gepubliceerd op 16 maart 2009
Wet op het herverzekeringsbedrijf
16 FEBRUARI 2009. - Wet op het herverzekeringsbedrijf
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Doel en toepassingsgebied
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Deze wet heeft inzonderheid de omzetting tot doel van Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG1. Verder voorziet zij ook in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad2.
Art. 3.§ 1. Deze wet is van toepassing op de Belgische herverzekeringsondernemingen, op de in België gevestigde herverzekerings-ondernemingen en op de niet in België gevestigde maar er wel werkzame herverzekeringsondernemingen. § 2. Deze wet is niet van toepassing op de herverzekeringsactiviteit die een lidstaat om belangrijke redenen van openbaar belang uitoefent of volledig garandeert in de hoedanigheid van herverzekeraar in laatste instantie, en wanneer een situatie op de markt, waarin het onmogelijk is om een adequate herverzekeringsdekking te verkrijgen, een dergelijk optreden noodzakelijk maakt. HOOFDSTUK II. - Definities
Art. 4.Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en -reglementen wordt verstaan onder : 1° « herverzekeringsonderneming » : iedere onderneming die, voor eigen rekening, uitsluitend herverzekeringsactiviteiten uitoefent, zijnde : a) de activiteit die bestaat in het overnemen van risico's die door een verzekeringsonderneming of een andere herverzekeringsonderneming worden overgedragen;b) in het geval van de « association of underwriters, known as Lloyd's », de activiteit die er voor een andere verzekerings- of herverzekeringsonderneming dan de « association of underwriters, known as Lloyd's » in bestaat de risico's over te nemen die door een lid van Lloyd's worden overgedragen. Voor de toepassing van deze definitie wordt de dekking die een herverzekeringsonderneming voor eigen rekening biedt aan een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening die onder de toepassing valt van de titels II en III van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioen-voorzieningen, beschouwd als een herverzekeringsactiviteit; 2° « herverzekeringscaptive » : een herver-zekeringsonderneming die eigendom is van hetzij een financiële onderneming die geen verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een verzekerings- of herverzekeringsgroep is waarop Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen en herver-zekeringsondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep van toepassing is, hetzij een niet-financiële onderneming, en die ten doel heeft uitsluitend ten aanzien van de risico's van de onderneming of ondernemingen waartoe zij behoort of van een onderneming of ondernemingen van de groep waarvan zij lid is, herverzekeringsdekking te verschaffen;3° « bijkantoor » : een agentschap of bijkantoor van een herverzekeringsonderneming; Elke duurzame aanwezigheid van een herverzekeringsonderneming op het grondgebied van een andere lidstaat dan haar lidstaat van herkomst wordt gelijkgesteld met een agentschap of bijkantoor, ook indien die aanwezigheid niet de vorm heeft van een bijkantoor of een agentschap, maar enkel bestaat uit een bureau, beheerd door eigen personeel van de onderneming of door een zelfstandig persoon die echter gemachtigd is om duurzaam voor die onderneming op te treden zoals een agentschap zou doen; 4° « vestiging » : de maatschappelijke zetel of een bijkantoor van een herverzekerings-onderneming, rekening houdend met punt 3°;5° « Richtlijn 2005/68/EG » : Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG;6° « lidstaat » : een staat die lid is van de Europese Economische Ruimte;7° « lidstaat van herkomst » : de lidstaat waar de maatschappelijke zetel van een herverzekeringsonderneming is gevestigd;8° « lidstaat van het bijkantoor » : de lidstaat waar het bijkantoor van een herverzekerings-onderneming is gevestigd;9° « lidstaat van ontvangst » : de lidstaat waar een herverzekeringsonderneming een bijkantoor heeft of diensten verricht;10° « controle » : de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochter-onderneming als bepaald in artikel 5 van het Wetboek van Vennootschappen, of een gelijkaardige band tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming;11° « gekwalificeerde deelneming » : het rechtstreekse of onrechtstreekse bezit van ten minste 10 % van het kapitaal of van de stemrechten van een onderneming, dan wel elke andere mogelijkheid om een invloed van betekenis uit te oefenen op het beleid van de onderneming waarin wordt deelgenomen;voor de berekening van de stemrechten, worden de stemrechten in aanmerking genomen van effecten die met aangehouden aandelen zijn gelijkgesteld door de artikelen 6, §§ 3 en volgende, 7, 9, 10 en 11, §§ 3 en 4, van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen; 12° « moederonderneming » : een onderneming die de kenmerken bezit van een moedervennootschap als gedefinieerd in artikel 6 van het Wetboek van Vennootschappen;13° « dochteronderneming » : een onderneming die de kenmerken bezit van een dochtervennootschap als gedefinieerd in artikel 6 van het Wetboek van Vennootschappen;elke dochteronderneming van een dochteronderneming wordt ook beschouwd als een dochteronderneming van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat; 14° « bevoegde autoriteiten » : de nationale autoriteiten die krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen toezicht uitoefenen op de herverzekeringsondernemingen;15° « nauwe banden » : een situatie waarin twee of meer natuurlijke of rechtspersonen verbonden zijn door : a) een deelneming, dat wil zeggen het rechtstreeks of door middel van een controleband in het bezit zijn van ten minste 20 % van de stemrechten of het kapitaal van een onderneming, of b) een controleband, in alle gevallen als bedoeld in artikel 5, §§ 1 en 2, van het Wetboek van Vennootschappen, of een gelijkaardige band tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming; Een situatie waarin twee of meer natuurlijke of rechtspersonen via een controleband duurzaam verbonden zijn met eenzelfde persoon, wordt eveneens beschouwd als een nauwe band tussen deze twee of meer natuurlijke of rechtspersonen; 16° « financiële onderneming » : een van de volgende entiteiten : a) een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, een financiële instelling in de zin van artikel 3, § 1, 5°, van diezelfde wet of een onderneming die nevendiensten van het bankbedrijf verricht in de zin van artikel 32, § 4, 5°, van diezelfde wet;b) een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een verzekeringsholding in de zin van artikel 82, 10°, van deze wet;c) een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 44 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;d) een gemengde financiële holding in de zin van artikel 98, § 1, 5° van deze wet;17° « effectiseringsvehikel » (« special purpose vehicle ») : iedere juridische entiteit, al dan niet met eigen rechtspersoonlijkheid en met uitzondering van de bestaande verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen, die risico's van verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen overneemt en die zijn blootstelling aan deze risico's volledig financieert door uitgifteprocedures of andere financieringsmechanismen, waarbij de terugbetalingsrechten van de geldgevers van deze uitgiften of andere financieringsmechanismen achtergesteld zijn bij de herverzekeringsverplichtingen van het effectiseringsvehikel;18° « finite herverzekering » : een herverzekering krachtens welke het expliciete maximale verliespotentieel, uitgedrukt als hoogste overgedragen economisch risico, dat voortvloeit uit een significante overdracht van zowel het onderschrijvingsrisico als het tijdsrisico, hoger is, voor een beperkt maar significant bedrag, dan de premie geldend voor de volledige looptijd van het contract, in combinatie met ten minste een van de volgende twee kenmerken : a) op nadrukkelijke en concrete wijze rekening houden met de tijdswaarde van het geld, b) contractuele bepalingen met als bedoeling de verdeling van de economische effecten tussen de twee partijen in de tijd te effenen met het oog op het bereiken van het nagestreefde niveau van risico-overdracht;19° « onderlinge verzekeringsvereniging » : een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die heeft geopteerd voor de vennootschapsvorm als bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;20° « CBFA » : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen;21° « wet van 2 augustus 2002 » : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. TITEL II. - Herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht HOOFDSTUK I. - Toegang tot het herverzekeringsbedrijf Afdeling 1. - Vergunning
Art. 5.Een herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht die haar activiteiten in België wenst uit te oefenen, moet, vooraleer die aan te vatten, een vergunning verkrijgen van de CBFA.
Art. 6.§ 1. Er wordt hetzij een vergunning verleend voor herverzekeringsactiviteiten « leven », hetzij voor herverzekeringsactiviteiten « niet-leven », hetzij voor beide soorten herverzekeringsactiviteiten, naargelang de aanvraag van de onderneming die om de vergunning verzoekt.
De vergunning wordt verleend op grond van het conform artikel 7 samengestelde programma van werkzaamheden en mits naleving van de vergunningsvoorwaarden die bij deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen worden vastgesteld.
Wanneer er nauwe banden bestaan tussen de herverzekeringsonderneming en andere natuurlijke of rechtspersonen, verleent de CBFA slechts een vergunning indien die banden de behoorlijke uitoefening van haar toezichtsopdracht op de herverzekeringsondernemingen niet belemmert.
Een vergunninghoudende herverzekerings-onderneming die haar activiteiten wenst uit te breiden tot andere herverzekeringsactiviteiten dan die waarvoor zij reeds een vergunning heeft, moet eerst een uitbreiding van haar vergunning aanvragen bij de CBFA. § 2. De herverzekeringsactiviteiten « leven » en « niet-leven » als bedoeld in § 1 zijn de aangenomen herverzekeringsverrichtingen die respectievelijk betrekking hebben op de groep van rechtstreekse verzekeringsactiviteiten « leven » en de groep van rechtstreekse verzekeringsactiviteiten « niet-leven » als bedoeld in artikel 14, § 1, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.
Art. 7.Bij de vergunningsaanvraag wordt een programma van werkzaamheden gevoegd dat gegevens of bewijsstukken bevat betreffende : 1° de aard van de risico's die de herverzekeringsonderneming voornemens is te dekken;2° de aard van de verbintenissen die de herverzekeringsonderneming voornemens is aan te gaan met de cederende ondernemingen;3° de leidende beginselen op het gebied van retrocessie;4° de samenstellende bestanddelen van het minimumwaarborgfonds;5° de te verwachten inrichtingskosten van de administratieve diensten en van het productienet, en de financiële middelen ter dekking daarvan;6° voor de eerste drie boekjaren : (a) de te verwachten beheerkosten, inrichtingskosten buiten beschouwing gelaten, met name de lopende algemene kosten en de provisies;(b) een raming van de premies of bijdragen en van de schadegevallen;(c) de balansprognose;(d) een raming betreffende de financiële middelen ter dekking van de verplichtingen en van de solvabiliteitsmarge;7° de organisatiestructuur van de onderneming en de nauwe banden die zij heeft met andere personen. De aanvragers moeten alle nodige inlichtingen verstrekken voor de beoordeling van hun aanvraag.
Art. 8.Wanneer de vergunningsaanvraag uitgaat van een herverzekeringsonderneming die hetzij de dochteronderneming is van een andere herverzekeringsonderneming, van een verzekeringsonderneming, een kredietinstelling, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, hetzij de dochteronderneming van de moeder-onderneming van een andere herverzekeringsonderneming, van een verzekeringsonderneming, een kredietinstelling, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een andere herverzekeringsonderneming, een verzekerings-onderneming, een kredietinstelling, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, raadpleegt de CBFA, vooraleer een beslissing te nemen, de nationale toezichthoudende autoriteiten die in deze andere lidstaten bevoegd zijn voor het toezicht op de herverzekeringsondernemingen, verzekeringsondernemingen, krediet-instellingen, beleggingsondernemingen of beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, waaraan zij krachtens hun recht een vergunning of toelating hebben verleend.
De CBFA raadpleegt eveneens vooraf de toezichthoudende autoriteiten waarvan sprake in het eerste lid voor het beoordelen van de geschiktheid van de aandeelhouders en de leiding overeenkomstig de artikelen 16 en 17, § 1, wanneer de aandeelhouder een onderneming is als bedoeld in het eerste lid en de bij de leiding van de herverzekeringsonderneming betrokken persoon eveneens betrokken is bij de leiding van een van de in het eerste lid bedoelde ondernemingen.
Deze autoriteiten delen elkaar alle informatie mee die relevant is voor het beoordelen van de geschiktheid van de in dit lid bedoelde aandeelhouders en bij de leiding betrokken personen.
Art. 9.De CBFA verleent een vergunning aan de herverzekeringsondernemingen die voldoen aan de voorwaarden van afdeling II. Zij spreekt zich uit over de aanvraag binnen vier maanden na voorlegging van een volledig dossier.
Elk besluit tot weigering om een vergunning te verlenen wordt nauwkeurig met redenen omkleed.
De vergunning wordt geacht te zijn geweigerd indien geen beslissing werd genomen bij het verstrijken van de in het eerste lid vastgestelde termijn van vier maanden.
De beslissingen inzake de vergunning worden officieel ter kennis gebracht van de aanvrager.
Art. 10.De CBFA kan, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de herverzekeringsonderneming, in haar vergunning voorwaarden stellen voor de uitoefening van alle of een deel van de voorgenomen activiteiten.
Art. 11.De CBFA maakt elk jaar een lijst op van de herverzekeringsondernemingen waaraan krachtens deze titel een vergunning is verleend. Deze lijst en alle daarin aangebrachte wijzigingen worden bekendgemaakt op de website van de CBFA.
Art. 12.De CBFA stelt de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van : 1° elke verlening van een vergunning aan een rechtstreekse of onrechtstreekse dochteronderneming van een of meer moederondernemingen die onder het recht vallen van een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte;2° elke deelneming van een dergelijke moederonderneming in een herverzekeringsonderneming waardoor laatstgenoemde een dochteronderneming van eerstgenoemde wordt. In de gevallen als bedoeld in het 1° wordt ook de structuur van de groep waartoe de dochteronderneming behoort ter kennis gebracht van de Europese Commissie. Afdeling 2. - Vergunningsvoorwaarden
Onderafdeling 1. - Rechtsvorm en maatschappelijk doel
Art. 13.Een herverzekeringsonderneming wordt opgericht in de rechtsvorm van een naamloze vennootschap, een commanditaire vennootschap op aandelen, een coöperatieve vennootschap, een onderlinge verzekeringsvereniging of een Europese vennootschap (SE) als gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE).
Art. 14.De herverzekeringsonderneming beperkt haar maatschappelijk doel tot herverzekeringsactiviteiten en daarmee samenhangende verrichtingen. Die kunnen de functie van holding van ondernemingen uit de financiële sector in de zin van artikel 2, punt 8), van Richtlijn 2002/87/EG omvatten.
Onderafdeling 2. - Minimumwaarborgfonds
Art. 15.§ 1. De herverzekeringsonderneming moet een minimumwaarborgfonds van 3.000.000 EUR bezitten.
De Koning kan evenwel, op advies van de CBFA, bepalen dat het minimumwaarborgfonds voor herverzekeringscaptives minder mag bedragen dan 3.000.000 euro, zonder minder te bedragen dan 1.000.000 euro. § 2. De in euro luidende bedragen genoemd in § 1, worden jaarlijks en voor de eerste maal op 10 december 2007 aangepast aan de veranderingen in het door Eurostat bekendgemaakte Europese indexcijfer van de consumentenprijzen dat alle lidstaten bestrijkt.
De bedragen worden automatisch aangepast door het basisbedrag in euro te verhogen met de procentuele wijziging van het indexcijfer gedurende de periode tussen 10 december 2005 en de actualiseringsdatum, en afgerond op een veelvoud van 100.000 euro.
Indien deze wijziging sinds de laatste aanpassing minder dan 5 % bedraagt, blijft de actualisering achterwege. § 3. De CBFA maakt jaarlijks de eventuele actualisering en de in § 2 bedoelde aangepaste bedragen openbaar.
Onderafdeling 3. - Aandeelhouders of vennoten
Art. 16.De herverzekeringsonderneming stelt de CBFA in kennis van de identiteit van de natuurlijke of rechtspersonen die, rechtstreeks of onrechtstreeks, een gekwalificeerde deelneming als gedefinieerd in artikel 4, 11°, bezitten in haar kapitaal, alsmede van het bedrag van die deelneming.
De CBFA verleent de vergunning pas nadat zij in kennis is gesteld van de in het eerste lid opgesomde inlichtingen.
De vergunning wordt geweigerd wanneer de CBFA, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de herverzekeringsonderneming, niet overtuigd is van de geschiktheid van de in het eerste lid bedoelde natuurlijke of rechtspersonen.
Onderafdeling 4. - Leiding
Art. 17.§ 1. De effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming wordt toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen. Zij bezitten de vereiste professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring voor de uitoefening van deze functie.
De personen die deelnemen aan het bestuur of het beleid van de herverzekeringsonderneming, zonder deel te nemen aan de effectieve leiding, beschikken over de voor de uitoefening van hun taak vereiste deskundigheid en passende ervaring. § 2. Artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen is van toepassing.
Behoudens voor de personen die belast zijn met de effectieve leiding van de onderneming, kan de CBFA afwijkingen toestaan op de verbodsbepalingen waarvan sprake in deze paragraaf.
Onderafdeling 5. - Organisatie
Art. 18.§ 1. De herverzekeringsonderneming beschikt over een voor haar activiteiten of voorgenomen activiteiten passende beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie, controle- en beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de elektronische informatieverwerking, en interne controle. Zij houdt daarbij rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van deze activiteiten en de eraan verbonden risico's. § 2. De herverzekeringsonderneming beschikt over een passende beleidsstructuur, waaronder inzonderheid dient te worden verstaan : - een coherente en transparante organisatiestructuur, met inbegrip van een passende functiescheiding; - een duidelijk omschreven, transparant en samenhangend geheel van verantwoordelijkheidstoewijzingen; en - passende procedures voor de identificatie, de meting, het beheer en de opvolging van en de interne verslaggeving over de belangrijke risico's die de herverzekeringsonderneming loopt ingevolge haar activiteiten of voorgenomen activiteiten.
De herverzekeringsonderneming richt een auditcomité op binnen haar wettelijk bestuursorgaan. Het auditcomité is samengesteld uit niet-uitvoerende bestuurders van het wettelijk bestuursorgaan. Ten minste één lid van het auditcomité is een onafhankelijk lid van het wettelijk bestuursorgaan in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen en beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van boekhouding en/of audit. Bovendien beschikken de leden van het auditcomité over een collectieve deskundigheid op het gebied van de activiteiten van de betrokken herverzekeringsonderneming en op het gebied van boekhouding en audit.
In het jaarverslag van het wettelijk bestuursorgaan wordt aangetoond dat de leden van het auditcomité over de nodige individuele en collectieve deskundigheid beschikken.
De erkend commissaris : a) bevestigt zijn onafhankelijkheid van de herverzekeringsonderneming jaarlijks schriftelijk aan het auditcomité;b) meldt alle voor de herverzekeringsonderneming verrichte bijkomende diensten jaarlijks aan het auditcomité;c) voert met het auditcomité overleg over de bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen die zijn genomen om deze bedreigingen in te perken, zoals door hem onderbouwd. Een herverzekeringsonderneming die voldoet aan ten minste twee van de volgende drie criteria : a) gemiddeld aantal werknemers gedurende het betrokken boekjaar van minder dan 250 personen, b) balanstotaal van minder dan of gelijk aan 43.000.000 euro, c) jaarlijkse netto-omzet van minder dan of gelijk aan 50.000.000 euro, is niet verplicht om een auditcomité op te richten binnen haar wettelijk bestuursorgaan maar in dat geval moeten de aan het auditcomité toegewezen taken worden uitgevoerd door het wettelijk bestuursorgaan als geheel, mits de voorzitter van dit orgaan, indien hij een uitvoerend lid is, het voorzitterschap van het wettelijk bestuursorgaan niet waarneemt als dit optreedt in de hoedanigheid van auditcomité. Onder meer de volgende personen worden beschouwd als uitvoerend lid van het wettelijk bestuursorgaan : elke bestuurder die lid is van het directiecomité als bedoeld in artikel 25 en elke bestuurder aan wie het dagelijks bestuur is opgedragen in de zin van artikel 525 van het Wetboek van Vennootschappen.
Voor zover een auditcomité is opgericht dat voor de gehele groep bevoegd is en voldoet aan de vereisten van deze wet, kan de CBFA aan een herverzekeringsonderneming die een dochter of een kleindochter is van een gemengde financiële holding, van een verzekeringsholding, van een financiële holding, van een kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming, van een andere herverzekeringsonderneming, van een beleggingsonderneming of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, afwijkingen toestaan van de voormelde bepalingen en specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen. De CBFA maakt haar afwijkingsbeleid openbaar.
De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen over het auditcomité van de genoteerde vennootschappen in de zin van artikel 4 van dit Wetboek. § 3. De herverzekeringsonderneming organiseert een passende interne controle waarvan de werking minstens eenmaal per jaar wordt beoordeeld. Voor haar administratieve en boekhoudkundige organisatie organiseert zij een systeem van interne controle dat een redelijke mate van zekerheid verschaft over de betrouwbaarheid van het financiële verslaggevingsproces, zodat de jaarrekening in overeenstemming is met de geldende boekhoudreglementering.
De herverzekeringsonderneming neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke interneauditfunctie.
De herverzekeringsonderneming werkt een passend integriteitsbeleid uit dat geregeld wordt geactualiseerd. Zij neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke compliancefunctie, om de naleving door de onderneming, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden te verzekeren van de rechtsregels in verband met de integriteit van haar bedrijf.
De herverzekeringsonderneming beschikt over een passende onafhankelijke risicobeheerfunctie. § 4. De CBFA kan, onverminderd het bepaalde bij §§ 1, 2 en 3, nader bepalen wat moet worden verstaan onder een passende beleidsstructuur, een passende interne controle, een passende onafhankelijke interneauditfunctie, een passende onafhankelijke compliancefunctie en een passende risicobeheerfunctie. § 5. Onverminderd de bevoegdheden van het wettelijk bestuursorgaan inzake vaststelling van het algemeen beleid als bepaald bij het Wetboek van Vennootschappen, nemen de personen belast met de effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming, in voorkomend geval het directiecomité, onder toezicht van het wettelijk bestuursorgaan de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij §§ 1, 2 en 3.
Onverminderd de pertinente bepalingen van deze onderafdeling en de wettelijke opdrachten van het wettelijk bestuursorgaan, heeft het auditcomité minstens de volgende taken : a) monitoring van het financiëleverslaggevingsproces;b) monitoring van de doeltreffendheid van de systemen voor interne controle en risicobeheer van de onderneming;c) monitoring van de interne audit en de desbetreffende activiteiten;d) monitoring van de wettelijke controle van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening, inclusief opvolging van de vragen en aanbevelingen geformuleerd door de erkend commissaris;e) beoordeling en monitoring van de onafhankelijkheid van de erkend commissaris, waarbij met name wordt gelet op de verlening van bijkomende diensten aan de gecontroleerde entiteit. Het auditcomité brengt bij het wettelijk bestuursorgaan geregeld verslag uit over de uitoefening van zijn taken, en ten minste wanneer het wettelijk bestuursorgaan de in artikel 29 bedoelde jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening en de periodieke staten opstelt die de herverzekeringsonderneming respectievelijk aan het einde van het boekjaar en aan het einde van het eerste halfjaar overmaakt.
De CBFA kan, bij reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, de elementen in de bovenstaande lijst op technische punten preciseren en aanvullen.
Het wettelijk bestuursorgaan van de herverzekeringsonderneming controleert minstens eenmaal per jaar, in voorkomend geval via het auditcomité, of de onderneming beantwoordt aan het bepaalde bij §§ 1, 2 en 3 en het eerste lid van deze paragraaf, en neemt kennis van de genomen passende maatregelen.
De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten minstens eenmaal per jaar het wettelijk bestuursorgaan, de CBFA en de erkend commissaris in over de naleving van het bepaalde bij het eerste lid van deze paragraaf en over de genomen passende maatregelen.
De informatieverstrekking aan de CBFA en de erkend commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die de CBFA bepaalt. § 6. De erkend commissaris brengt via het auditcomité verslag uit bij het wettelijk bestuursorgaan over belangrijke zaken die bij de uitoefening van zijn wettelijke controle van de jaarrekening aan het licht zijn gekomen, en meer bepaald over ernstige tekortkomingen in de interne controle met betrekking tot de financiële verslaggeving. § 7. Als de herverzekeringsonderneming nauwe banden heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, mogen die banden geen belemmering vormen voor een individueel of geconsolideerd toezicht op de onderneming.
Als de herverzekeringsonderneming nauwe banden heeft met een natuurlijke of rechtspersoon die ressorteert onder het recht van een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, mogen de voor die persoon geldende wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen of hun uitvoering, geen belemmering vormen voor een individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de onderneming.
Onderafdeling 6. - Hoofdbestuur
Art. 19.Het hoofdbestuur van de herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht is in België gevestigd. HOOFDSTUK II. - Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden Afdeling 1. - Technische voorzieningen
Onderafdeling 1. - Samenstelling van de technische voorzieningen
Art. 20.De herverzekeringsonderneming vormt toereikende technische voorzieningen met betrekking tot het geheel van haar activiteiten.
De Koning bepaalt de berekeningswijze en, in voorkomend geval, het minimumbedrag van deze technische voorzieningen.
De Koning legt de vorming op van voorzieningen voor egalisatie en catastrofen ter dekking van eventuele technische verliezen en van schadequoten boven het gemiddelde die in bepaalde takken kunnen voorkomen aan het einde van elk boekjaar.
Onderafdeling 2 Tegenover de technische voorzieningen staande activa
Art. 21.§ 1. De in artikel 20 bedoelde technische voorzieningen moeten op elk ogenblik gedekt zijn door gelijkwaardige activa, hierna « dekkingswaarden« genoemd, die de onderneming toebehoren. De herverzekeringsonderneming belegt haar activa overeenkomstig de volgende beginselen : a) voor de keuze van de activa wordt rekening gehouden met het type activiteiten dat de herverzekeringsonderneming verricht, en inzonderheid met de aard, het bedrag en de duur van de verwachte betalingen in verband met de schaden teneinde de toereikendheid, de liquiditeit, de veiligheid, de kwaliteit, het rendement en de congruentie van haar beleggingen te waarborgen;b) de activa zijn gediversifieerd, op toereikende wijze gespreid en stellen de onderneming in staat adequaat te reageren op veranderde economische omstandigheden, met name ontwikkelingen op de financiële en vastgoedmarkten of rampen met grote gevolgen.De onderneming dient de gevolgen van buitengewone marktomstandigheden in te schatten en haar activa zodanig te diversifiëren dat deze gevolgen worden verzacht; c) beleggingen in activa die niet worden verhandeld op een gereglementeerde financiële markt worden in elk geval tot een prudent niveau beperkt;d) beleggingen in derivaten zijn toegestaan, voor zover zij bijdragen tot een vermindering van het beleggingsrisico of tot een doeltreffender portefeuillebeheer.Dergelijke beleggingen worden op een prudente basis gewaardeerd, met inachtneming van de onderliggende activa, en moeten mede in aanmerking worden genomen bij de waardering van de activa van de onderneming. De onderneming vermijdt voorts een bovenmatig risico met betrekking tot één en dezelfde tegenpartij en tot andere derivatenverrichtingen; e) de activa worden naar behoren gediversifieerd zodat een bovenmatige afhankelijkheid van een bepaald actief, of een bepaalde emittent of groep van ondernemingen en risicoaccumulatie in de portefeuille als geheel worden vermeden.Beleggingen in activa uitgegeven door dezelfde emittent of door emittenten die tot dezelfde groep behoren, mogen de onderneming niet blootstellen aan bovenmatige risicoconcentratie.
De Koning kan besluiten om de in punt e) bedoelde vereisten niet toe te passen op beleggingen in staatsobligaties.
Teneinde na te gaan of de in deze paragraaf vastgelegde beginselen worden nageleefd, kan de Koning van een herverzekeringsonderneming eisen dat zij haar beleggingsbeleid ter kennis brengt van de CBFA. De Koning kan de inhoud en de periodiciteit van deze mededeling bepalen. § 2. Onverminderd § 1 kan de Koning voor de herverzekeringsondernemingen met maatschappelijke zetel op het Belgische grondgebied, voor prudentiële doeleinden kwantitatieve regels vaststellen. § 3. De Koning stelt meer gedetailleerde regels vast waarin de voorwaarden worden bepaald voor het gebruik, als activa ter dekking van de technische voorzieningen overeenkomstig dit artikel, van : de uitstaande bedragen afkomstig van een effectiseringsvehikel; - het aandeel van de herverzekeraars in de technische voorzieningen, indien deze herverzekeraars herverzekeringsondernemingen zijn waaraan geen vergunning is verleend krachtens Richtlijn 2005/68/EG of verzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens de Richtlijnen 73/239/EG of 2002/83/EG; - de vorderingen op herverzekeraars, indien deze herverzekeraars herverzekeringsondernemingen zijn waaraan geen vergunning is verleend krachtens Richtlijn 2005/68/EG of verzekeringsondernemingen waaraan geen vergunning is verleend krachtens de Richtlijnen 73/239/EG of 2002/83/EG. § 4. De Koning legt de regels vast voor de lokalisatie en de raming van de dekkingswaarden. Afdeling 2. - Solvabiliteitsmarge en waarborgfonds
Onderafdeling 1. - Solvabiliteitsmarge
Art. 22.§ 1. De herverzekeringsonderneming beschikt te allen tijde over een voldoende beschikbare solvabiliteitsmarge met betrekking tot het geheel van haar activiteiten. § 2. De solvabiliteitsmarge bestaat uit het vermogen van de herverzekeringsonderneming dat niet dient ter dekking van enige voorzienbare verplichting, na aftrek van de onlichamelijke bestanddelen.
De Koning bepaalt de berekeningswijze van de solvabiliteitsmarge, het minimumniveau dat zij moet bereiken in verhouding tot de verbintenissen van de onderneming, alsook de samenstellende bestanddelen of uitgesloten bestanddelen.
De herverzekeringsonderneming die zowel herverzekeringsactiviteiten « leven » als herverzekeringsactiviteiten « niet-leven » uitoefent, dient te beschikken over een solvabiliteitsmarge ter dekking van de totale som van de respectievelijk vereiste solvabiliteitsmarges voor haar herverzekeringsactiviteiten « leven » en voor haar herverzekeringsactiviteiten « niet-leven », die worden berekend overeenkomstig de door de Koning vastgestelde regels.
Onderafdeling 2. - Waarborgfonds
Art. 23.§ 1. Het waarborgfonds is gelijk aan een derde deel van de solvabiliteitsmarge als vereist in artikel 22, § 2.
Het fonds mag niet minder bedragen dan de door of krachtens artikel 15 vastgestelde bedragen. § 2. De Koning bepaalt de bestanddelen van de solvabiliteitsmarge die in aanmerking kunnen komen voor de samenstelling van het waarborgfonds. Afdeling 3. - Wijziging in de aandeelhoudersstructuur
Art. 24.§ 1. Onverminderd de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen, geeft iedere natuurlijke of rechtspersoon die voornemens is om een rechtstreekse of onrechtstreekse gekwalificeerde deelneming in het kapitaal van een erverzekeringsonderneming naar Belgisch recht te houden, de CBFA vooraf kennis van zijn voornemen, onder vermelding van het percentage van die deelneming. Iedere natuurlijke of rechtspersoon die voornemens is om zijn gekwalificeerde deelneming zodanig te vergroten dat het percentage van de door hem gehouden stemrechten of aandelen de drempel van 20 %, 33 % of 50 % zou bereiken of overschrijden, dan wel dat de herverzekeringsonderneming zijn dochteronderneming zou worden, brengt dit evenzo ter kennis van de CBFA. De regels die zijn vastgelegd in de artikelen 6, §§ 3 en volgende, 7, 9, 10 en 11, §§ 3 en 4, van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in emittenten waarvan aandelen zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt en houdende diverse bepalingen, zijn van toepassing.
De CBFA beschikt over een termijn van ten hoogste drie maanden, te rekenen vanaf de datum van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving, om zich tegen het bedoelde voornemen te verzetten, indien zij, gelet op de noodzaak om een gezond en voorzichtig beleid van de herverzekeringsonderneming te waarborgen, niet overtuigd is van de geschiktheid van de in het eerste lid bedoelde natuurlijke of rechtspersoon. Indien de CBFA zich niet tegen het bedoelde voornemen verzet, kan zij een maximumtermijn vaststellen voor de uitvoering ervan.
Iedere natuurlijke of rechtspersoon die voornemens is om zijn rechtstreekse of onrechtstreekse gekwalificeerde deelneming in een herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht af te stoten, moet de CBFA vooraf kennis geven van zijn voornemen, onder vermelding van het vooropgestelde percentage van zijn deelneming. Iedere natuurlijke of rechtspersoon die voornemens is om zijn gekwalificeerde deelneming zodanig te verkleinen dat het percentage van de door hem gehouden stemrechten of aandelen onder 20 %, 33 % of 50 % zou dalen, dan wel dat de herverzekeringsonderneming zou ophouden zijn dochteronderneming te zijn, dient dit eveneens vooraf ter kennis te brengen van de CBFA. § 2. Indien de verwerver een herverzekeringsonderneming, een verzekeringsonderneming, een kredietinstelling, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging is waaraan in een andere lidstaat een vergunning of toelating is verleend, of indien de verwerver de moederonderneming van een dergelijke entiteit is, dan wel een natuurlijke of rechtspersoon die een dergelijke entiteit controleert, en indien de herverzekeringsonderneming waarin de verwerver een deelneming wil verkrijgen daardoor onder de controle van deze verwerver zou komen, raadpleegt de CBFA de in artikel 8 bedoelde toezichthoudende autoriteiten omtrent de verwerver. § 3. Zodra zij daarvan kennis heeft, stelt de herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht de CBFA in kennis van de verwervingen of afstotingen van deelnemingen in haar kapitaal, die een stijging boven of daling onder een van de drempels als bedoeld in § 1 tot gevolg hebben.
Tevens deelt zij de CBFA ten minste eens per jaar de identiteit mee van de aandeelhouders of vennoten die gekwalificeerde deelnemingen bezitten, alsmede de omvang van de voornoemde deelnemingen zoals deze met name blijkt uit de gegevens die worden vastgelegd bij de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders of vennoten, of uit de informatie die is ontvangen uit hoofde van de verplichtingen van ter beurze genoteerde vennootschappen. § 4. Wanneer de CBFA grond heeft om aan te nemen dat de invloed van natuurlijke of rechtspersonen die rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming bezitten in het kapitaal van een herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht, een gezond en voorzichtig beleid van de onderneming zou kunnen belemmeren, kan de CBFA, onverminderd de andere bij deze wet : 1° de uitoefening schorsen van de aan de aandelen verbonden stemrechten in bezit van de betrokken aandeelhouders of vennoten;zij kan, op verzoek van elke belanghebbende, toestaan dat de door haar bevolen maatregelen worden opgeheven; haar beslissing wordt op de meest geschikte wijze ter kennis gebracht van de betrokken aandeelhouders of vennoten; de beslissing is uitvoerbaar zodra zij ter kennis is gebracht; de CBFA kan haar beslissing openbaar maken; 2° de voornoemde personen aanmanen om, binnen de termijn die zij bepaalt, de aandelen in hun bezit over te dragen. Als zij binnen deze termijn niet worden overgedragen, kan de CBFA bevelen de aandelen te sekwestreren bij de instelling of de persoon die zij bepaalt. Het sekwester brengt dit ter kennis van de vennootschap die het register van de aandelen op naam dienovereenkomstig wijzigt en, zelfs al worden de aandelen aan toonder niet aangeboden, de uitoefening van de hieraan verbonden rechten enkel aanvaardt vanwege het sekwester. Het sekwester handelt in het belang van een gezond en voorzichtig beleid van de herverzekeringsonderneming en in het belang van de houder van de gesekwestreerde aandelen. Het oefent alle rechten uit die aan de aandelen zijn verbonden. De bedragen die het sekwester als dividend of anderszins int, worden aan de voornoemde houder overgemaakt. Om in te schrijven op kapitaalverhogingen of andere al dan niet stemrechtverlenende effecten, om te kiezen voor dividenduitkering in aandelen van de vennootschap, om in te gaan op openbare overname- of ruilaanbiedingen en om nog niet volgestorte aandelen vol te storten, is de instemming van de voornoemde houder vereist. De aandelen die zijn verworven in het kader van dergelijke verrichtingen worden van rechtswege toegevoegd aan het voornoemde sekwester. De vergoeding van het sekwester wordt vastgesteld door de CBFA en betaald door de voornoemde houder. Het sekwester kan deze vergoeding aftrekken van de bedragen die hem worden gestort als sekwester of die hem door de voornoemde houder worden gestort in het vooruitzicht of na uitvoering van de hierboven bedoelde verrichtingen.
Wanneer, niettegenstaande een schorsing van hun uitoefening overeenkomstig het eerste lid, 1°, stemrechten werden uitgeoefend door de oorspronkelijke houder of door iemand anders dan het sekwester, die optreedt voor rekening van deze houder, na afloop van de termijn die is vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 2°, eerste zin, kan de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar zetel heeft, op verzoek van de CBFA, alle of een deel van de beslissingen van de algemene vergadering nietig verklaren wanneer, buiten de onwettig uitgeoefende stemrechten, het aanwezigheids- of meerderheidsquorum dat is vereist voor de genoemde beslissingen, niet zou zijn bereikt.
Op de natuurlijke of rechtspersonen die de in § 1 bedoelde verplichting inzake voorafgaande kennisgeving niet naleven, kunnen soortgelijke maatregelen worden toegepast. Afdeling 4. - Leiding en leiders
Art. 25.§ 1. De statuten van de herverzekeringsonderneming kunnen de raad van bestuur toestaan alle of een deel van de in artikel 522, § 1, eerste lid, van het Wetboek van Vennootschappen bedoelde bevoegdheden over te dragen aan een in deze raad opgericht directiecomité waarvan hij de leden benoemt en ontslaat en de bezoldiging vaststelt.
Deze bevoegdheidsdelegatie kan evenwel niet slaan op de vaststelling van het algemeen beleid, noch op de handelingen die bij andere bepalingen van datzelfde Wetboek van Vennootschappen zijn voorbehouden aan de raad van bestuur. § 2. Onverminderd artikel 18 mogen de bestuurders of directeuren van een herverzekeringsonderneming en alle personen die, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan het bestuur of het beleid van de onderneming, al dan niet ter vertegenwoordiging van de herverzekeringsonderneming, op de voorwaarden en binnen de grenzen die zijn vastgesteld in dit artikel, mandaten als bestuurder of zaakvoerder waarnemen in, dan wel deelnemen aan het bestuur of het beleid van een handelsvennootschap of een vennootschap met handelsvorm, een onderneming met een andere Belgische of buitenlandse rechtsvorm of een Belgische of buitenlandse openbare instelling met industriële, commerciële of financiële activiteiten.
De in het eerste lid bedoelde externe functies worden beheerst door de interne regels die de herverzekeringsonderneming moet invoeren en doen naleven teneinde : 1° te vermijden dat personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming, door de uitoefening van die functies niet langer voldoende beschikbaar zouden zijn om deze leiding waar te nemen, 2° te voorkomen dat bij de herverzekeringsonderneming belangen-conflicten zouden optreden alsook risico's die gepaard gaan met de uitoefening van die functies, onder andere op het vlak van transacties van ingewijden;3° te zorgen voor een passende openbaarmaking van die functies. De CBFA bepaalt, bij reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, hoe die verplichtingen ten uitvoer worden gelegd.
De mandatarissen van een vennootschap die worden benoemd op voordracht van de herverzekeringsonderneming, moeten personen zijn die deelnemen aan de effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming dan wel personen die zij aanwijst.
De bestuurders die niet deelnemen aan de effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming, mogen geen bestuurder zijn van een vennootschap waarin de onderneming een deelneming bezit, tenzij zij niet deelnemen aan het dagelijks bestuur. Voor een beperkte duur van zes jaar geldt dit verbod echter niet voor de bestuurders die worden benoemd naar aanleiding van de verwerving van een deelneming of de overname van de activiteiten van de vennootschap waarin diezelfde personen deelnemen aan de effectieve leiding.
De personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming mogen geen mandaat uitoefenen dat een deelname aan het dagelijks bestuur inhoudt, tenzij in een vennootschap als bedoeld in artikel 32, § 4, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, waarmee de herverzekeringsonderneming nauwe banden heeft, in een instelling voor collectieve belegging die geregeld is bij statuten, in een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging in de zin van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, in een onderneming met een activiteit in het verlengde van het herverzekeringsbedrijf, in een patrimoniumvennootschap waarin zij of hun familie, in het kader van het normale beheer van hun vermogen, een significant belang bezitten, of in een vennootschap waarvan zij de enige leiders zijn en waarvan het bedrijf beperkt is tot het verlenen van beheerdiensten aan de voornoemde vennootschappen of tot dat van een patrimoniumvennootschap.
De herverzekeringsonderneming brengt de functies die door de in het eerste lid bedoelde personen buiten de herverzekeringsonderneming worden uitgeoefend, zonder uitstel ter kennis van de CBFA ten behoeve van haar toezicht op de naleving van de bepalingen van dit artikel. § 3. In geval van faillissement van een herverzekeringsonderneming zijn, met betrekking tot de boedel, alle betalingen nietig en zonder gevolg die deze onderneming, hetzij in contanten, hetzij anderszins, heeft gedaan aan haar bestuurders of zaakvoerders in de vorm van tantièmes of andere winstdeelnemingen, tijdens de twee jaren die het tijdstip voorafgaan dat door de rechtbank is vastgesteld als het ogenblik waarop zij haar betalingen heeft gestaakt.
Het eerste lid is niet van toepassing wanneer de rechtbank erkent dat geen enkele ernstige en duidelijke fout van deze personen tot het faillissement heeft bijgedragen.
Art. 26.De herverzekeringsonderneming brengt de CBFA voorafgaandelijk op de hoogte van de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming, van de niet-hernieuwing van benoeming of van het ontslag van de personen die deelnemen aan haar bestuur, beleid of effectieve leiding.
In geval van voordracht tot benoeming van een persoon die deelneemt aan haar bestuur, beleid of effectieve leiding, deelt de herverzekeringsonderneming de CBFA de informatie en documenten mee die haar toelaten te beoordelen of deze persoon de vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en de passende ervaring bezit, als bedoeld in artikel 17, § 1.
De CBFA verstrekt binnen een redelijke termijn haar advies over de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming. Wanneer de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming een persoon betreft die deel uitmaakt van de effectieve leiding, is voor de benoeming of hernieuwing van benoeming het eensluidend advies van de CBFA vereist.
De herverzekeringsonderneming informeert de CBFA tevens over de eventuele taakverdeling tussen de personen die deelnemen aan haar bestuur, beleid of effectieve leiding, in voorkomend geval over de taakverdeling tussen de leden van het directiecomité, en over de belangrijke wijzigingen in deze taakverdeling.
Art. 27.De herverzekeringsonderneming mag slechts tegen de normale marktvoorwaarden, rechtstreeks of onrechtstreeks, leningen, kredieten of borgstellingen verlenen aan haar bestuurders of zaakvoerders.
De leningen, kredieten en borgstellingen die de herverzekeringsondernemingen, rechtstreeks of onrechtstreeks, verleent aan vennootschappen of instellingen waarin haar bestuurders of zaakvoerders of hun echtgeno(o)t(e) persoonlijk, rechtstreeks of onrechtstreeks, een gekwalificeerde deelneming bezitten, moeten ter kennis worden gebracht van de CBFA volgens de frequentie en de regels die zij bepaalt. Wanneer deze verrichtingen niet tegen de normale marktvoorwaarden worden gesloten, kan de CBFA eisen dat de overeengekomen voorwaarden worden aangepast op de datum waarop deze verrichtingen uitwerking hadden. Zo niet zijn de leiders die de beslissingen hebben genomen, tegenover de instelling hoofdelijk aansprakelijk voor het verschil. Afdeling 5. - Fusies en overdrachten
Art. 28.§ 1. De toestemming van de CBFA is vereist voor : 1° de fusie van een herverzekeringsonderneming als bedoeld in artikel 9 met een andere herverzekeringsonderneming of met een verzekeringsonderneming;2° de gehele of gedeeltelijke overdracht van de herverzekeringsportefeuille van een herverzekeringsonderneming als bedoeld in artikel 9 aan een andere herverzekeringsonderneming of aan een verzekeringsonderneming. De CBFA verleent uitsluitend toestemming voor de fusie of de overdracht indien de bevoegde autoriteit voor het toezicht op de solvabiliteitsmarge van de overnemende onderneming verklaart dat deze onderneming, gelet op de fusie of overdracht, de vereiste solvabiliteitsmarge bezit als bedoeld in artikel 22, § 2. § 2. Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van de overdragende onderneming, en indien de overnemende onderneming een herverzekeringsonderneming is als bedoeld in artikel 5, verstrekt de CBFA een verklaring waarin zij aangeeft of deze laatste onderneming, gelet op de overdracht, over de vereiste solvabiliteitsmarge beschikt als bedoeld in artikel 22, § 2. Afdeling 6. - Periodieke informatieverstrekking en boekhoudregels
Art. 29.§ 1. De herverzekeringsonderneming legt periodiek aan de CBFA een gedetailleerde financiële staat voor. Die staat wordt opgemaakt overeenkomstig de regels die zijn bepaald bij reglement van de CBFA dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002. Bovendien kan de CBFA eisen dat haar geregeld andere cijfergegevens of uitleg worden verstrekt zodat zij kan nagaan of de bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen zijn nageleefd.Voor bepaalde categorieën van ondernemingen of in bijzondere gevallen die behoorlijk zijn gemotiveerd, kan de CBFA afwijkingen toestaan van de ter uitvoering van dit lid genomen reglementen. § 2. De Koning kan, op advies van de CBFA, bijzondere regels vastleggen voor de opstelling van de jaarrekening, de raming van de verschillende balansposten en de wijze van opmaken van het jaarverslag van een herverzekeringsonderneming. § 3. De effectieve leiding van de herverzekeringsonderneming, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart aan de CBFA dat de voornoemde periodieke staten die haar aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar worden bezorgd door de onderneming, in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen. Daartoe is vereist dat de periodieke staten volledig zijn, d.w.z. dat zij alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en dat zij juist zijn, d.w.z. dat zij de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld. De effectieve leiding bevestigt het nodige gedaan te hebben opdat de voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van de CBFA worden opgemaakt, en worden opgesteld met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke rapporteringsstaten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor de uitoefening van het bedrijf in het buitenland Afdeling 1. - Oprichting of verwerving van een dochteronderneming en
opening van een bijkantoor in het buitenland
Art. 30.De herverzekeringsonderneming die voornemens is om in het buitenland een dochteronderneming die werkzaam is als verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming, te verwerven of op te richten, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, stelt de CBFA daarvan in kennis. Bij deze kennisgeving wordt informatie gevoegd over de activiteiten, de organisatie, de aandeelhoudersstructuur en de leiders van de betrokken onderneming.
Art. 31.§ 1. De herverzekeringsonderneming die op het grondgebied van een andere lidstaat een bijkantoor wenst te vestigen om er een herverzekeringsactiviteit uit te oefenen waarvoor zij een vergunning heeft, stelt de CBFA daarvan in kennis. § 2. Bij de in § 1 bedoelde kennisgeving wordt een dossier gevoegd met de volgende gegevens : 1° de naam van de staat op het grondgebied waarvan de herverzekeringsonderneming voornemens is het bijkantoor te vestigen;2° het programma van werkzaamheden, waarin met name de aard van de voorgenomen verrichtingen en de organisatiestructuur van het bijkantoor worden beschreven;3° het adres in de staat van het bijkantoor waar documenten kunnen worden opgevraagd en afgeleverd.
Art. 32.De CBFA kan zich verzetten tegen de uitvoering van het project van de onderneming indien zij meent dat het project nadelige gevolgen zal hebben voor de organisatie, de financiële positie of het toezicht van de herverzekeringsonderneming. Zij kan er zich eveneens tegen verzetten indien zij redenen heeft om te twijfelen aan de professionele betrouwbaarheid en de beroepskwalificatie of -ervaring van de algemeen lasthebber en van de andere personen die met de leiding van het bijkantoor belast zijn.
Dat verzet wordt gemotiveerd en meegedeeld aan de onderneming met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs, uiterlijk zes weken na de ontvangst van het volledige dossier met alle in de artikelen 30 en 31 bedoelde inlichtingen.
Indien de CBFA haar beslissing niet binnen die termijn heeft meegedeeld, wordt zij geacht zich niet te verzetten tegen het project van de herverzekeringsonderneming.
Art. 33.Wanneer de herverzekeringsonderneming voornemens is de in artikel 31 vermelde gegevens te wijzigen, stelt ze de CBFA schriftelijk in kennis van die wijziging, en dat minstens één maand vóór de toepassing ervan.
Art. 34.Indien het vestigingsland van het bijkantoor geen lidstaat is, kan de CBFA in overleg met de toezichthoudende autoriteiten voor de herverzekeringsondernemingen van deze staat, regels vaststellen voor de opening en het toezicht op het bijkantoor, alsook voor de wenselijke informatie-uitwisseling met naleving van de regels inzake het beroepsgeheim van de CBFA. Afdeling 2. - Dienstverrichting in het buitenland
Art. 35.De herverzekeringsonderneming die overeenkomstig artikel 9 een vergunning heeft verkregen van de CBFA en voornemens is om een herverzekeringsactiviteit uit te oefenen op het grondgebied van een andere staat zonder er een bijkantoor te vestigen, stelt de CBFA hiervan vooraf in kennis en preciseert de aard van de voorgenomen activiteiten. Afdeling 3. - Liquidatie van een Belgische herverzekeringsonderneming
die werkzaam is in het buitenland
Art. 36.In geval van liquidatie van de herverzekeringsonderneming worden de verbintenissen die voortvloeien uit overeenkomsten die zijn gesloten door een bijkantoor of in het kader van het verrichten van diensten, op dezelfde wijze nagekomen als de verbintenissen die voortvloeien uit andere herverzekeringsovereenkomsten van deze onderneming. HOOFDSTUK IV. - Toezicht op de herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht
Art. 37.De herverzekeringsonderneming is onderworpen aan het toezicht van de CBFA. De CBFA kan zich alle inlichtingen doen verstrekken over de organisatie, de werking, de positie en de verrichtingen van de herverzekeringsonderneming.
De agenten, makelaars of tussenpersonen inzake herverzekeringen dienen de CBFA, op eenvoudig verzoek, alle inlichtingen te verstrekken betreffende de herverzekeringscontracten die zij in hun bezit hebben.
De CBFA kan ter plaatse inspecties verrichten en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in bezit van de onderneming : 1° om na te gaan of de wettelijke en reglementaire bepalingen op het statuut van de herverzekeringsondernemingen zijn nageleefd, en om na te gaan of de boekhouding en de jaarrekening, alsmede de haar door de onderneming voorgelegde staten en inlichtingen, juist en waarheidsgetrouw zijn;2° om het passende karakter te toetsen van de beleidsstructuren, de administratieve en boekhoudkundige organisatie en de interne controle van de onderneming;3° om zich ervan te vergewissen dat het beleid van de onderneming gezond en voorzichtig is en dat haar positie of haar verrichtingen haar liquiditeit, rendabiliteit of solvabiliteit niet in gevaar kunnen brengen.
Art. 38.Elke relevante wijziging in de financiële of administratieve organisatie van de herverzekeringsonderneming, of elke wijziging van haar activiteiten als beschreven in haar vergunningsdossier bedoeld in artikel 7, moet worden meegedeeld aan de CBFA binnen een termijn van één maand volgend op de beslissing van de onderneming of op het tijdstip waarop de onderneming kennis heeft gekregen van de gebeurtenis die de aanleiding vormt voor deze wijziging.
Art. 39.§ 1. De CBFA verricht de nodige controles wanneer de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van een herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht haar ervan in kennis stellen dat zij redenen hebben om aan te nemen dat de werkzaamheden van de herverzekeringsonderneming haar financiële soliditeit zouden kunnen schaden. § 2. De CBFA kan bij de bijkantoren van herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht die in een andere lidstaat zijn gevestigd, na voorafgaande kennisgeving aan de toezichthoudende autoriteiten van deze staat voor de herverzekeringsondernemingen, de in artikel 37, vierde lid, bedoelde inspecties verrichten, alsook alle inspecties met als doel de gegevens over de leiding en het beleid van het bijkantoor, alsook alle gegevens die het toezicht op de herverzekeringsonderneming kunnen vergemakkelijken, ter plaatse in te zamelen of te toetsen.
Met hetzelfde doel en na kennisgeving aan de in het eerste lid bedoelde autoriteiten, kan de CBFA een deskundige die zij aanstelt, gelasten alle nuttige controles en onderzoeken te verrichten. De bezoldiging en de kosten van deze deskundige worden door de onderneming gedragen.
Evenzo kan de CBFA deze autoriteiten verzoeken bepaalde van de in het eerste lid bedoelde controles en onderzoeken te verrichten. HOOFDSTUK V. - Revisoraal en actuarieel toezicht
Art. 40.De opdracht van commissaris zoals bedoeld in het Wetboek van Vennootschappen mag in een herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht enkel worden toevertrouwd aan een of meer revisoren of een of meer revisorenvennootschappen die daartoe zijn erkend door de CBFA overeenkomstig artikel 42.
In de herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht die op grond van het Wetboek van Vennootschappen geen commissaris moeten hebben, stelt de algemene vergadering van leden of vennoten een of meer erkende revisoren of revisorenvennootschappen aan als bedoeld in het eerste lid. Zij nemen de taak waar van commissaris en dragen die titel. De voorschriften van boek IV, titel VII van het Wetboek van Vennootschappen met betrekking tot de commissarissen zijn van toepassing.
De herverzekeringsonderneming mag plaatsvervangende commissarissen aanstellen, die in geval van langdurige verhindering van de commissaris, diens opdracht waarnemen. De bepalingen van dit artikel en van artikel 41 zijn van toepassing op deze plaatsvervangers.
De overeenkomstig dit artikel aangestelde erkende commissarissen certificeren de geconsolideerde jaarrekening van de herverzekeringsonderneming.
Art. 41.Een erkende revisorenvennootschap doet voor de uitoefening van de opdracht van commissaris als bedoeld in artikel 40, een beroep op een erkend revisor die zij aanstelt overeenkomstig artikel 132 van het Wetboek van Vennootschappen. De bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, die de aanstelling, de opdracht, de verplichtingen en verbodsbepalingen voor commissarissen alsmede de voor hen geldende, andere dan strafrechtelijke sancties regelen, gelden zowel voor de erkende revisorenvennootschappen als voor de erkende revisoren die hen vertegenwoordigen.
Een erkende revisorenvennootschap mag een plaatsvervangend vertegenwoordiger aanstellen onder haar leden die voldoen aan de aanstellingsvoorwaarden.
Art. 42.De CBFA legt, na goedkeuring door de Minister van Financiën en de minister van Economie, het reglement vast voor de erkenning van de revisoren en revisorenvennootschappen.
Het erkenningsreglement wordt uitgevaardigd na raadpleging van de erkende revisoren via hun representatieve beroepsvereniging.
Het Instituut der Bedrijfsrevisoren brengt de CBFA op de hoogte telkens als een tuchtprocedure wordt ingeleid tegen een erkend revisor of een erkende revisorenvennootschap wegens een tekortkoming in de uitoefening van zijn of haar opdracht bij een herverzekeringsonderneming, alsook telkens als een tuchtmaatregel wordt genomen tegen een erkend revisor of een erkende revisorenvennootschap, met opgave van de motivering.
Art. 43.Voor de aanstelling van de erkende commissarissen en de plaatsvervangende erkende commissarissenbij een herverzekeringsonderneming is de voorafgaande instemming vereist van de CBFA. Deze instemming wordt gevraagd door het vennootschapsorgaan dat de aanstelling voorstelt. Bij aanstelling van een erkende revisorenvennootschap slaat deze instemming zowel op de vennootschap als op haar vertegenwoordiger.
Deze instemming is ook vereist voor de hernieuwing van een opdracht.
Wanneer de aanstelling van de commissaris krachtens de wet geschiedt door de voorzitter van de rechtbank van koophandel of het hof van beroep, kiest deze uit een lijst van erkende revisoren, die door de CBFA is goedgekeurd.
Art. 44.De CBFA kan de instemming die zij overeenkomstig artikel 43 aan een erkend commissaris, een plaatsvervangend erkend commissaris, een erkende revisorenvennootschap of een vertegenwoordiger of plaatsvervangend vertegenwoordiger van een dergelijke vennootschap heeft verleend, steeds herroepen bij beslissing die gemotiveerd is door redenen die verband houden met hun statuut of hun opdracht als erkend revisor of erkende revisorenvennootschap, zoals bepaald door of krachtens deze wet. Met deze herroeping eindigt de opdracht van commissaris.
Ingeval een erkend commissaris ontslag neemt, worden de CBFA en de herverzekeringsonderneming hiervan vooraf in kennis gesteld, met opgave van de motivering.
Voor het overige regelt het erkenningsreglement de procedure.
Bij afwezigheid van een plaatsvervangend erkend commissaris of een plaatsvervangend vertegenwoordiger van een erkende revisorenvennootschap, zorgt de herverzekeringsonderneming of de erkende revisorenvennootschap, met naleving van artikel 43, binnen twee maanden voor zijn vervanging.
Het voorstel om een erkend commissaris in een herverzekeringsonderneming van zijn opdracht te ontslaan, zoals geregeld bij de artikelen 135, eerste lid, en 136 van het Wetboek van Vennootschappen, wordt ter advies voorgelegd aan de CBFA. Dit advies wordt meegedeeld aan de algemene vergadering.
Art. 45.De erkende commissarissen bedoeld in artikel 43 verlenen hun medewerking aan het toezicht van de CBFA, op hun eigen en uitsluitende verantwoordelijkheid en overeenkomstig dit artikel, volgens de regels van het vak en de richtlijnen van de CBFA. Daartoe : 1° beoordelen zij de interne controlemaatregelen die de herverzekeringsondernemingen hebben getroffen als bedoeld in artikel 18, § 3, eerste lid, en delen zij hun bevindingen ter zake mee aan de CBFA;2° brengen zij verslag uit bij de CBFA over : a) de resultaten van het beperkt nazicht van de periodieke staten die de herverzekeringsondernemingen aan het einde van het eerste halfjaar aan de CBFA bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de CBFA werden opgesteld.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de CBFA kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; b) de resultaten van de controle van de periodieke staten die de herverzekeringsondernemingen aan het einde van het boekjaar aan de CBFA bezorgen waarin bevestigd wordt dat de periodieke staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de CBFA.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening; de CBFA kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; 3° brengen zij bij de CBFA op haar verzoek een bijzonder verslag uit over de organisatie, de werkzaamheden en de financiële structuur van de herverzekeringsonderneming;de kosten voor de opstelling van dit verslag worden door de herverzekeringsonderneming gedragen; 4° brengen zij, in het kader van hun opdracht bij een herverzekeringsonderneming of een revisorale opdracht bij een met een herverzekeringsonderneming verbonden onderneming, op eigen initiatief verslag uit bij de CBFA, zodra zij kennis krijgen van : a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de positie van de herverzekeringsonderneming financieel of op het vlak van haar administratieve en boekhoudkundige organisatie of van haar interne controle, op betekenisvolle wijze beïnvloeden of kunnen beïnvloeden;b) beslissingen of feiten die kunnen wijzen op een overtreding van het Wetboek van Vennootschappen, de statuten, deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;c) andere beslissingen of feiten die kunnen leiden tot een weigering van de certificering van de jaarrekening of tot het formuleren van voorbehoud. Tegen erkende commissarissen die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld in het eerste lid, 4°, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken.
De erkende commissarissen delen aan de leiders van de herverzekeringsonderneming de verslagen mee die zij aan de CBFA richten overeenkomstig het eerste lid, 3°. Voor deze mededeling geldt de geheimhoudingsplicht zoals geregeld bij artikel 74 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Zij bezorgen de CBFA een kopie van hun mededelingen die zij aan deze leiders richten en die betrekking hebben op zaken die van belang kunnen zijn voor het toezicht dat zij uitoefent.
De erkende commissarissen en de erkende revisorenvennootschappen mogen bij de buitenlandse bijkantoren van de onderneming waarop zij toezicht houden, het toezicht uitoefenen en de onderzoeken verrichten die bij hun opdracht horen.
Art. 46.De CBFA kan eisen dat haar door een of meer personen die door de herverzekeringsonderneming zijn aangeduid en die over de vereiste actuariële kennis beschikken, een verslag wordt bezorgd, in voorkomend geval volgens de regelmaat die zij bepaalt, over de tarieven, de retrocessie en het bedrag van de technische voorzieningen.
De CBFA kan, bij reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, de voorwaarden bepalen waaraan deze personen moeten voldoen. HOOFDSTUK VI. - Uitzonderingsmaatregelen en intrekking van de vergunning Afdeling 1. - Uitzonderingsmaatregelen
Art. 47.§ 1. Wanneer de CBFA vaststelt dat een herverzekeringsonderneming niet werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, dat haar beleid of financiële positie niet voldoende waarborgen biedt voor de goede afloop van haar verbintenissen, of dat haar administratieve of boekhoudkundige organisatie of interne controle ernstige leemten vertoont, stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.
Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, kan de CBFA : 1° een speciaal commissaris aanstellen. In dit geval is voor alle handelingen en beslissingen van alle organen van de onderneming, alsook voor die van de personen die instaan voor het beleid, zijn schriftelijke, algemene of bijzondere toestemming vereist; de CBFA kan de verrichtingen waarvoor een toestemming vereist is, evenwel beperken.
De speciaal commissaris mag elk voorstel dat hij nuttig acht, voorleggen aan alle organen van de onderneming, inclusief de algemene vergadering. De bezoldiging van de speciaal commissaris wordt vastgesteld door de CBFA en gedragen door de onderneming.
De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid, die handelingen stellen of beslissingen nemen zonder de vereiste toestemming van de speciaal commissaris, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de onderneming of voor derden voortvloeit.
Indien de CBFA de aanstelling van een speciaal commissaris in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, met opgave van de handelingen en beslissingen waarvoor zijn toestemming vereist is, zijn alle handelingen en beslissingen zonder deze vereiste toestemming nietig, tenzij de speciaal commissaris die bekrachtigt. Onder dezelfde voorwaarden zijn alle beslissingen van de algemene vergadering zonder de vereiste toestemming van de speciaal commissaris nietig, tenzij hij die bekrachtigt.
De CBFA kan een plaatsvervangend commissaris aanstellen. 2° voor de termijn die zij vaststelt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van het bedrijf van de onderneming geheel of ten dele schorsen dan wel verbieden. De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid, die handelingen stellen of beslissingen nemen ondanks de beslissing van de CBFA, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de onderneming of voor derden voortvloeit.
Indien de CBFA de schorsing in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig. 3° de vervanging gelasten van zaakvoerders, bestuurders of algemene lasthebbers van de herverzekeringsonderneming binnen een termijn die zij vaststelt en, zo binnen deze termijn geen vervanging geschiedt, in de plaats van alle beleidsorganen van de onderneming een voorlopige zaakvoerder aanstellen die de bevoegdheden van de vervangen personen heeft.De CBFA kan haar beslissing bekendmaken in het Belgisch Staatsblad.
De bezoldiging van de voorlopige zaakvoerder wordt vastgesteld door de CBFA en gedragen door de betrokken onderneming.
De CBFA kan op elk tijdstip een einde stellen aan het mandaat van de voorlopige zaakvoerder en hem vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten, wanneer zij aantonen dat zijn beleid niet langer voldoende waarborgen biedt. 4° de vergunning herroepen. § 2. De in § 1 bedoelde beslissingen van de CBFA hebben voor de onderneming uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs. Voor derden hebben zij uitwerking vanaf de datum van hun bekendmaking overeenkomstig § 1. § 3. Paragraaf 1, eerste lid, en § 2 zijn niet van toepassing bij intrekking van de vergunning van een failliet verklaarde herverzekeringsonderneming. § 4. De rechtbank van koophandel spreekt op verzoek van elke belanghebbende de nietigverklaringen uit als bedoeld in § 1, tweede lid, 1° en 2°.
De nietigheidsvordering wordt ingesteld tegen de onderneming. Indien verantwoord om ernstige redenen, kan de eiser in kort geding de voorlopige schorsing vorderen van de gewraakte handelingen of beslissingen. Het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring hebben uitwerking ten aanzien van iedereen. Ingeval de geschorste of vernietigde handeling of beslissing zijn bekendgemaakt, worden het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring bij uittreksel op dezelfde wijze bekendgemaakt.
Wanneer de nietigheid de rechten kan benadelen die een derde te goeder trouw heeft verworven ten aanzien van de onderneming, kan de rechtbank verklaren dat die nietigheid geen uitwerking heeft ten aanzien van de betrokken rechten, onder voorbehoud van het eventuele recht van de eiser op schadevergoeding.
De nietigheidsvordering kan niet meer worden ingesteld na afloop van een termijn van zes maanden vanaf de datum waarop de betrokken handelingen of beslissingen kunnen worden tegengeworpen aan wie hun nietigheid inroept, dan wel hem bekend zijn.
Art. 48.§ 1. De CBFA kan de vrije beschikking over de activa van een herverzekeringsonderneming in de volgende gevallen beperken of verbieden : a) indien de herverzekeringsonderneming zich niet conformeert aan de bepalingen van artikel 20 en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;b) in de uitzonderlijke omstandigheid dat de CBFA, nadat zij een herstelplan heeft geëist omdat de solvabiliteitsmarge het in artikel 22 voorgeschreven peil niet meer bereikt, van oordeel is dat de financiële positie van de herverzekeringsonderneming nog verder zal verslechteren;c) indien de solvabiliteitsmarge het in artikel 23 bepaalde peil van het waarborgfonds niet meer bereikt. § 2. Met het oog op het herstel van de financiële positie van een onderneming waarvan de solvabiliteitsmarge het in artikel 22 voorgeschreven peil niet meer bereikt, eist de CBFA dat haar binnen de door haar vastgestelde termijn een herstelplan ter goedkeuring wordt voorgelegd.
Indien de solvabiliteitsmarge het in artikel 23 bepaalde peil van het waarborgfonds niet meer bereikt, eist de CBFA dat de onderneming haar een plan inzake financiering op korte termijn ter goedkeuring voorlegt. § 3. Wanneer de naleving van de rechten die uit de herverzekeringsovereenkomsten voortvloeien, in het gedrang komt door de verslechterende financiële positie van de herverzekeringsonderneming, kan de CBFA van die onderneming een financieel saneringsplan eisen. Dit plan bevat ten minste voor de volgende drie boekjaren gedetailleerde gegevens of bewijsstukken over : a) een raming van de te verwachten beheerkosten, met name van de algemene kosten en provisies;b) een gedetailleerde prognose van de vermoedelijke ontvangsten en uitgaven, zowel wat de aangenomen herverzekeringen als de overdrachten uit hoofde van herverzekering betreft;c) een balansprognose;d) een raming van de financiële middelen ter dekking van de verplichtingen en van de vereiste solvabiliteitsmarge;e) het algemene retrocessiebeleid. § 4. In de in § 3 bedoelde situatie kan de CBFA de ondernemingen verplichten een hogere vereiste solvabiliteitsmarge samen te stellen om hen in staat te stellen snel aan de solvabiliteitsvereisten te voldoen.
Bij de vaststelling van het niveau van deze hogere vereiste solvabiliteitsmarge wordt uitgegaan van het in § 3 bedoeld financieel saneringsplan. § 5. Indien de CBFA op grond van § 3 een financieel saneringsplan heeft geëist, mag zij geen solvabiliteitsattest afleveren als bedoeld in artikel 28, § 2, zolang zij van mening is dat de naleving van de rechten die uit de herverzekeringsovereenkomsten voortvloeien, in het gedrang komt.
De CBFA kan de elementen van de beschikbare solvabiliteitsmarge lager waarderen, met name wanneer zich sinds het einde van het laatste boekjaar een belangrijke wijziging in de marktwaarde van deze elementen heeft voorgedaan.
De CBFA kan de invloed van de retrocessies op de vereiste solvabiliteitsmarge beperken wanneer de aard of de kwaliteit van de retrocessieovereenkomsten sinds het laatste boekjaar sterk is veranderd of wanneer er een beperkte of geen risico-overdracht plaatsvindt uit hoofde van deze overeenkomsten.
Art. 49.Het verbod op de vrije beschikking over de in België gelokaliseerde activa met toepassing van artikel 48, heeft de volgende gevolgen : 1° De onderneming bezorgt de CBFA een volledige inventaris van de roerende en onroerende dekkingswaarden op de datum van de blokkering; voor elke daad van beschikking of toewijzing met betrekking tot die dekkingswaarden is de voorafgaande toestemming van de CBFA vereist. 2° Voor de in België in open bewaargeving gegeven dekkingswaarden beveelt de CBFA de in bewaring nemende instelling de blokkering van de rekening aan.Voor de andere voor bewaargeving vatbare waarden beveelt de CBFA de onderneming de onmiddellijke inbewaringgeving ervan aan op een bijzondere geblokkeerde rekening per afzonderlijk beheer bij de Nationale Bank van België of bij een kredietinstelling, beursvennootschap of buitenlandse beleggingsonderneming die een vergunning heeft verkregen van de CBFA of van de daartoe bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de maatschappelijke zetel van deze kredietinstelling, beursvennootschap of buitenlandse beleggingsonderneming is gevestigd.
Bovendien : - mogen de in bewaring nemende instellingen de gedeponeerde waarden slechts teruggeven op vertoon van de toestemming van de CBFA; - brengt de CBFA de in bewaring nemende instellingen op de hoogte van de verplichtingen die, krachtens dit artikel, op hen van toepassing zijn. 3° Wat de andere waarden betreft die niet voor bewaargeving vatbaar zijn, kan de Koning de regels vaststellen inzake de bewarende maatregelen die op die waarden van toepassing kunnen zijn.4° De onroerende dekkingswaarden zijn onderworpen aan een wettelijke hypotheek ten bate van de gezamenlijke herverzekeringsbegunstigden. De inschrijving wordt gevorderd door de CBFA onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 82 tot 87 van de wet van 16 december 1851 betreffende de herziening van het hypotheekstelsel.
De inschrijving wordt doorgehaald of verminderd met instemming van de CBFA onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 92 tot 95 van voornoemde wet van 16 december 1851.
De kosten en rechten van inschrijving, doorhaling en vermindering zijn voor rekening van de betrokken onderneming. 5° De CBFA kan zich, per aangetekende brief aan de hypotheekbewaarders, verzetten tegen de doorhaling of de vermindering van de hypotheek toegestaan door een derde ten voordele van de herverzekeringsonderneming.
Art. 50.In alle gevallen waarin de CBFA een maatregel oplegt overeenkomstig artikel 47 of 48, stelt zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst daarvan onverwijld in kennis.
In de in artikel 48, § 1, bedoelde gevallen stelt de CBFA de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst vooraf in kennis van haar voornemen. Bovendien kan zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het grondgebied waarvan de activa van de herverzekeringsonderneming gelokaliseerd zijn, verzoeken de vrije beschikking over die activa te beperken of te verbieden. De CBFA maakt hierbij bekend op welke activa deze maatregelen van toepassing zullen zijn.
Art. 51.Wanneer de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat waar een herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht een bijkantoor heeft gevestigd of activiteiten uitoefent in het kader van het vrij verrichten van diensten, de CBFA ervan in kennis stellen dat die onderneming de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen heeft overtreden die deze lidstaat heeft vastgesteld en waarop genoemde autoriteiten toezien, neemt de CBFA zo spoedig mogelijk de meest passende maatregelen onder deze bedoeld in de artikelen 47 tot 50 opdat de betrokken onderneming een einde maakt aan die onregelmatigheden. Zij brengt dit ter kennis van de voornoemde autoriteiten. Afdeling 2. - Afstand en herroeping van de vergunning
Art. 52.Een herverzekeringsonderneming waaraan een vergunning is verleend, kan volledig of gedeeltelijk afstand doen van haar vergunning.
De CBFA wordt ervan in kennis gesteld dat de onderneming afstand doet van haar vergunning Zij stelt vast dat de onderneming afstand doet van haar vergunning, en bepaalt de datum waarop die afstand uitwerking heeft.
Op de website van de CBFA wordt bekendgemaakt dat de onderneming afstand heeft gedaan van haar vergunning.
Art. 53.§ 1. Onverminderd de bevoegdheid van de CBFA om de vergunning te herroepen overeenkomstig artikel 47, wordt de vergunning herroepen bij een met redenen omklede beslissing van de CBFA, wanneer de onderneming binnen twaalf maanden geen gebruik maakt van de vergunning, wanneer zij haar activiteiten gedurende meer dan zes maanden heeft gestaakt, of wanneer zij niet meer voldoet aan de toegangsvoorwaarden.
De vergunning wordt van rechtswege geacht te zijn herroepen in geval van faillissement of ontbinding van een herverzekeringsonderneming. § 2. Elke beslissing tot herroeping van de vergunning met toepassing van artikel 47, § 1, tweede lid, 4°, of met toepassing van § 1 van dit artikel wordt uitvoerig met redenen omkleed, ter kennis gebracht van de onderneming en bij uittreksel bekendgemaakt op de website van de CBFA.
Art. 54.De volledige of gedeeltelijke afstand of herroeping van de vergunning brengt het verbod met zich om nieuwe overeenkomsten te sluiten in het (de) betrokken activiteitsdomein(en).
Onverminderd de toepassing van artikel 28, kan de CBFA echter toestaan dat alle of bepaalde rechten en verplichtingen die voortvloeien uit bestaande herverzekeringsovereenkomsten die in het bezit zijn van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming die geen vergunning meer heeft, worden overgedragen aan een herverzekeringsonderneming die afstand heeft gedaan van haar vergunning, in zoverre de overnemende onderneming overeenkomstig artikel 22, § 2 over de vereiste marge beschikt, rekening houdend met de overdracht.
De CBFA stelt de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van de afstand of de herroeping van de vergunning.
De in deze bepaling bedoelde ondernemingen blijven onderworpen aan de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen reglementen tot al hun herverzekeringsovereenkomsten en alle desbetreffende verplichtingen zijn vereffend.
TITEL III. - Bijkantoren en vrije dienstverrichting in België van herverzekeringsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere lidstaat HOOFDSTUK I. - Toegang tot het herverzekeringsbedrijf
Art. 55.Een herverzekeringsonderneming die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat en die, overeenkomstig de bepalingen van haar nationaal recht, gerechtigd is om herverzekeringsactiviteiten uit te oefenen in de Europese Economische Ruimte overeenkomstig Richtlijn 2005/68/EG, mag dergelijke activiteiten in België uitoefenen door middel van een bijkantoor of in het kader van het vrij verrichten van diensten. HOOFDSTUK II. - Toezicht en uitzonderingsmaatregelen
Art. 56.§ 1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van een herverzekeringsonderneming, kunnen, na de CBFA daarvan eerst in kennis te hebben gesteld, zelf of door personen die zij daartoe machtigen, bij het Belgische bijkantoor de gegevens toetsen die noodzakelijk zijn voor het financiële toezicht op de onderneming. De CBFA mag aan deze toetsing deelnemen. § 2. Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van een herverzekeringsonderneming de vrije beschikking over de in België gelokaliseerde activa in het bezit van die onderneming hebben verboden, kan de lidstaat van herkomst vragen dat dit verbod effectief wordt toegepast in België.
Na een verzoek van de lidstaat van herkomst te hebben ontvangen waarin de activa worden aangewezen waarop deze maatregelen van toepassing zijn, stelt de CBFA de bewaarders of debiteuren van die activa in kennis van het door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst uitgesproken verbod. Dat verbod treedt in werking op het ogenblik van de ontvangst van de kennisgeving.
Als de betrokken activa onroerende goederen omvatten, zijn die onderworpen aan een wettelijke hypotheek ten bate van de gezamenlijke herverzekeringsbegunstigden.
De inschrijving wordt gevorderd door de CBFA onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 82 tot 87 van de wet van 16 december 1851 betreffende de herziening van het hypotheekstelsel.
De inschrijving wordt doorgehaald of verminderd met instemming van de CBFA onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 92 tot 95 van voornoemde wet van 16 december 1851.
De kosten en rechten van inschrijving, doorhaling en vermindering zijn voor rekening van de betrokken onderneming.
Art. 57.Wanneer de CBFA redenen heeft om aan te nemen dat de activiteiten in België van een herverzekeringsonderneming waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend, de financiële soliditeit van die onderneming zouden kunnen schaden, stelt zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de onderneming hiervan in kennis, zodat die kunnen beoordelen of de herverzekeringsonderneming voldoet aan de in Richtlijn 2005/68/EG vastgestelde prudentiële voorschriften.
Art. 58.Indien de CBFA vaststelt dat een herverzekeringsonderneming die in België een bijkantoor heeft of daar werkzaam is in het kader van het vrij verrichten van diensten, zich niet houdt aan de Belgische wettelijke voorschriften die op haar van toepassing zijn, verzoekt zij de betrokken onderneming een einde te maken aan deze onregelmatigheid.
Tegelijkertijd stelt zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van deze bevindingen in kennis.
Indien de herverzekeringsonderneming, ondanks de door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst genomen maatregelen, of omdat deze maatregelen ontoereikend zijn, inbreuk blijft maken op de rechtsregels die op haar van toepassing zijn in België, kan de CBFA, na de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst daarvan op de hoogte te hebben gebracht, passende maatregelen nemen om verdere onregelmatigheden te voorkomen of te beteugelen en, voor zover dat volstrekt noodzakelijk is, om de herverzekeringsonderneming te beletten nog nieuwe herverzekeringsovereenkomsten te sluiten in België.
TITEL IV. - Bijkantoren in België van herverzekeringsondernemingen die ressorteren onder het recht van staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte HOOFDSTUK I. - Toegang tot het herverzekeringsbedrijf en bedrijfsuitoefening
Art. 59.Een herverzekeringsonderneming die ressorteert onder het recht van een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte en die in België het herverzekeringsbedrijf wenst uit te oefenen door middel van een bijkantoor, moet, vooraleer dat bedrijf aan te vatten, een vergunning verkrijgen van de CBFA. De CBFA spreekt zich over de aanvraag uit binnen vier maanden na voorlegging van een volledig dossier. Artikel 9, tweede tot vierde lid, en de artikelen 10 en 11 zijn van toepassing.
Art. 60.§ 1. De artikelen 6 en 7 zijn van toepassing.
Bovendien voegen de in artikel 59 bedoelde herverzekeringsondernemingen volgende inlichtingen en documenten bij hun vergunningsaanvraag : 1° de vermelding van de zetel van werkzaamheden in België waar zij woonplaats kiezen, en van de bedrijfszetel in België, alsook de opsomming van de landen waar zij herverzekeringsverrichtingen uitvoeren;2° het document dat de algemene lasthebber aanwijst en hem voldoende bevoegdheid verleent om de onderneming tegenover derden te verbinden en haar ten overstaan van de Belgische overheden en rechtscolleges te vertegenwoordigen;3° het bewijs dat zij, krachtens hun nationale wetgeving, bevoegd zijn om de herverzekeringsactiviteiten uit te oefenen waarop de aanvraag betrekking heeft;4° het bewijs dat zij in België beschikken over activa voor een bedrag dat gelijk is aan het in artikel 23 bedoelde minimumwaarborgfonds;5° de verantwoording van het bestaan van de in artikel 61 bedoelde financiële activa; § 2. De in § 1 bedoelde inlichtingen en documenten dienen in minstens één landstaal te worden gesteld. § 3. De leiders van het bijkantoor stellen één of meer door de CBFA erkende revisoren of erkende revisorenvennootschappen aan voor een hernieuwbare termijn van drie jaar.
De artikelen 40 tot 45, eerste tot derde lid, zijn van toepassing. § 4. De CBFA kan eisen dat één of meer personen die door de leiders van het bijkantoor worden aangewezen en die over de nodige actuariële kennis beschikken, in voorkomend geval volgens de regelmaat die zij bepaalt, een verslag overleggen over de tarieven, de retrocessie en het bedrag van de technische voorzieningen.
De CBFA kan, bij reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, de voorwaarden vaststellen waaraan die personen moeten voldoen.
Art. 61.De Belgische vestigingen van ondernemingen uit derde landen beschikken over een vrij vermogen waarvan de CBFA, op grond van de door die ondernemingen te verstrekken documenten en bewijsstukken, de gelijkwaardigheid beoordeelt ten opzichte van de solvabiliteitsmarge die van de Belgische ondernemingen wordt geëist.
Artikel 21 en de ter uitvoering ervan genomen bepalingen zijn van toepassing.
Art. 62.Artikel 22 en de ter uitvoering ervan genomen bepalingen zijn van toepassing.
De Belgische vestigingen van ondernemingen uit derde landen lokaliseren in België een derde deel van de activa die beantwoorden aan de in of krachtens artikel 22 bepaalde solvabiliteitsmarge, met als minimum de helft van het in artikel 23 bepaalde minimumwaarborgfonds; het andere deel wordt gelokaliseerd binnen de Europese Economische Ruimte.
Art. 63.De Koning kan, op advies van de CBFA, een borgsom opleggen waarvan Hij het bedrag, de kenmerken en de samenstelling bepaalt.
Art. 64.Voor het sluiten van herverzekerings- of retrocessieovereenkomsten over in een ander land gelegen risico's worden het bedrag van de technische voorzieningen, de dekking ervan en de lokalisatie van de dekkingswaarden vastgesteld volgens de regels van het land van het risico indien dat land zijn eigen regels oplegt, zonder dat het bedrag van die voorzieningen echter lager mag liggen dan het bedrag verkregen bij toepassing van de Belgische regels. HOOFDSTUK II. - Toezicht
Art. 65.De artikelen 29, 37 en 38 zijn van toepassing.
Art. 66.De leiding van de in deze titel bedoelde bijkantoren stelt één of meer erkende revisoren of erkende revisorenvennootschappen aan overeenkomstig artikel 40. Zij kan ook een plaatsvervanger aanstellen.
Bij aanstelling van een revisorenvennootschap is artikel 41 van overeenkomstige toepassing.
De artikelen 43, 44, eerste tot vierde lid, en 45, eerste, tweede en derde lid, zijn van toepassing.
De erkende revisoren of erkende revisorenvennootschappen certificeren de jaarlijkse boekhoudkundige gegevens die openbaar worden gemaakt overeenkomstig de door of krachtens artikel 29 voorgeschreven bepalingen. HOOFDSTUK III. - Intrekking van de vergunning, uitzonderingsmaatregelen, aanmaningen en sancties
Art. 67.De artikelen 47 tot 50, 52 tot 54 en 73 tot 79 zijn van toepassing.
TITEL V. - Dienstverrichtingen in België van herverzekerings-ondernemingen die ressorteren onder het recht van staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte
Art. 68.§ 1. Een herverzekeringsonderneming die ressorteert onder het recht van een staat die geen lid is van die Europese Economische Ruimte en die, krachtens haar nationaal recht, gerechtigd is om herverzekeringsactiviteiten uit te oefenen, mag dergelijke activiteiten uitoefenen in België, zonder daar gevestigd te zijn, op voorwaarde dat zij zich conformeert aan de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen bepalingen. § 2. Een in § 1 bedoelde onderneming dient zich vooraf bij de CBFA bekend te maken, met opgave van het type herverzekeringsactiviteiten dat zij voornemens is in België te ontwikkelen.
De CBFA kan verbieden dat in België herverzekeringsdiensten worden verstrekt aan een onderneming die ressorteert onder het recht van een staat die niet dezelfde toegangsmogelijkheden tot zijn markt biedt aan de herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht.
De CBFA maakt op haar website de lijst bekend van de in dit artikel bedoelde herverzekeringsondernemingen die herverzekeringsdiensten aanbieden in België.
Art. 69.De Koning stelt de regels vast die van toepassing zijn op de herverzekeringsondernemingen die ressorteren onder het recht van een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte en die herverzekeringsactiviteiten uitoefenen in België zonder daar gevestigd te zijn, opdat zij hun diensten zouden kunnen aanbieden zonder daarbij evenwel een gunstigere behandeling te krijgen dan de herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht.
Art. 70.Bij de uitoefening van haar bedrijf in België vermeldt een in artikel 68 bedoelde herverzekeringsonderneming, naast haar naam, haar land van herkomst en haar maatschappelijke zetel.
Art. 71.De CBFA mag de in artikel 68 bedoelde ondernemingen gelasten haar alle inlichtingen te verstrekken over hun herverzekeringsbedrijf in België. Zij mag de buitenlandse toezichthoudende autoriteiten van de betrokken herverzekeringsonderneming, haar externe revisor of de erkende auditor die belast is met de certificatie van haar rekeningen, gelasten deze inlichtingen te certificeren of aan te passen.
Art. 72.Wanneer de CBFA vaststelt dat een in artikel 68 bedoelde onderneming in België niet handelt in overeenstemming met de op haar toepasselijke bepalingen, kan zij die onderneming aanmanen om de vastgestelde toestand binnen de door haar vastgestelde termijn te verhelpen.
Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, brengt de CBFA haar opmerkingen ter kennis van de toezichthoudende autoriteiten van het land van herkomst van de onderneming.
Wanneer de overtredingen blijven aanhouden, kan de CBFA, na de buitenlandse toezichthoudende autoriteiten hiervan in kennis te hebben gesteld, de voortzetting van alle of bepaalde activiteiten van de onderneming in België schorsen of verbieden.
Wanneer de betrokken onderneming niet onder toezicht staat van een toezichthoudende autoriteit, kan de CBFA, indien de toestand niet is verholpen na het verstrijken van de krachtens het eerste lid vastgestelde termijn, onmiddellijk overgaan tot het schorsen of verbieden van alle of bepaalde activiteiten van de onderneming in België.
De CBFA kan haar beslissing openbaar maken.
TITEL VI. - Aanmaningen, bestuursrechtelijke sancties en strafrechtelijke sancties HOOFDSTUK I. - Aanmaningen en bestuursrechtelijke sancties
Art. 73.Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen, kan de CBFA openbaar maken dat een Belgische of buitenlandse herverzekeringsonderneming, verzekeringsholding, gemengde verzekeringsholding of gemengde financiële holding geen gevolg heeft gegeven aan haar aanmaningen om zich binnen de door haar vastgestelde termijn te conformeren aan de bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten.
Bij herverzekeringsondernemingen met maatschappelijke zetel op het grondgebied van een lidstaat, stelt de CBFA de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst in kennis van haar beslissing.
Art. 74.§ 1. Onverminderd de andere bij deze wet voorgeschreven maatregelen, kan de CBFA voor een Belgische of buitenlandse herverzekeringsonderneming, verzekeringsholding, gemengde verzekeringsholding of gemengde financiële holding die in België is gevestigd, een termijn vaststellen : a) waarbinnen zij zich dient te conformeren aan specifieke bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten, of b) waarbinnen zij de nodige aanpassingen dient aan te brengen in haar beleidsstructuur, haar administratieve en boekhoudkundige organisatie of haar interne controle. De in het eerste lid, littera b), bedoelde aanmaning geldt niet voor de bijkantoren van herverzekeringsondernemingen die onder een andere lidstaat ressorteren.
Indien de onderneming in gebreke blijft bij het verstrijken van de termijn, kan de CBFA haar een dwangsom opleggen van maximum 2.500.000 euro per overtreding of maximum 50.000 euro per dag vertraging. § 2. Onverminderd andere maatregelen bepaald in deze wet en onverminderd de maatregelen bepaald in andere wetten of reglementen, kan de CBFA, indien zij een inbreuk vaststelt op de bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen maatregelen, een administratieve geldboete opleggen aan een in België gevestigde herverzekeringsonderneming naar Belgisch of buitenlands recht, die niet minder mag bedragen dan 10.000 euro, noch meer dan 2.500.000 euro voor hetzelfde feit of voor hetzelfde geheel van feiten. § 3. De met toepassing van §§ 1 en 2 opgelegde dwangsommen en geldboetes worden ingevorderd ten bate van de Schatkist door de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. § 4. Bij herverzekeringsondernemingen met maatschappelijke zetel op het grondgebied van een lidstaat, stelt de CBFA de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst in kennis van de ter uitvoering van dit artikel genomen maatregelen. HOOFDSTUK II. - Strafrechtelijke sancties
Art. 75.§ 1. Met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft : 1° wie het bedrijf van een in artikel 5 of artikel 59 bedoelde herverzekeringsonderneming uitoefent, zonder een vergunning te bezitten of wanneer de vergunning is ingetrokken of herroepen;2° wie met opzet de in artikel 24, § 1, eerste en derde lid, en § 3, bedoelde kennisgevingen niet verricht, en wie het in artikel 24, § 1, derde lid, bedoelde verzet negeert;3° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur en de andere in artikel 25, § 2, bedoelde personen die de bepalingen van dit artikel overtreden;4° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur die artikel 27 of artikel 28 overtreedt;5° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur van een herverzekeringsonderneming die de ter uitvoering van artikel 29 genomen besluiten of reglementen overtreedt;6° wie handelingen stelt of verrichtingen uitvoert zonder daartoe de toestemming te hebben verkregen van de speciaal commissaris als bedoeld in artikel 47, § 1, tweede lid, 1°, of die indruisen tegen een schorsingsbeslissing overeenkomstig artikel 47, § 1, tweede lid, 2°, of artikel 72, derde of vierde lid, of wie zich niet conformeert aan het verbod uitgesproken overeenkomstig artikel 54, eerste lid, artikel 58, tweede lid, of artikel 72, derde of vierde lid;7° wie, als commissaris, erkend revisor of onafhankelijk deskundige, rekeningen, jaarrekeningen, balansen en resultatenrekeningen of geconsolideerde jaarrekeningen van ondernemingen dan wel periodieke staten of inlichtingen certificeert, goedkeurt of bekrachtigt terwijl niet is voldaan aan de bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en daarvan kennis heeft, of niet heeft gedaan wat hij normaal had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen was voldaan;8° wie de onderzoeken en controles verhindert waartoe hij verplicht is in het land of in het buitenland dan wel weigert de gegevens te verstrekken waartoe hij verplicht is op grond van deze wet, of wie bewust onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt;9° elke bestuurder en zaakvoerder die zich niet houdt aan de bepalingen van artikel 40, eerste lid, en artikel 66, eerste lid. § 2. Elke overtreding van het verbod van artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, waarnaar wordt verwezen door artikel 17, § 2, van deze wet, wordt gestraft met een gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en met een geldboete van 1.000 euro tot 10.000 euro.
Art. 76.De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de misdrijven die door dit hoofdstuk worden bestraft.
Art. 77.De ondernemingen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de geldboetes waartoe hun bestuurders, zaakvoerders, directeuren of lasthebbers worden veroordeeld met toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk.
Art. 78.Ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van de overtreding van deze wet of één van de wetgevingen als bedoeld in artikel 19 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, waarnaar wordt verwezen door artikel 17, § 2, van deze wet, tegen bestuurders, directeuren, zaakvoerders, lasthebbers of erkende commissarissen van herverzekeringsondernemingen, en ieder opsporingsonderzoek ten gevolge van een overtreding van deze wet tegen iedere andere natuurlijke of rechtspersoon, moet ter kennis worden gebracht van de CBFA door de gerechtelijke of bestuursrechtelijke autoriteit waar dit aanhangig is gemaakt.
Iedere strafrechtelijke vordering op grond van in het eerste lid bedoelde misdrijven moet door het openbaar ministerie ter kennis worden gebracht van de CBFA.
Art. 79.De CBFA is gerechtigd om in elke stand van het geding tussen te komen voor de strafrechter bij wie een door deze wet bestraft misdrijf aanhangig is, zonder dat zij daarom het bestaan van enig nadeel hoeft aan te tonen.
De tussenkomst geschiedt volgens de regels die gelden voor de burgerlijke partij.
TITEL VII. - Bijzondere bepalingen over de finite herverzekering en de effectiseringsvehikels HOOFDSTUK I. - Finite herverzekering
Art. 80.De Koning kan, op advies van de CBFA, specifieke bepalingen vaststellen over de uitoefening van finite herverzekeringsactiviteiten die betrekking hebben op : 1° de verplichte voorwaarden die in alle afgesloten overeenkomsten moeten worden opgenomen;2° deugdelijke administratieve en boekhoudkundige procedures, adequate internecontrolemechanismen en de vereisten op het gebied van risicobeheer;3° de boekhoudkundige vereisten, de prudentiële vereisten en de statistische-informatievereisten;4° de vorming van technische voorzieningen om ervoor te zorgen dat deze adequaat, betrouwbaar en objectief zijn;5° de beleggingen in activa ter dekking van de technische voorzieningen om ervoor te zorgen dat daarin rekening wordt gehouden met de aard van de door de herverzekeringsonderneming verrichte activiteiten, met name de aard, het bedrag en de duur van de verwachte betalingen in verband met schadegevallen, om de toereikendheid, de liquiditeit, de veiligheid, het rendement en de congruentie van haar activa te waarborgen;6° de bepalingen inzake de aanwezigheid van een beschikbare solvabiliteitsmarge, de vereiste solvabiliteitsmarge en het minimumwaarborgfonds dat de herverzekeringsonderneming moet aanhouden met betrekking tot haar finite herverzekeringsactiviteiten. HOOFDSTUK II. - Effectiseringsvehikels
Art. 81.De Koning kan, op advies van de CBFA, vaststellen welke regels gelden met betrekking tot de vestiging van effectiseringsvehikels op het Belgisch grondgebied.
Hij stelt die vestiging afhankelijk van een voorafgaande vergunning van de betrokken effectiseringsvehikels, bepaalt Hij de modaliteiten voor die vergunning en legt Hij de voorwaarden vast waaronder de in België gevestigde effectiseringsvehikels hun activiteiten mogen verrichten. De Koning kan inzonderheid bepalingen vaststellen met betrekking tot : 1° de reikwijdte van de vergunning;2° de verplichte voorwaarden die in alle afgesloten overeenkomsten moeten voorkomen;3° de goede reputatie en de adequate beroepskwalificaties van personen die het effectiseringsvehikel leiden;4° de betrouwbaarheids- en deskundigheidsvereisten voor de aandeelhouders of vennoten die een gekwalificeerde deelneming bezitten in het effectiseringsvehikel;5° deugdelijke administratieve en boekhoudkundige procedures, adequate internecontrolemechanismen en de vereisten op het gebied van risicobeheer;6° de boekhoudkundige vereisten, de prudentiële vereisten en de statistische-informatievereisten;7° de bepalingen inzake solvabiliteitsvereisten van effectiseringsvehikels. TITEL VIII. - Bijzondere bepalingen inzake het aanvullende toezicht op Belgische herverzekeringsondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 82.Voor de toepassing van deze Titel en de ter uitvoering ervan genomen besluiten wordt verstaan onder : 1° « verzekeringsonderneming » : een onderneming als gedefinieerd in artikel 91bis, 1°, van de wet van9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;2° « verzekeringsonderneming uit een derde land » : een onderneming als gedefinieerd in artikel 91bis, 2°, van diezelfde wet;3° « herverzekeringsonderneming » : een onderneming met maatschappelijke zetel in de Europese Economische Ruimte, die, overeenkomstig de wetgeving van haar lidstaat van herkomst, een vergunning heeft gekregen voor de uitoefening van herverzekeringsactiviteiten;4° « herverzekeringsonderneming uit een derde land » : een onderneming met maatschappelijke zetel buiten de Europese Economische Ruimte die, indien zij haar maatschappelijke zetel in de Europese Economische Ruimte had, een vergunning zou dienen te verkrijgen voor de uitoefening van herverzekeringsactiviteiten;5° « moederonderneming » : een onderneming die voldoet aan de voorwaarden van moedervennootschap als gedefinieerd in artikel 6 van het Wetboek van Vennootschappen, alsook iedere onderneming die, naar de mening van de CBFA, feitelijk een overheersende invloed uitoefent op een andere onderneming;6° « dochteronderneming » : een onderneming die voldoet aan de voorwaarden van dochtervennootschap als gedefinieerd in artikel 6 van het Wetboek van Vennootschappen, alsook iedere onderneming waarop een moederonderneming, naar de mening van de CBFA, feitelijk een overheersende invloed uitoefent.Alle dochterondernemingen van een dochteronderneming worden eveneens geacht dochterondernemingen te zijn van de moederonderneming die aan het hoofd staat van deze ondernemingen; 7° « deelneming » : de rechtstreekse of onrechtstreekse eigendom van maatschappelijke rechten in andere ondernemingen die ertoe strekken door het scheppen van een duurzame en specifieke band met die ondernemingen, de onderneming in staat te stellen een invloed uit te oefenen op de oriëntatie van het beleid van deze ondernemingen, dan wel de rechtstreekse of onrechtstreekse eigendom van 20 % of meer van de stemrechten of van het kapitaal van andere ondernemingen te verwerven;8° « deelnemende onderneming » : een onderneming die een moederonderneming is of een andere onderneming die een deelneming bezit, en elke onderneming waarmee een consortium wordt gevormd als gedefinieerd in artikel 10 van het Wetboek van Vennootschappen;9° « verbonden onderneming » : een dochteronderneming en elke andere onderneming waarin een deelneming bestaat, alsook elke onderneming waarmee een consortium wordt gevormd als gedefinieerd in artikel 10 van het Wetboek van Vennootschappen;10° « verzekeringsholding » : een moeder-onderneming waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het verkrijgen en houden van deelnemingen in dochterondernemingen die uitsluitend of hoofdzakelijk verzekerings- of herverzekeringsondernemingen dan wel verzekerings- of herverzekeringsondernemingen uit derde landen zijn en waarvan ten minste één dochteronderneming een verzekerings- of herverzekerings-onderneming is, en die geen gemengde financiële holding is in de zin van artikel 98, § 1, 5°;11° « gemengde verzekeringsholding » : een moederonderneming die geen verzekeringsonderneming, verzekeringsonderneming uit een derde land, herverzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming uit een derde land, verzekeringsholding of gemengde financiële holding is, en waarvan ten minste één dochteronderneming een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is;12° « bevoegde autoriteiten » : de nationale autoriteiten die, krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, gerechtigd zijn om toezicht uit te oefenen op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;13° « Richtlijn 98/78/EG » : Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep.
Art. 83.§ 1. De CBFA oefent aanvullend toezicht uit op de herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht : 1° die deelnemende ondernemingen zijn van minstens één verzekerings- of herverzekeringsonderneming of van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land, op de wijze zoals bepaald in de hoofdstukken II, III en IV van deze titel;2° waarvan de moederonderneming een verzekeringsholding of een verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land is, op de wijze zoals bepaald in de hoofdstukken II, III en V van deze titel;3° waarvan de moederonderneming een gemengde verzekeringsholding is, op de wijze zoals bepaald in de hoofdstukken II en III van deze titel. § 2. De uitoefening van dit aanvullende toezicht betekent geenszins dat de CBFA individueel toezicht uitoefent op de andere, in het aanvullende toezicht opgenomen ondernemingen dan die bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet. § 3. Het aanvullende toezicht wordt uitgeoefend met inachtneming van de in de hoofdstukken II, III, IV en V van deze titel bedoelde bepalingen, voor zover die betrekking hebben op : 1° de ondernemingen verbonden met de Belgische herverzekeringsonderneming;2° de deelnemende ondernemingen in de Belgische herverzekeringsonderneming;3° de ondernemingen verbonden met een deelnemende onderneming in de Belgische herverzekeringsonderneming. § 4. Wanneer in het land van herkomst van een onderneming met maatschappelijke zetel buiten de Europese Economische Ruimte juridische belemmeringen bestaan voor de overdracht van de nodige informatie, is het mogelijk om geen rekening te houden met deze onderneming bij het aanvullende toezicht. De Koning stelt evenwel de regels vast op grond waarvan een dergelijke onderneming in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van de hoofdstukken V en VI van deze titel. § 5. De CBFA kan geval per geval beslissen om een onderneming buiten het aanvullende toezicht te houden wanneer : 1° de bij het toezicht te betrekken onderneming slechts van te verwaarlozen betekenis is in het licht van de doelstellingen van het aanvullende toezicht;2° het in aanmerking nemen van de financiële positie van de onderneming ondoeltreffend of misleidend zou zijn in het licht van de doelstellingen van het aanvullende toezicht. HOOFDSTUK II. - Toegang tot informatie
Art. 84.De CBFA ziet erop toe dat iedere herverzekeringsonderneming die aan aanvullend toezicht is onderworpen, over adequate risicobeheer- en internecontroleprocedures beschikt, met inbegrip van passende rapporterings- en jaarrekeningsystemen, om de gegevens en inlichtingen te kunnen verschaffen die relevant zijn voor de uitoefening van dat aanvullende toezicht. Deze procedures en systemen moeten een correcte identificatie, meting en follow-up van de in artikel 88 bedoelde verrichtingen waarborgen.
Art. 85.De aan aanvullend toezicht onderworpen ondernemingen naar Belgisch recht zijn verplicht met de met hen verbonden ondernemingen of met hun deelnemende ondernemingen alle informatie uit te wisselen die relevant is voor de uitoefening van het aanvullende toezicht, zonder dat zij privaatrechtelijke bepalingen kunnen tegenwerpen.
Art. 86.§ 1. Een Belgische herverzekeringsonderneming die zich in één van de gevallen bevindt als bedoeld in artikel 83, § 1, is verplicht om de CBFA, binnen de door haar vastgestelde termijn en op eenvoudig verzoek, alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die relevant zijn voor de uitoefening van het aanvullende toezicht op die onderneming.
Wanneer die herverzekeringsonderneming de gevraagde informatie niet binnen de in het eerste lid vastgestelde termijn meedeelt, kan de CBFA de mededeling ervan vragen aan : 1° de ondernemingen verbonden met de Belgische herverzekeringsonderneming;2° de deelnemende ondernemingen in de Belgische herverzekeringsonderneming;3° de ondernemingen verbonden met een deelnemende onderneming in de Belgische herverzekeringsonderneming. § 2. De ondernemingen naar Belgisch recht verstrekken de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat de gegevens en inlichtingen die deze relevant acht voor de uitoefening van het aanvullende toezicht zoals bepaald in Richtlijn 98/78/EG, nadat deze de informatie eerst zelf aan de betrokken herverzekeringsonderneming heeft gevraagd, maar niet heeft verkregen.
Art. 87.§ 1. De CBFA kan de naleving van de in dit hoofdstuk bepaalde verplichtingen alsook de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen ofwel zelf, ofwel via personen die zij daartoe aanwijst, ter plaatse toetsen bij de volgende ondernemingen naar Belgisch recht : 1° de herverzekeringsonderneming zelf;2° de dochterondernemingen van deze herverzekeringsonderneming;3° de moederondernemingen van deze herverzekeringsonderneming;4° de dochterondernemingen van een moederonderneming van deze herverzekeringsonderneming. § 2. Indien de CBFA in bepaalde gevallen informatie wenst te toetsen over een in een andere lidstaat gelegen onderneming die een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een dochteronderneming, een moederonderneming of een dochteronderneming van een moederonderneming van een Belgische herverzekeringsonderneming is, verzoekt zij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat om deze toetsing uit te voeren of om haar toestemming te verlenen om deze toetsing zelf uit te voeren of door een deskundige te laten uitvoeren.
Indien de CBFA de toetsing niet zelf uitvoert, kan zij daaraan toch deelnemen, zo zij dit noodzakelijk acht.
Wanneer de bedoelde ondernemingen hun zetel buiten de Europese Economische Ruimte hebben, worden de modaliteiten van de toetsing ter plaatse geregeld in samenwerkingsovereenkomsten tussen de CBFA en de betrokken bevoegde buitenlandse autoriteit. § 3. Indien bevoegde buitenlandse autoriteiten in het kader van het aanvullende toezicht op herverzekeringsondernemingen daarom verzoeken overeenkomstig Richtlijn 98/78/EG, toetst de CBFA ter plaatse de informatie over een in België gevestigde onderneming die een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een dochteronderneming, een moederonderneming of een dochteronderneming van een moederonderneming van de herverzekeringsonderneming is, of geeft zij die autoriteiten toestemming om die toetsing zelf uit te voeren of door een deskundige te laten uitvoeren. HOOFDSTUK III. - Verrichtingen binnen een groep
Art. 88.De CBFA oefent een algemeen toezicht uit op verrichtingen tussen : a) een Belgische herverzekeringsonderneming en : - een onderneming verbonden met de herverzekeringsonderneming; - een deelnemende onderneming in de herverzekeringsonderneming; - een onderneming verbonden met een deelnemende onderneming in de herverzekeringsonderneming; b) een Belgische herverzekeringsonderneming en een natuurlijke persoon die een deelneming bezit in : - de herverzekeringsonderneming of een onderneming verbonden met de herverzekeringsonderneming; - een deelnemende onderneming in de herverzekeringsonderneming; - een onderneming verbonden met een deelnemende onderneming in de herverzekeringsonderneming.
Verrichtingen binnen een groep hebben onder meer betrekking op : 1° leningen en kredieten;2° borgstellingen, waarborgen en buitenbalansverrichtingen;3° vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge;4° beleggingen;5° herverzekerings- en retrocessieverrichtingen;6° overeenkomsten met betrekking tot de kostentoerekening. De Belgische herverzekeringsondernemingen stellen passende risicobeheer- en internecontrolemechanismen in, met inbegrip van deugdelijke verslaggevings- en boekhoudkundige procedures, met het oog op de passende identificatie, meting, bewaking en controle door de CBFA van de in de vorige leden genoemde verrichtingen. Bovendien rapporteren zij aan de CBFA, volgens de door haar bepaalde frequentie en minstens eenmaal per jaar, alle significante verrichtingen binnen de groep.
Wanneer uit de verstrekte informatie blijkt dat een verrichting de solvabiliteit van een Belgische herverzekeringsonderneming ondermijnt of dreigt te ondermijnen, kan de CBFA ten aanzien van die herverzekeringsonderneming de in de artikelen 47 en 48 van de wet voorziene maatregelen nemen of eisen dat de modaliteiten van de verrichting worden gewijzigd of zich tegen de realisatie ervan verzetten. HOOFDSTUK IV. - Aangepaste solvabiliteit voor de Belgische herverzekeringsondernemingen als bedoeld in artikel 83, § 1, 1°
Art. 89.§ 1. De deelnemende Belgische herverzekeringsondernemingen als bedoeld in artikel 83, § 1, 1°, moeten op geaggregeerde basis een voldoende aangepaste solvabiliteitsmarge samenstellen met betrekking tot het geheel van hun activiteiten en van de activiteiten van de met hen verbonden ondernemingen.
Zij kunnen ervan afzien een aangepaste solvabiliteitsmarge te berekenen wanneer zij verbonden ondernemingen zijn van een andere deelnemende Belgische verzekerings- of herverzekeringsonderneming en in aanmerking worden genomen voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van die verzekerings- of herverzekeringsonderneming.
De bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van de bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge betrokken verzekerings- of herverzekeringsondernemingen moeten evenwel, tot voldoening van de CBFA, adequaat over voornoemde ondernemingen verdeeld zijn.
Wanneer een deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming een verbonden onderneming is van een andere verzekerings- of herverzekeringsonderneming of van een verzekeringsholding, met maatschappelijke zetel in een andere lidstaat, kan de CBFA de Belgische herverzekeringsonderneming vrijstellen van de verplichting om een aangepaste solvabiliteit te berekenen indien de CBFA en de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat overeenkomen dat deze laatste instaat voor het aanvullende toezicht. § 2. De Koning bepaalt de berekeningswijze van de vereiste aangepaste solvabiliteitsmarge in verhouding tot de verbintenissen van de deelnemende Belgische onderneming en die van de met haar verbonden ondernemingen, alsook de bestanddelen die in aanmerking worden genomen. § 3. Kredietinstellingen en financiële instellingen in de zin van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en financiële instellingen in de zin van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in de zin van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, worden onder de voorwaarden en volgens de nadere regels die hierna worden vermeld, opgenomen in het aanvullende toezicht op de herverzekeringsondernemingen voor de berekening van de aangepaste solvabiliteit : a) indien de moederonderneming of de onderneming die de deelneming houdt, een verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een verzekeringsholding is die aan het hoofd staat van een financiëledienstengroep die, overeenkomstig de bepalingen van titel IX, aan aanvullend toezicht is onderworpen, worden bedoelde ondernemingen buiten het aanvullende toezicht gelaten voor de berekening van de aangepaste solvabiliteit;b) indien de moederonderneming of de onderneming die de deelneming houdt, niet aan het hoofd staat van een financiëledienstengroep in de zin van artikel 98, § 1, 2°, worden bedoelde ondernemingen in het aanvullende toezicht opgenomen voor de berekening van de aangepaste solvabiliteit;de CBFA kan één van de berekeningsmethodes waarin titel IX voorziet voor financiëledienstengroepen, dan wel de aftrek van de deelnemingen in die instellingen of vennootschappen toestaan of opleggen. § 4. De deelnemende Belgische herverzekeringsondernemingen berekenen de aangepaste solvabiliteitsmarge en maken die aan de CBFA over binnen dezelfde termijnen en volgens dezelfde frequentie als bij de berekening van de solvabiliteitsmarge van de herverzekeringsondernemingen.
Zij passen deze berekening voor de eerste maal toe bij de opstelling van de jaarrekening voor het boekjaar dat op 1 januari 2008 of gedurende dat kalenderjaar begint.
Art. 90.§ 1. Met het oog op de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge gelden de in dit artikel vastgestelde regels bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening van een deelnemende Belgische herverzekeringsonderneming. § 2. De vrijstelling van subconsolidatie als bepaald in artikel 113 van het Wetboek van Vennootschappen is, naast de in dat artikel bedoelde voorwaarden, onderworpen aan de voorwaarde dat de moederonderneming van de vrijgestelde herverzekeringsonderneming een verzekerings- of herverzekeringsonderneming naar Belgisch recht is. § 3. Zo zij dit nodig acht voor de uitoefening van het aanvullende toezicht, kan de CBFA eisen dat : a) een onderneming die geen dochteronderneming is, maar waarin een deelneming wordt gehouden of waarmee een andere vorm van kapitaalband bestaat, eveneens in de geconsolideerde positie wordt opgenomen of volgens de vermogensmutatiemethode wordt verwerkt;b) een onderneming waarin een invloed van betekenis op de oriëntatie van het beleid wordt uitgeoefend, buiten elke deelneming of elke andere vorm van kapitaalband, naar evenredigheid in de geconsolideerde positie wordt opgenomen of volgens de vermogensmutatiemethode wordt verwerkt. Voor de toepassing van het eerste lid houdt de CBFA bij haar beoordeling rekening met het risico dat voor de consoliderende onderneming voortvloeit uit haar relatie met de betrokken onderneming en in het bijzonder met de aansprakelijkheid die de consoliderende onderneming draagt ingevolge haar deelneming, haar kapitaalband of de invloed van betekenis die zij uitoefent. § 4. De niet-opneming van een dochteronderneming in de geconsolideerde positie is, in de gevallen als bedoeld in de artikelen 107, 108 en 109 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen, onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de CBFA. Voor de toepassing van artikel 107, eerste lid, 1°, van voornoemd koninklijk besluit van 30 januari 2001, worden één of meer ondernemingen geacht van verwaarloosbare betekenis te zijn indien hun balanstotaal of hun gezamenlijk balanstotaal kleiner is dan 10 miljoen euro en minder dan 1 % van het balanstotaal van de consoliderende onderneming vertegenwoordigt.
Wanneer een kredietinstelling een dochteronderneming is van een herverzekeringsonderneming en zelf de moederonderneming is van een herverzekeringsonderneming, wordt zij in de geconsolideerde positie opgenomen.
Art. 91.Onverminderd de toepassing van andere maatregelen voorzien in de artikelen 47 en 48, kan de CBFA met het oog op het herstel van de financiële positie op geaggregeerde basis van een deelnemende herverzekeringsonderneming waarvan de aangepaste solvabiliteitsmarge het in artikel 89, §§ 1 en 2, voorgeschreven peil niet meer bereikt, eisen dat de onderneming haar binnen de door haar vastgestelde termijn een herstelplan voorlegt.
Art. 92.Met het oog op de uitoefening van het in dit hoofdstuk bedoelde aanvullende toezicht is (zijn) de revisor(en) die is (zijn) aangesteld voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig artikel 146 van het Wetboek van Vennootschappen, de door de consoliderende onderneming krachtens artikel 40 aangestelde erkend(e) commissaris(sen). HOOFDSTUK V. - Methode van aanvullend toezicht op de Belgische herverzekeringsondernemingen als bedoeld in artikel 83, § 1, 2°
Art. 93.§ 1. Een Belgische herverzekeringsonderneming die zich in het in artikel 83, § 1, 2°, bedoelde geval bevindt, wordt onderworpen aan de methode van aanvullend toezicht waarvan de modaliteiten worden vastgesteld door de Koning.
In geval van opeenvolgende deelnemingen wordt de methode van aanvullend toezicht slechts toegepast ten aanzien van de uiteindelijke moederonderneming naar Belgisch recht van de Belgische herverzekeringsonderneming. § 2. Een Belgische herverzekeringsonderneming wordt niet onderworpen aan de methode van aanvullend toezicht indien zij zich in één van de volgende gevallen bevindt : 1° de Belgische herverzekeringsonderneming is een onderneming verbonden met een andere Belgische verzekerings- of herverzekerings-onderneming en wordt in aanmerking genomen bij de overeenkomstig dit hoofdstuk op die andere onderneming toegepaste methode van aanvullend toezicht;2° de Belgische herverzekeringsonderneming heeft samen met één of meer andere Belgische verzekerings- of herverzekeringsondernemingen dezelfde verzekeringsholding of dezelfde verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land als moederonderneming en wordt in aanmerking genomen bij de overeenkomstig dit hoofdstuk op één van die andere Belgische ondernemingen toegepaste methode van aanvullend toezicht;3° de Belgische herverzekeringsonderneming heeft samen met één of meer andere verzekerings- of herverzekerings-ondernemingen waaraan in een andere lidstaat een toelating of vergunning is verleend, dezelfde verzekeringsholding of dezelfde verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land als moederonderneming, en er is overeenkomstig artikel 96 een overeenkomst gesloten waarbij de uitoefening van het in dit hoofdstuk bedoelde aanvullende toezicht wordt toegewezen aan de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat. In het geval van opeenvolgende deelnemingen kan de CBFA toestaan dat de Belgische herverzekeringsonderneming enkel aan de methode van aanvullend toezicht wordt onderworpen op het niveau van de uiteindelijke moederonderneming van deze Belgische herverzekeringsonderneming, die een verzekeringsholding of een verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land is, waarop de CBFA aanvullend toezicht uitoefent. § 3. De verbonden Belgische herverzekeringsondernemingen passen de methode van aanvullend toezicht binnen dezelfde termijnen en volgens dezelfde frequentie toe als bij de berekening van de solvabiliteitsmarge van de herverzekeringsondernemingen.
Zij passen deze methode voor de eerste maal toe bij de opstelling van de jaarrekening voor het boekjaar dat op 1 januari 2008 of gedurende dat kalenderjaar begint.
Art. 94.Indien de CBFA op grond van de methode van aanvullend toezicht van mening is dat de solvabiliteit van een Belgische herverzekeringsonderneming wordt ondermijnd of dreigt te worden ondermijnd, kan zij ten aanzien van die herverzekeringsonderneming de maatregelen nemen die zijn bepaald in de artikelen 24, § 4, 47 en 48 van de wet.
Art. 95.Met het oog op de uitoefening van het in dit hoofdstuk bedoelde aanvullende toezicht, is (zijn) de bedrijfsrevisor(en) die is (zijn) aangesteld voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig artikel 146 van het Wetboek van Vennootschappen, (een) door de CBFA erkend(e) commissaris(sen).
Wanneer een Belgische herverzekeringsonderneming een buiten België gelegen verzekeringsholding of een verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land als moederonderneming heeft en het in dit hoofdstuk bedoelde aanvullende toezicht wordt uitgeoefend door de CBFA, worden de controle- en toetsingsopdrachten op overeenkomstige wijze uitgeoefend door de erkend(e) commissaris(sen) die bij de Belgische herverzekeringsonderneming is (zijn) aangesteld. HOOFDSTUK VI. - Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten
Art. 96.Indien herverzekeringsondernemingen die in verschillende lidstaten zijn gevestigd, dezelfde verzekeringsholding, dezelfde verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land of dezelfde gemengde verzekeringsholding als moederonderneming hebben, kan de CBFA een overeenkomst sluiten met de bevoegde autoriteiten van die lidstaten voor een zo efficiënt mogelijke afbakening van de respectieve verantwoordelijkheden op het vlak van het aanvullende toezicht op de herverzekeringsondernemingen.
Art. 97.Indien herverzekeringsondernemingen die in verschillende lidstaten zijn gevestigd, rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn of een gemeenschappelijke deelnemende onderneming hebben, verstrekt de CBFA de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat die erom verzoekt, alle dienstige informatie die de uitoefening van het aanvullende toezicht mogelijk maakt of kan vergemakkelijken en deelt zij uit eigen beweging alle informatie mee die haar essentieel lijkt voor de andere bevoegde autoriteiten.
Indien een Belgische herverzekeringsonderneming en hetzij een kredietinstelling, hetzij een beursvennootschap of een buitenlandse beleggingsonderneming, hetzij beide, rechtstreeks of onrechtstreeks verbonden zijn dan wel een gemeenschappelijke deelnemende onderneming hebben, werkt de CBFA nauw samen met de autoriteiten die van overheidswege belast zijn met het toezicht op die andere ondernemingen. Onverminderd hun respectieve bevoegdheden verstrekken de CBFA en deze autoriteiten elkaar alle informatie die de vervulling van hun taak kan vergemakkelijken, in het bijzonder in het kader van het aanvullende toezicht.
De CBFA werkt nauw samen met de autoriteiten die in België belast zijn met het toezicht op de wetgeving inzake arbeidsongevallen. Deze autoriteiten delen de CBFA alle informatie mee die de vervulling van haar taak in het kader van het aanvullende toezicht kan vergemakkelijken.
De in dit artikel bedoelde informatie-uitwisseling kan op basis van het wederkerigheidsbeginsel worden uitgebreid tot de autoriteiten van een staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte.
De CBFA kan, met het oog op de toepassing van de bepalingen van dit artikel, samenwerkingsovereenkomsten sluiten met die overheden.
TITEL IX. - Bijzondere bepalingen inzake het aanvullende toezicht op Belgische herverzekeringsondernemingen in een financiële dienstengroep
Art. 98.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : 1° « groep » : een geheel van ondernemingen dat gevormd wordt door een moederonderneming, haar dochterondernemingen, de ondernemingen waarin de moederonderneming of haar dochterondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhouden, alsook de ondernemingen waarmee een consortium wordt gevormd en de ondernemingen die door deze laatste ondernemingen worden gecontroleerd of waarin deze laatste ondernemingen een deelneming aanhouden;2° « financiëledienstengroep » : een groep die voldoet aan de volgende voorwaarden : a) er is in de groep minstens één gereglementeerde onderneming, hetzij aan het hoofd van de groep, hetzij als een dochteronderneming, die een verzekeringsonderneming is, een herverzekeringsonderneming, een kredietinstelling of een beleggingsonderneming;b) is de onderneming aan het hoofd van de groep een gereglementeerde onderneming, dan is deze hetzij de moederonderneming van een onderneming behorend tot de financiële sector, hetzij een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhoudt in een onderneming behorend tot de financiële sector, dan wel een onderneming die een consortium vormt met een onderneming behorend tot de financiële sector;c) is de onderneming aan het hoofd van de groep geen gereglementeerde onderneming, dan vinden de activiteiten van de groep in hoofdzaak plaats in de financiële sector;de Koning bepaalt wat moet worden verstaan onder het begrip « in hoofdzaak »; d) de groep is bedrijvig in de verzekeringssector én in de banksector en/of de beleggingsdienstensector;e) de activiteiten van de groep in de verzekeringssector en de activiteiten van de groep in de banksector en de beleggingsdienstensector zijn significant;de Koning bepaalt wat moet worden verstaan onder het begrip « significant »; 3° « gereglementeerde onderneming » : een rechtspersoon die hetzij een herverzekeringsonderneming is als gedefinieerd in artikel 82, 3° en 4°, van deze wet, hetzij een verzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 91bis, 1° en 2°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, hetzij een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, hetzij een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 44 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als gedefinieerd in artikel 138 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, en elke andere onderneming opgericht naar buitenlands recht die, indien ze haar maatschappelijke zetel in België zou hebben, een vergunning zou dienen te verkrijgen voor de uitoefening van het bedrijf van beleggingsonderneming of beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging;4° « financiële sector » : een sector die bestaat uit een of meer van de volgende ondernemingen : a) een gereglementeerde onderneming die een kredietinstelling is, een financiële instelling in de zin van artikel 3, § 1, 5°, van de wet van 22 maart 1993, een onderneming die nevendiensten van het bankbedrijf verricht in de zin van artikel 32, § 4, 5°, van diezelfde wet;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die « de banksector » wordt genoemd; b) een gereglementeerde onderneming die een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is, een verzekeringsholding in de zin van artikel 82, 10°, van deze wet;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die « de verzekeringssector » wordt genoemd; c) een gereglementeerde onderneming die een beleggingsonderneming is, een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 46, 2°, van de wet van 6 april 1995, een financiële instelling in de zin van artikel 46, 7°, van diezelfde wet;deze ondernemingen behoren tot eenzelfde financiële sector, die « de beleggingsdienstensector » wordt genoemd; d) een gemengde financiële holding;5° « gemengde financiële holding » : een moederonderneming die geen gereglementeerde onderneming is en die aan het hoofd van een financiëledienstengroep staat;6° « moederonderneming », « dochteronderneming », « controle », « consortium », « deelneming » : de begrippen in de zin van de omschrijving die ervan wordt gegeven in artikel 82 van deze wet, hoofdstuk VIIbis van de wet van 9 juli 1975, artikel 49 van de wet van 22 maart 1993 of artikel 95 van de wet van 6 april 1995. § 2. Herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een financiëledienstengroep met aan het hoofd een gereglementeerde onderneming zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf.
Wanneer een gereglementeerde onderneming naar Belgisch recht aan het hoofd staat van een financiëledienstengroep wordt het aanvullende groepstoezicht uitgeoefend door de CBFA. Het aanvullende toezicht slaat op de financiële positie van de financiëledienstengroep in het algemeen en op de solvabiliteit van de groep in het bijzonder, op de risicoconcentratie, op de intragroepverrichtingen, alsook op de internecontrole- en risicobeheerprocedures voor het geheel van de groep.
De Koning bepaalt de normen die in uitvoering van het tweede en derde lid van toepassing zijn.
Alle ondernemingen van de financiëledienstengroep die behoren tot de financiële sector worden in het aanvullende groepstoezicht opgenomen, volgens de nadere regels die de Koning bepaalt.
De Koning kan het aanvullende groepstoezicht uitbreiden tot andere domeinen en tot groepsondernemingen buiten de financiële sector, overeenkomstig de Europese regelgeving.
De CBFA kan voorschrijven dat de in het aanvullende groepstoezicht opgenomen gereglementeerde en niet-gereglementeerde ondernemingen haar alle inlichtingen dienen te verstrekken die nuttig zijn voor haar aanvullend groepstoezicht. Voor dit toezicht kan de CBFA ter plaatse in alle in het aanvullende groepstoezicht opgenomen ondernemingen de inlichtingen toetsen die zij heeft ontvangen, of, op kosten van de betrokken gereglementeerde onderneming, erkende revisoren, of in voorkomend geval door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee belasten. De CBFA verricht deze toetsing of laat die verrichten bij een onderneming die in een andere lidstaat is gevestigd, nadat zij de bevoegde toezichthoudende autoriteit van die andere staat hiervan in kennis heeft gesteld en voor zover deze laatste die toetsing niet zelf verricht of toestaat dat een revisor of deskundige deze verricht. Indien de CBFA de toetsing niet zelf verricht, kan zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit wenselijk acht.
Het aanvullende groepstoezicht betekent niet dat de CBFA individueel toezicht uitoefent op elke in dit toezicht opgenomen onderneming. Het aanvullende groepstoezicht doet evenmin afbreuk aan het toezicht op vennootschappelijke basis en het aanvullende toezicht die overeenkomstig de andere bepalingen van deze wet worden uitgeoefend.
De Koning kan bepalen onder welke voorwaarden Belgische ondernemingen die deel uitmaken van een financiëledienstengroep en opgenomen zijn in het aanvullende groepstoezicht dat wordt uitgeoefend door een buitenlandse toezichthoudende autoriteit, verplicht kunnen worden bepaalde inlichtingen te verstrekken aan die toezichthoudende autoriteit voor de uitoefening van diens aanvullend groepstoezicht, en waarbij deze autoriteit zelf of via door haar gemachtigde revisoren of deskundigen de verstrekte inlichtingen ter plaatse kan toetsen. § 3. Herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht die deel uitmaken van een financiëledienstengroep met aan het hoofd een gemengde financiële holding, zijn onderworpen aan een aanvullend groepstoezicht.
Het aanvullende groepstoezicht wordt uitgeoefend met overeenkomstige toepassing van de bepalingen van § 2. Het aanvullende toezicht omvat in dit geval ook het toezicht, uit het oogpunt van een gezond en voorzichtig beleid, op de aandeelhoudersstructuur van de gemengde financiële holding en op het passende karakter van de effectieve leiding van de gemengde financiële holding.
De Koning kan de regels van het aanvullende groepstoezicht nader bepalen en aanvullen, en onder andere de andere bepalingen van deze wet aanwijzen die van toepassing zijn op gemengde financiële holdings. § 4. De Koning bepaalt de regels voor het aanvullende groepstoezicht overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2002/87/EG van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad. § 5. In bijzondere gevallen kan de CBFA, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel, met redenen omklede afwijkingen toestaan van de krachtens dit artikel genomen besluiten en reglementen, voor zover dergelijke afwijkingen gelden voor alle gereglementeerde ondernemingen die zich in gelijkwaardige omstandigheden bevinden. Gebruik van deze bevoegdheid mag niet indruisen tegen de bepalingen van Europees recht.
TITEL X. - Wijzigingsbepalingen HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen
Art. 99.Artikel 2, § 6, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 mei 1997, het koninklijk besluit van 14 maart 2001, het koninklijk besluit van 25 maart 2003, de wet van 19 november 2004 en de wet van 6 december 2004, wordt aangevuld met een punt 21°, luidende : « 21° « herverzekeringsonderneming » : een onderneming als gedefinieerd in artikel 4, 1°, van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf; ».
Art. 100.Artikel 6bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juni 2005, wordt vervangen als volgt : «
Art. 6bis.Wanneer de toelatingsaanvraag uitgaat van een verzekeringsonderneming die hetzij de dochteronderneming is van een andere verzekeringsonderneming, van een herverzekeringsonderneming, een kredietinstelling, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met toelating of vergunning in een andere lidstaat, hetzij de dochteronderneming van de moederonderneming van een andere verzekeringsonderneming, van een herverzekeringsonderneming, een kredietinstelling, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met toelating of vergunning in een andere lidstaat, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een andere verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een kredietinstelling, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met toelating of vergunning in een andere lidstaat, raadpleegt de CBFA, vooraleer een beslissing te nemen, de nationale toezichthoudende autoriteiten die in deze andere lid-staten bevoegd zijn voor het toezicht op de erzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, waaraan zij krachtens hun recht een toelating of vergunning hebben verleend. ».
Art. 101.Artikel 14bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, wordt vervangen als volgt : « § 1. De verzekeringsonderneming beschikt over een voor haar activiteiten of voorgenomen activiteiten passende beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie, controle- en beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de elektronische informatieverwerking, en interne controle. Zij houdt daarbij rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van deze activiteiten en de eraan verbonden risico's. § 2. De verzekeringsonderneming beschikt over een passende beleidsstructuur, waaronder inzonderheid dient te worden verstaan : - een coherente en transparante organisatiestructuur, met inbegrip van een passende functiescheiding; - een duidelijk omschreven, transparant en samenhangend geheel van verantwoordelijkheidstoewijzingen; en - passende procedures voor de identificatie, de meting, het beheer en de opvolging van en de interne verslaggeving over de belangrijke risico's die de verzekeringsonderneming loopt ingevolge haar activiteiten of voorgenomen activiteiten. § 3. De verzekeringsonderneming organiseert een passende interne controle waarvan de werking minstens eenmaal per jaar wordt beoordeeld. Voor haar administratieve en boekhoudkundige organisatie organiseert zij een systeem van interne controle dat een redelijke mate van zekerheid verschaft over de betrouwbaarheid van het financiëleverslaggevingsproces, zodat de jaarrekening in overeenstemming is met de geldende boekhoudreglementering.
De verzekeringsonderneming neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke interneauditfunctie.
De verzekeringsonderneming werkt een passend integriteitsbeleid uit dat geregeld wordt geactualiseerd. Zij neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke compliancefunctie, om de naleving door de onderneming, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden te verzekeren van de rechtsregels in verband met de integriteit van haar bedrijf.
De verzekeringsonderneming beschikt over een passende onafhankelijke risicobeheerfunctie. § 4. De CBFA kan, onverminderd het bepaalde bij §§ 1, 2 en 3, nader bepalen wat moet worden verstaan onder een passende beleidsstructuur, een passende interne controle, een passende onafhankelijke interneauditfunctie, een passende onafhankelijke compliancefunctie en een passende risicobeheerfunctie. § 5. Onverminderd de bevoegdheden van het wettelijk bestuursorgaan inzake vaststelling van het algemeen beleid als bepaald bij het Wetboek van Vennootschappen, nemen de personen belast met de effectieve leiding van de verzekeringsonderneming, in voorkomend geval het directiecomité, onder toezicht van het wettelijk bestuursorgaan de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij §§ 1, 2 en 3.
Het wettelijk bestuursorgaan van de verzekeringsonderneming controleert minstens eenmaal per jaar, in voorkomend geval via het auditcomité, of de onderneming beantwoordt aan het bepaalde bij §§ 1, 2 en 3 en het eerste lid van deze paragraaf, en neemt kennis van de genomen passende maatregelen.
De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten minstens eenmaal per jaar het wettelijk bestuursorgaan, de CBFA en de erkend commissaris in over de naleving van het bepaalde bij het eerste lid van deze paragraaf en over de genomen passende maatregelen.
De informatieverstrekking aan de CBFA en de erkend commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die de CBFA bepaalt. § 6. De erkend commissaris brengt via het auditcomité verslag uit bij het wettelijk bestuursorgaan over belangrijke zaken die bij de uitoefening van zijn wettelijke controle van de jaarrekening aan het licht zijn gekomen, en meer bepaald over ernstige tekortkomingen in de interne controle met betrekking tot de financiële verslaggeving. »
Art. 102.In artikel 15bis van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 mei 2004, wordt § 1, 2°, vervangen als volgt : « 2° de (wettelijke en vrije) reserves die niet tegenover verplichtingen staan of die niet zijn geklasseerd als voorzieningen voor egalisatie en catastrofen; ».
Art. 103.In artikel 17bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, worden de woorden « §§ 1 en 2 » vervangen door de woorden « § 5 ».
Art. 104.In artikel 20 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, genummerd en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 en het koninklijk besluit van 25 maart 2003, vervalt.2° in § 2, vervangen bij het koninklijk besluit van12 augustus 1994 en waarvan de bestaande tekst artikel 20 zal vormen, worden in het eerste lid de woorden « voorstellen en polissen en in het algemeen ieder document dat » vervangen door de woorden « documenten die bestemd zijn voor de verzekeringnemer, de verzekerde, de begunstigde, de benadeelde en de derden betrokken bij de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst en in het algemeen ieder documenten dat ».
Art. 105.In artikel 22 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991 en de wet van 19 januari 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, vervallen de woorden « van jaarrekening en »;2° in § 3 wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De Belgische ondernemingen en de in België gevestigde buitenlandse ondernemingen leggen periodiek aan de CBFA een gedetailleerde financiële staat voor.Die staat wordt opgemaakt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld door de CBFA, die ook de rapporteringsfrequentie bepaalt. Bovendien kan de CBFA eisen dat haar geregeld andere cijfergegevens of uitleg worden verstrekt zodat zij kan nagaan of de bepalingen van deze wet of de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen zijn nageleefd. Voor bepaalde categorieën van ondernemingen of in bijzondere gevallen die behoorlijk zijn gemotiveerd, kan de CBFA afwijkingen toestaan van de ter uitvoering van dit lid genomen reglementen. »; 3° in dezelfde § 3 wordt het tweede lid vervangen als volgt : « De effectieve leiding van de verzekeringsonderneming, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart aan de CBFA dat de voornoemde periodieke staten die haar aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar worden bezorgd door de onderneming, in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen.Daartoe is vereist dat de periodieke staten volledig zijn, d.w.z. dat zij alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en dat zij juist zijn, d.w.z. dat zij de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld.
De effectieve leiding bevestigt het nodige gedaan te hebben opdat de voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van de CBFA worden opgemaakt, en worden opgesteld met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke rapporteringsstaten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar. »; 4° in dezelfde § 3 vervalt lid 3.
Art. 106.In artikel 23bis, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1bis, ingevoegd bij de wet van 20 juni 2005, wordt vervangen als volgt : « § 1bis.Indien de verwerver een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een kredietinstelling, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging is waaraan in een andere lidstaat een toelating of vergunning is verleend, of indien de verwerver de moederonderneming van een dergelijke entiteit is, dan wel een natuurlijke of rechtspersoon die een dergelijke entiteit controleert, en indien de verzekeringsonderneming waarin de verwerver een deelneming wil verkrijgen daardoor onder de controle van deze verwerver zou komen, raadpleegt de CBFA de in artikel 6bis bedoelde toezichthoudende autoriteiten omtrent de verwerver. »; 2° paragraaf 3, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : « § 3.Wanneer de CBFA grond heeft om aan te nemen dat de invloed van natuurlijke of rechtspersonen die rechtstreeks of onrechtstreeks een gekwalificeerde deelneming bezitten in het kapitaal van een verzekeringsonderneming naar Belgisch recht, een gezond en voorzichtig beleid van de onderneming zou kunnen belemmeren, kan de CBFA, onverminderd de andere bij deze wet bepaalde maatregelen : 1° de uitoefening schorsen van de aan de aandelen verbonden stemrechten in bezit van de betrokken aandeelhouders of vennoten;zij kan, op verzoek van elke belanghebbende, toestaan dat de door haar bevolen maatregelen worden opgeheven; haar beslissing wordt op de meest geschikte wijze ter kennis gebracht van de betrokken aandeelhouders of vennoten; de beslissing is uitvoerbaar zodra zij ter kennis is gebracht; de CBFA kan haar beslissing openbaar maken; 2° de voornoemde personen aanmanen om, binnen de termijn die zij bepaalt, de aandelen in hun bezit over te dragen. Als zij binnen deze termijn niet worden overgedragen, kan de CBFA bevelen de aandelen te sekwestreren bij de instelling of de persoon die zij bepaalt. Het sekwester brengt dit ter kennis van de vennootschap die het register van de aandelen op naam dienovereenkomstig wijzigt en, zelfs al worden de aandelen aan toonder niet aangeboden, de uitoefening van de hieraan verbonden rechten enkel aanvaardt vanwege het sekwester. Het sekwester handelt in het belang van een gezond en voorzichtig beleid van de verzekeringsonderneming en in het belang van de houder van de gesekwestreerde aandelen. Het oefent alle rechten uit die aan de aandelen zijn verbonden. De bedragen die het sekwester als dividend of anderszins int, worden aan de voornoemde houder overgemaakt. Om in te schrijven op kapitaalverhogingen of andere al dan niet stemrechtverlenende effecten, om te kiezen voor dividenduitkering in aandelen van de vennootschap, om in te gaan op openbare overname- of ruilaanbiedingen en om nog niet volgestorte aandelen vol te storten, is de instemming van de voornoemde houder vereist. De aandelen die zijn verworven in het kader van dergelijke verrichtingen worden van rechtswege toegevoegd aan het voornoemde sekwester. De vergoeding van het sekwester wordt vastgesteld door de CBFA en betaald door de voornoemde houder. Het sekwester kan deze vergoeding aftrekken van de bedragen die hem worden gestort als sekwester of die hem door de voornoemde houder worden gestort in het vooruitzicht of na uitvoering van de hierboven bedoelde verrichtingen.
Wanneer, niettegenstaande een schorsing van hun uitoefening overeenkomstig het eerste lid, 1°, stemrechten werden uitgeoefend door de oorspronkelijke houder of door iemand anders dan het sekwester, die optreedt voor rekening van deze houder, na afloop van de termijn die is vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, 2°, eerste zin, kan de rechtbank van koophandel van het rechtsgebied waar de vennootschap haar zetel heeft, op verzoek van de CBFA, alle of een deel van de beslissingen van de algemene vergadering nietig verklaren wanneer, buiten de onwettig uitgeoefende stemrechten, het aanwezigheids- of meerderheidsquorum dat is vereist voor de genoemde beslissingen, niet zou zijn bereikt.
Op de natuurlijke of rechtspersonen die de in § 1 bedoelde verplichting inzake voorafgaande kennisgeving niet naleven, kunnen soortgelijke maatregelen worden toegepast. »
Art. 107.Artikel 26 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, de wet van 19 juli 1991, de wet van 2 augustus 2002, het koninklijk besluit van 25 maart 2003 en het koninklijk besluit van 26 mei 2004, wordt vervangen als volgt : « § 1. Wanneer de CBFA vaststelt dat een verzekeringsonderneming niet werkt overeenkomstig de bepalingen van deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, dat haar beleid of financiële positie niet voldoende waarborgen biedt voor de goede afloop van haar verbintenissen, of dat haar administratieve of boekhoudkundige organisatie of interne controle ernstige leemten vertoont, stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.
Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, kan de CBFA : 1° een speciaal commissaris aanstellen. In dit geval is voor alle handelingen en beslissingen van alle organen van de onderneming, alsook voor die van de personen die instaan voor het beleid, zijn schriftelijke, algemene of bijzondere toestemming vereist; de CBFA kan de verrichtingen waarvoor een toestemming vereist is, evenwel beperken.
De speciaal commissaris mag elk voorstel dat hij nuttig acht, voorleggen aan alle organen van de onderneming, inclusief de algemene vergadering. De bezoldiging van de speciaal commissaris wordt vastgesteld door de CBFA en gedragen door de onderneming.
De leden van de bestuurs- en de beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid, die handelingen stellen of beslissingen nemen zonder de vereiste toestemming van de speciaal commissaris, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de onderneming of voor derden voortvloeit.
Indien de CBFA de aanstelling van een speciaal commissaris in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, met opgave van de handelingen en beslissingen waarvoor zijn toestemming vereist is, zijn alle handelingen en beslissingen zonder deze vereiste toestemming nietig, tenzij de speciaal commissaris die bekrachtigt. Onder dezelfde voorwaarden zijn alle beslissingen van de algemene vergadering zonder de vereiste toestemming van de speciaal commissaris nietig, tenzij hij die bekrachtigt.
De CBFA kan een plaatsvervangend commissaris aanstellen. 2° voor de termijn die zij vaststelt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van het bedrijf van de onderneming geheel of ten dele schorsen dan wel verbieden. De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid, die handelingen stellen of beslissingen nemen ondanks de beslissing van de CBFA, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de onderneming of voor derden voortvloeit.
Indien de CBFA de schorsing in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig. 3° de vervanging gelasten van zaakvoerders, bestuurders of algemene lasthebbers van de verzekeringsonderneming binnen een termijn die zij vaststelt en, zo binnen deze termijn geen vervanging geschiedt, in de plaats van alle beleidsorganen van de onderneming een voorlopige zaakvoerder aanstellen die de bevoegdheden van de vervangen personen heeft.De CBFA kan haar beslissing bekendmaken in het Belgisch Staatsblad.
De bezoldiging van de voorlopige zaakvoerder wordt vastgesteld door de CBFA en gedragen door de betrokken onderneming.
De CBFA kan op elk tijdstip een einde stellen aan het mandaat van de voorlopige zaakvoerder en hem vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten, wanneer zij aantonen dat zijn beleid niet langer voldoende waarborgen biedt. 4° de vergunning intrekken. § 2. De in § 1 bedoelde beslissingen van de CBFA hebben voor de onderneming uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs. Voor derden hebben zij uitwerking vanaf de datum van hun bekendmaking overeenkomstig § 1. § 3. Paragraaf 1, eerste lid, en § 2 zijn niet van toepassing bij intrekking van de toelating van een failliet verklaarde verzekeringsonderneming. § 4. De rechtbank van koophandel spreekt op verzoek van elke belanghebbende de nietigverklaringen uit als bedoeld in § 1, tweede lid, 1° en 2°.
De nietigheidsvordering wordt ingesteld tegen de onderneming. Indien verantwoord om ernstige redenen, kan de eiser in kort geding de voorlopige schorsing vorderen van de gewraakte handelingen of beslissingen. Het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring hebben uitwerking ten aanzien van iedereen. Ingeval de geschorste of vernietigde handeling of beslissing zijn bekendgemaakt, worden het schorsingsbevel en het vonnis van nietigverklaring bij uittreksel op dezelfde wijze bekendgemaakt.
Wanneer de nietigheid de rechten kan benadelen die een derde te goeder trouw heeft verworven ten aanzien van de onderneming, kan de rechtbank verklaren dat die nietigheid geen uitwerking heeft ten aanzien van de betrokken rechten, onder voorbehoud van het eventuele recht van de eiser op schadevergoeding.
De nietigheidsvordering kan niet meer worden ingesteld na afloop van een termijn van zes maanden vanaf de datum waarop de betrokken handelingen of beslissingen kunnen worden tegengeworpen aan wie hun nietigheid inroept, dan wel hem bekend zijn. § 5. De CBFA kan de vrije beschikking over de activa van een verzekeringsonderneming in de volgende gevallen beperken of verbieden : a) indien de verzekeringsonderneming zich niet conformeert aan de bepalingen van artikel 16 en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;b) in de uitzonderlijke omstandigheid dat de CBFA, nadat zij een herstelpan heeft geëist omdat de solvabiliteitsmarge het in artikel 15, § 1 of 15quater voorgeschreven peil niet meer bereikt, van oordeel is dat de financiële positie van de verzekeringsonderneming nog verder zal verslechteren;c) indien de solvabiliteitsmarge het in artikel 15ter of 15quater bepaalde peil van het waarborgfonds niet meer bereikt. § 6. Met het oog op het herstel van de financiële positie van een onderneming waarvan de solvabiliteitsmarge het in artikel 15, § 1 of 15quater voorgeschreven peil niet meer bereikt, eist de CBFA dat haar binnen de door haar vastgestelde termijn een herstelplan ter goedkeuring wordt voorgelegd.
Indien de solvabiliteitsmarge het in de artikelen 15ter of 15quater bepaalde peil van het waarborgfonds niet meer bereikt, eist de CBFA van de onderneming een plan inzake financiering op korte termijn. § 7. Wanneer de naleving van de rechten van de verzekeringnemers en/of de verzekerden in het gedrang komt door de verslechterende financiële positie van de verzekeringsonderneming, kan de CBFA van die onderneming een financieel saneringsplan eisen. Dit plan bevat ten minste voor de volgende drie boekjaren gedetailleerde gegevens of bewijsstukken over : a) een raming van de te verwachten beheerkosten, met name van de algemene kosten en de commissies;b) een gedetailleerde prognose van de vermoedelijke ontvangsten en uitgaven, zowel voor het rechtstreekse verzekeringsbedrijf en de aangenomen herverzekeringen als voor de overdrachten uit hoofde van herverzekering;c) een balansprognose;d) een raming van de financiële middelen ter dekking van de verplichtingen en van de vereiste solvabiliteitsmarge;e) het algemene herverzekeringsbeleid. § 8. In de in § 7 bedoelde situatie kan de CBFA de ondernemingen verplichten een hogere vereiste solvabiliteitsmarge samen te stellen om hen in staat te stellen ook in de toekomst aan de solvabiliteitsvereisten te voldoen.
Bij de vaststelling van het niveau van deze hogere vereiste solvabiliteitsmarge wordt uitgegaan van het in § 7 bedoeld financieel saneringsplan. § 9. Indien de CBFA op grond van § 7 een financieel saneringsplan heeft geëist, mag zij geen solvabiliteitsattest afleveren als bedoeld in de artikelen 53 en 60 van de wet, in artikel 16, lid 1, onder a), van Richtlijn 88/357/EEG en in artikel 42 van Richtlijn 2002/83/EG, zolang zij van mening is dat de naleving van de rechten van de verzekeringnemers en/of de verzekerden in het gedrang komt.
De CBFA kan de elementen van de beschikbare solvabiliteitsmarge lager waarderen, met name wanneer zich sinds het einde van het laatste boekjaar een belangrijke wijziging in de marktwaarde van deze elementen heeft voorgedaan.
De CBFA kan de invloed van de herverzekering op de vereiste solvabiliteitsmarge beperken wanneer de aard of de kwaliteit van de herverzekeringsovereenkomsten sinds het laatste boekjaar sterk is veranderd of wanneer er een beperkte of geen risico-overdracht plaatsvindt uit hoofde van deze overeenkomsten.
Art. 108.§ 1. Het opschrift van afdeling II van hoofdstuk IV van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Revisoraal toezicht ». § 2. Artikel 38 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1991, de wet van 19 juli 1991, het koninklijk besluit van 25 maart 2003 en de wet van 27 oktober 2006, wordt vervangen als volgt : « De opdracht van commissaris zoals bedoeld in het Wetboek van Vennootschappen mag in een verzekeringsonderneming naar Belgisch recht enkel worden toevertrouwd aan een of meer revisoren of een of meer revisorenvennootschappen die daartoe zijn erkend door de CBFA overeenkomstig artikel 40.
In de verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht die op grond van het Wetboek van Vennootschappen geen commissaris moeten hebben, stelt de algemene vergadering van leden of vennoten een of meer erkende revisoren of revisorenvennootschappen aan als bedoeld in het eerste lid. Zij nemen de taak waar van commissaris en dragen die titel. De voorschriften van boek IV, titel VII van het Wetboek van Vennootschappen met betrekking tot de commissarissen zijn van toepassing.
De verzekeringsonderneming mag plaatsvervangende commissarissen aanstellen, die in geval van langdurige verhindering van de commissaris, diens opdracht waarnemen. De bepalingen van dit artikel en van artikel 39 zijn van toepassing op deze plaatsvervangers.
De overeenkomstig dit artikel aangestelde erkende commissarissen certificeren de geconsolideerde jaarrekening van de verzekeringsonderneming. »
Art. 109.Artikel 39 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 19 juli 1991 en het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : « Een erkende revisorenvennootschap doet voor de uitoefening van de opdracht van commissaris als bedoeld in artikel 38, een beroep op een erkend revisor die zij aanstelt overeenkomstig artikel 132 van het Wetboek van Vennootschappen. De bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, die de aanstelling, de opdracht, de verplichtingen en verbodsbepalingen voor commissarissen alsmede de voor hen geldende, andere dan strafrechtelijke sancties regelen, gelden zowel voor de erkende revisorenvennootschappen als voor de erkende revisoren die hen vertegenwoordigen.
Een erkende revisorenvennootschap mag een plaatsvervangend vertegenwoordiger aanstellen onder haar leden die voldoen aan de aanstellingsvoorwaarden. ».
Art. 110.Artikel 40 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 mei 1997 en het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : « Na advies van de Commissie voor Verzekeringen en na goedkeuring door de Minister van Financiën en de Minister van Economie legt de CBFA het reglement vast voor de erkenning van de revisoren en revisorenvennootschappen.
Het erkenningsreglement wordt uitgevaardigd na raadpleging van de erkende revisoren via hun representatieve beroepsvereniging.
Het Instituut der Bedrijfsrevisoren brengt de CBFA op de hoogte telkens als een tuchtprocedure wordt ingeleid tegen een erkend revisor of een erkende revisorenvennootschap wegens een tekortkoming in de uitoefening van zijn of haar opdracht bij een verzekeringsonderneming alsook telkens als een tuchtmaatregel wordt genomen tegen een erkend revisor of een erkende revisorenvennootschap, met opgave van de motivering. »
Art. 111.Artikel 40bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 19 juli 1991 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : « Voor de aanstelling van de erkende commissarissen en de plaatsvervangende erkende commissarissen bij een verzekeringsonderneming is de voorafgaande instemming vereist van de CBFA. Deze instemming wordt gevraagd door het vennootschapsorgaan dat de aanstelling voorstelt. Bij aanstelling van een erkende revisorenvennootschap slaat deze instemming zowel op de vennootschap als op haar vertegenwoordiger.
Deze instemming is ook vereist voor de hernieuwing van een opdracht.
Wanneer de aanstelling van de commissaris krachtens de wet geschiedt door de voorzitter van de rechtbank van koophandel of het hof van beroep, kiest deze uit een lijst van erkende revisoren, die door de CBFA is goedgekeurd. »
Art. 112.In dezelfde wet wordt een artikel 40ter ingevoegd, luidende : « De CBFA kan de instemming die zij overeenkomstig artikel 40bis aan een erkend commissaris, een plaatsvervangend erkend commissaris, een erkende revisorenvennootschap of een vertegenwoordiger of plaatsvervangend vertegenwoordiger van een dergelijke vennootschap heeft verleend, steeds herroepen bij beslissing die gemotiveerd is door redenen die verband houden met hun statuut of hun opdracht als erkend revisor of erkende revisorenvennootschap, zoals bepaald door of krachtens deze wet. Met deze herroeping eindigt de opdracht van commissaris.
Ingeval een erkend commissaris ontslag neemt, worden de CBFA en de verzekeringsonderneming hiervan vooraf in kennis gesteld, met opgave van de motivering.
Voor het overige regelt het erkenningsreglement de procedure.
Bij afwezigheid van een plaatsvervangend erkend commissaris of een plaatsvervangend vertegenwoordiger van een erkende revisorenvennootschap, zorgt de verzekeringsonderneming of de erkende revisorenvennootschap, met naleving van artikel 40bis, binnen twee maanden voor zijn vervanging.
Het voorstel om een erkend commissaris in een verzekeringsonderneming van zijn opdracht te ontslaan, zoals geregeld bij de artikelen 135, eerste lid, en 136 van het Wetboek van Vennootschappen, wordt ter advies voorgelegd aan de CBFA. Dit advies wordt meegedeeld aan de algemene vergadering. »
Art. 113.In dezelfde wet wordt een artikel 40quater ingevoegd, luidende : « De erkende commissarissen als bedoeld in artikel 40bis verlenen hun medewerking aan het toezicht van de CBFA, op hun eigen en uitsluitende verantwoordelijkheid en overeenkomstig dit artikel, volgens de regels van het vak en de richtlijnen van de CBFA. Daartoe : 1° beoordelen zij de interne controlemaatregelen die de verzekeringsondernemingen hebben getroffen overeenkomstig artikel 14bis, § 3, eerste lid, en delen zij hun bevindingen ter zake mee aan de CBFA;2° brengen zij verslag uit bij de CBFA over : a) de resultaten van het beperkt nazicht van de periodieke staten die de verzekeringsondernemingen aan het einde van het eerste halfjaar aan de CBFA bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de CBFA werden opgesteld.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de CBFA kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; b) de resultaten van de controle van de periodieke staten die de verzekeringsondernemingen aan het einde van het boekjaar aan de CBFA bezorgen waarin bevestigd wordt dat de periodieke staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de CBFA.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening; de CBFA kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen. 3° brengen zij bij de CBFA op haar verzoek een bijzonder verslag uit over de organisatie, de werkzaamheden en de financiële structuur van de verzekeringsonderneming;de kosten voor de opstelling van dit verslag worden door de verzekeringsonderneming gedragen; 4° brengen zij, in het kader van hun opdracht bij een verzekeringsonderneming of een revisorale opdracht bij een met een verzekeringsonderneming verbonden onderneming, op eigen initiatief verslag uit bij de CBFA, zodra zij kennis krijgen van : a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de positie van de verzekeringsonderneming financieel of op het vlak van haar administratieve en boekhoudkundige organisatie of van haar interne controle, op betekenisvolle wijze beïnvloeden of kunnen beïnvloeden;b) beslissingen of feiten die kunnen wijzen op een overtreding van het Wetboek van Vennootschappen, de statuten, deze wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen;c) andere beslissingen of feiten die kunnen leiden tot een weigering van de certificering van de jaarrekening of tot het formuleren van voorbehoud. Tegen erkende commissarissen die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld in het eerste lid, 4°, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken.
De erkende commissarissen delen aan de leiders van de verzekeringsonderneming de verslagen mee die zij aan de CBFA richten overeenkomstig het eerste lid, 3°. Voor deze mededeling geldt de geheimhoudingsplicht zoals geregeld bij artikel 74 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Zij bezorgen de CBFA een kopie van hun mededelingen die zij aan deze leiders richten en die betrekking hebben op zaken die van belang kunnen zijn voor het toezicht dat zij uitoefent.
De erkende commissarissen en de erkende revisorenvennootschappen mogen bij de buitenlandse bijkantoren van de onderneming waarop zij toezicht houden, het toezicht uitoefenen en de onderzoeken verrichten die bij hun opdracht horen. »
Art. 114.In dezelfde wet wordt een artikel 40quinquies ingevoegd, luidende : « De CBFA kan eisen dat haar door een of meer personen die door de verzekeringsonderneming zijn aangeduid en die over de vereiste actuariële kennis beschikken, een verslag wordt bezorgd, in voorkomend geval volgens de regelmaat die zij bepaalt, over de tarieven, de retrocessie en het bedrag van de technische voorzieningen.
De CBFA kan, bij reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, de voorwaarden bepalen waaraan deze personen moeten voldoen. »
Art. 115.Artikel 44, eerste lid, van dezelfde wet, wordt aangevuld als volgt : « Onverminderd de toepassing van de artikelen 76, 77 en 78, kan de CBFA echter toestaan dat alle of bepaalde rechten en verplichtingen die voortvloeien uit bestaande verzekeringsovereenkomsten die in het bezit zijn van een verzekeringsonderneming die geen toelating meer heeft, worden overgedragen aan een verzekeringsonderneming die afstand heeft gedaan van haar toelating, in zoverre de overnemende onderneming over de vereiste marge beschikt, rekening houdend met de overdracht. »
Art. 116.In artikel 63, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij de wet van 6 december 2004, worden de woorden « 40bis » vervangen door de woorden « 40quinquies ».
Art. 117.In artikel 90 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 19 juli 1991 en hernummerd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, wordt § 1 vervangen als volgt : « § 1. De effectieve leiding van de verzekeringsonderneming wordt toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen. Zij bezitten de vereiste professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring voor de uitoefening van deze functie.
De personen die deelnemen aan het bestuur of het beleid van de verzekeringsonderneming, zonder deel te nemen aan de effectieve leiding, beschikken over de voor de uitoefening van hun taak vereiste deskundigheid en passende ervaring. »
Art. 118.In dezelfde wet wordt een artikel 90bis ingevoegd, luidende : «
Art. 90bis.De verzekeringsonderneming brengt de CBFA voorafgaandelijk op de hoogte van de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming, van de niet-hernieuwing van benoeming of van het ontslag van de personen die deelnemen aan haar bestuur, beleid of effectieve leiding.
In geval van voordracht tot benoeming van een persoon die deelneemt aan haar bestuur, beleid of effectieve leiding, deelt de verzekeringsonderneming de CBFA de informatie en documenten mee die haar toelaten te beoordelen of deze persoon de vereiste professionele betrouwbaarheid, deskundigheid en de passende ervaring bezit, als bedoeld in artikel 90.
De CBFA verstrekt binnen een redelijke termijn haar advies over de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming. Wanneer de voordracht tot benoeming of hernieuwing van benoeming een persoon betreft die deel uitmaakt van de effectieve leiding, is voor de benoeming of hernieuwing van benoeming het eensluidend advies van de CBFA vereist.
De verzekeringsonderneming informeert de CBFA tevens over de eventuele taakverdeling tussen de personen die deelnemen aan haar bestuur, beleid of effectieve leiding, in voorkomend geval over de eventuele taakverdeling tussen de leden van het directiecomité, en over de belangrijke wijzigingen in deze taakverdeling. »
Art. 119.Het opschrift van hoofdstuk VIIbis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, de wet van 19 november 2004 en de wet van 20 juin 2005, wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk VIIbis. Bijzondere bepalingen betreffende het aanvullende toezicht op Belgische verzekeringsondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep ».
Art. 120.In artikel 91bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, de wet van 19 november 2004 en de wet van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) punt 3° wordt vervangen als volgt : « 3° herverzekeringsonderneming : een onderneming als gedefinieerd in artikel 82, 3°, van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf;»; b) er wordt een punt 3°bis ingevoegd, luidende : « 3°bis herverzekeringsonderneming uit een derde land : een onderneming als gedefinieerd in artikel 82, 4°, van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf;»; c) punt 9° wordt vervangen als volgt : « 9° verzekeringsholding : een moederonderneming waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het verkrijgen en houden van deelnemingen in dochterondernemingen die uitsluitend of hoofdzakelijk verzekerings- of herverzekeringsondernemingen dan wel verzekerings- of herverzekeringsondernemingen uit derde landen zijn en waarvan ten minste één dochteronderneming een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is, en die geen gemengde financiële holding is in de zin van artikel 91octiesdecies;»; d) punt 10° wordt vervangen als volgt : « 10° gemengde verzekeringsholding : een moederonderneming die geen verzekeringsonderneming, verzekeringsonderneming uit een derde land, herverzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming uit een derde land, verzekeringsholding of gemengde financiële holding is, en waarvan ten minste één dochteronderneming een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is;»; e) er wordt een punt 10°bis ingevoegd, luidende : « 10°bis bevoegde autoriteiten : de nationale autoriteiten die, krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, gerechtigd zijn om toezicht uit te oefenen op verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;»; f) punt 11° wordt vervangen als volgt : « 11° Richtlijn 98/78/EG : Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen in een verzekerings- of herverzekeringsgroep.»
Art. 121.In artikel 91ter, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) punt 1° wordt vervangen als volgt : « 1° die deelnemende ondernemingen zijn van minstens één verzekerings- of herverzekeringsonderneming of van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land, op de wijze zoals bepaald in de afdelingen II, III en IV van dit hoofdstuk;»; b) punt 2° wordt vervangen als volgt : « 2° waarvan de moederonderneming een verzekeringsholding of een verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land is, op de wijze zoals bepaald in de afdelingen II, III en V van dit hoofdstuk;».
Art. 122.In artikel 91ter 1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het tweede en het derde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « Indien de statuten van een verzekeringsholding naar Belgisch recht voorzien in de oprichting van een directiecomité als bedoeld in artikel 524bis van het wetboek van vennootschappen, bestaat dit directiecomité uit minstens twee bestuurders.»; 2° in het derde lid, waarvan de bestaande tekst het vierde lid zal vormen, worden de woorden « bij artikel 90, §§ 2 tot 5, « vervangen door de woorden « bij de artikelen 9bis, 90, §§ 2 tot 5, en 90bis ».
Art. 123.In artikel 91septies van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, de wet van 19 november 2004 en de wet van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « Indien de CBFA in bepaalde gevallen informatie wenst te toetsen over een in een andere lid-staat gelegen onderneming die een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een dochteronderneming, een moederonderneming of een dochteronderneming van een moederonderneming van een Belgische verzekeringsonderneming is, verzoekt zij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat om deze toetsing uit te voeren of om haar toestemming te verlenen om deze toetsing zelf uit te voeren of door een deskundige te laten uitvoeren. »; 2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3.Indien bevoegde buitenlandse autoriteiten in het kader van het aanvullende toezicht op verzekeringsondernemingen daarom verzoeken overeenkomstig Richtlijn 98/78/EG, toetst de CBFA ter plaatse de informatie over een in België gevestigde onderneming die een verbonden verzekerings- of herverzekeringsonderneming, een dochteronderneming, een moederonderneming of een dochteronderneming van een moederonderneming van de verzekeringsonderneming is, of geeft zij die autoriteiten toestemming om die toetsing zelf uit te voeren of door een deskundige te laten uitvoeren. »
Art. 124.In artikel 91octies van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003 en de wet van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) punt 5° van het tweede lid wordt vervangen als volgt : « herverzekerings- en retrocessieverrichtingen »;b) het derde lid wordt vervangen als volgt : « De Belgische verzekeringsondernemingen stellen passende risicobeheer- en internecontrolemechanismen in, met inbegrip van deugdelijke verslaggevings- en boekhoudkundige procedures, met het oog op de passende identificatie, meting, bewaking en controle door de CBFA van de in de vorige leden genoemde verrichtingen.Bovendien rapporteren zij aan de CBFA, volgens de door haar bepaalde frequentie en minstens eenmaal per jaar, alle significante verrichtingen binnen de groep. »
Art. 125.In artikel 91nonies van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003 en de wet van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid van § 1 wordt vervangen als volgt : « Zij kunnen ervan afzien een aangepaste solvabiliteitsmarge te berekenen wanneer zij verbonden ondernemingen zijn van een andere deelnemende Belgische verzekerings- of herverzekeringsonderneming en in aanmerking worden genomen voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van die verzekerings- of herverzekeringsonderneming.»; 2° in het derde lid van § 1 wordt het woord « verzekeringsondernemingen » vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringsondernemingen »;3° in § 2bis, a), wordt het woord « verzekeringsonderneming » vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringsonderneming »;4° in § 3 worden de woorden « minstens eenmaal per jaar, bij het opstellen van de jaarrekening en maken die minstens drie weken vóór de algemene vergadering tijdens dewelke de jaarrekening wordt goedgekeurd, over aan de CBFA » vervangen door de woorden « binnen dezelfde termijnen en volgens dezelfde frequentie als bij de berekening van de solvabiliteitsmarge van de verzekeringsondernemingen ».
Art. 126.In artikel 91decies, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij de wet van 20 juni 2005, worden de woorden « een verzekeringsonderneming » vervangen door de woorden « een verzekerings- of herverzekeringsonderneming ».
Art. 127.In artikel 91undecies van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 128.§ 1. In artikel 91terdecies, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij de wet van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) punt 1° van het eerste lid wordt vervangen als volgt : « 1° de Belgische verzekeringsonderneming is een onderneming verbonden met een andere Belgische verzekerings- of herverzekeringsonderneming en wordt in aanmerking genomen bij de overeenkomstig deze afdeling op die andere onderneming toegepaste methode van aanvullend toezicht;»; b) punt 2° van het eerste lid wordt vervangen als volgt : « 2° de Belgische verzekeringsonderneming heeft samen met één of meer andere Belgische verzekerings- of herverzekeringsondernemingen dezelfde verzekeringsholding of dezelfde verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land als moederonderneming en wordt in aanmerking genomen bij de overeenkomstig deze afdeling op één van die andere Belgische ondernemingen toegepaste methode van aanvullend toezicht;»; c) punt 3° van het eerste lid wordt vervangen als volgt : « 3° de Belgische verzekeringsonderneming heeft samen met één of meer andere verzekerings- of herverzekeringsondernemingen waaraan in een andere lidstaat een toelating of vergunning is verleend, dezelfde verzekeringsholding of dezelfde verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land als moederonderneming, en er is overeenkomstig artikel 91sexiesdecies een overeenkomst gesloten waarbij de uitoefening van het in deze afdeling bedoelde aanvullende toezicht wordt toegewezen aan de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat.»; d) het tweede lid wordt vervangen als volgt : « In het geval van opeenvolgende deelnemingen kan de CBFA toestaan dat de Belgische verzekeringsonderneming enkel aan de methode van aanvullend toezicht wordt onderworpen op het niveau van de uiteindelijke moederonderneming van deze Belgische verzekeringsonderneming, die een verzekeringsholding of een verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land is, waarop de CBFA aanvullend toezicht uitoefent.» § 2. In artikel 91terdecies, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd door het koninklijk besluit van 14 maart 2001, worden de woorden « minstens eenmaal per jaar toe, bij het opstellen van de jaarrekening en maken de berekening ervan minstens drie weken vóór de algemene vergadering tijdens dewelke de jaarrekening wordt goedgekeurd, over aan de CBFA » vervangen door de woorden « binnen dezelfde termijnen en volgens dezelfde frequentie toe als bij de berekening van de solvabiliteitsmarge van de verzekeringsondernemingen ».
Art. 129.In artikel 91quinquiesdecies van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003 en de wet van 20 juni 2005, wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Wanneer een Belgische verzekeringsonderneming een buiten België gelegen verzekeringsholding of een verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land als moederonderneming heeft en het in deze afdeling bedoelde aanvullende toezicht wordt uitgeoefend door de CBFA, worden de controle- en toetsingsopdrachten op overeenkomstige wijze uitgeoefend door de erkend commissaris of erkende commissarissen die bij de Belgische verzekeringsonderneming is of zijn aangesteld. »
Art. 130.Artikel 91sexiesdecies van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 maart 2001 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, wordt vervangen als volgt : « Indien verzekeringsondernemingen die in verschillende lidstaten zijn gevestigd, dezelfde verzekeringsholding, dezelfde verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit een derde land of dezelfde gemengde verzekeringsholding als moederonderneming hebben, kan de CBFA een overeenkomst sluiten met de bevoegde autoriteiten van die lidstaten voor een zo efficiënt mogelijke afbakening van de respectieve verantwoordelijkheden op het vlak van het aanvullende toezicht op de verzekeringsondernemingen. »
Art. 131.In artikel 91octiesdecies, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juni 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in punt 2°, a), worden de woorden « , een herverzekeringsonderneming » ingevoegd tussen de woorden « een verzekeringsonderneming » en de woorden « of een beleggingsonderneming »;b) in punt 3° worden de woorden « hetzij een herverzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 82, 3° en 4°, van de wet 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, » ingevoegd tussen de woorden « hetzij een verzekeringsonderneming is als gedefinieerd in artikel 91bis, 1° en 2°, van deze wet, » en de woorden « hetzij een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 1, tweede lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen »;c) in punt 4°, b), worden de woorden « die een verzekeringsonderneming is, een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 91bis, 3°, van deze wet » vervangen door de woorden « die een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is »;d) in punt 6° worden de woorden « artikel 82 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, » ingevoegd tussen de woorden « in hoofdstuk VIIbis van deze wet, » en de woorden « artikel 49 van de wet van 22 maart 1993 ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen
Art. 132.In artikel 9 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2005, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Wanneer de vergunningsaanvraag uitgaat van een kredietinstelling die hetzij de dochteronderneming is van een andere kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, hetzij de dochteronderneming van de moederonderneming van een andere kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een andere kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, raadpleegt de CBFA, vooraleer een beslissing te nemen, de nationale toezichthoudende autoriteiten die in deze andere lidstaten bevoegd zijn voor het toezicht op de kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen of beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, waaraan zij krachtens hun recht een vergunning of toelating hebben verleend. »
Art. 133.In artikel 24 van dezelfde wet wordt § 2, vervangen bij de wet van 20 juin 2005, vervangen als volgt : « § 2. Indien de verwerver een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging is waaraan in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte een vergunning of toelating is verleend, of indien de verwerver de moederonderneming van een dergelijke entiteit is, dan wel een natuurlijke of rechtspersoon die een dergelijke entiteit controleert, en indien de kredietinstelling waarin de verwerver een deelneming wil verkrijgen daardoor onder de controle van deze verwerver zou komen, raadpleegt de CBFA de in artikel 9 bedoelde toezichthoudende autoriteiten omtrent de verwerver. »
Art. 134.In artikel 49bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juni 2005 en gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, 2°, a), worden de woorden « , een herverzekeringsonderneming » ingevoegd tussen de woorden « een verzekeringsonderneming » en de woorden « of een beleggingsonderneming »;b) in § 1, 3°, worden de woorden « hetzij een herverzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 82, 3° en 4°, van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, » ingevoegd tussen de woorden « hetzij een verzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 91bis, 1° en 2°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, » en de woorden « hetzij een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 44 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en de beleggingsadviseurs »;c) in § 1, 4°, b), wordt het woord « verzekeringsonderneming » vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringsonderneming » en vervallen de woorden « een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 91bis, 3°, van de wet van 9 juli 1975, »;d) in § 1, 6°, worden de woorden « , artikel 82 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf » ingevoegd tussen de woorden « hoofdstuk VIIbis van de wet van 9 juli 1975 » en de woorden « of artikel 95 van de wet van 6 april 1995 ».
Art. 135.In artikel 55 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30 oktober 1998, van 9 maart 1999, van 28 feruari 2002, van 19 november 2004 en van 15 mei 2007, wordt in het eerste lid het onderdeel 2° vervangen als volgt : « 2° brengen zij verslag uit bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen over : a) de resultaten van het beperkt nazicht van de periodieke staten die de kredietinstellingen aan het einde van het eerste halfjaar aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen werden opgesteld.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; b) de resultaten van de controle van de periodieke staten die de kredietinstellingen aan het einde van het boekjaar aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bezorgen waarin bevestigd wordt dat de periodieke staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening; de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; ».
Art. 136.In artikel 74 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 30 oktober 1998, van 9 maart 1999, van 28 feruari 2002, van 19 november 2004 en van 15 mei 2007, wordt § 2, 2°, vervangen als volgt : « 2° brengen zij verslag uit bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen over : a) de resultaten van het beperkt nazicht van de periodieke staten die de in artikel 65 bedoelde bijkantoren aan het einde van het eerste halfjaar aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen werden opgesteld.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; b) de resultaten van de controle van de periodieke staten die de in artikel 65 bedoelde bijkantoren aan het einde van het boekjaar aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bezorgen waarin bevestigd wordt dat de periodieke staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening; de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen.
Zij kunnen door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, op verzoek van de Nationale Bank van België of van de Europese Centrale Bank, worden gelast de gegevens te bevestigen die de bijkantoren aan deze autoriteiten moeten verstrekken met toepassing van de artikelen 69 en 71; ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen
Art. 137.In artikel 49 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2005, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Wanneer de vergunningsaanvraag uitgaat van een beleggingsonderneming die hetzij de dochteronderneming is van een andere beleggingsonderneming, van een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, hetzij de dochteronderneming van de moederonderneming van een andere beleggingsonderneming, van een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een andere beleggingsonderneming, een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, raadpleegt de CBFA, vooraleer een beslissing te nemen, de nationale toezichthoudende autoriteiten die in deze andere lidstaten bevoegd zijn voor het toezicht op de beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen of beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, waaraan zij krachtens hun recht een vergunning of toelating hebben verleend. »
Art. 138.In artikel 67 van dezelfde wet wordt § 2, vervangen bij de wet van 20 juni 2005, vervangen als volgt : « § 2. Indien de verwerver een beleggingsonderneming, een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging is waaraan in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte een vergunning of toelating is verleend, of indien de verwerver de moederonderneming van een dergelijke entiteit is, dan wel een natuurlijke of rechtspersoon die een dergelijke entiteit controleert, en indien de beleggingsonderneming waarin de verwerver een deelneming wil verkrijgen daardoor onder de controle van deze verwerver zou komen, raadpleegt de CBFA de in artikel 49 bedoelde toezichthoudende autoriteiten omtrent de verwerver. »
Art. 139.In artikel 95bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 juni 2005 en gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, 2°, a), worden de woorden « , een herverzekeringsonderneming » ingevoegd tussen de woorden « een verzekeringsonderneming » en de woorden « of een beleggingsonderneming »;b) in § 1, 3°, worden de woorden « hetzij een herverzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 82, 3° en 4°, van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, » ingevoegd tussen de woorden « hetzij een verzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 91bis, 1° en 2°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen,« en de woorden « hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als gedefinieerd in artikel 138 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles »;c) in § 1, 4°, b), wordt het woord « verzekeringsonderneming » vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringsonderneming » en vervallen de woorden « een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 91bis, 3°, van de wet van 9 juli 1975, »;d) in § 1, 6°, worden de woorden « of hoofdstuk VIIbis van de wet van 9 juli 1975 » vervangen door de woorden « , hoofdstuk VIIbis van de wet van 9 juli 1975 of artikel 82 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.»
Art. 140.In artikel 101 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 december 1995 en bij de wetten van 30 oktober 1998, van 9 maart 1999, van 28 februari 2002 en van 15 mei 2007, wordt in het eerste lid het onderdeel 2° vervangen als volgt : « 2° brengen zij verslag uit bij de toezichthoudende autoriteit over : a) de resultaten van het beperkt nazicht van de periodieke staten die de beleggingsondernemingen aan het einde van het eerste halfjaar aan de toezichthoudende autoriteit bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de toezichthoudende autoriteit werden opgesteld.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de toezichthoudende autoriteit kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; b) de resultaten van de controle van de periodieke staten die de beleggingsondernemingen aan het einde van het boekjaar aan de toezichthoudende autoriteit bezorgen waarin bevestigd wordt dat de periodieke staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de toezichthoudende autoriteit.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening; de toezichthoudende autoriteit kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; ». HOOFDSTUK IV. - Wijziging in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België
Art. 141.In artikel 35, derde lid, 2°, van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, worden de woorden « en de verzekeringsmaatschappijen » vervangen door de woorden « , de verzekeringsmaatschappijen en de herverzekeringsmaatschappijen ». HOOFDSTUK V. - Wijziging in de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten
Art. 142.In artikel 45, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 maart 2003, de wet van 20 juli 2004 en de wet van 27 oktober 2006, worden de woorden « en in de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf » ingevoegd tussen de woorden « in de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen » en de woorden « te verzekeren ». HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen in de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles
Art. 143.In artikel 88 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, gewijzigd bij de wetten van 20 juin 2005, 16 juni 2006 en 15 mei 2007, wordt § 1, eerste lid, 2° vervangen als volgt : « 2° brengen zij verslag uit bij de CBFA over : a) de resultaten van het beperkt nazicht van de halfjaarlijkse verslagen, alsook van de driemaandelijkse financiële staten die haar door de instelling voor collectieve belegging worden bezorgd krachtens artikel 76, § 2, waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat de halfjaarlijkse verslagen en de voormelde financiële staten per einde halfjaar en per einde boekjaar, niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de CBFA werden opgesteld.Bovendien bevestigen zij dat de halfjaarlijkse verslagen en voormelde financiële staten per einde halfjaar en per einde boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de halfjaarlijkse verslagen en financiële staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de halfjaarlijkse verslagen en de voormelde financiële staten worden opgesteld; zij bevestigen geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de halfjaarlijkse verslagen en de voormelde financiële staten per einde halfjaar en per einde boekjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; b) de resultaten van de controle van de jaarverslagen die de instelling voor collectieve belegging aan het einde van het boekjaar aan de CBFA bezorgt krachtens artikel 76, § 2, alsook van de periodieke financiële staten die haar worden verstrekt krachtens artikel 81 volgens een door de CBFA bij reglement bepaalde regelmaat, waarin bevestigd wordt dat de jaarverslagen en financiële staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de CBFA.Bovendien bevestigen zij dat de jaarverslagen en financiële staten, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de jaarverslagen en financiële staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de jaarverslagen en financiële staten worden opgesteld; zij bevestigen tevens dat de jaarverslagen en financiële staten werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening; ».
Art. 144.In artikel 142 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 juin 2005, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Wanneer de vergunningsaanvraag uitgaat van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die hetzij de dochteronderneming is van een andere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, van een beleggingsonderneming, een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming, met vergunning of toelating in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, hetzij de dochteronderneming van de moederonderneming van een andere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, van een beleggingsonderneming, een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, hetzij onder de controle staat van dezelfde natuurlijke of rechtspersonen als een andere beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, een beleggingsonderneming, een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming of een herverzekeringsonderneming, met vergunning of toelating in een andere lidstaat, raadpleegt de CBFA, vooraleer een beslissing te nemen, de nationale toezichthoudende autoriteiten die in deze andere lidstaten bevoegd zijn voor het toezicht op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen of herverzekeringsondernemingen, waaraan zij krachtens hun recht een vergunning of toelating hebben verleend. »
Art. 145.In artikel 159 van dezelfde wet wordt § 2, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2005, vervangen als volgt : « § 2. Indien de verwerver een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging, een beleggingsonderneming, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een kredietinstelling is waaraan in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte een vergunning of toelating is verleend, of indien de verwerver de moederonderneming van een dergelijke entiteit is, dan wel een natuurlijke of rechtspersoon die een dergelijke entiteit controleert, en indien de beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging waarin de verwerver een deelneming wil verkrijgen daardoor onder de controle van deze verwerver zou komen, raadpleegt de CBFA de in artikel 142 bedoelde toezichthoudende autoriteiten omtrent de verwerver. ».
Art. 146.In artikel 189 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2005 en de wet van 15 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, eerste lid, 2°, worden de woorden « of artikel 91octiesdecies van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen » vervangen door de woorden « , artikel 91octiesdecies van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen of artikel 98 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf »;b) paragraaf 1, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « Voor hun groepstoezicht zijn groepen van ondernemingen met een kredietinstelling, beleggingsonderneming, verzekeringsonderneming of herverzekeringsonderneming onderworpen aan artikel 49 van de wet van 22 maart 1993, artikel 95 van de wet van 6 april 1995, hoofdstuk VIIbis van de wet van 9 juli 1975 of titel VIII van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf.»; c) in § 1, derde lid, wordt het woord « verzekeringsonderneming » vervangen door de woorden « verzekerings- of herverzekeringsonderneming »;d) in § 5, eerste lid, worden de woorden « , artikel 98 van de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf » ingevoegd tussen de woorden « artikel 95bis van de wet van 6 april 1995 « en de woorden « of artikel 91octiesdecies van de voormelde wet van 9 juli 1975 ».
Art. 147.In artikel 195 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, wordt het eerste lid, 2° vervangen als volgt : « 2° brengen zij verslag uit bij de CBFA over : a) de resultaten van het beperkt nazicht van de periodieke staten die de beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging aan het einde van het eerste halfjaar aan de CBFA bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de CBFA werden opgesteld.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de CBFA kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; b) de resultaten van de controle van de periodieke staten die de beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging aan het einde van het boekjaar aan de CBFA bezorgen waarin bevestigd wordt dat de periodieke staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de CBFA. Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening; de CBFA kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; ».
TITEL XI. - Overgangsbepalingen
Art. 148.§ 1. De Belgische herverzekeringsondernemingen die op 10 december 2005 gerechtigd waren om het herverzekeringsbedrijf uit te oefenen, worden geacht over een vergunning te beschikken overeenkomstig artikel 5.
Zij zijn evenwel verplicht voldoen aan de bepalingen betreffende de uitoefening van het herverzekeringsbedrijf en aan de in de artikelen 13 tot 19 gestelde voorwaarden. § 2. Onverminderd § 1 dienen de in § 1 bedoelde ondernemingen binnen drie maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze wet, bij de CBFA een dossier in met de informatie bedoeld in artikel 7, 1° tot 4° en 7°.
Art. 149.De herverzekeringsondernemingen die op 10 december 2007 het sluiten van nieuwe herverzekeringsovereenkomsten hebben gestaakt en uitsluitend hun bestaande portefeuille beheren met het oog op de beëindiging van hun activiteiten, vallen niet onder deze wet. Zij dienen zich echter aan te melden bij de CBFA en op te geven onder welk soort herverzekeringsactiviteit de door hen beheerde verzekeringsportefeuille valt.
De CBFA stelt een lijst op van de betrokken herverzekeringsondernemingen en deelt deze lijst mee aan de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten.
Art. 150.§ 1. De herverzekeringsondernemingen die onder het recht vallen van staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte en die een bijkantoor hebben in België, dienen bij de CBFA, binnen drie maanden volgend op de inwerkingtreding van deze wet, een vergunningsdossier in dat voldoet aan artikel 60.
In afwachting van de vergunning van de CBFA mogen zij hun activiteiten evenwel voortzetten, inzoverre zij bij de CBFA een vergunningsdossier hebben ingediend. § 2. De herverzekeringsondernemingen die onder het recht vallen van staten die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte en die in België herverzekeringsdiensten verrichten, dienen zich bij de CBFA aan te melden en op te geven welk soort herverzekeringsactiviteit zij in België uitoefenen.
De CBFA maakt de lijst van de betrokken herverzekeringsondernemingen bekend op haar website.
TITEL XII. - Diverse bepalingen HOOFDSTUK I. - Aanpassing aan het recht van de Europese Gemeenschap
Art. 151.§ 1. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de bepalingen van deze wet aanpassen aan de verplichtingen die voor België voortvloeien uit internationale akkoorden of verdragen, voor zover het gaat om aangelegenheden die niet krachtens de Grondwet aan de wetgever zijn voorbehouden. § 2. De ontwerpen van koninklijke besluiten waarvan sprake in § 1 worden aan de afdeling wetgeving van de Raad van State ter advies voorgelegd.
Dit advies wordt samen met het verslag aan de Koning en het betrokken koninklijk besluit openbaar gemaakt. § 3. De met toepassing van § 1 genomen koninklijke besluiten worden opgeheven indien zij niet bij wet zijn bevestigd binnen een jaar na hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK II. - Aanpassing van de verwijzingen aan latere wetgevingen
Art. 152.De Koning kan de verwijzingen in de bepalingen van deze wet aanpassen om ze in overeenstemming te brengen met latere wetgevingen en coördinaties.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 16 februari 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste-Minister en Minister van Financiën en van Institutionele Hervormingen, D. REYNDERS De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Nota (1) Parlementaire verwijzingen 2008/2009 : Kamer van volksvertegenwoordigers. Stukken. - 001 : Wetvoorstel. - 002 : Bijlagen. - 003 : Verslag. - 004 Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag : 16 december 2008 en 8 januari 2009.
Senaat.
Documenten. - 001 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.