gepubliceerd op 09 maart 2005
Wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles
20 JULI 2004. - Wet betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Deze wet heeft inzonderheid de gedeeltelijke omzetting tot doel van Richtlijn 2001/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 januari 2002 tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen, en de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2001/108/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 januari 2002 tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), betreffende beleggingen van icbe's.
Art. 3.Voor de toepassing van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, wordt verstaan onder : 1° « openbaar aanbod » : a) elk openbaar aanbod tot verkoop, elke openbare verkoop of elk openbaar aanbod tot inschrijving;b) de toelating tot de verhandeling op een georganiseerde markt die voor het publiek toegankelijk is;c) onder de door de Koning bepaalde voorwaarden, elk openbaar voorstel of reclame om informatie of raad te verstrekken of de vraag hiernaar uit te lokken, in verband met al dan niet reeds gecreëerde effecten die het voorwerp uitmaken of zullen uitmaken van een al dan niet openbaar aanbod, tenzij deze informatie of raad slaat op effecten die in België regelmatig openbaar werden of worden aangeboden of waarvan vaststaat dat ze in België regelmatig openbaar zullen worden aangeboden;2° « bieder » : diegene die een openbaar aanbod verricht of diegene die, wat het openbaar aanbod betreft als bedoeld in artikel 3, 1°, b), een aanvraag indient om toelating tot de verhandeling;3° « effecten van een instelling voor collectieve belegging » : a) de rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging, en b) de overige financiële instrumenten die een instelling voor collectieve belegging in voorkomend geval gerechtigd is uit te geven, rekening houdend met de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor zij heeft geopteerd conform artikel 7;4° « rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging » : a) de aandelen van een beleggingsvennootschap, en b) de effecten ter vertegenwoordiging van de onverdeelde rechten in een gemeenschappelijk beleggingsfonds;5° « deelnemers » : de houders van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging;6° « georganiseerde markt » : een secundaire markt voor financiële instrumenten die georganiseerd is door een marktonderneming waarvan de maatschappelijke zetel in België of in het buitenland gevestigd is;7° « gereglementeerde markt » : elke Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 2, 3°, 5° of 6° van de wet van 2 augustus 2002;8° « collectief beheer van portefeuilles van instellingen voor collectieve belegging » : de uitoefening door een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, ongeacht of zij door de betrokken vennootschap worden verricht in de hoedanigheid van beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aangesteld door een instelling voor collectieve belegging, of op grond van een lastgevingsovereenkomst of een aannemingsovereenkomst afgesloten met een instelling voor collectieve belegging conform artikel 41;9° « beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging » : a) het beheer van de beleggingsportefeuille van de instelling voor collectieve belegging;b) de administratie van de instelling voor collectieve belegging, waaronder : i) de werkzaamheden van boekhoudkundig beheer van de instelling voor collectieve belegging, waaronder het opmaken en openbaar maken van de jaarrekening; ii) het op verzoek verstrekken van inlichtingen aan de deelnemers in de instelling voor collectieve belegging; iii) de waardering van de portefeuille en de bepaling van de waarde van de effecten van de instelling voor collectieve belegging (met inbegrip van de fiscale aspecten); iv) het toezicht op de naleving van de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen voor de instelling voor collectieve belegging; v) het bijhouden van het register van de houders van effecten op naam; vi) de bestemming van de inkomsten voor de verschillende categorieën van effecten en types van rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging; vii) de uitgifte en de inkoop van rechten van deelneming van de instelling voor collectieve belegging; viii) de afwikkeling van de contracten, met inbegrip van de verzending van de effecten van de instelling voor collectieve belegging; ix) de registratie van de verrichtingen en de bewaring van de desbetreffende stukken; c) de verhandeling van de effecten van de instelling voor collectieve belegging;10° « beleggingsdiensten » : a) individueel portefeuillebeheer : het per cliënt op discretionaire basis beheren van beleggingsportefeuilles op grond van een door de cliënten gegeven opdracht, voorzover die portefeuilles een of meer financiële instrumenten bevatten als bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002;b) beleggingsadvies voor een of meer financiële instrumenten als bedoeld in artikel 2, 1°, van de wet van 2 augustus 2002;11° « beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aangesteld door een instelling voor collectieve belegging » : de beheervennootschap die het beheer waarneemt van een gemeenschappelijk beleggingsfonds conform artikel 11, § 1, of de beheervennootschap die is aangesteld door een beleggingsvennootschap conform artikel 43;12° « instelling voor collectieve belegging beheerd door een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging » : tenzij anders is bepaald, een instelling voor collectieve belegging waarvoor de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging beheertaken uitoefent als bedoeld in artikel 3, 9°, hetzij in de hoedanigheid van beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die is aangesteld door de instelling voor collectieve belegging, hetzij op grond van een lastgevingsovereenkomst of een aannemingsovereenkomst die is afgesloten met de instelling voor collectieve belegging;13° « cliënten van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging » : de beleggers, inclusief de voorzorgsinstellingen als bedoeld in artikel 2, § 3, 6°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, waarvoor de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging beleggingsdiensten van individueel portefeuillebeheer verricht of beleggingsadvies verstrekt;14° « verhandeling van effecten van instellingen voor collectieve belegging » : het openbaar aanbod tot verkoop van, de openbare verkoop van of het openbaar aanbod tot inschrijving op effecten van instellingen voor collectieve belegging voor rekening van een instelling voor collectieve belegging, waaronder het inontvangstnemen en doorgeven van orders voor effecten van de betrokken instelling voor collectieve belegging;15° « eigen vermogen » : het eigen vermogen in de zin van de definitie vervat in het reglement genomen ter uitvoering van artikel 158;16° « nauwe banden » : a) een situatie waarin een deelnemingsverhouding bestaat, of b) een situatie waarin de ondernemingen, verbonden ondernemingen zijn, of c) een band van dezelfde aard als bedoeld in bovenstaande litterae a) en b) tussen een natuurlijk en een rechtspersoon;17° « controle, deelneming, deelnemingsverhouding, moederonderneming, dochteronderneming en verbonden onderneming » : deze begrippen in de zin van de definitie die ervan is gegeven in de uitvoeringsbesluiten van artikel 185;18° « bijkantoor van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging » : een bedrijfszetel die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en die rechtstreeks alle of een deel van de werkzaamheden uitoefent die zijn toegelaten op grond van de vergunning van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;verschillende bedrijfszetels in eenzelfde Staat van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging met maatschappelijke zetel in een andere Staat, worden beschouwd als één enkel bijkantoor; 19° « Lid-Staat van ontvangst van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging » : de lid-Staat van de Europese Economische Ruimte, met uitzondering van België, op het grondgebied waarvan een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht haar werkzaamheden uitoefent via de vestiging van een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten;20° « kredietinstelling » : elke instelling als bedoeld in Titel II tot en met IV van de wet van 22 maart 1993;21° « financiële instelling » : elke onderneming als bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 22 maart 1993;22° « beleggingsonderneming » : elke onderneming als bedoeld in Boek II, Titel II tot en met IV, van de wet van 6 april 1995;23° « wet van 22 maart 1993 » : de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;24° « wet van 6 april 1995 » : de wet van 6 april 1995.inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs; 25° « wet van 2 augustus 2002 » : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;26° « Richtlijn 85/611/EEG » : de Richtlijn van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), als gewijzigd door Richtlijn 2001/107/ EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 januari 2002 tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen, en als gewijzigd bij Richtlijn 2001/108/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 januari 2002 tot wijziging van richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), betreffende beleggingen van icbe's;27° « Richtlijn 93/22/EEG » : de Richtlijn van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten;28° « CBFA » : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, bedoeld in artikel 44.van de wet van 2 augustus 2002; 29° « open raadpleging » : de procedure die is vastgelegd in artikel 2, 18°, van de wet van 2 augustus 2002. DEEL II. - INSTELLINGEN VOOR COLLECTIEVE BELEGGING BOEK I. - TOEPASSINGSGEBIED
Art. 4.De bepalingen van dit deel gelden voor : 1° de hierna opgesomde Belgische instellingen met als doel de collectieve belegging van financiële middelen : a) i) de instellingen die hun financiële middelen in België of in het buitenland aantrekken via een openbaar aanbod van rechten van deelneming; ii) de instellingen die hun financiële middelen in België of in het buitenland gedeeltelijk aantrekken via een openbaar aanbod van effecten; hierna « openbare instellingen voor collectieve belegging » genoemd; b) de instellingen die hun financiële middelen in België of in het buitenland uitsluitend aantrekken bij institutionele of professionele beleggers die voor eigen rekening handelen, en waarvan de effecten uitsluitend door dergelijke beleggers kunnen worden verworven, hierna « institutionele instellingen voor collectieve belegging » genoemd;c) de instellingen die hun financiële middelen in België of in het buitenland uitsluitend aantrekken bij private beleggers die voor eigen rekening handelen, en waarvan de effecten uitsluitend kunnen worden verworven door dergelijke beleggers dan wel door andere beleggers in de door de Koning bepaalde omstandigheden, hierna « private instellingen voor collectieve belegging » genoemd;2° de buitenlandse instellingen met als doel de collectieve belegging van financiële middelen, wanneer hun effecten het voorwerp uitmaken van een openbaar aanbod in België. Voor de toepassing van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, worden deze instellingen « instellingen voor collectieve belegging » genoemd.
Art. 5.Voor de toepassing van artikel 3, 1°, b), kan de Koning het begrip « publiek » definiëren.
Voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, 1°, a) en 2°, kan de Koning de criteria vastleggen van het openbaar karakter van de in artikel 3, 1°, bedoelde verrichtingen.
Deze criteria kunnen verschillen naargelang van de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor een instelling voor collectieve belegging kan opteren conform artikel 7.
Voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, 1°, b), kan de Koning definiëren wat dient te worden verstaan onder institutionele of professionele beleggers.
Voor de toepassing van artikel 4, eerste lid, 1°, c), kan de Koning : 1° definiëren wat dient te worden verstaan onder private beleggers;2° vaststellen onder welke voorwaarden en volgens welke regels de private beleggers effecten kunnen overdragen die zijn uitgegeven door een private instelling voor collectieve belegging. BOEK II. - INSTELLINGEN VOOR COLLECTIEVE BELEGGING NAAR BELGISCH RECHT TITEL I. - Gemeenschappelijke bepalingen voor alle instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht
Art. 6.De instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht behoren tot één van de volgende drie categorieën : 1° de instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die geregeld zijn bij overeenkomst (gemeenschappelijk beleggingsfonds met een veranderlijk aantal rechten van deelneming) of bij statuten (beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal);2° de instellingen voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming die geregeld zijn bij overeenkomst (gemeenschappelijk beleggingsfonds met een vast aantal rechten van deelneming) of bij statuten (beleggingsvennootschap met vast kapitaal);3° de instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen die geregeld zijn bij overeenkomst (gemeenschappelijk fonds voor belegging in schuldvorderingen) of bij statuten (vennootschap voor belegging in schuldvorderingen).
Art. 7.Elke instelling voor collectieve belegging moet voor de belegging van de financiële middelen die zij inzamelt, opteren voor één van de hierna opgesomde categorieën van toegelaten beleggingen : 1° beleggingen die voldoen aan de voorwaarden van richtlijn 85/611/EEG;2° financiële instrumenten en liquide middelen;3° grondstoffen, opties en termijncontracten op grondstoffen;4° opties en termijncontracten op effecten, deviezen en beursindexcontracten;5° vastgoed;6° hoogrisicodragend kapitaal;7° schuldvorderingen in het bezit van derden en overgedragen aan de instelling voor collectieve belegging bij een overdrachtsovereenkomst onder de voorwaarden en volgens de regels die door de Koning zijn vastgesteld;8° financiële instrumenten die zijn uitgegeven door niet-genoteerde vennootschappen;9° andere door de Koning toegelaten beleggingen. De Koning definieert de in het eerste lid opgesomde categorieën van toegelaten beleggingen bij besluit genomen na advies van de CBFA.
Art. 8.§ 1. De netto-opbrengsten van het gemeenschappelijk beleggingsfonds of van de beleggingsvennootschap worden vastgesteld en uitgekeerd of gekapitaliseerd conform het beheerreglement of de statuten. § 2. Alle deelnemers hebben gelijke rechten; er mogen geen verschillende categorieën van rechten van deelneming worden gecreëerd, tenzij : 1° het beheerreglement of de statuten bepalen dat twee types van rechten van deelneming kunnen worden gecreëerd, waarbij de netto-opbrengst voor het ene type wordt uitgekeerd en voor het andere type wordt gekapitaliseerd;2° de statuten van een beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal, conform de criteria en voorwaarden die door de Koning zijn vastgesteld bij besluit genomen na advies van de CBFA, bepalen dat verschillende categorieën van aandelen kunnen worden gecreëerd die in verschillende munten zijn uitgedrukt of waarop verschillende kosten of verschillende provisies van toepassing zijn, met dien verstande dat er geen onderscheid mogelijk is wat de deelname betreft in het resultaat van de portefeuille van de beleggingsvennootschap of van het compartiment;de akte tot vaststelling van het besluit van de raad van bestuur om, met toepassing van een dergelijke statutaire bepaling, een nieuwe categorie van aandelen te creëren, wijzigt de statuten; 3° de statuten van een beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal of van een beleggingsvennootschap in schuldvorderingen bepalen dat verschillende categorieën van aandelen kunnen worden gecreëerd overeenkomstig artikel 16 of 26;4° in de statuten van een beleggingsvennootschap met vast kapitaal verschillende categorieën van aandelen zijn gecreëerd;5° in het beheerreglement van een fonds voor belegging in schuldvorderingen of in de statuten van een vennootschap voor belegging in schuldvorderingen, verschillende categorieën van rechten van deelneming zijn gecreëerd.Het reglement of de statuten bepalen de wijze van verdeling over de verschillende categorieën van rechten van deelneming, van de bedragen die betaald zijn door de schuldenaars van schuldvorderingen die de schuldvorderingsportefeuille vormen.
Het reglement of de statuten kunnen in preferente rechten van deelneming voorzien. § 3. De statuten van een vennootschap voor belegging in schuldvorderingen bepalen dat de winst van de vennootschap wordt uitgekeerd of wordt gereserveerd voor latere uitkering of voor de dekking van risico's van tekortkomingen in de betalingen van de schuldvorderingen.
Art. 9.Elke instelling voor collectieve belegging wordt bestuurd of beheerd volgens het beginsel van de risicospreiding, in het uitsluitende belang van de houders van effecten die zijn uitgegeven door de instelling voor collectieve belegging en op zodanige wijze dat een autonoom beheer van de instelling is verzekerd.
TITEL II. - Openbare instellingen voor collectieve belegging HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Openbare instellingen voor collectieve belegging
met een veranderlijk aantal rechten van deelneming
Art. 10.Onder openbare instelling voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming wordt verstaan, een instelling : 1° met als uitsluitend doel de collectieve belegging in één van de in artikel 7, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 4° en 9°, bedoelde categorieën van toegelaten beleggingen waarvoor een markt bestaat, overeenkomstig de bepalingen van deze wet, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen en haar beheerreglement of statuten;2° waarvan de financiële middelen worden aangetrokken via een openbaar aanbod van al dan niet verhandelbare rechten van deelneming;3° waarvan de rechten van deelneming, op verzoek van de deelnemers, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten laste van haar activa worden ingekocht of terugbetaald tegen een prijs die wordt berekend op basis van de inventariswaarde. Met dergelijke inkopen of terugbetalingen wordt ieder handelen gelijkgesteld van de instelling om te voorkomen dat de waarde van haar rechten van deelneming die zijn toegelaten tot de verhandeling op een georganiseerde markt, aanzienlijk zou afwijken van de inventariswaarde.
Art. 11.§ 1. Onder gemeenschappelijk beleggingsfonds wordt verstaan, het onverdeeld vermogen dat een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging beheert voor rekening van de deelnemers van wie de rechten zijn vertegenwoordigd door op naam of aan toonder gestelde rechten van deelneming of, onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden, door gedematerialiseerde rechten van deelneming.
De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet de bepalingen naleven van dit deel en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen met betrekking tot een gemeenschappelijk beleggingsfonds. § 2. Een gemeenschappelijk beleggingsfonds wordt als Belgisch beschouwd wanneer de statutaire zetel en het hoofdbestuur van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in België gevestigd zijn. § 3. Elk gemeenschappelijk beleggingsfonds met een veranderlijk aantal rechten van deelneming heeft een eigen naam; ofwel bevat deze naam de woorden « openbaar gemeenschappelijk beleggingsfonds naar Belgisch recht met een veranderlijk aantal rechten van deelneming » of « openbaar open fonds naar Belgisch recht », ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op zijn naam. Indien uit deze naam niet blijkt voor welke categorie van toegelaten beleggingen het fonds overeenkomstig artikel 7, eerste lid, heeft geopteerd, moet de aanduiding van die categorie altijd onmiddellijk volgen op zijn naam. § 4. De deelnemers in een gemeenschappelijk beleggingsfonds zijn tot de schulden van het fonds slechts gehouden ten belope van het netto-actief van het fonds en pro rata van hun deelneming.
De schuldeisers van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of van de deelnemers hebben geen verhaal op de activa van het fonds die slechts tot waarborg strekken voor schulden, verbintenissen en verplichtingen die in overeenstemming met de doelomschrijving in het beheerreglement ten laste kunnen worden gebracht van de activa van het fonds.
De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging vertegenwoordigt het gemeenschappelijk beleggingsfonds en zijn deelnemers jegens derden en kan, in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald in het beheerreglement, de deelnemers in rechte vertegenwoordigen zonder de identiteit van de deelnemers kenbaar te maken.
Art. 12.Het beheerreglement bevat de bepalingen waarin het doel van het gemeenschappelijk beleggingsfonds is vastgesteld, de bijzondere beheer- of bestuursregels die hierop van toepassing zijn en de respectieve rechten en plichten van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, de bewaarder en de deelnemers.
Het beheerreglement mag worden gewijzigd bij beslissing van de algemene vergadering van deelnemers.
Het beheerreglement bepaalt in welke gevallen en onder welke voorwaarden de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging bevoegd is om de stemrechten uit te oefenen die verbonden zijn aan de financiële instrumenten in het gemeenschappelijk beleggingsfonds.
Art. 13.§ 1. Ieder jaar moet ten minste één algemene vergadering van de deelnemers van een gemeenschappelijk beleggingsfonds worden gehouden op plaats, dag en uur als vastgelegd in het beheerreglement.
De algemene vergadering hoort het jaarverslag en het verslag van de commissarissen over de jaarrekening en behandelt de jaarrekening van het gemeenschappelijk beleggingsfonds. De algemene vergadering beslist over de goedkeuring van de jaarrekening, inclusief over de bestemming van het resultaat van het gemeenschappelijk beleggingsfonds. § 2. De raad van bestuur van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en de commissaris van het gemeenschappelijk beleggingsfonds kunnen een algemene vergadering van de deelnemers in een gemeenschappelijk beleggingsfonds bijeenroepen.
Zij moeten deze algemene vergadering bijeenroepen : 1° op verzoek van de deelnemers die één vijfde van het bedrag van de in omloop zijnde rechten van deelneming vertegenwoordigen en die het bezit ervan sinds drie maanden kunnen bewijzen, om te beslissen over de vervanging van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;2° voor elke beslissing tot wijziging van het beheerreglement, tot wijziging van de categorie van toegelaten beleggingen, tot inbreng van de activa van het gemeenschappelijk beleggingsfonds in een andere instelling voor collectieve belegging of tot vereffening van het gemeenschappelijk beleggingsfonds;3° telkens als het beheerreglement van het gemeenschappelijk beleggingsfonds in een bijeenroeping van de algemene vergadering van deelnemers voorziet;4° teneinde een bedrijfsrevisor aan te stellen om de functie van commissaris van het gemeenschappelijk beleggingsfonds waar te nemen conform artikel 83. § 3. De wijze van bijeenroeping, beraadslaging en besluitvorming van de algemene vergadering van deelnemers wordt geregeld in het beheerreglement alsook de terbeschikkingstelling van het jaarverslag, van het verslag van de commissarissen en van de jaarrekening aan de deelnemers van het gemeenschappelijk beleggingsfonds. § 4. In de gevallen bedoeld in § 2, tweede lid, kan de algemene vergadering van deelnemers enkel op geldige wijze beraadslagen en beslissen indien de aanwezige deelnemers ten minste de helft vertegenwoordigen van het aantal in omloop zijnde rechten van deelneming.
Is deze voorwaarde niet vervuld, dan is een nieuwe bijeenroeping nodig en beraadslaagt en beslist de nieuwe vergadering op geldige wijze ongeacht het aantal rechten van deelneming in omloop dat door de aanwezige deelnemers wordt vertegenwoordigd.
Art. 14.Onder beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal, « Bevek » genoemd, wordt een instelling voor collectieve belegging verstaan die is opgericht als naamloze vennootschap of als commanditaire vennootschap op aandelen en waarvan het kapitaal, zonder wijziging van de statuten, verandert naargelang zij nieuwe aandelen uitgeeft of haar eigen aandelen inkoopt.
Een Bevek mag geen andere werkzaamheden verrichten dan die omschreven in artikel 4, eerste lid, 1°, a), i), en zij mag geen andere activa bezitten dan die welke noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van haar statutair doel.
Art. 15.§ 1. De Bevek is onderworpen aan het Wetboek van vennootschappen voorzover daarvan niet wordt afgeweken door deze Titel. § 2. In afwijking van artikel 78 van het Wetboek van vennootschappen bevat de naam van de Bevek en alle stukken die van haar uitgaan, de woorden « openbare beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal naar Belgisch recht » of « openbare Bevek naar Belgisch recht » ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op haar naam. Indien uit deze naam niet blijkt voor welke categorie van toegelaten beleggingen zij overeenkomstig artikel 7, eerste lid, heeft geopteerd, moet de aanduiding van die categorie altijd onmiddellijk volgen op haar naam. § 3. Het maatschappelijk kapitaal is steeds gelijk aan de waarde van het netto-actief. Het mag niet minder bedragen dan 1.200.000 euro.
Voor de toepassing van artikel 634 van het Wetboek van vennootschappen wordt onder minimumkapitaal het in deze paragraaf voorgeschreven bedrag verstaan. § 4. Elke inbreng gebeurt in geld. Deze bepaling is niet van toepassing in geval van inbreng van de activa van een op de lijst ingeschreven instelling voor collectieve belegging of in geval van inbreng van de korf van de samenstellende effecten van een index, wanneer in de statuten van de instelling voor collectieve belegging bepaald is dat haar beleggingsbeleid gericht is op het volgen van een bepaalde effectenindex. § 5. De aandelen moeten vanaf de inschrijving zijn volgestort; zij vermelden geen nominale waarde.
Er kunnen geen aandelen worden uitgegeven die het kapitaal niet vertegenwoordigen. § 6. De artikelen 78, 79, eerste lid, 141, 439, 440 tot 443, 445 tot 448, 453, eerste lid, 1°, 458, 460, eerste lid, 463, derde lid, 465, derde lid, 466, vierde lid, 476, 477, 479, 483, 484, 505, 506, 508, 509, 542, 557, 559, 560, 581, 582 tot 590, 592 tot 607, 612 tot 617, 619 tot 628, van het Wetboek van vennootschappen zijn niet van toepassing.
In afwijking van het eerste lid is artikel 560 van het Wetboek van vennootschappen van toepassing in het in artikel 8, § 2, 2°, bedoelde geval.
Art. 16.§ 1. De statuten van de Bevek die heeft geopteerd voor de categorieën van toegelaten beleggingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1° of 2°, kunnen de raad van bestuur machtigen om verschillende categorieën van aandelen te creëren, waarbij elke categorie overeenstemt met een afzonderlijk gedeelte of compartiment van het vermogen. In dat geval wordt voor elk compartiment dat wordt gecreëerd, een openbaar aanbod verricht van de categorie van aandelen die het betrokken gedeelte van het vermogen vertegenwoordigen.
De akte tot vaststelling van het besluit van de raad van bestuur om een nieuwe categorie van aandelen te creëren, wijzigt de statuten. § 2. In de statuten wordt, met inachtneming van de gelijkheid van de aandeelhouders, de wijze bepaald waarop de kosten worden toegerekend aan de gehele vennootschap en per compartiment, alsook de wijze waarop de algemene vergadering het stemrecht uitoefent, de jaarrekening goedkeurt en kwijting verleent aan de bestuurders en de commissarissen. § 3. In geval van ontbinding, vereffening of herstructurering van compartimenten zijn de bepalingen van Boek IV, Titel IX of Boek XI van het Wetboek van vennootschappen naar analogie van toepassing op de compartimenten.
Elk compartiment van een Bevek wordt afzonderlijk vereffend, zonder dat een dergelijke vereffening leidt tot de vereffening van een ander compartiment. Enkel de vereffening van het laatste compartiment leidt tot de vereffening van de Bevek. § 4. De rechten van de deelnemers en schuldeisers met betrekking tot een compartiment of die zijn ontstaan naar aanleiding van de oprichting, de werking of de vereffening van een compartiment, zijn beperkt tot de activa van dat compartiment.
Als er verschillende compartimenten in het vermogen zijn ingericht, wordt ten aanzien van de tegenpartij elke verbintenis of verrichting op een niet mis te verstane wijze toegerekend aan één of meer compartimenten. Artikel 528, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen is van toepassing op de overtredingen van deze bepaling.
In afwijking van de artikelen 7 en 8 van de hypotheekwet van 16 december 1851 strekken de activa van een bepaald compartiment exclusief tot waarborg voor de rechten van de deelnemers met betrekking tot dit compartiment en de schuldeisers van wie de vorderingen zijn ontstaan naar aanleiding van de oprichting, de werking of de vereffening van dit compartiment.
De regels inzake gerechtelijk akkoord en faillissement worden toegepast per compartiment zonder dat een dergelijk gerechtelijk akkoord of faillissement van rechtswege het gerechtelijk akkoord of het faillissement van de andere compartimenten of van de beleggingsvennootschap tot gevolg kan hebben. Schuldeisers kunnen hun rechten om de ontbinding, de vereffening of het faillissement van de compartimenten of van de beleggingsvennootschap zelf te vorderen, contractueel beperken of er afstand van doen. Afdeling II. - Openbare instellingen voor collectieve belegging
met een vast aantal rechten van deelneming
Art. 17.Onder openbare instelling voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming wordt verstaan, een instelling voor collectieve belegging : 1° met als uitsluitend doel de collectieve belegging in één van de in artikel 7, eerste lid, 2° tot 6° en 9°, bedoelde categorieën van toegelaten beleggingen overeenkomstig de bepalingen van deze wet, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen en haar beheerreglement of statuten;2° waarvan de financiële middelen worden aangetrokken via een openbaar aanbod van al dan niet verhandelbare rechten van deelneming;3° waarvan de rechten van deelneming niet worden ingekocht op verzoek van de deelnemers ten laste van haar activa.
Art. 18.§ 1. Artikel 11, §§ 1, 2 en 4, en de artikelen 12 en 13. zijn van toepassing op het gemeenschappelijk beleggingsfonds met een vast aantal rechten van deelneming. § 2. Elk gemeenschappelijk beleggingsfonds met een vast aantal rechten van deelneming heeft een eigen naam; ofwel bevat deze naam de woorden « openbaar gemeenschappelijk beleggingsfonds naar Belgisch recht met een vast aantal rechten van deelneming » of « openbaar besloten fonds naar Belgisch recht », ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op zijn naam. Indien uit deze naam niet blijkt voor welke categorie van toegelaten beleggingen het fonds overeenkomstig artikel 7, eerste lid heeft geopteerd, moet de aanduiding van die categorie altijd onmiddellijk volgen op zijn naam. § 3. Wanneer nieuwe rechten van deelneming worden uitgegeven tegen een inbreng in geld, moeten zij vooraf worden aangeboden aan de houders van eerder uitgegeven rechten van deelneming.
Art. 19.Onder beleggingsvennootschap met vast kapitaal, « Bevak » genoemd, wordt een instelling voor collectieve belegging verstaan die is opgericht als naamloze vennootschap of als commanditaire vennootschap op aandelen.
Een Bevak mag geen andere werkzaamheden verrichten dan omschreven in artikel 4, eerste lid, 1°, a), i), en zij mag geen andere activa bezitten dan die welke noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van haar statutair doel.
Art. 20.§ 1. De Bevak is onderworpen aan het Wetboek van vennootschappen voorzover daarvan niet wordt afgeweken door deze Titel. § 2. In afwijking van artikel 78 van het Wetboek van vennootschappen bevatten de naam van de Bevak en alle stukken die van haar uitgaan, de woorden « openbare beleggingsvennootschap met vast kapitaal naar Belgisch recht » of « openbare Bevak naar Belgisch recht », ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op haar naam. Indien uit deze naam niet blijkt voor welke categorie van toegelaten beleggingen zij overeenkomstig artikel 7, eerste lid heeft geopteerd, moet de aanduiding van die categorie altijd onmiddellijk volgen op haar naam. § 3. Het maatschappelijk kapitaal mag niet minder bedragen dan 1.200.000 euro. Het moet zijn volgestort. Voor de toepassing van artikel 634 van het Wetboek van vennootschappen wordt onder minimumkapitaal het in deze paragraaf voorgeschreven bedrag verstaan. § 4. De artikelen 439, 440, 448, 477, 559 en 616 van het Wetboek van vennootschappen zijn niet van toepassing. Afdeling III. - Openbare instellingen
voor collectieve belegging in schuldvorderingen
Art. 21.Onder openbare instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen wordt verstaan, een instelling : 1° met als uitsluitend doel de collectieve belegging in de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 7, eerste lid, 7°, overeenkomstig de bepalingen van dit deel, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen en haar beheerreglement of statuten;2° waarvan de financiële middelen gedeeltelijk worden aangetrokken via een openbaar aanbod van al dan niet verhandelbare effecten;3° waarvan de rechten van deelneming niet worden ingekocht op verzoek van de deelnemers ten laste van haar activa.
Art. 22.De instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen kan de oorspronkelijke overdrager van de schuldvorderingen volgens de bij overeenkomst bepaalde nadere regels, opdracht geven de schuldvorderingen te innen en andere taken te verrichten die verband houden met het behoud en de uitvoering van met de schuldvorderingen verbonden accessoire rechten.
Dit doet geen afbreuk aan de delegatie van de in dit lid bedoelde taken door de oorspronkelijke overdrager van de schuldvorderingen aan een derde entiteit die gespecialiseerd is in dit type van beheer, op voorwaarde dat de oorspronkelijke overdrager van de schuldvorderingen onderworpen is aan prudentieel toezicht en dat die delegatie in overeenstemming is met de prudentiële regels en normen terzake. De oorspronkelijke overdragers die een institutioneel vergelijkbaar statuut hebben en op organisatorisch vlak homogeen zijn, en die eenzelfde portefeuille van schuldvorderingen tot stand gebracht hebben die toegekend zijn volgens gelijkwaardige criteria, worden voor de toepassing van dit lid als de oorspronkelijke overdrager beschouwd.
In geval een schuldvordering wordt overgedragen aan of door een instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen in de zin van deze wet, zijn de artikelen 1328 van het Burgerlijk Wetboek en 26 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet en artikel 8 van Hoofdstuk II, Titel I van Boek II van het Wetboek van Koophandel en de artikelen 18 en 20 van de wet van 15 april 1884 betreffende de landbouwleningen, niet van toepassing op deze overdracht. Dezelfde bepalingen zijn niet van toepassing op een inpandgeving van een schuldvordering aan of door een instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen in de zin van deze wet.
Wanneer schuldvorderingen worden overgedragen aan of door een instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen in de zin van deze wet, dan verwerft de overnemer door de loutere naleving van de voorschriften van Boek III, Titel VI, Hoofdstuk VIII van het Burgerlijk Wetboek alle rechten in verzekeringsovereenkomsten die de cedent bezit als waarborg voor de overgedragen schuldvorderingen. Een inpandgeving van diezelfde rechten aan of door een instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen geschiedt door de loutere naleving van de voorschriften van Boek III, Titel XVII van het Burgerlijk Wetboek of van Titel VI, Boek I van het Wetboek van Koophandel.
Art. 23.§ 1. Artikel 11, §§ 1, 2 en 4, artikel 12, eerste en tweede lid, artikel 13 en artikel 18, § 3, zijn van toepassing op de gemeenschappelijke fondsen voor belegging in schuldvorderingen. § 2. Elk gemeenschappelijk fonds voor belegging in schuldvorderingen heeft een eigen naam; ofwel bevat deze naam de woorden « openbaar gemeenschappelijk fonds voor belegging in schuldvorderingen naar Belgisch recht », ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op zijn naam.
Art. 24.Onder vennootschap voor belegging in schuldvorderingen, « VBS » genoemd, wordt een instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen verstaan die is opgericht als naamloze vennootschap of als commanditaire vennootschap op aandelen.
Een VBS mag geen andere werkzaamheden verrichten dan die omschreven in artikel 4, eerste lid, 1°, a), ii, en zij mag geen andere activa bezitten dan die welke noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van haar statutair doel.
Art. 25.§ 1. De VBS is onderworpen aan het Wetboek van vennootschappen voorzover daarvan niet wordt afgeweken door deze Titel. § 2. In afwijking van artikel 78 van het Wetboek van vennootschappen, bevatten de naam van de VBS en alle stukken die van haar uitgaan, de woorden « openbare vennootschap voor belegging in schuldvorderingen naar Belgisch recht » of « openbare VBS naar Belgisch recht », ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op haar naam. § 3. De statuten bepalen het bedrag van het vast gedeelte van het maatschappelijk kapitaal.
Het bedrag bedoeld in het eerste lid mag niet kleiner zijn dan 61.500 euro en moet volgestort zijn.
Het kapitaal van de VBS is veranderlijk voor het gedeelte dat het bedrag van het vast gedeelte van het maatschappelijk kapitaal overtreft. Dit gedeelte van het kapitaal kan verminderd worden zonder wijziging van de statuten in functie van de aflossing van de schuldvorderingen volgens de modaliteiten voorzien in de statuten.
Ingeval de vennootschap, binnen de met toepassing van artikel 66 bepaalde grenzen, obligaties heeft uitgegeven of leningen heeft aangegaan, kan een kapitaalvermindering slechts plaatshebben voorzover de obligaties of leningen worden terugbetaald. § 4. De artikelen 439, 440, 441, 448, 477, 559 en 616 van het Wetboek van vennootschappen alsook de artikelen 613 en 614 van het Wetboek van vennootschappen, wat het veranderlijk gedeelte van het kapitaal betreft, zijn niet van toepassing op de VBS.
Art. 26.§ 1. De statuten van een VBS kunnen de raad van bestuur machtigen om verschillende categorieën van aandelen te creëren, waarbij elke categorie overeenstemt met een afzonderlijk gedeelte of compartiment van het vermogen. Artikel 560 van het Wetboek van vennootschappen is niet van toepassing.
Voor elk compartiment dat wordt gecreëerd, wordt een openbaar aanbod verricht van de categorie van aandelen die het betrokken gedeelte van het vermogen vertegenwoordigen en dit onverminderd artikel 21, 2°. Dit lid geldt niet voor de aandelen die het minimumkapitaal, bedoeld in artikel 25, § 3, tweede lid, vertegenwoordigen, op voorwaarde dat voor elk compartiment dat wordt gecreëerd het betrokken gedeelte van het patrimonium mede gefinancierd wordt door financiële middelen die gedeeltelijk worden aangetrokken via een openbaar aanbod van effecten.
De akte tot vaststelling van het besluit van de raad van bestuur om een nieuwe categorie van aandelen te creëren, wijzigt de statuten. § 2. In de statuten wordt, met inachtneming van de gelijkheid van de aandeelhouders, de wijze bepaald waarop de kosten worden toegerekend aan de gehele vennootschap en per compartiment, alsook de wijze waarop de algemene vergadering het stemrecht uitoefent, de jaarrekening goedkeurt en kwijting verleent aan de bestuurders en de commissarissen. § 3. In geval van ontbinding, vereffening of herstructurering van compartimenten zijn de bepalingen van Boek IV, Titel IX of Boek XI van het Wetboek van vennootschappen naar analogie van toepassing op de compartimenten.
Elk compartiment van een VBS wordt afzonderlijk vereffend, zonder dat een dergelijke vereffening leidt tot de vereffening van een ander compartiment. Enkel de vereffening van het laatste compartiment leidt tot de vereffening van de VBS. § 4. De rechten van de deelnemers en schuldeisers met betrekking tot een compartiment of die zijn ontstaan naar aanleiding van de oprichting, de werking of de vereffening van een compartiment, zijn beperkt tot de activa van dat compartiment.
Als er verschillende compartimenten in het vermogen zijn ingericht, wordt ten aanzien van de tegenpartij elke verbintenis of verrichting op een niet mis te verstane wijze toegerekend aan één of meer compartimenten. Artikel 528, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen is van toepassing op de overtredingen van deze bepaling.
In afwijking van de artikelen 7 en 8 van de hypotheekwet van 16 december 1851 strekken de activa van een bepaald compartiment exclusief tot waarborg voor de rechten van de deelnemers met betrekking tot dit compartiment en de schuldeisers van wie de vorderingen zijn ontstaan naar aanleiding van de oprichting, de werking of devereffening van dit compartiment.
De regels inzake gerechtelijk akkoord en faillissement worden toegepast per compartiment zonder dat een dergelijk gerechtelijk akkoord of faillissement van rechtswege het gerechtelijk akkoord of het faillissement van de andere compartimenten of van de beleggingsvennootschap tot gevolg kan hebben. Schuldeisers kunnen hun rechten om de ontbinding, de vereffening of het faillissement van de compartimenten of van de beleggingsvennootschap zelf te vorderen, contractueel beperken of er afstand van doen.
Art. 27.§ 1. De artikelen 568 tot 580 van het Wetboek van vennootschappen zijn, behoudens andersluidende bepaling in de uitgiftevoorwaarden, van toepassing op de houders van obligaties of andere schuldinstrumenten die zijn uitgegeven door een instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen.
Wanneer obligaties of andere schuldinstrumenten worden uitgegeven door een gemeenschappelijk fonds voor belegging in schuldvorderingen, worden de verplichtingen waartoe de uitgevende vennootschap of haar raad van bestuur gehouden zijn krachtens de voornoemde artikelen 568 tot 580, opgelegd aan de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van het fonds.
Voor de houders van schuldinstrumenten die behoren tot een zelfde uitgifte of tot een zelfde categorie van schuldinstrumenten kunnen één of meer vertegenwoordigers worden aangesteld op voorwaarde dat de uitgiftevoorwaarden regels bevatten voor de organisatie van de algemene vergaderingen van de houders van de betrokken schuldinstrumenten. Die vertegenwoordigers kunnen alle houders van de schuldinstrumenten van die uitgifte of categorie verbinden en jegens derden of in rechte vertegenwoordigen binnen de grenzen van de opdrachten die hun zijn toevertrouwd en zij moeten hun bevoegdheid enkel verantwoorden door de voorlegging van de akte waarin ze zijn aangesteld. Zij kunnen in rechte optreden en de houders van de schuldinstrumenten vertegenwoordigen in elk faillissement, gerechtelijk akkoord of analoge procedure zonder de identiteit van de houders van de schuldinstrumenten die zij vertegenwoordigen, te moeten bekendmaken.
Deze vertegenwoordigers oefenen hun bevoegdheden uit in het uitsluitend belang van de houders van schuldinstrumenten die zij vertegenwoordigen en zij zijn hun rekenschap verschuldigd volgens de nadere regels bepaald in de uitgiftevoorwaarden of in de beslissing tot aanstelling.
De vertegenwoordigers van de houders van schuldinstrumenten worden aangesteld, hetzij voor de uitgifte door de emittent, hetzij, indien hun benoeming plaatsvindt na de uitgifte, door de algemene vergadering van de houders van de betrokken schuldinstrumenten. Hun bevoegdheden worden vastgelegd in de uitgiftevoorwaarden of, zo niet, door de algemene vergadering van de houders van de betrokken schuldinstrumenten.
De algemene vergadering van de houders van de betrokken schuldinstrumenten kan steeds de aanstelling van de vertegenwoordiger(s) herroepen op voorwaarde dat zij terzelfder tijd één of meer andere vertegenwoordigers aanstelt.
Behoudens een strikter beding in de uitgiftevoorwaarden beslist de algemene vergadering bij eenvoudige meerderheid van de vertegenwoordigde schuldinstrumenten.
De vertegenwoordigers van de houders van schuldinstrumenten moeten door de CBFA worden erkend. De Koning stelt, bij besluit genomen na advies van de CBFA, nadere regels vast voor de erkenning, de bekendmaking van de benoeming, de bevoegdheden en de herroeping van de vertegenwoordigers, de eventuele beperkingen van de bevoegdheden die hun kunnen worden toegekend alsook de vereisten inzake hun onafhankelijkheid ten aanzien van de cedent, de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en de instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen. § 2. Een instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen kan ten behoeve van de houders van de obligaties of schuldinstrumenten als bedoeld in artikel 2, § 1, b), van de wet van 2 augustus 2002, die zij heeft uitgegeven of zal uitgeven, schuldvorderingen en andere activa die de instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen heeft verworven of zal verwerven, in pand geven, overeenkomstig de bepalingen van Titel VI van Boek I van het Wetboek van Koophandel.
Behoudens andersluidend beding in de pandovereenkomst strekt het pand zich uit tot de gelden voortgebracht door de verpande schuldvorderingen of ter betaling ervan ontvangen en tot de schuldvorderingen en financiële instrumenten waarin zij worden belegd.
Artikel 17, 3°, van de faillissementswet van 8 augustus 1997 is niet van toepassing op wijzigingen, toevoegingen of vervangingen wat betreft het voorwerp van het in deze paragraaf bedoeld pand voorzover dit pand wordt gevestigd vóór of gelijktijdig met de uitgifte van de gewaarborgde schuldinstrumenten en de wijzigingen, toevoegingen en vervangingen geschieden overeenkomstig de bepalingen van de pandovereenkomst of overeenkomstig het tweede lid van deze paragraaf. HOOFDSTUK II. - Bedrijfsvergunning Afdeling I. - Inschrijving
Art. 28.Iedere instelling voor collectieve belegging die aan de bepalingen van deze Titel is onderworpen, moet zich, alvorens haar werkzaamheden in België aan te vatten, laten inschrijven bij de CBFA. Deze verplichting geldt, in voorkomend geval, tevens voor de compartimenten van de instelling voor collectieve belegging.
Art. 29.Bij de inschrijvingsaanvraag wordt een dossier gevoegd dat de door de CBFA gevraagde gegevens bevat, dat beantwoordt aan de door de CBFA gestelde voorwaarden en waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden opgelegd door deze Titel en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.
De CBFA kan aanvullende gegevens opvragen die nodig zijn voor de beoordeling van de inschrijvingsaanvraag.
De instelling voor collectieve belegging deelt de CBFA onverwijld alle nodige gegevens mee opdat het inschrijvingsdossier permanent bijgewerkt zou zijn.
Art. 30.De CBFA schrijft de instellingen voor collectieve belegging in, alsook, in voorkomend geval, de compartimenten die voldoen aan de voorwaarden in deze Titel en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen. Zij spreekt zich uit over de inschrijvingsaanvraag binnen drie maanden na de indiening van een volledig dossier.
De beslissingen omtrent de inschrijving worden binnen vijftien dagen met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de aanvragers.
De aanvragers kunnen beroep instellen conform artikel 122, 20°, van de wet van 2 augustus 2002 tegen de door de CBFA krachtens artikel 30 genomen beslissingen tot weigering van inschrijving.
Art. 31.De CBFA stelt elk jaar een lijst op van de krachtens deze Titel ingeschreven instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht en compartimenten. Deze lijst en alle wijzigingen die er tijdens het jaar in worden aangebracht, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Deze lijst kan worden onderverdeeld in rubrieken en subrubrieken.
Art. 32.Een instelling voor collectieve belegging die voornemens is haar effecten openbaar aan te bieden in een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte, stelt de CBFA daarvan vooraf in kennis. Afdeling II. - Inschrijvingsvoorwaarden
Art. 33.Een instelling voor collectieve belegging en, in voorkomend geval, haar compartimenten worden pas ingeschreven op de lijst van de instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht en kunnen hun werkzaamheden pas aanvatten indien voldaan is aan de volgende voorwaarden : 1° de CBFA heeft de keuze aanvaard van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van het gemeenschappelijk beleggingsfonds of heeft een vergunning verleend aan de beleggingsvennootschap;2° de CBFA heeft het beheerreglement of de statuten van de instelling voor collectieve belegging goedgekeurd;3° de CBFA heeft, in voorkomend geval, de keuze aanvaard van de bewaarder van de instelling voor collectieve belegging. De Commissie neemt binnen drie maanden na indiening van een volledig dossier de in het eerste lid bedoelde beslissingen.
De in het eerste lid bedoelde beslissingen worden binnen vijftien dagen ter kennis gebracht van de aanvragers met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs.
De instelling voor collectieve belegging kan, conform artikel 122, 21° van de wet van 2 augustus 2002, beroep instellen tegen de krachtens dit artikel genomen beslissingen van de CBFA tot weigering van een vergunning, goedkeuring of aanvaarding.
Onderafdeling I. - Aanvaarding van de keuze van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van het gemeenschappelijk beleggingsfonds
Art. 34.De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van het gemeenschappelijk beleggingsfonds moet zijn erkend conform Deel III van deze wet voor de uitoefening van alle beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9°.
Haar statutaire zetel en hoofdbestuur moeten in België gevestigd zijn.
Uit het programma van werkzaamheden van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 141 moet blijken dat haar beheerstructuur alsook haar administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie passend zijn voor de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor het gemeenschappelijk beleggingsfonds heeft geopteerd.
Art. 35.De vervanging van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van het gemeenschappelijk beleggingsfonds moet vooraf ter aanvaarding worden voorgelegd aan de CBFA. Artikel 33, tweede tot vierde lid, is van toepassing op de beslissingen die de CBFA heeft genomen krachtens dit artikel.
Art. 36.De Koning kan bijkomende voorwaarden vaststellen voor de aanvaarding van de keuze van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van het gemeenschappelijk beleggingsfonds, naargelang van de categorieën van toegelaten beleggingen voor de gemeenschappelijke beleggingsfondsen.
Onderafdeling II. - Vergunning als beleggingsvennootschap
Art. 37.De beleggingsvennootschap moet het bewijs voorleggen dat is voldaan aan de bepalingen van deze Titel.
Haar statutaire zetel en hoofdbestuur moeten in België gevestigd zijn.
Art. 38.De effectieve leiding van de beleggingsvennootschap moet worden toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen; zij moeten de vereiste professionele betrouwbaarheid en passende ervaring bezitten voor de uitoefening van deze functie conform artikel 9. en rekening houdend met de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor de beleggingsvennootschap geopteerd heeft.
De CBFA dient vooraf in kennis te worden gesteld van de vervanging van deze personen.
Art. 39.Personen die worden bedoeld in één van de gevallen als beschreven in de artikelen 1 tot 3, 3bis, §§ 1 en 3, en 3ter van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, mogen noch de functie van zaakvoerder, bestuurder of directeur uitoefenen, noch vennootschappen vertegenwoordigen die een dergelijke functie uitoefenen.
De in het eerste lid opgesomde functies mogen evenmin worden uitgeoefend door : 1° personen die werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van minder dan drie maanden of een geldboete voor een misdrijf bedoeld in voornoemd koninklijk besluit nr.22 van 24 oktober 1934; 2° personen die werden veroordeeld wegens overtreding van : a) de artikelen 148 en 149 van de wet van 6 april 1995;b) de artikelen 104 en 105 van de wet van 22 maart 1993;c) de artikelen 38, vierde lid, en 42 tot 45 van het koninklijk besluit nr.185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten; d) de artikelen 31 tot 35 van de bepalingen betreffende de private spaarkassen, gecoördineerd op 23 juni 1967;e) de artikelen 13 tot 16 van de wet van 10 juni 1964.op het openbaar aantrekken van spaargelden; f) de artikelen 110 tot 112ter van Titel V van Boek I van het Wetboek van Koophandel of de artikelen 75, 76, 78, 150, 175, 176, 213 en 214 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;g) artikel 4 van het koninklijk besluit nr.41 van 15 december 1934 tot bescherming van het gespaard vermogen door reglementering van de verkoop, op afbetaling, van premie-effecten; h) de artikelen 18 tot 23 van het koninklijk besluit nr.43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen; i) de artikelen 200 tot 209 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935;j) de artikelen 67 tot 72 van het koninklijk besluit nr.225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen of artikel 34 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet; k) de artikelen 4 en 5 van het koninklijk besluit nr.71 van 30 november 1939 betreffende het leuren met roerende waarden en demarchage met roerende waarden en goederen of eetwaren; l) artikel 31 van het koninklijk besluit nr.72 van 30 november 1939 tot regeling van de beurzen voor de termijnhandel in goederen en waren, van het beroep van de makelaars en tussenpersonen die zich met deze termijnhandel inlaten en van het regime van de exceptie van spel; m) artikel 29 van de wet van 9 juli 1957 tot regeling van de verkoop op afbetaling en van zijn financiering of de artikelen 101 en 102 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;n) artikel 11 van het koninklijk besluit nr.64 van 10 november 1967 tot regeling van het statuut van de portefeuillemaatschappijen; o) de artikelen 83 tot 87 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;p) de artikelen 11, 15, § 4, en 18 van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen;q) artikel 139 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;r) de artikelen 38 tot 43 van de wet van 2 augustus 2002;s) artikel 25 van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten;t) de artikelen 205 tot 211 van deze wet;u) de artikelen 90, 91, 126 tot 128, 170, 171, 196, 345 tot 349, 387 tot 389, 433, 434, 647 tot 653, 773 en 788 van het Wetboek van vennootschappen;3° personen die werden veroordeeld door een buitenlandse rechtbank voor soortgelijke misdrijven als bedoeld in 1° en 2°;in die gevallen is artikel 2 van voornoemd koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934. van toepassing. Voor de personen bedoeld in het 2° en, wat de in dit 2° bedoelde veroordelingen betreft, voor de personen bedoeld in het 3° van het tweede lid van dit artikel, kan de CBFA afwijkingen toestaan op de verbodsbepalingen waarvan sprake in dit tweede lid.
De Koning kan de bepalingen van dit artikel aanpassen om ze in overeenstemming te brengen met de wetten die de erin opgesomde teksten wijzigen.
Art. 40.§ 1. Voor de uitoefening van de beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9° moet de beleggingsvennootschap beschikken over een eigen en passende beheerstructuur voor haar werkzaamheden. Ze moet ook beschikken over de in materieel, menselijk en technisch opzicht vereiste middelen voor een eigen en voor haar voorgenomen werkzaamheden passende administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie.
Zij moet met name beschikken over controle- en beveiligingsmechanismen op informaticagebied die op haar werkzaamheden zijn toegesneden.
De beleggingsvennootschap moet eveneens beschikken over passende interne-controleprocedures waaronder met name een regeling voor het beheer van de beleggingen in financiële instrumenten met het oog op de investering van haar beginkapitaal.
Deze procedures moeten onder meer waarborgen dat elke transactie van de beleggingsvennootschap of, in voorkomend geval, van haar compartimenten, kan worden gereconstrueerd wat betreft de oorsprong en de aard van de transactie, de betrokken partijen en het tijdstip en de plaats waar zij heeft plaatsgevonden, en, dat de activa van de beleggingsvennootschap worden belegd overeenkomstig de statuten van de beleggingsvennootschap en de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen.
De beleggingsvennootschap moet een methode voor risicobeheer toepassen die specifiek is afgestemd op de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor zij geopteerd heeft en waarmee zij te allen tijde het risico van de posities kan controleren en meten en kan nagaan wat het aandeel daarvan is in het totale-risicoprofiel van de portefeuille of, in voorkomend geval, van haar verschillende compartimenten.
De beleggingsvennootschap moet een methode hanteren die een accurate en onafhankelijke evaluatie moet toelaten van de waarde van de OTC-derivaten in haar portefeuille of, in voorkomend geval, in de portefeuille van haar verschillende compartimenten. Zij moet de CBFA volgens de gedetailleerde regels en de periodiciteit die deze Commissie heeft vastgelegd bij reglement genomen conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, in kennis stellen van de soorten derivaten, de onderliggende risico's, de kwantitatieve begrenzingen en de gekozen methodes voor de raming van de inherente risico's aan de transacties in derivaten.
De beleggingsvennootschap moet dusdanig georganiseerd zijn dat zij, naast de informatie die is bekendgemaakt in het prospectus en in de jaar- en halfjaarlijkse verslagen, op verzoek van de effectenhouders aanvullende inlichtingen kan verstrekken over de kwantitatieve begrenzingen die gelden voor het risicobeheer van de beleggingsvennootschap, over de gehanteerde methoden om deze begrenzingen na te leven en over de recente ontwikkelingen op het vlak van risico's en rendement van de activa die de categorie van toegelaten beleggingen. § 2. De beleggingsvennootschap moet zodanig gestructureerd en georganiseerd zijn dat het risico dat belangenconflicten afbreuk doen aan de belangen van haar effectenhouders tot een minimum wordt beperkt. § 3. De Koning kan, bij besluit genomen na advies van de CBFA, organisatorische regels uitwerken die afgestemd zijn op de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor de beleggingsvennootschap heeft geopteerd.
Art. 41.§ 1. Met het oog op een efficiëntere bedrijfsvoering, mag een beleggingsvennootschap het voor haar eigen rekening uitoefenen van één of meer van haar beheertaken in de zin van artikel 3, 9°, a), b) en c), op grond van een lastgevings- of een aannemingsovereenkomst toevertrouwen aan een derde, mits met name aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de beslissing om bepaalde beheertaken te laten uitoefenen door een derde moet vooraf ter kennis worden gebracht van de CBFA;in die kennisgeving moet zijn aangetoond dat voldaan is aan de voorwaarden van dit artikel; 2° de uitoefening van een passend toezicht op de beleggingsvennootschap mag niet worden belemmerd;3° er mag geen afbreuk worden gedaan aan de voor de beleggingsvennootschap geldende verplichting om haar werkzaamheden uit te oefenen conform artikel 9;4° onverminderd artikel 22, eerste lid, mag de uitoefening van de beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9°, a) en b), enkel worden toevertrouwd aan een onderneming die aan prudentieel toezicht onderworpen is;die onderneming moet bovendien beschikken over een passende administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie voor de aard van de haar toevertrouwde beheertaken en de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor de beleggingsvennootschap geopteerd heeft, en haar bestuurders en de personen die in feite de effectieve leiding waarnemen, moeten de vereiste professionele betrouwbaarheid en de voor die functies passende ervaring bezitten; 5° onverminderd het 4°, ingeval een beleggingsvennootschap die geopteerd heeft voor de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1° of 2°, de uitoefening van de beheertaak bedoeld in artikel 3, 9°, a), toevertrouwt aan een derde : a) mag de uitoefening van die beheertaak enkel worden toevertrouwd aan een onderneming die de beleggingsdiensten mag verrichten als bedoeld in artikel 46, 1°, 3 van de wet van 6 april 1995, of aan een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;b) moeten de criteria voor beleggingsspreiding worden nageleefd die periodiek worden vastgesteld door de beleggingsvennootschap. De Koning stelt, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de voorwaarden vast waaronder de beleggingsvennootschappen die voor een andere categorie van toegelaten beleggingen hebben geopteerd dan bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1° of 2°, de uitoefening van de beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9°, a), aan een derde mogen toevertrouwen; 6° onverminderd het 4°, mag de uitoefening van de beheertaken bedoeld in artikel 3, 9°, b) enkel worden toevertrouwd aan een in België gevestigde onderneming. Deze voorwaarde geldt niet voor de opdracht en taken bedoeld in artikel 22, eerste lid, op voorwaarde dat de CBFA met deze delegatie van beheertaken voorafgaandelijk heeft ingestemd; 7° wanneer de uitoefening van beheertaken wordt toevertrouwd aan een onderneming die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, moet deze onderneming in haar lid-Staat van herkomst onderworpen zijn aan een gelijkwaardig toezicht als bedoeld in punt 4° dat op permanente wijze wordt uitgeoefend door een openbare autoriteit.De samenwerking tussen de betrokken toezichthoudende autoriteiten moet worden gewaarborgd via samenwerkingsovereenkomsten; 8° de uitoefening van beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9°, a) en b), i), iii), iv) en ix), mag niet worden toevertrouwd aan of waargenomen door de bewaarder van de beleggingsvennootschap of enige andere onderneming waarvan de belangen strijdig kunnen zijn met de belangen van de beleggingsvennootschap of de effectenhouders;9° er worden maatregelen getroffen die de leiders van de beleggingsvennootschap in staat stellen de werkzaamheden van de onderneming waarmee de lastgevings- of aannemingsovereenkomst is gesloten, te allen tijde daadwerkelijk te controleren;10° de leiders van de beleggingsvennootschap moeten te allen tijde bijkomende instructies kunnen geven aan de onderneming waaraan de beheertaken zijn toevertrouwd, en moeten de lastgevings- of aannemingsovereenkomst met onmiddellijke ingang kunnen herroepen indien dit in het belang van de effectenhouders is;11° er worden maatregelen ingevoerd om de continuïteit te waarborgen van de beheertaken waarop de lastgevings- of aannemingsovereenkomst betrekking heeft ingeval er, om welke redenen ook, een einde wordt gesteld aan deze overeenkomst;12° in het prospectus van de beleggingsvennootschap moeten de beheertaken worden vermeld die de beleggingsvennootschap aan een derde heeft toevertrouwd. § 2. De beleggingsvennootschap mag niet in die mate gebruik maken van de in § 1 voorziene mogelijkheid dat de bij artikel 40 in materieel, menselijk en technisch opzicht vereiste middelen niet langer volstaan om de naleving van dit artikel 40 te waarborgen. § 3. Indien de derde aan wie de uitoefening van bepaalde beheertaken is toevertrouwd conform § 1 zelf een beroep doet op een derde entiteit voor de uitoefening van de hem opgedragen beheertaken, zijn de §§ 1. en 4 van toepassing. Voor de beleggingsvennootschappen die geopteerd hebben voor de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 7, eerste lid, 5° of 7°, bepaalt de Koning, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de voorwaarden waaronder de delegatie door de in het eerste lid bedoelde derde van materiële taken verbonden aan beheertaken bedoeld in artikel 3, 9°, b), mag afwijken van het eerste lid. § 4. Het feit dat de beleggingsvennootschap bepaalde beheertaken bedoeld in artikel 3, 9° aan een derde heeft toevertrouwd, heeft geen enkele invloed op haar aansprakelijkheid of voor de aansprakelijkheid van de bewaarder.
Art. 42.Als de beleggingsvennootschap nauwe banden heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, mogen die banden geen belemmering vormen voor de uitoefening van een passend toezicht op de beleggingsvennootschap.
Als de beleggingsvennootschap nauwe banden heeft met een natuurlijke of rechtspersoon die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, mogen de voor die persoon geldende wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen of hun uitvoering, geen belemmering vormen voor de uitoefening van een passend toezicht op de beleggingsvennootschap.
Art. 43.§ 1. Indien een beleggingsvennootschap niet beschikt over de conform artikel 40 vereiste eigen en voor haar voorgenomen werkzaamheden passende beheerstructuur, noch over de in materieel, menselijk en technisch opzicht vereiste middelen voor een eigen en voor haar voorgenomen werkzaamheden passende administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie, stelt zij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aan om het geheel van de beheertaken bedoeld in artikel 3, 9° waar te nemen.
In dat geval zijn de artikelen 40 en 41 niet van toepassing.
De conform het eerste lid aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging dient de bepalingen na te leven van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen die van toepassing zijn op de beleggingsvennootschap. § 2. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die met toepassing van § 1 wordt aangesteld, moet zijn erkend conform Deel III van deze wet voor de uitoefening van alle beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9°.
Haar statutaire zetel en hoofdbestuur moeten in België gevestigd zijn.
Uit het programma van werkzaamheden van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 141 moet blijken dat haar beheerstructuur alsook haar administratieve, boekhoudkundige en technische organisatie passend zijn voor de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor de beleggingsvennootschap heeft geopteerd. § 3. De keuze van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet door de CBFA worden aanvaard en de vervanging van de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet vooraf ter aanvaarding worden voorgelegd aan de CBFA. Artikel 33, tweede tot vierde lid, is van toepassing op de beslissingen die de CBFA heeft genomen krachtens deze paragraaf. § 4. De Koning kan bijkomende voorwaarden vaststellen voor de aanvaarding van de keuze van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die is aangesteld conform § 1, naar gelang van de categorieën van toegelaten beleggingen voor de beleggingsvennootschappen.
Onderafdeling III. - Goedkeuring van het beheerreglement en de statuten
Art. 44.De Koning stelt, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de minimuminhoud vast van het beheerreglement en de statuten.
Art. 45.De CBFA controleert of het beheerreglement of de statuten van de instelling voor collectieve belegging overeenstemmen met de voorschriften van deze Titel en van zijn uitvoeringsbesluiten en -reglementen.
Elke wijziging in het beheerreglement of in de statuten moet vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan de CBFA. De CBFA brengt haar beslissing binnen vijftien dagen na haar besluitvorming ter kennis van de instelling voor collectieve belegging met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs.
Artikel 33, tweede tot vierde lid, is van toepassing op de beslissingen die de CBFA heeft genomen krachtens het tweede lid.
Art. 46.Het beheerreglement van een gemeenschappelijk beleggingsfonds moet worden neergelegd bij de CBFA. Om geldig te kunnen worden neergelegd, dient iedere bladzijde van het beheerreglement voorzien te zijn van de handtekening van de persoon of personen die daartoe zijn gemachtigd door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
Wanneer de naleving van in het beheerreglement opgenomen verplichtingen ten aanzien van de deelnemers, door de bewaarder of enig andere persoon wordt gewaarborgd, moet elke bladzijde van dit reglement ook voorzien zijn van de handtekening van de bewaarder of de personen die deze waarborg verstrekken.
De CBFA brengt de neerlegging van dit reglement binnen een termijn van 15 dagen met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis. Bij gebrek aan antwoord dient de neerleggingsprocedure te worden hervat.
Dezelfde procedure geldt voor wijzigingen in het beheerreglement.
Elke belanghebbende kan kennis nemen van de reglementen die bij de CBFA zijn neergelegd.
Art. 47.Het beheerreglement of de statuten worden bij het in artikel 52 bedoelde prospectus gevoegd.
De instelling voor collectieve belegging ziet erop toe dat het beheerreglement of de statuten die bij het in artikel 52 bedoelde prospectus zijn gevoegd, steeds bijgewerkt zijn en overeenstemmen met de tekst die, naargelang van het geval, is neergelegd bij de CBFA of ter griffie van de rechtbank van koophandel.
In het prospectus en de verslagen als respectievelijk bedoeld in de artikelen 52 en 76, § 1, eerste lid wordt vermeld dat de officiële tekst van het beheerreglement of van de statuten is neergelegd bij de CBFA of ter griffie van de rechtbank van koophandel, naargelang van het geval. Bij betwisting mag de uitlegging enkel steunen op de tekst die, naargelang van het geval, is neergelegd bij de CBFA of ter griffie van de rechtbank van koophandel.
Onderafdeling IV. - Aanvaarding van de keuze van de bewaarder
Art. 48.§ 1. De Koning bepaalt, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de gevallen waarin een instelling voor collectieve belegging over een bewaarder moet beschikken, de opdracht van deze bewaarder en de voorwaarden waaraan deze bewaarder moet voldoen, rekening houdend met de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor de instelling voor collectieve belegging geopteerd heeft. § 2. Onverminderd § 1 mogen enkel de volgende instellingen en ondernemingen optreden als bewaarder voor instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk of een vast aantal rechten van deelneming : 1° de in België gevestigde kredietinstellingen die onder de wet van 22 maart 1993 vallen;2° de Nationale Bank van België;3° de in België gevestigde beursvennootschappen en buitenlandse beleggingsondernemingen die onder de wet van 6 april 1995 vallen. Onverminderd het eerste lid, mogen de natuurlijke of rechtspersonen die individueel of per categorie door de Koning zijn aangeduid, bij besluit genomen na advies van de CBFA, optreden als bewaarder voor de instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen.
Art. 49.De CBFA aanvaardt de keuze van de bewaarder pas wanneer is bewezen dat de bewaarder, rekening houdend met de categorie van toegelaten beleggingen van de instelling voor collectieve belegging, over de vereiste administratieve, financiële en technische organisatie beschikt om de werkzaamheden van bewaarder uit te oefenen, en dat de personen die de bewaarder vertegenwoordigen en de facto de werkzaamheden van bewaarder uitoefenen, de vereiste professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring bezitten rekening houdend met de categorie van toegelaten beleggingen van de instelling voor collectieve belegging. Artikel 39 is van toepassing op de bovenvermelde personen.
De CBFA kan haar aanvaarding herroepen.
De vervanging van de bewaarder moet vooraf ter aanvaarding worden voorgelegd aan de CBFA. De CBFA brengt haar goedkeuring of weigering van de vervanging binnen vijftien dagen na de ontvangst van een volledig dossier, met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis.
Artikel 33, tweede tot vierde lid, is van toepassing op de beslissingen die de CBFA heeft genomen krachtens het tweede en derde lid van dit artikel.
Art. 50.§ 1. De bewaarder mag niet deelnemen aan de effectieve leiding van de beleggingsvennootschap waarvoor hij optreedt als bewaarder, noch van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die is aangesteld door de instelling voor collectieve belegging waarvoor hij optreedt als bewaarder.
De personen die in de raad van bestuur van de beleggingsvennootschap of van de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging zijn aangesteld op de voordracht van de onderneming die optreedt als bewaarder van deze beleggingsvennootschap of van de instelling voor collectieve belegging die deze beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging heeft aangesteld, mogen niet deelnemen aan de effectieve leiding van de betrokken beleggingsvennootschap, noch van de betrokken beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging. § 2. De Koning stelt, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de regels vast die de bewaarder moet naleven om belangenconflicten met de effectenhouders van de instelling voor collectieve belegging te vermijden.
Art. 51.Het beheerreglement, de statuten of de overeenkomsten tussen de beleggingsvennootschap of de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve en de bewaarder mogen de aansprakelijkheid van deze laatste niet verminderen noch beperken of uitsluiten.
De aansprakelijkheid van de bewaarder blijft bestaan wanneer hij de bij hem in bewaring gegeven activa geheel of ten dele aan een derde toevertrouwt. Afdeling III. - Prospectus over het openbaar aanbod van effecten
en stukken met betrekking tot het openbaar aanbod van effecten
Art. 52.§ 1. Er mag pas een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging worden uitgebracht nadat een prospectus is gepubliceerd.
Bij een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming, moet ook een vereenvoudigd prospectus worden gepubliceerd. § 2. Het prospectus en het vereenvoudigd prospectus bevatten de gegevens die het publiek nodig heeft om zich met kennis van zaken een oordeel te kunnen vormen over de hem voorgestelde belegging, en met name gegevens over de aan die belegging inherente risico's en de aan de effecten verbonden rechten.
Het vereenvoudigd prospectus bevat, in de vorm van een samenvatting, de essentiële gegevens over de aan het publiek voorgestelde belegging en de aan die belegging inherente risico's.
Het prospectus verduidelijkt in welke mate rekening gehouden wordt met sociale, ethische en milieuaspecten bij de uitvoering van het beleggingsbeleid. § 3. Bij een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming, moeten de in het prospectus en het vereenvoudigd prospectus opgenomen gegevens worden bijgewerkt, waarbij met name elk nieuw feit moet worden vermeld dat een invloed kan hebben op de beoordeling door het publiek.
Bij een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming of van een instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen, wordt elk nieuw betekenisvol feit dat een invloed kan hebben op de beoordeling door het publiek en zich voordoet tussen het ogenblik van de in artikel 53 bedoelde goedkeuring en de afsluiting van de verrichting of, in voorkomend geval, het begin van de verhandeling op een georganiseerde markt, meegedeeld in een aanvulling bij het prospectus.
Art. 53.§ 1. Het prospectus, het vereenvoudigd prospectus en hun eventuele bijwerkingen of aanvullingen mogen pas worden gepubliceerd na goedkeuring door de CBFA. In afwijking van § 1, geeft de Koning aan welke in het prospectus en in het vereenvoudigd prospectus vermelde gegevens, gelet op hun doel, mogen worden gepubliceerd zonder voorafgaande goedkeuring door de CBFA, wanneer zij conform artikel 52, § 3 worden bijgewerkt.
Niettegenstaande dit lid, moet elke bijwerking aan de CBFA worden meegedeeld vóór zij wordt gepubliceerd. § 2. De berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen, mogen, ongeacht de publicatiewijze, pas worden gepubliceerd na goedkeuring door de CBFA.
Art. 54.Het prospectus, het vereenvoudigd prospectus en hun bijwerkingen of aanvullingen vermelden dat zij worden gepubliceerd nadat zij overeenkomstig artikel 53, § 1 door de CBFA zijn goedgekeurd en dat deze goedkeuring geen beoordeling inhoudt van de opportuniteit en de kwaliteit van het aanbod, noch van de toestand van de persoon die ze verwezenlijkt.
Met uitzondering van de in het eerste lid bedoelde vermelding, mag geen gewag worden gemaakt van het optreden van de CBFA in het prospectus, het vereenvoudigd prospectus, hun bijwerkingen of aanvullingen, noch in de berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen.
Art. 55.Het prospectus duidt uitdrukkelijk de personen aan die verantwoordelijk zijn voor de inhoud van het prospectus en het vereenvoudigd prospectus.
De overeenkomstig het eerste lid in het prospectus vermelde personen zijn, niettegenstaande elk andersluidend beding, tegenover de belanghebbenden hoofdelijk verplicht tot herstel van het nadeel dat een onmiddellijk en rechtstreeks gevolg is van het ontbreken, de onjuistheid of de valsheid van de vermeldingen in het prospectus, het vereenvoudigd prospectus, hun bijwerkingen of aanvullingen, die zijn voorgeschreven door of krachtens de artikelen 52, 54 en 56.
De bieder, de instelling voor collectieve belegging, de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of de door hen aangestelde bemiddelaars zijn, niettegenstaande elk andersluidend beding, tegenover de belanghebbenden hoofdelijk verplicht tot herstel van het nadeel dat een onmiddellijk en rechtstreeks gevolg is van de onjuistheid of de valsheid van de gegevens in de berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen en die op hun initiatief worden gepubliceerd, of van de strijdigheid van deze stukken met de bepalingen van de artikelen 54 en 56 of met de bepalingen die krachtens die artikelen zijn uitgevaardigd.
Art. 56.Naargelang van de publicatiewijze van de hieronder bedoelde documenten, kan de Koning, bij besluit genomen na advies van de CBFA : 1° volgens de aard en het voorwerp van het aanbod, de minimuminhoud en de voorstellingswijze bepalen van het prospectus, het vereenvoudigd prospectus en hun bijwerkingen en aanvullingen, alsook de minimuminhoud en de voorstellingswijze van de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen;2° volgens de aard en het voorwerp van het aanbod, de termijnen en de publicatiewijze vaststellen van het prospectus, het vereenvoudigd prospectus en hun bijwerkingen en aanvullingen, alsook de termijnen en de publicatiewijze van de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen;3° bepalen onder welke voorwaarden op het aanbod kan worden ingegaan op basis van het prospectus of het vereenvoudigd prospectus;4° bepalen onder welke voorwaarden het prospectus, het vereenvoudigd prospectus en hun bijwerkingen en aanvullingen, alsook de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen, mogen worden openbaar gemaakt via publicatie op de website van de instelling voor collectieve belegging, de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, de instelling als bedoeld in artikel 73, § 2, of derden als bedoeld in artikel 41, § 1, die zijn belast met de uitoefening van de beheertaak als bedoeld in artikel 3, 9°, c).
Art. 57.§ 1. Wie voornemens is effecten van een instelling voor collectieve belegging openbaar aan te bieden, geeft de CBFA daarvan op voorhand kennis. § 2. Bij de in § 1 bedoelde kennisgeving wordt een dossier gevoegd dat is samengesteld overeenkomstig de voorschriften van de CBFA, met daarin met name : 1° het ontwerp van prospectus en, in voorkomend geval, het ontwerp van vereenvoudigd prospectus, opgesteld overeenkomstig de artikelen 52, §§ 2 en 3, 54, 55 en 56, en de ter uitvoering daarvan genomen besluiten;2° het ontwerp van de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen en die worden opgesteld op initiatief van de bieder, de instelling voor collectieve belegging, de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of de door hen aangestelde bemiddelaars;3° in voorkomend geval, de voorwaarden voor de vaste overname van de effecten die openbaar worden aangeboden, alsook de samenstelling, de rechten en de verplichtingen van ieder waarborg- of plaatsingssyndicaat dat in het vooruitzicht van dit aanbod is opgericht;4° in voorkomend geval, een gedetailleerde staat van de effecten, van welke aard ook, van de emittent, die in het bezit zijn van de personen die de door § 1 voorgeschreven kennisgeving hebben verricht en, in voorkomend geval, van de personen die deel uitmaken van de in het 2° van deze paragraaf bedoelde syndicaten.
Art. 58.Onverminderd artikel 57, § 2, 2°, geeft eenieder die voornemens is om berichten, reclame en andere stukken te publiceren die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen, de CBFA daarvan op voorhand kennis.
Art. 59.De CBFA kan de personen die de in de artikelen 57 en 58 bedoelde kennisgeving hebben verricht, verzoeken om het dossier te vervolledigen met alle andere inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de volledigheid en het passend karakter van de informatie vervat in, naargelang van het geval, het prospectus, het vereenvoudigd prospectus, hun bijwerkingen of aanvullingen, alsook voor de beoordeling van de volledigheid en het passend karakter van de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen.
Art. 60.Binnen de 15 werkdagen na de ontvangst van een volledig dossier, beslist de CBFA om hetzij, naargelang van het geval, het prospectus, het vereenvoudigd prospectus, hun bijwerkingen of aanvullingen, of de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen, goed te keuren, hetzij, naargelang van het geval, de goedkeuring te weigeren van het prospectus, het vereenvoudigd prospectus, hun bijwerkingen of aanvullingen, of van de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen.
Art. 61.Wanneer de CBFA nog geen van de in artikel 60. bedoelde beslissingen heeft genomen, kunnen de personen die de in de artikelen 57, § 1, en 58 bedoelde kennisgeving hebben verricht, de CBFA met een aangetekende brief aanmanen om dit te doen. Een dergelijke aanmaning kan ten vroegste geschieden na het verstrijken van een termijn van 15 werkdagen na het laatste verzoek van de CBFA om bijkomende inlichtingen in de zin van artikel 59, of bij gebrek aan een dergelijk verzoek, ten vroegste na het verstrijken van een termijn van 15 werkdagen na de in de artikelen 57, § 1, en 58 bedoelde kennisgeving.
Indien de CBFA, na afloop van een termijn van 15 werkdagen na de in het eerste lid bedoelde aanmaning, in gebreke blijft, hetzij om met opgave van de ontbrekende elementen de beslissing te nemen dat het dossier nog niet als volledig kan worden beschouwd, hetzij om één van de in artikel 60 bedoelde beslissing te nemen, wordt het verzoek tot goedkeuring van, naargelang van het val, het prospectus, het vereenvoudigd prospectus, hun bijwerkingen of aanvullingen, of de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen, geacht te zijn geweigerd.
Art. 62.§ 1. De in artikel 60 bedoelde beslissingen worden met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de personen die de in de artikelen 57, § 1, en 58 bedoelde kennisgeving hebben verricht. In geval van een in artikel 3, 1°, b) bedoeld aanbod, worden deze beslissingen ook ter kennis gebracht van de betrokken marktondernemingen.
Enkel de personen die de in de artikelen 57, § 1, en 58 bedoelde kennisgeving hebben verricht, kunnen, conform artikel 121, § 1, eerste lid, 5°, van de wet van 2 augustus 2002, beroep instellen tegen de weigering van de CBFA tot goedkeuring van, naargelang van het geval, het prospectus, het vereenvoudigd prospectus, hun bijwerkingen of aanvullingen, of de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen, of tegen de in artikel 61, tweede lid bedoelde beslissing dat het dossier nog niet als volledig kan worden beschouwd.
Tegen de beslissing van de CBFA tot goedkeuring van, naargelang van het geval, het prospectus, het vereenvoudigd prospectus, hun bijwerkingen of aanvullingen, of de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen, is geen beroep mogelijk. § 2. Wanneer effecten van een instelling voor collectieve belegging die openbaar worden aangeboden in de zin van artikel 3, 1°, a), of b), gelijktijdig of kort daarvoor in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte openbaar te koop worden of werden aangeboden of verkocht, dan wel worden of werden toegelaten tot de officiële notering van een effectenbeurs, en daarvoor een prospectus werd opgesteld dat, na goedkeuring door de bevoegde overheid van deze andere lidstaat, werd gepubliceerd overeenkomstig de nationale bepalingen uitgevaardigd ter uitvoering van de richtlijn 2001134/EG of de richtlijn 89/298/EEG, dan mag dit prospectus, in de door de Koning bepaalde gevallen en onder voorbehoud van een eventuele vertaling, in België worden gebruikt zonder inlassing van bijkomende inlichtingen en zonder nieuwe controle of nieuwe goedkeuring.
Het door de bevoegde overheid van de andere lid-Staat goedgekeurde prospectus wordt met het oog op de verspreiding ervan in België evenwel vervolledigd op het vlak van de specifieke gegevens voor de Belgische markt, inzonderheid met betrekking tot de fiscale regeling voor de inkomsten, de financiële instellingen die instaan voor de financiële dienst in België alsmede de wijze waarop de berichten voor het publiek worden openbaar gemaakt.
Het in het eerste lid bedoelde prospectus wordt, eventueel na vervollediging overeenkomstig het tweede lid, voor controle van de in het tweede lid bedoelde gegevens voorgelegd aan de CBFA, ten minste vijftien dagen vóór de aanvang van het aanbod.
Deze paragraaf is niet van toepassing op het openbaar aanbod van effecten van instellingen voor collectieve belegging met maatschappelijke zetel in België.
De Koning bepaalt de modaliteiten en de procedure voor de toepassing van deze paragraaf. HOOFDSTUK III. - Bedrijfsuitoefening Afdeling I. - Beleggingsbeleid
Art. 63.Een instelling voor collectieve belegging die heeft geopteerd voor de in artikel 7, eerste lid, 1°, bedoelde categorie van toegelaten beleggingen mag deze keuze niet wijzigen.
Art. 64.De instellingen voor collectieve belegging die hebben geopteerd voor één van de in artikel 7, eerste lid, 3° tot 7° en 9° bedoelde categorieën van toegelaten beleggingen, mogen steeds bijkomend of tijdelijk kortetermijnbeleggingen en liquide middelen houden.
Art. 65.Onverminderd artikel 7, tweede lid, bepaalt de Koning, bij besluit genomen na advies van de CBFA, welke verplichtingen en verbodsbepalingen gelden voor de instellingen voor collectieve belegging, gelet op de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor zij hebben geopteerd, en met name : 1° de risicospreidingscoëfficiënten;2° voor de instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen, de wijze waarop zij de risico's van tekortkomingen in de betalingen moeten beheren;3° de voorwaarden waaronder de instellingen voor collectieve belegging die hebben geopteerd voor één van de in artikel 7, eerste lid, 3° tot 5° en 7° bedoelde categorieën van toegelaten beleggingen, financiële instrumenten en liquide middelen mogen houden;4° of de instellingen voor collectieve belegging de hieronder opgesomde verrichtingen mogen uitvoeren, alsook, in voorkomend geval, binnen welke grenzen en onder welke voorwaarden : a) leningen aangaan;b) verkopen vanuit een ongedekte positie;c) uitgiften vast overnemen, de goede afloop ervan verzekeren alsook eender welke financiële verplichting aangaan ten gunste van derden;d) effecten lenen, kredieten verstrekken of zekerheden verstrekken om de verbintenissen van derden te waarborgen.
Art. 66.In afwijking van artikel 65, 4°, a) mogen de instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen, binnen de grenzen waarvan sprake in hun reglement of hun statuten en binnen de grenzen bepaald door de Koning, bij besluit genomen na advies van de CBFA, obligaties en andere schuldinstrumenten uitgeven en leningen of kredieten aangaan om de portefeuille van schuldvorderingen te financieren of om de risico's van tekortkomingen in de betalingen van de schuldvorderingen te beheren. Afdeling II. - Verplichtingen en verbodsbepalingen
Art. 67.§ 1. Een instelling voor collectieve belegging mag niet zoveel effecten van eenzelfde vennootschap verwerven dat zij, rekening houdend met de structuur en de spreiding van de aandeelhouderskring van die vennootschap, met deze effecten een invloed zou kunnen uitoefenen op het bestuur van de bedoelde vennootschap of op de aanstelling van haar leiders.
De Koning legt, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de grenzen vast voor het bezit van effecten van eenzelfde categorie van eenzelfde emittent door een instelling voor collectieve belegging. § 2. Een instelling voor collectieve belegging mag zich er niet toe verbinden om op een welbepaalde manier te stemmen met de effecten die zij beheert, of om te stemmen volgens de instructies van andere personen dan de deelnemers die in een algemene vergadering bijeen zijn. Een instelling voor collectieve belegging mag zich er niet toe verbinden om effecten niet te verkopen, om een voorkooprecht te verlenen of om enige andere overeenkomst te sluiten die haar beheerautonomie zou belemmeren.
Elke andersluidende overeenkomst is nietig. § 3. De Koning kan, bij besluit genomen na advies van de CBFA, voorzien in uitzonderingen op de eerste en tweede paragraaf voor de instellingen voor collectieve belegging die hebben geopteerd voor de in artikel 7, eerste lid, 5°, 6° en 9° bedoelde categorieën van toegelaten beleggingen, om rekening te houden met de kenmerken van de activa waaruit de voornoemde categorieën van toegelaten beleggingen zijn samengesteld. § 4. De eerste en tweede paragraaf zijn niet van toepassing in de gevallen waarin een beleggingsvennootschap dochterondernemingen heeft opgericht die zelf instellingen voor collectieve belegging zijn in de zin van artikel 4. § 5. De instelling voor collectieve belegging brengt in haar jaarverslag verslag uit over haar beleid met betrekking tot de uitoefening van de stemrechten die zijn verbonden aan de door haar beheerde effecten. Zij vermeldt en verantwoordt daarbij inzonderheid de manier waarop de stemrechten werden uitgeoefend, of de redenen waarom de stemrechten niet werden uitgeoefend. § 6. Het is een collectieve beleggingsinstelling verboden effecten te verwerven van een vennootschap naar Belgisch of buitenlands recht waarvan de activiteit bestaat uit het vervaardigen, het gebruik of het bezit van antipersoonsmijnen in de zin van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie. Dit verbod is niet van toepassing op beleggingsinstellingen waarvan het beleggingsbeleid, overeenkomstig hun statuten of beheersreglement, tot doel heeft de samenstelling te volgen van een welbepaalde aandelen- of obligatie-index.
Art. 68.De Koning kan, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de regels bepalen die de beleggingsvennootschap, de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en de in artikel 41 bedoelde derden moeten naleven om belangenconflicten met de effectenhouders van de beleggingsvennootschap te vermijden.
Art. 69.De instelling voor collectieve belegging moet artikel 26 van de wet van 2 augustus 2002 naleven in haar relatie met de houders van effecten.
De Koning kan, bij besluit genomen na advies van de CBFA en na open raadpleging, de bepalingen van artikel 26 van de wet van 2 augustus 2002 aanpassen aan de specifieke kenmerken van de werkzaamheden van de instellingen voor collectieve belegging en de toepassingsregels ervan vaststellen in functie van de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor de instelling voor collectieve belegging heeft geopteerd.
Art. 70.De instelling voor collectieve belegging moet artikel 27 van de wet van 2 augustus 2002 naleven.
Art. 71.De CBFA kan, in individuele gevallen en mits zij het gevolgde afwijkingsbeleid op passende wijze, op geregelde tijdstippen en op niet-nominatieve wijze bekendmaakt, afwijkingen verlenen van de bepalingen van de artikelen 69 en 70 of van de bepalingen die ter uitvoering van deze artikelen zijn vastgesteld, indien zij van is dat de betrokken bepalingen niet aangepast zijn aan de activiteiten of de positie van de instelling voor collectieve belegging en op voorwaarde dat de instelling voor collectieve belegging passende alternatieve maatregelen treft die een gelijkwaardige bescherming bieden voor de houders van effecten en voor de integriteit van de markt.
Art. 72.Bij ontbinding, vereffening of bij herstructurering van de beleggingsvennootschap of van haar compartimenten leeft de beleggingsvennootschap de bepalingen na die door de Koning zijn vastgesteld na advies van de CBFA, en die ertoe strekken de belangen van de deelnemers te beschermen met betrekking tot de waardering, de aan dergelijke verrichtingen verbonden kosten, de informatieverstrekking en de voorwaarden waaronder zij, naar aanleiding van dergelijke verrichtingen, kosteloos de inkoop van hun rechten van deelneming kunnen verkrijgen. Afdeling III. - Uitgifte en openbaar aanbod van effecten
van een instelling voor collectieve belegging
Art. 73.§ 1. De rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming worden door de instelling voor collectieve belegging uitgegeven en ingekocht tegen inventariswaarde, in voorkomend geval verhoogd of verminderd met de in het beheerreglement of de statuten vastgestelde kosten en provisies. Iedere dag waarop de uitgifte en de inkoop van rechten van deelneming is toegestaan door het beheerreglement of de statuten, wordt de inventariswaarde berekend. § 2. De instelling voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming moet een kredietinstelling naar Belgisch recht die is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993, een bijkantoor van een kredietinstelling die ressorteert onder het recht van een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte en geregistreerd is conform artikel 65 van de wet van 22 maart 1993, een beursvennootschap naar Belgisch recht die is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 53 van de wet van 6 april 1995, een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 145. van deze wet of een bijkantoor van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die ressorteert onder het recht van een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruime en geregistreerd is conform artikel 203 van deze wet, aanwijzen die of dat instaat voor de uitkeringen aan de deelnemers en de rechten van deelneming uitgeeft of inkoopt.
De Koning bepaalt, bij besluit genomen na advies van de CBFA, welke verplichtingen en verbodsbepalingen gelden voor de in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde ondernemingen bij de uitoefening van de in die paragraaf beschreven activiteiten. § 3. De rechten van deelneming van een instelling voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming kunnen worden toegelaten tot de verhandeling op een georganiseerde markt, op voorwaarde dat de instelling voor collectieve belegging een procedure heeft ingevoerd die haar in staat stelt zich ervan te vergewissen dat de koers van de rechten van deelneming niet te sterk afwijkt van hun inventariswaarde.
De Koning bepaalt, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de maximaal toegestane afwijking.
Onverminderd het tweede lid, beoordeelt de CBFA of de maximale afwijking tussen de koers en de inventariswaarde aanvaardbaar is ten aanzien van het beleggingsbeleid van de instelling, de kenmerken van de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor zij heeft geopteerd en de kenmerken van de markt waarop de rechten van deelneming worden verhandeld.
Art. 74.De Koning bepaalt, bij besluit genomen na advies van de CBFA, welke verplichtingen en verbodsbepalingen gelden voor de instellingen voor collectieve beleggingen en de derden als bedoeld in artikel 41, § 1, die zijn belast met de uitoefening van de beheertaak als bedoeld in artikel 3, 9°, c), met betrekking tot de uitgifte en de openbare aanbieding van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging, en inzonderheid : 1° de wijze waarop de inventariswaarde van de rechten van deelneming van de instelling voor collectieve belegging wordt berekend;2° de gevallen waarin het vrij toetredings- en uittredingsrecht kan worden geschorst;3° de wijze waarop kosten en provisies kunnen worden aangerekend.
Art. 75.De rechten van deelneming van de instellingen voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming worden toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt.
De effecten van de instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen die openbaar zijn aangeboden, worden toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt. Afdeling IV. - Periodieke informatie en boekhoudregels
Art. 76.§ 1. Elke instelling voor collectieve belegging maakt een jaarverslag per boekjaar en een halfjaarlijks verslag over de eerste zes maanden van het boekjaar openbaar. Deze verslagen bevatten een omstandige inventaris van het vermogen, een opgave van de resultaten en informatie over de mate waarin bij het beheer van de financiële middelen en bij de uitoefening van de rechten die aan de effecten in portefeuille verbonden zijn, rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieu-aspecten. Deze verplichting geldt, in voorkomend geval, per compartiment.
Onverminderd het eerste lid, publiceert elke instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen een driemaandelijkse financiële staat van haar activa en passiva en van haar resultaten, op de wijze die de Koning bepaalt bij besluit genomen na advies van de CBFA. Deze verplichting geldt, in voorkomend geval, per compartiment. § 2. De jaarverslagen en de halfjaarlijkse verslagen alsook de driemaandelijkse financiële staten als bedoeld in § 1 worden overgelegd aan de CBFA. § 3. De jaarverslagen en de halfjaarlijkse verslagen alsook de driemaandelijkse financiële staten als bedoeld in § 1 worden kosteloos verstrekt aan de houders van effecten van de instelling voor collectieve belegging die daarom verzoeken. Het laatste jaarlijks of halfjaarlijks verslag wordt steeds bij het prospectus gevoegd.
Zij moeten voor het publiek verkrijgbaar worden gesteld op de plaatsen vermeld in het prospectus en, in voorkomend geval, in het vereenvoudigd prospectus.
De Koning bepaalt, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de inhoud, de vorm alsook de openbaarmakingswijze en -termijn van de jaarverslagen, de halfjaarlijkse verslagen en de driemaandelijkse financiële staten, alsook de voorwaarden waaronder de jaarverslagen, de halfjaarlijkse verslagen en de driemaandelijkse financiële staten mogen worden openbaar gemaakt via publicatie op de website van de instelling voor collectieve belegging, de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, de instelling als bedoeld in artikel 73, § 2, of derden als bedoeld in artikel 41, § 1, die zijn belast met de uitoefening van de beheertaak als bedoeld in artikel 3, 9°, c).
Art. 77.De Koning bepaalt, bij besluit genomen na advies van de CBFA, volgens welke regels de instellingen voor collectieve belegging hun boekhouding voeren, in voorkomend geval, per compartiment, inventarisramingen verrichten en hun jaarrekening opstellen en openbaar maken. Wat de beleggingsvennootschappen betreft, kan Hij de regels genomen met toepassing van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen en met toepassing van artikel 92. van het Wetboek van vennootschappen, onder de voorwaarden van artikel 122, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen, aanpassen, wijzigen en aanvullen.
Art. 78.Iedere dag waarop de uitgifte of inkoop van rechten van deelneming mogelijk is, maakt de instelling voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming de inventariswaarde van die rechten van deelneming bekend volgens de door de Koning vastgestelde regels.
Art. 79.De CBFA kan, als zij oordeelt dat er gevaar voor verwarring bestaat, eisen dat er aan de naam van de instelling voor collectieve belegging een verklarende vermelding wordt toegevoegd. HOOFDSTUK IV. - Toezicht op de instellingen voor collectieve belegging Afdeling I. - Toezicht door de CBFA
Art. 80.De instellingen voor collectieve belegging zijn onderworpen aan het toezicht van de CBFA. Onverminderd artikel 59, kan de CBFA zich alle inlichtingen doen verstrekken over de organisatie, de werking, de positie en de verrichtingen van de instellingen voor collectieve belegging waarop zij toezicht houdt, alsook over de waardering en de rendabiliteit van hun vermogen.
Zij kan ter plaatse inspecties verrichten bij de instelling voor collectieve belegging, bij de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, bij elke andere entiteit die, rechtstreeks of onrechtstreeks, beheertaken uitoefent voor rekening van de instelling voor collectieve belegging, alsook bij de bewaarder, en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in hun bezit : 1° om na te gaan of de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, alsook de bepalingen van het beheerreglement of de statuten zijn nageleefd, en of de boekhouding en de jaarrekening alsook de haar door de instelling voor collectieve belegging overgelegde jaarverslagen, halfjaarlijkse verslagen, driemaandelijkse financiële staten, periodieke staten en andere inlichtingen juist en waarheidsgetrouw zijn;2° om het passende karakter te toetsen van de beheerstructuren, de administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie en de interne controle van de instelling voor collectieve belegging;3° om zich ervan te vergewissen dat het beheer van de instelling voor collectieve belegging gezond en voorzichtig is en dat het de aan de effecten verbonden rechten niet in het gedrang kan brengen;4° om de volledigheid en het passend karakter te toetsen van de informatie in het prospectus, het vereenvoudigd prospectus en hun bijwerkingen en aanvullingen alsook in de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen.In dat geval kan de CBFA ook bij de financiële bemiddelaars die optreden of zijn opgetreden bij een openbaar aanbod van effecten van de instelling voor collectieve belegging, ter plaatse inspecties verrichten.
De Koning bepaalt welke vergoeding de instellingen voor collectieve belegging aan de CBFA moeten betalen om de kosten van het toezicht te dekken.
Art. 81.De instellingen voor collectieve belegging leggen de CBFA periodiek een gedetailleerde financiële staat voor. Die staat wordt opgemaakt overeenkomstig de regels vastgesteld bij een conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002 genomen reglement van de CBFA dat de rapporteringsinhoud, -frequentie en -wijze bepaalt.
Bovendien kan de CBFA voorschrijven dat haar geregeld andere cijfergegevens of uitleg wordt verstrekt om te kunnen nagaan of de voorschriften van deze Titel en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen zijn nageleefd.
In bijzondere gevallen kan de CBFA afwijkingen toestaan van het in het eerste lid bedoelde reglement.
Het in het eerste lid bedoelde reglement wordt genomen na raadpleging van de betrokken beroepsverenigingen.
Art. 82.Onverminderd artikel 69, behoren relaties tussen de instelling voor collectieve belegging en een bepaalde deelnemer niet tot de bevoegdheid van de CBFA, tenzij het toezicht op de instelling voor collectieve belegging dit vergt. Afdeling II. - Revisoraal toezicht
Art. 83.§ 1. De instellingen voor collectieve belegging moeten een commissaris aanstellen die de opdracht van commissaris uitoefent zoals bedoeld in het Wetboek van vennootschappen.
Artikel 141, 2°, van het Wetboek van vennootschappen is niet van toepassing op de instellingen voor collectieve belegging.
De bepalingen van het Wetboek van vennootschappen met betrekking tot de benoeming, de bezoldiging, het ontslag, de herroeping en de bevoegdheden van de commissaris van rechtspersonen die worden beheerst door het Wetboek van vennootschappen, zijn van toepassing op de commissaris die is aangesteld bij een gemeenschappelijk beleggingsfonds. § 2. De opdracht van commissaris mag bij instellingen voor collectieve belegging enkel worden toevertrouwd aan één of meer revisoren of één of meer revisorenvennootschappen die daartoe door de CBFA zijn erkend overeenkomstig artikel 52 van de wet van 22 maart 1993.
De instellingen voor collectieve belegging mogen plaatsvervangende commissarissen aanstellen, die de taak van de commissaris waarnemen als hij langdurig verhinderd is. De voorschriften van dit artikel en van artikel 84 zijn van toepassing op deze plaatsvervangers.
Art. 84.Overeenkomstig artikel 33, § 2, van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren, doen de erkende revisorenvennootschappen, voor de uitoefening van de taak van commissaris bedoeld in artikel 83, een beroep op een erkende revisor die zij aanduiden. De voorschriften van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, die de aanstelling, de taak en de verplichtingen van en de verbodsbepalingen voor commissarissen, alsook de andere op hen toepasselijke sancties dan strafrechtelijke sancties regelen, gelden zowel voor de revisorenvennootschappen als voor de erkende revisoren die hen vertegenwoordigen.
Een erkende revisorenvennootschap mag een plaatsvervangend vertegenwoordiger aanstellen onder haar leden die voldoen aan de aanstellingsvoorwaarden.
Art. 85.Het Instituut der Bedrijfsrevisoren brengt de CBFA op de hoogte telkens als een tuchtprocedure wordt ingeleid tegen een erkende revisor of een erkende revisorenvennootschap wegens een tekortkoming in de uitoefening van zijn of haar taak bij een instelling voor collectieve belegging.
Art. 86.Voor de aanstelling van commissarissen en plaatsvervangende commissarissen bij instellingen voor collectieve belegging is de voorafgaande instemming van de CBFA vereist. Deze instemming moet worden gevraagd door het vennootschapsorgaan dat de aanstelling voorstelt. Bij aanstelling van een erkende revisorenvennootschap slaat deze instemming zowel op de vennootschap als op haar vertegenwoordiger en, in voorkomend geval, op haar plaatsvervangend vertegenwoordiger.
Deze instemming is ook vereist voor de hernieuwing van een opdracht.
Wanneer de aanstelling van de commissaris krachtens de wet geschiedt door de voorzitter van de rechtbank van koophandel of het hof van beroep, kiest hij uit een lijst van erkende revisoren die door de CBFA is goedgekeurd.
Art. 87.De CBFA kan haar instemming overeenkomstig artikel 86 met een commissaris, een plaatsvervangend commissaris, een erkende revisorenvennootschap of een vertegenwoordiger of plaatsvervangend vertegenwoordiger van een dergelijke vennootschap, steeds herroepen bij beslissing die is gemotiveerd door redenen die verband houden met hun statuut of hun opdracht als erkende revisor of erkende revisorenvennootschap, zoals bepaald door of krachtens deze wet. Met deze herroeping eindigt de opdracht van commissaris.
Wanneer een commissaris ontslag neemt, worden de CBFA en de instelling voor collectieve belegging daarvan vooraf in kennis gesteld, met opgave van de motivering.
Het erkenningsreglement bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de wet van 22 maart 1993 regelt de procedure.
Bij afwezigheid van een plaatsvervangend commissaris of een plaatsvervangend vertegenwoordiger van een erkende revisorenvennootschap zorgt de instelling voor collectieve belegging of de erkende revisorenvennootschap, met naleving van artikel 86, binnen twee maanden voor zijn vervanging.
Het voorstel om een commissaris bij een instelling voor collectieve belegging van zijn opdracht te ontslaan, zoals geregeld bij de artikelen 135 en 136 van het Wetboek van vennootschappen, wordt ter advies voorgelegd aan de CBFA. Dit advies wordt meegedeeld aan de algemene vergadering.
Art. 88.§ 1. De commissarissen verlenen hun medewerking aan het toezicht door de CBFA, op hun eigen uitsluitende verantwoordelijkheid en overeenkomstig deze paragraaf, volgens de regels van het vak en de richtlijnen van de CBFA. Daartoe : 1° vergewissen zij zich ervan dat de instellingen voor collectieve belegging de passende maatregelen hebben genomen voor de administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie en voor de interne controle in het vooruitzicht van de naleving van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen en van het beheerreglement of de statuten;2° bevestigen zij voor de CBFA dat de jaarverslagen, de halfjaarlijkse verslagen en de driemaandelijkse financiële staten die haar door de instellingen voor collectieve belegging worden bezorgd krachtens artikel 76, § 1, alsook de periodieke informatie die haar wordt verstrekt krachtens artikel 81, volledig, juist en volgens de geldende regels zijn opgesteld;3° brengen zij bij de CBFA periodiek verslag uit of, op haar verzoek, bijzonder verslag uit over de organisatie, de werkzaamheden en de financiële structuur van de instelling voor collectieve belegging;4° brengen zij, in het kader van hun opdracht bij de instelling voor collectieve belegging of in het kader van een revisorale opdracht bij de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of elke andere entiteit die, rechtstreeks of onrechtstreeks, beheertaken uitoefent voor rekening van de instelling voor collectieve belegging, bij de bewaarder, alsook bij een onderneming die, in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen, verbonden is met de beleggingsvennootschap of de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, op eigen initiatief verslag uit bij de CBFA, zodra zij kennis krijgen van : a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de positie van de instelling voor collectieve belegging financieel of op het vlak van haar administratieve, boekhoudkundige, financiële of technische organisatie of van haar interne controle, op betekenisvolle wijze beïnvloeden of kunnen beïnvloeden;b) beslissingen of feiten die kunnen wijzen op een overtreding van het Wetboek van vennootschappen, de statuten, deze Titel en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;c) andere beslissingen of feiten die kunnen leiden tot een weigering om de rekeningen te certificeren of tot het formuleren van een voorbehoud. Tegen commissarissen die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld in het 4° van deze paragraaf, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken.
De commissarissen delen aan de leiders van, naargelang van het geval, de beleggingsvennootschap of de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging de verslagen mee die zij, overeenkomstig het eerste lid, 3°, aan de CBFA richten. Voor deze mededelingen geldt de geheimhoudingsplicht zoals geregeld bij artikel 76 van de wet van 2 augustus 2002. Zij bezorgen de CBFA een kopie van de mededelingen die zij aan deze leiders richten en die betrekking hebben op zaken die van belang kunnen zijn voor het toezicht dat zij uitoefent. § 2. De CBFA kan eisen dat de juistheid van de gegevens die haar worden verstrekt met toepassing van artikel 80, wordt bevestigd door de commissaris van de instelling voor collectieve belegging.
De commissarissen kunnen door de CBFA, op verzoek van de Nationale Bank van België of de Europese Centrale Bank, worden gelast te bevestigen dat de gegevens die de instellingen voor collectieve belegging aan deze autoriteiten moeten verstrekken, volledig, juist en volgens de geldende regels zijn opgesteld. HOOFDSTUK V. - Schrapping van de inschrijving, intrekking van de inschrijving en van de vergunning, uitzonderingsmaatregelen en bestuursrechtelijke sancties
Art. 89.Bij beslissing die met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis wordt gebracht, schrapt de CBFA de inschrijving van instellingen voor collectieve belegging en, in voorkomend geval, van compartimenten, die hun bedrijf niet binnen drie maanden na hun inschrijving hebben aangevat, die afstand doen van hun inschrijving of die hun bedrijf hebben stopgezet. Voor de beleggingsvennootschappen trekt zij eveneens de vergunning in.
Art. 90.Wanneer, met overtreding van artikel 52, § 3, tweede lid, geen aanvulling bij het prospectus over een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging wordt gepubliceerd, kan de CBFA, wanneer zij kennis heeft van een feit dat de publicatie van een dergelijke aanvulling rechtvaardigt, het aanbod opschorten tot de betrokken aanvulling bij het prospectus wordt gepubliceerd.
De CBFA kan de beslissing tot opschorting van de verrichting openbaar maken op kosten van de bieder.
De CBFA kan eenieder die in gebreke blijft om zich binnen de door haar bepaalde termijn te voegen naar een bevel tot opschorting van de verrichting dat hem werd gegeven overeenkomstig dit artikel, na die persoon te hebben gehoord of ten minste behoorlijk te hebben opgeroepen, een dwangsom opleggen die, per kalenderdag, niet meer mag bedragen dan 50.000 euro, noch meer dan 2.500.000 euro voor de miskenning van eenzelfde bevel tot opschorting.
Conform artikel 121, § 1, eerste lid, 4°, van de wet van 2 augustus 2002 kan beroep worden ingesteld tegen de door de CBFA krachtens het derde lid van dit artikel genomen beslissingen.
Art. 91.Oordeelt de CBFA : 1° dat een aanbod dreigt te geschieden of geschiedt onder voorwaarden waarbij het publiek kan worden misleid, met name over de risico's die inherent zijn aan de voorgestelde belegging of de rechten die verbonden zijn aan de effecten die het voorwerp uitmaken van het aanbod;of, 2° dat berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen, het publiek kunnen misleiden, met name over de risico's die inherent zijn aan de voorgestelde belegging of de rechten die verbonden zijn aan de effecten die het voorwerp uitmaken van het aanbod, dan geeft ze daarvan, naargelang van het geval, kennis aan de bieder en/of de instelling voor collectieve belegging en/of de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en/of de personen op wier initiatief berichten, reclame en andere stukken worden gepubliceerd die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen, en/of de door hen aangestelde bemiddelaars, en maant zij hen, in voorkomend geval, aan tot het nemen van bepaalde maatregelen die hieraan een einde kunnen stellen. Wordt met deze kennisgeving geen rekening gehouden, dan kan de CBFA beslissen het aanbod op te schorten. Zij kan tevens beslissen tot opschorting of intrekking van de in het eerste lid bedoelde berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen. Tot slot kan zij de in het eerste lid bedoelde personen bevelen een rechtzetting te publiceren.
De in het tweede lid bedoelde beslissingen worden met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de in het eerste lid bedoelde personen en, in het geval van een aanbod in de zin van artikel 3, 1°, b), van de betrokken marktondernemingen.
De CBFA kan de beslissing tot opschorting van het aanbod of tot opschorting of intrekking van de berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen, openbaar maken. Indien de in het tweede lid bedoelde rechtzetting niet binnen de vastgestelde termijn is geschied, kan de CBFA tevens het bevel tot rechtzetting openbaar maken, en, in voorkomend geval, zelf de gevraagde rechtzetting publiceren. De in dit lid bedoelde maatregelen van de CBFA gebeuren, naargelang van het geval, op kosten van de bieder en/ of de instelling voor collectieve belegging en/of de aangestelde beheervennootschap van de instellingen voor collectieve belegging en/of de personen op wier initiatief berichten, reclame en andere stukken worden gepubliceerd die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen, en/of de door hen aangestelde bemiddelaars.
De CBFA kan eenieder die in gebreke blijft om zich binnen de door haar bepaalde termijn te voegen naar een bevel tot opschorting of intrekking dat hem werd gegeven overeenkomstig het tweede lid, na die persoon te hebben gehoord of ten minste behoorlijk te hebben opgeroepen, een dwangsom opleggen die, per kalenderdag niet meer mag bedragen dan 50.000 euro, noch meer dan 2.500.000 euro voor de miskenning van eenzelfde bevel tot opschorting of intrekking.
Conform artikel 121, § 1, eerste lid, 4°, van de wet van 2 augustus 2002 kan beroep worden ingesteld tegen de door de CBFA krachtens het vijfde lid van dit artikel genomen beslissingen.
Art. 92.§ 1. Onverminderd de artikelen 90 en 91, stelt de CBFA, wanneer zij vaststelt dat een instelling voor collectieve belegging niet werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen of overeenkomstig de bepalingen van het beheerreglement of de statuten, dat haar beheer of haar financiële positie de goede afloop van haar verbintenissen in het gedrang dreigt te brengen, of dat haar beheerstructuren, haar administratieve, boekhoudkundige, technische of financiële organisatie of haar interne controle ernstige leemten vertonen, of dat de rechten verbonden aan de effecten van de instelling voor collectieve belegging die het voorwerp uitmaken of hebben uitgemaakt van een openbaar aanbod, in het gedrang dreigen te komen, de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.
Indien de toestand na afloop van deze termijn niet is verholpen, kan de CBFA : 1° haar standpunt omtrent de krachtens het eerste lid gedane vaststellingen openbaar maken;deze openbaarmaking gebeurt op kosten van de beleggingsvennootschap en/of de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging; 2° een speciaal commissaris aanstellen;3° elke uitgifte of elke inkoop van rechten van deelneming opschorten voor de termijn die zij bepaalt;4° de bevoegde marktondernemingen verzoeken de verhandeling van de effecten van de instelling voor collectieve belegging te schorsen;5° de vervanging gelasten van bestuurders van de beleggingsvennootschap of van de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging binnen een termijn die zij bepaalt en, zo binnen deze termijn geen vervanging geschiedt, in de plaats van de voltallige bestuurs- en beheerorganen van de beleggingsvennootschap en/of van de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging één of meer voorlopige bestuurders aanstellen die alleen of collegiaal, naargelang van het geval, de bevoegdheden hebben van de vervangen personen.De CBFA maakt haar beslissing bekend in het Belgisch Staatsblad ; 6° de inschrijving van de instelling voor collectieve belegging en, in voorkomend geval, de vergunning van de beleggingsvennootschap herroepen. § 2. In het in § 1, tweede lid, 2° bedoelde geval is de schriftelijke, algemene of bijzondere toestemming van de speciaal commissaris vereist voor alle handelingen en beslissingen van alle organen van de beleggingsvennootschap en/of de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die, rechtstreeks of onrechtstreeks, betrekking hebben op de beheerde beleggingsinstelling, inclusief de algemene vergadering, alsook voor alle handelingen en beslissingen van de personen die instaan voor het beheer; de CBFA kan evenwel de verrichtingen waarvoor een toestemming is vereist, beperken.
De speciaal commissaris mag elk voorstel dat hij nuttig acht, ter beraadslaging voorleggen aan alle organen van de beleggingsvennootschap of de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, inclusief de algemene vergadering, en aan de personen die instaan voor het beheer. De bezoldiging van de speciaal commissaris wordt vastgesteld door de CBFA en, naargelang van het geval, gedragen door de beleggingsvennootschap of door de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
De leden van de bestuurs- en de beheerorganen en de personen die instaan voor het beheer, die handelingen stellen of beslissingen nemen zonder de vereiste toestemming van de speciaal commissaris, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voortvloeit voor de instelling voor collectieve belegging of voor derden.
Indien de CBFA de aanstelling van een speciaal commissaris openbaar heeft gemaakt in het Belgisch Staatsblad, met opgave van de handelingen en beslissingen waarvoor zijn toestemming vereist is, zijn alle handelingen en beslissingen zonder deze vereiste toestemming nietig, tenzij de speciaal commissaris die bekrachtigt. Onder dezelfde voorwaarden zijn alle beslissingen van de algemene vergadering zonder de vereiste toestemming van de speciaal commissaris nietig, tenzij hij die bekrachtigt.
De CBFA kan een plaatsvervangend commissaris aanstellen.
Bij ernstig gevaar voor de houders van effecten van de instelling voor collectieve belegging kan de CBFA een speciaal commissaris aanstellen zonder dat er voorafgaandelijk een termijn zoals bedoeld in § 1, eerste lid werd vastgesteld. § 3. In het in § 1, tweede lid, 3°, bedoelde geval zijn de leden van de bestuurs- en beheerorganen van de beleggingsvennootschap en/of de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, en de personen die instaan voor het beheer, die handelingen stellen of beslissingen nemen ondanks de schorsing, hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voortvloeit voor de instelling voor collectieve belegging of voor derden.
Indien de CBFA de schorsing openbaar heeft gemaakt in het Belgisch Staatsblad, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig. § 4. In het in § 1, tweede lid, 5°, bedoelde geval wordt de bezoldiging van de voorlopige bestuurder(s) vastgesteld door de CBFA en gedragen door de beleggingsvennootschap of door de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
De CBFA kan op elk tijdstip de voorlopige bestuurder(s) vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van deelnemers van de instelling voor collectieve belegging of van de aandeelhouders van de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, wanneer zij aantonen dat het beheer van de betrokkenen niet meer de nodige waarborgen biedt. § 5. De in § 1 bedoelde beslissingen van de CBFA hebben voor de beleggingsvennootschap en/of de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs en, voor derden, vanaf de datum van hun bekendmaking overeenkomstig de voorschriften van §§ 1 en 2. § 6. Paragraaf 1, eerste lid, en § 5 zijn niet van toepassing bij herroeping van de inschrijving van een failliet verklaarde instelling voor collectieve belegging.
Art. 93.Onverminderd artikel 327, § 5 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, is de CBFA niet bevoegd inzake fiscale aangelegenheden.
Wanneer de CBFA kennis heeft van het feit dat een beleggingsvennootschap en/of een aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een bijzonder mechanisme heeft ingesteld met als doel of gevolg fiscale fraude door derden te bevorderen, zijn echter § 1, eerste en tweede lid, 2°, en § 2 van artikel 92 van toepassing.
Art. 94.De CBFA brengt onmiddellijk de beslissingen die zij overeenkomstig de artikelen 89 tot 92 heeft genomen ter kennis van de autoriteiten die toezicht houden op de instellingen voor collectieve belegging van de andere Lidstaten van de Europese Economische Ruimte waar een instelling voor collectieve belegging naar Belgisch recht haar effecten openbaar aanbiedt. Zij houdt deze autoriteiten op de hoogte van de behandeling van het beroep tegen deze beslissingen overeenkomstig de artikelen 121, § 1, eerste lid, 4°, en 122, 22°, van de wet van 2 augustus 2002.
Art. 95.De instellingen voor collectieve belegging waarvan de inschrijving is ingetrokken of herroepen op grond van de artikelen 89 en 92, blijven onderworpen aan deze Titel en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen tot de terugbetaling van de houders van effecten van de instelling voor collectieve belegging die het voorwerp hebben uitgemaakt van een openbaar aanbod, tenzij de CBFA hen vrijstelt van bepaalde voorschriften.
Dit artikel is niet van toepassing bij de herroeping van de inschrijving van een failliet verklaarde instelling voor collectieve belegging.
Art. 96.§ 1. Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen, kan de CBFA een beleggingsvennootschap en/of een aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een termijn opleggen waarbinnen : a) zij zich moet conformeren aan welbepaalde voorschriften van deze Titel of de ter uitvoering ervan genomen besluiten of reglementen, of b) zij de nodige aanpassingen moet aanbrengen in haar beheerstructuur, haar administratieve, boekhoudkundige, technische of financiële organisatie of haar interne controle. Indien de instelling voor collectieve belegging na afloop van de termijn in gebreke blijft, kan de CBFA haar, na haar te hebben gehoord of ten minste behoorlijk te hebben opgeroepen, een dwangsom opleggen van maximum 2.500.000 euro per overtreding of 50.000 euro per dag vertraging. § 2. Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen en onverminderd de bij andere wetten of andere reglementen voorgeschreven maatregelen, kan de CBFA, wanneer zij een overtreding vaststelt van de bepalingen van deze wet of de met toepassing ervan genomen maatregelen, een instelling voor collectieve belegging naar Belgisch recht een administratieve geldboete opleggen die niet minder mag bedragen dan 5.000 euro en, voor hetzelfde feit of geheel van feiten, niet meer mag bedragen dan 2.500.000 euro. § 3. De met toepassing van § 1 of § 2 en de artikelen 90 en 91 opgelegde dwangsommen en geldboetes worden geïnd ten gunste van de Schatkist door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en Domeinen. § 4. Conform artikel 121, § 1, eerste lid, 4°, van de wet van 2 augustus 2002 kan beroep worden ingesteld tegen de door de CBFA krachtens §§ 1, tweede lid, en 2, genomen beslissingen.
TITEL III. - Institutionele instellingen voor collectieve belegging HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Institutionele instellingen voor collectieve belegging
met een veranderlijk aantal rechten van deelneming
Art. 97.Onder institutionele instelling voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming wordt verstaan, een instelling : 1° met als uitsluitend doel de collectieve belegging in één van de in artikel 7, eerste lid, 2°, 3°, 4° en 9° bedoelde categorieën van toegelaten beleggingen waarvoor een markt bestaat, overeenkomstig de bepalingen van deze Titel, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen en haar beheerreglement of statuten;2° waarvan de financiële middelen uitsluitend worden aangetrokken bij institutionele of professionele beleggers die voor eigen rekening handelen, en waarvan de rechten van deelneming uitsluitend door dergelijke beleggers kunnen worden verworven;3° waarvan de rechten van deelneming, op verzoek van de deelnemers, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten laste van haar activa worden ingekocht of terugbetaald tegen een prijs die wordt berekend op basis van de inventariswaarde;4° waarvan de rechten van deelneming op naam zijn gesteld.
Art. 98.§ 1. Artikel 11, §§ 1, 2, en 4, artikel 12, eerste en derde lid, en artikel 13 zijn van toepassing op de institutionele gemeenschappelijke beleggingsfondsen met een veranderlijk aantal rechten van deelneming. § 2. Het beheerreglement van een institutioneel gemeenschappelijk beleggingsfonds mag worden gewijzigd bij beslissing van de algemene vergadering van deelnemers. § 3. Elk institutioneel gemeenschappelijk beleggingsfonds met een veranderlijk aantal rechten van deelneming heeft een eigen naam; ofwel bevat deze naam de woorden « institutioneel gemeenschappelijk beleggingsfonds naar Belgisch recht met een veranderlijk aantal rechten van deelneming » of « institutioneel open fonds naar Belgisch recht », ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op zijn naam. Indien uit deze naam niet blijkt voor welke categorie van toegelaten beleggingen het fonds overeenkomstig artikel 7, eerste lid heeft geopteerd, moet de aanduiding van die categorie altijd onmiddellijk volgen op zijn naam.
Art. 99.§ 1. Artikel 14, eerste lid en artikel 15, § 1 en § 3 tot en met § 6 en artikel 16 zijn van toepassing op de institutionele beleggingsvennootschap met een veranderlijk aantal rechten van deelneming. § 2. Een institutionele beleggingsvennootschap mag geen andere werkzaamheden verrichten dan omschreven in artikel 4, eerste lid, 1°, b), en zij mag geen andere activa bezitten dan die welke noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van haar statutair doel. § 3. In afwijking van artikel 78 van het Wetboek van vennootschappen, bevat de naam van een institutionele beleggingsvennootschap met een veranderlijk aantal rechten van deelneming en alle stukken die van haar uitgaan, de woorden « institutionele beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal naar Belgisch recht » of « institutionele Bevek naar Belgisch recht » ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op haar naam. Indien uit deze naam niet blijkt voor welke categorie van toegelaten beleggingen zij overeenkomstig artikel 7, eerste lid heeft geopteerd, moet de aanduiding van die categorie altijd onmiddellijk volgen op haar naam. § 4. In afwijking van artikel 1 van het Wetboek van vennootschappen mag een institutionele beleggingsvennootschap met een veranderlijk aantal rechten van deelneming worden opgericht door een institutionele of professionele belegger.
Artikel 646, § 1, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen is niet van toepassing. Afdeling II. - Institutionele instellingen voor collectieve belegging
met een vast aantal rechten van deelneming
Art. 100.Onder institutionele instelling voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming wordt verstaan, een instelling : 1° met als uitsluitend doel de collectieve belegging in één van de in artikel 7, eerste lid, 2° tot 6°, 8° en 9° bedoelde categorieën van toegelaten beleggingen overeenkomstig de bepalingen van deze wet, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen en haar beheerreglement of statuten;2° waarvan de financiële middelen uitsluitend worden aangetrokken bij institutionele of professionele beleggers die voor eigen rekening handelen, en waarvan de rechten van deelneming uitsluitend door dergelijke beleggers kunnen worden verworven;3° waarvan de rechten van deelneming niet worden ingekocht op verzoek van de deelnemers ten laste van haar activa;4° waarvan de rechten van deelneming op naam zijn gesteld.
Art. 101.§ 1. Artikel 11, § 1, § 2 en § 4, artikel 12, eerste en derde lid, artikel 13 en artikel 18, § 3, zijn van toepassing op de institutionele gemeenschappelijke beleggingsfondsen met een vast aantal rechten van deelneming. § 2. Het beheerreglement van een institutioneel gemeenschappelijk beleggingsfonds mag worden gewijzigd bij beslissing van de algemene vergadering van deelnemers. § 3. Elk institutioneel gemeenschappelijk beleggingsfonds met een vast aantal rechten van deelneming heeft een eigen naam; ofwel bevat deze naam de woorden « institutioneel gemeenschappelijk beleggingsfonds naar Belgisch recht met een vast aantal rechten van deelneming » of « institutioneel besloten fonds naar Belgisch recht », ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op zijn naam. Indien uit deze naam niet blijkt voor welke categorie van toegelaten beleggingen het fonds overeenkomstig artikel 7, eerste lid heeft geopteerd, moet de aanduiding van die categorie altijd onmiddellijk volgen op zijn naam.
Art. 102.§ 1. Artikel 19, eerste lid en artikel 20, § 1, § 3 en § 4 zijn van toepassing op de institutionele beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming. § 2. Een institutionele beleggingsvennootschap mag geen andere werkzaamheden verrichten dan omschreven in artikel 4, eerste lid, 1°, b) en zij mag geen andere activa bezitten dan die welke noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van haar statutair doel. § 3. In afwijking van artikel 78 van het Wetboek van vennootschappen, bevat de naam van een institutionele beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming en alle stukken die van haar uitgaan, de woorden « institutionele beleggings-vennootschap met vast kapitaal naar Belgisch recht » of « institutionele Bevak naar Belgisch recht » ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op haar naam. Indien uit deze naam niet blijkt voor welke categorie van toegelaten beleggingen zij overeenkomstig artikel 7, eerste lid heeft geopteerd, moet de aanduiding van die categorie altijd onmiddellijk volgen op haar naam. § 4. In afwijking van artikel 1 van het Wetboek van vennootschappen mag een institutionele beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming worden opgericht door een institutionele of professionele belegger.
Artikel 646, § 1, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen is niet van toepassing. Afdeling III. - Institutionele instellingen voor collectieve belegging
in schuldvorderingen
Art. 103.Onder institutionele instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen wordt verstaan, een instelling : 1° met als uitsluitend doel de collectieve belegging in de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 7, eerste lid, 7°, overeenkomstig de bepalingen van deze wet, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen en haar beheerreglement of statuten;2° waarvan de financiële middelen uitsluitend worden aangetrokken bij institutionele of professionele beleggers die voor eigen rekening handelen, en waarvan de effecten uitsluitend door dergelijke beleggers kunnen worden verworven;3° waarvan de rechten van deelneming niet worden ingekocht op verzoek van de deelnemers ten laste van haar activa;4° waarvan de rechten van deelneming op naam zijn gesteld. Niettegenstaande het eerste lid, 2°, mag de overdrager van de schuldvorderingen die geen institutionele of professionele belegger is, effecten van de instelling verwerven of haar op een andere wijze financiële middelen verstrekken, in de mate dat de aldus verstrekte financiële middelen voornamelijk worden verstrekt om ten gunste van de andere beleggers de risico's van tekortkomingen in de betalingen van de schuldvorderingen te beheren.
Art. 104.De bepalingen van artikel 22, tweede en derde lid, zijn van toepassing.
Art. 105.Artikel 11, §§ 1, 2 en 4, artikel 12, eerste en derde lid, 13 en artikel 18, § 3 zijn van toepassing op de institutionele gemeenschappelijke fondsen voor belegging in schuldvorderingen.
Het beheerreglement van een institutioneel gemeenschappelijk fonds voor belegging in schuldvorderingen mag worden gewijzigd bij beslissing van de algemene vergadering van deelnemers.
Elk institutioneel gemeenschappelijk fonds voor belegging in schuldvorderingen heeft een eigen naam; ofwel bevat deze naam de woorden « institutioneel gemeenschappelijk fonds voor belegging in schuldvorderingen naar Belgisch recht », ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op de naam.
Art. 106.§ 1. Artikel 24, eerste lid, artikel 25, § 3, eerste lid, tweede lid en derde lid, eerste zin, § 4, artikel 26, § 1, eerste en derde lid en §§ 2 tot 4, artikel 27, § 1, eerste tot zevende lid en § 2 zijn van toepassing op de institutionele vennootschap voor belegging in schuldvorderingen. § 2. Een institutionele vennootschap voor belegging in schuldvorderingen mag geen andere werkzaamheden verrichten dan omschreven in artikel 4, eerste lid, 1°, b), en zij mag geen andere activa bezitten dan die welke noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van haar statutair doel. § 3. In afwijking van artikel 78 van het Wetboek van vennootschappen, bevat de naam van de institutionele vennootschap voor belegging in schuldvorderingen en alle stukken die van haar uitgaan, de woorden « institutionele vennootschap voor belegging in schuldvorderingen naar Belgisch recht » of « institutionele VBS naar Belgisch recht », ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op haar naam. § 4. In afwijking van artikel 1 van het Wetboek van vennootschappen mag een institutionele beleggingsvennootschap in schuldvorderingen worden opgericht door een institutionele of professionele belegger.
Artikel 646, § 1, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen is niet van toepassing. HOOFDSTUK II. - Bedrijfsvergunning en bedrijfsuitoefening Afdeling I. - Inschrijving
Art. 107.De Koning bepaalt, bij besluit genomen na advies van de CBFA en na open raadpleging, de verplichtingen en de voorwaarden met betrekking tot de inschrijving waaraan de institutionele instellingen voor collectieve belegging bedoeld in de artikelen 97 en 100 moeten voldoen alvorens hun werkzaamheden aan te vatten, gelet op de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor zij geopteerd hebben.
Art. 108.De institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen moeten zich, alvorens hun werkzaamheden aan te vatten, laten inschrijven bij de Federale Overheidsdienst Financiën op de lijst van de institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen. Deze verplichting geldt, in voorkomend geval, tevens voor de compartimenten van de instelling voor collectieve belegging.
Art. 109.Een institutionele instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen wordt ingeschreven op deze lijst op voorlegging van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van haar statuten of van haar beheerreglement.
De Koning bepaalt de inschrijvingsvoorwaarden.
Elk document dat ter bevestiging van deze inschrijving wordt afgegeven door de Federale Overheidsdienst Financiën en elk document dat met het oog op de uitvoering van de verrichtingen van de beleggingsinstelling naar deze inschrijving verwijst, moet vermelden dat de inschrijving geen beoordeling inhoudt van de opportuniteit en de kwaliteit van de verrichtingen, evenmin als van de positie van de instelling voor collectieve belegging. Afdeling II. - Bedrijfsuitoefening
Art. 110.De Koning stelt de verplichtingen en verbodsbepalingen vast waaraan de institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk en een vast aantal rechten van deelneming zijn onderworpen.
De Koning stelt de verplichtingen en verbodsbepalingen vast waaraan de institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen zijn onderworpen.
Die besluiten worden door de Koning genomen op advies van de CBFA en na open raadpleging.
Art. 111.Artikel 67, § 1, eerste lid, §§ 2 en 4 en artikel 83, § 1, eerste en derde lid, zijn van toepassing op de institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen.
De institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen mogen steeds bijkomend of tijdelijk termijnbeleggingen, liquide middelen en effecten in bezit hebben.
De Koning kan bepalen volgens welke regels de institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen hun boekhouding moeten voeren, in voorkomend geval per compartiment, inventarisramingen moeten verrichten en hun jaarrekening moeten opstellen en openbaar maken. HOOFDSTUK III. - Toezicht op de institutionele instellingen voor collectieve belegging
Art. 112.De Koning kan, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de toepassing van de artikelen 80 tot 96 van deze wet uitbreiden tot de institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk en een vast aantal rechten van deelneming, gelet op de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor zij geopteerd hebben.
TITEL IV. - Private instellingen voor collectieve belegging HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Private instellingen voor collectieve belegging
met een veranderlijk aantal rechten van deelneming
Art. 113.Onder private instelling voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming wordt verstaan, een instelling : 1° met als uitsluitend doel de collectieve belegging in één van de in artikel 7, eerste lid, 2°, 3°, 4° en 9° bedoelde categorieën van toegelaten beleggingen waarvoor een markt bestaat, overeenkomstig de bepalingen van deze wet, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen en haar beheerreglement of statuten;2° waarvan de financiële middelen uitsluitend worden aangetrokken bij private beleggers die voor eigen rekening handelen, en waarvan de rechten van deelneming uitsluitend kunnen worden verworven door dergelijke beleggers of door andere beleggers onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden;3° waarvan de rechten van deelneming, op verzoek van de deelnemers, ten laste van de activa van deze instelling rechtstreeks of onrechtstreeks worden ingekocht of terugbetaald tegen een prijs die wordt berekend op basis van de inventariswaarde.
Art. 114.§ 1. Artikel 11, § 1, 2 en 4, artikel 12, eerste en derde lid en artikel 13 zijn van toepassing op de private gemeenschappelijke beleggingsfondsen met een veranderlijk aantal rechten van deelneming. § 2. Het beheerreglement van een privaat gemeenschappelijk beleggingsfonds mag worden gewijzigd bij beslissing van de algemene vergadering van deelnemers. § 3. Elk privaat gemeenschappelijk beleggingsfonds met een veranderlijk aantal rechten van deelneming heeft een eigen naam; ofwel bevat deze naam de woorden « privaat gemeenschappelijk beleggingsfonds naar Belgisch recht met een veranderlijk aantal rechten van deelneming » of « privaat open fonds naar Belgisch recht », ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op zijn naam. Indien uit deze naam niet blijkt voor welke categorie van toegelaten beleggingen het fonds overeenkomstig artikel 7, eerste lid heeft geopteerd, moet de aanduiding van die categorie altijd onmiddellijk volgen op zijn naam.
Art. 115.§ 1. Artikel 14, eerste lid, artikel 15, §§ 1, 3 tot 6 en artikel 16 zijn van toepassing op de private beleggingsvennootschap met een veranderlijk aantal rechten van deelneming. § 2. Een private beleggingsvennootschap mag geen andere werkzaamheden verrichten dan omschreven in artikel 4, eerste lid, 1°, c), en zij mag geen andere activa bezitten dan die welke noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van haar statutair doel. § 3. In afwijking van artikel 78 van het Wetboek van vennootschappen, bevat de naam van de private beleggingsvennootschap met een veranderlijk aantal rechten van deelneming en alle stukken die van haar uitgaan, de woorden « private beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal naar Belgisch recht » of « private Bevek naar Belgisch recht » ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op haar naam.
Indien uit deze naam niet blijkt voor welke categorie van toegelaten beleggingen zij overeenkomstig artikel 7, eerste lid heeft geopteerd, moet de aanduiding van die categorie altijd onmiddellijk volgen op haar naam. Afdeling II. - Private instellingen voor collectieve belegging
met een vast aantal rechten van deelneming
Art. 116.Onder private instelling voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming wordt verstaan, een instelling : 1° met als uitsluitend doel de collectieve belegging in één van de in artikel 7, eerste lid, 2° tot 6°, 8° en 9° bedoelde categorieën van toegelaten beleggingen overeenkomstig de bepalingen van deze wet, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen en haar beheerreglement of statuten;2° waarvan de financiële middelen uitsluitend worden aangetrokken bij private beleggers die voor eigen rekening handelen, en waarvan de rechten van deelneming uitsluitend kunnen worden verworven door dergelijke beleggers of door andere beleggers onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden;3° waarvan de rechten van deelneming niet worden ingekocht op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa van de instelling.
Art. 117.§ 1. Artikel 11, §§ 1, 2 en 4, artikel 12, eerste en derde lid, artikel 13 en artikel 18, § 3 zijn van toepassing op de private gemeenschappelijke beleggingsfondsen met een vast aantal rechten van deelneming. § 2. Het beheerreglement van een privaat gemeenschappelijk beleggingsfonds mag worden gewijzigd bij beslissing van de algemene vergadering van deelnemers. § 3. Elk privaat gemeenschappelijk beleggingsfonds met een vast aantal rechten van deelneming heeft een eigen naam; ofwel bevat deze naam de woorden « privaat gemeenschappelijk beleggingsfonds naar Belgisch recht met een vast aantal rechten van deelneming » of « privaat besloten fonds naar Belgisch recht », ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op zijn naam. Indien uit deze naam niet blijkt voor welke categorie van toegelaten beleggingen het fonds overeenkomstig artikel 7, eerste lid heeft geopteerd, moet de aanduiding van die categorie altijd onmiddellijk volgen op zijn naam.
Art. 118.§ 1. Artikel 19, eerst lid en 20, §§ 1, 3 en 4, zijn van toepassing op de private beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming. § 2. Een private beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming mag geen andere werkzaamheden verrichten dan omschreven in artikel 4, eerste lid, 1°, c), en zij mag geen andere activa bezitten dan die welke noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van haar statutair doel. § 3. In afwijking van artikel 78 van het Wetboek van vennootschappen, bevat de maatschappelijke naam van de private beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming en alle stukken die van haar uitgaan, de woorden « private beleggingsvennootschap met vast kapitaal naar Belgisch recht » of « private Bevek naar Belgisch recht » ofwel volgen deze woorden onmiddellijk op haar naam. Indien uit deze naam niet blijkt voor welke categorie van toegelaten beleggingen zij overeenkomstig artikel 7, eerste lid heeft geopteerd, moet de aanduiding van die categorie altijd onmiddellijk volgen op haar naam. Afdeling III. - Private privaks
Art. 119.Onder private privak wordt verstaan, de instelling voor collectieve belegging met een vast aantal rechten van deelneming die geregeld is bij statuten : 1° met als uitsluitend doel de collectieve belegging in de in artikel 7, eerste lid, 8°, bedoelde categorie van toegelaten beleggingen overeenkomstig de bepalingen van deze wet, de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen en haar statuten;2° waarvan de financiële middelen uitsluitend worden aangetrokken bij private beleggers die voor eigen rekening handelen, en waarvan de effecten uitsluitend kunnen worden verworven door dergelijke beleggers of door andere beleggers onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden;3° waarvan de rechten van deelneming niet worden ingekocht op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa van de instelling.
Art. 120.Onder private privak wordt verstaan, de beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming die is opgericht als gewone commanditaire vennootschap, als commanditaire vennootschap op aandelen of als naamloze vennootschap, voor een maximale duur van 12 jaar en die is ingeschreven op de lijst van de private privaks bedoeld in artikel 123, § 2.
Een private privak mag geen andere werkzaamheden verrichten dan omschreven in artikel 4, eerste lid, 1°, c), en zij mag geen andere activa bezitten dan die welke noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van haar doel.
Wanneer zij is opgericht als naamloze vennootschap, wordt het dagelijks bestuur van de vennootschap opgedragen aan één enkele vennootschap die geen bestuurder is. Wanneer zij is opgericht als gewone commanditaire vennootschap of als commanditaire vennootschap op aandelen is deze vennootschap de enige beherende vennoot. De Koning bepaalt welke vennootschappen kunnen belast worden met het dagelijks bestuur van een private privak en aan welke voorwaarden deze vennootschappen zijn onderworpen.
Art. 121.§ 1. De private privak is onderworpen aan het Wetboek van vennootschappen voorzover daarvan niet wordt afgeweken door deze Titel en de ter uitvoering ervan genomen besluiten. § 2. In afwijking van artikel 78 van het Wetboek van vennootschappen moeten de naam van de private privak en alle stukken die van haar uitgaan de woorden « private privak naar Belgisch recht » bevatten ofwel moeten deze woorden de onmiddellijk volgen op haar naam. § 3. In afwijking van artikel 93, tweede lid van het Wetboek van vennootschappen moet de private privak in alle gevallen een jaarrekening opstellen volgens de regels die de Koning heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 92, § 1, van dat Wetboek. § 4. In afwijking van artikel 97 van het Wetboek van vennootschappen moet de private privak haar jaarrekening neerleggen bij de Nationale Bank van België volgens de nadere regels die volgen uit de artikelen 98. en volgende van dat Wetboek. § 5. In afwijking van artikel 141, 1° en 2°, van het Wetboek van vennootschappen moet de private privak de controle van haar jaarrekening ingevolg de toepassing van artikel 142 van dat Wetboek opdragen aan een of meer commissarissen. In afwijking van artikel 144, eerste lid, 6°, van dat Wetboek mag (mogen) deze commissaris(sen) die kennis heeft (hebben) gekregen van overtredingen van de statutaire bepalingen aangaande het statuut als instelling voor collectieve belegging, in geen geval de melding van deze overtredingen, die bovendien omstandig moet zijn en met opgave van de overtreden bepalingen, uit het verslag weglaten. In de gevallen bepaald door de Koning zendt (zenden) de commissaris(sen) een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het verslag aan de CBFA. § 6. In afwijking van de artikelen 184, eerste lid, 187 en 193 van het Wetboek van vennootschappen wordt de wijze van vereffening en van aanstelling van de vereffenaar(s) statutair bepaald, mag de beleggingsvennootschap geen nieuwe beleggingen meer verrichten in niet-genoteerde vennootschappen na het proces-verbaal van de invereffeningstelling en moeten in alle gevallen tijdens de vereffening jaarrekeningen worden opgemaakt volgens de regels die de Koning heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 92, § 1 van dat Wetboek. HOOFDSTUK II. - Bedrijfsvergunning en bedrijfsuitoefening Afdeling I. - Inschrijving
Art. 122.De Koning bepaalt, bij besluit genomen na advies van de CBFA en na open raadpleging, de verplichtingen en de voorwaarden met betrekking tot de inschrijving waaraan de private instellingen voor collectieve belegging bedoeld in de artikelen 113 en 116 moeten voldoen alvorens hun werkzaamheden aan te vatten, gelet op de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor zij geopteerd hebben.
Art. 123.§ 1. De private privaks moeten zich, alvorens hun werkzaamheden aan te vatten, bij de Federale Overheidsdienst Financiën laten inschrijven op de lijst van de private privaks.
Deze lijst kan worden onderverdeeld in rubrieken en subrubrieken.
Elk document dat ter bevestiging van deze inschrijving wordt afgegeven door de Federale Overheidsdienst Financiën en elk document dat met het oog op de uitvoering van de verrichtingen van de beleggingsinstelling naar deze inschrijving verwijst, moet vermelden dat de inschrijving geen beoordeling inhoudt van de opportuniteit en de kwaliteit van de verrichtingen, evenmin als van de positie van de instelling voor collectieve belegging. § 2. De Federale Overheidsdienst Financiën stelt, op basis van de gegevens die zij bij de inschrijving heeft ontvangen, informatie ter beschikking van het publiek betreffende de identiteit van de vennootschappen die zijn ingeschreven op of geschrapt van de lijst van de private privaks alsmede van de vennootschap bedoeld in artikel 120, derde lid. Afdeling II. - Bedrijfsuitoefening
Art. 124.De Koning stelt, bij besluit genomen na advies van de CBFA en na open raadpleging, de verplichtingen en verbodsbepalingen vast waaraan de private instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk en een vast aantal rechten van deelneming alsook de private privaks zijn onderworpen.
Art. 125.§ 1. De Koning kan de regels bepalen die de private privak en de vennootschap bedoeld in artikel 120, derde lid, moeten naleven om belangenconflicten met de effectenhouders van de private privak te vermijden. § 2. Een private privak mag niet zoveel effecten van eenzelfde vennootschap verwerven dat zij, rekening houdend met de structuur en de spreiding van de aandeelhouderskring van die vennootschap, met deze effecten een invloed zou kunnen uitoefenen op het bestuur van de bedoelde vennootschap of op de aanstelling van haar leiders.
De Koning legt de grenzen vast voor het bezit van effecten van eenzelfde categorie van eenzelfde emittent door een private privak.
Een private privak mag zich er niet toe verbinden om op een welbepaalde manier te stemmen met de effecten die zij beheert, of om te stemmen volgens de instructies van andere personen dan de deelnemers die in algemene vergadering bijeen zijn. Een private privak mag zich er niet toe verbinden om effecten niet te verkopen, om een voorkooprecht te verlenen of om enige andere overeenkomst te sluiten die haar beheerautonomie zou belemmeren.
Elke andersluidende overeenkomst is nietig.
De Koning kan voorzien in uitzonderingen op het eerste tot het vierde lid.
Het eerste tot het vierde lid zijn niet van toepassing in de gevallen waarin een private privak dochterondernemingen heeft opgericht die zelf instellingen voor collectieve belegging zijn in de zin van artikel 4. § 3. De private privaks kunnen steeds bijkomend of tijdelijk : 1° termijnbeleggingen van maximaal 6 maanden of liquide middelen houden;2° genoteerde effecten houden voorzover : a) zij deze effecten reeds houden op het ogenblik van de aanvraag tot opname in de notering van een beurs of een andere georganiseerde en openbare markt voor effecten;b) deze effecten worden verkregen door omruiling van niet-genoteerde effecten, met uitzondering van hun eigen effecten;3° in het kader van indekkingsverrichtingen, handelen in al dan niet genoteerde afgeleide financiële instrumenten op al dan niet genoteerde onderliggende materiële of financiële activa. De Koning bepaalt wat onder « bijkomend of tijdelijk » dient te worden verstaan. HOOFDSTUK III. - Toezicht op de private instellingen voor collectieve belegging
Art. 126.De Koning kan, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de toepassing van de artikelen 80 tot 96 van deze wet uitbreiden tot de private instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk en een vast aantal rechten van deelneming, gelet op de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor zij geopteerd hebben.
BOEK III. - INSTELLINGEN VOOR COLLECTIEVE BELEGGING NAAR BUITENLANDS RECHT
Art. 127.De instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht waarvan de werkzaamheden zijn onderworpen aan de bepalingen van dit Boek, moeten zich, alvorens hun werkzaamheden aan te vatten, bij de CBFA laten inschrijven. Deze verplichting geldt, in voorkomend geval, tevens voor de compartimenten van de instelling voor collectieve belegging.
Art. 128.De CBFA schrijft de instellingen voor collectieve belegging in, alsook de compartimenten die voldoen aan de voorwaarden in dit Boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.
Art. 129.De CBFA stelt elk jaar een lijst op van de instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht en de compartimenten die krachtens dit Boek zijn ingeschreven.
Deze lijst en alle wijzigingen die er tijdens het jaar in worden aangebracht, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Deze lijst kan worden onderverdeeld in rubrieken en subrubrieken.
TITEL I. - Instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 85/611/EEG
Art. 130.Een instelling voor collectieve belegging naar het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, die aan de voorwaarden van Richtlijn 85/611/EEG voldoet en die van de bevoegde autoriteiten van de lid-Staat waar zij is gevestigd de toelating heeft gekregen om haar werkzaamheden uit te oefenen, legt de volgende stukken voor aan de CBFA wanneer zij voornemens is haar rechten van deelneming in België openbaar aan te bieden : 1° een verklaring van de bevoegde autoriteiten waaruit blijkt dat zij voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 85/611/EEG;2° naargelang van het geval, haar fondsreglement of statuten;3° haar prospectus;4° in voorkomend geval haar laatste jaarverslag en haar daaropvolgend halfjaarlijks verslag;5° gegevens over de wijze waarop zij haar rechten van deelneming openbaar wenst aan te bieden. De in het eerste lid bedoelde instelling voor collectieve belegging moet een kredietinstelling naar Belgisch recht die is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 13 van de wet van 22 maart 1993, een bijkantoor van een kredietinstelling die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en geregistreerd is conform artikel 65 van de wet van 22 maart 1993, een beursvennootschap naar Belgisch recht die is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 53 van de wet van 6 april 1995, een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 145 van deze wet of een bijkantoor van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte en geregistreerd conform artikel 203 van deze wet, aanwijzen die of dat instaat voor de uitkeringen aan de deelnemers, voor de verkoop of de inkoop van de rechten van deelneming, alsmede voor de verspreiding van de informatie die de instelling voor collectieve belegging moet verstrekken in het Nederlands, in het Frans of in het Duits.
Deze instelling voor collectieve belegging wordt twee maanden na deze mededeling ingeschreven op de in artikel 129 bedoelde lijst en kan vanaf dan haar rechten van deelneming openbaar aanbieden, tenzij de CBFA vóór het verstrijken van de termijn van twee maanden bij gemotiveerd besluit vaststelt dat de voorgenomen wijze van openbaar aanbieden van rechten van deelneming niet in overeenstemming is met de wettelijke en reglementaire bepalingen terzake.
Art. 131.De berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen, mogen pas worden gepubliceerd na goedkeuring door de CBFA. De Koning kan, bij besluit genomen na advies van de CBFA : 1° gelet op de aard van het aanbod, de minimuminhoud vastleggen van de berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen;2° de termijnen en de wijze vaststellen voor de publicatie van de berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen. De artikelen 58 tot 62, 90, 91 en 96 van deze wet zijn van toepassing op de berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen.
Art. 132.De CBFA mag bij gemotiveerd besluit schorsingsen verbodsmaatregelen jegens een in artikel 130 bedoelde instelling voor collectieve belegging nemen die haar rechten van deelneming in België openbaar aanbiedt met schending van artikel 131 en de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de openbare aanbieding van rechten van deelneming.
Artikel 92, § 1, tweede lid, 1° en 4° en § 4 en artikel 96 zijn van toepassing.
Art. 133.Voor de beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 130 gelden de artikelen 78, 79 en 82.
TITEL II. - Instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte en niet voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 85/611/ EEG en instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte
Art. 134.De Koning bepaalt, onverminderd artikel 135, de voorwaarden waaraan de in deze Titel bedoelde beleggingsinstellingen naar buitenlands recht moeten voldoen om te worden ingeschreven en om hun inschrijving te handhaven.
Een weigering van inschrijving door de CBFA wordt gemotiveerd en ter kennis gebracht van de verzoekers.
De CBFA kan, bij gemotiveerd besluit, schorsingsof verbodsmaatregelen nemen jegens een beleggingsinstelling in geval van niet-naleving van de bepalingen van deze Titel of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.
Art. 135.Voor de beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 134 gelden de artikelen 52 tot 62, 75, 76, 77, 78, 79, 80, tweede lid, 82, 90, 91 en 92, § 1, tweede lid, 1°, 3°, 4° tot 6° en § 4.
Art. 136.De berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen, mogen pas worden gepubliceerd na goedkeuring door de CBFA. De Koning kan, bij besluit genomen na advies van de CBFA : 1° gelet op de aard van het aanbod, de minimuminhoud vastleggen van de berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen;2° de termijnen en de wijze vaststellen voor de publicatie van de berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen. De artikelen 58 tot 62, 90, 91 en 96 van deze wet zijn van toepassing op de berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op het aanbod dan wel het aanbod aankondigen of aanbevelen.
Art. 137.Met de goedkeuring van de Minister van Financiën kan de CBFA, op basis van het wederkerigheidsbeginsel, met de toezichthoudende autoriteiten van de Staat van herkomst van de beleggingsinstellingen of de vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn en ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte, alsook met de toezichtsautoriteiten die instaan voor hun toezicht in andere Staten dan België, overeenkomen welke verplichtingen en verbodsbepalingen voor de uitoefening van hun bedrijf in België gelden, hoe het toezicht wordt opgevat en uitgeoefend en op welke wijze de samenwerking en de informatie-uitwisseling zoals bedoeld in de artikelen 74 tot 76 van de wet van 2 augustus 2002 met deze autoriteiten worden georganiseerd.
Om regels en modaliteiten te kunnen vaststellen die beter aansluiten bij zowel de aard en spreiding van de werkzaamheden van de beleggingsinstellingen en de vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn, als bij het toezicht, mogen de overeenkomsten afwijken van de bepalingen van deze Titel en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.
Voorzover er een algemeen toezicht bestaat dat voldoet aan de criteria van deze Titel, mogen deze overeenkomsten vrijstelling verlenen van de toepassing van bepaalde voorschriften van deze Titel en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.
De in dit artikel bedoelde overeenkomsten mogen voor de beleggingsinstellingen waarop zij betrekking hebben, of de vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn en ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische ruimte, waarop zij betrekking hebben, geen gunstigere regels bevatten dan voor beleggingsinstellingen of vennootschappen die bij hun bedrijf betrokken zijn, die onder het recht van een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte ressorteren en in België bedrijvig zijn.
De overeenkomsten moeten een opzeggingsclausule met opzegging van ten hoogste 6 maanden bevatten.
De CBFA publiceert in haar jaarverslag de lijst en de wezenlijke inhoud van de op grond van dit artikel gesloten overeenkomsten.
DEEL III. - BEHEERVENNOOTSCHAPPEN VAN INSTELLINGEN VOOR COLLECTIEVE BELEGGING BOEK I. - TOEPASSINGSGEBIED
Art. 138.De bepalingen van dit deel gelden voor de vennootschappen naar Belgisch recht waarvan het gewone bedrijf bestaat in het beroepsmatige collectieve beheer van portefeuilles van openbare instellingen voor collectieve belegging, alsook voor de ondernemingen naar buitenlands recht die dit bedrijf in België uitoefenen.
Deze vennootschappen worden hierna « beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging » genoemd.
Art. 139.De bepalingen van dit deel gelden niet voor : 1° de beleggingsondernemingen als bedoeld in Boek II, Titel II tot en met IV van de wet van 6 april 1995 die over een vergunning beschikken om de beleggingsdienst bedoeld in artikel 46, 1°, 3 van de wet van 6 april 1995 te verrichten, wanneer zij deze dienst verrichten voor instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht;voor deze ondernemingen gelden niettemin de artikelen 147, 153, § 1, vierde tot zesde leden, 153, § 2, 154, § 3, 168, 170 en 174; 2° de kredietinstellingen als bedoeld in Titel II tot IV van de wet van 22 maart 1993 wanneer zij de beleggingsdienst bedoeld in artikel 46, 1°, 3 van de wet van 6 april 1995 verrichten voor instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht;de artikelen 147, 153, § 1, vierde tot zesde leden, 153, § 2, 154, § 3, 168, 170 en 174 zijn niettemin van toepassing.
BOEK II. - BEHEERVENNOOTSCHAPPEN VAN INSTELLINGEN VOOR COLLECTIEVE BELEGGING NAAR BELGISCH RECHT TITEL I. - Bedrijfsvergunning HOOFDSTUK I. - Vergunning
Art. 140.Iedere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die haar werkzaamheden in België wenst uit te oefenen, moet, vooraleer deze aan te vatten, een vergunning verkrijgen van de CBFA. Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging mag een of meer beheertaken uitoefenen als bedoeld in artikel 3, 9°, a), b) of c), en, bijkomend, een of meer beleggingsdiensten verrichten als bedoeld in artikel 3, 10°. Niettemin, 1° is de uitoefening van de beheertaak bedoeld in artikel 3, 9°, c) enkel toegestaan aan een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die tevens over een vergunning voor de beheertaken bedoeld in artikel 3, 9°, a) en/of b) beschikt; 2° is het bijkomend verrichten van de beleggingsdienst bedoeld in artikel 3, 10°, b) enkel toegestaan aan een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die tevens over een vergunning beschikt om de beleggingsdienst bedoeld in artikel 3, 10°, a) bijkomend te verrichten.
Art. 141.§ 1. De aanvrager vermeldt de beheertaken bedoeld in artikel 3, 9°, a), b) of c) en de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 3, 10°, a) of b) die hij voornemens is te verrichten en waarvoor hij de vergunning wenst te verkrijgen.
Bij de vergunningsaanvraag wordt een programma van werkzaamheden gevoegd dat beantwoordt aan de door de CBFA gestelde voorwaarden en waarin, met name, de wijze wordt vermeld waarop de aanvrager de voorgenomen beheertaken bedoeld in artikel 3, 9° zal uitoefenen alsook de omvang van de voorgenomen werkzaamheden, de organisatiestructuur van de vennootschap, de nauwe banden die zij heeft met andere personen en de categorie van toegelaten beleggingen van de instellingen voor collectieve belegging waarvoor hij de beheertaken wenst te verrichten.
De aanvrager moet alle inlichtingen verstrekken die nodig zijn om zijn aanvraag te kunnen beoordelen. § 2. Paragraaf 1 is eveneens van toepassing op de vergunningsaanvragen die worden ingediend door een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die reeds over een vergunning beschikt, maar bijkomende beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9° of bijkomende beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 3, 10° wenst te verlenen waarvoor haar vergunning niet geldt of die het beheer wenst waar te nemen van instellingen voor collectieve belegging die geopteerd hebben voor een andere categorie van toegelaten beleggingen dan vermeld in het programma van werkzaamheden bedoeld in § 1. De artikelen 142 tot en met 146 zijn van toepassing.
De aanvrager deelt de CBFA onverwijld alle nodige gegevens mee opdat het vergunningsdossier permanent up-to-date zou zijn.
Art. 142.Wanneer de aanvraag om een vergunning uitgaat van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die hetzij de dochteronderneming is van een andere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, van een beleggingsonderneming, van een kredietinstelling of van een verzekeringsonderneming met vergunning in een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte, hetzij de dochteronderneming van de moederonderneming van een andere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, van een beleggingsonderneming, van een kredietinstelling of van een verzekeringsonderneming met vergunning in een andere lid-Staat, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een andere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, beleggingsonderneming, kredietinstelling of verzekeringsonderneming met vergunning in een andere lid-Staat, raadpleegt de CBFA, vooraleer een beslissing te nemen, de nationale toezichthoudende autoriteiten van deze andere Lidstaten voor de beheervennootschap(pen) van instellingen voor collectieve belegging, beleggingsonderneming(en), kredietinstelling(en) of verzekeringsonderneming(en) waaraan krachtens hun recht een vergunning is verleend.
Art. 143.De CBFA verleent de aangevraagde vergunning aan de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van hoofdstuk II. Zij spreekt zich uit over een aanvraag binnen twee maanden na voorlegging van een volledig dossier en uiterlijk binnen negen maanden na ontvangst van de aanvraag.
De beslissingen inzake vergunning vermelden de beheertaken die de vennootschap mag uitoefenen en de beleggingsdiensten die zij mag verrichten.
De beslissingen inzake vergunning worden binnen vijftien dagen met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de aanvragers.
De aanvragers kunnen beroep instellen conform artikel 122, 23°, van de wet van 2 augustus 2002 tegen de door de CBFA krachtens dit artikel genomen beslissingen inzake vergunning.
Art. 144.Gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beheer van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, kan de CBFA de vergunning van de beheervennootschap beperken tot het uitoefenen van welbepaalde beheertaken en het verrichten van welbepaalde beleggingsdiensten, dan wel voorwaarden stellen aan het uitoefenen van welbepaalde beheertaken of het verrichten van welbepaalde beleggingsdiensten.
De aanvragers kunnen beroep instellen conform artikel 122, 23°, van de wet van 2 augustus 2002 tegen de door de CBFA krachtens dit artikel genomen beslissingen inzake vergunning.
Art. 145.De CBFA maakt elk jaar een lijst op van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging waaraan krachtens dit Boek een vergunning is verleend. Deze lijst en alle wijzigingen die er tijdens het jaar in werden aangebracht, worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Op de lijst van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging worden de beheertaken vermeld bedoeld in artikel 3, 9°, a), b) of c) en de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 3, 10°, a) of b), die de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging mag verrichten. Tevens wordt vermeld of de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging haar werkzaamheden overeenkomstig de hoofdstukken VI en VII op het grondgebied van andere Lidstaten van de Europese Economische Ruimte uitoefent via de vestiging van een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten.
De lijst kan worden onderverdeeld in rubrieken en subrubrieken.
Art. 146.De CBFA stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van elke vergunning die zij verleent aan een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die een dochteronderneming is van een of meer moederondernemingen die ressorteren onder het recht van een of meer Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte. In de kennisgeving aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt ook de identiteit opgegeven van deze moederonderneming(en) en, in voorkomend geval, de financiële structuur van de groep die de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging waaraan een vergunning is verleend, controleert.
Op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen verstrekt de CBFA haar dezelfde inlichtingen, wanneer haar een vergunningsaanvraag wordt voorgelegd van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die voldoet aan de voorwaarden van het eerste lid in de gevallen bedoeld in artikel 7, §§ 4 en 5, eerste lid, van Richtlijn 93/22/EEG. In de in artikel 7, § 5, tweede tot vierde lid van Richtlijn 93/22/EEG bedoelde gevallen, zal de CBFA haar beslissingen over de vergunningsaanvraag van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht bedoeld in het eerste lid, beperken of opschorten, volgens de regels en voor de duur die met toepassing van deze bepalingen zijn vastgesteld door de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de in artikel 7 van voornoemde Richtlijn voorkomende termen « onderneming/beleggingsonderneming » en « beleggingsondernemingen » gelezen als respectievelijk « beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging » en « beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging ».
Art. 147.Alleen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht en de in België krachtens de Boeken III en IV werkzame beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht, mogen in België openbaar gebruik maken van de term « beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging », met name in hun naam, in de opgave van hun doel, in hun effecten, waarden, stukken of reclame.
Indien gevaar voor verwarring bestaat, kan de CBFA eisen dat er een verklarende vermelding wordt toegevoegd aan de benaming van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht die in België gebruik mogen maken van de in het eerste lid vermelde termen. HOOFDSTUK II. - Vergunningsvoorwaarden Afdeling I. - Rechtsvorm
Art. 148.Iedere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht moet worden opgericht in de rechtsvorm van een naamloze vennootschap. Afdeling II. - Minimumkapitaal
Art. 149.Om een vergunning te verkrijgen als beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, moet het volgestorte gedeelte van het minimumkapitaal ten minste 125.000 euro bedragen.
Voor bestaande vennootschappen die een vergunning als beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aanvragen, worden, voor de toepassing van het eerste lid, de uitgiftepremies, de reserves en het overgedragen resultaat gelijkgesteld met minimumkapitaal. Artikel 158 is eveneens van toepassing. Afdeling III. - Aandeelhouderskring
Art. 150.Een vergunning wordt pas verleend nadat de CBFA in kennis is gesteld van de identiteit van de natuurlijke of rechtspersonen die, rechtstreeks of onrechtstreeks, een al dan niet stemrechtverlenende deelneming van ten minste 5 % bezitten in het kapitaal van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging. De kennisgeving moet vermelden welke kapitaalfracties en hoeveel stemrechten deze personen bezitten. Wanneer verschillende personen de deelneming gezamenlijk of in onderling overleg bezitten, zijn de artikelen 2, § 2 en 3, tweede zin, van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen van toepassing, alsook de maatregelen die met toepassing van deze artikelen krachtens genoemde wet zijn genomen.
Artikel 2, § 1, van dezelfde wet is van toepassing.
De vergunning wordt geweigerd wanneer de CBFA, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beheer van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, niet overtuigd is van de geschiktheid van de in het eerste lid bedoelde natuurlijke of rechtspersonen. Afdeling IV. - Leiding
Art. 151.De effectieve leiding van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging moet aan ten minste twee natuurlijke personen worden toevertrouwd; voor de uitoefening van deze functies moeten zij de vereiste professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring bezitten, met name gelet op het programma van werkzaamheden als bedoeld in artikel 141.
Iedere vervanging van deze personen moet vooraf aan de CBFA worden gemeld.
Art. 152.Personen die worden bedoeld in één van de gevallen als beschreven in de artikelen 1 tot 3, 3bis, §§ 1 en 3, en 3ter van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, mogen noch de functie van zaakvoerder, bestuurder of directeur uitoefenen, noch vennootschappen vertegenwoordigen die een dergelijke functie uitoefenen.
De in het eerste lid opgesomde functies mogen evenmin worden uitgeoefend door : 1° personen die werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van minder dan drie maanden of een geldboete voor een misdrijf bedoeld in voornoemd koninklijk besluit nr.22 van 24 oktober 1934; 2° personen die werden veroordeeld wegens overtreding van : a) de artikelen 148 en 149 van de wet van 6 april 1995;b) de artikelen 104 en 105 van de wet van 22 maart 1993;c) de artikelen 38, vierde lid, en 42 tot 45 van het koninklijk besluit nr.185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten; d) de artikelen 31 tot 35 van de bepalingen betreffende de private spaarkassen, gecoördineerd op 23 juni 1967;e) de artikelen 13 tot 16 van de wet van 10 juni 1964.op het openbaar aantrekken van spaargelden; f) de artikelen 110 tot 112ter van Titel V van Boek I van het Wetboek van koophandel of de artikelen 75, 76, 78, 150, 175, 176, 213 en 214 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;g) artikel 4 van het koninklijk besluit nr.41 van 15 december 1934 tot bescherming van het gespaard vermogen door reglementering van de verkoop, op afbetaling, van premie-effecten; h) de artikelen 18 tot 23 van het koninklijk besluit nr.43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen; i) de artikelen 200 tot 209 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935;j) de artikelen 67 tot 72 van het koninklijk besluit nr.225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen of artikel 34 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet; k) de artikelen 4 en 5 van het koninklijk besluit nr.71 van 30 november 1939 betreffende het leuren met roerende waarden en demarchage met roerende waarden en goederen of eetwaren; l) artikel 31 van het koninklijk besluit nr.72 van 30 november 1939 tot regeling van de beurzen voor de termijnhandel in goederen en waren, van het beroep van de makelaars en tussenpersonen die zich met deze termijnhandel inlaten en van het regime van de exceptie van spel; m) artikel 29 van de wet van 9 juli 1957 tot regeling van de verkoop op afbetaling en van zijn financiering of de artikelen 101 en 102 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;n) artikel 11 van het koninklijk besluit nr.64 van 10 november 1967 tot regeling van het statuut van de portefeuillemaatschappijen; o) de artikelen 53 tot 57 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;p) de artikelen 11, 15, § 4, en 18 van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen;q) artikel 139 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;r) de artikelen 38 tot 43 van de wet van 2 augustus 2002;s) artikel 25 van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten;t) de artikelen 205 tot 211 van deze wet;u) de artikelen 90, 91, 126 tot 128, 170, 171, 196, 345 tot 349, 387 tot 389, 433, 434, 647 tot 653, 773 en 788 van het Wetboek van vennootschappen;3° personen die werden veroordeeld door een buitenlandse rechtbank voor soortgelijke misdrijven als bedoeld in 1° en 2°;in die gevallen is artikel 2 van voornoemd koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 van toepassing.
Voor de personen bedoeld in het 2° en, voor de veroordelingen vermeld in dit 2°, in het 3° van het tweede lid van dit artikel kan de CBFA afwijkingen toestaan op de verbodsbepalingen waarvan sprake in dit tweede lid.
De Koning kan de bepalingen van dit artikel aanpassen om ze in overeenstemming te brengen met de wetten die de erin opgesomde teksten wijzigen. Afdeling V. - Organisatie
Art. 153.§ 1. Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet beschikken over een eigen en voor haar voorgenomen beheertaken en beleggingsdiensten passende beheersstructuur. Zij moet ook beschikken over de in materieel, menselijk en technisch opzicht vereiste middelen voor een eigen en voor haar voorgenomen beheertaken en beleggingsdiensten passende administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie.
Zij moet met name beschikken over controle- en beveiligingsmechanismen op informaticagebied die zijn toegesneden op de beheertaken die zij voornemens is te verrichten en de beleggingsdiensten die zij wil verlenen.
Zij moet ook beschikken over passende internecontroleprocedures, waaronder met name een regeling voor het beheer van beleggingen in financiële instrumenten met het oog op het beleggen van het eigen vermogen.
Deze procedures moeten onder meer waarborgen dat elke transactie waarbij een beheerde instelling voor collectieve belegging of, in voorkomend geval, één van haar compartimenten betrokken is, kan worden gereconstrueerd wat betreft de oorsprong en de aard van de transactie, de betrokken partijen, en het tijdstip en de plaats waar zij heeft plaatsgevonden, en dat de activa van de beheerde instellingen voor collectieve belegging worden belegd, naargelang het geval, overeenkomstig het reglement van het gemeenschappelijk beleggingsfonds of de statuten van de instelling voor collectieve belegging en de geldende wettelijke bepalingen.
De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet een methode voor risicobeheer toepassen die specifiek is afgestemd op de categorie van toegelaten beleggingen van de beheerde instellingen voor collectieve belegging en waarmee zij te allen tijde het risico van de posities kan controleren en meten en kan nagaan wat het aandeel daarvan is in het totale-risicoprofiel van de portefeuille van de beheerde instellingen voor collectieve belegging of, in voorkomend geval, van de verschillende compartimenten van die instellingen voor collectieve belegging.
De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet een methode hanteren die een accurate en onafhankelijke evaluatie moet toelaten van de waarde van de OTC-derivaten in de portefeuille of, in voorkomend geval, in de portefeuille van de verschillende compartimenten, van elke beheerde instelling voor collectieve belegging. Zij moet de CBFA volgens de gedetailleerde regels en de periodiciteit die deze Commissie heeft vastgelegd bij reglement genomen conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, in kennis stellen van de soorten financiële derivaten, de onderliggende risico's, de kwantitatieve begrenzingen en de gekozen methodes voor de raming van de inherente risico's aan de derivaten voor elke beheerde instelling voor collectieve belegging of, in voorkomend geval, voor de verschillende compartimenten van deze beheerde instellingen voor collectieve belegging.
De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet dusdanig georganiseerd zijn dat zij, naast de informatie die is bekendgemaakt in het prospectus en in de jaar- en halfjaarlijkse verslagen van de beheerde instellingen voor collectieve belegging, op verzoek van de effectenhouders aanvullende inlichtingen kan verstrekken over de kwantitatieve begrenzingen die gelden voor het risicobeheer van de beheerde instellingen voor collectieve belegging, over de gehanteerde methoden om deze begrenzingen na te leven en over de recente ontwikkelingen op het vlak van risico's en rendement van de activa die de categorie van toegelaten beleggingen vormen waarvoor de beheerde instellingen voor collectieve belegging geopteerd hebben. § 2. Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet zodanig gestructureerd en georganiseerd zijn dat er een minimaal risico wordt gelopen dat belangenconflicten tussen haarzelf en haar cliënten, tussen haarzelf en de beheerde instellingen voor collectieve belegging, tussen haar cliënten onderling, tussen haar cliënten en de beheerde instellingen voor collectieve belegging of onderling tussen de beheerde instellingen voor collectieve belegging, afbreuk doen aan de belangen van de beheerde instellingen voor collectieve belegging of van haar cliënten.
Art. 154.§ 1. Met het oog op een efficiëntere uitoefening van haar beheertaken voor de instellingen voor collectieve belegging die zij beheert, mag een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging het voor eigen rekening uitoefenen van één of meer van haar beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 3, 9°, a), b) of c) op grond van een lastgevings- of een aannemingsovereenkomst toevertrouwen aan een derde, mits met name aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de beslissing om bepaalde beheertaken te laten uitoefenen door een derde moet vooraf ter kennis worden gebracht van de CBFA;in die kennisgeving moet zijn aangetoond dat voldaan is aan de voorwaarden van dit artikel; 2° de uitoefening van een passend toezicht op de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en op de beheerde instellingen voor collectieve belegging mag niet worden belemmerd;3° er mag geen afbreuk worden gedaan aan de voor de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging geldende verplichting om haar beheertaken bij instellingen voor collectieve belegging uit te oefenen conform artikel 9;4° onverminderd artikel 22, eerste lid, mag de uitoefening van de beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9°, a) en b), enkel worden toevertrouwd aan een onderneming die onderworpen is aan prudentieel toezicht;die onderneming moet beschikken over een passende administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie voor de haar toevertrouwde beheertaken en voor de categorie van toegelaten beleggingen waarvoor de beheerde instelling voor collectieve belegging heeft geopteerd; haar bestuurders en de personen die in feite de effectieve leiding waarnemen, moeten de vereiste professionele betrouwbaarheid en de voor die functies passende ervaring bezitten; 5° onverminderd het 4°, ingeval een beheerde instelling voor collectieve belegging die geopteerd heeft voor een categorie van toegelaten beleggingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1° of 2°, de uitoefening van de beheertaken, bedoeld in artikel 3, 9°, a), toevertrouwt aan een derde : a) mag de uitoefening van die beheertaak enkel worden toevertrouwd aan een onderneming die de beleggingsdiensten mag verrichten als bedoeld in artikel 46, 1°, 3, van de wet van 6 april 1995, of aan een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;b) moeten de criteria voor beleggingsspreiding worden nageleefd die periodiek worden vastgesteld door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of door de beheerde instelling voor collectieve belegging. De Koning bepaalt, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de voorwaarden waaronder de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging aan een derde de uitoefening mogen toevertrouwen van de beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9°, a) voor de beheerde instellingen voor collectieve belegging die voor een andere categorie van toegelaten beleggingen hebben geopteerd dan bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1° of 2°; 6° onverminderd het 4°, mag de uitoefening van het administratief beheer van een beheerde instelling voor collectieve belegging enkel worden toevertrouwd aan in een België gevestigde onderneming; Deze voorwaarde geldt niet voor de opdracht en taken bedoeld in artikel 22, eerste lid, op voorwaarde dat de CBFA met deze delegatie van beheertaken voorafgaandelijk heeft ingestemd; 7° wanneer de uitoefening van beheertaken wordt toevertrouwd aan een onderneming die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, moet deze onderneming in haar lid-Staat van herkomst onderworpen zijn aan een gelijkwaardig toezicht als bedoeld in punt 4 dat op permanente wijze wordt uitgeoefend door een openbare autoriteit.De samenwerking tussen de betrokken toezichthoudende autoriteiten moet worden gewaarborgd via samenwerkingsovereenkomsten; 8° de uitoefening van beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9°, a) en b), i), iii), iv) en ix), mag niet worden toevertrouwd aan of waargenomen door de bewaarder van de door de beheervennootschap beheerde instelling voor collectieve belegging, noch door enige andere onderneming waarvan de belangen strijdig kunnen zijn met de belangen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of met de belangen van de instellingen voor collectieve belegging of hun deelnemers;9° er worden maatregelen getroffen die de leiders van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, in staat stellen de werkzaamheden van de onderneming waarmee de lastgevings- of aannemingsovereenkomst is gesloten, te allen tijde daadwerkelijk te controleren;10° de leiders van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, moeten te allen tijde bijkomende instructies kunnen geven aan de onderneming waaraan de beheertaken zijn toevertrouwd, en moeten de lastgevings- of aannemingsovereenkomst met onmiddellijke ingang kunnen herroepen indien dit in het belang is van de beheerde instellingen voor collectieve belegging of van hun effectenhouders;11° er worden maatregelen ingevoerd om de continuïteit te waarborgen van de beheertaken waarop de lastgevings- of aannemingsovereenkomst betrekking heeft ingeval er, om welke redenen ook, een einde wordt gesteld aan deze overeenkomst;12° in het prospectus van de instelling voor collectieve belegging moeten de beheertaken worden vermeld die de beheervennootschap van die instelling voor collectieve belegging, van de beheerde instellingen voor collectieve belegging aan een derde mag toevertrouwen. § 2. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging mag niet in die mate gebruik maken van de in § 1 voorziene mogelijkheid dat de bij artikel 153 in materieel, menselijk en technisch opzicht vereiste middelen niet langer volstaan om de naleving van dit artikel 153 te waarborgen. § 3. Indien de derde aan wie de uitoefening van bepaalde beheertaken is toevertrouwd conform § 1 zelf een beroep doet op een derde entiteit voor de uitoefening van de hem opgedragen beheertaken, zijn de §§ 1. en 4 van toepassing.
Voor de instellingen voor collectieve belegging die geopteerd hebben voor de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 7, eerste lid, 5° of 7°, bepaalt de Koning, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de voorwaarden waaronder de delegatie door de in het eerste lid bedoelde derde van materiële taken verbonden aan beheertaken bedoeld in artikel 3, 9°, b), mag afwijken van het eerste lid. § 4. Het feit dat de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging bepaalde beheertaken bedoeld in artikel 3, 9° aan een derde heeft toevertrouwd, mag in geen enkel geval gevolgen hebben voor haar aansprakelijkheid of voor de aansprakelijkheid van de bewaarder.
Art. 155.Als de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging nauwe banden heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, mogen die banden geen belemmering vormen voor een passend individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
Als de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging nauwe banden heeft met een natuurlijke of rechtspersoon die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, mogen de voor die persoon geldende wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen of hun uitvoering, geen belemmering vormen voor een passend individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging. Afdeling VI. - Hoofdbestuur
Art. 156.De statutaire zetel en het hoofdbestuur van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moeten in België gevestigd zijn. Afdeling VII. - Cliëntenbescherming
Art. 157.De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die de beleggingsdienst van individueel portefeuillebeheer mag verrichten, moet aansluiten bij de beleggersbeschermingsregeling bedoeld in Titel V van de wet van 6 april 1995.
TITEL II. - Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden HOOFDSTUK I. - Minimum eigen vermogen
Art. 158.Het eigen vermogen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging mag niet dalen onder het bedrag van het overeenkomstig artikel 149. vastgestelde minimumkapitaal.
Conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, definieert de CBFA bij reglement : 1° het begrip « eigen vermogen »;2° het extra bedrag aan eigen vermogen dat vereist is op basis van de totale waarde van de portefeuilles van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, alsook de voorwaarden waaronder de beheervennootschap niet hoeft te voorzien in dat extra bedrag aan eigen vermogen;3° het begrip « portefeuilles van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in de kapitaalstructuur
Art. 159.§ 1. Onverminderd artikel 150 van deze wet en de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen, moet iedere natuurlijke of rechtspersoon, die al dan niet stemrechtverlenende aandelen die al dan niet het kapitaal vertegenwoordigen van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht, wenst te verwerven, zodanig dat hij rechtstreeks of onrechtstreeks ten minste 5 % van het kapitaal of van de stemrechten zou bezitten, de CBFA vooraf kennis geven van zijn voornemen alsook van de kapitaalfractie en het aantal stemrechten die zijn deelneming vertegenwoordigen. Een dergelijke kennisgeving aan de CBFA is ook vereist wanneer een natuurlijke of rechtspersoon voornemens is zijn deelneming zodanig te vergroten dat de kapitaalfractie of de stemrechten in zijn bezit de drempel zouden bereiken of overschrijden van 10 %, 15 %, 20 % en vervolgens per schijf van 5 %.
De artikelen 1, § 3, § 4, tweede lid, en 2 van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen en hun uitvoeringsbesluiten zijn van toepassing. § 2. Indien de verwerver een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, een beleggingsonderneming of een kredietinstelling is waaraan in een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte een vergunning is verleend, of een moederonderneming van zo een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, een beleggingsonderneming of een kredietinstelling dan wel een natuurlijke of rechtspersoon die zo een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, een beleggingsonderneming of een kredietinstelling controleert, en indien de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging waarin de verwerver een deelneming wil verkrijgen daardoor een dochteronderneming wordt of onder de controle komt van deze beheervennootschap, deze beleggingsonderneming of deze kredietinstelling, deze moederonderneming of deze natuurlijke of rechtspersoon, zal de CBFA de overeenkomstig artikel 142 bepaalde toezichthoudende autoriteiten raadplegen omtrent de identiteit van de verwerver. § 3. Binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de bij § 1, eerste lid, voorgeschreven kennisgeving, kan de CBFA zich verzetten tegen de voorgenomen verwerving, indien zij, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beheer van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, niet overtuigd is van de geschiktheid van de natuurlijke of rechtspersoon die de kennisgeving heeft verricht. Indien er geen bezwaar is, kan zij een termijn vaststellen voor de uitvoering van de voorgenomen verwerving. § 4. Iedere natuurlijke of rechtspersoon die aandelen in een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging bezit voor een kapitaalfractie van 5 % of meer of die ten minste 5 % van de stemrechten verlenen en die voornemens is deze aandelen geheel of gedeeltelijk, rechtstreeks of onrechtstreeks, te vervreemden, waardoor zijn deelneming onder de in § 1, eerste lid, bedoelde drempels zou dalen, moet ten minste één maand vóór deze vervreemding aan de CBFA meedelen welke kapitaalfractie en hoeveel stemrechten enerzijds bij deze vervreemding betrokken zijn en anderzijds na afloop hiervan nog in zijn bezit zullen zijn; voor zover de identiteit van de verwerver(s) bekend is, deelt hij die mee aan de CBFA. § 5. Zodra zij daarvan kennis heeft, stelt de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging de CBFA in kennis van de verwervingen of vervreemdingen van haar aandelen die een stijging boven of daling onder één van de drempels als bedoeld in § 1, eerste lid, tot gevolg hebben.
Tevens deelt zij de CBFA ten minste eens per jaar de identiteit mee van de aandeelhouders of vennoten die rechtstreeks of onrechtstreeks aandelen bezitten die ten minste 5 % van het kapitaal vertegenwoordigen of ten minste 5 % van de stemrechten verlenen alsook welke kapitaalfractie en hoeveel stemrechten zij aldus bezitten. § 6. Wanneer de CBFA grond heeft om aan te nemen dat de invloed van natuurlijke of rechtspersonen die rechtstreeks of onrechtstreeks aandelen bezitten in het kapitaal van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die ten minste 5 % van het kapitaal of 5 % van de stemrechten vertegenwoordigen, een gezond en voorzichtig beheer van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging zou kunnen belemmeren, kan de CBFA onverminderd de andere bij deze wet bepaalde maatregelen : 1° de uitoefening schorsen van de aan de aandelen verbonden stemrechten in bezit van de betrokken aandeelhouders of vennoten.Op verzoek van elke belanghebbende kan zij toestaan dat de door haar bevolen maatregelen worden opgeheven. Haar beslissing wordt op de meest geschikte wijze ter kennis gebracht van de betrokken aandeelhouders of vennoten. De beslissing is uitvoerbaar zodra zij ter kennis is gebracht. De CBFA kan haar beslissing openbaar maken; 2° voornoemde personen aanmanen om, binnen de termijn die zij bepaalt, aandelen in hun bezit over te dragen. Als zij binnen deze termijn niet worden overgedragen, kan de CBFA bevelen de aandelen te sekwestreren bij de instelling of de persoon die zij bepaalt. Het sekwester brengt dit ter kennis van de vennootschap die het register van de aandelen op naam dienovereenkomstig wijzigt en, zelfs al worden de aandelen aan toonder niet aangeboden, de uitoefening van de hieraan verbonden rechten enkel aanvaardt vanwege het sekwester. Het sekwester handelt in het belang van een gezond en voorzichtig beheer van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en in het belang van de houder van de gesekwestreerde aandelen. Het oefent alle rechten uit die aan de aandelen zijn verbonden. De bedragen die het sekwester als dividend of anderszins int, worden aan voornoemde houder overgemaakt. Om in te schrijven op kapitaalverhogingen of op andere al dan niet stemrechtverlenende effecten, om te kiezen voor dividenduitkering in aandelen van de vennootschap, om in te gaan op openbare overname- of ruilaanbiedingen en om nog niet volgestorte aandelen vol te storten, is de instemming van voornoemde houder vereist. De aandelen die zijn verworven in het kader van dergelijke verrichtingen, worden van rechtswege toegevoegd aan voornoemd sekwester. De vergoeding van het sekwester wordt vastgesteld door de CBFA en betaald door voornoemde houder. Het sekwester kan deze vergoeding aftrekken van de bedragen die hem worden gestort als sekwester dan wel door voornoemde houder in het vooruitzicht of na uitvoering van de hierboven bedoelde verrichtingen.
Art. 160.De CBFA brengt elke rechtstreekse of onrechtstreekse verwerving van een deelneming in een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht, door één of meer natuurlijke of rechtspersonen die ressorteren onder één of meer Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte en waardoor deze vennootschap een dochteronderneming wordt, ter kennis van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Bij deze kennisgeving wordt ook de identiteit opgegeven van de betrokken natuurlijke of rechtspersonen, het bedrag van de deelneming en de financiële structuur van de groep die de deelneming verwerft.
Op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen verstrekt de CBFA haar dezelfde kennisgevingen en inlichtingen, wanneer haar overeenkomstig artikel 159 een voorgenomen deelnemingsverwerving wordt voorgelegd zoals beschreven in het eerste lid, in de gevallen bedoeld in artikel 7, §§ 4 en 5, eerste lid, van de Richtlijn 93/22/EEG. De CBFA beperkt of verbiedt de verwerving van een deelneming in de gevallen bedoeld in artikel 7, § 5, tweede tot vierde lid, van voornoemde Richtlijn, volgens de regels en voor de duur die met toepassing van deze bepalingen zijn vastgesteld door de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de in artikel 7 van voornoemde Richtlijn voorkomende termen « onderneming/beleggingsonderneming » en « beleggingsondernemingen » gelezen als respectievelijk « beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging » en « beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging ». HOOFDSTUK III. - Leiding en leiders
Art. 161.De statuten van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging kunnen de raad van bestuur toestaan alle of een deel van de in artikel 522, § 1, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen bedoelde bevoegdheden over te dragen aan een in deze raad opgericht directiecomité, waarvan hij de leden benoemt en ontslaat en de bezoldiging vaststelt.
Deze bevoegdheidsdelegatie kan evenwel noch slaan op de vaststelling van het algemeen beleid, noch op de handelingen die bij andere bepalingen van datzelfde Wetboek van vennootschappen zijn voorbehouden aan de raad van bestuur.
Art. 162.§ 1. Onverminderd artikel 147, mogen de bestuurders of directeuren van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en alle personen die, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan het bestuur of het beheer van de vennootschap, al dan niet ter vertegenwoordiging van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, op de voorwaarden en binnen de grenzen vastgesteld in dit artikel, mandaten als bestuurder of zaakvoerder waarnemen in dan wel deelnemen aan het bestuur of het beheer van een handelsvennootschap of een vennootschap met handelsvorm, een onderneming met een andere Belgische of buitenlandse rechtsvorm, of een Belgische of buitenlandse openbare instelling met industriële, commerciële of financiële werkzaamheden. § 2. De externe functies als bedoeld in § 1 worden beheerst door de interne regels die de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging moet invoeren en doen naleven teneinde : 1° te vermijden dat personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, door de uitoefening van die functies, niet langer voldoende beschikbaar zijn om deze leiding waar te nemen;2° te voorkomen dat bij de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging belangenconflicten zouden optreden, alsook risico's die gepaard gaan met de uitoefening van die functies, met name op het vlak van transacties van ingewijden;3° te zorgen voor een passende openbaarmaking van die functies. De CBFA bepaalt, bij reglement dat conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002 ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Koning, hoe die verplichtingen ten uitvoer worden gelegd.
Indien de CBFA in gebreke blijft het in het vorige lid bedoelde reglement vast te stellen of het in de toekomst te wijzigen, is de Koning gemachtigd om zelf daartoe het initiatief te nemen. § 3. De mandatarissen van een vennootschap die worden benoemd op de voordracht van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, moeten personen zijn die deelnemen aan de effectieve leiding van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging dan wel personen die zij aanwijst.
De bestuurders die niet deelnemen aan de effectieve leiding van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, mogen geen bestuurder zijn van een vennootschap waarin de beheervennootschap een deelneming bezit, tenzij zij niet deelnemen aan het dagelijks bestuur van die vennootschap.
De personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging mogen geen mandaat uitoefenen dat een deelname aan het dagelijks bestuur inhoudt, tenzij in een vennootschap als bedoeld in artikel 167. van deze wet of in artikel 32, § 4, van de wet van 22 maart 1993, waarmee de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging nauwe banden heeft, in een instelling voor collectieve belegging die geregeld is bij statuten, in een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, in een patrimoniumvennootschap waarin zij of hun familie, in het kader van het normale beheer van hun vermogen, een significant belang bezitten of in een vennootschap waarvan zij de enige leiders zijn en waarvan het bedrijf beperkt is tot het verlenen van beheerdiensten aan de voornoemde vennootschappen of tot dat van een patrimoniumvennootschap. § 4. De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging notificeert zonder uitstel aan de CBFA de functies uitgeoefend buiten de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging door de in § 1 bedoelde personen met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen voorzien in dit artikel.
Art. 163.In geval van faillissement van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging zijn, met betrekking tot de boedel, alle betalingen nietig en zonder gevolg die deze vennootschap, hetzij in contanten, hetzij anderszins, heeft gedaan aan haar bestuurders of zaakvoerders in de vorm van tantièmes of andere winstdeelnemingen, tijdens de twee jaren die het tijdstip voorafgaan dat door de rechtbank is vastgesteld als het ogenblik waarop zij haar betalingen heeft gestaakt.
Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de rechtbank erkent dat geen enkele ernstige en duidelijke fout van deze personen heeft bijgedragen tot het faillissement. HOOFDSTUK IV. - Fusies van en overdrachten tussen beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging
Art. 164.De toestemming van de CBFA is vereist : 1° voor fusies van beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging of van dergelijke vennootschappen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen;2° wanneer tussen beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging of tussen dergelijke vennootschappen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen, het bedrijf integraal of gedeeltelijk wordt overgedragen. De CBFA kan haar toestemming enkel weigeren binnen drie maanden nadat zij van het project in kennis is gesteld, om redenen die verband houden met het gezond en voorzichtig beheer van de betrokken beheervennootschap(pen) van instellingen voor collectieve belegging.
Als zij niet binnen voornoemde termijn optreedt, wordt de toestemming geacht te zijn verkregen.
Art. 165.Iedere gehele of gedeeltelijke overdracht tussen beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging of tussen dergelijke vennootschappen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen, van rechten en verplichtingen die voortkomen uit verrichtingen van de betrokken vennootschappen of instellingen, waarvoor toestemming is verleend overeenkomstig artikel 164 aan derden tegenstelbaar zodra de toestemming van de CBFA is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK V. - Verplichtingen en verbodsbepalingen
Art. 166.Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging mag, behoudens toestemming van de CBFA, geen andere werkzaamheden uitoefenen dan toegestaan op grond van haar vergunning.
Art. 167.Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging mag, behoudens toestemming van de CBFA, geen deelnemingen bezitten in handelsvennootschappen of in vennootschappen die de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen.
Dit verbod geldt niet voor deelnemingen in vennootschappen die alle of een deel van de in artikel 3, 9° en 10° bedoelde werkzaamheden uitoefenen, noch voor deelnemingen in vennootschappen die uitsluitend het bezit van deelnemingen in dergelijke vennootschappen tot doel hebben.
Art. 168.De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging zorgt voor een strikte scheiding tussen haar verschillende werkzaamheden.
Zij mag voor rekening van de beheerde instellingen voor collectieve belegging of van haar cliënten geen verrichtingen uitvoeren waar zij persoonlijk belang bij heeft. Voor natuurlijke personen die de leiding hebben of werknemer zijn van de beheervennootschap, geldt hetzelfde verbod.
De Koning bepaalt, bij besluit genomen na advies van de CBFA, de regels die de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en de in artikel 154 bedoelde derden moeten naleven om belangenconflicten te vermijden met de effectenhouders van instellingen voor collectieve belegging die zij beheert.
Art. 169.De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging dient zich in haar relaties met de instellingen voor collectieve belegging die zij beheert en met de cliënten, te houden aan artikel 26 van de wet van 2 augustus 2002.
De Koning kan, na advies van de CBFA en na open raadpleging, de bepalingen van artikel 26 van de wet van 2 augustus 2002 aanpassen en andere regels vaststellen voor de toepassing ervan, naargelang die bepalingen van toepassing zijn in het kader van de uitoefening van de beheertaken als bedoeld in artikel 3, 9° dan wel in het kader van het verrichten van de beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 3, 10°.
Art. 170.Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die diensten van individueel portefeuillebeheer verleent, mag de portefeuille van haar cliënt niet geheel, noch gedeeltelijk beleggen in rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die zij beheert, tenzij zij hiervoor de voorafgaande algemene toestemming van de cliënt heeft gekregen.
Art. 171.Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging mag geen gelddeposito's, noch gelden of financiële instrumenten in ontvangst nemen die toebehoren aan haar cliënten of aan instellingen voor collectieve belegging die zij beheert.
De bewaring van de tegoeden die toebehoren aan instellingen voor collectieve belegging geschiedt overeenkomstig artikel 48 van deze wet.
De bewaring van de beheerde tegoeden die toebehoren aan cliënten, moet worden toevertrouwd aan een andere bewaarder dan de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging; voor contanten en financiële instrumenten moet deze bewaarder een beleggingsonderneming zijn met een vergunning voor het bewaren van gelden of financiële instrumenten, dan wel een kredietinstelling die ressorteert onder het recht van een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte of een bijkantoor heeft in België.
Art. 172.§ 1. Onverminderd artikel 153 stellen de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging een interne gedragscode vast met aangepaste regels en procedures om de naleving van artikel 169 en van artikel 25 van de wet van 2 augustus 2002 door hun mandatarissen en personeelsleden te waarborgen, inzonderheid : 1° procedures die bekend staan onder de naam « Chinese walls » teneinde de ongepaste verspreiding van voorkennis binnen de organisatie te vermijden;2° maatregelen die voor een aangepaste scheiding zorgen tussen activiteiten die onderling aanleiding kunnen geven tot belangenconflicten;3° regels inzake verrichtingen in financiële instrumenten die de mandatarissen en personeelsleden voor eigen rekening uitvoeren, met inbegrip van de gevallen waarin zij de in § 2 bedoelde personen over deze verrichtingen moeten inlichten of hun toestemming moeten bekomen vooraleer dergelijke verrichtingen te doen, de te volgen procedures voor het doorgeven en uitvoeren van de orders en passende beperkingen ten aanzien van de uitvoering van dergelijke verrichtingen door mandatarissen en personeelsleden die gevoelige functies bekleden;4° regels en procedures die een systematische benadering vormen met het oog op de naleving van artikel 26, 8° van de wet van 2 augustus 2002. § 2. De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die in België zijn gevestigd, duiden binnen hun organisatie een persoon of, zo de omvang van hun organisatie dit verantwoordt, een comité aan dat verantwoordelijk is op het gebied van de deontologie.
De aldus aangewezen personen moeten de vereiste professionele betrouwbaarheid, de passende ervaring en het passend gezag hebben om hun functies uit te oefenen. Zij rapporteren rechtstreeks aan de raad van bestuur of aan het overeenstemmende bestuursorgaan van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
Zij hebben inzonderheid tot taak : 1° te zorgen voor de uitvoering van de gedragscode bedoeld in § 1 en het toezicht op de naleving ervan;2° het personeel van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging voor te lichten over de regels en de procedures die in de gedragscode zijn bepaald of zijn vastgesteld ter uitvoering ervan;3° het bestuursorgaan in te lichten over elke verstoorde werking die wordt vastgesteld op deontologisch gebied en passende corrigerende maatregelen voor te stellen;4° een register bij te houden van de klachten die door de cliënten zijn ingediend, en, in voorkomend geval, van de maatregelen die zijn genomen om eraan te verhelpen. § 3. De Koning kan, na advies van de CBFA en na een open raadpleging, minimumregels uitwerken die moeten worden opgenomen in de gedragscode bedoeld in onderhavig artikel.
Art. 173.De CBFA kan, in individuele gevallen en mits zij het gevolgde afwijkingsbeleid op passende wijze, op geregelde tijdstippen en op niet-nominatieve wijze bekendmaakt, afwijkingen verlenen van de bepalingen van artikel 172 van deze wet of van artikel 26 van de wet van 2 augustus 2002 of van de bepalingen die zijn vastgesteld ter uitvoering van artikel 172 van deze wet of artikel 26 van de wet van 2 augustus 2002, indien zij van oordeel is dat de betrokken bepalingen niet aangepast zijn aan de activiteiten of aan de situatie van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en op voorwaarde dat deze beheervennootschap passende alternatieve maatregelen treft die een gelijkwaardige bescherming bieden voor de belangen van de instellingen voor collectieve belegging die zij beheert, alsook voor de cliënten en voor de integriteit van de markt.
Art. 174.De Koning bepaalt, na advies van de CBFA en na een open raadpleging : 1° de verplichtingen en verbodsbepalingen voor het verstrekken van de beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 3, 10° en, inzonderheid, onverminderd artikel 166, de onverenigbaarheden tussen deze activiteit en andere activiteiten, de regels voor de vergoeding van deze activiteit, de regels voor de overeenkomst van individueel portefeuillebeheer, voor de informatieverstrekking aan de cliënten en voor de financiële verslaggeving;2° de verplichtingen voor de bewaarder bedoeld in artikel 171, derde lid;3° de verplichtingen en verbodsbepalingen voor de verhandeling van rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging. HOOFDSTUK VI. - Vestiging van bijkantoren en dochterondernemingen in het buitenland
Art. 175.Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die voornemens is in het buitenland een bijkantoor te vestigen om er alle of een deel van de in artikel 3, 9° bedoelde beheertaken of in artikel 3, 10° bedoelde beleggingsdiensten te verrichten die haar in België zijn toegestaan, stelt de CBFA daarvan in kennis.
Bij deze kennisgeving wordt een programma van werkzaamheden gevoegd waarin met name de naam wordt vermeld van de instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging beheert, alsook de in het buitenland voorgenomen beheertaken en beleggingsdiensten, gegevens over de organisatiestructuur van het bijkantoor, de domiciliëring van de correspondentie in de betrokken Staat en de naam van de leiders van het bijkantoor.
De CBFA kan zich verzetten tegen de uitvoering van het project bij beslissing die is ingegeven door de nadelige gevolgen van de vestiging van een bijkantoor op de organisatie, de financiële positie of het toezicht op de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
De beslissing van de CBFA moet, uiterlijk zes weken na ontvangst van het volledige dossier met alle in het tweede lid bedoelde gegevens, met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis worden gebracht van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging. Indien de CBFA haar beslissing niet binnen deze termijn ter kennis heeft gebracht, wordt zij geacht geen bezwaar te maken tegen het project van de beheervennootschap.
De beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging kan beroep instellen conform artikel 122, 24° van de wet van 2 augustus 2002 tegen de door de CBFA krachtens het derde lid van dit artikel genomen beslissingen.
Het onderhavige artikel is tevens van toepassing ingeval een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een vertegenwoordigingskantoor vestigt op het grondgebied van een buitenlandse Staat.
Art. 176.§ 1. In het in artikel 175 bedoelde geval, komen enkel de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in aanmerking voor de wederzijdse erkenning als geregeld bij artikel 6bis van Richtlijn 85/611/EEG : 1° die voornemens zijn een bijkantoor te vestigen op het grondgebied van een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte;en, 2° die aangesteld zijn door instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die beleggen in de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1° van deze wet;en, 3° die over een vergunning beschikken om ten minste de beheertaak bedoeld in artikel 3, 9°, a) te verrichten. Wat de uitoefening betreft van de in artikel 3, 9°, c) bedoelde beheertaak, komen enkel de rechten van deelneming van de door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging beheerde instellingen voor collectieve belegging, voor hun verhandeling door de beheervennootschap in aanmerking voor de wederzijdse erkenning als geregeld bij artikel 6bis van Richtlijn 85/611/EEG. In het programma van werkzaamheden, moeten, naast de gegevens die op grond van artikel 175, tweede lid worden opgegeven, de naam worden vermeld van de instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht bedoeld in het eerste lid, alsook de gegevens waaruit blijkt dat de wijze waarop het bijkantoor georganiseerd is strookt met de gedragsregels die zijn voorgeschreven door de lid-Staat van ontvangst inzake belangenconflicten. § 2. Indien de CBFA zich in het in § 1 bedoelde geval niet heeft verzet tegen de verwezenlijking van het project overeenkomstig artikel 175, derde lid, of indien haar verzet tenietgedaan is overeenkomstig artikel 122, 24°, van de wet van 2 augustus 2002, deelt zij aan de toezichthoudende autoriteit van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in de lid-Staat van ontvangst, binnen drie maanden na ontvangst van alle gegevens vereist bij artikel 169, tweede lid en 170, § 1, tweede lid, de gegevens mee die zij op grond van die bepalingen heeft ontvangen, alsook de regels van de geldende beleggersbeschermingsregeling voor de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, voor een eventuele tegemoetkoming ten gunste van de cliënten van het bijkantoor. § 3. De CBFA geeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen, volgens de freçuentie die laatstgenoemde bepaalt, kennis van het aantal en de motivering van de in artikel 175, derde lid en artikel 122, 24° van de wet van 2 augustus 2002 bedoelde definitieve beslissingen tot verzet tegen de geplande vestiging van een bijkantoor in lid-Staten van de Europese Economische Ruimte door beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in § 1.
Art. 177.In het in artikel 175 bedoelde geval kan de CBFA in overleg met de buitenlandse toezichthoudende autoriteit voor de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, regels vaststellen voor de vestiging van en het toezicht op het bijkantoor alsook voor de wenselijke informatie-uitwisseling met naleving van de artikelen 74 tot 77 van de wet van 2 augustus 2002, ingeval van : 1° vestiging van een bijkantoor in een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte door een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die andere instellingen voor collectieve belegging beheert dan diegene die geopteerd hebben voor de categorie van toegelaten beleggingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1°, van deze wet;2° vestiging van een bijkantoor in een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte.
Art. 178.Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die in het buitenland een bijkantoor heeft gevestigd, stelt de CBFA ten minste één maand op voorhand in kennis van alle wijzigingen in de conform artikel 175, tweede lid, en 176, § 1, tweede lid verstrekte gegevens.
Artikel 175, derde en vierde lid, zijn in voorkomend geval van toepassing, evenals artikel 176, § 2 naargelang van de wijzigingen in de in artikel 176, § 2 bedoelde gegevens of in de geldende beleggersbeschermingsregeling.
Art. 179.Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die voornemens is in het buitenland een dochteronderneming te verwerven of op te richten die werkzaam is als kredietinstelling, beleggingsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, stelt de CBFA hiervan in kennis. Deze kennisgeving bevat informatie over de werkzaamheden, de organisatie, de aandeelhouderskring en de leiders van de betrokken onderneming. HOOFDSTUK VII. - Vrij verrichten van diensten in een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte
Art. 180.Een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die voornemens is in een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte, zonder er een bijkantoor te vestigen, alle of een deel van de in artikel 3, 9° bedoelde beheertaken of in artikel 3, 10° bedoelde beleggingsdiensten te verrichten die haar in België zijn toegestaan, stelt de CBFA daarvan in kennis.
Bij deze kennisgeving wordt een programma van werkzaamheden gevoegd waarin met name wordt vermeld welke beheertaak of -taken en welke beleggingsdienst(en) de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging voornemens is te verrichten.
Art. 181.In het in artikel 180 bedoelde geval, komen enkel de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in aanmerking voor de wederzijdse erkenning als geregeld bij artikel 6ter van Richtlijn 85/ 611/EEG : 1° die zijn aangesteld door instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die beleggen in de categorie van toegelaten beleggingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1° van deze wet;en, 2° die over een vergunning beschikken om ten minste de beheertaak bedoeld in artikel 3, 9°, a) te verrichten. Wat de uitoefening betreft van de in artikel 3, 9°, c) bedoelde beheertaak, komen enkel de rechten van deelneming van de door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging beheerde instellingen voor collectieve belegging, voor hun verhandeling door de beheervennootschap in aanmerking voor de wederzijdse erkenning als geregeld bij artikel 6ter van Richtlijn 85/611/EEG. Ingeval het eerste lid van toepassing is, deelt de CBFA de kennisgeving bedoeld in artikel 180, binnen een maand na ontvangst ervan, mee aan de toezichthoudende autoriteit van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging van de lid-Staat van ontvangst, alsook de regels van de geldende beleggersbeschermingsregeling voor de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, voor een eventuele tegemoetkoming ten gunste van de cliënten van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
Art. 182.De artikelen 180 en 181 zijn van toepassing ingeval de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een derde belast met de verhandeling van de rechten van deelneming van de instellingen voor collectieve belegging die door haar worden beheerd, overeenkomstig artikel 3, 9°, c), en artikel 140, derde lid, 1° in een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte.
Art. 183.In geval van wijzigingen in de inhoud van de overeenkomstig artikel 180 meegedeelde inlichtingen geeft de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging aan de CBFA ten minste een maand op voorhand kennis van deze wijziging. Artikel 181, tweede lid is zowel van toepassing in dit geval als ingeval van wijzigingen in de gegevens over de beleggersbeschermingsregeling. HOOFDSTUK VIII. - Reglementaire coëfficiënten
Art. 184.Voor het toezicht op de solvabiliteit van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en het toezicht op de beperking van de risico's verbonden aan de activiteiten als bedoeld in artikel 3, 9° en 10° kan de CBFA, bij een conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002 genomen reglement, de verhoudingen vaststellen die in acht moeten worden genomen : a) tussen, enerzijds, al of bepaalde van hun activa en rechten buiten-balanstelling en, anderzijds, al of bepaalde van hun passiva en verplichtingen buitenbalanstelling;b) tussen, enerzijds, hun eigen vermogen en, anderzijds, al of bepaalde van hun activa, passiva en rechten en verplichtingen buiten-balanstelling;c) tussen, enerzijds, hun eigen vermogen en, anderzijds, al of bepaalde van hun activa, passiva en rechten en verplichtingen buiten-balanstelling op of tegenover eenzelfde tegenpartij of een groep van tegenpartijen die, ten aanzien van het risico, als een samenhangend geheel worden beschouwd. De in het eerste lid bedoelde reglementen kunnen ook grenzen vaststellen voor bepaalde van de sub litterae a) tot c) bedoelde bestanddelen.
De sub litterae a) tot c) van het eerste lid bedoelde bestanddelen kunnen in aanmerking worden genomen voor hun totaalbedrag, voor de schommelingen ervan ten opzichte van een referentieperiode of op basis van beide criteria samen.
Zij kunnen eveneens in aanmerking worden genomen per munt of op basis van hun aard, van de categorieën van betrokken tegenpartijen, van hun vervaldagen of van de markten waarop de verrichtingen plaatshebben waarmee zij verband houden.
De in dit artikel bedoelde reglementen worden genomen na raadpleging van de betrokken beroepsverenigingen.
In bijzondere gevallen kan de CBFA afwijkingen toestaan van de bepalingen van de met toepassing van dit artikel genomen reglementen. HOOFDSTUK IX. - Periodieke informatieverstrekking en boekhoudregels
Art. 185.De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging leggen de CBFA periodiek een gedetailleerde financiële staat voor. Die staat wordt opgemaakt overeenkomstig de regels vastgesteld bij een conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002. genomen reglement van de CBFA die ook de rapporteringsfreçuentie bepaalt.
Bovendien kan de CBFA voorschrijven dat haar geregeld andere cijfergegevens of uitleg wordt verstrekt om te kunnen nagaan of de voorschriften van dit Deel of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen zijn nageleefd.
De Koning bepaalt, na advies van de CBFA, volgens welke regels alle beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging : 1° hun boekhouding voeren, inventarisramingen verrichten en hun jaarrekening opmaken en openbaar maken;2° hun geconsolideerde jaarrekening opmaken, controleren en openbaar maken en het jaar- en controleverslag over deze geconsolideerde jaarrekening opmaken en openbaar maken. Daartoe kan Hij de ter uitvoering van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen genomen regels, alsook, onder de voorwaarden van de artikelen 122, eerste lid, en 123 van het Wetboek van vennootschappen, de ter uitvoering van de artikelen 92 en 117 van het Wetboek van vennootschappen genomen regels, aanpassen, wijzigen en vervolledigen.
In bijzondere gevallen kan de CBFA afwijkingen toestaan van de in het eerste en het tweede lid bedoelde besluiten en reglementen.
De in dit artikel bedoelde reglementen worden genomen na raadpleging van de betrokken beroepsverenigingen.
TITEL III. - Toezicht op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging HOOFDSTUK I. - Toezicht door de CBFA
Art. 186.De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zijn onderworpen aan het toezicht van de CBFA. De CBFA kan zich alle inlichtingen doen verstrekken over de organisatie, de werking, de positie en de verrichtingen van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging waarop zij toezicht houdt.
Zij kan ter plaatse inspecties verrichten bij de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en bij elke entiteit die, rechtstreeks of onrechtstreeks, werkzaamheden verricht voor rekening van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, en zij kan ter plaatse kennis nemen van en een kopie maken van elk gegeven in het bezit van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging : 1° om na te gaan of de wettelijke en reglementaire bepalingen op het statuut van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zijn nageleefd, en of de boekhouding en jaarrekening, alsook de haar door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging voorgelegde staten en inlichtingen, juist en waarheidsgetrouw zijn;2° om het passende karakter te toetsen van de beheerstructuren, de administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie en de interne controle van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;3° om zich ervan te vergewissen dat het beheer van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging gezond en voorzichtig is en dat haar positie of haar verrichtingen haar liquiditeit, rendabiliteit of solvabiliteit niet in het gedrang kunnen brengen. De Koning bepaalt welke vergoeding de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging aan de CBFA moeten betalen om de kosten van het toezicht te dekken.
Art. 187.Onverminderd artikel 169, behoren de relaties tussen de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en een bepaalde cliënt of een beheerde instelling voor collectieve belegging, niet tot de bevoegdheid van de CBFA, tenzij het toezicht op de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging dit vergt.
Art. 188.De CBFA kan bij de bijkantoren van beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die in een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte zijn gevestigd, na voorafgaande kennisgeving aan de autoriteiten van die Staat die toezicht houden op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de in artikel 186, derde lid, bedoelde inspecties verrichten, alsook alle inspecties met als doel ter plaatse gegevens te verzamelen of te toetsen over de leiding en het beheer van het bijkantoor, alsook alle gegevens die het toezicht op de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging kunnen vergemakkelijken.
Met hetzelfde doel en na kennisgeving aan de in het eerste lid bedoelde autoriteiten kan zij een deskundige die zij aanstelt, belasten met alle nuttige controles en onderzoeken. De bezoldiging en de kosten van die deskundige worden gedragen door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
Evenzo kan zij deze autoriteiten verzoeken bepaalde van de in het eerste lid bedoelde controles en onderzoeken te verrichten.
Art. 189.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel : 1° wordt voor de definitie van de begrippen « exclusieve of gezamenlijke controle » en « consortium » verwezen naar de reglementering op de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die is uitgevaardigd met toepassing van artikel 185, tweede lid;2° moet onder « financiële holding » een financiële instelling worden verstaan, waarvan de dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk één of meer kredietinstellingen, beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging of financiële instellingen zijn en waarvan ten minste één dochteronderneming een kredietinstelling, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging is. Groepen van ondernemingen met een kredietinstelling zijn, voor hun toezicht op geconsolideerde basis, onderworpen aan de bepalingen van artikel 49. van de wet van 22 maart 1993.
Groepen van ondernemingen zonder kredietinstelling zijn onderworpen aan de bepalingen van dit artikel. § 2. Wanneer een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een moederonderneming is, is zij onderworpen aan het toezicht op geconsolideerde basis door de CBFA, voor het geheel dat zij samen met haar Belgische en buitenlandse dochterondernemingen vormt.
Het toezicht op geconsolideerde basis slaat op de financiële positie, op het beheer, de organisatie en de interne-controleprocedures voor het geconsolideerde geheel en op de invloed van de geconsolideerde ondernemingen op andere ondernemingen. De Koning kan het toezicht op geconsolideerde basis uitbreiden tot andere gebieden als bedoeld in de Richtlijnen van de Europese Gemeenschap.
De in het eerste tot derde lid van artikel 184 bedoelde verhoudingen en grenzen kunnen worden opgelegd op basis van de geconsolideerde positie van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve beleggingen en haar dochterondernemingen.
Voor het toezicht op geconsolideerde basis leggen de betrokken beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de CBFA periodiek een geconsolideerde financiële staat voor. De CBFA bepaalt, na raadpleging van de betrokken beroepsverenigingen, volgens welke regels deze staat moet worden opgemaakt en inzonderheid volgens welke regels de consolidatiekring wordt bepaald, consolidatie moet worden toegepast en hoe vaak deze staten moeten worden voorgelegd.
Wanneer zij dit voor het prudentieel toezicht noodzakelijk acht, kan de CBFA eisen dat de vennootschappen die geen dochteronderneming zijn, maar waarin de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging deelneemt of waarmee zij een andere kapitaalbinding heeft, in de consolidatie worden opgenomen.
De CBFA kan voorschrijven of eisen dat de betrokken beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, hun dochterondernemingen en alle andere geconsolideerde ondernemingen haar alle inlichtingen verstrekken die nuttig zijn voor haar toezicht op geconsolideerde basis. Voor dit toezicht kan de CBFA, ter plaatse, bij alle geconsolideerde ondernemingen, de inlichtingen toetsen die zij heeft ontvangen in het kader van het toezicht op geconsolideerde basis of, op kosten van de betrokken beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, erkende revisoren of, in voorkomend geval, door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee gelasten.
De CBFA verricht deze toetsing of laat die pas verrichten bij een onderneming die in een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte is gevestigd nadat zij de toezichthoudende autoriteit van die Staat daarvan in kennis heeft gesteld en voorzover de betrokken autoriteit die toetsing niet zelf dan wel via een revisor of een deskundige verricht.
De toezichthoudende autoriteiten voor de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de beleggingsondernemingen, de kredietinstellingen en de verzekeringsondernemingen werken nauw samen. Deze instellingen delen elkaar alle inlichtingen mee over het beheer, de positie en de verrichtingen van de vennootschappen, ondernemingen en instellingen die onder hun toezicht vallen en die voor het toezicht op geconsolideerde basis noodzakelijk zijn. De regels voor deze samenwerking en informatie-uitwisseling worden aangegeven in een overeenkomst die ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de minister van Financiën en de minister van Economische Zaken.
Deze regels worden vastgesteld met naleving van de respectieve bevoegdheden van elke instelling.
Het toezicht op geconsolideerde basis heeft niet tot gevolg dat de CBFA individueel toezicht houdt op elke geconsolideerde onderneming.
Het toezicht op geconsolideerde basis doet geen afbreuk aan het individuele toezicht op elke geconsolideerde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging. Er kan evenwel rekening worden gehouden met de implicaties van het toezicht op geconsolideerde basis bij de bepaling van de inhoud van en de regels voor het individuele toezicht op beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging of het toezicht op gesubconsolideerde basis op een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die de dochteronderneming is van een andere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
De Koning kan bepalen onder welke voorwaarden Belgische ondernemingen die door een buitenlandse beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging zijn geconsolideerd, verplicht kunnen worden bepaalde inlichtingen te verstrekken aan de buitenlandse autoriteit die bevoegd is voor het toezicht op geconsolideerde basis op deze beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging en waarbij deze autoriteit zelf of via de door haar gemachtigde revisoren of deskundigen, de verstrekte inlichtingen ter plaatse kan toetsen.
De CBFA kan, met de goedkeuring van de minister van Financiën, bilaterale akkoorden sluiten met de toezichthoudende autoriteiten voor de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging van andere lid-Staten van de Europese Economische Ruimte voor een zo efficiënt mogelijke afbakening van de respectieve verantwoordelijkheden van de betrokken autoriteiten op het vlak van het individuele dan wel geconsolideerde toezicht op de beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die tot eenzelfde groep behoren. De CBFA brengt de gesloten akkoorden ter kennis van de Commissie van de Europese Gemeenschappen. § 3. Wanneer een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een consortium vormt met een of meer andere ondernemingen, valt zij onder het toezicht op geconsolideerde basis dat geldt voor alle ondernemingen van het consortium en hun dochterondernemingen.
De voorschriften van § 2 zijn van toepassing. § 4. Voor iedere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging waarvan de moederonderneming een Belgische of buitenlandse financiële holding is, geschiedt het toezicht op basis van de geconsolideerde financiële positie van de financiële holding. Dit toezicht slaat op de in het tweede en derde lid van § 2 bedoelde aspecten. De Koning kan de regels voor dit toezicht bepalen, aanpassen en aanvullen, met opgave van alle andere voorschriften van deze wet die terzake van toepassing zijn op financiële holdings. § 5. Ondernemingen die noch een beleggingsonderneming, noch een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, noch een financiële holding zijn en, uitsluitend of samen met andere, de controle hebben over een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, en hun dochterondernemingen, moeten de CBFA en de bevoegde buitenlandse autoriteiten alle vereiste gegevens en inlichtingen verstrekken die nuttig zijn voor het toezicht op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging waarover deze ondernemingen de controle hebben.
Dergelijke informatieplicht geldt ook voor ondernemingen die, hoewel zij dochterondernemingen zijn van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of een financiële holding, niet in het toezicht op geconsolideerde basis zijn opgenomen. Wanneer de betrokken dochteronderneming een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging is, kan de CBFA of de buitenlandse autoriteit die bevoegd is voor het toezicht op genoemde dochteronderneming, eisen dat de moederondernemingbeleggingsonderneming of de moederonderneming-financiële holding de vereiste inlichtingen en gegevens verstrekt die dienstig zijn voor het toezicht op genoemde dochteronderneming.
De Koning bepaalt : a) de voorwaarden en regels voor de verplichtingen die voortvloeien uit het eerste en het tweede lid alsook voor de toetsing ter plaatse van de hierin bedoelde gegevens en inlichtingen;b) welke sancties van de artikelen 201 en 202 van toepassing zijn wanneer de in het eerste en tweede lid van deze paragraaf bedoelde ondernemingen hun verplichtingen niet nakomen. § 6. De Koning bepaalt, na advies van de CBFA, de nadere regels voor het toezicht op geconsolideerde basis overeenkomstig de Richtlijn 93/6/EEG van de Raad van 15 maart 1993 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen. § 7. In bijzondere gevallen kan de CBFA afwijkingen toestaan van de met toepassing van dit artikel genomen besluiten en reglementen. HOOFDSTUK II. - Revisoraal toezicht
Art. 190.De opdracht van commissaris zoals bedoeld in het Wetboek van vennootschappen mag, bij de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht, enkel worden toevertrouwd aan één of meer erkende revisoren of één of meer revisorenvennootschappen die daartoe door de CBFA zijn erkend overeenkomstig artikel 52 van de wet van 22 maart 1993.
Artikel 141, 2° van het Wetboek van vennootschappen is niet van toepassing op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging.
De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging mogen plaatsvervangende commissarissen aanstellen, die de taak van de commissaris waarnemen als hij langdurig verhinderd is. De voorschriften van dit artikel en van artikel 191 zijn van toepassing op deze plaatsvervangers.
De overeenkomstig dit artikel aangestelde commissarissen certificeren in voorkomend geval de geconsolideerde jaarrekening van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
Art. 191.Overeenkomstig artikel 33, § 2, van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren, doen erkende revisorenvennootschappen, voor de uitoefening van de taak van commissaris bedoeld in artikel 190, een beroep op een erkende revisor die zij aanduiden. De voorschriften van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, die de aanstelling, de taak en de verplichtingen van en de verbodsbepalingen voor commissarissen alsook de andere op hen toepasselijke sancties dan strafrechtelijke sancties regelen, gelden zowel voor de revisorenvennootschappen als voor de erkende revisoren die hen vertegenwoordigen.
Een erkende revisorenvennootschap mag een plaatsvervangend vertegenwoordiger aanstellen onder haar leden die voldoen aan de aanstellingsvoorwaarden.
Art. 192.Het Instituut der Bedrijfsrevisoren brengt de CBFA op de hoogte telkens als een tuchtprocedure wordt ingeleid tegen een erkende revisor of een erkende revisorenvennootschap wegens een tekortkoming in de uitoefening van zijn of haar taak bij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
Art. 193.Voor de aanstelling van commissarissen en plaatsvervangende commissarissen bij beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging is de voorafgaande instemming van de CBFA vereist. Deze instemming moet worden gevraagd door vennootschapsorgaan dat de aanstelling voorstelt. Bij aanstelling van een erkende revisorenvennootschap slaat deze instemming zowel op de vennootschap en haar vertegenwoordiger als, in voorkomend geval, op haar plaatsvervangende vertegenwoordiger.
Deze instemming is ook vereist voor de hernieuwing van een opdracht.
Wanneer de aanstelling van de commissaris krachtens de wet geschiedt door de voorzitter van de rechtbank van koophandel of het hof van beroep, kiest hij uit een lijst van erkende revisoren die door de CBFA is goedgekeurd.
Art. 194.De CBFA kan haar instemming overeenkomstig artikel 193 met een commissaris, een plaatsvervangend commissaris, een erkende revisorenvennootschap of een vertegenwoordiger of plaatsvervangend vertegenwoordiger van een dergelijke vennootschap, steeds herroepen bij beslissing die is gemotiveerd door redenen die verband houden met hun statuut of hun opdracht als erkende revisor of erkende revisorenvennootschap, zoals bepaald door of krachtens deze wet. Met deze herroeping eindigt de opdracht van commissaris.
Vooraleer een commissaris ontslag neemt, worden de CBFA en de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging daarvan vooraf in kennis gesteld, met opgave van de motivering.
Het erkenningsreglement bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de wet van 22 maart 1993 regelt de procedure.
Bij afwezigheid van een plaatsvervangend commissaris of een plaatsvervangend vertegenwoordiger van een erkende revisorenvennootschap zorgt de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of de erkende revisorenvennootschap, met naleving van artikel 187, binnen twee maanden voor zijn vervanging.
Het voorstel om een commissaris bij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van zijn opdracht te ontslaan, zoals geregeld bij de artikelen 135 en 136 van het Wetboek van vennootschappen, wordt ter advies voorgelegd aan de CBFA. Dit advies wordt meegedeeld aan de algemene vergadering.
Art. 195.De commissarissen verlenen hun medewerking aan het toezicht van de CBFA, op hun eigen en uitsluitende verantwoordelijkheid en overeenkomstig dit artikel, volgens de regels van het vak en de richtlijnen van de CBFA. Daartoe : 1° vergewissen zij zich ervan dat de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging de passende maatregelen hebben genomen voor de administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie en voor de interne controle in het vooruitzicht van de naleving van de wetten, besluiten en reglementen over het wettelijk statuut van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging;2° bevestigen zij voor de CBFA dat de periodieke staten die haar aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar worden bezorgd door de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, volledig, juist en volgens de geldende regels zijn opgesteld;3° brengen zij bij de CBFA periodiek verslag uit of, op haar verzoek, bijzonder verslag uit over de organisatie, de werkzaamheden en de financiële structuur van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;4° brengen zij, in het kader van hun opdracht bij de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of in het kader van een revisorale opdracht bij een met de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging verbonden onderneming of bij een door de vennootschap beheerde instelling voor collectieve belegging, op eigen initiatief verslag uit bij de CBFA, zodra zij kennis krijgen van : a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de positie van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of van de beheerde instellingen voor collectieve belegging, financieel of op het vlak van hun administratieve, boekhoudkundige, technische of financiële organisatie of van hun interne controle, op betekenisvolle wijze beïnvloeden of kunnen beïnvloeden;b) beslissingen of feiten die kunnen wijzen op een overtreding van het Wetboek van vennootschappen, de statuten, dit boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;c) andere beslissingen of feiten die kunnen leiden tot een weigering om de jaarrekening te certificeren of tot het formuleren van een voorbehoud. Tegen commissarissen die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld in het eerste lid, 4°, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken.
De commissarissen delen aan de leiders van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging de verslagen mee die zij, overeenkomstig het eerste lid, 3°, aan de CBFA richten. Voor deze mededelingen geldt de geheimhoudingsplicht zoals geregeld bij artikel 76 van de wet van 2 augustus 2002. Zij bezorgen de CBFA een kopie van de mededelingen die zij aan deze leiders richten en die betrekking hebben op zaken die van belang kunnen zijn voor het toezicht dat zij uitoefent.
De commissarissen en de erkende revisorenvennootschappen mogen bij de buitenlandse bijkantoren van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging waarop zij toezicht houden, het toezicht uitoefenen en de onderzoeken verrichten die bij hun opdracht horen.
Zij kunnen door de CBFA, op verzoek van de Nationale Bank van België of de Europese Centrale Bank, worden gelast te bevestigen dat de gegevens die de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging aan deze autoriteiten moeten verstrekken, volledig, juist en volgens de geldende regels zijn opgesteld.
TITEL IV. - Intrekking van de vergunning, uitzonderingsmaatregelen en bestuursrechtelijke sancties
Art. 196.Bij beslissing die met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis wordt gebracht, trekt de CBFA de vergunning in van beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die hun bedrijf niet binnen twaalf maanden na het verkrijgen van hun vergunning hebben aangevat, die afstand doen van hun vergunning, die failliet zijn verklaard of die hun bedrijf hebben stopgezet. Zij wijzigt de vergunning van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die gedeeltelijk afstand doen van hun vergunning.
Art. 197.§ 1. Wanneer de CBFA vaststelt dat een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging niet werkt overeenkomstig de bepalingen van dit boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, dat haar beheer of haar financiële positie de goede afloop van haar verbintenissen in het gedrang dreigt te brengen of niet voldoende waarborgen biedt voor haar solvabiliteit, liquiditeit of rendabiliteit, of dat haar beheerstructuren, haar administratieve of boekhoudkundige organisatie of haar interne controle ernstige leemten vertonen, stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.
Indien de toestand na afloop van deze termijn niet is verholpen, kan de CBFA : 1° een speciaal commissaris aanstellen;2° voor de termijn die zij bepaalt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van het bedrijf van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging geheel of gedeeltelijk schorsen dan wel verbieden;3° de vervanging gelasten van bestuurders of zaakvoerders van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging binnen een termijn die zij bepaalt en, zo binnen deze termijn geen vervanging geschiedt, in de plaats van de voltallige bestuursen beheerorganen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging één of meer voorlopige bestuurders of zaakvoerders aanstellen die alleen of collegiaal, naargelang van het geval, de bevoegdheden hebben van de vervangen personen.De CBFA maakt haar beslissing bekend in het Belgisch Staatsblad ; 4° de vergunning geheel of gedeeltelijk herroepen. § 2. In het geval bedoeld in § 1, tweede lid, 1°, is voor alle handelingen en beslissingen van alle organen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, inclusief de algemene vergadering, alsook voor die van de personen die instaan voor het beheer, de schriftelijke, algemene of bijzondere toestemming van de speciaal commissaris vereist; de CBFA kan evenwel de verrichtingen waarvoor een toestemming is vereist, beperken.
De speciaal commissaris mag elk voorstel dat hij nuttig acht, ter beraadslaging voorleggen aan alle organen van de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, inclusief de algemene vergadering en aan de personen die instaan voor het beheer. De bezoldiging van de speciaal commissaris wordt vastgesteld door de CBFA en gedragen door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
De leden van de bestuurs- en de beheerorganen en de personen die instaan voor het beheer, die handelingen stellen of beslissingen nemen zonder de vereiste toestemming van de speciaal commissaris, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voortvloeit voor de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of voor derden.
Indien de CBFA de aanstelling van een speciaal commissaris openbaar heeft gemaakt in het Belgisch Staatsblad, met opgave van de handelingen en beslissingen waarvoor zijn toestemming vereist is, zijn alle handelingen en beslissingen zonder deze vereiste toestemming nietig, tenzij de speciaal commissaris die bekrachtigt. Onder dezelfde voorwaarden zijn alle beslissingen van de algemene vergadering zonder de vereiste toestemming van de speciaal commissaris nietig, tenzij hij die bekrachtigt.
De CBFA kan een plaatsvervangend commissaris aanstellen.
Bij ernstig gevaar voor de beleggers kan de CBFA een speciaal commissaris aanstellen zonder dat er voorafgaandelijk een termijn zoals bedoeld in § 1, eerste lid, werd vastgesteld. § 3. In het geval bedoeld in § 1, tweede lid, 2°, zijn de leden van de bestuurs- en beheerorganen en de personen die instaan voor het beheer, die handelingen stellen of beslissingen nemen ondanks de schorsing, hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voortvloeit voor de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging of voor derden.
Indien de CBFA de schorsing openbaar heeft gemaakt in het Belgisch Staatsblad, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig.
De CBFA kan een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging ook gelasten de deelnemingen over te dragen die zij bezit overeenkomstig artikel 167; artikel 159, § 7, tweede lid, is van toepassing. § 4. In het geval bedoeld in § 1, tweede lid, 3°, wordt de bezoldiging van de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) vastgesteld door de CBFA en gedragen door de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
De CBFA kan op elk tijdstip de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten, wanneer zij aantonen dat het beheer van de betrokkenen niet meer de nodige waarborgen biedt. § 5. De in § 1 bedoelde beslissingen van de CBFA hebben voor de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs en, voor derden, vanaf de datum van hun bekendmaking overeenkomstig de voorschriften van §§ 1 en 2. § 6. Onverminderd artikel 327, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 is de CBFA niet bevoegd inzake fiscale aangelegenheden.
Wanneer de CBFA kennis heeft van het feit dat een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een bijzonder mechanisme heeft ingesteld met als doel of gevolg fiscale fraude door derden te bevorderen, zijn echter § 1, eerste en tweede lid, 2°, en § 2 van toepassing. § 7. Paragraaf 1, eerste lid, en § 5 zijn niet van toepassing ingeval de vergunning van een failliet verklaarde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging wordt ingetrokken.
Art. 198.Wanneer de autoriteiten die toezicht houden op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging van een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte, waar een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd of er beheertaken uitoefent of er beleggingsdiensten verricht bedoeld in artikel 3, 9° en 10° in het kader van het vrij verrichten van diensten, de CBFA ervan in kennis stellen dat de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen worden overtreden die deze Staat heeft vastgesteld met toepassing van de Richtlijn 85/611/EEG en waarop genoemde autoriteiten toezien, neemt de CBFA zo spoedig mogelijk de wegens deze overtredingen vereiste maatregelen, bedoeld in artikel 197, § 1. Zij brengt dit ter kennis van de voornoemde autoriteiten.
Artikel 197, § 1 en artikel 122, 25° van de wet van 2 augustus 2002 zijn van toepassing.
Art. 199.De CBFA brengt de beslissingen die zij overeenkomstig de artikelen 196 en 197 heeft genomen onmiddellijk ter kennis van de autoriteiten die toezicht houden op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging van de andere Lidstaten van de Europese Economische Ruimte waar een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd, beheertaken verricht of beleggingsdiensten verleent in het kader van het vrij verrichten van diensten. De CBFA houdt deze autoriteiten op de hoogte van de behandeling van het beroep tegen deze beslissingen overeenkomstig de artikel 122, 25° van de wet van 2 augustus 2002.
Art. 200.De beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging waarvan de vergunning is ingetrokken of herroepen op grond van de artikelen 196 en 197, blijven onderworpen aan dit boek en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen tot zij zijn vervangen door de instellingen voor collectieve belegging die zij beheren, en tot hun verbintenissen zijn vereffend uit hoofde van aan beleggers verschuldigde gelden en financiële instrumenten, tenzij de CBFA hen vrijstelt van bepaalde voorschriften.
Dit artikel is niet van toepassing bij de herroeping van de vergunning van een failliet verklaarde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
Art. 201.Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen kan de CBFA openbaar maken dat een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging geen gevolg heeft gegeven aan haar aanmaningen om zich binnen de door haar vastgestelde termijn te conformeren aan de voorschriften van dit boek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen. Deze openbaarmaking gebeurt op kosten van de betrokken beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging.
Art. 202.§ 1. Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen, kan de CBFA een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging een termijn opleggen waarbinnen : a) zij zich moet conformeren aan welbepaalde voorschriften van dit boek of zijn uitvoeringsbesluiten, of b) zij de nodige aanpassingen moet aanbrengen in haar beheerstructuur, haar administratieve, boekhoudkundige, financiële of technische organisatie of haar interne controle. Indien de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging na afloop van de termijn in gebreke blijft, kan de CBFA haar, na haar te hebben gehoord of ten minste behoorlijk te hebben opgeroepen, een dwangsom opleggen van maximum 2.500.000 euro per overtreding of 50.000 euro per dag vertraging. § 2. Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen en onverminderd de bij andere wetten of andere reglementen voorgeschreven maatregelen, kan de CBFA, wanneer zij een overtreding vaststelt van de bepalingen van deze wet of de met toepassing ervan genomen maatregelen, een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht of een in België gevestigde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht een administratieve geldboete opleggen die niet minder mag bedragen dan 5.000 euro en, voor hetzelfde feit of geheel van feiten, niet meer mag bedragen dan 2.500.000 euro. § 3. De met toepassing van § 1 of § 2 opgelegde dwangsommen en geldboetes worden geïnd ten gunste van de Schatkist door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en Domeinen. § 4. Tegen de door de CBFA krachtens §§ 1, tweede lid en 2 genomen beslissingen kan beroep worden ingesteld conform artikel 121, § 1, eerste lid, 4° van de wet van 2 augustus 2002.
BOEK III. - BIJKANTOREN EN DIENSTVERRICHTINGEN IN BELGIE VAN BEHEERVENNOOTSCHAPPEN VAN INSTELLINGEN VOOR COLLECTIEVE BELEGGING DIE RESSORTEREN ONDER HET RECHT VAN EEN ANDERE LID-STAAT VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
Art. 203.De Koning regelt, na advies van de CBFA, het statuut van en het toezicht op de bijkantoren en de dienstverrichtingen in België van beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte.
BOEK IV. - BIJKANTOREN EN DIENSTVERRICHTINGEN IN BELGIE VAN BEHEERVENNOOTSCHAPPEN VAN INSTELLINGEN VOOR COLLECTIEVE BELEGGING DIE RESSORTEREN ONDER HET RECHT VAN STATEN DIE GEEN LID ZIJN VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE
Art. 204.De Koning regelt, na advies van de CBFA, het statuut van en het toezicht op de bijkantoren van beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte.
De Koning kan, na advies van de CBFA, het statuut van en het toezicht op de dienstverrichtingen in België regelen van beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte.
DEEL IV. - STRAFBEPALINGEN
Art. 205.Met gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met geldboete van 75 euro tot 15.000 euro of met één van deze straffen alleen, worden zij gestraft die de controles in de weg staan waaraan zij zich, krachtens deze wet, in België of in het buitenland moeten onderwerpen, of die met opzet valse, onjuiste of onvolledige inlichtingen, documenten of stukken verstrekken.
Art. 206.Met gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met geldboete van 75 euro tot 15.000 euro of met één van deze straffen alleen, worden gestraft : 1° zij die de artikelen 52, § 1, 53, 57, § 1, 58, 131, en 136, overtreden;2° zij die geen gevolg geven aan een opschorting of intrekking uitgesproken krachtens de artikelen 90, 91, tweede lid, 131, derde lid, of 136, derde lid, of die een weigering tot goedkeuring miskennen van het prospectus, een bijwerking van of een aanvulling bij het prospectus, of die een weigering tot goedkeuring miskennen van berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen;3° zij die met opzet overgaan tot de publicatie of laten overgaan tot de publicatie van een prospectus, een bijwerking van of een aanvulling bij het prospectus, of van berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen, die valse, onjuiste of onvolledige gegevens bevatten die het publiek kunnen misleiden, inzonderheid over de risico's die inherent zijn aan de voorgestelde belegging, of over de rechten die verbonden zijn aan de effecten die het voorwerp uitmaken van het aanbod, en zij die dergelijke stukken hebben gebruikt om beleggers aan te trekken;4° zij die een prospectus, een bijwerking van of een aanvulling bij het prospectus, of berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen, publiceren met vermelding van de goedkeuring ervan door de CBFA, terwijl die goedkeuring niet werd gegeven;5° zij die een prospectus, een bijwerking van of een aanvulling bij het prospectus, of berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van effecten van een instelling voor collectieve belegging dan wel een dergelijk aanbod aankondigen of aanbevelen, publiceren die verschillen van de door de CBFA goedgekeurde documenten;6° zij die met opzet effecten hebben aangeboden of overgedragen als effecten van een instelling voor collectieve belegging, terwijl zij wisten dat de entiteit waarvan zij de effecten hebben aangeboden of overgedragen, geen instelling voor collectieve belegging was in de zin van Deel II van deze wet, of dat die effecten niet de kenmerken vertoonden van de effecten van een instelling voor collectieve belegging in de zin van Deel II van deze wet;7° zij die met opzet effecten openbaar hebben aangeboden of overgedragen als effecten van een openbare instelling voor collectieve belegging, terwijl zij wisten dat de instelling voor collectieve belegging waarvan zij de effecten hebben aangeboden of overgedragen, geen openbare instelling voor collectieve belegging was in de zin van Titel II van Boek II van Deel II van deze wet, of dat die effecten niet de kenmerken vertoonden van de effecten van een openbare instelling voor collectieve belegging in de zin van Titel II van Boek II van Deel II van deze wet.
Art. 207.Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van 50 euro tot 10.000 euro of met één van deze straffen alleen, worden gestraft : 1° zij die het bedrijf uitoefenen van een openbare instelling voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1°, a), zonder te zijn ingeschreven overeenkomstig artikel 28, of terwijl de inschrijving als openbare instelling voor collectieve belegging of de vergunning als openbare beleggingsvennootschap is ingetrokken of herroepen;2° zij die openbaar effecten aanbieden van een instelling voor collectieve belegging naar buitenlands recht, terwijl die niet is ingeschreven overeenkomstig artikel 127, of terwijl de inschrijving als instelling voor collectieve belegging naar buitenlands recht is ingetrokken of herroepen, of met miskenning van een schorsings- of verbodsmaatregel als bedoeld in de artikelen 132 of 134, derde lid;3° zij die de naam « instelling voor collectieve belegging », « collectief beleggingsfonds » of « beleggingsvennootschap » hebben gebruikt ter omschrijving van een entiteit die niet is ingeschreven op de lijst van de instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in de artikelen 31, 107, 108, 122, 123 of 129;4° de beleggingsvennootschap, de aangestelde beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, de ondernemingen als bedoeld in artikel 41, § 1, alsook de bestuurders, zaakvoerders en directeuren van de voormelde vennootschappen en ondernemingen, die met opzet de bepalingen van Deel II van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen hebben overtreden, of die met opzet verrichtingen met betrekking tot de portefeuille van de instelling voor collectieve belegging hebben uitgevoerd die strijdig zijn met de bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;5° zij die met opzet hebben nagelaten de met toepassing van Deel II van deze wet voorgeschreven publicaties te verzorgen;6° zij die met opzet overdrachten van door instellingen voor collectieve belegging uitgegeven effecten hebben bewerkstelligd en daarbij de bepalingen van Deel II van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen hebben miskend;7° zij die, als commissaris of onafhankelijk deskundige, rekeningen, jaarrekeningen, of halfjaarlijkse verslagen, driemaandelijkse financiële staten als bedoeld in artikel 76, § 1, of periodieke informatie als bedoeld in artikel 81, of alle andere inlichtingen als bedoeld in artikel 80 certificeren, goedkeuren of bekrachtigen, terwijl niet is voldaan aan de bepalingen van Deel II van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, en zij daarvan kennis hebben dan wel niet hebben gedaan wat zij normaal hadden moeten doen om zich ervan te vergewissen dat aan die bepalingen was voldaan;8° zij die met opzet jaarverslagen, halfjaarlijkse verslagen of driemaandelijkse financiële staten publiceren of laten publiceren, die valse, onjuiste of onvolledige gegevens bevatten die het publiek kunnen misleiden, of die dergelijke stukken hebben gebruikt om beleggers aan te trekken;9° de beleggingsvennootschappen, de aangestelde beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, alsook hun bestuurders, zaakvoerders en directeuren, die artikel 81, eerste lid, eerste en derde zin, overtreden;10° de beleggingsvennootschappen, de aangestelde beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, alsook hun bestuurders, zaakvoerders en directeuren, die de in de artikelen 77 en 81, eerste lid, tweede zin, bedoelde besluiten of reglementen overtreden;11° zij die handelingen stellen of verrichtingen uitvoeren zonder daartoe de in artikel 92, § 2 bedoelde toestemming van de speciaal commissaris te hebben verkregen, of die indruisen tegen een schorsingsbeslissing genomen overeenkomstig artikel 92, § 1, tweede lid, 3°;12° de beleggingsvennootschappen, de aangestelde beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, alsook hun bestuurders, zaakvoerders en directeuren, die de bepalingen van artikel 83, § 1, derde lid, en § 2 niet naleven.
Art. 208.§ 1. Met gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met geldboete van 50 euro tot 10.000 euro of met één van deze straffen alleen, worden gestraft : 1° zij die het bedrijf uitoefenen van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in artikel 138, zonder een vergunning te hebben verkregen overeenkomstig de artikelen 140 of 204 of terwijl de vergunning als beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging is ingetrokken of herroepen;2° zij die de naam « beheervennootschap van instellingen voor collectieve vergunning » hebben gebruikt met overtreding van artikel 147 van deze wet;3° zij die met opzet de kennisgevingen als bedoeld in artikel 159, §§ 1, 4 en 6, niet verrichten, zij die het verzet negeren als bedoeld in artikel 159, § 3, of zij die, in de gevallen als bedoeld in de artikelen 159, § 7, en 197, § 3, derde lid, hun effecten niet afgeven aan de instelling of de persoon die de CBFA heeft aangesteld overeenkomstig artikel 159, § 7, tweede lid, of zij die de schorsing negeren als bedoeld in artikel 159, § 7, eerste lid, 1°;4° de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, hun bestuurders en directeuren die de artikelen 162, 170, 171, 185, eerste lid, eerste en derde zin, 189, § 2, vierde lid, eerste zin, en § 5, eerste en tweede lid, overtreden;5° de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die in het buitenland een bijkantoor of een dochter openen of er beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging uitoefenen dan wel beleggingsdiensten verstrekken, zonder de kennisgevingen te hebben verricht bepaald in de artikelen 175, 179 of 180, of die zich niet conformeren aan de artikelen 178 en 183;6° de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, hun bestuurders en directeuren die de besluiten of reglementen overtreden als bedoeld in de artikelen 185, eerste lid, tweede zin, en tweede lid, 189, § 2, vierde en tiende lid, § 4, § 5, derde lid, en § 6;7° zij die handelingen stellen of verrichtingen uitvoeren zonder daartoe de toestemming van de speciaal commissaris te hebben verkregen als bedoeld in artikel 197, § 1, tweede lid, 1°, of die indruisen tegen een schorsingsbeslissing genomen overeenkomstig artikel 197, § 1, tweede lid, 2°;8° de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, hun bestuurders en directeuren die de bepalingen van artikel 190, eerste tot derde lid, niet naleven;9° zij die, als commissaris of onafhankelijk deskundige, rekeningen, jaarrekeningen, geconsolideerde jaarrekeningen van beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging of periodieke staten of alle andere inlichtingen certificeren, goedkeuren of bekrachtigen, terwijl niet is voldaan aan de bepalingen van Deel III van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, en zij daarvan kennis hebben dan wel niet hebben gedaan wat zij normaal hadden moeten doen om zich ervan te vergewissen dat aan die bepalingen was voldaan;10° de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, hun bestuurders en directeuren die, bij het verrichten van de beleggingsdienst als bedoeld in artikel 3, 10°, b), met bedrieglijk opzet informatie verspreiden waarvan zij weten dat zij onjuist of onvolledig is. § 2. Met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van 50 euro tot 10.000 euro of met één van deze straffen alleen, worden de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging gestraft die zich niet conformeren aan de bepalingen van de ter uitvoering van de artikelen 158 en 184 genomen reglementen.
Art. 209.De overtredingen van de artikelen 39 en 152 worden bestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met geldboete van 1.000 euro tot 10.000 euro.
Art. 210.Ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van de overtreding van deze wet of één van de in de artikelen 39 en 152 bedoelde wetgevingen, tegen instellingen voor collectieve belegging, beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, bestuurders, directeuren of lasthebbers van instellingen voor collectieve belegging of van beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, of commissarissen van een instelling voor collectieve belegging of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, alsook ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van een overtreding van deze wet tegen iedere andere natuurlijke of rechtspersoon, moet ter kennis worden gebracht van de CBFA door de gerechtelijke autoriteit waar dit aanhangig is gemaakt.
Iedere strafrechtelijke vordering op grond van de in het eerste lid bedoelde misdrijven moet door het openbaar ministerie ter kennis worden gebracht van de CBFA.
Art. 211.De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op de door deze wet bestrafte misdrijven.
DEEL V. - WIJZIGINGSBEPALINGEN EN DIVERSE BEPALINGEN
Art. 212.Artikel 15, § 2 van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen, wordt aangevuld als volgt : « 10° het openbaar overnameaanbod en het openbaar uitkoopbod voor vastgoedcertificaten reglementeren en met name omschrijven wat dient te worden verstaan onder vastgoedcertificaten, de voorwaarden vaststellen waaronder een bod, een tegenbod of een uitkoopbod mag worden uitgebracht, de verplichtingen en verbodsbepalingen vaststellen die van toepassing zijn bij het uitbrengen, tijdens het verloop en na afsluiting van een bod, een tegenbod of een uitkoopbod, ten aanzien van de promotor van een bod, een tegenbod of een uitkoopbod, de vennootschap die de vastgoedcertificaten heeft uitgegeven waarop het bod, het tegenbod of het uitkoopbod betrekking heeft, alsook ten aanzien van de personen die gezamenlijk optreden met de promotor van het bod, het tegenbod of het uitkoopbod dan wel met de vennootschap die de vastgoedcertificaten heeft uitgegeven waarop het bod, het tegenbod of het uitkoopbod betrekking heeft, alsmede omschrijven wat dient te worden verstaan onder personen die gezamenlijk optreden, en de wijze van vaststelling van de prijs van het uitkoopbod bepalen. »
Art. 213.Artikel 19, tweede lid, 2° van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, gewijzigd bij de wet van 6 april 1995, wordt aangevuld als volgt : « q) de artikelen 38 tot 43 van de wet van 2 augustus 2002; r) artikel 25 van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten; s) de artikelen 205 tot 211 van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles. »
Art. 214.In artikel 27 van de voormelde wet van 22 maart 1993, vervangen bij de wet van 3 mei 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, tweede lid, eerste zin van de Franse tekst worden de woorden « que si elles » vervangen door de woorden « que s'ils »; 2° in § 3, derde lid worden de woorden « in een beleggingsinstelling die geregeld is bij statuten, in een beheersvennootschap van een beleggingsinstelling die geregeld is bij overeenkomst in de zin van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten » vervangen door de woorden « in een instelling voor collectieve belegging die geregeld is bij statuten of in een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van een gemeenschappelijk beleggingsfonds, in de zin van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles ».
Art. 215.In artikel 32, § 4 van de voormelde wet van 22 maart 1993 wordt een 3°bis ingevoegd, luidende : « 3°bis. Belgische of buitenlandse beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, als bedoeld in de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles; ».
Art. 216.Artikel 46 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, gewijzigd bij de wet van 9 maart 1999, wordt aangevuld als volgt : « 10° beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging : elke vennootschap als bedoeld in artikel 138 van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles. »
Art. 217.Artikel 61, tweede lid, 2°, van de voornoemde wet van 6 april 1995, wordt aangevuld als volgt : « r) de artikelen 38 tot 43 van de wet van 2 augustus 2002; s) artikel 25 van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten; t) de artikelen 205 tot 211 van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles. »
Art. 218.In artikel 70 van de voormelde wet van 6 april 1995, vervangen bij de wet van 3 mei 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, tweede lid, eerste zin van de Franse tekst worden de woorden « que si elles » vervangen door de woorden « que s'ils »; 2° in § 3, derde lid worden de woorden « in een beleggingsinstelling die geregeld is bij statuten, in een beheersvennootschap van een beleggingsinstelling die geregeld is bij overeenkomst in de zin van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten » vervangen door de woorden « in een instelling voor collectieve belegging die geregeld is bij statuten of in een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging van een gemeenschappelijk beleggingsfonds, in de zin van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles ».
Art. 219.In artikel 112 van de voormelde wet van 6 april 1995, vervangen bij de wet van 17 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, eerste zin worden de woorden « en de in België gevestigde beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging » ingevoegd tussen de woorden « aangewezen beleggingsondernemingen » en de woorden « moeten deelnemen »;2° in het eerste lid, eerste zin, worden de woorden « wanneer een dergelijke instelling of een dergelijke beleggingsonderneming in gebreke blijft » vervangen door de woorden « wanneer een dergelijke instelling, een dergelijke beleggingsonderneming of een dergelijke beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in gebreke blijft »;3° in het tweede lid worden de woorden « op de verschillende categorieën van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen » vervangen door de woorden « op de verschillende categorieën van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging »;4° in het derde lid, eerste zin, worden de woorden « en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging » ingevoegd tussen de woorden « en beleggingsondernemingen » en de woorden « die ressorteren onder een andere lidstaat ».
Art. 220.In artikel 113 van de voormelde wet van 6 april 1995, vervangen bij de wet van 17 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, eerste zin worden de woorden « of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht » ingevoegd tussen de woorden « een beleggingsonderneming naar Belgisch recht » en de woorden « wordt vastgesteld »;2° in § 1, tweede lid, derde zin worden de woorden « of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging » ingevoegd tussen de woorden « een beleggingsonderneming » en de woorden « in gebreke blijft »;3° in § 2, eerste lid worden de woorden « of de vennootschap » ingevoegd tussen de woorden « of de onderneming » en de woorden « verschuldigd zijn, » en worden de woorden « of de vennootschap, » ingevoegd tussen de woorden « of de onderneming » en de woorden « of die zij verschuldigd zijn »;4° in § 2, derde lid worden de woorden « en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging » ingevoegd tussen de woorden « de beleggingsondernemingen » en de woorden « aan de beleggers ».
Art. 221.In artikel 114 van de voormelde wet van 6 april 1995, vervangen bij de wet van 17 december 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging » ingevoegd tussen de woorden « en beleggingsondernemingen » en de woorden « die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat »;2° in het tweede lid, eerste zin worden de woorden « of aan de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging » ingevoegd tussen de woorden « aan de beleggingsonderneming » en de woorden « waaronder het bijkantoor ressorteert ».
Art. 222.In artikel 115 van de voormelde wet van 6 april 1995, vervangen bij de wet van 17 december 1998, worden de woorden « en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging » ingevoegd tussen de woorden « de beleggingsondernemingen » en de woorden « die voor het eerst toetreden ».
Art. 223.In artikel 116 van de voormelde wet van 6 april 1995, vervangen bij de wet van 17 december 1998, worden de woorden « kredietinstellingen of beleggingsondernemingen » vervangen door de woorden « kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging ».
Art. 224.Artikel 45, § 1, 1° van de wet van 2 augustus 2002. betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° het toezicht op de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, de beleggingsadviseurs en de wisselkantoren te verzekeren; ».
Art. 225.In artikel 2 van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt het 3°, a) vervangen als volgt : « 3° a) rechten van deelneming in gemeenschappelijke beleggingsfondsen in de zin van Deel II van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles; »; 2° in het eerste lid, 3°, b) vervallen de woorden « bedoeld in artikel 106 van voormelde wet van 4 december 1990 »;3° artikel 2 wordt aangevuld met de volgende leden : « Onder vastgoedcertificaten wordt verstaan, de rechten van vordering op de inkomsten, op de opbrengsten en op de realisatiewaarde van één of meer bij de uitgifte van de certificaten bepaalde onroerende goederen. De Koning kan met onroerende goederen sommige categorieën gelijkstellen van individueel geregistreerde luchtvaartuigen, schepen of spoorrijtuigen, bepaald bij de uitgifte van de certificaten en uitsluitend bestemd voor beroepsdoeleinden. ».
Art. 226.Artikel 7 van de voormelde wet van 22 april 2003 wordt opgeheven.
Art. 227.Artikel 11 van de voormelde wet van 22 april 2003 wordt vervangen als volgt : «
Art. 11.Behalve in geval van de verrichtingen bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, zijn de hoofdstukken IV en V niet van toepassing op de openbare aanbiedingen van effecten van instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in Deel II van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles. »
Art. 228.In artikel 12 van de voormelde wet van 22 april 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het volgende lid wordt tussen het eerste en het tweede lid ingevoegd : « Ook de volgende vennootschappen mogen in België voor rekening van de bieder of van de instelling voor collectieve belegging optreden als bemiddelaar bij openbare aanbiedingen van effecten van instellingen voor collectieve belegging als bedoeld in Deel II van de wet van... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles : a) de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 145 van de voormelde wet van...; b) de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte en die in België werkzaamheden verrichten krachtens Boek III van Deel III van de voormelde wet van..., voorzover hun optreden als bemiddelaar conform is met het statuut waaraan zij zijn onderworpen krachtens de ter uitvoering van het voormelde Boek III genomen besluiten; c) de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte en die in België werkzaamheden verrichten krachtens Boek IV van Deel III van de voormelde wet van..., voorzover hun optreden als bemiddelaar conform is met het statuut waaraan zij zijn onderworpen krachtens de ter uitvoering van het voormelde Boek IV genomen besluiten. »; 2° in het derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden « Het eerste lid doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de bieder » vervangen door de woorden « Het eerste en het tweede lid doen geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de bieder of voor de instelling voor collectieve belegging ».
Art. 229.Vooraleer er uitspraak gedaan wordt over een verzoekschrift of dagvaarding tot gerechtelijk akkoord, over de opening van een faillissementsprocedure of over een voorlopige ontneming van beheer in de zin van artikel 8 van de faillissementswet van 8 augustus 1997. ten aanzien van een instelling voor collectieve belegging of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, richt de voorzitter van de rechtbank van koophandel een verzoek om advies aan de CBFA. De griffier geeft dit verzoek onverwijld door. Hij stelt de procureur des Konings ervan in kennis. Het verzoek wordt schriftelijk aan de CBFA gericht.
Bij dit verzoek worden de nodige documenten ter informatie gevoegd.De CBFA brengt haar advies uit binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst van het verzoek om advies. Ingeval een procedure betrekking heeft op een instelling voor collectieve belegging of op een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging waarvoor een voorafgaande coördinatie met de buitenlandse autoriteiten is vereist, beschikt de CBFA over een ruimere termijn om haar advies uit te brengen, met dien verstande dat de totale termijn niet meer dan dertig dagen mag bedragen. Indien de CBFA van oordeel is gebruik te moeten maken van deze uitzonderlijke termijn, brengt zij dit ter kennis van de gerechtelijke autoriteit die een uitspraak moet doen. De termijn waarover de CBFA beschikt om een advies uit te brengen schort de termijn op waarbinnen de rechterlijke instantie uitspraak moet doen. Indien de CBFA geen advies verstrekt binnen de vastgestelde termijn, kan de rechtbank uitspraak doen.
De CBFA verstrekt haar advies schriftelijk. Het wordt door ongeacht welk middel bezorgd aan de griffier, die het doorgeeft aan de voorzitter van de rechtbank van koophandel en aan de procureur des Konings. Het advies wordt toegevoegd aan het dossier.
Art. 230.De Koning kan de terminologie van de geldende wettelijke bepalingen alsook de verwijzingen hierin naar de bepalingen van Boek III van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten wijzigen teneinde ze in overeenstemming te brengen met deze wet.
DEEL VI. - OVERGANGSBEPALINGEN EN INWERKINGTREDING
Art. 231.De beleggingsondernemingen die enkel de beleggingsdiensten bedoeld in artikel 46, 1°, 1, a) en b) en 3 van de wet van 6 april 1995 en de nevendiensten bedoeld in artikel 46, 2°, 6 van de wet van 6 april 1995. mogen verrichten, kunnen een vergunning aanvragen als beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging conform Boek II van Deel III van deze wet.
In dat geval moeten die ondernemingen afstand doen van hun vergunning als beleggingsonderneming.
Art. 232.§ 1. De beheervennootschappen naar Belgisch recht die op de datum van inwerkingtreding van deze wet erkend zijn conform artikel 120, § 2, 1° van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, behouden hun erkenning.
Op grond van deze erkenning oefenen zij hun werkzaamheden uit binnen de beperkingen en onder de voorwaarden vastgelegd door de voormelde wet van 4 december 1990 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, met dien verstande dat zij geen beleggingsdiensten in de zin van deze wet mogen verrichten noch beheertaken mogen uitvoeren voor instellingen voor collectieve belegging die beantwoorden aan de voorwaarden van Richtlijn 85/611/EEG, als gewijzigd bij de Richtlijnen 2001/107/EG en 2001/108/ EG. § 2. De in § 1 bedoelde beheervennootschappen moeten zich uiterlijk 13 februari 2007 conformeren aan de bepalingen van Deel III van deze wet.
Daartoe moeten zij een vergunningsdossier indienen conform artikel 141 van deze wet.
De CBFA spreekt zich uit over de vergunningsaanvraag overeenkomstig de artikelen 142 tot 147 van deze wet.
Enkel de beheervennootschappen die voldoen aan de voorwaarden van Deel III van deze wet en inzonderheid van de artikelen 176 en 181 komen, wat de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten betreft, in aanmerking voor de regeling in de artikelen 6bis en 6ter van Richtlijn 85/611/EEG. § 3. Niettegenstaande § 2, eerste lid, zijn de artikelen 156, 164 tot 167, 186, 187, 190 tot 195, 197 en 200. tot 202 van deze wet van toepassing op de beheervennootschappen die hun werkzaamheden verrichten onder de in § 1 vastgelegde voorwaarden.
Art. 233.De instellingen voor collectieve belegging, en in voorkomend geval hun compartimenten, die geopteerd hebben voor een andere categorie van toegelaten beleggingen dan bedoeld in artikel 122, § 1, eerste lid, 1° en 2° van de voormelde wet van 4 december 1990 en die op de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 120, § 1 van de voormelde wet van 4 december 1990, worden van rechtswege ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 31 van deze wet.
De in het eerste lid bedoelde instellingen voor collectieve belegging, andere dan de instellingen voor belegging in schuldvordering, hebben tot uiterlijk 13 februari 2007 de tijd om zich te conformeren aan de artikelen 34 tot 36, 38, 40, 41 en 43 van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen.
De artikelen 22, eerste lid, 34 tot 36, 38, 40, 41 en 43 zijn slechts van toepassing op de instellingen voor belegging in schuldvorderingen die op het ogenblik van het verstrijken van een periode van 9 maanden sedert de inwerkingtreding van deze wet ingeschreven zijn op de lijst bedoeld in artikel 31 van deze wet, vanaf het ogenblik dat deze instellingen, of één van hun compartimenten, overgaan tot een nieuwe openbare uitgifte van effecten na voormelde periode.
Art. 234.§ 1. De instellingen voor collectieve belegging die vóór 13 februari 2002 zijn opgericht, en in voorkomend geval hun compartimenten gecreëerd tot de dag van inwerkingtreding van deze wet, en die geopteerd hebben voor de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 122, § 1, eerste lid, 1° van de voormelde wet van 4 december 1990 en op de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 120, § 1 van de voormelde wet van 4 december 1990, behouden hun inschrijving.
Op grond van deze inschrijving oefenen zij hun werkzaamheden uit binnen de beperkingen en onder de voorwaarden vastgelegd door de voormelde wet van 4 december 1990 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen die van toepassing zijn op de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in 122, § 1, eerste lid, 1° van de voormelde wet van 4 december 1990.
Zolang niet is voldaan aan § 2, blijft de inschrijving van deze instellingen voor collectieve belegging, en in voorkomend geval van hun compartimenten, op de lijst bedoeld in artikel 120, § 1 van de voormelde wet van 4 december 1990 behouden. § 2. De in § 1 bedoelde instellingen voor collectieve belegging moeten zich, in voorkomend geval voor al hun compartimenten, uiterlijk 13 februari 2007 conformeren aan de bepalingen van Deel II van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, alsook aan de ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, 1° van deze wet genomen besluiten en reglementen.
Het eerste lid doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de in § 1 bedoelde instellingen voor collectieve belegging om, tot het ogenblik waarop zij worden ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 31 van deze wet, nieuwe compartimenten te creëren binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgelegd door de voormelde wet van 4 december 1990 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen die van toepassing zijn op de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 122, § 1, eerste lid, 1° van de voormelde wet van 4 december 1990.
Niettegenstaande het eerste en tweede lid zijn de artikelen 8, § 2, 2°, 12, eerste lid, 13, § 1, § 2, tweede lid, 4°, §§ 3 en 4, 15, § 4, 16, 28, tweede zin, 52 tot 62, 72, 76 en 80 tot 96 van deze wet van toepassing op de in § 1 bedoelde instellingen voor collectieve belegging en in voorkomend geval op hun compartimenten. Zij beschikken over een termijn van negen maanden die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van deze wet, om zich te conformeren aan de artikelen 52, 56 en 76, § 1, eerste lid, laatste zin en § 3, derde lid van deze wet. § 3. De instellingen voor collectieve belegging die, in voorkomend geval voor al hun compartimenten, voldoen aan § 2, worden conform de artikelen 29 en 30 van deze wet ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 31van deze wet.
Enkel de instellingen voor collectieve belegging die, in voorkomend geval voor al hun compartimenten, voldoen aan § 2, mogen hun rechten van deelneming openbaar aanbieden in de andere lid-Staten van de Europese Economische Ruimte conform artikel 1, lid 6 van Richtlijn 85/611/EEG.
Art. 235.§ 1. De instellingen voor collectieve belegging die na 13 februari 2002 en vóór 13 februari 2004 zijn opgericht, en in voorkomend geval hun compartimenten, en die geopteerd hebben voor de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 122, § 1, eerste lid, 1° van de voormelde wet van 4 december 1990 en op de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 120, § 1 van de voormelde wet van 4 december 1990, behouden hun inschrijving.
Op grond van deze inschrijving oefenen zij hun werkzaamheden uit binnen de beperkingen en onder de voorwaarden vastgelegd door de voormelde wet van 4 december 1990 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen die van toepassing zijn op de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in 122, § 1, eerste lid, 1° van de voormelde wet van 4 december 1990.
Zolang niet is voldaan aan § 2, blijft de inschrijving van deze instellingen voor collectieve belegging, en in voorkomend geval van hun compartimenten, op de lijst bedoeld in artikel 120, § 1 van de voormelde wet van 4 december 1990 behouden. § 2. De in § 1 bedoelde instellingen voor collectieve belegging moeten zich, in voorkomend geval voor al hun compartimenten, uiterlijk binnen negen maanden na de inwerkingtreding van deze wet, conformeren aan de bepalingen van Deel II van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, alsook aan de ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, 1° van deze wet genomen besluiten en reglementen.
Niettegenstaande het eerste lid zijn de artikelen 8, § 2, 2°, 13, § 1, § 2, tweede lid, 4°, §§ 3 en 4, 15, § 4, 16, 28, tweede zin, 72 en 80 tot 96 van deze wet van toepassing op de in § 1 bedoelde instellingen voor collectieve belegging en in voorkomend geval op hun compartimenten. § 3. De instellingen voor collectieve belegging die, in voorkomend geval voor al hun compartimenten, voldoen aan § 2, worden conform de artikelen 29 en 30 van deze wet ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 31 van deze wet.
Enkel de instellingen voor collectieve belegging die, in voorkomend geval voor al hun compartimenten, voldoen aan § 2, mogen hun rechten van deelneming openbaar aanbieden in de andere lid-Staten van de Europese Economische Ruimte conform artikel 1, lid 6, van Richtlijn 85/611/EEG.
Art. 236.§ 1. De instellingen voor collectieve belegging, en in voorkomend geval hun compartimenten, die geopteerd hebben voor de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 122, § 1, eerste lid, 2° van de voormelde wet van 4 december 1990 en op de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 120, § 1 van de voormelde wet van 4 december 1990, behouden hun inschrijving.
Op grond van deze inschrijving oefenen zij hun werkzaamheden uit binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgelegd door de voormelde wet van 4 december 1990 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen die van toepassing zijn op de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in 122, § 1, eerste lid, 2° van de voormelde wet van 4 december 1990.
Zolang niet is voldaan aan § 2, blijft de inschrijving van deze instellingen voor collectieve belegging, en in voorkomend geval van hun compartimenten, op de lijst bedoeld in artikel 120, § 1 van de voormelde wet van 4 december 1990 behouden. § 2. De in § 1 bedoelde instellingen voor collectieve belegging moeten zich, in voorkomend geval voor al hun compartimenten, uiterlijk 13 februari 2007 conformeren aan de bepalingen van Deel II van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, alsook aan de ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, 1° of 2° van deze wet genomen besluiten en reglementen.
De compartimenten met een bepaalde looptijd die gecreëerd zijn tot het ogenblik waarop de instelling voor collectieve belegging wordt ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 31 van deze wet, zijn niet gehouden tot naleving van het eerste lid. Zij blijven tot hun vervaldag onderworpen aan de beperkingen en voorwaarden die zijn vastgelegd bij de voormelde wet van 4 december 1990 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen die van toepassing zijn op de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 122, § 1, eerste lid, 2° van de voormelde wet van 4 december 1990.
Het eerste lid doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de in § 1 bedoelde instellingen voor collectieve belegging om, tot het ogenblik waarop zij worden ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 31 van deze wet, nieuwe compartimenten te creëren binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgelegd door de voormelde wet van 4 december 1990 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen die van toepassing zijn op de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 122, § 1, eerste lid, 2° van de voormelde wet van 4 december 1990.
Niettegenstaande het eerste tot derde lid zijn de artikelen 8, § 2, 2°, 12, eerste lid, 13, § 1, § 2, tweede lid, 4°, §§ 3 en 4, 15, § 4, 16, 28, tweede zin, 52 tot 62, 72, 76 en 80 tot 96 van deze wet van toepassing op de in § 1 bedoelde instellingen voor collectieve belegging en in voorkomend geval op hun compartimenten. Zij beschikken over een termijn van negen maanden die aanvangt op de datum van inwerkingtreding van deze wet, om zich te conformeren aan de artikelen 52, 56, en 76, § 1, eerste lid, laatste zin en § 3, derde lid van deze wet.
Het prospectus van de compartimenten met een bepaalde looptijd die op de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 120, § 1, eerste lid, 2°, van de voormelde wet van 4 december 1990, moet niet worden aangepast aan de bepalingen van de artikelen 52 tot 56 van deze wet wanneer de instelling voor collectieve belegging het recht op vrije toetreding tot die compartimenten heeft geschorst met toepassing van deze bepaling. § 3. De instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan § 2, in voorkomend geval voor al hun compartimenten, met uitzondering van de compartimenten met een bepaalde looptijd als bedoeld in § 2, tweede lid, worden conform de artikelen 29 en 30 van deze wet ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 31 van deze wet.
Art. 237.De algemene vergadering van de deelnemers in een gemeenschappelijk beleggingsfonds stelt binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet een commissaris aan conform artikel 13, § 2, tweede lid, 4° van deze wet.
Art. 238.De instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen beschikken over een termijn van 12 maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze wet om zich te conformeren aan artikel 25, § 3, tweede lid en aan artikel 106 van deze wet waar dit in de toepassing van artikel 25, § 3, tweede lid voorziet.
Art. 239.De instellingen voor collectieve belegging, en in voorkomend geval hun compartimenten, die op de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in de artikelen 136bis, § 3, en 136ter, § 2, van de voormelde wet van 4 december 1990, worden van rechtswege ingeschreven op de lijst, respectievelijk bedoeld in de artikelen 108 en 129 van deze wet.
De artikelen 233 en 236 van deze wet zijn van toepassing op de instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht, en in voorkomend geval op hun compartimenten, die op datum van inwerkingtreding van deze wet zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 137 van de voormelde wet van 4 december 1990, met uitzondering van de instellingen voor collectieve belegging die ressorteren onder het recht van een andere lid-Staat van de Europese Economische Ruimte en voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 85/611/ EEG.
Art. 240.De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van de artikelen 97 tot 102, 107, 110, eerste lid, 112, 113 tot 118, 122 en 126, bij een in de Ministerraad overlegd besluit.
Art. 241.De artikelen 69 tot 71 en 169 tot 173 treden in werking op de dag van de inwerkingtreding van de artikelen 26 en 27 van de wet van 2 augustus 2002. Tot die dag zijn de instellingen voor collectieve belegging en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, in hun relaties met, respectievelijk, de effectenhouders en de beheerde instellingen voor collectieve belegging en de cliënten, gehouden tot naleving van artikel 36 van de wet van 6 april 1995.
Art. 242.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 236, § 2, tweede lid van deze wet, worden de artikelen 2, 105 tot 142bis, 150 tot 156 van de voormelde wet van 4 december 1990 opgeheven met ingang van 14 februari 2007.
In afwijking van het eerste lid worden de artikelen 115, § 6, 119bis tot 119undecies, 122, § 1, eerste lid, 3° tot 7°, § 1bis, § 1ter, § 2, 129, § 1, 131 tot 136, 136bis, 136ter, 137 tot 142bis en 142decies van de voormelde wet van 4 december 1990 opgeheven met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet.
Art. 243.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 20 juli 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken P. DAWAEL De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2003-2004. Kamer van volksvertegenwoordigers : Stukken. - Wetsontwerp, 51 - 909 - Nr. 1. - Wetsontwerp - Nr. 2 - Verslag - Nr. 3 en 4 - Amendementen - Nr. 5 - Aanvullend verslag - Nrs. 6. - Artikelen aangenomen door de commissie - Nr. 7. - Aangenomen tekst - Nr. 8. - Geamendeerd ontwerp - Nr. 9. - Verslag - Nr. 10. - Aangenomen tekst.
Senaat : Stukken. - 3-609 - Nr. 1. - Uitoefening evocatierecht - Nrs. 2 en 3 - Amendementen - Nr. 4. - Verslag - Nr. 5. - Aangenomen geamendeerde tekst - Nr. 6. - Aangenomen tekst.