gepubliceerd op 28 juli 2005
Wet tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, en houdende diverse fiscale bepalingen
20 JULI 2005. - Wet tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, en houdende diverse fiscale bepalingen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de faillissementswet van 8 augustus 1997
Art. 2.Artikel 10, eerste lid, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, gewijzigd bij de wet van 4 september 2002 en de programmawet van 8 april 2003, wordt aangevuld als volgt : « 5° de lijst met naam en adres van de natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker gesteld hebben voor de koopman. »
Art. 3.In dezelfde wet wordt een artikel 24bis ingevoegd, luidende : «
Art. 24bis.Vanaf hetzelfde vonnis worden, tot de sluiting van het faillissement, de middelen van tenuitvoerlegging ten laste van de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde voor de gefailleerde, opgeschort. »
Art. 4.In artikel 63 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 september 2002, wordt tussen het eerste en het tweede lid, het volgende lid ingevoegd : « Elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerheidstelling vermeldt dit in zijn aangifte van schuldvordering of uiterlijk binnen zes maanden vanaf de datum van het vonnis van faillietverklaring, tenzij het faillissement eerder werd afgesloten, en vermeldt naam, voornaam en adres van de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker heeft gesteld voor de gefailleerde, bij gebrek waaraan deze bevrijd is. »
Art. 5.In Titel II van dezelfde wet wordt een Hoofdstuk IVbis ingevoegd, luidende : « Hoofdstuk IVbis. Over de verklaring van de personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde
Art. 72bis.Om te kunnen genieten van de bevrijding, moeten de natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde ter griffie van de rechtbank van koophandel een verklaring neerleggen, waarin zij bevestigen dat hun verbintenis niet in verhouding met hun inkomsten en hun patrimonium is.
Hiertoe worden de personen verwittigd via bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en via een aangetekende brief tegen ontvangstmelding die de curators hen sturen zodra deze personen bekend zijn en die de tekst van dit artikel en van de artikelen 72ter en 80 bevat.
Art. 72ter.De verklaring van elke persoon vermeldt zijn identiteit, zijn beroep en zijn woonplaats.
De persoon voegt bij zijn verklaring : 1° de kopie van zijn laatste aangifte in de personenbelasting;2° het overzicht van alle activa of passiva die zijn patrimonium vormen;3° elk ander stuk dat van aard is om precies de staat weer te geven van zijn bestaansmiddelen en lasten. Ze wordt bij het faillissementsdossier gevoegd. »
Art. 6.In artikel 73, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 september 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de tweede zin wordt vervangen als volgt : « De gefailleerde, de personen die de verklaring bedoeld in artikel 72ter aflegden en de schuldeisers beoogd in artikel 63, tweede lid, worden opgeroepen met een gerechtsbrief die de tekst van dit artikel bevat.»; 2° in de derde zin worden de woorden « , over de bevrijding van de personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde » ingevoegd tussen de woorden « over de verschoonbaarheid » en de woorden « en over de sluiting »;3° het lid wordt aangevuld als volgt : « De rechtbank bevrijdt de natuurlijke personen die zich kosteloos persoonlijk zeker stelden voor de gefailleerde indien zij beantwoorden aan de voorwaarden bepaald in artikel 80, derde lid.»
Art. 7.In artikel 80 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 4 september 2002 en 7 april 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « behoorlijk is opgeroepen » vervangen door de woorden « , de personen die de verklaring bedoeld in artikel 72ter aflegden en de schuldeisers beoogd in artikel 63, tweede lid, behoorlijk zijn opgeroepen »;2° tussen het tweede en het derde lid worden de volgende leden ingevoegd : « De gefailleerde, de personen die de verklaring bedoeld in artikel 72ter aflegden en de schuldeisers bedoeld in artikel 63, tweede lid, worden in de raadkamer gehoord over de bevrijding.Tenzij hij zijn onvermogen frauduleus organiseerde, bevrijdt de rechtbank geheel of gedeeltelijk elke natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde voor de gefailleerde, wanneer zij vaststelt dat diens verbintenis niet in verhouding met zijn inkomsten en met zijn patrimonium is.
Indien er meer dan 12 maanden zijn verlopen sedert de verklaring bedoeld in artikel 72ter, legt de persoon die deze verklaring aflegde bij de griffie van de rechtbank van koophandel een kopie neer van zijn meest recente aangifte in de personenbelasting, een bijgewerkte opgave van de activa en passiva die zijn patrimonium vormen en elk ander stuk dat van aard is om precies de staat weer te geven van zijn bestaansmiddelen en lasten.
De gefailleerde kan vanaf zes maanden na de datum van het vonnis van faillietverklaring de rechtbank verzoeken om uitspraak te doen over de verschoonbaarheid. Er wordt gehandeld zoals bepaald in het tweede lid.
De schuldeisers bedoeld in artikel 63, tweede lid, en de personen die de verklaring bedoeld in artikel 72ter aflegden, kunnen vanaf zes maanden na de datum van het vonnis van faillietverklaring de rechtbank verzoeken om uitspraak te doen over de bevrijding van deze laatsten.
Er wordt gehandeld zoals bepaald in het derde en vierde lid. »
Art. 8.Artikel 81 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 4 september 2002, waarvan het 1° vernietigd is bij arrest nr. 114/2004 van het Arbitragehof van 30 juni 2004, en waarvan het 2° vernietigd is bij arrest nr. 28/2004 van het Arbitragehof van 11 februari 2004, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 81.De gefailleerde rechtspersoon kan niet verschoonbaar worden verklaard. »
Art. 9.Artikel 82, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 4 september 2002, wordt vervangen als volgt : « Indien de gefailleerde verschoonbaar wordt verklaard, kan hij niet meer vervolgd worden door zijn schuldeisers. »
Art. 10.Voor de lopende faillissementen die nog niet afgesloten zijn op het moment dat deze wet in werking treedt, gelden de volgende overgangsbepalingen : 1° de schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerstelling dient binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet bij de griffie van de rechtbank van koophandel een bijkomende verklaring in met vermelding van de naam, voornaam en het adres van de persoonlijke zekersteller.Bij gebrek hieraan is die zekersteller bevrijd; 2° de curator verwittigt, na het vooraf horen van de gefailleerde, de persoonlijke zekersteller zodra die bekend is, en uiterlijk binnen vier maanden na de inwerkingtreding van deze wet, per aangetekende brief tegen ontvangstmelding, waarin de tekst van de artikelen 72bis, 72ter en 80 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 is opgenomen;3° de verklaring van de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde voor de gefailleerde wordt, samen met de stukken bedoeld in artikel 72ter van dezelfde wet, ingediend bij de griffie van de rechtbank van koophandel, binnen vijf maanden na de inwerkingtreding van deze wet.Bij gebrek hieraan kan deze persoon niet worden bevrijd; 4° indien het vonnis van sluiting van de faillissementsverrichtingen uitgesproken wordt voor het verstrijken van de vijf maanden bedoeld bij 3°, zal de rechtbank, na het horen van de partijen in de zin van artikel 80, derde lid, van dezelfde wet, en het verstrijken van de termijn van vijf maanden bedoeld in 3°, binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet uitspraak doen over de bevrijding van de personen die de verklaring indienden die bewijst dat hun verbintenis niet in verhouding met hun inkomsten en hun patrimonium is. Tenzij hij zijn onvermogen frauduleus organiseerde, bevrijdt de rechtbank geheel of gedeeltelijk de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde voor de gefailleerde, wanneer zij vaststelt dat zijn verbintenis niet in verhouding met zijn inkomsten en zijn patrimonium is. HOOFDSTUK III. - Diverse fiscale bepalingen
Art. 11.Artikel 221 van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977, wordt aangevuld met een § 4, luidende : « § 4. In afwijking van § 1 wordt teruggave verleend van de verbeurd verklaarde goederen aan de persoon die eigenaar was van de goederen op het ogenblik van de inbeslagneming en die aantoont dat hij vreemd is aan het misdrijf.
In geval van teruggave blijven de eventuele kosten verbonden aan de inbeslagneming, de bewaring en het behoud van de goederen ten laste van de eigenaar. »
Art. 12.Artikel 222 van dezelfde wet wordt aangevuld met een § 4, luidende : « § 4. In afwijking van § 1 worden de vervoermiddelen niet verbeurd verklaard indien de eigenaar ervan aantoont dat hij vreemd is aan het misdrijf.
In het geval dat de vervoermiddelen niet verbeurd verklaard worden, blijven de eventuele kosten verbonden aan de inbeslagneming, de bewaring en het behoud van de in § 1 bedoelde vervoermiddelen ten laste van de eigenaar. »
Art. 13.Artikel 265 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 december 1993, wordt vervangen als volgt : «
Art. 265.De natuurlijke personen of de rechtspersonen zijn burgerlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de geldboeten en kosten die het gevolg zijn van de veroordelingen die ingevolge de wetten inzake douane en accijnzen tegen hun gemachtigden of bestuurders, zaakvoerders of vereffenaars zijn uitgesproken wegens misdrijven die zij in die hoedanigheid hebben begaan. »
Art. 14.In artikel 1 van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken, samengeordend op 3 april 1953, vervangen bij de wet van 6 juli 1967, worden de woorden « Mogen, hetzij zelf, » vervangen door de woorden « Onverminderd artikel 634, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, mogen, hetzij zelf, ».
Art. 15.In artikel 2 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 6 juli 1967, worden de woorden « Mogen op generlei wijze » vervangen door de woorden « Onverminderd artikel 634, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, mogen op generlei wijze ».
Art. 16.In artikel 11 van de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1998 en 17 mei 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de §§ 1 en 2 worden de woorden « Mogen geen » telkens vervangen door de woorden « Onverminderd artikel 634, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, mogen geen ».2° in § 3 worden de woorden « De in § 1, 2° tot 7°, vermelde personen mogen » vervangen door de woorden « Onverminderd artikel 634, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, mogen de in § 1, 2° tot 7°, vermelde personen ».
Art. 17.In artikel 12 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 mei 2004, worden de woorden « Rechtspersonen mogen » vervangen door de woorden « Onverminderd artikel 634, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, mogen rechtspersonen ».
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 20 juli 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE Met 's Lands zegel gezegeld : Voor de Minister van Justitie, afwezig : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT _______ Nota's (1) Kamer van volksvertegenwoordigers. Stukken : Doc 51 1811/(2004/2005) : 001 : Wetsontwerp. 002 : Amendement. 003 : Verslag. 004 tot 006 : Amendementen. 007 : Verslag. 008 : Tekst aangenomen door de commissies. 009 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag : 7 juli 2005.
Senaat.
Stukken : 3-1299 - 2004/2005 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.