indien een persoon de stagiair bijstaat, wordt hij in kennis gesteld van de artikelen 36 en 37 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, met betrekking tot het respect voor het beroepsgeheim.
Indien, alhoewel regelmatig opgeroepen, de stagiair of zijn verdediger, zonder geldig excuus, niet verschijnt, formuleert de stagecommissie een voorstel.
Hetzelfde geldt van zodra het dossier van de stagiair het voorwerp uitmaakt van een tweede zitting, zelfs indien de stagiair of de persoon die zijn verdediging waarneemt, een geldige reden kan aanvoeren. § 3. HRB-Civ brengt ter kennis aan de stagiair, naar gelang het geval, het met redenen omkleed afdankingsvoorstel wegens beroepsongeschiktheid of het voorstel van verlenging van stage.
De stagiair kan een beroep, per aangetekend schrijven, bij de directieraad indienen, naar gelang het geval, tegen het met redenen omkleed afdankingsvoorstel wegens beroepsongeschiktheid of het voorstel van verlenging van stage, overeenkomstig de bepalingen bedoeld in paragrafen 4 tot en met 7.
Na het verstrijken van de beroepstermijn stuurt HRB-Civ het voorstel aan de minister voor beslissing. § 4. Binnen de acht werkdagen, die volgen op de betekening, naar gelang het geval, van het met redenen omkleed afdankingsvoorstel wegens beroepsongeschiktheid of het voorstel van verlenging van de stage, kan de stagiair tegen dit voorstel beroep aantekenen.
Het beroep wordt ingesteld bij HRB-Civ, die onmiddellijk, bij voorkeur per e-mail, een ontvangstbericht stuurt en het beroep onverwijld doorstuurt aan de voorzitter van de directieraad. HRB-Civ bezorgt hem ook een afschrift van het stagedossier bedoeld in artikel 32.
De stagiair is geschorst voor de duur van de beroepsprocedure en hij behoudt het recht op zijn wedde. Tijdens deze periode mag hij niet genieten van de vergoedingen bedoeld in de artikelen 92 en 93 van dit besluit. § 5. De directieraad beraadslaagt ongeacht het aantal aanwezige leden op geldige wijze voor zover één van hen behoort tot dezelfde taalrol als de stagiair, waarbij de voorzitter tot de leden gerekend wordt.
De stagiair in beroep en zijn eventuele verdediger worden ambtshalve opgeroepen om gehoord te worden.
De deliberaties worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Geen enkel lid mag zich onthouden. § 6. De stagiair in beroep verschijnt persoonlijk. Hij kan zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze, titularis van een veiligheidsmachtiging indien nodig. De verdediger mag hoe dan ook geen deel uitmaken van de directieraad. De stagiair in beroep mag zich niet laten vertegenwoordigen.
Indien een persoon de stagiair bijstaat, wordt hij in kennis gesteld van de artikelen 36 en 37 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, met betrekking tot het respect voor het beroepsgeheim.
De verdediger mag op geen enkele manier deel uitmaken van de directieraad.
De directieraad beraadslaagt zonder de stagiair in beroep te horen, enkel op basis van het beroepsdossier, wanneer de ambtenaar niet geantwoord heeft op de eerste noch op de tweede oproeping. § 7. De voorzitter van de directieraad brengt zijn beslissing ter kennis aan HRB-Civ en aan de stagiair in beroep, binnen de vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de betekening van het indienen van het beroep door de stagiair. § 8. Middels een opzegtermijn van drie maanden, kan de stagiair worden ontslagen, tijdens of op het einde van de stage, door de minister op basis van het met redenen omkleed afdankingsvoorstel wegens beroepsongeschiktheid vanwege de stagecommissie.
Art. 40.Indien in de loop van de stage, de stagecommissie, op basis van de stagerapporten en na de nodige informatie te hebben ingewonnen, vaststelt dat de stagiair niet geschikt is om zijn stage verder te zetten, wordt een met redenen omkleed afdankingsvoorstel wegens beroepsongeschiktheid voorgelegd aan HRB-Civ die dit aan de minister voor beslissing doorstuurt, comform met de bepalingen bedoeld in artikel 39, §§ 2 tot 7.
Onderafdeling 5. - Het verlies van hoedanigheid van stagiair door zware fout
Art. 41.Voor elke zware fout die de stagiair heeft begaan gedurende of ter gelegenheid van de stage, kan hij zonder opzegging worden afgedankt door de minister, op voorstel van HRB-Civ, na advies van de hoofdcommissaris.
De betrokkene dient op voorhand gehoord te worden door de hoofdcommissaris of zijn afgevaardigde.
Het voorstel tot afdanking door zware fout tijdens of op het einde van de stage wordt ter kennis gebracht van de betrokken stagiair. Deze kan, binnen de acht werkdagen na de kennisgeving, tegen dat voorstel beroep indienen bij de directieraad, overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 39, §§ 4 tot 7, van dit besluit.
De stagiair is opgeschorst voor de duur van de beroepsprocedure en hij behoudt het recht op zijn wedde. Tijdens deze periode mag hij niet genieten van de vergoedingen bedoeld in artikelen 91 en 92 van dit besluit.
Onderafdeling 6.- De indiensttreding als ambtenaar
Art. 42.Niemand kan tot ambtenaar worden benoemd indien hij niet aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° met goed gevolg de stage hebben volbracht;2° houder zijn van een veiligheidsmachtiging van het niveau zeer geheim overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen;3° houder zijn van een Belgisch of Europees rijbewijs van categorie B;4° geschikt bevonden worden ingevolge een periodieke gezondheidsbeoordeling door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, zoals bepaald in de wet van 28 januari 2003 betreffende de medische onderzoeken die binnen het kader van de arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd en in het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers.
Art. 43.De stagiair legt de eed af wanneer hij benoemd wordt als ambtenaar in handen van de voorzitter van de directieraad.
Hij wordt geacht in deze hoedanigheid in dienst te zijn getreden vanaf het moment van de eedaflegging.
Art. 44.De in artikel 43 bedoelde eed wordt afgelegd in de termen die zijn bepaald bij artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie.
Art. 45.Indien de stagiair weigert de eed af te leggen, wordt zijn benoeming als ambtenaar als onbestaand beschouwd.
Art. 46.Voor de berekening van zijn schaalanciënniteit en voor zijn rangschikking, neemt hij rang in op de dag waarop zijn stage is begonnen. HOOFDSTUK 3. - De bevordering Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 47.§ 1. Er zijn drie soorten bevorderingen : 1° de toekenning aan de ambtenaar in zijn graad, van de weddeschaal die hoger is dan die welke hij genoot, genoemd "bevordering in weddeschaal";2° de benoeming van de ambtenaar tot een hogere graad binnen hetzelfde niveau, genoemd "bevordering door verhoging in graad";3° de benoeming van de ambtenaar tot een graad van een hoger niveau, genoemd "bevordering door overgang naar het hogere niveau". § 2. De bevordering in weddeschaal wordt toegekend op basis van de schaalanciënniteit en de vermeldingen betreffende de evaluatie en naargelang het geval, op basis van het slagen van een bekwaamheidsproef.
De bevordering door verhoging in graad is afhankelijk van het volgen van een voortgezette vorming en het slagen in een bekwaamheidsproef.
De bevordering door overgang naar het hogere niveau wordt verleend via een vergelijkende selectie. § 3. De bevordering door verhoging in graad en de bevordering door overgang naar het hogere niveau zijn alleen mogelijk wanneer een betrekking vacant is.
De vacature van een door bevordering te begeven betrekking wordt ter kennis gebracht van de benoembare ambtenaren door een bekendmaking van vacante betrekking. Dit bericht bevat alle elementen betreffende de vacante betrekking teneinde aan de kandidaten toe te laten te solliciteren met alle kennis van zaken.
De bekendmaking van de vacante betrekking wordt ofwel ter kennis gebracht aan elk van de betrokken ambtenaren in ruil voor een door hen ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst der bekendmaking vermeldt, ofwel bij een aangetekende zending met een bericht van ontvangst gezonden aan het door de betrokkene laatst opgegeven adres.
Wanneer de ambtenaar, om welke reden ook, tijdelijk uit de dienst verwijderd is, wordt hem de bekendmaking van vacante betrekking bij een aangetekende zending met een bericht van ontvangst gezonden aan het door hem laatst opgegeven adres. § 4. Er wordt alleen rekening gehouden met de titels van de ambtenaren ACOS IS die gesolliciteerd hebben binnen een termijn van twee maanden die ingaat op de eerste werkdag volgend op die waarop de bekendmaking van de vacante betrekking aan de betrokkene werd overhandigd of door de aanbieder van postdiensten is aangeboden.
Het is aan de ambtenaren toegelaten bij voorbaat naar elke betrekking te dingen die tijdens hun afwezigheid zou worden open verklaard. De geldigheid van die sollicitatie is vastgesteld op drie maanden. § 5. Onder de bekwaamheidsproef wordt verstaan de meting, voor het betreffende niveau, van de bekwaamheid om operationele expertise te integreren.
We onderscheiden twee types van bekwaamheidsproef : 1° de bekwaamheidsproef voor de bevordering door verhoging in graad : a) van de graad van inspecteur naar de graad van afdelingsinspecteur;b) van de graad van commissaris naar de graad van afdelingscommissaris en van de graad van commissaris-analist naar de graad van afdelingscommissaris-analist.2° de bekwaamheidsproef voor de bevordering in weddeschaal, naargelang het geval : a) voor de inspecteurs van de weddeschaal B3 naar de weddeschaal B4a;b) voor de commissarissen en de commissarissen-analisten van de weddeschaal A3 naar de weddeschaal A4a. Het programma en de modaliteiten van deze proeven worden, op voorstel van de hoofdcommissaris, door de minister met het akkoord van de afgevaardigd bestuurder van SELOR vastgesteld.
Art. 48.§ 1. Om deel te nemen aan een bekwaamheidsproef of een vergelijkende selectie voor de overgang naar het hogere niveau, moet de ambtenaar zich bevinden in een administratieve stand waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan laten gelden.
De ambtenaar die tijdens de selectieprocedures niet langer de voorwaarde bedoeld in het eerste lid, vervult, verliest het voordeel van zijn eventueel slagen voor de bekwaamheidsproef of een vergelijkende selectie voor de overgang naar het hogere niveau. § 2. Om een bevordering te verkrijgen, moet de ambtenaar de vermelding "uitzonderlijk" of "voldoet aan de verwachtingen" hebben verkregen op het einde van zijn laatste evaluatiecyclus. Afdeling 2. - De bevordering door verhoging in graad
Art. 49.Binnen de perken van de vacante betrekkingen, kunnen bevorderd worden tot de graad van afdelingsinspecteur, van afdelingscommissaris en van afdelingscommissaris-analist, de inspecteurs, de commissarissen en de commissarissen-analisten die : 1° ten minste elf jaar graadanciënniteit tellen;2° aan sommige vereisten van voortgezette vorming beantwoorden;3° voor de bekwaamheidsproef bedoeld in artikel 47, § 5, tweede lid, 1°, slagen. De bevordering gebeurt in de weddeschaal B5 voor de inspecteurs en in de weddeschaal A5 voor de commissarissen en de commissarissen-analisten.
Art. 50.De minister bepaalt de vereisten van voortgezette vorming bedoeld in artikel 49, eerste lid, 2°, van dit besluit, en stelt het programma en de organisatie van deze vorming vast.
Art. 51.De kandidaten die aan de voorwaarden voor bevordering door verhoging in graad voldoen worden geklasseerd in de onderstaande volgorde : 1° de geslaagden van de bekwaamheidsproef waarvan het proces-verbaal op de vroegste datum is afgesloten;2° tussen geslaagden van dezelfde bekwaamheidsproef : a) de best gerangschikte kandidaat;b) bij gelijkheid in rangschikking, de kandidaat met de meeste graadanciënniteit;c) bij gelijke graadanciënniteit, de kandidaat met de grootste dienstanciënniteit;d) bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar.
Art. 52.De bevordering tot de graad van hoofdcommissaris wordt toegekend, na een gemotiveerd advies van de directieraad, naar keuze uit de adjunct-hoofdcommissaris, de afdelingscommissarissen en de afdelingscommissarissen-analisten.
De bevordering tot de graad van adjunct-hoofdcommissaris wordt toegekend, na een gemotiveerd advies van de directieraad, naar keuze uit de afdelingscommissarissen en de afdelingscommissarissen-analisten. Afdeling 3. - De bevordering door overgang naar het hogere niveau
Art. 53.Aan een vergelijkende selectie georganiseerd voor de overgang naar het hogere niveau kunnen alleen de afdelingsinspecteurs en de inspecteurs deelnemen die ten minste zes jaar graadanciënniteit tellen.
De bevordering tot de graad van commissaris door overgang naar het hogere niveau gebeurt in de weddenschaal A2 van deze graad.
De schaalancienniteit in de weddenschaal A2 wordt bepaald door het totaal van de gelijkwaardige diensten en twee derden van de lagere diensten. De berekening van de twee derden kan echter niet als gevolg hebben dat de duur van de lagere diensten met meer dan twee jaar wordt verminderd.
Art. 54.De vergelijkende selectie voor de overgang naar het hogere niveau wordt georganiseerd op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel, op voorstel van de hoofdcommissaris, met het akkoord van de minister of zijn gemachtigde en leidt tot een rangschikking van de geslaagden.
Art. 55.Indien de vergelijkende selectie voor de overgang naar het hogere niveau uit verschillende proeven bestaat, worden de ambtenaren die voor één of meerdere proeven geslaagd zijn, op hun verzoek, vrijgesteld van deze proef of deze proeven als zij nadien opnieuw deelnemen aan één of meerdere vergelijkende selecties van hetzelfde niveau.
Zij kunnen het voordeel van de vrijstelling voor één of meerdere betrokken proeven slechts tweemaal inroepen.
Art. 56.Voor de vergelijkende selectie voor de overgang naar het hogere niveau, wordt een selectiecommissie ingesteld zoals bedoeld in de artikelen 22 tot 24 van dit besluit.
Art. 57.De kandidaten worden opgeroepen ten minste acht werkdagen voor de datum van elke proef van de vergelijkende selectie.
Art. 58.De geslaagden worden in de volgorde van hun rangschikking bevorderd tot de graad waarnaar ze hebben medegedongen.
Wanneer de geslaagden van verschillende vergelijkende selecties naar dezelfde bevordering dingen, worden zij gerangschikt volgens de datum van de processen-verbaal van afsluiting, te beginnen met de vroegste datum en voor elke vergelijkende selectie, in de volgorde van hun rangschikking.
In afwijking van artikel 31ter van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie aan de loopbaan van het rijkspersoneel, worden de geslaagden van een vergelijkende selectie voor de overgang naar het hogere niveau niet onderworpen aan een aanpassingsperiode van één jaar. Afdeling 4. - De bevordering in weddeschaal
Onderafdeling 1. - De bevordering in weddeschaal van de inspecteurs
Art. 59.De inspecteur wordt bevorderd van de weddeschaal B2 naar de weddeschaal B3 op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de twee volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste vijf jaar anciënniteit in de weddeschaal B2 tellen;2° vijf keer in zijn weddeschaal één van de volgende vermeldingen : "uitzonderlijk" of "voldoet aan de verwachtingen" hebben gekregen. In afwijking van het eerste lid wordt de inspecteur van de weddeschaal B2 naar de weddeschaal B3 bevorderd op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de drie volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste vier jaar anciënniteit in de weddeschaal B2 tellen;2° vier keer in zijn weddeschaal de vermelding "uitzonderlijk" hebben gekregen;3° de vermelding "te verbeteren" noch de vermelding "onvoldoende" in zijn weddeschaal hebben gekregen.
Art. 60.De inspecteur wordt bevorderd van de weddeschaal B3 naar de weddeschaal B4a op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de twee volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste tien jaar anciënniteit in de weddeschaal B3 tellen;2° tien keer in zijn weddeschaal één van de volgende vermeldingen hebben gekregen : "uitzonderlijk" of "voldoet aan de verwachtingen". In afwijking van het eerste lid wordt de inspecteur bevorderd van de weddeschaal B3 naar de weddeschaal B4a op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de vier volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste vijf jaar anciënniteit in de weddeschaal B3 tellen;2° vijf keer in zijn weddeschaal de vermelding "uitzonderlijk" hebben gekregen;3° de vermelding "te verbeteren" noch de vermelding "onvoldoende" in zijn weddeschaal hebben gekregen;4° de bekwaamheidsproef bedoeld in artikel 47, § 5, tweede lid, 2°, a), slagen.
Art. 61.De inspecteur wordt bevorderd van de weddeschaal B4a naar de weddeschaal B4b op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de twee volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste zes jaar anciënniteit in de weddeschaal B4a tellen;2° zes keer in zijn weddeschaal één van de volgende vermeldingen hebben gekregen : "uitzonderlijk" of "voldoet aan de verwachtingen". In afwijking van het eerste lid wordt de inspecteur bevorderd van de weddeschaal B4a naar de weddeschaal B4b op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de drie volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste vier jaar anciënniteit in de weddeschaal B4a tellen;2° vier keer in zijn weddeschaal de vermelding "uitzonderlijk" hebben gekregen;3° de vermelding "te verbeteren" noch de vermelding "onvoldoende" in zijn weddeschaal hebben gekregen. Onderafdeling 2. - De bevordering in weddeschaal voor de afdelingsinspecteurs
Art. 62.De afdelingsinspecteur wordt bevorderd van de weddeschaal B5 naar de weddeschaal B6 op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de twee volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste acht jaar anciënniteit in de weddeschaal B5 tellen;2° acht keer in zijn weddeschaal één van de volgende vermeldingen hebben gekregen : "uitzonderlijk" of "voldoet aan de verwachtingen". In afwijking van het eerste lid wordt de afdelingsinspecteur bevorderd van de weddeschaal B5 naar de weddeschaal B6 op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij de drie volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste vijf jaar anciënniteit in de weddeschaal B5 tellen;2° vijf keer in zijn weddeschaal de vermelding "uitzonderlijk" hebben gekregen;3° de vermelding "te verbeteren" noch de vermelding "onvoldoende" in zijn weddeschaal hebben gekregen. Onderafdeling 3. - De bevordering in weddeschaal voor de commissarissen en de commissarissen-analisten
Art. 63.De commissaris en de commissaris-analist worden bevorderd van de weddeschaal A2 naar de weddeschaal A3 op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin zij de twee volgende voorwaarden vervullen : 1° ten minste vijf jaar anciënniteit in de weddeschaal A2 tellen;2° vijf keer in zijn weddeschaal één van de volgende vermeldingen hebben gekregen : "uitzonderlijk" of "voldoet aan de verwachtingen". In afwijking van het eerste lid worden de commissaris en de commissaris-analist bevorderd van de weddeschaal A2 naar de weddeschaal A3 op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin zij de drie volgende voorwaarden vervullen : 1° ten minste vier jaar anciënniteit in de weddeschaal A2 tellen;2° vier keer in zijn weddeschaal de vermelding "uitzonderlijk" hebben gekregen;3° de vermelding "te verbeteren" noch de vermelding "onvoldoende" in zijn weddeschaal hebben gekregen.
Art. 64.De commissaris en de commissaris-analist worden bevorderd van de weddeschaal A3 naar de weddeschaal A4a op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin zij de twee volgende voorwaarden vervullen : 1° ten minste negen jaar anciënniteit in de weddeschaal A3 tellen;2° negen keer in zijn weddeschaal één van de volgende vermeldingen hebben gekregen : "uitzonderlijk" of "voldoet aan de verwachtingen". In afwijking van het eerste lid worden de commissaris en de commissaris-analist bevorderd van de weddeschaal A3 naar de weddeschaal A4a op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin zij de vier volgende voorwaarden vervullen : 1° ten minste vijf jaar anciënniteit in de weddeschaal A3 tellen;2° vijf keer in zijn weddeschaal de vermelding "uitzonderlijk" hebben gekregen;3° de vermelding "te verbeteren" noch de vermelding "onvoldoende" in zijn weddeschaal hebben gekregen;4° de bekwaamheidsproef bedoeld in artikel 47, § 5, tweede lid, 2°, b), slagen.
Art. 65.De commissaris en de commissaris-analist worden bevorderd van de weddeschaal A4a naar de weddeschaal A4b op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin zij de twee volgende voorwaarden vervullen : 1° ten minste vijf jaar anciënniteit in de weddeschaal A4a tellen;2° vijf keer in zijn weddeschaal één van de volgende vermeldingen hebben gekregen : "uitzonderlijk" of "voldoet aan de verwachtingen". In afwijking van het eerste lid worden de commissaris en de commissaris-analist bevorderd van de weddeschaal A4a naar de weddeschaal A4b op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin zij de drie volgende voorwaarden vervullen : 1° ten minste drie jaar anciënniteit in de weddeschaal A4a tellen;2° drie keer in zijn weddeschaal de vermelding "uitzonderlijk"hebben gekregen;3° de vermelding "te verbeteren" noch de vermelding "onvoldoende" in zijn weddeschaal hebben gekregen. HOOFDSTUK 4. - De evaluatie van de ambtenaren
Art. 66.Voor de toepassing van het koninklijk besluit van 24 september 2013 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt, wordt er rekening gehouden met de hiernavolgende modaliteiten : 1° de directieraad bepaalt de praktische regels betreffende de organisatie van de evaluatie van de ambtenaren;2° de voorzitter van de directieraad duidt de evaluatoren aan op voorstel van de hoofdcommissaris;3° de hoofdcommissaris en de adjunct hoofdcommissaris worden geëvalueerd door de voorzitter van de directieraad of zijn gemachtigde aangewezen bij de ambtenaren die binnen het departement ten minste van de klasse A4 zijn. HOOFDSTUK 5. - De verloven en afwezigheden
Art. 67.Zijn niet van toepassing op de ambtenaren en stagiairs, de verloven voorzien in de artikelen 19, 69 tot 98 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen.
Art. 68.§ 1. Mits een schriftelijke opzegging van drie maanden wordt de arbeidsregeling van de vierdagenweek van de ambtenaar, bedoeld in het artikel 4 van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, geschorst voor de vereiste duur van de uitoefening van de activiteiten bedoeld in het artikel 3, § 5, van dit besluit, bij gemotiveerde beslissing van de hoofdcommissaris. § 2. In uitzonderlijke gevallen kan de opzeggingstermijn van 3 maanden bedoeld in paragraaf 1 teruggebracht worden tot één maand. § 3. De betrokken agent kan verzaken aan het voordeel van de opzegging bedoeld in de paragrafen 1 en 2. § 4. Wanneer de nodige duur voor de uitoefening van de activiteiten bedoeld in het artikel 3, § 5, van dit besluit, niet meer dan vijf dagen bedraagt in de loop van eenzelfde maand, wordt de arbeidsregeling van de vrijwillige vierdagenweek behouden.
De bijkomende prestaties die in dit kader worden verricht worden gecompenseerd in periodes van afwezigheid die met verlof worden gelijkgesteld.
Het verlof bedoeld in paragraaf 4, tweede lid, moet genomen worden ten laatste op de laatste dag van de maand volgend op de geleverde bijkomende prestaties.
Art. 69.Het verlof betreffende de opdrachten van algemeen belang bedoeld in artikel 99 van het voornoemde koninklijk besluit van 19 november 1998 wordt toegekend aan de ambtenaar, op voorstel van het akkoord van de hoofdcommissaris en dit, in functie van de behoeften en de organisatie van de dienst.
Art. 70.De hoofdcommissaris en de adjunct-hoofdcommissaris en, de afdelingscommissaris en de afdelingscommissaris-analist die een commando-functie bekleden zijn uitgesloten van het voordeel van de wet van 19 juli 2012 betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector en van het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende diverse bepalingen betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector.
In de gevallen waarin de goede werking van de dienst er niet door wordt verstoord, kan de voorzitter van de directieraad de ambtenaren bedoeld in het eerste lid die erom verzoeken, toestaan om van de bepalingen van de voornoemde wet en koninklijk besluit gebruik te maken. HOOFDSTUK 6. - De tuchtregeling en de schorsing in het belang van de dienst
Art. 71.Voor de toepassing van de bepalingen betreffende de tuchtregeling bedoeld in het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel en van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende de schorsing van rijksambtenaren in het belang van de dienst, wordt verstaan onder : 1° "de raad van beroep" : de departementale raad van beroep van het ministerie van Landsverdediging;2° "het directiecomité" : de directieraad van het ministerie van Landsverdediging;3° "de voorzitter van het directiecomité" : de voorzitter van de directieraad van het ministerie van Landsverdediging.
Art. 72.De raad van beroep neemt kennis van de beroepen die worden ingesteld door de ambtenaren van de niveaus A en B, in tuchtzaken en in het kader van de schorsing in het belang van de dienst.
De leden van de raad van beroep worden in kennis gesteld van de bepalingen van de artikelen 36 en 37 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, met betrekking tot het respect van het beroepsgeheim.
Art. 73.Tijdens zijn auditie over de feiten die hem worden ten laste gelegd, in het kader van de tuchtprocedure, moet de door de agent gekozen persoon om hem bij te staan, titularis van een veiligheidsmachtiging zijn.
Indien een persoon de ambtenaar bijstaat, wordt hij in kennis gesteld van de artikelen 36 en 37 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, met betrekking tot het respect voor het beroepsgeheim. HOOFDSTUK 7. - Het actualiseren van het veiligheidsonderzoek
Art. 74.Overeenkomstig de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, wordt er een actualisering van het veiligheidsonderzoek ingesteld, in de volgende gevallen : 1° voor de vernieuwing van de veiligheidsmachtiging van de ambtenaar;2° ten gevolge van een bijzonder feit, ten einde te verifiëren of de voorwaarden die vereist zijn voor het niveau van de veiligheidsmachtiging van de ambtenaar nog altijd aanwezig zijn.
Art. 75.§ 1. In het belang van de dienst, wanneer een veiligheidsonderzoek wordt geïnitieerd op basis van artikel 74 van dit besluit, mag de hoofdcommissaris beslissen, naar gelang het geval, om de ambtenaar of de stagiair te schorsen gedurende de periode die noodzakelijk is voor het onderzoek.
De beslissing van schorsing wordt, naar gelang het geval, aan de ambtenaar of aan de stagiair, door HRB-Civ bekend gemaakt.
De geschorste ambtenaar of stagiair wordt door HRB-Civ binnen het departement gereaffecteerd, in een ambt van zijn niveau, buiten ACOS IS. De ambtenaar of de stagiair, gedurende de duur van de schorsing : 1° behoudt het recht op zijn wedde.Hij kan evenwel geen aanspraak maken op de vergoedingen bedoeld in artikelen 92 en 93 van dit besluit; 2° kan zijn aanspraken op de bevordering of de bevordering in zijn weddeschaal niet doen gelden. De duur van de schorsing, bedoeld in het eerste lid, mag niet de duur van de termijnen bepaald voor het veiligheidsonderzoek bedoeld in artikel 25 van het koninklijk besluit van 24 maart 2000 tot uitvoering van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, overschrijden. § 2. Op het einde van de periode bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, de ambtenaar of de stagiair, naar gelang het geval : 1° die geschorst was en die op basis van de beslissing van het behouden van zijn veiligheidsmachtiging, wordt in zijn ambt binnen ACOS IS gereïntegreerd en recupereert zijn administratieve en geldelijke rechten met terugwerkende kracht, met uitzondering van de vergoedingen bedoeld in de artikelen 92 en 93 van dit besluit.Voor de stagiair wordt de stageperiode evenwel verlengd met de duur van het veiligheidsonderzoek, met een maximum van acht maanden; 2° die al of niet geschorst was en die op basis van de beslissing van de intrekking of de weigering tot hernieuwing van zijn veiligheidsmachtiging, niet meer voldoet, naar gelang het geval : a) aan de voorwaarde bepaald in artikel 25, 2°, van dit besluit, verliest van ambtshalve, zonder opzegging de hoedanigheid van stagiair;b) aan de voorwaarde bepaald in artikel 42, 2°, van dit besluit, wordt ter beschikking van HRB-Civ gesteld, om gereaffecteerd te worden, binnen het ministerie van Landsverdediging, in een andere betrekking van zijn niveau. § 3. De ambtenaar bedoeld in paragraaf 2, 2°, b), moet, binnen de door de minister gestelde tijd, de hem toegewezen betrekking opnemen.
Indien de ambtenaar, na gehoord te zijn en zonder geldige reden, weigert om deze betrekking op te nemen, wordt hij, mits een opzeggingstermijn van drie maanden ontslagen.
De gereaffecteerde ambtenaar blijft aan de bepalingen van dit besluit onderworpen en behoudt zijn weddeschaal.
Evenwel, hij : 1° kan niet meer genieten van de vergoedingen bedoeld in de artikelen 92 en 93 van dit besluit;2° kan geen aanspraken op bevordering doen gelden;3° oefent zijn nieuw ambt uit onder gezag van zijn functionele overste;4° is verplicht de opleidingen te volgen, deel te nemen aan de activiteiten en de diensten te verlenen die de functionele overste bepaalt;5° wordt geëvalueerd op basis van de functiebeschrijving van zijn nieuwe ambt. Elke inbreuk van de ambtenaar in de uitoefening van zijn nieuw ambt, kan aanleiding geven tot een van de tuchtstraffen die bepaald zijn bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel en wordt gesanctioneerd in overeenkomstig het artikel 71 van dit besluit.
De gereaffecteerde ambtenaar die de veiligheidsmachtiging bedoeld in artikel 42, 2°, van dit besluit opnieuw verkrijgt, mag, op zijn aanvraag, na advies van de hoofdcommissaris, door HRB-Civ binnen ACOS IS opnieuw worden gereïntegreerd.
De gereïntegreerde ambtenaar verkrijgt opnieuw de statutaire situatie die op hem van toepassing was, de dag voor hij gereaffecteerd werd ten gevolge van het verlies van zijn veiligheidsmachtiging. HOOFDSTUK 8. - Het legitimatiebewijs
Art. 76.De ambtenaar en de stagiair zijn drager van een legitimatiebewijs waarvan het model wordt bepaald door de minister. HOOFDSTUK 9. - Het dragen van wapens
Art. 77.De ambtenaar of de stagiair draagt een wapen wanneer het uitoefenen van zijn opdracht het vereist.
Art. 78.De ambtenaar of de stagiair die weigert om een dienstwapen te dragen alsook de deelname aan de vorming en de hantering van wapens, maakt het voorwerp van een tuchtprocedure uit. HOOFDSTUK 1 0. - De rendementsperiode
Art. 79.De ambtenaar die op kosten van het ministerie van Landsverdediging één of verschillende vormingen heeft gevolgd waarvan de gecumuleerde kostprijs over een periode van twee jaar, 5.000 euro overschrijdt, wordt aan een rendementsperiode van twee jaar onderworpen.
Art. 80.§ 1. Onder "rendementsperiode" dient te worden verstaan, de periodes gedurende dewelke de ambtenaar in dienstactiviteit is. § 2. De rendementsperiode wordt in volle maanden berekend. Zij begint de eerste dag van de maand die volgt op het einde van de vorming bedoeld in het artikel 79.
De einddatum van de rendementsperiode wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand die volgt op het einde van de duur van deze periode. § 3. Een tijdens een rendementsperiode gevolgde vorming die een bijkomende rendementsperiode met zich meebrengt, heeft tot gevolg dat de lopende rendementsperiode geschorst wordt.
De rendementsperiodes voor verscheidene vormingen worden gecumuleerd.
De totale rendementsperiode mag de 10 jaar niet overschrijden. § 4. De lopende rendementsperiode wordt geschorst voor de ambtenaar die : 1° zich in de stand in non-activiteit bevindt;2° in het kader van het actualiseren van het veiligheidsonderzoek wordt geschorst;3° in afwezigheid is wegens ziekte gedurende meer dan dertig opeenvolgende dagen.
Art. 81.§ 1. De ambtenaar die ontslag heeft genomen of die van ambtswege wordt ontslagen voor het einde van de opgebouwde rendementsperiode, overeenkomstig de artikelen 79 en 80, is er toe gehouden een gedeelte van de kostprijs, bedoeld in het artikel 79, terug te betalen. § 2. De vergoeding is degressief en bedraagt een breukdeel van de voornoemde kostprijs.
De teller van dit breukdeel is het verschil tussen de vierentwintig maanden te presteren voor de rendementsperiode, bepaald in de artikelen 79 en 80 en het aantal reeds gepresteerde maanden. De noemer van dit breukdeel is vierentwintig maanden.
Art. 82.Op gemotiveerde aanvraag van de ambtenaar voor uitzonderlijke sociale redenen, kan de minister, bij gemotiveerde beslissing, de ambtenaar vrijstellen van de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de vormingskosten.
TITEL 2. - De geldelijke bepalingen, overwerk en de aanrekening van de dienstprestaties HOOFDSTUK 1. - De toelagen en de vergoedingen Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 83.Onverminderd de bijzondere bepalingen vastgesteld in dit besluit, ontvangt de ambtenaar onder dezelfde voorwaarden, de toelagen, vergoedingen en premies toegekend aan de Rijksambtenaren. Afdeling 2.- Toelagen voor dienstprestaties uitgevoerd tijdens het
weekend, een wettelijke of reglementaire feestdag of tijdens de nacht
Art. 84.De ambtenaar geniet van een toelage voor dienstprestaties uitgevoerd tijdens het weekend, de wettelijke en reglementaire feestdagen.
De ambtenaar geniet van een toelage voor de dienstprestaties uitgevoerd gedurende de nacht.
De toelagen verschuldigd voor dienstprestaties uitgevoerd op zaterdag, zondag en wettelijke en reglementaire feestdagen of gedurende de nacht, zijn cumuleerbaar.
Art. 85.De weekenddienst is diegene die werd uitgevoerd op zaterdag, op zondag, op de wettelijke en reglementaire feestdagen tussen 0 en 24 uur.
De nachtdienst is deze die werd verricht tussen 22 uur en 4 uur, alsook deze die werd verricht tussen 18 uur en 8 uur, voor zover dat deze eindigt om of na 22 uur of begint om of voor 4 uur.
Voor de toelagen komen echter alleen in aanmerking de werkelijke diensten verricht in de lokalen van ACOS IS en die welke vereist worden voor de uitvoering van een bepaalde opdracht welke vooraf bevolen is door de hoofdcommissaris of zijn afgevaardigde.
Art. 86.Het uurbedrag van de toelage voor de weekenddienst bedraagt : 1° voor de inspecteurs : 16,50 euro;2° voor de afdelingsinspecteurs : 20,50 euro;3° voor de commissarissen en commissarissen-analisten : 23 euro;4° voor de afdelingscommissarissen en de afdelingscommissarissen-analisten : 28 euro;5° voor de adjunct hoofdcommissaris en de hoofdcommissaris : 31 euro.
Art. 87.Het bedrag per uur van de toelage voor de nachtdienst bedraagt : 1° voor de inspecteurs : 4 euro;2° voor de afdelingsinspecteurs : 5 euro;3° voor de commissarissen en commissarissen-analisten : 5 euro;4° voor de afdelingscommissarissen en de afdelingscommissarissen-analisten : 6 euro;5° voor de adjunct hoofdcommissaris en de hoofdcommissaris : 7 euro.
Art. 88.De toelagen worden maandelijks en na vervallen termijn betaald.
Art. 89.De gedeelten van een uur onregelmatige dienst van dertig minuten of meer worden op een uur afgerond. De gedeelten van minder dan dertig minuten worden verwaarloosd.
Art. 90.Het toekennen van de voorziene toelagen voor dienstprestaties uitgevoerd tijdens het weekend, een wettelijke of reglementaire feestdag of gedurende de nacht geschiedt onder de controle van de hoofdcommissaris of van zijn afgevaardigde.
Art. 91.De toelagen bedoeld in dit hoofdstuk zijn niet verschuldigd wanneer de aanwezigheid van de ambtenaar vereist is bij de militairen die prestaties verrichten in de deelstanden "in intensieve dienst", "in militaire bijstand", "in hulpverlening" en "in operationele inzet", bedoeld in artikel 190 van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht. Afdeling 3. - De vergoedingen
Art. 92.§ 1. De ambtenaar geniet van een forfaitaire vergoeding per dag van effectieve dienst om de kleine uitgaven te dekken die hij maakt in de uitoefening van zijn functie.
Onder dag van effectieve dienst wordt verstaan een dag tijdens dewelke een prestatie werd verricht.
Het bedrag van de forfaitaire dagvergoeding wordt vastgesteld op 8,68 Euro.
De hoofdcommissaris of zijn afgevaardigde attesteert op maandelijkse basis het aantal dagen effectieve dienst uitgevoerd door de ambtenaar.
Het verrekende bedrag op jaarbasis mag per ambtenaar niet hoger liggen dan 275 keer de dagelijkse forfaitaire vergoeding. § 2. Die forfaitaire vergoeding is niet verschuldigd : 1° wanneer de aanwezigheid van de ambtenaar vereist is bij de militairen die prestaties verrichten in de deelstanden "in intensieve dienst", "in militaire bijstand", "in hulpverlening" en "in operationele inzet";2° wanneer de ambtenaar meer dan 30 opeenvolgende dagen wegens ziekte afwezig is, 3° wanneer de ambtenaar in het belang van de dienst geschorst is, zoals bedoeld in hoofdstuk 6 van titel I van dit besluit;4° wanneer de ambtenaar geschorst is in het kader van het actualiseren van een veiligheidsonderzoek waarvan hij zelf het voorwerp uitmaakt, zoals bedoeld in hoofdstuk 7 van titel I van dit besluit.
Art. 93.De ambtenaar geniet, als tussenkomst voor de telefoon- en communicatiekosten die hij heeft gehad in de uitoefening van zijn functie, van een maandelijkse forfaitaire communicatievergoeding, waarvan het bedrag wordt vastgesteld op 24,10 Euro.
Evenwel is die forfaitaire vergoeding niet verschuldigd : 1° wanneer de ambtenaar meer dan 30 opeenvolgende dagen wegens ziekte afwezig is;2° wanneer de ambtenaar in het belang van de dienst geschorst is, zoals bedoeld in het hoofdstuk 6 van titel I van dit besluit;3° wanneer de ambtenaar geschorst is in het kader van het actualiseren van een veiligheidsonderzoek waarvan hij zelf het voorwerp uitmaakt, zoals bedoeld in hoofdstuk 7 van titel I van dit besluit. Afdeling 4. - Het overwerk
Art. 94.Onverminderd de bijzondere bepalingen vastgesteld in dit besluit, is de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector, van toepassing op de ambtenaren.
Art. 95.§ 1. Voor ieder uur overwerk dat niet wordt gerecupereerd, wordt een toelage toegekend aan de ambtenaren. § 2. Het overwerk is wat de van kracht zijnde duur der wekelijkse prestaties te boven gaat. § 3. Voor de berekening van de toelage wordt de duur aangerekend van het overwerk dat over een trimester werd verricht, dat niet kon worden gecompenseerd door een rustverlof gedurende de daaropvolgende trimester. § 4. Het bedrag van de in paragraaf 1 bedoelde toelage per uur is vastgesteld op 1/1850ste van de jaarlijkse brutowedde.
De in aanmerking te nemen jaarlijkse brutowedde is die welke als basis heeft gediend voor het berekenen van de bezoldiging die verschuldigd was tijdens de maand van de periode waarin het overwerk is verricht. Afdeling 5. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 96.Worden aangepast overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, de bedragen bepaald in artikelen 79, 86, 87 en 92, § 1, tweede lid.
De bedragen stemmen overeen met de spilindex 138,01 (basis 1981 = 100). HOOFDSTUK 2. - De toelagen, de vergoedingen tijdens oefeningen of opdrachten bij de strijdkrachten
Art. 97.De aanwezigheid van de ambtenaren kan vereist zijn bij de militairen tijdens het verrichten van oefeningen, opdrachten of operaties, zowel binnen als buiten het Koninkrijk.
Art. 98.In het kader van de activiteiten bedoeld in artikel 97, bevindt de ambtenaar waarvan de aanwezigheid vereist is bij de militairen tijdens het verrichten van dienstprestaties in de deelstanden "in intensieve dienst", " in militaire bijstand", "in hulpverlening" en "in operationele inzet", bedoeld in artikel 190 van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht, kan onder dezelfde voorwaarden aanspraak maken op de toelagen en vergoedingen, bedoeld in artikel 29 en in titel III van het koninklijk besluit van 18 maart 2003 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader beneden de rang van officieren.
De toepassing van de geldelijke bepalingen van dit besluit, sluit de toepassing van elke andere toelage of vergoeding uit, met uitzondering van de maandelijkse forfaitaire communicatievergoeding bedoeld in artikel 93. HOOFDSTUK 3. - De aanrekening van de dienstprestaties tijdens oefeningen of opdrachten bij de strijdkrachten
Art. 99.Voor de ambtenaar die dienstprestaties levert waarvan de aanwezigheid vereist is bij de militairen in de nadergenoemde deelstand, geldt, overeenkomstig het artikel 4 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector, dat de : 1° zaterdagen, zondagen en wettelijke en reglementaire feestdagen, enkel voor de agenten van niveau B, forfaitair tellen voor acht uur recuperatie in tijd in "intensieve dienst";2° dienstprestaties, verricht op werkdagen, "in intensieve dienst", geen recht op recuperatie in tijd geven;3° gepresteerde dagen in "militaire bijstand", "in hulpverlening" of "in operationele inzet", al dan niet werkdagen, geen recht op recuperatie in tijd geven. TITEL 3. - Overgangsmaatregelen
Art. 100.§ 1. De commissarissen en de inspecteurs die de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit titularis zijn van één van de geschrapte graden weergegeven in de tabel van de bijlage 3, kolom 1, bekleed met de weddeschaal weergegeven in kolom 2, worden ambtshalve benoemd bij de inwerkingtreding van dit besluit in de graad er tegenover weergegeven in kolom 3 en bezoldigd in de weddeschaal weergegeven in kolom 4. § 2. In afwijking van paragraaf 1, behouden de ambtenaren titularis van de graad van : 1° afdelingsinspecteur 2C de titel van de graad van afdelingsinspecteur;2° afdelingscommissaris 1C of van de graad van afdelingscommissaris-analist de titel van de graad van afdelingscommissaris 1C of van de graad van afdelingscommissaris-analist. § 3. Voor de berekening van de graadanciënniteit van de ambtenaren benoemd krachtens paragraaf 1, worden de diensten gepresteerd in de geschrapte graden, waarvan zij titularis waren, in aanmerking genomen.
De geldelijke anciënniteit door de ambtenaren verworven in hun oude weddeschaal wordt als verworven geacht in de nieuwe weddeschaal die met hun graad overeenkomt. § 4. In afwijking van paragraaf 1, in voorkomend geval, behouden de ambtenaren het genot van de weddeschaal van de graad waarmee ze waren bekleed, voor zover deze gunstiger was.
Art. 101.De inspecteurs, de commissarissen en de commissarissen-analisten die in stage zijn, op datum van de inwerkingtreding van dit besluit, blijven onderworpen aan de bepalingen die de stage regelen en die van kracht zijn voor deze datum.
Art. 102.De wervingsreserves, die werden samengesteld op basis van de vergelijkende selecties die werden afgesloten voor, of die lopend waren op datum van inwerkingtreding van dit besluit, blijven geldig tot het verstrijken van de vastgestelde geldigheidsperiode.
De wervingsreserves die werden samengesteld voor de inwerkingtreding van dit besluit worden beschouwd te voldoen aan de wervingsvoorwaarden zoals bedoeld in dit besluit.
Art. 103.Alle procedures die op datum van inwerkingtreding van dit besluit lopende zijn, zoals de vergelijkende selecties, de bevorderingsprocedure, de tuchtprocedures en de inruststelling, blijven onderworpen aan de bepalingen die van kracht waren voor deze datum.
Art. 104.De laureaten van de bekwaamheidsproef voor de bevordering in de weddeschaal 1 D, voor de inwerkingtreding van dit besluit, behouden definitief hun voordeel van slagen in deze proef.
Art. 105.De laureaten van de bekwaamheidsproef voor de bevordering in de weddeschaal 2 D, voor de inwerkingtreding van dit besluit, behouden definitief hun voordeel van slagen in deze proef.
Art. 106.Voor de ambtenaren die, bekleed met de graad van commissaris of commissaris-analist, in dienst zijn op datum van de inwerkingtreding van dit besluit, worden voor de tussentijdse verhogingen, enkel de werkelijk gepresteerde diensten vanaf de leeftijd van 23 jaar in aanmerking genomen.
Voor de ambtenaren die, bekleed met de graad van inspecteur, in dienst zijn op datum van inwerkingtreding van dit besluit worden, voor de tussentijdse verhogingen, enkel de werkelijk gepresteerde diensten vanaf de leeftijd van 21 jaar in aanmerking genomen.
Art. 107.De ambtenaar die, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, niet meer voldoet aan de voorwaarde bepaald in artikel 42, 2°, van dit besluit, is onderworpen aan de bepalingen van dit besluit betreffende het verlies van de veiligheidsmachtiging.
TITEL 4. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 108.De wet van 26 maart 1968 waarbij de aanwerving in de openbare dienst wordt vergemakkelijkt van personen die bij de technische coöperatie met de ontwikkelingslanden diensten hebben gepresteerd, is niet van toepassing op de ambtenaren bedoeld in artikel 3 van dit besluit.
Art. 109.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 11 maart 1975 tot de vaststelling van het bedrag van de forfaitaire vergoedingen welke aan de burgerlijke ambtenaren van de Dienst militaire veiligheid worden toegekend, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 november 1981, 19 december 1991, 6 april 1999 en 4 december 2001;2° het koninklijk besluit van 7 juli 2003 houdende het statuut van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 juni 2007, 28 januari 2009 en 30 september 2010;3° het koninklijk besluit van 7 juli 2003 tot vaststelling van de weddeschalen voor de graden van bepaalde burgerlijke ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 november 2008;4° het ministerieel besluit van 25 november 1981 houdende regeling van de toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties en van een toelage voor overwerk aan sommige burgerlijke ambtenaren van de Dienst militaire veiligheid, gewijzigd bij de ministeriele besluiten van 9 december 1991, 21 maart 1994, 10 maart 1999 en 4 december 2001.
Art. 110.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 111.De minister bevoegd voor Landsverdediging en de staatssecretaris bevoegd voor Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 4 juli 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, H. BOGAERT
Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 4 juli 2014 tot vaststelling van het statuut van bepaalde ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid van de Krijgsmacht - Weddeschalen van commissaris, commissaris-analist, afdelingscommissaris, afdelingscommissaris-analist, hoofdcommissaris adjunct en hoofdcommissaris
WEDDESCHALEN COMMISSARIS EN COMMISSARIS-ANALIST ECHELLES DE TRAITEMENT COMMISSAIRE ET COMMISSAIRE ANALYSTE
Anc
A1
A2
A3
A4a
A4b
0
25 880,00
28 880,00
30 380,00
33 380,00
35 380,00
1
26 360,00
29 360,00
30 900,00
33 900,00
35 900,00
2
26 840,00
29 840,00
31 420,00
34 420,00
36 420,00
3
27 320,00
30 320,00
31 940,00
34 940,00
36 940,00
4
27 800,00
30 800,00
32 460,00
35 460,00
37 460,00
5
28 280,00
31 280,00
32 980,00
35 980,00
37 980,00
6
28 760,00
31 760,00
33 500,00
36 500,00
38 500,00
7
29 240,00
32 240,00
34 020,00
37 020,00
39 020,00
8
29 720,00
32 720,00
34 540,00
37 540,00
39 540,00
9
30 200,00
33 200,00
35 060,00
38 060,00
40 060,00
10
30 680,00
33 680,00
35 580,00
38 580,00
40 580,00
11
31 160,00
34 160,00
36 100,00
39 100,00
41 100,00
12
31 640,00
34 640,00
36 620,00
39 620,00
41 620,00
13
32 120,00
35 120,00
37 140,00
40 140,00
42 140,00
14
32 600,00
35 600,00
37 660,00
40 660,00
42 660,00
15
33 080,00
36 080,00
38 180,00
41 180,00
43 180,00
16
33 560,00
36 560,00
38 700,00
41 700,00
43 700,00
17
34 040,00
37 040,00
39 220,00
42 220,00
44 220,00
18
34 520,00
37 520,00
39 740,00
42 740,00
44 740,00
19
35 000,00
38 000,00
40 260,00
43 260,00
45 260,00
20
35 480,00
38 480,00
40 780,00
43 780,00
45 780,00
21
35 960,00
38 960,00
41 300,00
44 300,00
46 300,00
22
36 440,00
39 440,00
41 820,00
44 820,00
46 820,00
23
36 920,00
39 920,00
42 340,00
45 340,00
47 340,00
24
37 400,00
40 400,00
42 860,00
45 860,00
47 860,00
25
37 880,00
40 880,00
26
38 360,00
41 360,00
WEDDESCHALEN AFDELINGSCOMMISSARIS, AFDELINGSCOMMISSARIS-ANALIST, HOOFDCOMMISSARIS EN ADJUNCT-HOOFDCOMMISSARIS
Anc
A5
A6a
A6b
0
38 570,00
39 570,00
40 570,00
1
39 180,00
40 180,00
41 180,00
2
39 790,00
40 790,00
41 790,00
3
40 400,00
41 400,00
42 400,00
4
41 010,00
42 010,00
43 010,00
5
41 620,00
42 620,00
43 620,00
6
42 230,00
43 230,00
44 230,00
7
42 840,00
43 840,00
44 840,00
8
43 450,00
44 450,00
45 450,00
9
44 060,00
45 060,00
46 060,00
10
44 670,00
45 670,00
46 670,00
11
45 280,00
46 280,00
47 280,00
12
45 890,00
46 890,00
47 890,00
13
46 500,00
47 500,00
48 500,00
14
47 110,00
48 110,00
49 110,00
15
47 720,00
48 720,00
49 720,00
16
48 330,00
49 330,00
50 330,00
17
48 940,00
49 940,00
50 940,00
18
49 550,00
50 550,00
51 550,00
19
50 160,00
51 160,00
52 160,00
20
50 770,00
51 770,00
52 770,00
21
51 380,00
52 380,00
53 380,00
22
51 990,00
52 990,00
53 990,00
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 juli 2014 tot vaststelling van het statuut van bepaalde ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid van de krijgsmacht.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, H. BOGAERT
Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 4 juli 2014 tot vaststelling van het statuut van bepaalde ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid van de Krijgsmacht - Weddeschalen van inspecteur en afdelingsinspecteur WEDDESCHALEN INSPECTEUR
Anc
B1
B2
B3
B4a
B4b
0
19 260,84
20 946,22
22 380,00
23 880,00
25 130,00
1
19 572,93
21 258,31
22 825,00
24 360,00
25 610,00
2
19 885,02
21 570,40
23 270,00
24 840,00
26 090,00
3
20 197,11
21 882,49
23 715,00
25 320,00
26 570,00
4
20 197,11
21 882,49
24 160,00
25 800,00
27 050,00
5
20 509,20
22 194,58
24 605,00
26 280,00
27 530,00
6
20 509,20
22 194,58
25 050,00
26 760,00
28 010,00
7
21 015,11
22 700,49
25 495,00
27 240,00
28 490,00
8
21 015,11
22 700,49
25 940,00
27 720,00
28 970,00
9
21 772,57
23 457,95
26 385,00
28 200,00
29 450,00
10
21 772,57
23 457,95
26 830,00
28 680,00
29 930,00
11
22 530,03
24 215,41
27 275,00
29 160,00
30 410,00
12
22 530,03
24 215,41
27 720,00
29 640,00
30 890,00
13
23 488,74
25 134,06
28 165,00
30 120,00
31 370,00
14
23 488,74
25 134,06
28 610,00
30 600,00
31 850,00
15
24 447,45
26 052,71
29 055,00
31 080,00
32 330,00
16
24 447,45
26 052,71
29 500,00
31 560,00
32 810,00
17
25 406,16
26 971,36
29 945,00
32 040,00
33 290,00
18
25 406,16
26 971,36
30 390,00
32 520,00
33 770,00
19
26 364,87
27 890,01
30 835,00
33 000,00
34 250,00
20
26 364,87
27 890,01
31 280,00
33 480,00
34 730,00
21
27 323,58
28 808,66
31 725,00
33 960,00
35 210,00
22
27 323,58
28 808,66
32 170,00
34 440,00
35 690,00
23
28 282,29
29 727,31
32 615,00
34 920,00
36 170,00
24
28 282,29
29 727,31
33 060,00
35 400,00
36 650,00
25
29 241,00
30 645,96
33 505,00
35 880,00
37 130,00
26
29 241,00
30 645,96
33 950,00
36 360,00
37 610,00
27
30 199,71
31 564,61
34 395,00
28
30 199,71
31 564,61
29
31 158,42
32 483,26
30
31 158,42
32 483,26
31
32 117,13
33 401,91
WEDDESCHALEN AFDELINGSINSPECTEUR ECHELLES
Anc
B5
B6
0
26 880,00
29 380,00
1
27 360,00
29 900,00
2
27 840,00
30 420,00
3
28 320,00
30 940,00
4
28 800,00
31 460,00
5
29 280,00
31 980,00
6
29 760,00
32 500,00
7
30 240,00
33 020,00
8
30 720,00
33 540,00
9
31 200,00
34 060,00
10
31 680,00
34 580,00
11
32 160,00
35 100,00
12
32 640,00
35 620,00
13
33 120,00
36 140,00
14
33 600,00
36 660,00
15
34 080,00
37 180,00
16
34 560,00
37 700,00
17
35 040,00
38 220,00
18
35 520,00
38 740,00
19
36 000,00
39 260,00
20
36 480,00
39 780,00
21
36 960,00
40 300,00
22
37 440,00
40 820,00
23
37 920,00
41 340,00
24
38 400,00
41 860,00
25
38 880,00
26
39 360,00
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 juli 2014 tot vaststelling van het statuut van bepaalde ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid van de krijgsmacht FILIP Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, H. BOGAERT
Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 4 juli 2014 tot vaststelling van het statuut van bepaalde ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid van de Krijgsmacht - Overgangsmaatregelen OVERGANGSMAATREGELEN
KOLOM 1 COLONNE 1
KOLOM 2 COLONNE 2
KOLOM 3 COLONNE 3
KOLOM 4 COLONNE 4
Geschrapte graad Grade rayé
Weddeschaal KB 7 juli 2003 Echelle de traitement AR 7 juillet 2003
Nieuwe graad
Nouveau grade
Nieuwe weddeschaal Nouvelle échelle de traitement
Inspecteur-Inspecteur
2A
Inspecteur (stagiair)- Inspecteur (stagiaire)
B1
Inspecteur (met 2 tot 8 jaar graadanciënniteit) Inspecteur (ayant 2 à 8 ans d'ancienneté dans le grade)
2A
Inspecteur Inspecteur
B2
Inspecteur Inspecteur
2B
Inspecteur Inspecteur
B3
Inspecteur (die in de voorwaarden is om in de graad van afdelingsinspecteur te bevorderen)-Inspecteur (qui est dans les conditions pour être promu au grade d'inspecteur divisionnaire)
2B
Inspecteur Inspecteur
B4a
OVERGANGSMAATREGELEN MESURES TRANSITOIRES
KOLOM 1 COLONNE 1
KOLOM 2 COLONNE 2
KOLOM 3 COLONNE 3
KOLOM 4 COLONNE 4
Geschrapte graad Grade rayé
Weddeschaal KB 7 juli 2003 Echelle de traitement AR 7 juillet 2003
Nieuwe graad
Nouveau grade
Nieuwe weddeschaal Nouvelle échelle de traitement
Afdelingsinspecteur Inspecteur divisionnaire
2C
Inspecteur Inspecteur
B4a
Afdelingsinspecteur (die geslaagd is in de bekwaamheidsproef voor overgang naar weddeschaal 2D) Inspecteur divisionnaire (qui a réussi l'épreuve de capacité pour le passage vers l'échelle de traitement 2D)
2C
Afdelingsinspecteur Inspecteur divisionnaire
B5
Afdelingsinspecteur-Inspecteur divisionnaire
2D
Afdelingsinspecteur Inspecteur divisionnaire
B5
OVERGANGSMAATREGELEN
KOLOM 1 COLONNE 1
KOLOM 2 COLONNE 2
KOLOM 3 COLONNE 3
KOLOM 4 COLONNE 4
Geschrapte graad Grade rayé
Weddeschaal KB 7 juli 2003 Echelle de traitement AR 7 juillet 2003
Nieuwe graad
Nouveau grade
Nieuwe weddeschaal Nouvelle échelle de traitement
Commissaris en commissarisanalist Commissaire et commissaire-analyste
1A
Commissaris (stagiair) en commissaris-analist (stagiair) Commissaire (stagiaire) et commissaire-analyste (stagiaire)
A1
Commissaris en commissaris-analist (met 2 tot 8 jaar graadanciënniteit) Commissaire et commissaire-analyste (ayant 2 à 8 ans d'ancienneté dans le grade)
1A
Commissaris en commissaris-analist Commissaire et commissaire-analyste
A2
Commissaris en commissaris-analist Commissaire et commissaire-analyste
1B
Commissaris en commissaris-analist Commissaire et commissaire-analyste
A3
Commissaris en commissaris-analist (die in de voorwaarden zijn om in de graad van afdelingscommissaris of van afdelingscommissaris-analist te bevorderen) Commissaire et commissaire-analyste (qui sont dans les conditions pour être promus au grade de commissaire divisionnaire ou de commissaire divisionnaire-analyste)
1B
Commissaris en commissaris-analist Commissaire et commissaire-analyste
A4a
OVERGANGSMAATREGELEN
KOLOM 1 COLONNE 1
KOLOM 2 COLONNE 2
KOLOM 3 COLONNE 3
KOLOM 4 COLONNE 4
Geschrapte graad Grade rayé
Weddeschaal KB 7 juli 2003 Echelle de traitement AR 7 juillet 2003
Nieuwe graad
Nouveau grade
Nieuwe weddeschaal Nouvelle échelle de traitement
Afdelingscommissaris en afdelingscommissaris- analist Commissaire divisionnaire et commissaire divisionnaire-analyste
1C
Commissaris en commissarisanalist Commissaire et commissaire-analyste
A4b
Afdelingscommissaris en afdelingscommissaris-analist (die geslaagd zijn in de bekwaamheidsproef voor overgang naar weddeschaal 1D) - Commissaire divisionnaire et commissaire divisionnaire-analyste (qui ont réussis l'épreuve de capacité pour le passage vers l'échelle de traitement 1D)
1C
Afdelingscommissaris en afdelingscommissarisanalist Commissaire divisionnaire et commissaire divisionnaire-analyste
A5
Afdelingscommissaris en afdelingscommissaris-analist Commissaire divisionnaire et commissaire divisionnaire analyste
1D
Afdelingscommissaris en afdelingscommissaris-analist Commissaire divisionnaire et commissaire divisionnaire- analyste
A5
Adjunct-hoofdcommissaris Commissaire en chef Adjoint
1E
Adjunct-hoofdcommissaris Commissaire en chef adjoint
A6a
Hoofdcommissaris Commissaire en chef
1F
Hoofdcommissaris Commissaire en chef
A6b
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 juli 2014 tot vaststelling van het statuut van bepaalde ambtenaren van het stafdepartement inlichtingen en veiligheid van de krijgsmacht FILIP Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM De Staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, H. BOGAERT