gepubliceerd op 10 augustus 2006
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 26 juni 2006 in zake V. Letesson tegen de NV Fortis Bank, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 30 « Schenden de artikelen 72bis, 72ter en 80 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals gew(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 26 juni 2006 in zake V. Letesson tegen de NV Fortis Bank, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 30 juni 2006, heeft de Rechtbank van Koophandel te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 72bis, 72ter en 80 van de faillissementswet van 8 augustus 1997, zoals gewijzigd bij met name de wet van 2 september 2002 en de wet van 20 juli 2005, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in die zin geïnterpreteerd dat een persoon, zaakvoerder, aandeelhouder of bestuurder van een handelsvennootschap die zich persoonlijk zeker heeft gesteld voor de verbintenissen van die laatstgenoemde, geen kosteloze zekerheid zou zijn en de bevrijding van zijn verbintenissen niet zou kunnen genieten, terwijl de gefailleerde natuurlijke persoon die zich, wat het vermogen en de inkomsten betreft, in dezelfde toestand bevindt, zowel vóór als na het faillissement, van zijn kant in beginsel de verschoonbaarheid zou genieten die hem van de vorderingen van de schuldeisers zou bevrijden ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4020 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.